HANDLEIDING PROFIELWERKSTUK Klas 5 SCHOOLJAAR 2015 – 2016
Inhoud Inleiding ...................................................................................................................... 3 Tijdschema ................................................................................................................. 4 Start ............................................................................................................................ 5 Bijhouden logboek en bronnenlijst........................................................................... 5 Bedenken onderwerp en kiezen partner .................................................................. 5 Maken onderzoeksplan ........................................................................................... 6 Naar het eindproduct .................................................................................................. 7 Het eindproduct ....................................................................................................... 7 Schriftelijk verslag ................................................................................................... 7 Beoordeling .............................................................................................................. 10 Onregelmatigheden .................................................................................................. 10
Inleiding Vanaf vandaag begin je te werken aan de grootste praktische opdracht die je tot nu toe gemaakt hebt: het profielwerkstuk. Het profielwerkstuk is vaak een open onderzoeksopdracht. Het onderzoek kan natuurwetenschappelijk of sociaalwetenschappelijk van aard zijn. Een kritisch literatuuronderzoek, een technisch of creatief ontwerp mogen ook. Naast het eindproduct wordt ook het proces beoordeeld. Hierbij wordt beoordeeld hoe het eindproduct tot stand komt. In het profielwerkstuk ligt de nadruk op de algemene vaardigheden, zoals
informatievaardigheden (informatie verzamelen en verwerken); onderzoeksvaardigheden en/of ontwerpvaardigheden; communicatieve of presentatievaardigheden.
Je maakt het profielwerkstuk samen met een andere leerling. In de huidige “vernieuwde tweede fase” heeft het profielwerkstuk op minimaal één groot examenvak betrekking en hoeft dit niet meer een profiel(keuze)vak te zijn. Je kunt het profielwerkstuk ook laten aansluiten bij andere bijzondere activiteiten zoals een Hermesactiviteit, internationalisering of projecten van universiteiten of hogescholen. Ook kun je de websites van hogescholen en universiteiten raadplegen. Let er op dat je er bij de keuze van het examenvak waaronder je je profielwerkstuk gaat doen er rekening mee houdt dat je dit vak ook daadwerkelijk tot en met het examen houdt! Als je een vak laat vallen, mag je hier geen profielwerkstuk voor hebben gedaan.
Tijdschema Het is belangrijk dat je goed plant als je het profielwerkstuk maakt. Het tijdschema ziet er zo uit : maart 2016
informatie over pws; uitreiken handleiding
maart-april 2016
oriëntatiefase: samenstellen duo’s, keuze onderwerpen, vakken, mogelijke begeleiders, opstellen hoofdvragen
vóór meivakantie
inleveren van formulier met twee hoofdvragen, bijhorende vakken (en gewenste begeleiders) bij de administratie
mei 2016
definitieve vaststelling onderwerp / begeleider / hoofdvraag
juni 2016
Maken onderzoeksplan / eerste fase profielwerkstuk
1 juli 2016
inleveren onderzoeksplan / informatie voor eerste fase profielwerkstuk
juli – nov 2016
uitvoerings- en afrondingsfase
Begin dec 2016 Dag later 1e week jan Ca. 20 jan 2017
presentatie voor ouders, leerlingen en docenten uiterste inleverdatum profielwerkstuk revisiebespreking uiterste datum eindbeoordelingsgesprek + vaststelling eindcijfer
Start Bijhouden logboek en bronnenlijst Als je begint met je profielwerkstuk is het belangrijk om vanaf het begin een logboek en bronnenlijst bij te houden. Alles wat je doet mag in je logboek. Daarbij hoor je te vermelden wie wat wanneer heeft gedaan en hoeveel tijd dat kostte. Dit is voor jou een hulpmiddel om je werkproces te ordenen en voor je begeleider een manier om dit proces te kunnen volgen. In je voorlopige bronnenlijst hou je bij waar je je informatie vandaan hebt gehaald gedurende het maken van je profielwerkstuk. Hou dit vanaf het begin goed bij want het is ondoenlijk om naderhand nog te achterhalen waar je bepaalde informatie vandaan hebt. Als je de bron niet kunt overleggen en je gebruikt wel de kennis die je uit deze bron hebt gehaald, dan pleeg je fraude (plagiaat). Wees hier dus heel zorgvuldig mee! Je uiteindelijke bronnenlijst kan verschillen van deze voorlopige, aangezien het kan zijn dat uiteindelijk blijkt dat je een bepaalde bron niet hebt gebruikt.
