HANDLEIDING PROFIELWERKSTUK 2013-2014 Johan de Witt Scholengroep
Handleiding profielwerkstuk 2013 – 2014 Inleiding
03
Welk vak en welk onderwerp
03
Presentatievormen
04
Groepswerk
04
Globale opzet
04
Logboek
04
Overleg met begeleider
05
Gedetailleerde opzet
06
Beoordeling
07
Planning profielwerkstuk
08
Tot slot
08
Bijlage 1 - Het logboek
09
Bijlage 2 - Onderwerp afbakenen en onderzoeksvragen formuleren
10
Bijlage 3 - Schema plan van aanpak
11
Bijlage 4 - Eisen schriftelijk verslag
12
Bijlage 5 - Beoordeling schriftelijk verslag
14
Bijlage 6 - Beoordeling mondelinge presentatie
16
2
HANDLEIDING PROFIELWERKSTUK 2013-2014 Inleiding Een van de onderdelen van het examendossier is het profielwerkstuk (PWS). Dit werkstuk moet je zien als een “meesterproef”. Om die reden vinden zowel het maken als het presenteren ervan in de laatste periode van je middelbare schooltijd plaats. Ook later, als je gaat studeren of als je een baan hebt, zal je nog regelmatig gevraagd worden om iets te onderzoeken en hiervan verslag te doen. Het is dus belangrijk dat je leert hoe dat moet! Dit boekje geeft je inzicht in de wijze waarop je het aan kunt pakken en de eisen waar je aan moet voldoen. Ook geeft het je een voorbeeld van een plan van aanpak en hoe een logboek eruit kan zien. Naast het tijdschema met de inleverdatum zie je precies hoe je docent jouw profielwerkstuk gaat beoordelen. De regeling voor de nieuwe tweede fase is kort samengevat als volgt: • Je mag voor ieder profielvak (+ het vrije deel) waar je centraal examen in doet een profielwerkstuk maken • Je krijgt voor je profielwerkstuk een afgerond cijfer dat meetelt in het combinatiecijfer samen met het eindcijfer van maatschappijleer, bij het vwo komt daar ANW bij. Het gemiddelde van deze vakken vormt het combinatiecijfer op je eindlijst. Dit cijfer telt even zwaar als bijvoorbeeld het eindcijfer voor wiskunde B en kan dus een grote rol spelen in het verwerven van compensatiepunten voor je eindlijst en of je eventueel slaagt of zakt! • Net als bij andere vakken bestaat de mogelijkheid tot herkansen. Als het cijfer lager dan een 3,5 is, ben je wettelijk verplicht te herkansen. Anders mag je geen examen doen.
Welk vak en welk onderwerp? Zoals hierboven al opgemerkt mag je voor ieder profielvak (+ het vrije deel) waar je centraal examen in doet een profielwerkstuk maken. De vakken Nederlands en Engels mogen dus niet. Je verzint zelf je onderwerp. Dit onderwerp moet goedgekeurd worden door je begeleider. Je levert je eigen PWS in. Mocht je met iemand willen samenwerken dan geeft de begeleider aan welk deel gemeenschappelijk gedaan mag worden.
De Kick Off is tweeledig: 1. Je krijgt van de verschillende vakdocenten en je mentor te horen wat er van je verwacht wordt. Je kunt dan zelf natuurlijk ook nog vragen stellen. 2. Je schrijft een plan van aanpak. Ook daar kan de vakdocent je mee helpen. Op basis van je plan van aanpak krijg je de goedkeuring.
3
Na goedkeuring van het onderwerp kun je zo snel mogelijk beginnen met het maken van het profielwerkstuk. Je hoort namelijk zo snel mogelijk wie jouw begeleider wordt. Dit kan je huidige docent zijn, maar ook iemand van de vasksectie bij wie je niet in de klas zit. Het is aan jou om afspraken met deze docent te maken.
