Naam: Klas:
Profielwerkstuk havo - vwo handleiding voor leerlingen die starten met het profielwerkstuk voor een vak in de profielen
NG
en
NT
in februari 2014
C.S.G. Jan Arentsz
Inhoudsopgave:
1.
Inleiding
blz. 2
2.
Organisatie a. Schoolafspraken b. Tijdschema
blz. 3 blz. 4
3.
Logboek
blz. 5
4.
Bronnen en materialen
blz. 5
5.
Stappenplan a. Keuze onderwerp/onderzoeksvraag b. Informatie verzamelen c. Werkplan onderzoek/technisch ontwerp d. Concept profielwerkstuk e. Definitieve versie
blz. 6 blz. 7 blz. 7 blz. 8 blz. 8
Afsluiten profielwerkstuk met een presentatie 6.
Begeleiding
blz. 9
7.
Eindcijfer
blz. 9
8.
Bijlagen 1. 2.
Voorbeeld van een werkplan Kopie van een deel uit het „zoekzakboek‟
Beoordelingskaart is los toegevoegd
1
blz. 10 blz. 11
1. Inleiding Een van de onderdelen van het examendossier is het profielwerkstuk. In het profielwerkstuk ligt de nadruk op de algemene vaardigheden. Dit zijn: informatievaardigheden ( informatie verzamelen en verwerken); onderzoeksvaardigheden en/of ontwerpvaardigheden; communicatieve vaardigheden of presentatievaardigheden. Het profielwerkstuk moet aan de volgende wettelijke eisen voldoen: 1. De studielast bedraagt voor havo- en vwo-leerlingen: 80 SLU (= studielastuur) per leerling. 2. Er moet een logboek bijgehouden worden. 3. Het profielwerkstuk heeft betrekking op tenminste één of meer vakken uit het eindexamen (totale pakket of profiel van de leerling). Het profielwerkstuk hoeft dus niet per se op één of meer vakken uit het profieldeel betrekking te hebben. Wel moet altijd ten minste één groot vak betrokken zijn. Een groot vak* heeft op de havo een omvang van minimaal 320 uur en op het vwo minimaal 400 uur. 4. Het profielwerkstuk wordt beoordeeld met een (onvoldoende of voldoende) cijfer. Dit cijfer maakt deel uit van het eindcijfer van het combinatiecijfer. Zie hiervoor het PTA artikel 6. 5. Indien het profielwerkstuk over twee vakken gaat, zijn er 2 begeleiders, die samen het cijfer bepalen. 6. Het profielwerkstuk moet, net als alle vakken met een eindcijfer, afgerond zijn voordat aan het 1 e tijdvak van het Centraal Examen mag worden deelgenomen. Belangrijk voor de slagen voor het eindexamen: Het eindcijfer voor het combinatievak, waar het profielwerkstuk deel van uitmaakt, telt volledig mee in de slaag-, zakregeling. In de wet is bepaald, dat een leerling die een 3 of lager heeft als eindcijfer voor een vak of als eindcijfer voor een onderdeel van het combinatievak gezakt is voor het eindexamen. Een 3 of lager als eindcijfer voor het profielwerkstuk betekent dus, dat je gezakt bent. De berekening van het eindcijfer van het profielwerkstuk valt onder art. 6.8 uit het PTA (eindcijfer schoolexamen voor een vak met alleen een schoolexamen): Bij een vak, waarvoor het eindcijfer van het schoolexamen tevens het cijfer voor het examen is, geldt dat een gemiddelde (= cijfer profielwerkstuk) van .,44 of minder naar beneden en van .,45 of hoger naar boven wordt afgerond. Bijvoorbeeld: 7,44… = 7,4 = eindcijfer 7 en 7,45…. = 7,5 = eindcijfer 8 *groot vak havo (min. 320 uur): groot vak vwo (min. 400 uur):
netl, entl, fatl, dutl, ges, ak, wisA, wisB, wisD, nat, schk, biol, econ, m&o, in, maw netl, entl, fatl, dutl, la, gr, ges, ak, wisA, wisB, wisC, wisD, nat, schk, biol, econ, m&o, in, maw, kumu, kubv
Wanneer je het profielwerkstuk maakt voor de vakken wisB, nat, schk, biol, gebruik je de NG/NT-handleiding. Voor de vakken wisA, wisC, in en ak kun je zowel een EM/CM-handleiding als een NG/NT-handleiding gebruiken, afhankelijk van het gekozen onderwerp. Je kiest voor een profielwerkstuk voor een NG/NT-profielvak een bètagericht onderwerp, dus geen geschiedkundig, economisch, sociaal of maatschappelijk onderwerp. Heb hierover e overleg met jouw 1 begeleider. De handleiding voor profielwerkstuk voor een NG/NT-vak verschilt in opzet van die van de EM/CM-handleiding. Beide handleidingen en bijbehorende beoordelingskaarten kun je vinden op Moodle. Het maken en afronden van het profielwerkstuk voor de NG/NT-vakken bestaat uit een aantal onderdelen, die besproken worden bij het stappenplan. Zie hiervoor blz. 6 (stappenplan)