Bedenken onderwerp en kiezen partner Voor veel leerlingen is het bedenken van een goed onderwerp het lastigste van het hele proces. Het motto hierbij is: inperken en afbakenen. Je kunt je keuze van het onderwerp via twee wegen ingaan:
je stelt het onderwerp vast en bekijkt vervolgens welke vakken bij dit onderwerp passen; je kiest eerst het vak (de vakken) en oriënteert je vervolgens op onderwerpen binnen dit vak (deze vakken).
Let op! Het is belangrijk dat het vak dat je kiest een examenvak is. Je mag dit vak dus niet meer laten vallen! Kies het dus zorgvuldig! Ga vooraf na of alle plannen realiseerbaar zijn en hou er rekening mee dat sommige dingen geld kunnen kosten. Alle kosten zijn voor je eigen rekening. Bij sommige onderwerpen kun je natuurlijk gebruik maken van ons eigen lab. Bespreek dit altijd met de toa’s. Wat kan helpen als je moeite hebt om een onderwerp te vinden: Brainstormen. Schrijf met trefwoorden onderwerpen op waar je interesse voor hebt of een eigen mening over hebt. Gebruik kranten, boeken, tijdschriften, Internet, gesprekken met deskundigen om ideeën op te doen. Streep onderwerpen/trefwoorden weg die je niet interesseren of die niet voldoen aan het profielwerkstuk of die zo breed zijn dat je er niet diep in kunt duiken of waar moeilijk informatie over te vinden is. Kies je partner zorgvuldig! Je werkt een lange tijd samen met deze persoon. Zorg er dus voor dat jullie dezelfde motivatie weten te vinden voor het gekozen onderwerp en dat jullie dezelfde verwachtingen hebben.
Maken onderzoeksplan Formuleer zo nauwkeurig mogelijk wat je wilt onderzoeken. Dit is de onderzoeksvraag. Een scherp geformuleerde en goed afgebakende onderzoeksvraag is een noodzakelijke voorwaarde om het profielwerkstuk tot een goed einde te brengen. Vaak is een onderzoeksvraag opgedeeld in een aantal deelvragen, waarmee je het onderzoek verdeelt in kleinere stappen. Je krijgt daarmee beter zicht op de haalbaarheid en je vergroot de kans dat je alle kanten van de onderzoeksvraag belicht. Met de onderzoeksvraag en deelvragen maak je duidelijk wat je wel en wat je niet aan de orde stelt. Wanneer je goed hebt nagedacht over de onderzoeksvraag en deelvragen, word je minder snel verleid zijpaden te gaan bewandelen. Daarnaast kun je uit beschikbare informatie het bruikbare beter selecteren. Bovendien kun je met een duidelijke onderzoeksvraag en deelvragen beter conclusies formuleren. Er zijn verschillende soorten onderzoeksvragen: beschrijvende of beeldvormende: op basis van onderzoek beschrijf je een situatie of een persoon; vergelijkende: je probeert overeenkomsten en/of verschillen boven tafel te krijgen; verklarende: je zoekt antwoord op de vraag: “Hoe komt het dat …”; waardebepalende of evaluatieve: je geeft een oordeel of een waarde over een onderwerp; voorspellende: je onderzoekt hoe iets in de toekomst zal zijn; probleemoplossende of regelgevende: je probeert op basis van onderzoek een probleem op te lossen, althans hier een bijdrage aan te leveren. Al lezende of tijdens het maken van een ontwerp of het opstellen van een proefopstelling kun je tot de ontdekking komen dat je de onderzoeksvraag moet aanpassen. Dit is geen probleem. Onderzoek verrast! Dingen zijn anders dan ze op het eerste gezicht lijken. Wanneer je iets gaat onderzoeken, formuleer je vooraf welke uitkomsten je verwacht. Dit heet het formuleren van een hypothese. In het onderzoeksplan wordt achtereenvolgens opgenomen: de hoofdvraag; de deelvragen; hypothesen/verwachtingen; werkwijzen/methode incl tijdschema; voorlopige informatiebronnen/hulpmiddelen; presentatievorm. Bekijk bij het maken van je onderzoeksplan goed de eerste sheet van het beoordelingsmodel. Daar kun je zien hoe jouw begeleider het onderzoeksplan beoordeelt. Deze krijg je zo snel mogelijk nadat duidelijk is welke groepjes onder welke begeleider zullen vallen.
