Intelligentie Profielwerkstuk
Maudy van Klaveren 11 Grift april 2010 2
Inhoudsopgave ____________________________________________________________________________
Voorwoord
5
Inleiding
6
Intelligentie – wat en hoe Het begrip Verschillende definities G-factor Meerdere soorten intelligentie Aanleg of milieufactoren? Hoogbegaafd
7 7 7 8 9 11 12
IQ tests Van evolutietheorie tot intelligentiemeting De eerste IQ test Deviatie IQ IQ IQ en leeftijd Professionele IQ tests Waarom wordt het IQ getest? Verschillende IQ scores Mijn IQ
14 14 14 14 15 16 17 17 19 20
Meervoudige Intelligentie Howard Gardner Meer dan alleen algemene intelligentie De acht intelligenties Wat is een intelligentie eigenlijk? Wat maakt een intelligentie een intelligentie? MI test Mijn MI
22 22 22 24 26 27 28 28
Meervoudige Intelligentie op school Hoe slim ben jij? MI in het onderwijs – hóe ben jij slim? Waarom MI? Hoe wordt MI toegepast?
30 30 30 32 33
Bezoek aan een MI basisschool De school Een schooldag
35 35 35 3
Speciale onderdelen Het Leerplan
36 37
Meervoudige Intelligentie en de Vrije School
39
Conclusie
40
Nawoord
41
Bronvermelding
42
4
Voorwoord ____________________________________________________________________________
In mei vorig jaar zag ik op Teleac de documentaire Wie is de Slimste. Deze boeide mij heel erg en liet mij naar intelligentie kijken vanuit een perspectief dat voor mij totaal nieuw was. De documentaire ging over een groep van zeven zeer begaafde mensen die allemaal ergens anders heel goed in waren. Er was een kwantum fysicus, een scenarioschrijver, een schaakgrootmeester, een beroemd kunstenaar zonder formele schoolopleiding, een musicus, een piloot en iemand met een super IQ. Al deze mensen moesten opdrachten uitvoeren en vraagstukken oplossen en aan de hand van de resultaten werd er gekeken wie het intelligentst was. Wat bleek nu? De scenarioschrijver deelde samen met de kwantum fysicus de eerste plaats. Voordat ik de documentaire had gezien was een intelligent iemand voor mij iemand die vwo deed of op de universiteit zat of had gezeten, maar daar begon ik aan te twijfelen. Zijn echt alleen die mensen intelligent, of misschien toch ook anderen? En wat betekent intelligentie eigenlijk? Na het zien van de documentaire was het voor mij meteen duidelijk dat ik intelligentie wilde onderzoeken voor mijn jaarwerkstuk. Ik heb eerst uitgezocht waar het begrip van intelligentie vandaan komt en wat de definitie ervan is. Ik kwam er achter dat er heel veel verschillende definities van bestaan en heb velen hiervan kritisch bekeken, onderzocht en uitgewerkt om er zo achter te komen wat intelligentie voor mij betekent. Mijn mening over intelligentie heb ik verwerkt in de schuinsgedrukte stukken tekst. Wat ik gedaan heb met de definities heb ik ook gedaan met alle theorieën over intelligentie. Zo kwam ik terecht bij de Meervoudige Intelligentie Theorie van Howard Gardner. Deze theorie sluit aan bij de documentaire die ik gezien heb en heeft voor vele antwoorden gezorgd. Ik ben gaan kijken naar de toepassing van deze theorie in het onderwijs en heb een bezoek gebracht aan een school die hiermee werkt. Verder heb ik uitgebreid onderzoek gedaan naar IQ tests en heb ik zelf een IQ test en een Meervoudige Intelligentie test gedaan. Het onderzoeken van intelligentie en het maken van dit werkstuk heeft veel teweeg gebracht. Er is veel veranderd in mijn manier van denken over intelligentie en de manier waarop ik naar anderen kijk. In plaats van kijken of iemand intelligent is kijk in nu hóe iemand intelligent is en ik hoop dat jullie dat na het lezen van dit werkstuk ook zullen doen.
Maudy van Klaveren Diepenveen 17 februari 2010
5
Inleiding ____________________________________________________________________________
In onze maatschappij maken we veelvuldig gebruik van de term intelligentie. We duiden er verschillende dingen meer aan zoals slimheid, wijsheid, hoogbegaafdheid, IQ, prestaties op school, etc. Maar de echte betekenis van intelligentie is bij veel mensen onbekend. We gebruiken het begrip vaak om mensen te classificeren en hangen er een waardeoordeel aan, namelijk dat intelligente mensen beter zijn dan onintelligente mensen. Iemands waarde in de maatschappij lijkt grotendeels te worden bepaald door zijn intelligentie, namelijk zijn schoolen opleidingsniveau. Hierdoor lijkt het alsof intelligentie iets te maken heeft met aanzien, verantwoordelijkheid en macht. De vraag is of dit waar is en om daar achter te komen is het belangrijk dat de precieze betekenis is van intelligentie bekend wordt. Het woord intelligentie is pas 150 jaar oud, maar als je verder terugkijkt in de geschiedenis vind je veel mensen terug die wij nu als intelligent zouden zien. In de Oudheid waren er twee soorten intelligente mensen te ontdekken. De ene groep had te maken met wijsheid. Daar hoorden de filosofen zoals Plato en Aristoteles bij die een begin maakten met wetenschappelijk denken. De andere groep had te maken met macht, aanzien en leiding geven, waar de koningen en keizers bij hoorden. Ook in de Middeleeuwen bestonden deze twee groepen, maar dan met de geestelijkheid in plaats van de filosofen. In de Renaissance werd het wetenschappelijk denken opnieuw belangrijk en kwamen wetenschap en kunst in een stroomversnelling terecht, waarin ze zeer nauw verbonden waren. Leonardo da Vinci is hier het belangrijkste voorbeeld van, maar ook architecten uit die tijd combineerden kunst en wetenschap. In de Moderne tijd werden er steeds meer uitvindingen gedaan en werd het denken steeds belangrijker, waarmee macht, godsdienst, kunst, muziek en wijsheid steeds meer aanzien verloren. De filosoof Descartes omschreef de nieuwe kijk op intelligentie als ‘ik denk dus ik ben’. De belangrijke mensen in die tijd waren mensen met een sterk ontwikkeld wetenschappelijk denkvermogen. Dit is de kijk op intelligentie die we tegenwoordig terugvinden in onze maatschappij. Het denken en cognitieve vaardigheden zijn belangrijk en aan de hand van deze eigenschappen wordt iemands waarde bepaald. Maar zouden we de oude vormen van intelligentie, zoals die van Leonardo da Vinci, niet weer als volwaardige vormen van intelligentie moeten erkennen? Waarom zouden mensen die goed zijn in muziek of dansen onderdoen voor mensen die goed zijn in wis- en natuurkunde? Deze vormen van intelligentie mogen in de loop van de geschiedenis onbelangrijk zijn geworden, maar dat wil niet zeggen dat ze ook onbelangrijk zijn.