Presentatievormen • •
Schriftelijk verslag Mondelinge presentatie, als onderdeel van het PTA voor het vak Nederlands. Deze presentatie ondersteun je met audio-visuele middelen. Maar ook een proefopstelling, een maquette of andere (3D) vormen behoren tot de mogelijkheden
Groepswerk De groepjes bestaan uit maximaal 2 leerlingen. De begeleider geeft aan welk deel gemeenschappelijk gedaan mag worden.
Globale opzet Oriëntatie • Onderwerp- en presentatiekeuze • Bepalen wel/geen groepswerk • Opstellen van onderzoeksvraag/deelvragen • Opstellen van plan van aanpak Informatie • Informatiebronnen raadplegen en/of onderzoek uitvoeren Schrijf/ontwerp • Informatie ordenen en verwerken Presentatie • Maken van schriftelijk verslag/mondelinge presentatie etc.
Logboek Tijdens het werken moet je een logboek bijhouden, waarin je verslag doet van de voortgang van je werkzaamheden. Bijlage 1. Bij de beoordeling van het PWS zal niet alleen het werkstuk, maar ook de manier waarop het tot stand is gekomen, een rol spelen. Iedere leerling maakt een eigen logboek, ook als je met iemand anders een profielwerkstuk maakt. Het omvat minimaal 1 en maximaal 2 pagina's (A4). Een logboek moet je heel eenvoudig houden! Een voorbeeld van hoe je het kunt invullen:
4
Oriëntatie datum 12/10
tijd 20 min
plaats school
activiteit overleg begeleider
opmerkingen onderwerp gekozen
afspraken taken verdeeld
13/10
45 min
bieb
Info gezocht
artikelen gevonden
sites zoeken
15/10
45 min
lokaal 301
werken aan hoofd en deelvragen
inventarisatie
finetunen
17/10
20 min
school
overleg begeleider
plan van aanpak
data geprikt
verrichte werkzaamheden bezoek Naturalis
opmerkingen
afspraken
boeken gevonden
werkverdeling gemaakt
Informatie datum
tijd
plaats
28/10
1,5 uur
Leiden
Overleg met begeleider Je moet zorgen dat je minimaal drie keer contact hebt met je begeleider. Zie planning verderop in de handleiding. Tijdens dit soms korte overleg wordt de voortgang van het profielwerkstuk besproken met het logboek als basis. Laat het overleg aftekenen in het logboek. • •
• •
Eerste contact: bepaling onderwerp, presentatievorm, wel/geen groepswerk Tweede contact: beoordeling onderzoeksvraag/deelvragen en plan van aanpak; de leerling mag slechts verdergaan als de beoordeling minimaal voldoende is Derde contact: beoordeling voortgang en bespreken van eventuele moeilijkheden. digitaal inleveren
Belangrijk: bij elk contact krijg je van je begeleider een ‘go of ‘no go’. Je PWS kan alleen maar worden ingeleverd als je dus 3 x een ‘go’ hebt gehad.