Naar het eindproduct De weg naar het eindproduct zal voor veel groepjes verschillen. Dat heeft vooral te maken met de vorm van het eindproduct. Maar er zijn wat zaken die voor (bijna) iedereen spelen: Gebruik goede bronnen. Zoek in boeken, (wetenschappelijke) artikelen, internet naar betrouwbare bronnen. Schrijf deze meteen in je bronnenlijst! Je kunt natuurlijk ook met experts spreken of interviews houden met mensen. Bespreek zo nodig met je begeleider waar nuttige informatie te vinden is in het juiste vakgebied. Zorg dat je je onderzoeksvraag en deelvragen in het oog houdt. Dwaal daar niet (teveel) vanaf. Het kan zijn dat je gedurende je zoektocht naar informatie nieuwe deelvragen ontdekt. Ga dan altijd na (met je begeleider) of deze noodzakelijk zijn voor je hoofdvraag. Blijf je logboek bijhouden.
Het eindproduct De meest gebruikte presentatievorm is een schriftelijk verslag. Maar er zijn veel meer mogelijke vormen: mondelinge presentatie met gebruik van media, posterpresentatie, diaklankbeeld, het product van een ontwerpopdracht, een maquette, een modeshow, een toneeluitvoering, een audio-, video-, foto- of (multimediale) computerpresentatie en dergelijke. Wanneer de presentatievorm anders is dan een schriftelijk verslag, dient een schriftelijke toelichting aanwezig te zijn. Deze schriftelijke toelichting wordt dan niet gezien als het profielwerkstuk zelf, maar als een deelproduct met verantwoording en technische specificatie. Daarnaast zul je je bevindingen presenteren op de presentatieavond. Hierbij maak je een presentatie die gericht is op een breder publiek, waarbij je de diepgang niet uit het oog verliest. Je hoeft niet al je resultaten te tonen. Het moet een interessant en leerzaam geheel zijn waarin je duidelijk maakt wat je hebt gedaan. Het is verstandig om deze presentatie voor te bespreken met je begeleider.
Schriftelijk verslag Als je besluit als presentatievorm een schriftelijk verslag te kiezen dan is het volgende van belang. Bij het schrijven is de doelgroep (klas- of leeftijdgenoten, vakblad, bedrijf enz.) belangrijk. Schrijf je een onderzoeksverslag, een recensie, een artikel? Bedenk welke voorkennis je doelgroep heeft. Schrijf geen zaken op die bekend zijn bij je doelgroep, behalve als het noodzakelijk is om je verhaal te ondersteunen. Houd je stijl zo eenvoudig mogelijk. Voor de omvang van een schriftelijk verslag geldt lang niet altijd het principe “hoe dikker, hoe beter”. Integendeel: in de beperking toont zich de meester. Houd ook bij het schrijven van je verslag het beoordelingsmodel van je begeleider in de gaten. Hierin kun je veel informatie halen over op welke zaken je begeleider gaat letten bij de beoordeling. Hieronder vind je een lijst met de meest voorkomende noodzakelijke onderdelen van een schriftelijk verslag.