6
Intelligentie – wat en hoe ____________________________________________________________________________
Het begrip Sinds het begrip intelligentie gebruikt wordt, zijn er verhitte discussies gaande over wat intelligentie inhoudt en hoe de kennis daarover zou moeten worden toegepast in het onderwijs. Iedere wetenschapper in de neurologie en psychologie heeft wel een eigen theorie over of visie op intelligentie en ziet deze voor waarheid aan. Met behulp van onderzoeken proberen ze aan te tonen dat ze gelijk hebben, en vooral ook, dat de anderen het mis hebben. Op basis van die onderzoeken stellen sommige wetenschappers hun eigen definitie van intelligentie op, gebaseerd op de functies die zij bij de eigenschap intelligentie vinden horen. In de literatuur wordt over intelligentie gesproken alsof het uit acht ‘standaard’ functies bestaat. Deze functies zijn het vermogen om: • overeenkomsten en verschillen op te merken in waarnemingen • zich te oriënteren in de ruimte • te redeneren • plannen te maken • problemen te doorzien en op te lossen • abstract te denken • ideeën en taal te begrijpen en te produceren • informatie op te slaan in het geheugen en het daar weer uit op te halen • te leren van ervaringen Wetenschappers gaan er dus van uit dat de bestaande functies van intelligentie permanent zijn; dat deze er standaard bij horen en dat we het dáár over hebben als we het begrip intelligentie gebruiken. Maar zijn niet ook deze functies het product van iemands afleidingen van een waarneming? Hoe kan intelligentie uit vaststaande functies bestaan, als intelligentie oorspronkelijk niet meer was dan een term, verzonnen om te kunnen aanduiden of iemand wel of niet goed zou presteren op school, of iemand slim was of niet. Pas later werd intelligentie als een losstaande eigenschap gezien en werden er bepaalde functies aan toegekend. Maar dit was alleen maar een theorie, bedacht door een wetenschapper en elke willekeurige wetenschapper zou dan ook met onderbouwende argumenten deze theorie kunnen wijzigen of er een andere theorie over kunnen opstellen. De definitie van intelligentie verschilt per wetenschapper, evenals de “waarheid” waarop deze gebaseerd is. Intelligentie blijft een theorie en is dus niet definitief.
Verschillende definities In het dagelijkse taalgebruik wordt met ‘intelligent’ meestal bedoeld slim of pienter. Voor wetenschappers is intelligentie een veel complexer begrip met een veel diepere betekenis.
7
Voor de ene wetenschapper gaat het over capaciteiten, voor de andere over aanleg en weer een andere gebruikt het woord intelligentie als prestatie-indicator. Naast de betekenis verschilt het ook per wetenschapper of intelligentie een ‘iets’ is wat je in zijn geheel bezit, of dat het uit verschillende onderdelen bestaat. Wilma Resing, hoogleraar Ontwikkelings- en Onderwijspsychologie aan de Universiteit Leiden, en Pieter Drenth, hoogleraar Psychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, hebben beiden veel onderzoek gedaan naar intelligentie. Samen hebben ze in 2002 het boek Intelligentie – weten en meten geschreven. Hun uiteindelijke definitie van intelligentie hebben ze daarin zo geformuleerd: ‘Intelligentie is een conglomaat van vermogens, processen en vaardigheden, zoals abstract, logisch en consistent kunnen redeneren, relaties kunnen ontdekken, leggen en doorzien, probleem oplossen, regels kunnen ontdekken in schijnbaar ongeordend materiaal, met bestaande kennis nieuwe taken kunnen oplossen, zich flexibel kunnen aanpassen aan nieuwe situaties, in staat zijn leervermogen te tonen zonder directe en onvolledige instructie’. Volgens mij staan hier de ‘standaard’ functies waaruit intelligentie zou bestaan, aangevuld met moeilijke woorden en geformuleerd in een lange, gecompliceerde zin. Als dit een definitie is, en dat is het, dan is dit nog een bewijs van het feit dat de zogenaamde ‘standaard’ functies van intelligentie ook al een definitie zijn en dat de betekenis van intelligentie volledig vrij kan worden ingevuld.
G-Factor Charles Spearman, een Britse psycholoog, leidde in 1904 uit zijn waarnemingen af dat er maar één intelligentie bestaat en maakte daar in 1923 een theorie over: General Intelligence. Hij zei dat alle capaciteiten, waar hij de cognitieve vaardigheden mee bedoelde, met elkaar in verbinding staan en voortkomen uit één intelligentie, de G-factor. Een grote groep wetenschappers volgt deze theorie tegenwoordig nog steeds. IQ tests zijn gebaseerd op het bestaan van deze G-factor en daarom krijg je maar één IQ score terwijl er meerdere eigenschappen worden getest. De vier onderdelen van een IQ test zijn verbale, numerieke, ruimtelijke en logische intelligentie. Deze worden door een deelnemer over het algemeen állemaal goed of állemaal slecht gemaakt, waaruit geconcludeerd wordt dat je voor alle onderdelen één algemene intelligentie gebruikt. Er wordt bij IQ tests vanuit gegaan dat er één intelligentie bestaat voor alle capaciteiten die iemand bezit. Toch worden er verschillende intelligenties getest. Waarom is dit nodig als er maar één algemene intelligentie bestaat? Ik denk dat de onderdelen van een IQ test veel met elkaar te maken hebben en dat er in het algemeen dezelfde inzichten voor nodig zijn. Als er
8
ook een ander soorten vragen gesteld wordt, zoals sociale vragen, zullen de uitkomsten per persoon en per onderdeel van de test waarschijnlijk veel meer van elkaar verschillen. Dit is een argument voor het onderscheiden van verschillende soorten intelligenties. Het is dan wel belangrijk dat duidelijk is welke functies wel of niet als ‘intelligent’ worden gezien. Als men vindt dat sociale en bijvoorbeeld culturele aspecten niets te maken hebben met intelligentie zal deze theorie daarmee weerlegd kunnen worden.
Meerdere soorten intelligentie Tegenover de General Intelligence Theorie staan alle theorieën van de wetenschappers die het hier niet mee eens zijn. Zij gaan er van uit dat er verschillende intelligenties bestaan, elk voor bepaalde vaardigheden en dus ook voor niet-cognitieve. Hierover zijn in de loop van de tijd verschillende meningen en theorieën ontstaan, met als belangrijkste wetenschappers Howard Gardner en Daniel Goleman. Meervoudige Intelligentie Howard Gardner stelde in 1981 de Meervoudige Intelligentie Theorie op. Volgens hem bestaat er verbaal-linguïstische, visueel-ruimtelijke, logisch-mathematische, muzikaal-ritmische, lichamelijkkinesthetische, interpersoonlijke, intrapersoonlijke en naturalistische intelligentie. Hij zegt dat je al deze intelligenties apart voor verschillende vaardigheden gebruikt. Het gegeven dat er op school door één en dezelfde leerling uiteenlopende cijfers worden gehaald voor heel verschillende vakken ondersteunt deze theorie. Uit het feit dat voor Nederlands een 6 gehaald wordt en voor wiskunde of sport een 9 zou je kunnen afleiden dat voor deze vakken een andere intelligentie wordt gebruikt.