2
2. Organisatie 2.a. Schoolafspraken: 1.
Het profielwerkstuk is in de meeste gevallen een open onderzoeksopdracht. Het onderzoek kan natuurwetenschappelijk of sociaal-wetenschappelijk van aard zijn. Een kritisch literatuuronderzoek mag. In sommige gevallen zal het onderzoek het karakter van een technisch of creatief ontwerp hebben. Hieronder vind je enkele voorbeelden. Onderwerp Alternatieve energiebronnen Vergrijzing Betaalbare gezondheidszorg Chaos en orde Verkeersproblemen
bijvoorbeeld bij de vakken Biologie, natuurkunde, scheikunde Aardrijkskunde, wiskunde, maatschappijwetenschappen Economie, aardrijkskunde, biologie, wiskunde CKV, wiskunde, maatschappijwetenschappen Aardrijkskunde, economie, wiskunde, maatschappijwetenschappen
2.
Je maakt het profielwerkstuk in een groepje van minimaal twee en van maximaal vier leerlingen. Uitzonderingen hierop zijn – in uiterste noodzaak en na overleg met de coördinator - mogelijk. Elke leerling besteedt 80 SLU (havo en vwo) aan het werkstuk. Afhankelijk van de groepsgrootte wordt een evenredig, groter eindproduct verwacht.
3.
Met het maken van het profielwerkstuk wordt begonnen in februari van de voorexamenklas. Een leerling krijgt een jaar om het profielwerkstuk te maken en af te ronden. Met het profielwerkstuk mag eerder begonnen worden. Eerder beginnen kan gebeuren in overleg met de begeleidende docent en met toestemming van de examencommissie (dhr. Den Uil, mw. Rozema en de teamleider).
4.
Vanaf februari in de voorexamenklas wordt een leerling geacht over voldoende (onderzoek)vaardigheden te beschikken om het profielwerkstuk redelijk zelfstandig te kunnen maken. Wanneer een leerling eerder start dan februari van de voorexamenklas, is het belangrijk, dat - de leerling over voldoende (onderzoek)vaardigheden beschikt, om het profielwerkstuk redelijk zelfstandig te maken (ter beoordeling aan de docent), - het niveau van het profielwerkstuk op het eindexamenniveau gewaarborgd is, - de eindbeoordeling op eindexamenniveau plaatsvindt, - de maximale tijdsduur van 1 jaar voor het maken en afronden van het profielwerkstuk niet overschreden wordt.
5.
Voor het maken van een profielwerkstuk is een stappenplan opgesteld, te verdelen in de volgende 5 stappen: 1. Keuze van het onderwerp of onderzoeksvraag 2. Verzamelen van informatie en/of resultaten 3. Maken van een werkplan e 4. Maken 1 versie ( = concept) profielwerkstuk 5. Maken van de definitie versie profielwerkstuk en/of presentatie Zie „het stappenplan‟ (blz. 4) voor meer uitleg en informatie.
6.
De keuze van het onderwerp of de onderzoeksvraag en het vak is in principe vrij. In het geval je profielwerkstuk over twee of meer vakken gaat, kies je zelf, welke combinatie vakken het best bij jouw onderwerp/ onderzoeksvraag past, of welk onderwerp/onderzoeksvraag het best bij jouw vakkencombinatie past.
7.
Op grond van de keuze van het onderwerp/onderzoeksvraag, vak en eventueel de gekozen vakkencombinatie zoek je één of twee docenten, die jou/de groep willen begeleiden. De docenten moeten hiermee instemmen. Een docent kan maximaal 12 profielwerkstukken per klas/blok begeleiden met een maximum van 20 profielwerkstukken per leerjaar. Wanneer docenten „vol‟ zitten, worden in overleg begeleiders aangewezen en zul je of de vakkencombinatie of de titel van je profielwerkstuk moeten aanpassen.
8.
De docent bepaalt tot de datum van de deadline, in overleg met de leerling, of je verder mag gaan met de volgende stap uit het stappenplan. Onvoldoende uitgewerkte onderdelen kunnen namelijk consequenties hebben voor het verdere verloop van je profielwerkstuk. Als je met z‟n tweeën of meer werkt, geldt dit voor de hele groep.
9.
Op het beoordelingsformulier wordt elke stap ter goedkeuring geparafeerd door je begeleider(s). De eerste begeleider evalueert de beoordeelde stap met de leerling(en).
10. Op de datum van deadline, zoals is aangegeven bij iedere stap, wordt de betreffende stap uiterlijk afgerond. Dat betekent, dat de punten gelden, die op de datum van de deadline voor de betreffende stap zijn gehaald. Bij overschrijden van de deadline moet je door naar de volgende stap, ongeacht het aantal punten, dat je gehaald hebt. Een eventuele herkansing kan daarbij vervallen. In het ergste geval kun je zelfs voor een stap 0 punten krijgen. Deze „overtijdmaatregel‟ geldt niet voor het maken van het werkplan (stap II). 11. Iedere leerling houdt een persoonlijk logboek bij. Denk eraan, dat het logboek tijdens het maken van het profielwerkstuk opvraagbaar moet zijn. Dat betekent, dat een logboek nooit achteraf gemaakt kan worden.
