Het Profielwerkstuk 2011 Havo en Vwo
1
Inhoudsopgave Algemene informatie profielwerkstuk havo/vwo Beoordeling Presentatie
blz. 3
Fasering Wat doe je wanneer?
blz. 4
Oriëntatiefase Keuze vak(ken) en onderwerp Informatie vakken
blz. 5 blz. 5
Voorbereidingsfase: Het opzetten van een onderzoek Profielwerkstuk onderzoeksplan
blz. 13 blz. 17
Uitvoeringsfase: Hoe schrijf en presenteer je een profielwerkstuk Logboek Profielwerkstuk
blz. 18 blz. 25
Afsluitende fase: Beoordeling profielwerkstuk Beoordeling profielwerkstukpresentatie
blz. 27 blz. 31
Akkoord begeleider deadlines
blz. 32
2
Algemene informatie profielwerkstuk havo/vwo Het profielwerkstuk wordt in het examenreglement apart genoemd (Programma van Toetsing en Afsluiting). Alle examenleerlingen havo en vwo zijn verplicht een profielwerkstuk te maken. Het profielwerkstuk mag je zien als een uitgebreide praktische opdracht. Het verdient de voorkeur het profielwerkstuk met z’n tweeën te maken, maar het kan ook alleen. Het profielwerkstuk heeft betrekking op één of meer vakken, die onderdeel uitmaken van je totale pakket of profiel. Het hoeft dus niet perse een profielvak te zijn. Wel moet tenminste één groot vak betrokken zijn. En groot vak heeft op de havo een omvang van minimaal 320 uur en op het vwo minimaal 440 uur. Dat zijn dus alle profielvakken, keuzevakken, Nederlands en Engels. Verder is het een pre als je in het kader van je onderzoek ook contacten buiten school legt (met bijvoorbeeld bedrijfsleven/HBOinstellingen / universiteiten / andere organisaties) of bijvoorbeeld d.m.v. het houden van enquêtes en/of interviews.
Beoordeling Het profielwerkstuk wordt beoordeeld met een cijfer. Dit afgeronde cijfer wordt samen met de afgeronde cijfers voor levo en maatschappijleer gemiddeld en telt dan als examencijfer, het zg. ‘combinatiecijfer’. De titel van je profielwerkstuk wordt op je cijferlijst bij je diploma vermeld. Een havo-leerling moet minimaal 40 uur besteden aan het profielwerkstuk, een vwo-leerling 80 uur. Vwo-leerlingen zijn verplicht in hun profielwerkstuk één hoofdstuk te wijden aan een levensbeschouwelijke visie op het door hun gekozen onderwerp. (Zie blz. 5)
Presentatie Het profielwerkstuk is vaak een schriftelijk verslag van een onderzoek, maar dat hoeft niet. Je kan het (in overleg met je begeleider) ook een andere vorm geven. In ieder geval presenteer je je onderzoek op de “Dag van het Profielwerkstuk” (december 2011), ’s middags voor de voorexamenklassen en ’s avonds voor ouders en andere belangstellenden. Deze presentatie (15 tot 20 minuten) telt mee voor het uiteindelijke cijfer. (zie Beoordeling profielwerkstuk en Beoordeling profielwerkstukpresentatie blz. 27 t/m 31) Veel succes! Mede namens meneer Pot en mevrouw Dijkema, Mevrouw van de Burgt
3
Fasering Wat doe je wanneer? Het hele proces is in 3 fasen verdeeld: 1 Voorbereidingsfase In de voorbereidingsfase kies je het vak en je begeleider, je mede-auteur, je onderwerp, je gaat op zoek naar gegevens, bepaalt hoofd- en deelvragen, hypothese en werkwijze. Je maakt het onderdeel Het opzetten van een onderzoek (blz. 13) . Je vult het Profielwerkstuk onderzoeksplan in (blz. 17). Je vult je logboek in (blz. 25). Uiterlijk 28 april inleveren bij je begeleider (kopieer deze bladzijden uit je boekje voor je begeleider). Deze kijkt het na vóór 16 mei. 2
Uitvoeringsfase In de uitvoeringsfase werk je het onderwerp uit. Bij de eerste deadline van de uitvoeringsfase lever je een hoofdstuk in, samen met een voorlopige bronnenlijst en je bijgewerkte logboek. Bij de tweede deadline van de uitvoeringsfase bereid je een voorlopige versie van je eindverslag voor. Vóórdat je begint met schrijven, bestudeer je het onderdeel Hoe schrijf en presenteer je een profielwerkstuk (vanaf blz. 18). Uitvoeringsfase deadline 1: Bijgewerkt logboek Eerste hoofdstuk Voorlopige bronnenlijst Uiterlijk 8 juli inleveren bij je begeleider. Deze tekent voor het inleveren (en kijkt het na vóór 12 september) Uitvoeringsfase deadline 2: Bijgewerkt logboek Voorlopige versie profielwerkstuk Uiterlijk 24 oktober inleveren bij je begeleider. Deze kijkt het na vóór 7 november.
3
Afsluitende fase In de afsluitende fase werk je aan de definitieve versie van je profielwerkstuk. Tijdens deze fase vul je ook je logboek weer in en bereid je de presentatie voor. Bijgewerkt logboek definitieve versie profielwerkstuk Uiterlijk 21 november 2011 inleveren bij je begeleider. Deze kijkt het na vóór 5 december. Presenteren profielwerkstuk: december 2011 (precieze datum volgt nog) 4
Keuze vak(ken) en onderwerp Om je te helpen met een keuze voor een bepaald vak en onderwerp volgt hierna informatie per vak. Je geeft je op bij een vakdocent, maar denk erom dat elke vakdocent maar een beperkt aantal leerlingen kan begeleiden. Bovendien bestaat de kans dat je een andere docent van het vak als begeleider krijgt, indien blijkt dat je niet bij je profielwerkstukbegeleider in de examenklas komt. Er geldt: vol is vol, en wie het eerste komt, het eerst maalt. De leerjaarcoördinator heeft hierin de laatste stem. Binnenkort zullen de mentoren/vakdocenten voorlichting geven over het profielwerkstuk. n.b. Mocht je blijven zitten in de voorexamenklas, dan maak je in principe toch je profielwerkstuk af dit najaar. Dat scheelt dan weer in de examenklas.
