Handleiding profielwerkstuk Lyceum Elst Opleiding: havo Cohort: 2014/2015 Handleiding voor Bronnenonderzoek
Inhoudsopgave
Algemene informatie
blz. 3
Wettelijke eisen
blz. 3
Beoordeling en deadlines
blz. 4
Eisen aan het profielwerkstuk ___
blz. 6
Indeling van het verslag
blz. 8
Bijlage 1: Fraude en Plagiaat
blz. 12
Bijlage 2: Format onderzoeksopzet
blz. 14
Bijlage 3: Beoordeling en rubric
blz. 20
2
Algemene informatie profielwerkstuk Het profielwerkstuk volgens het College voor Examen Het profielwerkstuk maakt deel uit van je examen havo. Uit het profielwerkstuk dient te blijken dat je de kennis en vaardigheden van de profielvakken in voldoende mate, op eindexamenniveau, kan toepassen. Hiervoor moet zelfstandig een onderzoek worden uitgevoerd. Het doorlopen proces wordt gedocumenteerd (onderwerpskeuze, vraagstelling, verrichte werkzaamheden, geraadpleegde hulpbronnen en dergelijke). Het profielwerkstuk is een werkstuk, een presentatie daaronder begrepen, waarin op geïntegreerde wijze kennis, inzicht en vaardigheden aan de orde komen die van betekenis zijn voor het desbetreffende profiel. Wettelijke eisen -
-
Het profielwerkstuk moet betrekking hebben op tenminste één vak dat bij de uitslagbepaling is betrokken. Dit vak dient een studielast te hebben van minimaal 320 uur. De totale omvang van het profielwerkstuk is 80 uur. De beoordeling dient minimaal een 4 te zijn. Mocht er geen 4 behaald worden dan kan de leerling (nog) niet slagen voor zijn examen. Eventueel kan er dan een staatexamen voor het profielwerkstuk gedaan worden.
Hoe telt het cijfer mee? Het cijfer telt mee in het combinatiecijfer. Het combinatiecijfer bestaat uit de cijfers van het vak maatschappijleer en het profielwerkstuk. De cijfers worden eerst afgerond op een heel cijfer. Vervolgens wordt het combinatiecijfer ook afgerond op een heel cijfer. Zie ook het rekenvoorbeeld. Het cijfer telt mee voor compensatie. Rekenvoorbeeld Het vak maatschappijleer is afgesloten met een 6,7. Het profielwerkstuk is beoordeeld met een 7,6. Het combinatiecijfer wordt berekend door 7 + 8 = 15 / 2= 7.5. Het combinatiecijfer is dan een 8. Bij onvolkomenheden kan bezwaar worden gemaakt volgens de regels die zijn vastgelegd in het PTA.
3
Het profielwerkstuk op Lyceum Elst Op Lyceum Elst zijn de volgende regels geldig met betrekking op het profielwerkstuk. - Leerlingen maken het profielwerkstuk alleen of met z’n tweeën. - Leerlingen kiezen voor een vak en motiveren deze keuze. - De profielwerkstukcoördinator wijst het vak en de begeleider toe. - Er vindt een eindgesprek plaats. - De begeleider kan een logboek eisen. - Het profielwerkstuk wordt afgesloten met een presentatie voor ouders en leerlingen (klasgenoten en leerlingen uit havo 4 en vwo 5). Fraude en plagiaat In het geval van fraude of plagiaat wordt er melding gemaakt bij de examencommissie. De leerling wordt hiervan op de hoogte gesteld. De examencommissie beslist wat de consequenties zijn. Bij grootschalige fraude of plagiaat kan besloten worden dat het profielwerkstuk opnieuw gemaakt dient te worden als staatsexamen. De examencommissie beslist wanneer er sprake is van grootschalige fraude. Voor wat onder fraude of plagiaat wordt verstaan zie bijlage 1: “Fraude en Plagiaat”. In alle gevallen beslist de examencommissie en is het besluit bindend. Globale planning Er wordt in havo 4 begonnen met het profielwerkstuk. De afronding vindt plaats in december als de leerlingen in havo 5 zitten. Er zijn 3 beoordelingsmomenten. Bij ieder beoordelingsmoment is een deadline vastgesteld. Zie ook het hoofdstuk: “Beoordeling”. Beoordelingsmoment 1: Onderzoeksplan In de maanden april en mei wordt gewerkt aan het onderzoeksplan. Er vinden tijdens deze maanden drie voorgangsgesprekken plaats. De deadline van het onderzoeksplan voor leerlingen die tijdens schooljaar 2014/2015 in havo 4 zitten is 8 juni 2015. Beoordelingsmoment 2: Onderzoeksverslag In de maanden juni tot en met oktober kunnen de leerlingen data verzamelen en verwerken. Deze worden uitgewerkt tot een onderzoeksverslag. Er vinden tijdens deze maanden drie voorgangsgesprekken plaats, die hierbij helpen. Op 9 november is de deadline voor de conceptversie van je onderzoeksverslag. Naar aanleiding hiervan is er nog één voortgangsgesprek met je begeleider, die aangeeft wat er goed is en wat nog verbeterd moet worden. Deze feedback wordt uitgewerkt tot een definitieve versie van het onderzoeksverslag die uiterlijk 30 november wordt ingeleverd. Na inlevering vindt een eindgesprek plaats, over het proces en het onderzoek zelf, dat door leerlingen wordt voorbereid. Beoordelingsmoment 3: Presentatie Na het afronden van hun onderzoeksverslag bereiden de leerlingen de presentatie voor van hun onderzoek. In de aanloop naar deze presentaties is het laatste
4
begeleidingsgesprek. De presentaties voor de leerlingen die tijdens schooljaar 2015/2016 in havo 5 zitten, zijn op dinsdagmiddag 15 december 2015. Beoordeling Bij de beoordeling wordt gebruik gemaakt van de volgende beoordelingstabel en deadlines. Beoordelingsmoment 1. Onderzoeksplan 2. Inleveren conceptversie 3. Definitief verslag
Uiterste inleverdatum Maandag 8 juni 2015 Maandag 9 november
Maandag 30 november 2015
3. Presentatie
Dinsdag 15 december 2015
In te leveren product Ingevuld format “onderzoeksvoor stel” (bijlage 1). Conceptversie verslag Eindverslag wordt beoordeeld. Voor de indeling van het verslag, zie de handleiding. Presentatie wordt beoordeeld.