3
12. Voor de afronding van het profielwerkstuk mag je kiezen uit onderstaande presentatievormen. Wanneer een presentatievorm anders is dan een schriftelijk verslag, dient een schriftelijke toelichting aanwezig te zijn. Presentatievorm Geschreven verslag Essay of artikel Mondelinge voordracht Stellingen met onderbouwing Posterpresentatie met onderbouwing Technisch ontwerp met documentatie Presentatie met gebruik van media (bij geschiedenis verplichte keuze)
Profiel NG/NT X X X X X Zelf ontwikkelde proefopstelling X
Profiel EM/CM X X X X X Creatief ontwerp X
13. Bij het maken van het profielwerkstuk houden leerlingen en begeleider(s) zich aan het onderstaande tijdschema (zie 2b, blz. 3). Wanneer een leerling het tijdschema niet kan volgen, neemt de leerling altijd contact op met de (eerste) begeleider. In noodsituaties kan in overleg met de coördinator een nieuw tijdschema worden vastgesteld. 14. Profielwerkstuk/presentatie, beoordelingsformulier en logboek worden door de leerling(en) zelf bewaard tot minimaal een half jaar na het afsluiten van de schoolloopbaan. 15. Het eindcijfer en de wijze, waarop dat tot stand is gekomen wordt op school geadministreerd. Daarvoor lever je na het afronden van je profielwerkstuk, uiterlijk 14 schooldagen voor het begin van het Centraal Examen, een kopie van de beoordelingskaart en van je logboek in bij de coördinator. 16. Indien fraude wordt geconstateerd, ongeacht het stadium, waarin het profielwerkstuk verkeert, worden de regels ten aanzien van onregelmatigheden bij het examen gevolgd (zie artikel 10 van het PTA). 17. Het profielwerkstuk is niet herkansbaar (zie PTA art. 8.2). Leerlingen, die in H5 of AG6 zijn gezakt en terug komen op school (Jan Arentsz) mogen echter wel (delen van) het profielwerkstuk proberen te verbeteren met als doel het eindcijfer te verhogen.
2b.
Tijdschema: Bij het maken van het profielwerkstuk NG/NT wordt het volgende tijdschema aangehouden. Profielwerkstuk Tijd (stappenplan) Leerlingen Begeleider(s) Uitdelen informatie profielwerkstuk februari 2014 Keuze vak/docent uiterlijk 3 april 2014 (week 14) Stap 1: keuze onderwerp/onderzoeksvraag afronden uiterlijk: 16 mei 2014 (week 20) Stap 2: informatie verzamelen afronden uiterlijk 20 juni 2014 (week 25) Stap 3: maken van een werkplan afronden uiterlijk 3 oktober 2014 (week 40) In de week 36 (uiterlijk 5 september 2014) geef je aan de teamleider op: 1. met wie je het profielwerkstuk uitvoert en 2. wie de definitieve docent(en) is/zijn, die het werkstuk begeleidt/begeleiden Stap 5: eindversie afronden uiterlijk: 20 februari 2015 (week 8) evaluatie uiterlijk: 6 maart 2015 Inleveren kopie van de beoordelingskaart en uiterlijk 10 april 2015 het logboek (14 schooldagen voor het begin van het Centraal Examen) Na de zomervakantie kun je alleen op grond van clusterwijzigingen voor een andere docent als begeleider kiezen. Doe dit wel in samenspraak met de betreffende docenten en let daarbij op het maximaal door een docent te begeleiden werkstukken.
4
3. Logboek: In het logboek houd je alle werkzaamheden bij, die je voor het maken van je profielwerkstuk hebt verricht. Bij iedere handeling vermeldt je datum, tijd, plaats, verrichte handeling, resultaat en eventueel gemaakte afspraken. Het logboek is voor jou een hulpmiddel bij het systematisch verzamelen van informatie en voor je begeleider(s) een hulpmiddel om snel inzicht te krijgen in het gevolgde werkproces. Het logboek helpt je bij het schrijven van je eindverslag. Je kunt je beter herinneren wat er allemaal gebeurd is. Het logboek omvat niet meer dan enkele pagina‟s A4. Het logboek is na het afronden van het profielwerkstuk een bewijs, dat je voldaan hebt aan de gestelde slu‟s. Hieronder is een voorbeeld van een logboek opgenomen. Naam: Titel profielwerkstuk: Eerste begeleider: Datum Tijd 7/4 14/4 19/4 enz.
15 min 40 min enz.
Plaats School Bieb
Verrichte werkzaamheden Overleg met …. Info gezocht over ….