Informatie vakken
Levo Onderstaand onderdeel van Levo geldt alléén voor vwo-leerlingen! Het Pascal College is een school waar in alle leerjaren en in vele lessen direct en indirect aandacht wordt besteed aan de manier waarop mensen tegen het leven aankijken. Met name ook de manier waarop mensen zich in hun handelen laten leiden door een geloof of speciale visie op mensen. Daarom wordt er van jou gevraagd in je profielwerkstuk één hoofdstuk te besteden aan een levensbeschouwelijke visie op het door jou gekozen onderwerp. Onderwerp en beoordeling Het onderwerp van je profielwerkstuk en de visie van waaruit je het probleem benadert, wordt beoordeeld en goedgekeurd door de docent van het vak dat je hebt gekozen. Het levensbeschouwelijke deel wordt apart beoordeeld door je docent Levo. Het is de bedoeling dat je uiterlijk 28 april 2011 aangeeft in het profielwerkstukonderzoeksplan hoe de opzet wordt van je hoofdstuk over een levensbeschouwelijke visie op je onderwerp. Ga hier pas mee aan de slag op het moment dat de levo-docent je opzet heeft goedgekeurd. Je hoeft dit onderdeel niet apart te presenteren. Dit doe je tijdens de presentatie van het hele profielwerkstuk. De uiterste inleverdatum van het levo-hoofdstuk is 24 oktober (net als het hele profielwerkstuk). Het cijfer voor het levo-onderdeel telt mee in je eindcijfer (zie Levopagina in je PTA). Denk eraan dat je er zelf zorg voor draagt dat je werkstuk ook bij de levo-docent terecht komt. Voor vragen, opmerkingen en een tussentijds oordeel kun je ook gebruik maken van de email van je levo-docent (
[email protected]).
Moderne Vreemde Talen Het gekozen onderwerp moet een link hebben met de Angelsaksische wereld / het Duitse taalgebied / het Franse taalgebied en moet in die taal worden geschreven en gepresenteerd. Mogelijke bronnen voor je profielwerkstuk: boeken, tijdschriften, internet, interviews, films, televisiedocumentaires en geluidsopnames. 5
Economie Kies een macro-economisch onderwerp dat je genoeg boeit om er vele uren aan te besteden. Natuurlijk is het leuk een actueel onderwerp als de kredietcrisis te gebruiken, maar je kunt ook een historisch economisch onderzoek doen (bronnen vinden is dan misschien wat lastiger). Kies je onderwerp niet te breed: baken het af. Een hoofdvraag als ‘wat zijn de economische gevolgen van de vergrijzing?’ is bijvoorbeeld niet te onderzoeken. Wees specifiek: voor welk land, welke groepen (overheid? producenten? consumenten?), voor nu of in de toekomst? Je kunt ook een onderwerp kiezen uit de onderstaande lijst. Deze zijn nog heel breed en zul je dus zeer duidelijk moeten afbakenen: Kredietcrisis Vergrijzing Globalisering Conjunctuur Werkloosheid Ontwikkelingsproblematiek De Europese Unie Snel groeiende economieën zoals China, India of Brazilië Belang Schiphol, Rotterdam Poldermodel Internationale handel Milieu en economische groei Sociaal-economisch beleid overheid (Prinsjesdag, MEV) Structuurbeleid Monetair beleid van de ECB Belangrijk is dat je een onderwerp pas definitief kiest als je zeker weet dat je er voldoende goede informatie over kunt vinden. Hiermee voorkom je teleurstelling. Mocht je onderwerp gaan over één bedrijf, dan geldt het als een m&o onderwerp.
Management en Organisatie Het vak economie houdt zich vooral theoretisch bezig met de economie van het hele land. Zo gaat economie bijvoorbeeld in op de oorzaken van werkloosheid, inflatie en schommelingen in aandelenkoersen. Het vak M&O houdt zich meer bezig met de praktijk van de onderneming. Bij M&O gaat het dus vooral om wat er binnen organisaties gebeurt. Organisaties heb je in allerlei vormen: groot en klein, commercieel (het draait om winst maken) en niet-commercieel (waar winst maken niet de eerste prioriteit heeft, bijvoorbeeld een sportclub), producerend of dienstverlenend. Je komt bij M&O allerlei zaken tegen die te maken hebben met de keuzes die binnen een bedrijf gemaakt moeten worden, om de concurrentie met andere ondernemingen aan te kunnen. Welke producten worden er gemaakt, welke prijs wordt er gevraagd voor deze producten, hoeveel kost de productie, op
6
welke manier werkt de promotie van de producten, waar haal ik kapitaal vandaan voor mijn bedrijf, etc. Je kunt voor je profielwerkstuk kiezen uit o.a. de volgende onderwerpen: Maatschappelijk verantwoord ondernemen Corporate Governance: regelgeving voor bedrijven Marketing Supermarktprijzenoorlog Fictieve onderneming opzetten Je kunt natuurlijk ook je lesboek gebruiken om inspiratie op te doen.
Geschiedenis Bij geschiedenis kan je een onderwerp uit de 10 tijdvakken nemen die in de (voor)examenklas(sen) worden behandeld en daar dieper op ingaan. Zorg wel dat je niet alleen beschrijvende vragen stelt aan je onderwerp, maar ook verklarende en evaluerende vragen. Baken je onderwerp goed af (periode/gebied). Vaak is het interessant om zaken met elkaar te vergelijken. (Bijvoorbeeld persoonlijkheden uit de geschiedenis (Hitler versus Stalin), politieke stromingen en een bepaalde kwestie (liberalen/socialisten/confessionelen versus schoolstrijd/ sociale kwestie), een kwestie in verschillende periodes (de positie van de vrouw in de oudheid en de middeleeuwen) etc. etc.. Het moet een eigen onderzoek zijn, dat nog niet eerder is gedaan. Wees dus creatief in het bedenken van onderzoeksvragen! Wat betreft bronnen, beperk jezelf niet tot internetsites, maar gebruik ook boeken, tijdschriften, krantenartikelen en bijvoorbeeld interviews. Vaak beginnen historische onderzoeken met de vraag: In hoeverre…… Een aanrader is om naar je (mogelijke) vervolgopleiding te kijken en historische aspecten van deze studie te onderzoeken. De onderwerpkeuze is vrij, maar overleg altijd eerst met een geschiedenisdocent voordat je gaat beginnen.