5
Gedetailleerde opzet: de werkwijze voor het pws Voordat je gaat werken aan je profielwerkstuk is het van belang om een plan te maken hoe je dit gaat aanpakken. Hieronder staat zo'n plan beschreven, onderverdeeld in de volgende stappen: Stap 1: opstellen van de onderzoeksvraag Elk profielwerkstuk heeft een onderzoeksvraag. Soms is deze in de opdracht al gegeven en kun je er direct mee aan de slag. Maar meestal is de onderzoeksvraag niet gegeven en zal je zelf de onderzoeksvraag moeten bepalen. Zie bijlage 2. Formuleer de onderzoeksvraag zo scherp mogelijk, want: • Je kunt beter bepalen welke gegevens je uit de informatiebronnen nodig hebt. • Je kunt beter conclusies formuleren, omdat de conclusies een duidelijk antwoord op de onderzoeksvraag moeten geven. Stap 2: opstellen van de deelvragen De onderzoeksvraag splits je op in deelvragen, waarmee je het onderzoek verdeelt in kleinere stappen. Je krijgt daarmee beter zicht op de haalbaarheid van de uit te voeren opdracht en je vergroot de kans dat je alle kanten van de onderzoeksvraag belicht. Het kan ook anders aangepakt worden door zoveel mogelijk woorden op te schrijven die specifiek te maken hebben met het onderwerp. Deze dienen dan als 'kapstok'. Zie bijlage 2 Stap 3: opstellen van het plan van aanpak Een plan van aanpak is een lijst van chronologisch opgestelde activiteiten, waarbij per activiteit ongeveer is aangegeven hoelang deze duurt en wanneer deze plaatsvindt. Gebruik hiervoor het schema in bijlage 3. Niet te verwarren met je logboek waarin je de voortgang van de werkzaamheden bijhoudt. Zo'n plan van aanpak is nodig om goed te kunnen plannen, zodat je op tijd klaar bent en niet te veel of te weinig uren aan je profielwerkstuk besteedt. Het gaat om de volgende activiteiten: • Informatiebronnen raadplegen, - Waar ga je materiaal zoeken? (mediatheek, musea, bedrijven, instellingen etc.) - Welk materiaal wil je gebruiken? • Onderzoek. - Ga je veldwerk of proeven doen? - Enquêtes afnemen? • Informatie ordenen en verwerken • Schriftelijk verslag & mondelinge presentatie etc.
6
Stap 4: raadplegen van de informatiebronnen en uitvoeren van het onderzoek. Aanbeveling: Naast het bijhouden van een logboek kan je een zogenaamd bronnen- en materialenboek maken. Hierin verzamel en orden je systematisch je gegevens. Neem zoveel mogelijk gegevens op in het boek, want onbelangrijke details kunnen in een later stadium wel belangrijk blijken te zijn. In het bronnen- en materialenboek neem je het materiaal op dat je nodig hebt om de opdracht te maken, zoals kladblaadjes met aantekeningen, krantenknipsels, tussentijdse resultaten van je onderzoek en een overzicht van geraadpleegde boeken en websites. Orden de gegevens in het boek vanaf het begin zoveel mogelijk. Afhankelijk van het onderwerp of je eigen voorkeur kan dit chronologisch, naar activiteit, naar deelonderwerp of naar deelvraag. Stap 5: maken van schriftelijk verslag en mondelinge presentatie Iedere presentatievorm moet voldoen aan een aantal eisen. Zie hiervoor bijlage 4
Beoordeling Het profielwerkstuk wordt beoordeeld met een cijfer. Dit cijfer vormt een onderdeel van het combinatiecijfer. Er wordt gelet op 3 aspecten: • Het proces. Zie bijlage 5 • Het schriftelijk verslag. Zie bijlage 5 • De mondelinge presentatie. Zie bijlage 6 Bij de beoordeling van het proces wordt gelet op de manier waarop het eindresultaat bereikt is. Belangrijk is de manier waarop het overleg met de begeleider heeft plaatsgevonden. Welke initiatieven nam de examenkandidaat en hoe presenteerde hij de volgende deelproducten: • Het plan van aanpak • Het logboek • (mogelijk) Het bronnen- en materialenboek Indien een leerling zijn profielwerkstuk te laat inlevert of een werkstuk met ernstige tekortkomingen inlevert, wordt dit aangemerkt als een wanprestatie. De examencommissie o.l.v. de directeur neemt dan passende maatregelen. Leerlingen die een onvoldoende resultaat behalen kunnen het PWS m.b.v. een herkansing bijwerken. Als het cijfer lager dan een 3,5 is, ben je verplicht te herkansen!
7
Planning profielwerkstuk 23 september 2013 25 september 2013 29 oktober 2013 uiterlijk. 26 november 2013 uiterlijk. 10 december 2013 uiterlijk. 13 december 2013 16 en 17 december 2013 13 januari 2014
Onderwerpkeuze Bekendmaking begeleiders Overlegmoment 1, hoofd- en deelvragen + plan van aanpak, go/no go Overlegmoment 2, werkoverleg vorderingen, go/no go. Overlegmoment 3, werkoverleg vorderingen, go/no go. Inleveren PWS op de elo. Presentaties. Inleveren herkansing PWS op de elo
Tot slot Wij hopen dat het maken van het profielwerkstuk een waardevolle ervaring voor je wordt waar je ook later nog veel aan zult hebben. Wees verstandig en benut de tijd die je krijgt om er iets moois van te maken zo goed mogelijk.
