Handleiding profielwerkstuk
Augustus 2012
STAPPENPLAN VOOR HET SCHRIJVEN VAN EEN PROFIELWERKSTUK
Stap 1: de keuze van je partner, het vak, het onderwerp en je begeleider het aanleggen van een logboek Stap 2: je onderwerp beperken; je onderzoeksvraag formuleren Stap 3: een plan van aanpak en een tijdsfasering maken Stap 4: je informatiebronnen zoeken en kiezen Stap 5: je informatie ordenen en verwerken Stap 6: je profielwerkstuk schrijven Stap 7: je definitieve versie maken Stap 8: je profielwerkstuk presenteren
BIJLAGE 1: presentatievormen BIJLAGE 2: tijdplan BIJLAGE 3: plan van aanpak BIJLAGE 4: logboek
Inleiding In de Tweede Fase wordt van je verwacht dat je zelfstandig een onderzoek kunt doen. Gedurende de gehele periode van de bovenbouw havo of vwo wordt je bijgebracht hoe je je zaken moet plannen om uiteindelijk tot een goed resultaat te komen. Ook is je geleerd hoe je je moet documenteren, hoe je een onderzoek moet opzetten en hoe je je resultaten het best kunt presenteren. De bekroning daarvan is een soort grote praktische opdracht bij een van je examenvakken: het profielwerkstuk. Het profielwerkstuk kan de vorm van een schriftelijk werkstuk hebben. Je kunt echter ook voor een andere vorm kiezen. Omdat een schriftelijk werkstuk het meest zal voorkomen, is deze handleiding daar voornamelijk op geschreven. Als je de handleiding wilt gebruiken bij een andersoortig werkstuk, kan dat met een beetje goede wil ook. Bij het vervaardigen van het profielwerkstuk moet je aan een aantal eisen voldoen:
Je moet het onderzoek uitvoeren bij een van de grote vakken waarin je examen doet (voor het havo: niet maatschappijleer; voor het vwo: niet maatschappijleer, ANW en KCV). Dat onderzoek moet aansluiten bij een centrale probleemstelling. Het formuleren van zo’n onderzoeksvraag is dus van het allergrootste belang. Je moet een logboek bijhouden. Dat wordt regelmatig door je begeleider ingezien en telt mee in de beoordeling van je profielwerkstuk. Je moet per persoon minimaal 80 uur besteden aan je profielwerkstuk. Je moet rekening houden met de beoordelingseisen. Je maakt een profielwerkstuk in principe samen met iemand anders. Als de vorm van het profielwerkstuk anders is dan een schriftelijk werkstuk, dan moet je daar altijd een schriftelijke toelichting bij geven. Die toelichting geldt dan als een deelproduct met verantwoording en technische specificatie. Je moet je profielwerkstuk ook daadwerkelijk presenteren.
In deze handleiding wordt beknopt aangegeven hoe je het maken van een profielstuk moet aanpakken. Per duo hoef je dus maar één profielwerkstuk te maken en één logboek bij te houden. Je krijgt als duo één beoordeling, tenzij er een duidelijk onderscheid in activiteiten en uitvoering is. In het laatste geval geeft de begeleider een individuele beoordeling. Het profielwerkstuk wordt beoordeeld met een cijfer, dat meetelt in het zgn. combinatiecijfer (het rekenkundig gemiddelde van KCV, ANW, maatschappijleer en het profielwerkstuk). Het schrijven van een profielwerkstuk is een zaak die je niet moet onderschatten. Om je daarbij te helpen, biedt deze handleiding een stappenplan. Elke stap die je moet zetten om tot een goed resultaat te komen wordt genoemd en toegelicht. Als je dat stappenplan goed volgt, hoeft het maken van een profielwerkstuk geen onoverkomelijk probleem te zijn. En dan is er ook nog je begeleider, die over je schouder meekijkt. In het stappenplan staan allerlei activiteiten die je moet doen plus de inlever- en contactmomenten.
Stap 1: de keuze van je partner, het vak, het onderwerp en je begeleider; het aanleggen van een logboek De keuze van je partner, het vak, het onderwerp en je begeleider Voordat je gaat bepalen wat het onderwerp van je profielwerkstuk is, kies je eerst een partner met wie je goed kunt opschieten en die zijn of haar profielwerkstuk samen met jou bij hetzelfde vak wil maken. De keuze van een goede partner is van groot belang omdat je langere tijd met elkaar zult moeten samenwerken. Dan ga je samen bepalen wat je onderwerp wordt en bij welk vak dat hoort. Leerlingen met een N-profiel moeten als vak een profielvak kiezen maar dit mag geen aardrijkskunde zijn. Leerlingen met een C-M profiel mogen geen aardrijkskunde of economie/M&O kiezen. - Je overlegt met je begeleider over welk onderwerp je een profielwerkstuk zou kunnen maken. - Natuurlijk is het ook mogelijk zelf een onderwerp te verzinnen waar jij en je partner een duidelijk eigen mening over hebben of waarover je iets te weten wilt komen. Je kiest dan een eigen onderwerp, dat je aan je begeleider voor moet leggen. Die begeleider moet het namelijk goedkeuren. Uiterlijk vrijdag van de eerste schoolweek lever je per duo bij je teamleider een voorlopig keuzeformulier in. Hierop staat welke vakken je zou willen onderzoeken en welke begeleiders je daarbij zou willen hebben. In de loop van de volgende week hoor je dan wie je begeleider wordt.