Aardrijkskunde In principe zijn veel onderwerpen goed, zolang je maar een verschijnsel en een gebied kiest. Hieronder staan mogelijke onderwerpen om ideeën op te doen. Je kunt natuurlijk ook je lesboek gebruiken om inspiratie op te doen. Gebieden Het grensgebied Mexico – VS (of een vergelijkbaar grensgebied) Het middellandse zeegebied Indonesië / zuidoost Azië Onderwerpen Rivierbeheer (bijv. langs de grensmaas in Limburg) Stedelijke problematiek (bijv. in Zaandam) Vulkanisme (bijv. de Etna in Italië) 7
Aardbevingen (bijv. de gevolgen van recente aardbeving) Bodemdegradatie ( bijv. verzilting rond het Aralmeer) Klimaatverandering (en de gevolgen hiervan op locale schaal) Globalisering Ontwikkelingsgraad (een vergelijking tussen twee landen) Migratie Remote sensing (bijv. het gebruik van remote sensing bij kustbeheer)
Kunst Bij kunst maak je kennis met diverse vormen van kunst en cultuur. Je leert over een aantal hoogtepunten uit de kunstgeschiedenis, maar er is weinig tijd om ergens diep op in te gaan. In een profielwerkstuk kan je een interessant onderwerp dat je in de les tegenkwam verder bestuderen (verdieping). Of je kunt een onderwerp nemen dat helemaal niet op het programma staat, maar waarin je op een andere manier geïnteresseerd bent geraakt (verbreding). Onderwerp Naast bovenstaande suggesties kan je je richten op technieken, materiaalgebruik, kunststromingen/kunstenaars van alle disciplines (architectuur, schilder-/beeldhouwkunst, muziek, kunstgeschiedenis/filosofie, dans, toneel/theater etc.) b.v.: De kunst van de klassieke oudheid als belangrijke bron voor later kunstenaars. Invloed van primitieve kunst op de beeldvorming van niet-primitieve kunstenaars De architectuur van houten huizen in de Zaanstreek (in combinatie met geschiedenis). Ontwikkeling van theater, dans, musical (eventueel gekoppeld aan kerstmusical op school). Het belang van de videoclip in deze tijd. Reclame en marketing van een bepaald product. De ontwikkeling van muziek als protestbeweging (blues, punk).
Natuurkunde Een profielwerkstuk voor natuurkunde is vooral een practicumopdracht. Bij eerdere practicumopdrachten lag het onderwerp meestal vast - bij het profielwerkstuk bepaal je zelf het onderwerp. Je verricht onderzoek aan een bepaald verschijnsel, je zoekt een bepaald verband op, je kijkt naar de effecten van het veranderen van een grootheid. Hiervoor moet je een onderzoeksplan opstellen en uitzoeken hoe en waarmee je metingen je wilt doen. Maak op tijd afspraken met de TOA over het gebruik van het -lab en de benodigde apparatuur. Van doorslaggevend belang is de keuze van je onderwerp: kies een voor jou interessant onderwerp. Bedenk dat het kiezen van een onderwerp en het formuleren van een goede onderzoeksvraag een tijdsinvestering is die zich dubbel en dwars terugverdient. 8
In de les zal hieraan aandacht besteed worden. Denk bij een onderwerpkeuze eens aan - je belangstellingssfeer: fotografie, sport, muziek, sterrenkunde - je vervolgopleiding: de medische wereld, energie/milieu, automatisering, modelberekeningen met Coach - artikelen in dagbladen (wetenschapsbijlagen) en tijdschriften (Natuur en Techniek, Explore, Delft Integraal in 026) - filmpjes op TV (Discovery Channel) of op internet (Kennislink, Natuurkunde.nl, YouTubeScience&Technology)) - demonstratieproeven uit de natuurkunde lessen (daar kwam vaak alleen maar een verschijnsel ter sprake en werd er niets gemeten) - voorbeelden uit je natuurkunde boek (demonstratieproeven, practicumopdrachten, maar ook sommen) - mappen met voorbeelden in het -lab - lijsten met onderwerpen voor profielwerkstukken op de site van bijna elke Nederlandse universiteit. Eisen die aan het werk worden gesteld: Er wordt enige aandacht geschonken aan de maatschappelijke en /of historische context van het onderwerp. Een praktisch gedeelte maakt deel uit van het werk. Maak hiervoor tijdig afspraken met de TOA. Tijdens de uitvoeringsfase rangschik je de resultaten en voer je eventuele berekeningen uit. Je vergelijkt de resultaten met je verwachtingen. Een apparaat zelf bouwen. Natuurkundig onderzoek gebeurt altijd omdat er een of meer onderzoeksvragen moeten worden beantwoord. Die onderzoeksvraag staat dus altijd centraal. Soms is het, om die vraag te kunnen beantwoorden, nodig om een apparaat zelf te bouwen. Overleg vooraf is dan verplicht. In sommige gevallen kan de school ook (een deel van) de kosten vergoeden maar uitsluitend in overleg en met de originele aankoopnota’s. (De school koopt het apparaat dan van je.) Zie verder algemene aanwijzingen profielwerkstuk
Scheikunde Een profielwerkstuk voor het vak scheikunde:een uitdagende keus! Je activiteiten bestaan uit: het bedenken van een onderwerp, litteratuuronderzoek het formuleren van je onderzoeksvraag, en de bijbehorende hypothese, het ontwerpen en uitvoeren van experimenten, het doen van een voorspelling in verband met deze experimenten, verslaggeving en presentatie. Het gaat niet alleen om het eindproduct (je verslag en presentatie) maar ook om het proces: de samenwerking, je aanwezigheid in het lab, je tussentijdse rapportage, enz. 9
Gedurende het traject zijn er minimaal 5 contactmomenten met je docent: aan het begin van elke nieuwe maand één. Dit wordt afgetekend en maakt deel uit van het proces en dus van je beoordeling. Maak tijdig afspraken met de TOA i.v.m. labruimte Het verslag van je activiteiten moet de volgende elementen bevatten: Pakkende titel. Inhoudsopgave met paginanummering. Inleiding. Toelichting van je keuze voor dit onderwerp. Achtergrondinformatie (het resultaat van je litteratuuronderzoek) De hoofdvraag, deelvragen. Hypothese. Beschrijving van de experimenten, bouw van de opstelling (toegelicht met fotootjes) Voorspelling (in overeenstemming met je hypothese) Meetgegevens, gerangschikt in tabellen. Verwerking van de meetgegevens in grafieken. Conclusie. Discussie met mogelijke meetonzekerheden. Logboek (tijdsverantwoording) Lijst van geraadpleegde litteratuur. VEEL SUCCES!!!
Wiskunde Hoewel het is toegestaan je profielwerkstuk alleen voor wiskunde te maken, wordt dit niet aangeraden. Het is beter ervoor te zorgen dat er minimaal één ander vak bij betrokken is. De wiskunde wordt daardoor in een breder perspectief geplaatst. Neem altijd eerst contact op met een wiskundedocent en leg hem/haar je plannen voor.