Schematische weergave MI
9
Emotionele Intelligentie Daniel Goleman, een Amerikaanse psycholoog aan de universiteit van Harvard, heeft geen lijst met nieuwe intelligenties opgesteld, maar heeft in 1995 Emotionele Intelligentie (EQ) benoemd als volwaardige intelligentie naast IQ. Emotionele Intelligentie gebruik je volgens hem bij het omgaan met de emoties van anderen en van jezelf. Het kennen en reguleren van je eigen emoties, zelfmotivatie, het erkennen van andermans emoties en in de omgang met anderen zijn vaardigheden die volgens Goleman vallen onder Emotionele Intelligentie. Nadat hij het boek Emotionele Intelligentie had uitgebracht, werd er steeds meer erkend dat naast een hoog IQ ook sociale vaardigheden, motivatie en zelfvertrouwen belangrijk zijn voor goede werkprestaties. Bij sollicitaties wordt daarom naast IQ steeds vaker ook gekeken naar iemands EQ. Anders gezegd: met een hoog IQ kun je veel theoretische kennis en inzicht vergaren, maar je hebt EQ nodig om dit succesvol te kunnen gebruiken in de maatschappij. Emotionele Intelligentie komt overeen met de inter- en intrapersoonlijke intelligenties uit de Meervoudige Intelligentie Theorie van Gardner.
Goleman was niet de eerste wetenschapper die zich bezighield met emotionele intelligentie. In 1937 dacht Robert Thordike al na over sociale en emotionele intelligentie naast het standaard IQ en in 1940 ontwierp David Wechsler de BellevueWechsler Scale, waarmee hij IQ mat, ervan uitgaande dat persoonlijkheid en emotie ook met intelligentie te maken hadden. In 1990 bestudeerden en onderzochten ook de wetenschappers Salovey en Mayer het onderwerp. Zij gebruikten eerst de term emotionele competentie maar kozen uiteindelijk ook voor emotionele intelligentie, zodat hun onderzoeken zouden aansluiten bij de bestaande wetenschap over intelligentie. Schematische weergave EQ
Intelligentie is altijd een begrip geweest om aan te duiden hoe slim iemand is. Slim betekende vroeger: goed zijn in de vaardigheden die op school worden aangeleerd. Rond 1860 was dit volgens Paul Broca en Francis Galton te zien aan iemands schedelomvang: hoe groter de schedel hoe slimmer de mens. In dezelfde tijd mat Wilhelm Wundt iemands slimheid aan het vermogen van mensen om te reflecteren op hun eigen gedachten. In 1904 werd de eerste IQ test ontworpen. Vanaf dat moment kon makkelijk worden bepaald of iemand slim was of niet: mensen met een hoge score waren slim, die met een lage score waren dat niet. Uit de IQ score kon worden afgeleid hoe goed iemand zou presteren op school, de geteste onderdelen werden 10
immers geleerd op school: verbale, numerieke, ruimtelijke en logische vaardigheden. Bekeken vanuit de oorspronkelijke ideeën over intelligentie gaat intelligentie over het hebben van linguïstische en mathematische vaardigheden. Er zit echter ook waarheid in de argumenten die Gardner en Goleman aandragen. Zij vinden dat een mens meerdere kwaliteiten heeft en dat deze allemaal deel uit maken van iemands intelligentie. Hier ben ik het mee eens en tegelijkertijd wil ik de oorspronkelijke betekenis behouden, omdat het nodig kan zijn het alleen over linguïstische en mathematische prestaties te hebben. Een goede oplossing daarvoor zou volgens mij zijn dat er een onderscheid gemaakt wordt tussen IQ en intelligentie. Intelligentie staat dan voor álle kwaliteiten die een mens bezit (muzikale, interpersoonlijke, bewegings, mathematische, etc.) en IQ staat alleen voor het linguïstische en mathematische deel daarvan. Vanaf dit moment maak ik bovengenoemd onderscheid als ik in de schuinsgedrukte tekst het begrip intelligentie of IQ gebruik.
Aanleg of milieufactoren? Raymond Cattel, een student van Charles Spearman, paste diens theorie over General Intelligence aan en schreef hier in 1987 een boek over: Intelligence: It’s structure, growth and action. Hij vond dat de algemene intelligentie onder te verdelen was in twee delen: vloeibare en gekristalliseerde intelligentie. Vloeibare intelligentie is volgens hem het natuurlijke inzicht en leervermogen dat hebt, je aanleg. Gekristalliseerde intelligentie is je kennis. Dit bouw je op met alles wat je meemaakt in je leven. Onder kennis vallen strategisch denken en inzicht hebben op basis van ervaring. Vloeibare intelligentie is vooral bij jongeren tot 25 jaar heel sterk, terwijl gekristalliseerde intelligentie wordt opgebouwd tot je vijftigste. Cattel is er sterk van overtuigd dat deze twee intelligenties met elkaar in verbinding staan, omdat volgens hem mensen met een hoge vloeibare intelligentie makkelijker kunnen leren en zo gemakkelijker gekristalliseerde intelligentie kunnen opbouwen. Cattels theorie gaat alleen over het deel van intelligentie wat ik IQ noem, maar ik vind dat dit onderscheid bij alle intelligenties gemaakt kan worden: je kan bijvoorbeeld muzikaal aangelegd zijn en na veel ervaring en tijd alsmaar beter worden. Als je de theorie volgt kun je concluderen dat een deel van je intelligentie al vanaf je geboorte is bepaald. Dit zou verklaren waarom er aanleg en voorkeur bestaat, waarom er dingen aangeleerd kunnen worden en waarom je in de loop van je leven wijzer wordt, zonder dat je dingen expliciet leert. Tweelingenonderzoek is de beste manier om de invloed van aanleg en milieufactoren (omgeving, opvoeding, etc.) te testen. Er is gebleken dat ongeveer 70% van de intelligentie bepaald wordt door genetische aanleg en dat ongeveer 30% afhangt van de omgeving. De 70% bepaalt de onder- en bovengrens van je capaciteiten en de 30% bepaalt waar je tussen
11
deze twee grenzen terechtkomt. Naast milieufactoren zijn ook oefening en herhaling van invloed op de 30%. Hieruit kan volgens mij worden afgeleid dat een kind dat goed wordt opgevoed en dat opgroeit in een milieu waar schoolprestaties belangrijk zijn, intelligenter kan worden dan een kind dat opgroeit in een milieu waar school niet belangrijk is. Het gaat hier niet alleen om de aanleg van een kind, maar om het resultaat van de combinatie van aanleg en milieufactoren.
Hoogbegaafd Intelligent betekent niet hetzelfde als hoogbegaafd. Wel betekenen ‘hij is begaafd in rekenen’, ‘hij is goed in rekenen’ en ‘hij heeft een goed ontwikkelde rekenintelligentie’ alle drie hetzelfde. Het begrip hoogbegaafd wordt in het dagelijks leven gebruikt als aanduiding voor verschillende dingen. Zo wordt bijvoorbeeld iemand die ergens heel erg goed in is, zoals schaken, muziek maken of uitvinden gezien als hoogbegaafd. Mozart is hier een voorbeeld van: hij was heel goed in het maken en componeren van muziek en wordt daarom gezien als hoogbegaafd. Ook iemand met een hoge IQ score wordt hoogbegaafd genoemd, evenals iemand die heel goed is in het doorzien en oplossen van problemen.