8
Bijlage 1. Logboek Oriëntatie datum
tijd
plaats
activiteit
opmerkingen
afspraken
Informatie
Schrijf/ontwerp
Presentatie
9
Bijlage 2. Onderwerp afbakenen en onderzoeksvragen formuleren In een onderzoeksvraag en de deelvragen wordt gevraagd naar het -
wie wat waar welke wanneer hoe
-
waarom waardoor waarvoor waarmee waartoe etc.
Hieronder volgt een aantal vragen die je kunt stellen:
- Wat is de gangbare definitie? - Welke kenmerken heeft het? - Waaruit bestaat het? - Welke soorten of onderdelen zijn er te onderscheiden ? - Waartoe behoort het? - Waar is het een onderdeel van? - Hoe gebeurt het? - Welke voorwaarden of omstandigheden maken het mogelijk? - Welke maatregelen vereist het? - Welke gevolgen heeft het? - Welke methode wordt ervoor gebruikt? - Welk doel dient het? - Welke taak heeft het? - Waar komt het voor?
-
Waarop lijkt het? Waaraan is het tegengesteld? Wanneer is het begonnen of geëindigd? Waar komt het vandaan? Waar gaat het naar toe? Hoe ontstaat het of hoe is het ontstaan? Welke waarde heeft het? Wat zijn de voordelen? Wat zijn de nadelen? Welke argumenten voor of tegen zijn aan te voeren? - Hoe ontwikkelt het zich? - Wie of wat doet het? - Wie of wat is erbij betrokken? - Wie of wat ondergaat het?
Onderzoek verrast. Dingen zijn anders dan ze op het eerste gezicht lijken. Wanneer je iets gaat onderzoeken, formuleer je vooraf welke uitkomsten je verwacht. Dit heet het formuleren van een hypothese. Er zijn verschillende soorten onderzoeksvragen: - beschrijvende of beeldvormende: op basis van onderzoek beschrijf je een situatie of een persoon. - vergelijkende: je probeert overeenkomsten en/of verschillen boven tafel te krijgen. - verklarende: je zoekt antwoord op de vraag: 'Hoe komt het dat...'. - waardebepalende of evaluatieve: je geeft een oordeel of een waarde over een onderwerp. - voorspellende: je onderzoekt hoe iets in de toekomst zal zijn. - probleemoplossende of regelgevende: je probeert op basis van onderzoek een probleem op te lossen, althans hier een bijdrage aan te leveren. Al lezende of tijdens het maken van een ontwerp of het opstellen van een proefopstelling kun je tot de ontdekking komen dat je de onderzoeksvraag moet aanpassen. Dat moet je dan zeker doen!
10
Bijlage 3. Schema plan van aanpak. activiteit Informatiebronnen Raadplegen Onderzoek uitvoeren
uren
week 37
week 38
week 39
uren
week 40
week 41
week 42
uren
week 43
week 44
week 45
uren
week 46
Week 47
week 48
uren
week 49
week 50
week 51
Informatie ordenen en Verwerken Schriftelijk verslag/ mondelinge presentatie activiteit Informatiebronnen Raadplegen Onderzoek uitvoeren Informatie ordenen en Verwerken Schriftelijk verslag/ mondelinge presentatie activiteit Informatiebronnen Raadplegen Onderzoek uitvoeren Informatie ordenen en Verwerken Schriftelijk verslag/ mondelinge presentatie activiteit Informatiebronnen Raadplegen Onderzoek uitvoeren Informatie ordenen en Verwerken Schriftelijk verslag/ mondelinge presentatie activiteit Informatiebronnen Raadplegen Onderzoek uitvoeren Informatie ordenen en Verwerken Schriftelijk verslag/ mondelinge presentatie
Bijlage 4. Eisen schriftelijk verslag Verplichte onderdelen: •
Titelblad. Hierop moet vermeld worden: • De titel van het werkstuk • De naam en de klas van de leerling • Het vak • De naam van de begeleider
•
Inhoudsopgave.