Het aanleggen van een logboek Bij het maken van een profielwerkstuk gaat het niet alleen om het product (wat er uiteindelijk uitkomt), maar ook om het proces (hoe je gewerkt hebt en wat je gedaan hebt om uiteindelijk tot dat product te komen). Gegevens die met het proces te maken hebben, komen in een logboek. Een logboek is een soort dagboek, waarin je vertelt wat je gedaan hebt en hoeveel tijd (SBU’s) je dat gekost heeft. Je begeleider moet erin kunnen lezen wat er allemaal gebeurd is. Je schrijft erin: - wat je gedaan hebt iedere keer en hoeveel SBU’s dat gekost heeft (in totaal moet je per persoon 80 uur aan het werkstuk besteden; dus per duo 160 uur) - welke problemen je tegengekomen bent en hoe je die hebt geprobeerd op te lossen - of je contact hebt gezocht met bepaalde personen en/of instellingen en wat dat heeft opgeleverd - of je hebt gebaald ergens van en hoe dat kwam - alles wat je verder kwijt wilt over het totstandkomen van je profielwerkstuk. Zo kan je begeleider zien of je goed gewerkt hebt en of je er voldoende voor gedaan hebt. Het logboek is zelfs het uitgangspunt van de begeleiding. Indien nodig kan je begeleider op grond van je aantekeningen tips geven. Ook het proces wordt uiteindelijk beoordeeld. Dat kun je zien op het beoordelingsmodel. Zorg er daarom voor dat je logboek meer is dan een optelling van het aantal uren dat je gewerkt hebt.
Stap 2: je onderwerp beperken; je onderzoeksvraag formuleren Je onderwerp beperken Je hebt een onderwerp gekozen, dat goedgekeurd is door je begeleider. Nu moet je samen met je partner uit gaan maken wat je precies wilt gaan bestuderen van je onderwerp. Als je je onderwerp te ruim neemt, neemt je profielwerkstuk – als je het goed wilt doen – veel te veel SBU’s in beslag. En als je informatie over dat ruime onderwerp gaat zoeken, zul je zien dat je in de hoeveelheid verdrinkt en er uiteindelijk niets mee kunt beginnen.
Je onderzoeksvraag formuleren Als je een afgebakend onderwerp hebt, ga je je afvragen wat je daarin precies te weten wilt komen. Als je dat opschrijft, ben je bezig met het formuleren van de onderzoeksvraag. Om tot zo’n onderzoeksvraag te komen, moet je je realiseren waarom je dit (afgebakende) onderwerp gekozen hebt. Wat interesseert je daarin nou zo? Wat wil je te weten komen? Soms heb je al een idee wat het antwoord op die onderzoeksvraag zou kunnen zijn. Je spreekt dan van een hypothese, een verwachte uitkomst of een verwacht resultaat bij je vraag. Ook dat schrijf je op en ook dat helpt je gerichter te zoeken naar informatie. Vervolgens kijk je welke aspecten je bij je onderwerp aan de orde wilt laten komen en wat je daarover wilt weten. Je bent dan bezig met het formuleren van deelvragen. Deelvragen maken het geheel overzichtelijker, doordat ze kleinere stukjes van je onderwerp aan de orde stellen.
Stap 3: een plan van aanpak en een tijdsfasering maken Een plan van aanpak maken Wanneer je weet wat je wilt gaan onderzoeken, moet je je buigen over de vraag hoe je dat gaat aanpakken. Omdat je in duo’s werkt is het des te belangrijker een goed plan van aanpak te maken, want daarin staan de afspraken wie verantwoordelijk wordt voor welke activiteiten. Probeer je aan dat plan van aanpak te houden als je het eenmaal hebt opgesteld. Er kunnen zich echter situaties voordoen, waardoor je het moet aanpassen. Meestal is dat niet zo’n probleem, als je maar in de gaten houdt wat je einddatum is! Ook kan het zo zijn, dat je onderweg tot de conclusie komt dat je je probleemstelling moet bijstellen. Als dat zo is, neem dan even contact op met je begeleider. Als die het met je eens is, kun je de probleemstelling wijzigen. Eventueel moet je dan ook de deelvragen opnieuw formuleren. En natuurlijk noteer je zoiets in je logboek. Bij het maken van een plan van aanpak is het volgende van belang: - Je moet al weten in welke vorm je het eindproduct gaat presenteren. Als het een schriftelijke presentatie wordt (een geschreven werkstuk), dan vraagt dat een andere aanpak dan wanneer je voor een andere presentatie kiest. - Als je ervoor kiest je profielwerkstuk bij een natuurwetenschappelijk vak te doen, is het doen van een practicum verplicht. - Bedenk of al je plannen wel realiseerbaar zijn in de gegeven tijd. - Realiseer je dat sommige dingen geld kosten. Houd er rekening mee dat je die kosten niet bij de school kunt declareren.