Resultaat Afspraak gemaakt Weinig gevonden
Nieuwe afspraken/ opmerkingen Afspraak op… in…. Deelvraag 4 aangepast
Natuurlijk is het verstandig om niet te vaak van de uiterste data gebruik te maken. Houd er rekening mee, dat een stap wel eens wat meer dan de geschatte tijd kan kosten of met een „onvoldoende‟ gewaardeerd wordt.
4. Bronnen- en materialen: Naast een logboek is het zinvol om een zogenaamd bronnen- en materiaalboek te maken. Een goed gedocumenteerd bronnen- en materialenboek is onmisbaar, wanneer je je presentatie gaat uitwerken. Neem zoveel mogelijk gegevens op, want onbelangrijke details kunnen in een later stadium essentiële informatie blijken te zijn. In het bronnen- en materialenboek neem je kladblaadjes met aantekeningen, krantenknipsels, informatie van internet, tussentijdse resultaten van je onderzoek, een overzicht van geraadpleegde boeken (literatuurlijst) en dergelijke op. Zet op zoveel mogelijk materialen een datum en een goede bronvermelding en orden je gegevens zo veel mogelijk. Houd bij het ordenen van je gegevens rekening met de presentatievorm van je profielwerkstuk. Zie hiervoor de bijlage 2 (bronnenlijst, literatuurlijst)
Het persoonlijke logboek en de literatuurlijst lever je bij elke stap van het profielwerkstuk in.
5
5. Stappenplan: Het NG/NT-profielwerkstuk kun je maken vanuit de vakken wisB, nat, schk, biol en vanuit een bèta-onderwerp bij wisA, in en ak. Het maken en afronden van het NG/NT-profielwerkstuk bestaat uit de volgende onderdelen 1. literatuurgedeelte, waartoe behoren a. idee voor het werkstuk – denk ook alvast aan een idee voor eigen onderzoek, b. opstellen van het probleem – wat wil ik eigenlijk onderzoeken en waarom (= onderbouwing literatuurgedeelte c. opstellen van deelvragen voor het literatuurgedeelte, d. en het beantwoorden van de deelvragen met behulp van informatie uit boeken, uit artikelen en informatie van het internet. 2. overgang van literatuurgedeelte naar het eigen onderzoek a. wat heb ik gevonden in de literatuur b. welk onderzoek wil ik doen op grond van de gevonden literatuur en de uitgezochte deelvragen c. opstellen van deelvragen voor het eigen onderzoek 3. bedenken en uitvoeren van een eigen onderzoek a. opstellen van een werkplan met tijdschema en eventueel enquête b. goedkeuring van het werkplan c. uitvoeren van het eigen onderzoek 4. afronden van het profielwerkstuk a. maken van een verslag/presentatie b. eindbeoordeling c. doorgeven van titel en beoordelingskaart aan de examenadministratie/teamleider Het maken van het profielwerkstuk is in 5 stappen opgedeeld. Bij elke stap van het stappenplan wordt vermeld: 1. welke onderdelen belangrijk zijn 2. op welke onderdelen je beoordeeld wordt (aangegeven met X + maximaal te behalen punten). Zie hiervoor ook het beoordelingsformulier Voor uitgebreidere informatie over de verschillende onderdelen van het stappenplan kun je terecht bij je (eerste) begeleider. Begin al bij stap 1 een persoonlijk logboek en een literatuurlijst bij te houden.
5a.
Stap 1: Keuze onderwerp/onderzoeksvraag: -
Belangrijke onderdelen keuze met z‟n 2-en, 3-en of 4-en keuze van het onderwerp, vak(ken) herkenbaar, inschatten op haalbaarheid keuze vakkencombinatie en keuze begeleider(s) motivatie voor en onderbouwen van het onderwerp kwaliteit hoofd- en deelvragen literatuurgedeelte zelfstandigheid van de leerling bij deze stap van het stappenplan
Beoordeling max. 3p goedkeuring max. 4p max. 3p -
Onderschat de keuze van een partner niet. Je moet een heel jaar „lief en leed‟ met elkaar delen. Je moet op elkaar kunnen vertrouwen. Wacht niet tot de uiterste datum met het kiezen van je begeleiders. Je weet: vol is vol! Zelfstandigheid betekent niet dat je niets aan je begeleider(s) mag vragen. Zij kunnen je soms op weg helpen. Teveel vragen en „vragen naar de bekende weg‟ wordt ervaren als „niet zelfstandig kunnen werken‟. Bij de keuze van je onderwerp/onderzoeksvraag let je vooral op wat jou interesseert. Gebruik kranten, boeken, internet, of praat eens met een deskundige. Het onderwerp moet haalbaar zijn: dus niet te moeilijk zijn, er moet voldoende informatie over te vinden zijn. Denk eraan: maak van het profielwerkstuk geen „wereldprobleem‟. Een simpele onderzoeksvraag kan de haalbaarheid van het profielwerkstuk en daarmee de uitvoerbaarheid van je eigen onderzoek vergroten. Stel voor stap 1 een titel op, verzin deelvragen voor het literatuurgedeelte, verzin een eerste aanzet voor eigen onderzoek. Verder schrijf je een inleiding, waarin je de keuze van het onderwerp en de deelvragen onderbouwt. Je ondersteunt de keuzes en onderbouwing met een (kranten)artikel, een belevenis, een ervaring of met literatuur. “We vinden het leuk om …” is dus geen onderbouwing.