Als men in de wetenschap spreekt van hoogbegaafdheid gaat het over een IQ score hoger dan 130. Dit is bij ongeveer 2.5% van de Nederlanders het geval, wat wil zeggen dat volgens de statistieken ongeveer 400.000 Nederlanders hoogbegaafd zijn. 12
Er zijn bepaalde innerlijke en uiterlijke kenmerken die hoogbegaafden met een hoog IQ vaak met elkaar gemeen hebben: • De informatie vanuit de zintuigen komt snel binnen en wordt snel naar de hersenen geleid • Er zijn meerdere gedachteprocessen tegelijk aan de gang • Grote hoeveelheden kennis worden efficiënt verwerkt • Ze zijn snel van begrip en kunnen snel denken en praten • Ze zijn nieuwsgierig en willen problemen oplossen • Ze zijn perfectionistisch en hebben daardoor vaak last van faalangst • Ze zijn creatief, hebben veel nieuwe ideeën, zijn eigenzinnig en zetten zich af tegen autoriteiten • Ze zijn erg gevoelig voor allerlei positieve en negatieve prikkels
Normaalverdeling van het IQ
Van Mozart zou gezegd kunnen worden dat hij een wonderkind was, dat hij een hele grote aanleg had voor muziek en dat zijn muzikale intelligentie genetisch al heel sterk ontwikkeld was. Hij wordt gezien als hoogbegaafd, terwijl hij alleen muzikaal gezien heel goed was en in wiskunde minder. Het is belangrijk om hoogbegaafdheid te erkennen, om zo voor een kind een cognitief passend schoolprogramma te kunnen samenstellen. Hoogbegaafdheid heeft volgens mij te maken met aanleg en houdt in dat iemand een sterk ontwikkelde vloeibare intelligentie heeft. Dit hoeft niet te betekenen dat dit voor alle onderwerpen geldt; als ervan uitgegaan wordt dat de intelligenties los van elkaar functioneren, kunnen sommige delen sterker ontwikkeld zijn dan andere. Dat verklaart bijvoorbeeld waarom hoogbegaafden autistisch kunnen zijn (lage interen intrapersoonlijke intelligentie) en waarom rekenwonders moeite kunnen hebben met taal.
13
IQ tests ____________________________________________________________________________
Van evolutietheorie tot intelligentiemeting Tot aan het einde van de 19e eeuw werd gedacht dat de kans op succes op school kwam door je afkomst. Charles Darwin, een Britse onderzoeker, veranderde dit beeld. Aan de hand van zijn Evolutietheorie toonde hij aan dat er door natuurlijke selectie verschillen en variaties voorkomen bij mensen. Francis Galton, zijn neef, stond achter deze theorie, omdat hij grote verschillen zag in de rapportcijfers van zijn studenten aan de universiteit van Cambridge. Volgens Galton kwamen deze verschillende cijfers door de verschillen in aangeboren vermogens, door hem ook wel intelligentie genoemd. Schoolcijfers waren voor hem wat een IQ score tegenwoordig voor ons is: de aanduiding van iemands slimheid op het gebied van linguïstische en mathematische vaardigheden. Galton en Paul Broca waren in 1860 de eerste wetenschappers die intelligentie probeerden te meten [zie: Intelligentie – meerdere soorten intelligentie]. Ze maten de schedelomvang van iemand en zagen aan de hand daarvan het niveau van iemands intelligentie. In dezelfde periode beweerde Wilhelm Wundt dat intelligentie te zien was aan het vermogen van iemand om te reflecteren op zijn eigen gedachtes.
De eerste IQ test De eerste IQ test werd in 1904 ontworpen door Alfred Binet en Theodore Simon in opdracht van het Franse Ministerie van Onderwijs. Het was de bedoeling dat ze een test zouden ontwikkelen waarmee slimme kinderen die lage cijfers haalden omdat ze niets uit voerden makkelijk onderscheiden konden worden van kinderen die lage cijfers haalden omdat ze weinig capaciteiten hadden. Deze test heette de Simon-Binet test en bestond uit verschillende onderdelen zoals logisch redeneren, rijmwoorden zoeken en voorwerpen benoemen. De uitkomst van de test werd als volgt bepaald: met behulp van de test werd de mentale leeftijd van een kind vastgesteld. Deze werd gedeeld door zijn echte leeftijd en de uitkomst hiervan keer honderd was zijn IQ. Deze test werd erg populair in Europa en de Verenigde Staten.
Deviatie IQ De Simon-Binet test was een goede manier om het IQ van kinderen te berekenen, maar voor volwassenen werkte dit minder goed omdat zij niet elk jaar slimmer worden. Bijvoorbeeld: Als een persoon op zijn twintigste en op zijn vijftigste een Simon-Binet test doet zal zijn score op zijn vijftigste ontzettend veel lager zijn dan zijn score op zijn twintigste. Zijn ‘mentale leeftijd’ blijft namelijk gelijk, maar zijn echte leeftijd, waardoor zijn mentale leeftijd gedeeld wordt, stijgt waardoor de uitkomst steeds lager wordt. Hierdoor is men gestopt met de Simon-Binet test en is voor kinderen en volwassenen overgestapt op het deviatie IQ. Bij het deviatie IQ 14
wordt iemands IQ score vergeleken met het gemiddelde IQ van zijn leeftijdsgroep [Zie: IQ tests – IQ]. Alle IQ tests die tegenwoordig worden afgenomen zijn gebaseerd op het deviatie IQ. Er worden altijd vier vaardigheden getest: • Verbale intelligentie: het vermogen om een taal te begrijpen en te gebruiken • Numerieke intelligentie: het vermogen om te rekenen • Ruimtelijke intelligentie: het vermogen om ruimtelijke vraagstukken op te lossen • Logische intelligentie: het vermogen om logisch te redeneren De vier bovengenoemde verbale en mathematische vaardigheden worden allemaal intelligenties genoemd. Toch zijn ze opgesteld vanuit de theorie dat er maar één algemene intelligente bestaat. Met algemene intelligentie worden volgens mij meerdere vaardigheden bedoeld die los van elkaar gemeten kunnen worden en die allemaal met elkaar samenhangen. Tot op zekere hoogte is dit waar: een vwo’er moet op wiskundig en op taalkundig gebied vwo niveau halen. Aan de andere kant zie je vaak dat mensen die bèta aangelegd zijn minder goed zijn in alfavakken en andersom. Volgens mij heeft intelligentie een grote onderlinge samenhang en gaat IQ over het algemene basisniveau dat je hebt: vmbo, havo, vwo, etc. Hoe goed je bent in bepaalde vaardigheden en waar je sterkste kanten liggen zijn hierbij niet van belang, als maar duidelijk wordt wat het gemiddelde niveau is waarop je alle schoolvaardigheden beheerst of kunt beheersen.
IQ De afkorting IQ staat voor Intelligentie Quotiënt en is een schaal waarmee iemands intelligentie kan worden uitgedrukt. Dit gebeurt in de vorm van een getal: de IQ score. Een IQ score ontstaat doordat de uitkomst van een IQ test vergeleken wordt met een gemiddelde. Dit gemiddelde is altijd honderd, welke waarde dit getal ook heeft. Een IQ score laat dus zien hoe hoog je scoort ten opzichte van een gemiddelde. Voorbeeld: Een IQ test bestaat uit 50 vragen. Bij de groep 20- tot 30-jarigen ligt het gemiddelde op 34 goed beantwoorde vragen. Zelf heb je er 40 goed, wat een IQ score van 116 betekent. Het gemiddelde van de groep verhoogt naar 37 goed beantwoorde vragen. Hierdoor is het verschil tussen jouw uitkomst en het gemiddelde van de groep minder groot, wat een lagere IQ score met zich meebrengt. Je IQ score is nu nog maar 109 terwijl je zelf niet minder vragen goed beantwoord hebt.