Een tijdsplanning maken Uiteraard moet je erover na gaan denken hoe je je profielwerkstuk precies gaat maken. Daarnaast moet je een planning in de tijd maken wanneer je welk onderdeel van je plan van aanpak gaat uitvoeren. Ook aan deze tijdsplanning probeer je je zo goed mogelijk te houden. Maar evenals bij je plan van aanpak kunnen er in de loop van de tijd die je aan je profielwerkstuk besteedt onvoorziene omstandigheden zijn die je ertoe dwingen je tijdsplanning bij te stellen. Ook dan neem je contact op met je begeleider en noteer je een en ander in je logboek. Je maakt je profielwerkstuk geheel in het laatste examenjaar. Je kiest aan het begin van dat jaar een partner, een vak, een onderwerp en een begeleider. Dan maak je ook meteen een tijdsplanning voor het hele traject. Vlak na de kerstvakantie van je laatste jaar moet je profielwerkstuk klaar zijn. Tussen de start en de kerstvakantie van je laatste jaar moet je je tijdsplanning dus maken. Daarbij moet je er dan ook nog rekening mee houden dat je op 14 maart je profielwerkstuk moet presenteren. In totaal moet je 80 uur werk plannen per persoon.
Stap 4: je informatiebronnen zoeken en kiezen Misschien heb je zelf al informatie over het onderwerp dat je gaat gebruiken voor je profielwerkstuk. Als je inderdaad al over die bronnen beschikt, kijk dan eens of je van daaruit verder kunt komen. Vaak hebben bronnen een literatuurlijst aan het eind, soms wordt er in de bron verwezen naar een andere informatiebron. Als je nog niets aan informatiebronnen van jezelf hebt, zul je helemaal van voor af aan moeten beginnen. Probeer een paar trefwoorden te bedenken, die op je onderwerp betrekking hebben en ga daarmee aan het werk. En met “aan het werk” wordt bedoeld: - ga naar de mediatheek en kijk, gebruik makend van je trefwoorden, of er boeken of knipsels over het onderwerp zijn - ga naar de openbare bibliotheek voor meer informatiebronnen kijk op internet of je iets over je onderwerp kunt vinden dat de moeite waard is om te downloaden; een verwijzing naar te gebruiken sites vind je bij de titels van de profielwerkstukken achterin. Voor algemene informatie op internet kun je kijken op: www.werkstuknetwerk.nl; www.aarde.nu; www.leren.nl; www.internetcollege.nl - schrijf instanties aan voor informatie of bel op - vraag aan medescholieren, media- en bibliotheekmedewerkers en/of leraren of die je verder kunnen helpen met tips, titels, tijdschriften, internetadressen e.d. Als je gebruik maakt van bovenstaande mogelijkheden, krijg je de beschikking over informatie van anderen. Je moet die informatie eerst goed bestuderen om te bepalen of ze bruikbaar is voor jouw profielwerkstuk. Als dat niet zo is, dan is het jammer, maar dan moet je de gevonden informatie niet opnemen in je werkstuk. Het zou alleen maar afbreuk aan de kwaliteit doen. Eén troost: als je de moeite die je hebt moeten doen om een onbruikbare informatiebron te vinden verantwoordt in je logboek, kun je er wel SBU’s voor tellen. Dat kun je natuurlijk niet eindeloos doen, want je profielwerkstuk moet uiteindelijk als product wel naar behoren (dat is minstens voldoende) worden beoordeeld, je krijgt er een cijfer voor dat meetelt voor je eindexamen. Er is ook nog een andere manier om informatie te verwerven en dat is door zelf actie te ondernemen om het een en ander te weten te komen. Je kunt daarbij denken aan: - met afnemen van een interview - het afnemen van een mondelinge of schriftelijke enquête - het doen van proeven - het verrichten van veldwerk - het meegaan op excursie - het bezoeken van een museum - het contact opnemen en/of bezoeken van een instelling of bedrijf - het zelf uitvoeren van een onderzoek. Je moet dan wel zelf de actie ondernemen en het voorwerk zal wat meer tijd in beslag nemen, maar je weet, als je het goed doet, wel zeker dat de informatie die je krijgt bruikbaar is. Van de informatiebronnen die je gebruikt leg je een bronnenlijst aan. Je noteert van iedere bron de schrijver, de titel, waar het gepubliceerd is en de datum. -
Als je een boek gebruikt, geef je dat als volgt aan: J. de Bruyn: Asterix en Obelix in de polder, Groningen, 2011 als je een gedeelte van een boek gebruikt: J. de Bruyn: “Asterix en Obelix in de polder”, in: Romeinse resten in Nederland, Groningen, 2011 als je een artikel uit een tijdschrift gebruikt: J. de Bruyn: “Asterix en Obelix in de polder”, in: Spiegel Historiael, jaargang 28, 2011 als je een krantenartikel gebruikt: J. de Bruyn: “Asterix en Obelix in de polder”, in NRC Handelsblad 10-12-2011
-
als je internet gebruikt: J. de Bruyn: “Asterix en Obelix in de polder”, http://www.nederlandsegeschiedenis.nl 10-12-2011 als je een tv- of radio-uitzending gebruikt: J. de Bruyn: “Asterix en Obelix in de polder”, VARA-radio, 10-12-2011 als je een zelf afgenomen interview gebruikt: J. de Bruyn, interview, afgenomen door J. de Groot en P. de Vries, 10-09-2011 als er twee auteurs bij een bron zijn, vermeld je beide namen: C. van Amerongen en J. de Bruyn: Asterix en Obelix in de polder, Groningen 2011. als er meer dan twee auteurs bij een bron zijn, vermeld je alleen de eerstgenoemde met “e.a.”: C. van Amerongen e.a.: Asterix en Obelix in de polder, Groningen 2011.