Maximaal te behalen punten 30
60
10
Voor het beoordelingsmoment 1 geldt dat leerlingen van 8:30 tot 17 uur op school blijven bij een niet ingeleverd of onvoldoende onderzoeksplan (15 of minder punten). Ze werken in deze tijd aan het onderzoeksplan, tot een voldoende resultaat is behaald. Voor beoordelingsmoment 2 geldt dat er herkanst kan worden, als het verslag niet of onvoldoende wordt ingeleverd. Ook dit betekent dat de leerling(en) dagelijks op school blijven van 8:30 tot 17 uur, tot het verslag voldoende is ingeleverd. Er wordt dan nog 90% van het aantal behaalde punten toegekend. De presentatie moet met een voldoende zijn afgesloten. Is de presentatie niet gehouden of onvoldoende dan worden de punten nog niet toegekend tot de presentatie (opnieuw) gehouden is. Deze moet uiterlijk voor 1 maart 2016 hebben plaatsgevonden en de studenten zorgen zelf voor voldoende publiek (minimaal 15 personen). De beoordeling is per profielwerkstuk, beide leerlingen krijgen dus hetzelfde cijfer. Er is een rubric gemaakt voor de beoordeling van de beoordelingsmomenten. Zie hiervoor bijlage 3: “Rubric beoordelingen”. (Nog in concept.) Begeleiding Je hebt recht op minimaal zeven begeleidingsgesprekken. Die als volgt zijn verdeeld: -
Voor het onderzoeksopzet hebben jullie minimaal drie voortgangsgesprekken.
5
-
Voor het inleveren van de conceptversie van het eindverslag hebben jullie minimaal twee voortgangsgesprekken. Voor het inleveren van de eindversie hebben jullie minimaal één voortgangsgesprek. Voor de presentatie hebben jullie nog minimaal één voortgangsgesprek.
Het initiatief ligt bij de leerlingen, zij zorgen er zelf voor dat hij/zij voldoende begeleiding krijgen.
Eisen aan het profielwerkstuk Het profielwerkstuk dient inhoudelijk minimaal van examenniveau te zijn. De volgende eisen uit het havo-hbo competentieprofiel worden door de docent gebruikt bij de beoordeling. De leerling gebruikt effectief verschillende informatiebronnen en methoden van onderzoek. De leerling weet waar en hoe te moeten zoeken voor bepaalde informatie. De leerling selecteert relevante informatie uit de literatuur en tijdens begeleidingsgesprekken. De leerling maakt overzichtelijke aantekeningen /notulen De leerling stelt relevante vragen. De leerling beschikt over relevante basiskennis. De leerling weet welke informatie / kennis (nog) ontbreekt. De leerling selecteert belangrijke informatie. De leerling ordent informatie en vat deze kort samen. De leerling interpreteert informatie en legt de belangrijkste verbanden. De leerling beoordeelt informatie of juistheid. De leerling trekt gefundeerde conclusies. De leerling neemt alleen relevante informatie op in verslaglegging. De leerling kan de gefragmenteerde informatie in eigen woorden presenteren. De leerling voert een inhoudelijke discussie. De leerling presenteert en beargumenteert eigen werk en ideeën doormiddel van verschillende verslaglegging en mondelinge presentatie. De leerling onderbouwt keuzes met argumenten. De leerling legt anderen iets uit, instrueert. Naast bovenstaande eisen is de havo een opleiding die toepassingsgericht is. In het profielwerkstuk wordt bij voorkeur een onderwerp gekozen dat een toepassing heeft in de leef- of beroepenwereld. Naast bovenstaande eisen is er voor ieder vak een examenprogramma dat voor een deel bestaat uit eindtermen die betrekking hebben op algemene vaardigheden. Deze dienen ook gebruikt te worden om het juiste niveau te bepalen.