6
5b.
Stap 2: Informatie verzamelen: -
Belangrijke onderdelen bronnen vormen een goede basis voor de inleiding (= literatuurgedeelte) op het eigen onderzoek zo nodig deelvragen voor het literatuurgedeelte aanscherpen voldoende informatie en literatuur verzameld kwaliteit en relevantie opgezochte literatuur bronnen juist vermeld, overzichtelijk en duidelijk
Beoordeling max. 5p max. 5p max. 5p
Het motto bij deze stap luidt: inperken en afbakenen! Probeer deelvragen duidelijker te stellen aan de hand van gevonden literatuur. Zoek naar informatie (niet alleen “Libelle”-informatie), websites (vermeld de originele artikelen – niet alleen samenvattingen via google of wikipedia), artikelen en boeken. Je kunt gebruik maken van bibliotheken, internet, wetenschapsartikelen en tijdschriften enz. Om een goed werkplan te schrijven bij stap 3 voor het uitvoeren van experimenten, het afnemen van interviews, het houden van een enquête, een bezoek aan een bedrijf moet je over de juiste achtergrondinformatie beschikken. Het grootste probleem hierbij is, dat je snel teveel, overbodige informatie verzamelt. Ga goed na, welke informatie belangrijk is voor jouw probleemstelling. Aan de hand van het literatuuronderzoek maak je een inleiding op het eigen onderzoek en stel je een titel en deelvragen op voor het eigen onderzoeksvraag. De inleiding (literatuurgedeelte) moet dus een onderbouwde reden bevatten, waarom je juist voor die deelvragen en voor dat eigen onderzoek hebt gekozen. Houd bij deze stap goed je bronnen- en materiaalboek bij. Een goede notatie van de bronnen is belangrijk voor het opstellen van de literatuurlijst. Plaatjes, die je opneemt in het profielwerkstuk, moeten voorzien zijn van een bronvermelding. Zie bijlage 2 op blz. 8
5c.
Stap 3: Werkplan: -
Belangrijke onderdelen kwaliteit en relevantie van onderzoeksvraag/deelvragen voor eigen onderzoek of kwaliteit en relevantie van het idee voor het technisch ontwerp kwaliteit van de hypothese(n) volledigheid materiaal en apparatuur volledigheid en kwaliteit methode tijdsplanning met werkafspraken zelfstandigheid bij het opstellen van het werkplan
Beoordeling max. 5p max. 5p max. 5p max. 5p max. 3p max. 2p
Wanneer je goed hebt nagedacht over de onderzoeksvraag en de deelvragen voor je eigen onderzoek, ben je minder snel geneigd om zijpaden te bewandelen. Bovendien kun je met een goede onderzoeksvraag en deelvragen beter conclusies formuleren. Verder moet je goed nadenken over de haalbaarheid van je eigen onderzoek of een technisch ontwerp. Een werkplan is een plan van aanpak. Het is niet alleen belangrijk te weten wat je gaat onderzoeken, maar ook de doelgroepen, wanneer je wat gaat doen en hoeveel tijd je dat gaat kosten. Een voorbeeld van een werkplan is opgenomen als bijlage. Een werkplan bestaat uit: 1. onderzoeksplan: a. onderzoeksvraag, deelvragen, b. materiaal, dat je nodig hebt, c. methode – hoe ga je het onderzoek tot in detail uitvoeren, Bij het materiaal en de methode horen bijvoorbeeld ook brieven, gericht aan een bedrijf, dat je wil bezoeken, afspraken met bijv. TOA, over onderzoeksruimte en materiaal, een enquête, die je wil afnemen. d. presentatievorm; 2. tijdsplanning: a. tijdschema, b. taakverdeling (hoe lang een activiteit duurt, wie deze uitvoert, waar en wanneer) Afronden van stap 3 is een heel belangrijk moment. Stap 3 moet staan als een huis. Na het inleveren en goedkeuren van stap 3 voer je je eigen onderzoek uit, verzamelt resultaten en trekt conclusies, of maak je het technisch ontwerp met literatuuronderbouwing Na het uitvoeren van het eigen onderzoek presenteer je het werkstuk. De meeste van jullie schrijven een verslag. Een verslag moet bestaan uit: A. voorblad met titel en namen van de makers, B. inhoudsopgave,
7
C. inleiding, waarin a. de deelvragen worden benoemd, onderbouwd en beantwoord met gegevens uit de literatuur b. een onderbouwde overgang van het literatuurgedeelte naar het eigenonderzoek (probleemstelling) D. eigen onderzoek, waarin a. titel, deelvragen, hypothesen, b. materiaal, methode c. resultaten, beschreven, tabellen, grafieken, diagrammen Grote tabellen met hele reeksen van getallen kun je beter als bijlage achteraan het werkstuk toevoegen. Uitgedunde tabellen kun je tussen de tekst van het werkstuk zetten. Denk hierbij aan verwijzingen naar de bijlagen en denk aan de leesbaarheid van het hele stuk. d. conclusie E. discussie, waarin je a. ingaat op de gevonden gegevens uit de literatuur b. resultaten uit eigen onderzoek vergelijkt en/of in relatie brengt met de gegevens uit de literatuur. De discussie bevat ook een reflectie op de uitvoer van het eigen onderzoek en profielwerkstuk, verbeterpunten voor het eigen onderzoek en zo mogelijk een aanzet voor vervolgonderzoek. F. een literatuurlijst, waarvan de bronnen opgenomen zijn in het hele profielwerkstuk. Dit alles in goed Nederlands, in een logische volgorde en met een goede lay-out. Een enkele van jullie zal een andere vorm van presenteren kiezen. Heb over de eisen voor een andere vorm van e presenteren overleg met de 1 begeleider.