Titelpagina De titel moet kort en krachtig de inhoud karakteriseren. Kort wil zeggen: minder dan tien woorden. Gebruik geen afkortingen in de titel. Zorg voor een titel die past bij je tekst. Probeer een pakkende titel te verzinnen. Dat daagt de lezers uit om te gaan lezen. Deze titel hoeft niet hetzelfde te zijn als je onderzoeksvraag. Op de titelpagina staat achtereenvolgens vermeld: titel (eventueel met ondertitel); voorletter(s) en achternaam van de schrijver(s); profiel en vakken; school en klas; plaats van vestiging school; naam begeleiders (let op de juiste titulatuur!); datum. Inhoudsopgave De inhoudsopgave geeft in een notendop de opbouw van de tekst weer. Voorwoord In een voorwoord kun je aan bod laten komen: een persoonlijke noot over hoe je tot de keuze van het onderzoek bent gekomen; een dankbetuiging aan mensen die aan de totstandkoming hebben bijgedragen: proefpersonen, de begeleidende docent, enz. Het voorwoord schrijf je pas nadat je de rest van het verslag hebt geschreven. Inleiding In de inleiding wordt de lezer geïnformeerd over het onderwerp en de onderzoeksvragen of hypothesen. In de inleiding is plaats om de achtergrond of het belang van het onderwerp en de onderzoeksvragen toe te lichten. Eventueel kan daar nog een korte omschrijving van centrale begrippen aan worden toegevoegd. Tenslotte is het gebruikelijk in de inleiding de opbouw van de tekst per hoofdstuk aan te geven. De definitieve versie van de inleiding kan pas worden geschreven wanneer de indeling en de inhoud van het schriftelijk verslag vastligt. Hoofdtekst De hoofdtekst is doorgaans opgebouwd uit hoofdstukken die weer onderverdeeld zijn in paragrafen. Houd de titels van de hoofdstukken en paragrafen kort en zorg ervoor dat de titel de essentie weergeeft van het betreffende hoofdstuk of de betreffende paragraaf. Vanzelfsprekend zijn de titels identiek aan die in de inhoudsopgave. Wanneer je literatuur over het onderwerp hebt bestudeerd, kun je een stuk tekst van een andere schrijver in je eigen woorden weergeven. Dit noemt men parafraseren. Na een parafrase moet tussen haakjes worden vermeld van wie en uit welk jaar de brontekst afkomstig is. Citeren is het letterlijk overnemen van andermans tekst. Soms is het gewenst een stuk tekst uit de (vak)literatuur letterlijk over te nemen. Een citaat plaats je altijd tussen aanhalingstekens, gevolgd door een vermelding tussen haakjes van de naam van de schrijver en het verschijningsjaar. Tabellen en figuren zijn uitstekende middelen om overzichtelijk en compact een hoeveelheid informatie aan de lezer aan te bieden. Ze moeten worden voorzien van een volgnummer en een titel. Wanneer een tabel of figuur niet door jezelf is opgesteld, moet je de bron vermelden. In de tekst zelf verwijs je naar de figuur of tabel. Het is gebruikelijk de hoofdtekst af te sluiten met één of enkele conclusies. Sluit in de conclusie zo goed mogelijk aan bij de onderzoeksvragen in de inleiding. De conclusie is als het ware het antwoord op de onderzoeksvragen.