6
Indeling van het verslag bij een bronnenonderzoek Wat bevat je verslag bij een bronnenonderzoek? Het is een bespreking / overzicht van bijvoorbeeld meerdere bronnen waarbij net als in een verslag van een experiment een onderzoeksvraag centraal staat waarop in een (in de tekst geïntegreerde) discussie een antwoord wordt gegeven. Van onderstaande indeling mag worden afgeweken in VOORAF overleg met de eerste begeleider. De eerste begeleider bespreekt de verandering met de profielwerkstukcoördinator. 1 Indeling van het verslag Om de tekst van een verslag leesbaar te houden, moet worden gestructureerd. Het verslag wordt onderverdeeld in hoofdstukken en paragrafen die op hun beurt weer worden verdeeld in alinea’s. De indeling van het verslag moet in grote lijnen de logica van het verhaal volgen. Er zijn, afhankelijk van het onderwerp en de probleemstelling, allerlei indelingsprincipes mogelijk. Hierbij geldt dat de eenvoudigste indeling meestal de meest overzichtelijkste is: • Chronologische indeling: Je verdeelt de tekst in stukjes die iets zeggen over dagen/maanden/seizoenen/jaren die op het onderwerp van toepassing zijn, of je bespreekt literatuur van oud naar nieuw. • Thematische indeling: De tekst is verdeeld in stukken die een bepaald deelonderwerp of een deelvraag behandelen, of een bepaalde methode evalueren. • Geografische ordening: De tekst wordt onderverdeeld in landen/streken/provincies/werelddelen etc. • Indeling in voor- en tegenstanders, of in voor- en nadelen. • Indeling van gunstig naar minder gunstig. • Indeling van belangrijk naar minder belangrijk. • Indeling van algemeen naar detail (of omgekeerd): bijvoorbeeld bij biologie van cel naar weefsel naar individu of van vegetatie naar individuele plant. 2 Invulling van de hoofdstukken Hou je consequent aan de door jou gekozen indeling en vraag je voortdurend af of de informatie van belang is voor het vinden van een antwoord op de onderzoeksvraag.
7
De volgende onderdelen zitten (in deze volgorde) in het verslag; - Titelblad - Voorwoord - Samenvatting - Inleiding - Methode van onderzoeken - Resultaten - Conclusie - Discussie - Reflectie - Literatuurlijst - Bijlage(n)
Titel Een goede titel is helder en duidelijk en dekt de lading waar het verslag over gaat. Titelblad Op de titelpagina zet je de titel en daaronder zet je jouw voor- en achternaam; de achternaam van je begeleider; het vak en/of instelling (eventueel hogeschool of bedrijf) waar je het onderzoek hebt uitgevoerd en de datum waarop je het verslag inlevert. Voorwoord Hier vertel je waar (projectgroep, vakgroep, instelling) en wanneer je het verslag hebt geschreven en kun je de begeleiders bedanken voor hun hulp. Samenvatting Hierin leg je zo kort mogelijk uit wat de probleemstelling is en wat de belangrijkste conclusies uit jouw onderzoek zijn met betrekking tot deze probleemstelling. Er mogen geen verwijzingen naar de rest van het verslag in staan. Inleiding Hierin geef je zo kort mogelijk een overzicht van het onderwerp dat je wilt verkennen Je formuleert je probleemstelling en vat samen hoe je dat probleem tot een oplossing wilt brengen door kort te vertellen welke thema’s je in je paragrafen of alinea’s aanroert. Methode(n) van onderzoek Beschrijf onder andere de manier waarop je het onderzoek hebt opgezet. Welke bronnen heb je gebruikt en geef een verantwoording van waarom je juist die bronnen hebt gebruikt. Richtpunten kunnen zijn: Van welke methoden heb je gebruik gemaakt, met hoeveel personen, etc..
8
Hoe je uiteindelijk tot de resultaten die je presenteert gekomen bent. Hoe heb je bijvoorbeeld de percentages bepaald die in de diagrammen te zien zijn. Welke berekeningen heb je gebruikt? Licht ook toe waarom je gekozen hebt voor die manier van onderzoek doen. Hoe je de betrouwbaarheid van die resultaten hebt getoetst. Tijdgebruik taal: methode(n) van onderzoek worden geschreven in de verleden tijd. Resultaten In verschillende hoofdstukken en paragrafen ga je in op de beantwoording van de onderzoeksvraag en eventuele deelvragen. Leg de juiste verbanden tussen de gegevens uit verschillende bronnen. Conclusie Bij de conclusie(s) beschrijf je de belangrijkste bevindingen uit je onderzoek. Hierbij gebruik je alle verzamelde gegevens die gebruikt zijn om de conclusie te kunnen trekken. Het is vaak het beste om de conclusie te beginnen met een terugkoppeling naar je vraagstelling: in hoeverre hebben je resultaten een antwoord gegeven op je onderzoeksvraag? Klopten je hypothesen? Kun je alle resultaten verklaren? Dus ook de gegevens uit de literatuur. Je legt het verband tussen de resultaten uit de literatuur en je eigen uitgevoerde onderzoek of je eigen observaties. Je geeft bij de conclusie antwoord op je hoofdvraag. Tijdgebruik taal: De conclusies van jouw eigen proef worden in de verleden tijd geschreven; de daarop gebaseerde algemene uitspraken staan in de tegenwoordige tijd. Discussie In de discussie beschrijf je welke resultaten onverwachts zijn, je geeft een verklaring van deze resultaten. Je gaat in op sterke en zwakke punten van het onderzoek en het verslag. Tenslotte geef je suggesties voor vervolgonderzoek of aanbevelingen om het onderzoek beter te doen. Reflectie Alle deelnemers van de groep schrijven individueel een reflectie en evaluatie over de uitvoering en de verwerking van het profielwerkstuk. Denk aan wat goed ging, wat minder goed ging, wat moeilijk was, wat leuk was, de taakverdeling (evt), samenwerking (evt), wat je ervan geleerd hebt, enz. Je kan hierin ook verbeterpunten van het proces van het profielwerkstuk noemen, wat moet de coördinator of begeleider veranderen/ aanpassen aan de opzet/invulling/begeleiding? En wat moet zeker in de manier waarop het profielwerkstuk op Lyceum Elst wordt uitgevoerd blijven?