De bronnenlijst komt op alfabetische volgorde van auteursnaam. Als je in je tekst een stukje letterlijk overneemt uit een bron, doe je dat tussen aanhalingstekens en zet je eronder – op de manier zoals boven vermeld – de bron waaruit het stukje afkomstig is.
De bronnenlijst is een essentieel onderdeel van je onderzoeksverslag. Het wordt ook beoordeeld. Besteed er dus genoeg tijd aan!
Stap 5: je informatie ordenen en verwerken Wanneer je een informatiebron hebt die bruikbaar is, zorg je ervoor dat je daar concreet mee aan de slag kunt. Dat wil zeggen dat je het artikel of het boek of wat je ook gevonden hebt zelf in je bezit hebt of dat je over fotokopieën beschikt. Heb je iets op internet gevonden, zorg dat je het ‘gedownload’ hebt. Heb je uitkomsten van een eigen onderzoek of iets dergelijks, maak er een beschrijving van en/of vat de uitkomsten samen. Het is namelijk handig iets hebben waarop je kunt krassen, schrijven, arceren, pijlen trekken om verbanden aan te geven enz. Zorg er wel voor dat op elk papier staat uit welke bron de informatie afkomstig is! Pak nu je deelvragen erbij en nummer ze. Maak voor elke deelvraag een apart mapje. Kijk vervolgens wat uit de gevonden informatie bij welke deelvraag past. Arceer dat of onderstreep het of maak er een korte samenvatting van. Noteer in de kantlijn het nummer van de deelvraag waarmee de informatie correspondeert en de krant, het tijdschrift, de internetsite of wat dan ook die je gebruikt hebt, compleet met titel, schrijver en datum. Als je zo al je informatie doorgewerkt hebt, ga je aan het ordenen en verwerken. De stukjes die bij je deelvragen passen knip je uit (soms zul je een fotokopie moeten maken omdat op de achterkant van het blad ook iets van belang staat) en stop je in de map met die deelvraag. Zo krijg je allerlei mapjes met specifieke informatie. Als je daarmee klaar bent, ga je de informatie per mapje in een logische volgorde leggen. Je gebruikt paperclips om te voorkomen dat je papieren weer door elkaar komen te liggen. Vervolgens leg je de mapjes met deelvragen in een logische volgorde. Als je dat gedaan hebt, is het belangrijkste gedeelte van je voorwerk – misschien wel het belangrijkste gedeelte van je profielwerkstuk – af. Bedenk ook hierbij dat de eenmaal gekozen volgorde niet heilig is. Als het nodig mocht blijken te zijn, maak je gewoon een nieuwe indeling van (een gedeelte van) informatie of verander je de volgorde van je deelvragen.
Stap 6: je profielwerkstuk schrijven Een schema maken Voor je met schrijven kunt beginnen, moet je eerst precies weten hoe je het profielwerkstuk in elkaar wilt zetten. Daartoe maak je een structuurschema. Dat is niet veel anders dan op een apart blaadje noteren wat je deelvragen zijn en welke informatie je in je profielwerkstuk opneemt. De belangrijkste inhoudelijke indeling van je profielwerkstuk is die van inleiding – middenstuk – slot. In je inleiding zet je allerlei zaken die niet direct, maar wel zijdelings met de inhoud van je profielwerkstuk te maken hebben. In je middenstuk komen je deelvragen en de antwoorden daarop aan de orde. Het aantal deelvragen bepaalt het aantal hoofdstukken. In je slot verwerk je conclusies en geef je eventueel een samenvatting.
Het schrijven van je profielwerkstuk De uiteindelijke versie van je profielwerkstuk moet er als volgt uitzien (in de aangegeven volgorde):
titelblad met titel (evt. ondertitel), namen van de schrijvers en hun klas, het vak waaronder het onderwerp van het profielwerkstuk valt, de inleverdatum en de naam van de begeleider voorwoord (niet verplicht), waarin je mensen bedankt die je geholpen hebben je profielwerkstuk te maken (bijvoorbeeld iemand die je werkstuk op fouten en leesbaarheid gecontroleerd heeft of iemand die je goede tips gegeven heeft of mensen die je geïnterviewd hebt) inhoudsopgave: de hoofdstukken en paragrafen moeten voorzien zijn van een nummer en de bladzijde waarop ze te vinden zijn (de inhoudsopgave kun je pas helemaal op het laatst maken) inleiding, waarin je opneemt: - waar je profielwerkstuk over gaat (de introductie van het onderwerp) - je probleemstelling - waarom je dit onderwerp gekozen hebt (de motivering van de keuze van het onderwerp) - hoe je je profielwerkstuk ingedeeld hebt - hoe je te werk bent gegaan middenstuk, waarin per hoofdstuk een deelvraag aan de orde komt met eventueel tussenkopjes om de diverse informatie te behandelen bij natuurwetenschappelijke onderwerpen (zoals bij natuurkunde, scheikunde of biologie): uitwerking van de inleiding conclusie, waarin je jouw standpunt t.a.v. de probleemstelling bepaalt, beargumenteerd door de informatie uit je middenstuk; je geeft antwoord op je onderzoeksvraag en je vat de hoofdstukken samen toevoeging bij natuurwetenschappelijke onderwerpen (zoals bij natuurkunde, scheikunde of biologie): discussiepunten, waarbij aandacht besteed wordt aan - welke vragen zijn niet (voldoende) beantwoord - hoe kun je verbeteringen aanbrengen bronnenlijst, waarin je al je informatiebronnen op alfabetische volgorde zet bijlagen (niet verplicht), met bijvoorbeeld enquêteformulieren, tabellen, grafieken enz.