Biologie Bij biologie is het profielwerkstuk gebaseerd op eigen onderzoek (experiment). Tijdens de verschillende fasen van het onderzoek moet steeds overleg plaatsvinden met docent en TOA. In principe zijn heel veel onderwerpen mogelijk (zie voorbeelden onderaan). Je kunt samenwerken met een afdeling van een universiteit of met een bedrijf. Het onderzoek moet zo wetenschappelijk mogelijk aangepakt worden. Met controles en voldoende proefpersonen (indien van toepassing). Om iets zinnigs over de resultaten te kunnen zeggen (bij onderzoeken met proefpersonen en/of enquetes) heb je vaak statistiek nodig. Dit kan in samenwerking met wiskunde. Je begeleidend docent helpt je hierbij. Voorbereidingsfase: Wat is het doel van je experiment? Wat is je hypothese? Maak een werkplan en laat dit goedkeuren Zoek achtergrondinformatie Doe een proefexperiment en pas aan wat nodig is Reserveer bij de TOA wat je nodig hebt 10
Uitvoeringsfase: Uitvoering van het werkelijke onderzoek (maak afspraak met TOA) Verwerking van je gegevens in tabellen/grafieken/tekeningen Eventueel samenwerking met wiskunde voor de statistiek Houd je docent wekelijks op de hoogte van je vorderingen! Afsluitingsfase: Je verslag moet bestaan uit de volgende onderdelen: Titel Doel Achtergrondinformatie (inleiding) Methode Resultaten Conclusie Discussie Bronvermelding Voorbeelden van profielwerkstukken en mogelijke onderwerpen: Onderzoek naar de samenhang tussen conditie en lichaamskenmerken (vetpercentage, bloeddruk etc.) van brugklassers van het Pascal College. Forensisch onderzoek (DNA onderzoek in samenwerking met de VU). Onderzoek naar het concentratievermogen van proefpersonen in verschillende situaties (getest met neuropsychologische testen) Plantengroei onder bepaalde omstandigheden Ecologisch onderzoek Diergedrag (ook bij de mens) Ontwerpen lesmateriaal (bijvoorbeeld i.s.m. CKV) en uittesten of dit materiaal beter is dan bestaand materiaal.
Bsm Onderwerpen die bij BSM tot de mogelijkheden behoren (gelet op de exameneisen van het vak): Bewegen en regelen De rol van instructeur, begeleider/coach, vakjury, scheidsrechter, spelleider bij verschillende sporten/situaties. Bewegen en gezondheid -Bewegen en welzijn -Bewegen en risico’s Bewegen en samenleving 11
-De maatschappelijke betekenis van sport en bewegen. -Het beleid ten aanzien van sport (op allerlei niveaus). -Maatschappelijke factoren die van invloed zijn op actieve en passieve sportbeleving. Je kunt natuurlijk ook kiezen voor een combinatie met een ander vak, bijvoorbeeld met biologie als het gaat over gezondheid of met maatschappijleer als het gaat over beleid ten aanzien van sport.
Grieks/Latijn Voor gymnasiasten is er ook de mogelijkheid voor Latijn of Grieks te kiezen. Neem contact op met je vakdocent!
12
Voorbereidingsfase
Naam:
Het opzetten van een onderzoek Het bepalen van hoofd- en deelvragen Opdracht 1 Het maken van een woordweb Waarom? handig bij het nadenken over wat je echt een leuk onderwerp vindt. nog handiger voor het bepalen van de juiste diepgang van je onderwerp (Zie stap 2) en ook erg handig bij het kiezen van het onderzoeksgedeelte in je werkstuk (Zie Stap 3)
Hoe? Je neemt een leeg papier. Je noteert in het midden het onderwerp waarover je denkt een profielwerkstuk te gaan schrijven. Het is slim om dit onderwerp nog ruim te beschrijven. Om dit onderwerp heen maak je een ring van begrippen en deelonderwerpen die allemaal te maken hebben met het centrale onderwerp. Maak vervolgens een tweede ring met omschrijvingen die zijn afgeleid van de begrippen uit de eerste ring. Herhaal dit zo vaak als nodig. Maak nu je eigen woordweb hieronder:
13
Opdracht 2 De diepgang van de onderwerpkeuze/hoofdvraag als je niet ver genoeg inzoomt valt er zoveel over je onderwerp te vertellen dat je door de bomen het bos niet meer ziet; of je slaat zoveel over dat je werkstuk oppervlakkig wordt. Het is echt de bedoeling dat je werkstuk een behoorlijke diepgang heeft. als je te ver inzoomt loop je het risico dat je aan onvoldoende informatie kunt komen, of dat het onderwerp te moeilijk wordt. Als je over een klein onderwerp schrijft moet je je wel ontpoppen tot een echte specialist op dat terrein. Voorbeelden: Niet ver genoeg ingezoomd: dieren en hun voedingsgewoonten Te ver ingezoomd: Waarom lust mijn cavia geen sesamzaadjes? Ga in je woordweb op zoek naar woorden waar je wel mee aan de slag wilt, omdat het onderwerp je aanspreekt. Vraag je af of ze voldoende diepgang hebben voor het profielwerkstuk. Houd er rekening mee dat diepgang ook kan ontstaan uit de combinatie van twee of meer begrippen. Noteer hieronder welke woorden je kiest: (bij twijfel: vraag advies aan de docent)
Opdracht 3 Het bepalen van de hoofdvraag Je profielwerkstuk moet een onderzoek bevatten. Het heeft alleen maar zin om iets te onderzoeken als iemand anders dat nog niet eerder heeft gedaan. Je onderzoek moet uniek zijn. Onderzoek kan je doen door middel van observaties, experimenten, enquêtes, interviews, literatuurstudie enz. De bedoeling van je onderzoek is dat je er zelf iets van leert. In het onderzoek laat je iets van jouw belangstelling zien. Als je nog niet weet welk onderzoek in jouw profielwerkstuk past, komt de volgende truc je misschien van pas. Maak gebruik van het gegeven, dat een onderzoek meestal bestaat uit de confrontatie van twee onderwerpen met elkaar. Mogelijke onderwerpen heb je al bij opdracht 2 genoteerd. Nadat je daaruit een keuze hebt gemaakt hoef je alleen nog te bepalen hoe je je onderzoek gaat doen. Voorbeeld: Bij opdracht 2 zou je (o.a.) de woorden Oostzaan en woongenot hebben kunnen noteren. Oostzaan is een begrip met voldoende diepgang. Je kan ingaan op de bebouwingsdichtheid, de aanwezige culturele, sociale en economische voorzieningen, de soorten huizen, de bereikbaarheid enz. 14
Woongenot is een erg subjectief begrip. Waarom vindt iemand het al dan niet prettig om in een bepaald huis in een bepaald dorp te wonen? Je mag verwachten dat dat verschilt al naar gelang de sociale klasse waar iemand bij hoort. Je onderzoek kan nu bestaan uit het opzoeken van informatie over het dorp Oostzaan en het houden en verwerken van een enquête, waarin je inwoners van Oostzaan vragen stelt over hun mate van woongenot. Kies uit de onderwerpen bij opdracht 2 er twee die door confrontatie met elkaar een onderzoek opleveren. Noteer hieronder die twee onderwerpen en kies een passende onderzoeksmethode (bij twijfel: vraag advies aan je docent)
Opdracht 4 Het bepalen van hoofd- en deelvragen Een profielwerkstuk hoort opgebouwd te zijn uit een hoofdvraag en een aantal deelvragen. Als je een onderwerp hebt uitgekozen is het van belang dat je uitzoekt wat je precies wilt weten. We noemen dit het formuleren van de hoofdvraag. De deelvragen geven de informatie die nodig is om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen Beschrijvende vragen: Wanneer/waar/hoe? Enz. Verklarende vragen: Waarom/wat zijn de oorzaken/is er samenhang? Evaluerende vragen: Wat is het belang/Wat is de betekenis/Hoe wordt er gedacht over?