9
Literatuurlijst Hier vermeld je op een systematische manier naar welke artikelen, boeken (of hoofdstukken ervan), syllabi, practicumhandleidingen etc., je in je verslag verwijst. Dit geeft het de lezer de mogelijkheid te controleren wat jij allemaal beweert (verificatie). Als je het in je verhaal dus over specifieke ideeën van mensen, specifieke methoden, specifieke gegevens van anderen etc. hebt, dan moet je verwijzen naar het boek of artikel waar die informatie het eerst in is gepubliceerd. Als je echter uitspraken doet over “inmiddels algemeen aanvaarde ideeën” hoef je niet te verwijzen. Als je dus ter voorbereiding van het schrijven van een verslag algemene ideeën opdoet uit een leerboek, dan komt dit boek niet in je literatuurlijst te staan. In de tekst kun je op twee manieren verwijzen naar anderen. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: “Bradford (1982) toonde aan dat …” maar ook “De afbraak van ozon is op het zuidelijk halfrond groter dan op het noordelijk halfrond (Bradford, 1982)”. Als er twee auteurs zijn wordt het: “Bradford en Williams (1982)”, en “(Bradford en Williams, 1982)”. Zijn het drie of meer auteurs dan gebruik je het Latijnse “et al.” (en anderen) : “Bradford et al. (1982)” en “(Bradford et al., 1982)”. Verwijs je naar resultaten die wel al geaccepteerd zijn voor publicatie maar nog niet gepubliceerd zijn dan gebruik je “in druk” (“in press” in het engels): “Bradford et al., in press”. Zijn ze nog niet geaccepteerd dan gebruik je “niet gepubliceerde resultaten” (“unpublished results” in het engels). Was het een mondelinge mededeling dan gebruik je “persoonlijke mededeling” (“personal communication” in het engels). De literatuurlijst aan het eind van je verslag bevat alle referenties die je in de tekst gebruikt hebt in alfabetische volgorde. Wanneer je verwijst naar meerdere titels van een zelfde auteur dan zet je deze in de literatuurlijst op chronologische volgorde. De lay out van een literatuurlijst kan behoorlijk variëren. De keus is aan jou/jullie, maar houd je aan één methode. In bijlage 2: “sjabloon onderzoeksvoorstel” kun je lezen hoe je bronvermelding in je literatuurlijst doet. Bijlagen Beperk het gebruik van bijlagen altijd zoveel mogelijk! Zet geen essentiële informatie in de bijlagen: het verslag moet zonder bijlagen een leesbaar en compleet geheel zijn. 3 Praktische tips • Verzamel niet teveel literatuur! Hierdoor gaat het overzicht verloren en raak je in tijdnood. Een goede planning, duidelijke afbakening van je onderwerp, en een duidelijke formulering van je vraagstelling helpen bij het scheiden van wel en niet relevante literatuur. • Bekijk de verzamelde literatuur eerst globaal. Sorteer de artikelen dan van heel belangrijk tot onbelangrijk waarbij de laatste categorie sowieso weg kan! Lees de
10
relevante artikelen vervolgens kritisch door en onderstreep belangrijke zinnen of schrijf de essentie ervan direct op. • Breng van tevoren de structuur in je verhaal aan. Splits de informatie die je in de literatuur hebt gevonden in stukken voordat je met schrijven gaat beginnen. Bespreek, voordat je gaat schrijven, de door jou gekozen indeling met de docent. Zo voorkom je dat jullie het achteraf niet eens zijn over de gekozen aanpak. • Houd regelmatig contact met je begeleider. Het schrijven van een profielwerkstuk is erg intensief en voor een goed verloop ervan is het verstandig om van tevoren met de docent af te spreken wanneer en hoe vaak je bij elkaar gaat komen (houd je daar ook aan!). • Spreek met de docent af hoeveel versies je mag inleveren voordat het profielwerkstuk wordt beoordeeld. Zorg dat je minstens één keer de gelegenheid hebt om commentaar van je docent te verwerken. Dit is uitermate leerzaam.