Vergis je niet in het daadwerkelijk schrijven van je werkstuk. Dat is een hele klus en het vergt erg veel denkwerk en logisch redeneren. Het is vrijwel onmogelijk alles in één keer perfect op papier te krijgen. Je zult moeten schrappen, herschrijven, opnieuw ordenen en vijlen aan de tekst tot hij goed is. Soms zul je hele stukken waar je uren aan gewerkt hebt weg moeten gooien. Misschien is dat frustrerend, maar bedenk wel dat zoiets de kwaliteit van je werkstuk ten goede komt. Een goede tip: werk regelmatig aan je profielwerkstuk. Als je een tijdje niets aan je werkstuk doet, zakt het weg en kost het veel meer moeite om er weer in te komen. Door er regelmatig aan te werken, houd je overzicht. Nog een goede tip: schrijf alles waarvan je denkt dat het met je profielwerkstuk te maken zou kunnen hebben meteen op en bewaar het (bijvoorbeeld in een mapje “invallen”). Wie weet kun je die informatie inderdaad nog eens ergens gebruiken. Weggooien kan altijd nog! Houd bij het schrijven een publiek van klasgenoten voor ogen. Je hoeft niet allerlei zaken die voor jou vanzelfsprekend zijn uit te leggen; je moet echter ook niet proberen moeilijker te schrijven dan je zelf aankunt.
Stap 7: je definitieve versie maken Wees niet te snel tevreden met je product, maar probeer je profielwerkstuk met de kritische ogen van je beoordelaar te bekijken. Dat wil in veel gevallen zeggen dat je je tekst zult moeten herschrijven. Het beste is om er eerst wat tijd overheen te laten gaan voor je (een gedeelte van) je tekst opnieuw en kritisch leest. Let daarbij op het volgende: -
zorg ervoor dat er in je tekst geen spelfouten staan (een spellingscontrole in een tekstverwerkingsprogramma kan je daarmee zeer behulpzaam zijn, maar haalt lang niet alle fouten eruit); zorg dat onderdelen die in de tekst bij elkaar horen ook bij elkaar staan; zorg voor goede en logische overgangen van de ene naar de andere alinea; gebruik verbindingswoorden en leg verbanden aan; schrijf zo economisch mogelijk; overbodige woorden en zinnen kun je schrappen, dat komt de leesbaarheid van je tekst ten goede (dat geldt zeker voor herhalingen!); controleer of bij citaten en/of ontleende gegevens de bronvermelding in orde is; schrijf je voorwoord, inleiding en inhoudsopgave pas als alle andere hoofdstukken af zijn; controleer of je paginanummering in orde is en overeenkomt met de inhoudsopgave; zorg ervoor dat je profielwerkstuk er netjes en verzorgd uitziet.
Je logboek en je plan van aanpak lever je in als bijlagen bij je profielwerkstuk. Uit je logboek moet in ieder geval blijken hoe het proces van het maken van je profielwerkstuk verlopen is, daarnaast moet daarin tot uiting komen hoe de samenwerking gegaan is en hoe je gedurende de tijd die je aan het profielwerkstuk besteed hebt zelfstandig aan het werk geweest bent.
Per duo lever je één profielwerkstuk en één logboek in. Er zijn universiteiten en bedrijven, die (geld-)prijzen geven voor een goed profielwerkstuk. Het is de moeite waard daar ook eens over te denken. Zo is er bijvoorbeeld voor het beste profielwerkstuk in de exacte wetenschappen de Van Melsenprijs, uitgereikt door de KUN (Katholieke Universiteit Nijmegen. De winnaars van deze prijs mogen de KUN vertegenwoordigen op de ICYS, de International Conference for Young Scientists. Google maar eens op “profielwerkstuk en prijzen”! Trouwens, er zijn ook universiteiten en bedrijven die je de gelegenheid geven je profielwerkstuk met een practicum te ondersteunen of je anderszins te begeleiden.
Stap 8: je profielwerkstuk presenteren Als je profielwerkstuk en je logboek goedgekeurd zijn, is er nog één onderdeel dat je moet doen om je uiteindelijke beoordeling te krijgen: je moet de uitkomsten van je onderzoek presenteren voor een publiek, dat gevormd wordt door voor-eindexamenklas leerlingen, klasgenoten, docenten en belangstellende ouders. Dat gebeurt op een avond in maart. Hoe dat precies in zijn werk gaat hoor je van tevoren op een profielwerkstuk middag die speciaal voor dit onderdeel gereserveerd is. In overleg met je begeleider bepaal je op welke manier je de presentatie inricht. Dat kan d.m.v. een powerpoint presentatie, een proefopstelling, een posterpresentatie, een computerpresentatie, een videopresentatie of een maquette, tentoonstelling of constructie. De presentaties zullen door een docent worden beoordeeld.