Probeer in je profielwerkstuk de drie soorten vragen te gebruiken. De hoofd- en deelvragen kunnen goed van pas komen bij de hoofdstukindeling van je profielwerkstuk. Gebruikelijk is de volgende opzet: Inleiding Hierin geef je aan waarom je dit onderwerp hebt gekozen, hoe precies je hoofd- en deelvragen luiden. Daarbij verwijs je naar de hoofdstukken waar die vragen aan bod komen. Ook beschrijf je hier de hypothese: je geeft aan wat je denkt dat het antwoord op je hoofdvraag gaat worden. Tenslotte geef je aan hoe je te werk bent gegaan. Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Etc. Conclusie
Bijlagen
Deelvraag 1 Deelvraag 2 Etc. Hierin geef je antwoord op de hoofdvraag en vergelijking met hypothese. Verklaar het eventuele verschil. Bronnenlijst Logboek 15
Formuleer hieronder jouw hoofdvraag en de daaruit voortvloeiende deelvragen Hoofdvraag:
Deelvragen:
Akkoord docent:
16
Profielwerkstuk onderzoeksplan van: (uiterlijk in te leveren op 28 april) Naam Voorlopige titel profielwerkstuk
Vak(ken)
Hoofdvraag
Deelvragen (inclusief levensbeschouwelijke vraag/vragen)
Hypothese
Werkwijze/hulpmiddelen/ bronnen
Presentatievorm
Taakverdeling
Akkoord vakdocent
17
Uitvoeringsfase Hoe schrijf en presenteer je een profielwerkstuk Een belangrijk onderdeel van je profielwerkstuk is het opschrijven van je onderzoeksresultaten en het presenteren ervan. Hierbij maak je gebruik van wat je bij Nederlands over schrijven en presenteren hebt geleerd. Hieronder zetten we die informatie op een rijtje. 1
Schrijven
Het schrijven van je profielwerkstuk zou je kunnen opvatten als een probleem dat opgelost moet worden. Dit probleem bestaat dan uit de volgende onderdelen: a) Probleem onderkennen: wat wordt er van mij verwacht? b) Probleem analyseren: voor wie ga ik schrijven? Met welk doel? Over welk onderwerp? c) Informatie verzamelen:welke gedachten, ideeën en gegevens zijn bruikbaar? Waar haal ik ze vandaan? d) Aanpak ontwikkelen: hoe ga ik te werk? e) Schrijfplan uitvoeren: hoe zal ik de inhoud organiseren en formuleren? f) Evalueren: ben ik nog op de goede weg? Is dit wat ik zeggen wil? g) Bijstellen en herschrijven. a)
Probleem onderkennen
Deze vraag kun je op de volgende manieren beantwoorden: Tekstsoort Voorbeelden van de tekstsoort
Informerende tekst Uiteenzettende tekst Overtuigende tekst Beschouwende tekst
Activerende tekst
Nieuwsbericht, verslag, notulen, zakelijke brief. Langer artikel in krant of tijdschrift, teksten in schoolboeken of naslagwerken, zakelijke brief. Commentaar in krant of tijdschrift, ingezonden brief, recensie. Achtergrondartikel in krant of tijdschrift, ingezonden brief, recensie. Advertentie, folder/brochure, pamflet, ingezonden brief, sollicitatiebrief, recensie.
Objectieve of subjectieve tekst? Feiten of meningen? Objectief/feiten Objectief/feiten
Subjectief/meningen (en argumenten!) Subjectief/meningen
Subjectief/meningen
Er wordt bijvoorbeeld een verslag van je verwacht van een aantal proeven dat je hebt gedaan. Je schrijft dan dus een informerende en objectieve tekst.
18
b)
Probleem analyseren
Deze vraag kun je op de volgende manieren beantwoorden: Tekstsoort Doel tekst Informerende tekst Informeren
Publiek tekst Klasgenoten, docent en andere geïnteresseerden Uiteenzettende tekst Uiteenzetten, uitleggen Klasgenoten, docent en andere geïnteresseerden Overtuigende tekst Overtuigen Klasgenoten, docent en andere geïnteresseerden Beschouwende tekst Beschouwen Klasgenoten, docent en andere geïnteresseerden Activerende tekst Activeren, overhalen Klasgenoten, docent en andere geïnteresseerden Natuurlijk hebben je proeven een onderwerp, bijvoorbeeld ‘hoe worden etherische oliën gemaakt’. Als je een verslag gaat schrijven, is je doel dus informeren. Je schrijft het verslag voor je docent. c)
Informatie verzamelen
Informatie verzamelen kan op drie manieren. Je kunt een van de manieren toepassen, maar ze natuurlijk ook door elkaar gebruiken: 1) Om te bepalen welke gedachten, ideeën en gegevens bruikbaar zijn, kun je gebruik maken van de volgende manieren om een onderwerp te verkennen en in te perken: -Brainstormen: je concentreert je op het onderwerp en laat je gedachten de vrije loop. -Vaste vragen stellen: standaardvragen die je over een onderwerp kunt stellen: Wie? Waardoor? Wat? Waarbij? Welk(e)? Waarmee? Waar? Hoe? Wanneer? Hoelang? Waarom? Hoeveel? -Overleggen: met profielwerkstukbegeleider overleggen over: - Wat weten we al van het onderwerp? - Is er genoeg informatie over te vinden? - Is het onderwerp te breed en moeten we dus inperken? 2) Nadat het onderwerp is verkend en ingeperkt, ga je informatie verzamelen: - naslagwerken; - boeken; - kranten en tijdschriften; -internet; - knipsel- of documentatiemappen; - foldermateriaal; - dvd’s en cd-roms.