11
Bijlage 1: Fraude en plagiaat Bewerkt naar Bron: http://www.tilburguniversity.edu/nl/studenten/studeren/oer/economicsmanagement/plagiaat/ http://www.tilburguniversity.edu/upload/eb64e992-1cce-437b-916c9ace59ba0413_1012-regelsrichtlijen2.pdf Wat is fraude? De definitie van fraude is als volgt: Het handelen of nalaten van handelen door de examinandus waardoor het vormen van een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt gemaakt. In ieder geval worden de volgende gevallen als fraude aangemerkt: In een scriptie of ander werkstuk gegevens, teksten, redeneringen of gedachten van anderen of uit eigen werk overnemen zonder correcte bronvermelding volgens de binnen de wetenschap algemeen aanvaarde regels. Hiervan is onder meer sprake als: - passages uit het werk van een ander nagenoeg woordelijk zijn overgenomen zonder correcte bronvermelding en zonder aanhalingstekens en/of passages uit het werk van een ander zijn geparafraseerd zonder dat is aangegeven dat het hier de opvatting of gedachtegang van een ander betreft en zonder bronvermelding; - uitgewerkte ideeën of vondsten van een ander worden gepresenteerd als eigen ideeën of vondsten; Bij het uitvoeren van een profielwerkstuk de onderzoeksresultaten manipuleren of niet correct weergeven, een en ander met het oogmerk van misleiding. Hiervan is onder meer sprake als: - gegevens gebruikt voor het onderzoek worden verdraaid, worden verzonnen of onverantwoord selectief worden weergegeven. - standpunten, interpretaties en conclusies van anderen met opzet verdraaid worden weergegeven. Het gelegenheid geven dan wel aanzetten van medeleerlingen tot fraude; Het zonder toestemming van de docent gebruik maken van bij een ander vak reeds geproduceerd eigen werk. Indien bij groepswerk plagiaat wordt geconstateerd, wordt het plagiaat aan ieder van de groepsleden in gelijke mate toegerekend. Op het groepslid berust de bewijslast van het tegendeel. Indien in een profielwerkstuk plagiaat/fraude wordt geconstateerd, wordt het desbetreffende profielwerkstuk ongeldig verklaard. Het profielwerkstuk is niet voor herkansing vatbaar en er dient een geheel nieuw profielwerkstuk te worden geschreven.
12
Wat is plagiaat? Plagiaat is het onzorgvuldig of zonder correcte bronvermelding overnemen van gegevens, teksten, redeneringen of gedachten van anderen. Volgens artikel 10 van de Regels en Richtlijnen voor de Examencommissie wordt dit gezien als fraude. Plagiaat komt overal voor, niet alleen bij academici. Wat mag dus niet?
Stukken tekst kopiëren of parafraseren uit een bron zonder de bron te vermelden. Het niet correct vermelden van bronnen (bijv. onvolledig of het verwijzen naar een boek, terwijl men de passage uit een artikel heeft overgenomen). Ideeën, teksten, redeneringen of gedachten van anderen presenteren als eigen werk. Het voorgaande gaat dus ook op voor het parafraseren van werk van anderen. Het weglaten van aanhalingstekens bij een letterlijk citaat. Het niet bij alle plaatsen waar de informatie uit die bron is gebruikt verwijzen naar die bron. Zoveel woorden, ideeën, teksten of redeneringen van anderen gebruiken, dat dit het grootste deel van een verslag uitmaakt, zelfs met bron vermelding. Dit geldt ook indien de oorspronkelijke bron wordt geparafraseerd.
Hieruit blijkt dat voor het plegen van plagiaat niet per definitie opzet in het spel hoeft te zijn. Ook als men niet op de hoogte is van de regels omtrent het correct vermelden van de bron, kan men, zonder daarbij als doel te hebben andermans werk als eigen werk te presenteren, plagiëren. Wetenschappelijk onzorgvuldig handelen kan dus een fraudeaantijging opleveren. Wanneer melding aan de examencommissie? Werkstukken worden gedurende het schrijfproces doorgaans begeleid door een docent. Als de docent van mening is dat er teveel wordt geparafraseerd of dat de bronvermelding onvoldoende is, dan zal hij de concepttekst van het werkstuk verwerpen en aanwijzingen geven om het werkstuk te verbeteren. Heeft de docent echter het vermoeden dat er opzettelijk wordt geplagieerd, dan kan hij de examencommissie hiervan op de hoogte stellen. De examencommissie zal dan, met inachtneming van de procedures zoals beschreven in de regels en richtlijnen voor de examencommissie, de kwestie beoordelen en indien nodig een sanctie opleggen. Als plagiaat wordt geconstateerd nadat het werkstuk reeds is beoordeeld, dient de zaak ten allen tijde ter beoordeling aan de examencommissie te worden voorgelegd.