Bijlage 1
PRESENTATIEVORMEN Als je je profielwerkstuk af hebt, moet je je bevindingen voor publiek presenteren. Dat kan op verschillende manieren. Wel moet je bij een andere dan een mondelinge presentatie altijd een mondelinge toelichting geven. Bij het presenteren van je profielwerkstuk kun je o.a. kiezen uit de volgende vormen: - Een posterpresentatie is geschikt om kort en bondig feitelijke informatie te brengen. - Een computerpresentatie (bv. Powerpoint) maakt datgene wat je wilt overbrengen levendiger, zeker als je kiest voor een interactieve presentatie. - Een videopresentatie is zeer geschikt bij onderzoeken waarbij veel te zien valt. - Een presentatie door middel van een maquette, tentoonstelling of constructie kan veel verduidelijken wat op andere manieren en met andere hulpmiddelen niet mogelijk zou zijn. Op de volgende bladzijden zal van elke presentatievorm uitgelegd worden wat ermee bedoeld wordt, hoe je het moet aanpakken om deze vorm te realiseren, wat de voordelen zijn en wanneer het handig is deze vorm te gebruiken. Ook zul je tips krijgen om de presentatie gesmeerd te laten verlopen.
De posterpresentatie Een posterpresentatie is een informele manier om feitelijke informatie te geven. De belangrijkste informatie schrijf je op posters en je geeft er een mondelinge toelichting bij.
VOORWERK 1. Onderwerp Kies een onderwerp dat je interesseert en verzamel daarover informatie
2. Hoofdlijnen • haal uit je informatie de hoofdpunten • zet je hoofdpunten op de eerste poster (minimaal A3-formaat) • op verschillende posters zet je puntsgewijs en schematisch een uitwerking van die hoofdpunten • op een poster staan alleen maar trefwoorden • de poster moet vragen oproepen bij je publiek • probeer je te verplaatsen in je publiek en bedenk alvast antwoorden op vragen die je kunt verwachten • maak de letters op een poster minimaal 2 centimeter groot • zorg dat je aanvullende informatie als aantekeningen bij de hand hebt
UTVOERING 3. Inleiding Vertel iets over het doel en de uitvoering van je opdracht of onderzoek. Aan het eind van je inleiding geef je beknopt je conclusies
4. Bespreking posters • geef een korte toelichting bij de posters, beperk je tot de hoofdlijnen en ga niet te veel in op details • je publiek kan tijdens en na je presentatie vragen stellen • beantwoord vragen meteen als dat op dat moment je verhaal verheldert; is dat niet het geval dan spaar je het antwoord op tot het eind van je presentatie
De computerpresentatie Een computerpresentatie kan zijn: a. een spreekbeurt, waarbij de spreker zodanig ondersteund wordt met behulp van het computerprogramma powerpoint dat het zwaartepunt op het computergebruik komt te liggen b. een spreekbeurt, waarbij de spreker zodanig ondersteund wordt door computersimulaties dat het zwaartepunt op het computergebruik komt te liggen c. een interactieve presentatie van gegevens, met hyperteksten, waarbij de toeschouwer of beoordelaar zelf achter de computer moet plaatsnemen
1. Powerpoint-presentatie • In het computerprogramma powerpoint kun je een diavoorstelling maken Vertel daarbij: • het onderwerp en waarom je dat gekozen hebt • een verslag van het verloop van het onderzoek • de verschillende deelvragen die je aan de orde hebt laten komen • de eventuele conclusie die je getrokken hebt • • • •
Zorg voor een pakkende inleiding geef daarna een opsomming van de hoofdpunten van je verhaal bespreek de hoofdpunten één voor één geef een samenvatting als je je presentatie afrondt
Tips • gebruik een spiekbriefje met een schematische weergave van je presentatie • praat niet te snel, varieer in toonhoogte • kijk je publiek in de ogen (of kijk naar het voorhoofd van de mensen voor je) • laat stiltes vallen om je luisteraars te laten verwerken wat je vertelt; ondertussen kun jij even rustig in je aantekeningen kijken • zeg het als er iets mis gaat en probeer dat vervolgens te verhelpen
2. Computersimulaties • te gebruiken om te tonen wat de effecten zijn als grootheden veranderen • te gebruiken om grafieken af te beelden • te gebruiken om bijvoorbeeld een groeiproces na te bootsen Vertel daarbij: • het onderwerp en waarom je dat gekozen hebt • een verslag van het verloop van het onderzoek • de verschillende deelvragen die je aan de orde hebt laten komen • de eventuele conclusie die je getrokken hebt
• Zorg voor een pakkende inleiding • geef daarna een opsomming van de hoofdpunten van je verhaal • bespreek de hoofdpunten één voor één • geef een samenvatting als je je presentatie afrondt
Tips • gebruik een spiekbriefje met een schematische weergave van je presentatie • praat niet te snel, varieer in toonhoogte • kijk je publiek in de ogen (of kijk naar het voorhoofd van de mensen voor je) • laat stiltes vallen om je luisteraars te laten verwerken wat je vertelt; ondertussen kun jij even rustig in je aantekeningen kijken • zeg het als er iets mis gaat en probeer dat vervolgens te verhelpen
3. Interactieve presentatie Hierbij neemt de toeschouwer of beoordelaar zelf plaats achter de computer en beoordeelt zelf welk stukje informatie hij wil bekijken. Hierbij onderscheiden we twee mogelijkheden:
3.1. Gevorderd gebruik van powerpoint • per scherm lever je informatie, een tekening of een grafiek • op het scherm zitten ‘knoppen’ waarmee iemand naar andere schermen kan gaan of terug naar het hoofdscherm • zie eventueel verder: werken met hyperteksten
3.2. Werken met hyperteksten Een hypertekst is een stuk tekst dat pas te voorschijn komt als je een gekleurd of vet weergegeven begrip met de muis aanklikt. Deze nieuwe tekst geeft dan meer en aanvullende informatie over dat begrip. Daarna kun je op dezelfde manier terug naar de hoofdtekst of door naar andere hyperteksten. Hyperteksten gebruik je in een gewoon tekstverwerkingsprogramma als Word. Opbouw van een hypertekstpresentatie: Zorg ervoor dat je verhaal één of hooguit twee beeldschermen beslaat. In dat verhaal staat de opdracht of de hoofdvraag van je onderzoek, de deelvragen, de hoofdlijnen van het verloop van de uitvoering en de antwoorden of conclusies. Alle hoofdpunten worden, door een kleur aangegeven als hypertekstverwijzing. Na aanklikken kom je dan in die verwijzing. In iedere verwijzing geef je een toelichting op het hoofdpunt. In zo’n toelichting kun je vervolgens weer hypertekstverwijzingen maken waarin je bepaalde begrippen uitlegt of details vermeldt. In het algemeen geldt: hoe vaker je een verwijzing volgt, des te gedetailleerder de informatie wordt. • maak een uitgebreid tekstschema van wat je wilt vermelden; hieruit volgt de structuur die je bestand moet krijgen • maak een overzichtslijstje van hoofdpunten die in ieder geval in je hoofdverhaal voor moeten komen • maak aan de hand van je uitgebreide tekstschema een kort verhaal waarin je de hoofdpunten als kernwoorden opneemt • maak van alle kernwoorden een hypertekstverwijzing • maak voor iedere verwijzing een toelichtingspagina; maak voor ieder begrip ook weer een verwijzing • maak eventueel een tekening van je tekstschema, zodat iemand die bezig is op het scherm kan zien op welk punt van je verhaal hij zit • zorg ervoor dat op iedere pagina in ieder geval twee hypertekstverwijzingen staan: één om te kunnen terugkeren naar de vorige pagina en één om te kunnen
terugkeren naar de hoofdtekst • maak zoveel mogelijk ook gebruik van schema’s, tekeningen, kleuren e.d.
De videopresentatie Vooral opdrachten waarbij tijdens de uitvoering ervan veel te zien is, zijn geschikt om het resultaat ervan via video-opnamen te presenteren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een onderzoek voor biologie waarbij je een groeiproces onderzoekt of een dier ontleedt, een interview waarbij de geïnterviewde een extra bijdrage aan je presentatie geeft of het verloop van het in elkaar zetten van een constructie voor bijvoorbeeld natuurkunde. Naast een videocamera heb je een goede microfoon en een mengpaneel nodig om de beelden aan elkaar te koppelen en het geluid te kunnen toevoegen.
VOORWERK 1. Houd rekening met de presentatie Je moet je er rekenschap van geven wat er te zien zal zijn tijdens je onderzoek en welke deelvragen zich zullen lenen voor het maken van een videoregistratie.
2. Maak een globaal draaiboek Wat laat je wanneer zien? Maar let er wel op dat de presentatie het onderzoek niet gaat overheersen. Het gaat uiteindelijk om de inhoud.
UITVOERING 3. Wees niet zuinig met opnemen Later kun je de opnamen selecteren; beter beelden weggegooid, dan opnamen niet gemaakt. Zorg vanaf het begin voor voldoende licht en een goede geluidskwaliteit. Maak afwisselend gebruik van geluiden en het gesproken woord - eventueel later toegevoegd - bij de opnamen.
4. Inleiding maken Geef aan het begin je onderzoek, opzet en resultaten aan. Beschrijf ook heel in het kort wat de kijkers te wachten staat.
5. Maak er één geheel van Verbind de verschillende onderdelen van je onderzoek door middel van begeleidende teksten of geluid. Maar wees spaarzaam met “leuke” trucjes zoals overvloeiers e.d.
De maquette, tentoonstelling of constructie Sommige opdrachten lenen zich bij uitstek om een maquette, constructie of zelfs een echte tentoonstelling van te maken. Een maquette of constructie gebruik je om een opdracht of onderwerp te illustreren of te verduidelijken. Denk hierbij aan een maquette van een gebouw of de decors van een theater. Een constructie kan een natuurkundig, scheikundig of wiskundig model zijn, maar zij kan ook een technische oplossing of de opbouw van iets laten zien. Door middel van een tentoonstelling kun je een onderwerp zodanig presenteren dat alle onderzoeksgegevens verwerkt en getoond worden in tekst en beeld: foto’s, tekeningen, ruimtelijk werk. In een tentoonstelling kan een maquette of constructie ook weer een plaats krijgen.
VOORWERK 1. Formuleer een duidelijke doelstelling Beantwoord voor jezelf standaardvragen die beginnen met: wie, wat, waar, hoe, waarvoor, waarom enzovoort. Deze wagen zijn belangrijk voor het aanbrengen van samenhang tussen inhoud en presentatievorm. Uit je presentatie moet duidelijk blijken wat de opdracht of het onderwerp is.
2. Leen bij andere presentatievormen In een tentoonstelling kun je verschillende presentatievormen gebruiken. Uit de aanwijzingen bij andere presentatievormen kun je allerlei ideeën opdoen.