15
Het grootste verschil tussen IQ en intelligentie is dat IQ een relatief cijfer is en intelligentie een eigenschap of kwaliteit. Als je IQ score hoger dan honderd is en dus boven het gemiddelde ligt wordt je gezien als slim. Iedereen met een IQ score onder de honderd en dus lager dan het gemiddelde wordt gezien als minder slim. In het tabel hieronder staat een overzicht van de Nederlandse IQ scores.
IQ
Percentage van de bevolking met dit IQ
Interpretatie
> 130
2.1
Zeer begaafd
121-130
6.4
Begaafd
111-120
15.7
Boven gemiddeld intelligent
90-110
51.6
Gemiddeld intelligent
80-89
15.7
Beneden gemiddeld intelligent
70-79
6.4
Zwak begaafd
Resing, W.C.M., & Blok, J.B. (2002). De classificatie van intelligentiescores.
IQ gaat over je niveau in vergelijking met een gemiddelde, terwijl intelligentie volgens mij juist iets persoonlijks is, iets dat alleen te maken heeft met jezelf. Bij een IQ test worden alleen verbale, numerieke, ruimtelijke en logische vaardigheden getest. Als je iemands niveau op gebied van deze vaardigheden ten opzichte van het gemiddelde wil weten, dan is een IQ score een goede indicator. Zodra dit niet duidelijk is en IQ gezien wordt als een aanduiding voor iemands intelligentie, valt volgens mij de essentie van de IQ score weg, net zoals de vaardigheden van intelligentie.
IQ en leeftijd Volgens de reguliere wetenschap is iemands cognitieve ontwikkeling gekoppeld aan zijn leeftijd. Bij een kind wordt het IQ elk jaar hoger en bij mensen tussen de 20 en 65 blijft het IQ
16
gelijk. Vanaf iemands 75e wordt het IQ steeds lager. Een 19-jarige scoort op een IQ test gemiddeld hoger dan een 16-jarige, terwijl een 30-jarige ongeveer even hoog scoort als een 45-jarige. Dit sluit voor een groot deel aan bij Cattels theorie over vloeibare en gekristalliseerde intelligentie [zie: Intelligentie – Aangeboren of milieufactoren?]. Daarin wordt gezegd dat vloeibare intelligentie een hoogtepunt heeft rond het 25e levensjaar, wat betekent dat intelligentie in de kindertijd toeneemt (in bovenstaande tekst: bij een kind wordt het IQ elk jaar hoger). De gekristalliseerde intelligentie is in bovenstaande tekst terug te vinden als: bij mensen tussen de 20 en 65 blijft het IQ gelijk. Gekristalliseerde intelligentie is volgens Cattel de vorm van intelligentie die je verwerft in de loop van de leven door middel van ervaring. Dit wordt niet getest bij een IQ test, waardoor je IQ score in die periode niet hoger wordt. Het enige verschil tussen de theorie van Cattel en bovenstaande tekst is het levensjaar waarin het hoogtepunt van vloeibare intelligentie plaatsvindt (bij Cattel is dit 25 jaar in plaats van 20).
Professionele IQ tests Er bestaan veel verschillende soorten IQ tests, de ene beter, uitgebreider en betrouwbaarder dan de andere. Vooral de korte, gratis tests zijn onbetrouwbaar omdat deze alleen dienen voor het achterhalen van je telefoonnummer of e-mailadres. Professionele IQ tests worden altijd alleen tegen betaling verstrekt en kunnen niet via internet gedaan worden, met uitzondering van de test op www.123test.nl. Aan een professionele IQ test worden de volgende eisen gesteld: • De groep waarmee de IQ score vergeleken wordt moet duidelijk zijn aangegeven • Als je dezelfde test vaker zou maken moet de score ongeveer gelijk blijven • De test moet bestaan uit minstens 30 serieuze vragen • De achtergrond en titel van de maker moeten staan aangegeven • De test moet gebaseerd zijn op een wetenschappelijke intelligentietheorie • Je privacy moet worden gegarandeerd In Nederland worden er zes professionele IQ tests gebruikt: • De Wechsler Adult Intelligence Scale • Revisie Amsterdamse Kinder Intelligentie Test • Raven's Progressive Matrices • De Groninger Intelligentie Test • De Nederlandse Intelligentietest voor Onderwijsniveau • De IQ test van 123test.nl Waarom wordt het IQ getest? Er zijn verschillende redenen om het IQ te laten meten. Bijvoorbeeld om een betere school-, studie- of beroepskeuze te kunnen maken. Of om een betere personeelsselectie te kunnen maken. Ook worden er IQ tests gebruikt bij klinisch onderzoek naar ziektes die de intelligentie 17
aantasten zoals dementie. In onze maatschappij speelt intelligentie een grote rol omdat er erg veel waarde aan gehecht wordt. Het heeft invloed op de kans op succes op school en in je carrière en is daardoor mede bepalend voor je sociaal-maatschappelijke status. Naast IQ tellen ook persoonlijkheid, inzet, motivatie en sociale contacten mee. Daarom kan een minder slim maar erg gemotiveerd en sociaal iemand gelijk of zelfs beter presteren en meer bereiken dan een heel slim maar ontzettend lui en gesloten iemand. IQ prestaties schijn je te kunnen verbeteren door de vermogens die getest worden bij een IQ test te trainen. Bijvoorbeeld door kleine IQ tests te maken, te puzzelen, kubusje te draaien, kruiswoordpuzzels in te vullen en met blokken te spelen. Maar ook tien minuten lang luisteren naar Mozarts Sonate voor twee piano’s D majeur schijnt het IQ te verhogen, net zoals sporten en een glas alcohol drinken voordat je de test gaat maken.
Voorbeeld van een IQ opgave
Welke kubus krijg je als je de opengevouwen kubus opvouwt?
Er worden volgens mij tegenwoordig veel verkeerde conclusies getrokken uit een IQ score. Het enige wat je ermee kunt aangeven is hoe goed iemand is in mathematische en linguïstische vaardigheden en niet hoe intelligent iemand is in het algemeen. Intelligentie heeft namelijk met veel meer dingen te maken: motivatie, inzicht, werkhouding, kennis en vaardigheden in alle opzichten. Voor bepaalde dingen is het goed dat er IQ tests, of vormen daarvan zoals de CITO, worden afgenomen. Je kunt leerlingen met een vmbo niveau namelijk op school niet hetzelfde laten doen als vwo’ers: die vaardigheden en dat IQ bezitten zij op dat niveau gewoon niet. Maar dat betekent niet dat ze dom of minderwaardig zijn, iets wat in onze maatschappij vaak wel gedacht wordt. Er mogen wel verschillen tussen mensen worden aangetoond, maar er mag niet gedacht worden dat het één onderdoet aan het ander. Het is belangrijk dat er geen waarde oordeel aan de verschillen vastzit. Juist door iedereen te respecteren voor wat hij wel kan, kan iedereen zijn positieve bijdrage leveren aan de maatschappij. Een vbmo’er kan geen chirurg worden omdat hij de vaardigheden die hiervoor nodig zijn onvoldoende bezit. Maar hierdoor is hij nog niet dom, hij kan het gewoon niet en andere dingen wel en daar moeten we ons op concentreren. Mensen kunnen heel veel 18
kwaliteiten en vaardigheden bezitten en daar moet ook naar gekeken worden; niet alleen linguïstische en mathematische vaardigheden zijn belangrijk. Ook mensen met een vmboopleiding leveren een belangrijke bijdrage aan onze maatschappij, een bijdrage die evenveel waard is als de bijdrage van iemand met een zeer hoge linguïstische of mathematische intelligentie. Het is raar dat er dingen bestaan die het IQ verhogen, IQ heeft immers vooral te maken met aanleg. Dit verhogen komt alleen maar doordat je met behulp van deze hulpmiddelen steeds beter wordt in het maken van tests. Je weet hoe je de problemen moet oplossen, waardoor je IQ score hoger wordt. Dit wordt ook wel ‘ervarend leren’ genoemd, waarbij je de test fopt en je intelligentie gelijk blijft. Wel heeft training invloed op de gekristalliseerde vorm van intelligentie: dat wat je leert, inziet en weet door middel van ervaring, maar dit uit zich niet in een IQ score.