13
Bijlage 2: Format onderzoeksvoorstel Beste leerling(en), Gebruik dit document voor het schrijven van het onderzoeksvoorstel. In dit document vind je tips en criteria voor elk onderdeel waaruit het onderzoeksvoorstel moet bestaan. Haal deze en andere teksten weg, dus ook de teksten tussen rechte haken: […] ! Laat de opmaak van dit document zoals die is. Verander niet kopjes, het lettertype of de regelafstand. Dit document wordt beoordeeld bij het eerste beoordelingsmoment. Bij een voldoende product wordt dit document beoordeeld en zijn maximaal 20 (van de uiteindelijke 100 punten) te verdienen. Uiterlijke inleverdatum: Maandag 8 juni 2015
Naam student Klas Datum Vak Soort onderzoek Eerste begeleider Tweede beoordelaar Afwijkende afspraken
[Noteer hier je voor- en achternaam] [Noteer hier je klas] [Noteer hier de datum waarop je deze versie van het onderzoeksvoorstel aan je begeleider toestuurt] [Vul hier het vak in waarbij je het pws maakt] [Bronnen / Experimenteel ] [Vul hier de naam in van je eerste begeleider] [Vul hier de naam in van je tweede beoordelaar] [Noteer hier afwijkende afspraken en redenen waarmee een begeleider rekening dient te houden bij de beoordeling. Specifieke afspraken over de doelstelling ‘van’, de doelstelling ‘in’, de theoretische verkenning en de gegevensverzameling, kun je kwijt onder de betreffende kopjes hieronder]
14
[Noteer hier het onderwerp van je onderzoek of formuleer een pakkende titel] Inhoudsopgave [maak een inhoudsopgave. Zorg voor paginanummering. ] Doelstelling ‘van’ het onderzoek: waarom dit onderzoek? [laat dit kopje staan] [Wat was de aanleiding tot het onderzoek? Waarom wil je dit onderzoek gaan doen? Wat is je ooit opgevallen, wat vraag je je af? Ben zo concreet mogelijk. Vat de aanleiding eventueel samen in 1 of meerdere vakinhoudelijke onderzoeksvragen. Gebruik hiervoor minimaal 200 woorden en maximaal 500 woorden! Gebruik geen redenen als: ‘dat moet van de docent.’ ] Praktische relevantie [laat dit kopje staan] [Ga hier uitvoerig in op de relevantie van het onderzoek, dat wil zeggen voor wie de resultaten op welke manier relevant zijn. Ofwel wie zou straks iets met de resultaten van het onderzoek moeten (kunnen)? Wat heb je aan de resultaten van dit onderzoek. Je moet vooruitkijken naar het type verwachte resultaten en daar handelingsconsequenties aan verbinden. Natuurlijk weet je nu nog niet wat de uitkomsten van het onderzoek zullen zijn, maar je kunt wel vast aangeven wat de ‘range’ aan uitkomsten zou kunnen zijn en wie daar wat mee zou moeten kunnen. Bijv. de invloed van muziek op concentratie. De uitkomsten kunnen zijn dat het bevorderlijk is of juist hinderlijk. Wie kan er iets met dit resultaat? Tot welke handelingen zal deze conclusie leiden. Worden bijv. de schoolregels aangepast? Gebruik hiervoor minimaal 200 woorden en maximaal 500 woorden!] Doelstelling ‘in’ het onderzoek [laat dit kopje staan] [Formuleer op deze pagina de onderzoeksvragen met eventueel een indeling in hoofd- en deelvragen. Nummer de vragen. Geven de hoofdvragen een nummer (1 t/m…) en de deelvragen een letter (a t/m…). Als je meerdere hoofdvragen met deelvragen hebt, start de nummering van deelvragen bij de volgende hoofdvraag dan telkens weer bij a. Geef een nadere toelichting op de onderzoeksvragen, bijvoorbeeld wat betreft: - de relevantie van elke onderzoeksvraag eventueel terugverwijzend naar de doelstelling van het onderzoek; - je onderliggende redeneringen voor het onderscheiden van deelvragen;
15
- je keuze voor het gebruik van een bepaalde term in de onderzoeksvraag; - je verwachtingen die je hebt wat betreft het antwoord op de onderzoeksvraag (en waaruit ook de relevantie van die vraag kan blijken). Een hypothese/voorspelling. Vat ten slotte de onderzoeksvragen samen met een zin als ‘De centrale doelstelling van het onderzoek is dus om uit te zoeken …’] Theoretische verkenning [laat dit kopje staan] Let op! Dit is vast een verkenning van mogelijke bronnen. Het kan zijn dat je een bron uiteindelijk niet gaat gebruiken én het is zeer waarschijnlijk dat je meer bronnen nodig hebt dan alleen deze 6. Eisen: Voor de havo moeten hier minimaal 1 wetenschappelijke bron gebruikt worden, voor het vwo minimaal 3. Eventueel kan je begeleider hogere eisen stellen. Bron 1 [Noteer hier de bronvermelding, op de juiste manier!: zie bijlage: ‘Richtlijnen voor literatuurvermelding c.q. titelbeschrijving.’] [Beschrijf hier in minimaal 150 woorden wat je aan de bron denkt te hebben in relatie tot de onderzoeksvragen] Bron 2 [Noteer hier de bronvermelding, op de juiste manier!: zie bijlage: ‘Richtlijnen voor literatuurvermelding c.q. titelbeschrijving.’] [Beschrijf hier in minimaal 150 woorden wat je aan de bron denkt te hebben in relatie tot de onderzoeksvragen] Bron 3 [Noteer hier de bronvermelding, op de juiste manier!: zie bijlage: ‘Richtlijnen voor literatuurvermelding c.q. titelbeschrijving.’] [Beschrijf hier in minimaal 150 woorden wat je aan de bron denkt te hebben in relatie tot de onderzoeksvragen]