3. Bezoek tentoonstellingen Door zelf tentoonstellingen te bezoeken kun je ideeën opdoen. Tentoonstellingen en musea kunnen verschillende uitgangspunten en manieren van presenteren hebben. Let dan op de manier waarop tekst- en beeldmateriaal gebruikt worden en op welke manieren je kennis kunt nemen van tentoonstellingsgegevens. Dat kan bijvoorbeeld op een interactieve manier, door middel van een catalogus of door middel van een rondleiding. Let ook altijd op de opbouw van een tentoonstelling. Is die thematisch, chronologisch of nog weer anders?
UITVOERING 4. Wees publiekgericht Houd in de manier waarop je de presentatie inricht (inhoud, opbouw, volgorde, inleiding, toelichting, taalgebruik, toegankelijkheid) rekening met je doelgroep. Vraag je bij je tentoonstelling af of die begrijpelijk is. Je zult er namelijk hoogstwaarschijnlijk niet constant bij aanwezig zijn om uitleg te geven.
5. Maak een catalogus In een catalogus beschrijf je doelstellingen en uitgangspunten. Ook beschrijf je wat er te zien is. Vermeld je eventuele bronnen en beschrijf in je inleiding het tot stand komen van je werkstuk. Geef ook aan waarom je juist voor deze presentatievorm gekozen hebt.
datum
activiteit
opmerkingen
Keuze- en oriënteringsfase (stap 1) 29/8
Introductie + uitleg profielwerkstuk door teamleider; keuzeformulier invullen
Verplicht voor alle lln. 5H en 6V
31/8 Keuzeformulier invullen bij de teamleider 7/9 Bekendmaking begeleiders aan leerlingen 7/9 tot 14/9 Leerlingen bespreken keuze + planning met begeleider
Voorbereidingsfase (stap 2,3,4) 14/9-25/9
25/9
Leerlingen bakenen hun onderwerp af, formuleren een onderzoeksvraag, verzamelen informatie, Leerlingen realiseren i.s.m. begeleider plan van aanpak met tijdfasering; spreken onderling contactmomenten af, waarbij gekeken wordt of de leerling voldoende informatie heeft verzameld om zich aan het schrijven/realiseren van het werkstuk te zetten. Daarnaast wordt het logboek gecontroleerd en wordt bepaald op welke wijze de presentatie op 14/3 zal plaatsvinden. PWS middag 2: beoordeling stap 1,2,3
Bijhouden logboek! Er kan worden gestart met invullen van bepaalde onderdelen van het beoordelingsformulier
Einde Voorbereiding en begin uitvoeringsfase (stap 4,5,6) v.a. 25/9
8/11 20/12 20/12 – 9/1 9/1
Leerlingen ordenen en verwerken informatie die ze eventueel kunnen gebruiken. Leerlingen zetten zich daadwerkelijk aan het schrijven van het profielwerkstuk, in samenspraak met begeleider worden contactmomenten afgesproken, waarbij begeleider vorderingen + logboek bekijkt. Eerste versie profielwerkstuk moet uiterlijk 21/11 worden ingeleverd bij de begeleider PWS middag3: werken aan stap 5,6, vragen stellen aan begeleider Inleveren eerste versie profielwerkstuk + volledig bijgewerkt logboek bij de begeleider Begeleider leest eerste versie profielwerkstuk en levert commentaar op schrift Teruggave eerste versie aan leerlingen
Bijhouden logboek!. Invullen beoordelingsformulier
1ste versie is in principe eindversie Invullen beoordelingsformulier, ll. krijgt kopie
Afrondingsfase (stap 7) 9/1– 28/1
Leerlingen werken hun eerste versie + evt. logboek bij n.a.v. commentaar begeleider; definitieve eindversie moet 28/1 ingeleverd worden bij de begeleider
28/1 28/1-8/2
Lever je definitieve versie in bij je begeleider Beoordeling profielwerkstuk in eindgesprek; beoordelingsformulier is volledig ingevuld en wordt uiterlijk 8 februari door begeleider ingeleverd bij de teamleider
Houd er rekening mee dat je ook nog een presentatie moet doen!! beoordelingsformulier uiterlijk 8 februari inleveren
Presentatie (stap 8) 18/2 18/2- 12/3 12/3 14/3
PWS middag 4: voorbereiding op de presentaties voor de voorexamenleerlingen en de ouders Leerlingen bereiden zich voor op presentatie profielwerkstuk. Presentaties worden geoefend in de klas bij de begeleider Presentaties PWS voor voorexamenklassen 19.00 Presentatie profielwerkstuk in Aula en lokalen
Neem je PWS mee!
PLAN VAN AANPAK WAT GA JE DOEN?
WIE?
WANNEER?
HOE?
TIJDSDUUR
Bijlage 2
Bijlage 3
Bijlage 4
LOGBOEK
Logboek profielwerkstuk van …………………………………………………………………… uit klas ………… en ……………………………………………………………………………….. uit klas ………… Begeleider: dhr./mevr. ………………………………………………. Vak: …………………………………………………….
Stap
1
2
Gemaakte afspraken en wat je gedaan hebt
naam
tijdsduur datum
Stap
3
4
Gemaakte afspraken en wat je gedaan hebt
naam tijdsduur datum
Stap
5 6
Gemaakte afspraken en wat je gedaan hebt
naam tijdsduur datum
Stap
7
Gemaakte afspraken en wat je gedaan hebt
naam tijdsduur datum
8