Samenvatting In de samenvatting komt geen nieuwe informatie meer aan bod. De samenvatting is een korte, kernachtige weergave van de inhoud van de hoofdtekst met onder meer de hoofdconclusies van het onderzoek. Literatuurverwijzingen, citaten, tabellen en figuren horen niet in een samenvatting thuis. Bronnenlijst Bij Nederlands heb je geleerd hoe je een bronnenlijst moet maken. Op de website staat hierover ook een document dat je erbij kunt pakken. Het is altijd verstandig om met je begeleider te overleggen over zijn/haar voorkeuren in het maken van een bronnenlijst (bv wel of geen voetnoten). Bijlagen In een bijlage kan informatie worden opgenomen die voor de lezer de moeite waard is, maar te gedetailleerd is om in de hoofdtekst op te nemen. Bijvoorbeeld een samenvatting van een interview, gebruikte vragenlijsten, uitgebreide tabellen of een verstuurde brief. In het algemeen geldt: beperk het aantal bijlagen. Typografische verzorging Het verslag moet duidelijk leesbaar zijn. Een verslag wordt gemaakt met behulp van een tekstverwerker. Let goed op de spelling en het gebruik van leestekens. Vaak zal de spellingscontrole in je tekstverwerkingsprogramma niet alle fouten eruit halen. Lees daarom je eigen teksten altijd nauwkeurig door en laat je tekst ook door iemand anders lezen voordat je deze definitief bij je docent inlevert. Je kunt met illustraties werken om je verhaal verder te onderbouwen of te verlevendigen: tabellen, grafieken, grafische kaarten, citaten, foto’s, cartoons en dergelijke. Zorg ervoor dat de illustraties functioneel zijn en zorg voor een juiste bronvermelding. Zet bij alle illustraties een figuurnummer en tekst erbij (bv fig 1 verdeling zand in de duinen).
Beoordeling Het profielwerkstuk rond je af met een eindbeoordeling. Dit is een geheel cijfer. Dit cijfer wordt verrekend in het combinatiecijfer. Dit is het rekenkundig gemiddelde van de cijfers behaald bij ANW, Maatschappijleer en het profielwerkstuk. Voor het berekenen van het combinatiecijfer worden de op de cijferlijst vermelde afgeronde cijfers (bestaande uit gehele getallen) gemiddeld. Vervolgens wordt het gemiddelde weer afgerond op het nabij liggende gehele getal: 5,5 wordt dus een 6 en 5,45 een 5. Als je voor het profielwerkstuk een cijfer 3 of lager scoort dan ben je bij voorbaat gezakt voor het eindexamen. Tijdens het maken van het profielwerkstuk heb je voortgangsgesprekken en beoordelingsgesprekken met de docent. Jij moet het initiatief nemen om een afspraak te maken voor een voortgangsgesprek of een beoordelingsgesprek. Voortgangsgesprekken zijn bedoeld om tussentijdse resultaten te evalueren en indien nodig bij te sturen. Bij een beoordeling hoort altijd een beoordelingsgesprek. Voor de beoordeling let je begeleider op een aantal aspecten. Er wordt door alle begeleiders gewerkt met een (grotendeels identiek) beoordelingsmodel. Op de eerste sheet van dit document staan de beoordelingscriteria voor het onderzoeksplan; op de tweede die voor het eindproduct; en op de derde die voor de presentatie. Op deze laatste sheet staat bovendien een berekening van je eindcijfer. Dit beoordelingsmodel krijg je zo snel mogelijk nadat de verdeling van begeleiders bekend is.
Onregelmatigheden Plagiaat is bewust overnemen van gegevens zonder bronvermelding, met andere woorden pronken met andermans veren. Constateert de begeleider plagiaat dan moet je wellicht opnieuw beginnen met je profielwerkstuk. Voor eventuele vertraging in je studie is de school niet aansprakelijk. Indien je het niet eens bent met de beoordeling, kun je je wenden tot de commissie van beroep (zie examenreglement). Voor onregelmatigheden zoals ziekte of het overschrijden van een deadline zie het examenreglement.