5d.
Stap 4: Concept profielwerkstuk: -
Belangrijke onderdelen voldoende omvang van het werkstuk kwaliteit van en onderbouwing vanuit het literatuurgedeelte overgang van literatuurgedeelte naar eigen onderzoek weergave resultaten eigen onderzoek/technisch ontwerp conclusies uit eigen onderzoek kwaliteit discussie, relatie literatuur en eigen onderzoek/ontwerp tijdsplanning en taakverdeling volgens werkplan; duidelijk persoonlijk logboek bijgehouden tabellen, figuren, bronvermelding correct in werkstuk opgenomen
Beoordeling max. 5p max. 5p max. 2p max. 5p max. 3p max. 5p max. 2p max. 3p
Wat voor presentatie je doet, schriftelijk, mondeling, beeldend, enzovoort, voor elke presentatie geldt, dat hij duidelijk en overzichtelijk moet zijn, zonder voorkennis te begrijpen moet zijn door je publiek en door jezelf thuis bewaard moet worden. Een presentatie bestaat uit: een schriftelijke inleiding en onderbouwing van je eigen onderzoek (informatie uit de literatuur), een presentatie van je eigen onderzoek/technisch ontwerp, een schriftelijke discussie, waarin een relatie wordt gelegd tussen gevonden literatuur en de resultaten van je eigen onderzoek/technisch ontwerp, literatuurlijst en bronvermelding.
5e.
Stap 5: Definitieve versie -
Belangrijke onderdelen vaktaal en taalgebruik correct eigen onderzoek profielwerkstuk inhoudelijk op niveau, diepgang hoofdstukken correct ingedeeld; lay-out, netheid verwerking meetgegevens, correcte berekeningen, nauwkeurigheid; juiste weergave resultaten, significantie , notatie assen, grafieken/tabellen kwaliteit logboek kritische houding n.a.v. uitvoering, resultaten, foutenbespreking en verbetermogelijkheden
Beoordeling max. 2p max. 5p max. 3p max. 5p max. 3p max. 2p
Net zo belangrijk als schrijven is herschrijven. Herschrijven is vaak schrappen. Let verder op taalfouten en een logische volgorde van de tekst en alinea-indeling.
8
6.
Begeleiding:
Je wordt tijdens het maken van het profielwerkstuk vooral begeleid door de eerste begeleider. Hij/zij is degene, die als eerste akkoord moet gaan met de keuze van je onderwerp, de voortgang in de gaten houdt, alle stappen van het stappenplan met je evalueert en de eindbeoordeling met je doorneemt. De eventueel tweede begeleider houdt zich alleen vakinhoudelijk met je profielwerkstuk bezig. Onderstaand schema geeft het minimale aantal voortgangsgesprekken aan met eerste en eventueel tweede begeleider. Voor die gesprekken maak je duidelijke afspraken. Aan de hand van een volledig ingevuld logboek wordt steeds de vooruitgang van het proces besproken. e De 1 begeleider bepaalt in overleg met de leerling of verder gegaan mag worden met de volgende stap of dat de stap e nog verbeterd kan/moet worden. De 1 begeleider parafeert de betreffende stap. Daarna kun je aan de volgende stap van het stappenplan beginnen.
-
1e begeleider X X X X X X X
Onderwerp van het gesprek keuze onderwerp/keuze begeleider evaluatie stap 1 evaluatie stap 2 evaluatie stap 3 evaluatie stap 4 evaluatie stap 5 eindbeoordeling
2e begeleider X X X X
Het is natuurlijk zeer raadzaam om tussendoor vakinhoudelijk overleg te hebben met eerste en eventueel tweede begeleider. Wanneer het profielwerkstuk over meerdere vakken gaat, wordt elk gesprek in het logboek genoteerd en geparafeerd door de begeleider. Zo kunnen de begeleiders zien welk overleg heeft plaats gevonden. Wanneer je het werk ter becijfering aan de eerste begeleider geeft, neemt hij/zij eventueel contact op met tweede begeleider. Na overleg met de tweede begeleider evalueert de eerste begeleider het werk met de leerling.