Verschillende IQ scores Er wordt veel onderzoek gedaan naar IQ tests. Daardoor is er veel bekend over de IQ scores van groepen mensen en de verschillen daartussen. Bijvoorbeeld dat mannen gemiddeld hoger scoren dan vrouwen. Dit komt doordat mannen over het algemeen beter zijn in de vaardigheden die bij een IQ test getest worden zoals wiskunde en ruimtelijk inzicht. Er is ook een verklaring gevonden voor het feit dat je IQ tot ongeveer je 20e stijgt: je hersencellen rijpen in die periode en je woordenschat wordt vergroot. De daling van je IQ die plaats kan vinden als je bejaard bent, komt door het afnemen van je concentratievermogen, de afnemende kwaliteit van je geheugen en door de verminderende snelheid waarmee je informatie verwerkt. Verder is gebleken dat hoogopgeleiden en maatschappelijk succesvolle mensen vaak hoger scoren dan mensen die dat niet zijn. Mondiaal gezien geldt dat Aziaten beter scoren dan blanken en blanken beter dan negers.
Dit is te verklaren door de cultuurgebondenheid van IQ tests: sociaaleconomische status, gezondheid en opleidingsniveau spelen een grote rol. Ook moet je de taal goed spreken en maakt het veel uit of je gewend bent aan het maken van tests. Om de test voor iedereen gelijk te maken zijn er in Nederland zogenaamde ‘cultuurarme’ IQ tests ontwikkeld die alleen 19
bestaan uit plaatjes en puzzels en helemaal geen tekst bevatten. Maar ook deze blijken in de praktijk niet helemaal cultuurarm te zijn. Ons vooroordeel over domme Belgen en nog dommere Amerikanen blijkt voor een deel te kloppen: Belgen scoren op een IQ test hoger dan Amerikanen en even hoog als Nederlanders.
IQ test voor blondjes
Mijn IQ Op internet staat één uitgebreide, professionele IQ test die gemaakt kan worden voor €9,50 (http://www.123test.nl/iq-test/). Dit heb ik gedaan om te kijken hoe het werkt en wat voor vragen er gesteld worden en om erachter te komen of de uitslag aansluit bij mijn schoolniveau. De test bestaat uit 44 vragen waar je 45 minuten de tijd voor krijgt. Ik heb er een half uur over gedaan en vond het erg mee vallen. De vragen waren niet heel moeilijk en ik had ruim de tijd om over alles na te denken. Ik raakte in het begin wel in de stress doordat het klokje steeds in beeld was. Er zijn vier onderdelen die getest worden: verbale intelligentie, numerieke Intelligentie, ruimtelijke intelligentie en logica. Alle vragen waren inzicht vragen en hadden meer te maken met rustig lezen en logisch nadenken dan met schoolkennis. Bij verbale, numerieke en ruimtelijke intelligentie zat ik boven het gemiddelde, op het onderdeel logica scoorde ik gemiddeld. Ik vond de verbale opgaven lastiger dan ik had verwacht en de numerieke een stuk makkelijker. De uitslag van de test krijg je in de vorm van een uitgebreid rapport direct 20
via de mail toegestuurd. Deze bestaat uit een grafiek met daarin de IQ score en een overzicht met je behaalde resultaten op de verschillende onderdelen. Mijn IQ score
De score komt overeen met mijn schoolniveau en met hoe ik mijzelf inschatte. Ik vond de opgaven een beetje makkelijk en wat oppervlakkig voor een IQ test. Ik heb op de verschillende onderdelen vrijwel dezelfde resultaten behaald terwijl ik echt niet evenveel inzicht heb in wiskunde als in taal. Blijkbaar vinden ze het niet nodig om te weten waar iemands sterkste kanten liggen maar gaat het echt alleen om je algemene niveau. Je zou kunnen zeggen dat de vragen daarom niet heel moeilijk hoeven te zijn; hoe makkelijker je ze vindt hoe meer je er goed invult en des te slimmer je bent. Ik vind alleen dat een hoge IQ score op deze manier niet veel zegt omdat volgens mij heel veel mensen een hoge score kunnen halen door het middelmatige niveau van de vragen.
21
Meervoudige Intelligentie ____________________________________________________________________________
Howard Gardner Het begrip Meervoudige Intelligentie is bedacht door de ontwikkelings- en neuropsycholoog Howard Gardner. Gardner werd geboren in 1943 in Pennsylvania, Verenigde Staten. Hij studeerde psychologie aan de Universiteit van Harvard en haalde daar in 1965 zijn doctoraal examen summa cum laude met een onderzoek naar sociale relaties en promoveerde in 1971. Hij deed veel onderzoek samen met andere ontwikkelingspsychologen en zijn belangrijkste onderwerp was ‘artistieke vaardigheden bij kinderen’. Gardner raakte steeds meer gefascineerd door de neuropsychologie en veranderde na een lezing hierover van studierichting. Steeds vaker kwam hij het onderwerp intelligentie tegen en besloot dit als onderwerp te nemen voor zijn onderzoeken. Hij heeft twintig jaar in een ziekenhuis in Boston gewerkt waar hij honderden onderzoeken gedaan heeft naar onder andere: de oorsprong van menselijke intelligentie, de ontwikkeling van menselijke vaardigheden in de kunst, verschillende educatieprocessen en de uiting van intelligentie. Voor zijn onderzoeken werkte hij met normale en hoogbegaafde kinderen en met volwassenen met een hersenstoornis. Op basis van deze onderzoeken vormde hij in 1981 een nieuwe intelligentietheorie: de Meervoudige Intelligentie Theorie. Gardner zette samen met andere neuropsychologen het initiatief Project Zero op om een duidelijker beeld te krijgen van intelligentie. Hun voornaamste werkwijze is het observeren en bestuderen van grote groepen kinderen om er zo achter te komen hoe kinderen leren en op welke manier ze hun intelligenties daarbij gebruiken.