•
Inleiding. Hier wordt beschreven: • Waarom de leerling het onderwerp gekozen heeft • De onderzoeksvraag en de deelvragen • Hoe de leerling het onderzoek heeft aangepakt
Kerndeel van het verslag Dit vormt het belangrijkste onderdeel van het werkstuk. De hoofdstukken moeten samen een uitgebreid en genuanceerd antwoord geven op de onderzoeksvraag en de deelvragen. Conclusie • Herhaalt de onderzoeksvraag uit de inleiding en vat de voorgaande hoofdstukken samen • Geeft antwoord op de onderzoeksvraag en de deelvragen Literatuuropgave • Volgens de regels van de titelbeschrijving: schrijver, titel, plaats, jaartal, druk • Ook Internetpagina’s Bijlage(n) (eventueel) • De bijlagen bevatten zaken (tabellen, grafieken, stukken tekst uit bronnen e.d.) die de tekst van het werkstuk onleesbaar zouden maken als ze worden opgenomen in de hoofdstukken. • De bijlagen moeten voorzien zijn van een bronvermelding. Begrippenlijst (eventueel) Deze wordt alfabetisch opgesteld en bevat een omschrijving van wat het begrip inhoudt. Tijdschema en logboek. Bronnen- en materialenboek (eventueel)
12
Vormgeving: Papierformaat en bladspiegel: • A4-formaat • Kantlijnen 2,54 cm • Regelafstand 1 en lettergrootte Times New Roman 12 of Arial 11 Nieuwe bladzijde: • Ieder hoofdstuk begint op een nieuwe bladzijde; paragrafen niet. • Inleiding, conclusie, literatuuropgave, bijlagen en begrippenlijst worden opgevat als hoofdstukken Alinea's Nummering: • alle bladzijden van het profielwerkstuk, behalve het titelblad, worden doorlopend genummerd. Spelling en formulering: • deze moeten foutloos zijn Omvang: • Eisen voor de omvang zijn moeilijk te geven. Richtlijn: minimaal 10 en maximaal 15 bladzijden tekst, van inleiding tot en met conclusie. Lay-out: • Het profielwerkstuk moet op de PC worden gemaakt Inleveren: • Het profielwerkstuk moet op de elo ingeleverd worden
13
Bijlage 5. Beoordeling schriftelijk verslag Proces Logboek Contactmomenten met begeleider Verwerken van adviezen van begeleider
Max. 10 pnt. 2 pnt. 5 pnt. 3 pnt.
Inleiding Introductie (ev. afbakening) en/of verantwoording onderwerp Formulering van hoofd- en deelvragen inclusief een hypothese Beschrijving van de onderzoeksopzet en -uitvoering Taakverdeling per persoon (indien van toepassing)
Max. 13 pnt. 3 pnt. 6 pnt. 2 pnt. 2 pnt.
Kerndeel* Max. 40 pnt. Kwantiteit van het onderwerp/onderzoek (aantal pagina's) 5 pnt. Diepgang van het onderwerp/onderzoek. 8 pnt. Gebruik voldoende verschillende bronnen (ev. incl. interviews/enquêtes) 7 pnt. Eigen verwerking of eigen formulering 10 pnt. Juistheid van de informatie 7 pnt. Relevantie van het gebruik van grafieken, tabellen en andere illustraties 3 pnt. Conclusie Correcte samenvatting van de inhoud van het kerndeel Antwoord(en) op de hoofd- en deelvragen Conclusie verbinden aan de hypothese
Max. 25 pnt. 10 pnt. 10 pnt. 5 pnt.
Lay-out Max. 12 pnt. Juist gebruik van bronnen (vermeldingen,teksten bij illustraties en ev. voetnoten) 4 pnt. Verzorging van tekst, illustraties, paginanummers, ev. inhoudsopgave 4 pnt. Correcte spelling 4 pnt. TOTAAL
Max. 100 pnt.