19
Van al het gebruikte materiaal moet een bronvermelding gemaakt worden volgens het auteur-jaarsysteem: Kleijer, Pauline van den 2008 ‘Lekker doodgaan voor het vaderland.’ Op: www.volkskrant.nl (21 oktober 2008). Mulder, Arend 1994 ‘PERSOONLIJK DEAN RUSK (1909) Mikpunt van protest tegen rol VS in Vietnamoorlog.’ In: de Volkskrant (22 december 1994). Wright, David 1998 De oorlog in Vietnam. (Ars Scribendi, Etten-Leur.) Opmerkingen: Achternamen van de verschillende auteurs in alfabetische volgorde. Onder de naam van de auteur het jaartal van publicatie. Titel van artikel of hoofdstuk tussen enkele aanhalingstekens. Bij een website plaats je achter de naam van de website de datum van je bezoek tussen haakjes. Titel van krant of tijdschrift cursief. Bij een krant of tijdschrift plaats je achter de titel de datum van publicatie tussen haakjes. Titel van een boek cursief. Bij een boek plaats je achter de titel de uitgever en plaats van uitgave tussen haakjes d)
Aanpak ontwikkelen
In deze fase ga je een schrijfplan maken. Een schrijfplan is handig, omdat je daarin de antwoorden op bovenstaande vragen overzichtelijk bij elkaar zet: Vraag Wat is je onderwerp? Wat is je (vraag/probleem)stelling?
Wat is je schrijfdoel?
Wat is dus je tekstsoort?
Wat is je publiek? Welke bronnen heb je gebruikt?
Mogelijke antwoorden en voorbeelden Voorbeeld: de Vietnamoorlog (1957-1975). 1) Vraag-/probleemstelling: was er een winnaar van de Vietnamoorlog? 2) Stelling: Noord-Vietnam heeft de Vietnamoorlog gewonnen 1) Het onderwerp van verschillende kanten belichten en mogelijke antwoorden op de vraag/probleemstelling laten zien = beschouwen 2) Overtuigen van stelling = betogen 3) Uitleggen = uiteenzetten 1) Beschouwing 2) Betoog 3) Uiteenzetting Docent(e) Hiervan maak je aan het eind van je werkstuk een bronvermelding 20
e) Schrijfplan uitvoeren Eindelijk schrijven. Je profielwerkstuk bestaat uit een inleiding, middenstuk en slot. Een inleiding heeft verschillende functies: 1) De belangstelling van de lezer wekken. Belangstelling wekken kan op de volgende manieren: Begin met een of meer directe vragen. Voorbeeld: Heeft u iemand wel eens een vergelijking horen maken met de Vietnamoorlog? In de trant van: de politionele acties in Indonesië zijn voor Nederland wat Vietnam voor Amerika is. Begin met een uitspraak in de vorm van een stelling, gevolgd door een vraag. Voorbeeld: Als het om de Vietnamoorlog gaat, tekent zich een tweedeling in de ‘waardering’ af: sommige mensen vinden dat Amerika gewonnen heeft, andere dat Noord-Korea gewonnen heeft. Was er wel een winnaar van de Vietnamoorlog? Begin met een retorische vraag, een vraag waarop je geen antwoord verwacht. Voorbeeld: Wie heeft nooit gedacht: Tour of Duty had ik best zelf mee willen maken? Begin met een verrassende, uitdagende, shockerende of sarcastische openingszin. Voorbeeld: Net als in Irak had Amerika niets te zoeken in Vietnam. Vertel een korte anekdote. Voorbeeld: Mijn moeder was een echte hippie. Ze vertelt regelmatig trotse verhalen over de kleding die ze droeg, de concerten die ze bezocht heeft en de demonstraties waaraan ze heeft meegedaan. Zo heeft ze onder andere gedemonstreerd tegen de oorlog in Vietnam en ze kan nu nog boos worden als ze daarover vertelt. Stel het probleem meteen aan de orde. Voorbeeld: Het staat vast dat het bepalen van een winnaar van de Vietnamoorlog zeer moeilijk is. Noem de aanleiding tot het schrijven van je tekst. Voorbeeld: De Vietnamoorlog heeft altijd mijn interesse gehad, omdat mijn oma uit Vietnam komt. Toen ik dus een onderwerp voor mijn profielwerkstuk moest kiezen, wist ik het meteen. 2) Het onderwerp introduceren en de (vraag-/probleem)stelling naar voren brengen. 3) Aankondigen hoe de tekst is opgebouwd: wat ga je bespreken in de verschillende hoofdstukken. 4) Overkoepelend doel: de lezer welwillend stemmen. Je inleiding zorgt ervoor dat de interesse van de lezer gewekt wordt en hij door wil lezen. Het middenstuk heeft de volgende functies: 1) Het onderwerp wordt echt behandeld. 2) Het onderwerp wordt uitgewerkt in verschillende deelonderwerpen. 3) Meestal wordt in elk hoofdstuk een nieuw deelonderwerp behandeld.
21
4) Afhankelijk van de tekstsoort wordt er gebruik gemaakt van verschillende tekststructuren:
Tekstsoort Structuur Informerende/Uiteenzettende Voordelen- en tekst (verschil: kort – lang) nadelenstructuur Vroeger- en nustructuur Vroeger- en toekomststructuur? Probleem- en oplossingsstructuur
Beschouwende tekst Betogende/Activerende tekst (verschil: denken – doen)
Voorbeeld bij beschouwing over de Vietnamoorlog met als probleemstelling: Was er een winnaar van de Vietnamoorlog? Je kiest voor de verschijnsel- en besprekingstructuur
Hoofdvraag Wat zijn de voor- en nadelen? Wat is er veranderd? Wat is er veranderd en wat gaat er nog veranderen? Op welke manier(en) kan het probleem worden opgelost? Verschijnsel- en Welke verklaringen zijn er verklaringstructuur voor dit verschijnsel te geven? Verschijnsel- en Welke aspecten kent dit besprekingstructuur verschijnsel? Dezelfde structuren als bij informatieve/Uiteenzettende teksten. Bewering- en Waarom is … waar? argumentstructuur Verder dezelfde structuren als bij informatieve/Uiteenzettende teksten. Hoofdstuk 1: inleiding. Hoofdstuk 2 t/m … : middenstuk: - hoofdstuk 2: oorzaken en verklaringen; - hoofdstuk 3: beschrijving oorlog; - hoofdstuk 4: gevolgen; - hoofdstuk 5: deskundigen. Laatste hoofdstuk: slot.