Meer dan alleen algemene intelligentie Lange tijd vond men dat iemands intelligentie kon worden vastgesteld aan de hand van het meten van verbale, numerieke, ruimtelijke en logische vaardigheden. Iemand werd op deze manier wel of niet als intelligent bevonden. Ze gingen ervan uit dat intelligentie een vaststaand gegeven was, iets wat was aangeboren en wat niet zou kunnen veranderen. Howard Gardner heeft deze theorie bekritiseerd. Ten eerste zegt hij dat een mens beschikt over meer vaardigheden dan alleen verbale, numerieke, ruimtelijke en logische en dat alle vaardigheden meegewogen moeten worden bij het benoemen van iemands intelligentie. De verschillende vaardigheden die iemand kan bezitten heeft hij vertaald naar acht intelligenties [zie: Meervoudige Intelligentie – De acht intelligenties]. Dit zijn stuk voor stuk prestatiegebieden zoals taal, wiskunde, muziek, etc. In het dagelijks leven maken we vaak gebruik van intelligentie bij bijvoorbeeld het maken van beslissingen. Gardner beweert dat we hiervoor gebruik kunnen maken van acht verschillende intelligenties, afhankelijk van de mate waarin deze ontwikkeld zijn. Als een intelligentie sterk ontwikkeld is zal je deze vaker gebruiken dan een intelligentie die nauwelijks ontwikkeld is. Je komt erachter welke intelligenties sterk ontwikkeld zijn door te kijken waar je goed in bent en dus op welke gebieden je het beste presteert. 22
Ten tweede is intelligentie volgens Gardner een gegeven wat kan worden aangeleerd en wat zich kan ontwikkelen met behulp van training. De intelligenties bestaan al, het gaat er alleen om in hoe verre deze ontwikkeld zijn en hoe goed je ze kunt toepassen. Elke intelligentie zit volgens Gardner gekoppeld aan een ander deel van de hersenen waardoor ze los van elkaar kunnen functioneren. Tijdens zijn neuropsychologische onderzoeken ontdekte hij dat elk kind op zijn eigen manier leert, dingen ontdekt en zich aangetrokken voelt tot andere onderwerpen. Dit sluit aan bij het gegeven dat een kind meerdere soorten intelligenties bezit, de ene sterker ontwikkeld dan de andere, en dat dit per kind verschilt.
Gardners belangrijkste punt is dat de vier vaardigheden die getest worden bij een IQ test niet het complete beeld van iemands intelligentie weergeven. Het is heel belangrijk dat duidelijk is wat er precies wordt aangetoond met een IQ test: iemands intelligentie of alleen het verbale, numerieke, ruimtelijke en logische deel daarvan? Er zijn veel mensen die als onintelligent gezien worden doordat ze een lage IQ score hebben. Maar de vaardigheden waar ze goed in zijn, hun sterkst ontwikkelde intelligenties, worden hierbij niet meegewogen en daardoor is de benaming ‘onintelligent’ niet terecht. Hier kun je tegenin brengen dat een IQ test er voor is om te kijken hoe goed iemand is in mathematische en linguïstische vaardigheden en daarvoor
23
is het niet nodig om ook naar andere vaardigheden te kijken. Als je wilt weten hoe intelligent iemand is vind ik dat je bij alle prestatiegebieden moet kijken hoe sterk de intelligenties die daar bij horen ontwikkeld zijn. Ik ben het eens met het gegeven dat intelligentie ontwikkeld kan worden. Daarvoor moet er wel onderscheid gemaakt worden tussen aanleg en intelligentie: aanleg is iets wat je bezit vanaf je geboorte, het gebruik van een intelligentie kun je trainen. Als intelligentie niet ontwikkeld kan worden zouden we toch ook niet naar school hoeven? Met de intelligentie die niet ontwikkeld zou kunnen worden bedoelen wetenschappers volgens mij de aanleg voor een bepaalde intelligentie zoals ik die twee zinnen hierboven beschreven heb. Door iets vaker te doen en te oefenen word je er beter in: de intelligentie van dat gebied wordt sterker en je wordt op dat gebied intelligenter. Als iemands intelligentie alleen bepaald wordt door de mate van ontwikkeling van de verschillende intelligentiegebieden en als de ontwikkeling grenzeloos te stimuleren valt, zou iedereen door middel van de juiste scholing advocaat of chirurg kunnen worden. Dit is natuurlijk niet mogelijk, sommigen bezitten daar de juiste capaciteiten niet voor. Aanleg is bepalend voor het minimum niveau dat je bezit en het maximale niveau wat je kan behalen. Hierdoor ontstaan de verschillen tussen vmbo’ers, havisten en vwo’ers. Door de juiste scholing is het wel mogelijk bij iedereen het onderste uit de kan te halen en kan iedereen zich maximaal ontwikkelen op het niveau dat bij hem past. Als je algemeen kijkt naar het intelligentieniveau zal een vwo’er hoger scoren dan een vmbo’er, maar relatief gezien kan dit gelijk zijn: ze kunnen allebei aan hun top zitten, deze top heeft alleen een andere getalswaarde.
De acht intelligenties Toen Howard Gardner in 1984 zijn boek Soorten Intelligentie uitbracht met daarin de eerste versie van zijn Meervoudige Intelligentie Theorie erin, onderscheidde hij acht intelligenties. Deze intelligenties staan voor bepaalde vermogens en hebben allemaal bepaalde eigenschappen: 1. Verbaal-linguïstische intelligentie. De vermogens die hierbij horen zijn: lezen, luisteren, schrijven en spreken. De eigenschappen zijn: in woorden denken, gemakkelijk formuleren en gemakkelijk ideeën onder woorden brengen, snel lezen en goed kunnen argumenteren. 2. Visueel-ruimtelijke intelligentie. Het vermogen dat hierbij hoort is oriënteren in de ruimte om je heen. De eigenschappen zijn: de werkelijkheid waarnemen via ruimtes en kleuren, gevoel hebben voor kleurnuances, vaak figuurtjes tekenen of op een papiertje krabbelen, experimenteren met schetsen en ontwerpen en snel kunnen oriënteren in gebouwen of wijken. 3. Logisch-mathematische intelligentie. De vermogens die hierbij horen zijn: rekenen, logische puzzels oplossen, redeneren en wetenschappelijk denken. De eigenschappen zijn: graag informatie ordenen en met cijfers spelen, veel overwegen bij het oplossen van problemen, logisch kunnen redeneren en kritisch denken. 4. Muzikaal-ritmische intelligentie. De vermogens die hierbij horen zijn: een muziekinstrument bespelen en muziek analyseren en componeren. De eigenschappen zijn: snel melodietjes oppikken, graag een muziekinstrument bespelen, dingen snel
24
5.
6.
7.
8.
onthouden door middel van ezelsbruggetjes en rijmpjes, een sterk gevoel hebben voor ritme, stijl in stemgebruik hebben en boeiend kunnen vertellen. Lichamelijke-kinesthetische intelligentie. Het vermogen dat hierbij hoort is je lichaam gecoördineerd bewegen zoals bij dans, sport en chirurgie. De eigenschappen zijn: reageren met trefzekere bewegingen, gevoel hebben voor het gebruik van eigen lichaam, het hebben van een fijne motoriek, graag sleutelen of knutselen en gemakkelijk leren door iets te doen of door te spelen. Interpersoonlijke intelligentie. Het vermogen dat hierbij hoort is verbaal en nonverbaal gedrag van anderen begrijpen en interpreteren. De eigenschappen zijn: houden van contact met anderen, graag samenwerken, scherp aanvoelen wat anderen bezighoudt, je prettig voelen in groepen, van gezelligheid en feestjes houden en bereid zijn anderen te helpen. Intrapersoonlijke intelligentie. Het vermogen dat hierbij hoort is reflecteren op het eigen handelen en dit begrijpen. De eigenschappen zijn: je op de achtergrond opstellen, in een eigen wereld leven, houden van dagdromen, je eigen sterke en zwakke kanten goed kennen, gevoel hebben voor reflectie, scherp waarnemen wat er gebeurt, in dagboeken schrijven en gevoel hebben voor poëzie. Naturalistische intelligentie. Het vermogen dat hierbij hoort is objecten in de natuurlijke wereld herkennen en deze categoriseren. De eigenschappen zijn: gefascineerd zijn door alles wat groeit en bloeit, planten en dieren snel herkennen, graag veranderingen in de natuur observeren en verklaren, gemakkelijk leren door waarnemingen van buiten, goed kunnen verzamelen en ordenen en graag met dieren omgaan.