16
Bron 4 [Noteer hier de bronvermelding, op de juiste manier!: zie bijlage: ‘Richtlijnen voor literatuurvermelding c.q. titelbeschrijving.’] [Beschrijf hier in minimaal 150 woorden wat je aan de bron denkt te hebben in relatie tot de onderzoeksvragen] Bron 5 [Noteer hier de bronvermelding, op de juiste manier!: zie bijlage: ‘Richtlijnen voor literatuurvermelding c.q. titelbeschrijving.’] [Beschrijf hier in minimaal 150 woorden wat je aan de bron denkt te hebben in relatie tot de onderzoeksvragen] Bron 6 [Noteer hier de bronvermelding, op de juiste manier!: zie bijlage: ‘Richtlijnen voor literatuurvermelding c.q. titelbeschrijving.’] [Beschrijf hier in minimaal 150 woorden wat je aan de bron denkt te hebben in relatie tot de onderzoeksvragen] Methode van gegevensverzameling [laat dit kopje staan] [Beschrijf en beargumenteer hier welke gegevens je op welke manier gaat verzamelen om de onderzoeksvragen te beantwoorden. Dit onderdeel is extra belangrijk voor degenen die een experiment gaan doen. Hierin beschrijf je zo nauwkeurig mogelijk hoe je onderzoek er uit gaat zien en hoe je de resultaten verwerkt. Je kan bij een experiment denken aan experimenteel onderzoek of beschrijvend onderzoek.] Planning [laat dit kopje staan] [Je maakt een planning voor je activiteiten tijdens het vervolgtraject volgens het format in onderstaande tabel. Je geeft daarin in gedurende welke periode je aan welke onderdelen gaat werken en wanneer je verwacht de begeleidend docent tijdens het vervolgtraject te raadplegen en waarover. Het is belangrijk om deze planning ook eerst met je begeleider door te spreken! En om met hem/haar nadere afspraken te maken over de werkwijze tijdens het vervolgtraject: hoever van te voren wil hij/zij bijvoorbeeld een document van jou ontvangen ter voorbereiding op jullie volgende afspraak? De belangrijkste data zijn al ingevuld. LET OP: vul zelf andere activiteiten/data aan. ]
17
Tijdstip
Onderzoeksactiviteiten
8 juni
Inleveren onderzoeksvoorstel
Verwachting van begeleider
LEweek 4 (2 pwsdagen)
18
Richtlijnen voor literatuurvermelding c.q. titelbeschrijving. Boek: Auteursnaam (-namen), Voorletter(s) en voorvoegsel(s), Titel, Ondertitel (druk; Plaats, jaar). Tijdschriftartikel: Auteursnaam (-namen), Voorletter(s) en voorvoegsel(s), ‘Titel, Ondertitel’, Tijdschriftnaam, jaargang (jaar), aflevering, p. pagina’s. Bijdrage in een bundel: Auteursnaam (-namen), Voorletter(s) en voorvoegsel(s), ‘Titel, Ondertitel’, In: Voorletter(s) en Auteursnaam (-namen) (red.), Titel, Ondertitel (druk, Plaats, jaar) p. pagina’s. Website: Achternaam auteur, voorletter(s) (Publicatiejaar of update). Titel van het document of de website. Geraadpleegd op dag maand jaar, gehele adres website. NB:
Geef alleen de druk aan als het niet de eerste druk is, maar een latere. Als een publicatie meer dan drie schrijvers heeft, wordt alleen de eerste genoemd, gevolgd door e.a. Alleen van de eerste auteur wordt de achternaam vooraan gezet (ivm alfabetische ordening) Als een stuk geschreven is door een instelling, een commissie of dergelijke, wordt eerst de titel genoemd, dan de instelling en dan de rest. In een alfabetische literatuurlijst (helemaal achterin het stuk) staan de titels alfabetisch gerangschikt op de achternamen van de auteurs. Houd alle bronnen die je daadwerkelijk gebruikt vanaf het eerste begin van het werken aan je werkstuk goed bij. Je moet ze immers allemaal vermelden. Achteraf terug zoeken is tijdrovend en niet leuk. Controleer altijd de betrouwbaarheid van je bronnen. Heb je slechts een deel van een boek gebruikt, geef dan achteraan ook de pagina’s weer. Doe dit op dezelfde wijze als bij een tijdschriftartikel. Begin de tweede regel van een vermelding met een tab. Dit houdt de (lange) lijst overzichtelijk.