Ook een slot heeft verschillende functies: 1) Een korte samenvatting geven: de belangrijkste zaken worden nog even op een rijtje gezet. Vooral bij uiteenzettende teksten vin je vaak een samenvattend slot. 2) Een conclusie trekken: bijvoorbeeld voor- en nadelen of verschillende nadelen worden tegen elkaar afgewogen. de conclusie sluit aan op de (vraag/probleem)stelling uit de inleiding. 3) Eigen mening geven: bij een beschouwing is het slot de plaats voor je eigen mening. 4) Een aanbeveling doen. 5) Afronden: je laatste zin moet spetteren. Je kunt hierin bijvoorbeeld terugkomen op je titel of je anekdote. f) Evalueren g) Bijstellen en herschrijven 22
Terug- en terug- en teruglezen. Volg ik mijn schrijfplan? 2
Spreken
Als je profielwerkstuk is goedgekeurd door je docent, ga je het presenteren tijdens de profielwerkstukkendag; eerst aan de voorexamenklassen, daarna aan ouders/ kennissen/ vrienden. Spreken lijkt voor een deel op schrijven, dus we behandelen dezelfde vragen, maar dan korter, want de meeste antwoorden heb je al: a. Probleem onderkennen: wat wordt er van mij verwacht? Antwoord bekend. b. Probleem analyseren: Voor wie ga ik schrijven? Met welk doel? Over welk onderwerp? Antwoorden bekend, maar het publiek is uitgebreid. c. Informatie verzamelen: Welke gedachten, ideeën en gegevens zijn bruikbaar? Waar haal ik ze vandaan? Antwoorden bekend. d. Aanpak ontwikkelen: Hoe ga ik te werk? Antwoord bekend. e. Spreekplan uitvoeren: Hoe zal ik de inhoud organiseren en formuleren? Je kunt natuurlijk je schrijfplan gebruiken, dus het antwoord is grotendeels bekend, maar de taken moeten waarschijnlijk verdeeld worden en er moet meer nadruk liggen op samenvatten en herhalen. f. Evalueren: Ben ik nog op de goede weg? Is dit wat ik zeggen wil? g. Bijstellen en herschrijven. Helaas kunnen deze stappen tijdens het spreken niet uitgevoerd worden; je moet meteen duidelijk zijn. Hieruit volgt dat we alleen punt e behandelen: het uitvoeren van het spreekplan. Taakverdeling Als je in je eentje aan een profielwerkstuk hebt gewerkt, kun je deze paragraaf overslaan. Vaak werk je echter met twee mensen aan een werkstuk en dan moet je de spreektaken als volgt verdelen: Twee sprekers: Spreker 1 - Inleiding: Belangstelling wekken. Waarom gekozen. Wat is het? (Vraag-/Probleem)stelling. Opbouw uitleggen. Spreker 2 – Midden: Eerste deel. Spreker 3 = 1 – Midden: Tweede deel. 23
Spreker 4 = 2 – Slot: Samenvatten. Conclusie / eigen mening. Afsluiten. Belangrijk De opbouw/structuur van jouw eigen verhaal en jullie totale verhaal moet duidelijk worden: Aankondigende zinnen. Verwijzen naar verhaal van andere spreker of zelfs presentatie van anderen. Woord doorgeven. Herhalende zinnen. Duidelijke signaalwoorden. Samenvattende zinnen. Je verhaal moet natuurlijk klinken: Eigen woorden. Niet opdreunen. Geen uithalen aan het einde van een zin. Maar ook weer niet te veel pauzes en eh’s. Probeer te doen alsof je geïnteresseerd en enthousiast bent Geen A4’tjes voor je houden, maar spreekkaartjes. Niet gapen tijdens het verhaal van je collega.
J. Melker
24
Logboek Profielwerkstuk (bij ieder overleg met je begeleider mee te nemen) Wie
Datum
Begin- en eindtijd
Welke activiteit
waar
resultaat
Wat ging goed/kan beter/voornemens?
April-juni
Juli-augustus
september
Oktober
25
wie
Datum
Begin- en eindtijd
Welke activiteit
Waar
resultaat
Wat ging goed/kan beter/voornemens
november
december
26
Beoordeling profielwerkstuk (de docent omcirkelt per onderdeel het behaalde niveau) niveau 1 niveau 2 onvoldoende voldoende - ruim voldoende 1-2-3-4-5 6-7
niveau 3 goed – zeer goed 8-9
niveau 4 excellent 10
Neemt in alle fasen initiatieven, begeleider hoeft nauwelijks te sturen.
Proces 15% Eigen initiatief en verantwoordelijkheid (5%)
Neemt afwachtende houding aan, komt niet of slecht voorbereid naar begeleidingsgesprekken, reageert niet of matig.
Neemt deels zelf initiatieven, maar stelt zich soms afwachtend op, geeft weinig signalen af als het niet goed gaat.
Neemt in alle fasen zelf initiatieven en verantwoordelijkheid , geeft zelf signalen af als het niet goed gaat.
Samenwerking met (medeleerling en) begeleider(s) (5%)
Komt afspraken niet of matig na, is niet of nauwelijks open in de communicatie.
Komt afspraken meestal na, is redelijk open communicatie.
Komt afspraken na, is Komt afspraken na, is open open in de communicatie. in de communicatie, houdt goed rekening met medeleerling en begeleiders.
Logboek is aanwezig, er is enige reflectie aanwezig op de eigen aanpak, maar die gaat niet veel verder dan feitelijke verslaglegging.
Logboek is aanwezig, beknopte, maar goede reflectie op het eigen leren, die verder gaat dan beschrijven en ook een analyse bevat van het eigen functioneren.
Reflectie op het leren / Logboek ontbreekt of is logboek (wat heb ik weinig zeggend ingevuld. gedaan? wat ging goed? wat kan beter? wat neem ik me voor voor een volgende keer?) (5%)
Logboek is aanwezig, goede en uitgebreide reflectie op het eigen leren, die verder gaat dan beschrijven en ook een heel goede analyse bevat van het eigen functioneren.
27
Inhoud 60% Consistentie en helderheid in opzet inleiding (motivatie, aanpak), hoofddeel, conclusie (samenvatting, onderbouwd antwoord op hoofd-en deelvragen, daarmee samenhangende vooruitblik). (10%)
Delen ontbreken en/of vertonen weinig of geen samenhang en/of behoorlijke onevenwichtigheid.
Alle onderdelen zijn aanwezig en vertonen een redelijke samenhang (inleiding en conclusie sporen met elkaar, middendeel leidt tot conclusie).
Alle onderdelen zijn aanwezig en vertonen een goede samenhang (inleiding en conclusie sporen met elkaar, middendeel leidt tot conclusie), er is weinig overbodige informatie.