*= indien in de PO of het PWS (meer) sprake is van een kwantitatief onderzoek kan gebruik worden gemaakt van onderstaand beoordelingsschema aangaande het kerndeel. Kerndeel Max. 40 pnt. Kwantiteit van het onderwerp/onderzoek (aantal pagina's) 5 pnt. Diepgang van het onderwerp/onderzoek. 8 pnt. Gebruik voldoende verschillende bronnen (ev. incl. interviews/enquêtes) 5 pnt. Eigen verwerking of eigen formulering 7 pnt. Juistheid van de informatie 7 pnt. Relevantie van het gebruik van grafieken, tabellen en andere illustraties 8 pnt.
14
Wat is het verschil tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek? Kwantitatief onderzoek richt zich op het statistisch onderbouwen van resultaten. Dit ligt uiteraard voor de hand als het onderwerp cijfermatig is (bijvoorbeeld als het gaat om financiële onderzoeksvragen). Maar ook kwalitatieve onderwerpen, zoals de mening van mensen, kunnen in cijfers uitgedrukt worden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de schalen die vaak in vragenlijsten worden gebruikt, lopend van 1 (helemaal niet mee eens) tot 5 (helemaal mee eens). Voor het verwerken van dergelijke schalen is wel specifieke kennis nodig. Kwalitatief onderzoek is niet gericht op cijfermatige onderbouwing, maar op het beschrijven van bevindingen. Bij kwalitatief onderzoek wordt vaak gebruik gemaakt van interviews, literatuurstudie, observatie en dergelijke. Al naar gelang de onderzoeksvraag wordt gekozen voor kwantitatief of kwalitatief onderzoek, ook kan een combinatie van beide worden toegepast.
15
Bijlage 6. Beoordeling mondeling presentatie Het formulier telt 8 categorieën, welke zijn behandeld tijdens de lessen Nederlands. Voor elke categorie kunnen max. 3 punten behaald worden, behalve voor het criterium verstaanbaarheid. Daarvoor kunnen max. 4 punten behaald worden. Het maximaal aantal te behalen punten is 25. Om een cijfer te bepalen wordt het aantal punten gedeeld door 2,5. 1. Is het doel duidelijk?
slecht (0 p)
matig (1 p) voldoende (2 p)
goed (3 p)
2. Publieksgerichtheid
slecht (0 p)
matig (1 p) voldoende (2 p)
goed (3 p)
3. Spreek- / schrijftaal
slecht (0 p)
matig (1 p) voldoende (2 p)
goed (3 p)
4. Verstaanbaarheid: tempo
onvoldoende (0 p.)
voldoende (0,5 p.)
volume
onvoldoende (0 p.)
voldoende (0,5 p.)
intonatie
onvoldoende (0 p.)
voldoende (0,5 p.)
uitspraak
onvoldoende (0 p.)
voldoende (0,5 p.)
oogcontact
onvoldoende (0 p.)
voldoende (0,5 p.)
houding
onvoldoende (0 p.)
voldoende (0,5 p.)
pauzes
onvoldoende (0 p.)
voldoende (0,5 p.)
taalgebruik
onvoldoende (0 p.)
voldoende (0,5 p.)
5. Voorlezen / los van de tekst
slecht (0 p)
matig (1 p) voldoende (2 p)
goed (3 p)
6. Structuur
slecht (0 p)
matig (1 p) voldoende (2 p)
goed (3 p)
7. Gebruik van hulpmiddelen
slecht (0 p)
matig (1 p) voldoende (2 p)
goed (3 p)
8. Tijd (afwijking van streeftijd)
Totaal behaalde aantal punten: …………….
afwijking afwijking afwijking afwijking
max.10 % 10-20 % 20-30 % meer dan 30 %
= = = =
goed (3 p) voldoende (2 p) matig (1 p) slecht (0 p)
Evt. cijfer .................
16