7.
Eindcijfer: De onderdelen, waarop je iedere stap bij het maken van je profielwerkstuk uiterlijk beoordeeld en afgerond moet zijn, staat aangegeven in het hoofdstuk stappenplan (blz.5) en op de beoordelingskaart. Zowel in de handleiding als op de beoordelingskaart staat hoeveel punten je maximaal voor een onderdeel kunt krijgen. Het eindcijfer wordt berekend door het totaal aantal punten te delen door 10. Het eindcijfer wordt genoteerd met 1 decimaal. Het eindcijfer kan nooit hoger zijn dan 10. Het eindcijfer wordt door de examenadministratie ingevoerd in het cijfersysteem als SE-cijfer en maakt deel uit van het eindcijfer van het combinatievak. Het eindcijfer van het combinatievak telt volledig mee in de slaag-, zakregeling van het eindexamen. Zie hiervoor de inleiding uit deze handleiding (blz. 2).
Na afronden van het profielwerkstuk onderteken je de beoordelingskaart. Een kopie van het logboek en de ingevulde en ondertekende beoordelingskaart wordt door de begeleidende docent ingeleverd bij de examenadministratie.
We wensen je veel succes met het maken van je profielwerkstuk.
9
Bijlage 1: voorbeeld van een werkplan voor eigen onderzoek Onderzoeksplan Hoofdvraag Deelvragen
Hypothesen Verwachtingen
Werkwijze en methode
Informatiebronnen Hulpmiddelen
Presentatievorm Taakverdeling
Wat is de invloed van temperatuur op de snelheid van gisting van glucose? (vakken: biologie, scheikunde, natuurkunde) Is er een optimale temperatuur en zo ja, welke is dat? Welke processen vinden bij vergisting plaats en kunnen wij die processen volgen door het meten van de optische activiteit met een polarimeter? We verwachten dat er een optimale temperatuur is en dat die in de buurt van de 40 graden Celsius ligt. Omdat glucose rechtsdraaiend is, verwachten we uit de draaihoek informatie te kunnen halen over het gistingsproces. We gaan 10 g gist toevoegen aan glucoseoplossingen van verschillende concentraties (0,25-1,5 mol/l, met intervallen van 0,25) en die bij de temperaturen 25o-30o-35o-40o-45o en 50o C vier uur laten staan. Daarna meten we met twee polaroid filters de optische draaiing. Uit boeken. Chemie in theorie en praktijk van H. van Keulen. Gepolariseerd licht in de natuur van G. P. Können. Tijdschriften: Natuur & Techniek 1992, Enzymen, gangmakers in de natuur. TOA voor de experimentele opstellingen op school. Schriftelijk verslag, maar eventueel willen we het voor de klas ook wel mondeling presenteren. Bas zal vooral de verwerking van de meetresultaten voor zijn rekening nemen, omdat hij goed overweg kan met computerprogramma's en Friso zal vooral de theoretische kant voor zijn rekening nemen. Maar we zullen zo veel mogelijk alles samen doen.
Tijdschema Activiteit
Informatie verzamelen uit de literatuur en inlezen in het onderwerp Onderzoeksopzet uitwerken en proefopstelling maken Proeven uitvoeren en gegevens verzamelen Gegevens ordenen en verwerken Mondelinge presentatie voorbereiden en geven
Hoe lang?
Wanneer? (maand, weeknummer, dagdeel) sept okt nov dec jan
Wie? feb
mrt
12
Friso
20
samen
24
Bas
20 4
samen samen
10
Bijlage 2: bronvermelding en literatuurlijst 1. hoofdstuk ' bronvermelding' uit het 'Zoekzakboek' (uit: ‘Zoekzakboek, Hoe en waar kan ik informatie vinden’, Terlouw, S. (1998), NBCL Uitgeverij/Stichting Wetenschap en Techniek Nederland) 2. www.lwsvo.nl Andermans ideeën gebruiken: bronvermelding Citaten Als je iets letterlijk wilt overnemen uit een boek of een tijdschrift, maar ook uit een film, internetsite of een cd-rom, dan ben je verplicht te vermelden waar je dit citaat vandaan hebt gehaald. Het is gebruikelijk een citaat tussen aanhalingstekens te zetten en de bron er tussen haakjes achter te zetten. Als je dat lelijk vindt, kan het ook met behulp van een noot, bijvoorbeeld onderaan de bladzijde. Foto‟s, illustraties en dergelijke Bij gebruik van foto‟s of illustraties moet je de naam van de maker ervan vermelden. Vaak is er toestemming nodig vanwege copyright (©) dat op deze werken rust.