Voorbeelden: Boek: Wee, Herman van der en Erik Aerts, De economische ontwikkeling van Europa, 950-1950 (2e druk; Leuven/Amersfoort, 1997). Tijdschriftartikel: Wolf, Arthur P., ‘Is there Evidence of Birth Control in Late Imperial China?’, Population and Development Review, 27 (2001), afl. 11.2, p. 111-122. Website: Meijden, B. van der (1998). Schiphol als thema voor een geschiedenis-, internet- en/of profielwerkstuk. Geraadpleegd op 29 december 2008, http://www.histopia.nl/schiphol.htm
19
Bijlage 3: zie aparte bijlage op magister
20
Bijlage 4: Wat is er af voor de zomervakantie? Aparte bijlage op magister.
21
CONCEPT Voor de beoordeling van beoordelingsmoment 3 moet gebruik worden gemaakt van onderstaande rubric. De leerling krijgt tijdens het beoordelingsgesprek een kopie van een ingevulde rubric mee. In totaal zijn 55 punten maximaal te behalen. De totale score is in te vullen bij beoordelingsmoment 3. Toelichting tabel beoordeling: 0 = ontbreekt, 1 = slecht, 2 = voldoende, 3 = goed, W = weging onderdeel. 1. Inhoud 1a Vakinhoud Aansluiting probleemstelling en literatuur Sluiten de literatuur en de onderzoeksvraag op elkaar aan? Sluiten de (deel)vragen aan op de probleemstelling? Zijn de onderzoeksvragen adequaat geformuleerd? Analyse van literatuur Zijn de bronnen betrouwbaar. Worden de bronnen op havoniveau geanalyseerd en met elkaar in verband gebracht? Is er interne consistentie in het verslag? Worden inzichten uit de bronnen in eigen woorden weergegeven? Is er een duidelijk verschil tussen hoofden bijzaken? Voldoende literatuur Is er voldaan aan de minimale eis van het aantal artikelen? Is de literatuur van recente datum? 1b. Argumentatie Niveau/originaliteit probleemstelling Is de probleemstelling zinvol, van havoniveau, nieuw? Uitwerking van deelvragen Worden de deelvragen beantwoord? Is duidelijk wat het verband is van de deelvragen onderling? Is duidelijk wat het verband is van de deelvragen met de hoofdvraag? Beantwoording onderzoeksvraag Wordt de onderzoeksvraag beantwoord? Heeft de beantwoording van de onderzoeksvraag voldoende diepgang, op havoniveau? Toegevoegde waarde In hoeverre levert het verslag nieuwe inzichten op? Discussie/eigen mening Is de eigen mening gedegen beargumenteerd, gebaseerd op het onderzoek? Is de eigen mening herkenbaar en gescheiden van de meningen van andere auteurs? Worden de betekenis en beperkingen van de uitkomsten besproken? Wordt de confrontatie met andere onderzoeksvragen en eventuele aanbevelingen en nieuwe onderzoeksvragen aangegeven?
0
1
2
3
Opmerking
W
1
Niet voldaan: 0 Voldaan: 1
NB: dit criterium heeft weegfactor 4
4
NB: dit is een voorwaarde voor beoordeling 1
nvt
1
1
1
1
1
22
Toegek end
1c. Methode Methodologie Methode is adequaat gekozen en goed toegelicht. Accuratesse en relevantie worden aangegeven. Betrouwbaarheid van onderzoeksgegevens wordt aangegeven. Manier waarop verwerking van de onderzoeksgegevens plaatsvindt, wordt aangegeven. En komt overeen met de vaardigheden uit het examenprogramma. 2. Vorm 2a. Verzorging: De lay-out Gebruik van paginanummering, onderstrepen, de nummering en titel van figuren en tabellen, elk hoofdstuk op een nieuwe pagina, markeren van het begin van een nieuwe alinea. Figuren: nummering, titel, bronvermelding, verwijzing in de tekst naar figuren. Uitgebreid bijschrift. 2b. Structuur: In de conclusie en discussie: Wat zijn de bevindingen? Hoe en in welke mate zijn de bevindingen vertekend door de opzet van het onderzoek? (Denk bijv. vertekening door de soort literatuur, door de definities, door keuze van factoren en methode van onderzoek.) Welke vragen moeten nog worden beantwoord? Is de leerling na analyse van literatuur in staat om de sterkte en zwakte van het eigen onderzoek aan te geven? Wat zijn de suggesties voor vervolgonderzoek? Zijn de suggesties compleet en sluiten ze aan op het pws? Taalgebruik en Structuur op het niveau van de zinnen en alinea’s. Logische opbouw van het geheel. Zinnen, alinea’s en paragrafen moeten op elkaar aansluiten. Gebruik van leestekens, woordgebruik, spelling. Zinsconstructies, stijl. Authentiek taalgebruik. Titels en tussenkopjes zijn prikkelend en geven weer waar het deel overgaat.
0
0
1
1
2
2
3
3
Opmerking
W
NB Dit criterium heeft weegfactor 3
3
Opmerking
W 1
NB Dit criterium heeft weegfactor 3
3
1
Max. 55
Totaal (Bij een weging hoger dan 1, vermenigvuldig je de punten met de weegfactor. Tel alle behaalde punten bij elkaar op.)
In totaal zijn maximaal 60 punten te behalen. Voor de presentatie zijn maximaal 10 punten te behalen. De rubric voor de presentatie wordt na de beoordeling van het verslag overlegt en besproken.
23
Toegek end