Alle onderdelen zijn aanwezig en vertonen een uitstekende samenhang (inleiding en conclusie sporen met elkaar, middendeel leidt tot conclusie), er is geen overbodige informatie.
Denkniveau beschrijving / analyse / evaluatie (eigen, onderbouwde mening) (10%)
Beschrijving, analyse Voornamelijk (juiste) en/of evaluatie ontbreken beschrijving, summiere analyse en of zijn van onvoldoende evaluatie. kwaliteit.
Goede verhouding tussen beschrijving, analyse en evaluatie en deze zijn alledrie van goede kwaliteit.
Uitstekende verhouding tussen beschrijving, analyse en evaluatie en deze zijn alledrie van goede kwaliteit en af en toe zelfs uitstekend.
Denkwijzen van het vak/ de twee vakken (de aanpak en denkwijzen die kenmerkend zijn voor het schoolvak, veelal afgeleid van de academische discipline) (10%)
De vakbenaderingswijze(n) zijn niet of nauwelijks herkenbaar.
Van het vak/ beide vakken is de benaderingswijze voor een flink deel herkenbaar en juist toegepast.
Voor het vak/ beide vakken is de benaderingswijze herkenbaar en juist toegepast.
Van het vak/ beide vakken is de benaderingswijze enigszins herkenbaar en juist toegepast of van een vak goed en het andere vak nauwelijks.
28
Gebruikte bronnen hoeveelheid en de kwaliteit (alleen de bronnen die juist zijn gebruikt tellen mee). (10%)
Er zijn voornamelijk Er zijn een paar relevante oppervlakkige bronnen populair-wetenschappelijke gebruikt, zoals wikipedia bronnen gebruikt. en eenvoudige scholierensites.
Er is naast relevante Er zijn meerdere relevante populairwetenschappelijke bronnen wetenschappelijke gebruikt. bronnen ook een bron van een meer wetenschappelijk niveau gebruikt.
Controleerbaarheid (10%)
De lijst met bronnen, de De lijst met bronnen en de bronvermeldingen (noten) bronvermeldingen (noten) zijn ontbreken en/of zijn niet redelijk correct en duidelijk. correct en/of onduidelijk. De onderzoeksmethode is De onderzoeksmethode is enigszins verantwoord. nauwelijks of niet verantwoord.
De lijst met bronnen en de De lijst met bronnen is bronvermeldingen (noten) correct en duidelijk en er is zijn correct en duidelijk. een uitgebreid notenapparaat. De onderzoeksmethode is goed verantwoord. De onderzoeksmethode is uitstekend verantwoord.
Originaliteit / eigen werk (10%)
Er is een grote mate van 'knip-en-plakwerk'.
Er is een originele vraagstelling en/of aanpak en er is duidelijk een grote mate van 'eigen werk'.
Er is een weinig originele vraagstelling en/of aanpak en er is een redelijke mate van ‘eigen werk’, her en der herkauwen'.
Er is een originele vraagstelling en aanpak en er is een zeer grote mate van 'eigen werk'.
29
Presentatie 25% Taalgebruik schriftelijk Taalgebruik is niet erg helder, er is sprake van verslag(5%) redelijk wat stijl- en spelfouten, taalgebruik is (vanwege knip- en plakwerk) weinig consistent. Verzorging schriftelijk verslag(5%) (voorblad, Een of meer onderdelen ontbreken, zijn slordig of inhoudsopgave, paginanummers, alinea- niet functioneel indeling, bladspiegel, mapje, lettertype) Presentatie profielwerkstuk (15%)
.
Taalgebruik is tamelijk helder, vertoont slechts weinig stijl- en spelfouten, vertoont eigen stijl van de leerling, redelijke zinsbouw.
Taalgebruik is helder, vertoont vrijwel geen stijlen spelfouten, vertoont eigen stijl van de leerling, goede zinsbouw.
Alle onderdelen zijn aanwezig en Alle onderdelen zijn redelijk functioneel aanwezig en functioneel
.
Taalgebruik is helder en fraai, vertoont vrijwel geen stijl- en spelfouten, vertoont eigen stijl van de leerling, goede zinsbouw.
Alle onderdelen zijn aanwezig, functioneel en fraai
.
Zie blz. 31
30
Beoordeling profielwerkstukpresentatie (15% cijfer) Beoordeling
Niveau 1 Niveau 2 Onvoldoende VoldoendeRuimVold. 1-2-3-4-5 6-7
Niveau 3 Niveau 4 Goed – Excellent Zeer Goed 8-9 10
Opening Heeft pakkende opening Maakt het doel van het betoog duidelijk Middendeel Maakt een deskundige indruk Doseert de informatie Gebruikt duidelijk voorbeelden Licht vaktermen waar nodig toe Houdt de structuur van de presentatie duidelijk Presentatie Verstaanbaarheid/spreektempo/variatie in stemgebruik/ondersteunende gebaren Aanstekelijk enthousiasme Maakt (oog)contact met het publiek Taalgebruik (gen stopwoorden, korte zinnen, herhalingen) Weet raad met reacties uit het publiek Powerpoint Hoeveelheid informatie per dia, leesbaarheid en statistiek Dia’s ondersteunen de presentatie Vormgeving dia’s Finale De conclusie volgt logisch op het voorgaande De kwaliteit van de uitsmijter De hele presentatie duurt niet te lang of te kort Originaliteit Algemene indruk 31
Akkoord begeleider deadlines Het opzetten van een onderzoek (blz. 13) + Profielwerkstuk onderzoeksplan (blz. 17) + Logboek (blz. 25) KOPIËREN VOOR BEGELEIDER!! uiterlijk 28 april inleveren bij je begeleider. Akkoord begeleider:
Je begeleider tekent voor ontvangst en kijkt het na vóór 16 mei. Handtekening lever je uiterlijk 28 april in bij Bgt. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Eerste hoofdstuk +logboek+bronnenlijst Uiterlijk 8 juli inleveren bij je begeleider. Akkoord begeleider:
Je begeleider tekent voor ontvangst en kijkt het na vóór 12 september. Handtekening lever je uiterlijk 8 juli in bij Bgt. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Voorlopige versie + Logboek Uiterlijk 24 oktober inleveren bij je begeleider. Akkoord begeleider:
Je begeleider tekent voor ontvangst en kijkt het na vóór 7 november. Handtekening lever je uiterlijk 24 oktober in bij Bgt.
32
Definitieve versie +Logboek Uiterlijk 21 november inleveren bij je begeleider Akkoord begeleider:
Je begeleider tekent voor ontvangst en kijkt het na vóór 5 december. Sanctie bij te laat / niet inleveren: De ljc kan je verplichten na te blijven / extra op school te komen tot het af is!
33