Literatuurlijst Hoe verwijs je naar verschillende soorten informatiebronnen in een bronnenlijst? © 2005 LWSVO (Vereniging van onderwijsmediathecarissen) www.lwsvo.nl INLEIDING Je mag teksten en ideeën van anderen niet samenvatten of wijzigen en het vervolgens presenteren als je eigen werk. Dat noemen we plagiaat. Als je voor een werkstuk literatuur en andere bronnen hebt bestudeerd, kun je daar tóch delen uit overnemen. Door een duidelijke bronvermelding maak je duidelijk welke delen van je werkstuk zijn overgenomen uit het werk van een ander. Met deze bronvermelding kan je docent (of een andere lezer) nagaan: • welke bronnen je hebt gebruikt (betrouwbaarheid) • of je een variatie aan bronnen hebt gebruikt • of de bron correct is gebruikt, en • of belangrijke bronnen ontbreken. Dit overnemen van delen van andermans werk kan op twee manieren: • door te parafraseren (in je eigen woorden weergeven) • door te citeren (een stukje van de tekst letterlijk overnemen). Een citaat plaats je altijd tussen aanhalingstekens. Achterin je werkstuk neem je een lijst op van alle bronnen die je hebt geraadpleegd: de bronnenlijst. De verwijzingen in deze bronnenlijst zet je in alfabetische volgorde van (eerstgenoemde) auteur. 1.
VERWIJZEN NAAR INTERNETBRONNEN Achternaam auteur, voorletter(s) (Publicatiejaar of update). Titel van het document of de website. Geraadpleegd op dag maand jaar, adres website. Voorbeelden: Meijden, B. van der (1998). Schiphol als thema voor een geschiedenis-, internet- en/of profielwerkstuk. Geraadpleegd op 7 juli 2005, http://www.histopia.nl/schiphol.htm Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (z.d.). WAO: Informatievoor werknemers over de kabinetsplannen. Geraadpleegd op 3 augustus 2004, http://home.szw.nl/navigatie/rubriek/dsp_rubriek.cfm?rubriek_id=991&subrubriek_id=995&link_id=30945 De geschiedenis van het internet. (z.d.). Geraadpleegd op 7 juli 2005, http://www.be-wired.nl/info/geschiedenis.htm
2.
VERWIJZEN NAAR BOEKEN Achternaam auteur, voorletter(s) (Jaar van uitgave). Titel: Eventuele subtitel. Plaats uitgever: uitgever. Voorbeeld: Dijk, P. van, & Jansen, F. (2003). Wereldgids: Reisgids door de literatuu. Amsterdam: Promotheus. r Gebaseerd op APA richtlijnen Pag. 1 van 2 RICHTLIJNEN BRONVERMELDING Hoe verwijs je naar verschillende soorten informatiebronnen in een bronnenlijst? © 2005 LWSVO (Vereniging van onderwijsmediathecarissen) www.lwsvo.nl
11
3.
VERWIJZEN NAAR KRANTEN- EN TIJDSCHRIFTARTIKELEN Achternaam auteur, voorletter(s) (Publicatiedatum). Titel artikel: Eventuele subtitel. Naam van tijdschrift of krant, evt. nummer, paginanummer(s). Voorbeeld: Ouwerkerk, D. van, & Grinten, J. van der (2004). De kracht van zacht: Wat mannen over vrouwelijke vergaderstijlen kunnen leren. Interne Communicatie, 4, p. 11-13. Voorbeeld: Dongen, M. van (7 juli 2005). Bestuur hoofdstad is niet effectief. Volkskrant, p. 12.
OPMERKINGEN • Staat er bij een bron geen publicatiedatum vermeld? Noteer dan z.d. (zonder datum, zie internetbronnen voorbeeld 2 en 3). • Is de auteur van een bron niet bekend? Vermeld dan de verantwoordelijke organisatie, zie internetbronnen voorbeeld 2. Is die ook niet bekend? Zet dan de titel vooraan en het publicatiejaar erachter, gevolgd door de rest van de bronvermelding (zie internetbronnen voorbeeld 3). In de bronnenlijst vermeld je deze bron dan bij de eerste letter van de titel. • Het adres van een website begint met http:// en is geheel onderstreept. • Soms is een publicatie geschreven door meerdere auteurs. Zijn het er meer, dan vermeld je alleen de eerste drie, met de toevoeging et al of e.a. (= en anderen).
VERWIJZINGEN IN DE TEKST VAN JE WERKSTUK Als je in de tekst van je werkstuk een bron letterlijk citeert of in je eigen woorden weergeeft, kun je ook op die plaats de bron vermelden. Die bron staat al uitgebreid beschreven in je bronnenlijst, daarom kun je hier volstaan met een verwijzing tussen haakjes, direct achter het citaat of de parafrase. Die verwijzing ziet er als volgt uit: (auteur, publicatiejaar, paginanummer(s)) Voorbeeld: Er vielen veel slachtoffers onder de mariniers in Vietnam. Drie procent van de mariniers in Vietnam sneuvelde, en zo‟n 17 procent raakte gewond. (Pietersen, 2006, p. 97)
12