Naast deze acht waren er twee intelligenties waarover Gardner twijfelde. Deze voldeden namelijk niet aan alle criteria [zie: Meervoudige Intelligentie – wat maakt een intelligentie een intelligentie?]. Sinds kort wordt er hiervan door Gardner één als volwaardige intelligentie gezien: existentiële intelligentie. Existentiële intelligentie heeft als vermogen: het bepalen van je positie ten opzichte van de existentiële kenmerken van het menselijk bestaan zoals de 25
dood en de zin van het leven. Deze intelligentie is nog vrij onbekend en wordt (nog) niet opgenomen in schoolprogramma’s die gebaseerd zijn om Meervoudige Intelligentie. De andere ‘bijna intelligentie’ is spirituele intelligentie. Deze wordt door Gardner zelf niet als volwaardig intelligentie gezien maar is door andere wetenschappers wel als losse intelligentie benoemd als aanvulling op IQ en EQ. Ik heb er voor gekozen om alleen de oorspronkelijke acht intelligenties op te nemen in mijn werkstuk en alleen deze te behandelen. Hier is het meest over bekend en deze worden het meest toegepast in het onderwijs. Daarnaast blijken existentiële en spirituele intelligentie bij veel wetenschappers bijna dezelfde betekenis te hebben. Zohar, een spiritueel Joods boek, is de oorspronkelijke aanleiding geweest voor wetenschappers om spirituele intelligentie te benoemen. Spirituele intelligentie is dus eerder een naam voor de bezigheden van een groep mensen dan een term waar jarenlang onderzoek naar gedaan is en waarbij verschillende aspecten tegen elkaar zijn afgewogen. Ik vind het daarom niet de moeite waard om de twee extra intelligenties te onderzoeken. Onderzoek, afwegingen, het onderzoeken van definities en het kijken naar aansluiting bij bestaande theorieën zijn voor mij minimum eisen waaraan een nieuwe theorie moet voldoen. Daardoor is de nieuwe theorie namelijk echt ergens op gebaseerd en kan deze goed worden onderbouwd, wat bij Gardner het geval is.
Wat is een intelligentie eigenlijk? Niet alle dingen waar iemand goed in kan zijn staan voor een intelligentie. Zo is iemand die goed kan schrijven niet ‘schrijfintelligent’ maar heeft hij een goed ontwikkelde linguïstische intelligentie en is iemand die goed kan voetballen niet ‘voetbalintelligent’ maar heeft hij een sterk ontwikkelde kinesthetische intelligentie. Gardners definitie van intelligentie is: ‘Intelligentie is een biopsychologisch potentieel om informatie te verwerken, dat in werking kan worden gesteld in een culturele situatie om problemen op te lossen of producten te scheppen die van waarde zijn in een cultuur’. Het belangrijkste kenmerk is volgens hem dat je intelligentie gebruikt om problemen op te lossen. Dit betekent dat je zo begaan bent met het onderwerp dat je er zelf over kunt nadenken, de informatie ervan kunt ordenen en oplossingen kunt bedenken voor het probleem. Verder vindt hij dat intelligentie staat voor de vaardigheid om vragen op te roepen en iets te maken zoals een bouwwerk, gedicht, dans, muziekstuk of sociaal contact. Dit moet je kunnen in een normale omgeving die past bij het onderwerp: als het gaat om het maken van een bouwtekening dan gaat het erom dat dit lukt in een bevorderlijke omgeving en niet op elke willekeurige De acht intelligenties zijn acht verschillende delen van de hersenen plek zoals een druk marktplein. Volgens Gardner valt er een die los van elkaar kunnen onderscheid te maken tussen acht verschillende vormen van functioneren maar die wel met elkaar in verbinding staan. intelligentie: acht manieren om een probleem op te lossen,
26
vragen op te roepen en iets te maken. De acht intelligenties zijn acht verschillende delen van de hersenen die los van elkaar kunnen functioneren maar die wel met elkaar in verbinding staan. Deze verbindingen verschillen per persoon en de mate van ontwikkeling, de volgorde ervan en de onderlinge samenwerking zijn allemaal factoren die meetellen bij iemands intelligentieniveau. Dit verklaart waarom sommige mensen beter zijn in bepaalde dingen dan andere en waarom je heel goed kunt zijn in bepaalde dingen en in andere juist helemaal niet. Volgens Gardner is iemand intelligent als hij problemen kan oplossen, vragen kan oproepen en iets kan maken door gebruik te maken van één of meer van de acht intelligenties. Iedereen kan dit dus iedereen is intelligent. De vraag ‘ben je intelligent?’ wordt hierdoor irrelevant en de vraag ‘hoe ben je intelligent?’ juist interessant. Hier zouden we ons op moeten richten, we zouden de aandacht moeten vestigen op de sterkst ontwikkelde intelligenties van mensen zodat ze deze kunnen inzetten in de maatschappij. Iedereen kan dan zijn steentje bijdragen en zijn kwaliteiten tonen en gebruiken. De problemen waar Gardner het over heeft zijn alle vraagstukken die er bestaan over alle mogelijke onderwerpen. Deze kunnen gaan over hoogspringen, vogelsoorten, derdemachtsvergelijkingen, het Russische alfabet, omgangsvormen, etc. Het oplossen hiervan betekent het doorgronden van het probleem, het begrijpen en het opnieuw kunnen ordenen. Je moet het snappen en er mee kunnen spelen, er over na kunnen denken en het in je eigen woorden aan iemand uit kunnen leggen. Oplossen heeft hier meer te maken met begrijpen dan met het vinden van een oplossing.
Wat maakt een intelligentie een intelligentie Als intelligentie bestaat uit acht deelintelligenties is het eerste wat in mij opkomt: ‘wat maakt een intelligentie een intelligentie en waar ligt de grens tussen een intelligentie en een vaardigheid?’. Howard Gardner heeft acht criteria opgesteld waaraan een intelligentie volledig moet voldoen voordat deze als volwaardige, zelfstandige intelligentie wordt erkend. Alle vaardigheden die een mens kan bezitten heeft hij samen weten te brengen tot acht intelligenties, de bronnen voor alle vaardigheden. Zijn onderzoeken met kinderen hebben daarbij een grote rol gespeeld omdat Gardner daardoor heeft kunnen zien welke vaardigheden een mens gebruikt om iets te leren en tot zich te nemen. De acht criteria die hij heeft opgesteld zijn: • Bij hersenbeschadiging moeten de vaardigheden die bij de intelligentie horen totaal verdwenen zijn of het juist nog doen terwijl andere vaardigheden zijn weggevallen. Op deze manier kan worden aangetoond dat de intelligentie onafhankelijk functioneert of kan functioneren en dus een losstaande intelligentie is en worden de precieze vaardigheden die bij de intelligentie horen duidelijk. • Er moet een evolutionaire ontwikkeling bestaan van de intelligentie en van het bijbehorende hersengebied. Dit betekent dat het hersengebied dat voor de intelligentie gebruikt wordt bij vroegere mensachtigen al in primitieve vorm aanwezig moet zijn geweest en zich in de loop der tijd moet hebben ontwikkeld.
27
•
•
•
•
• •
Er moeten capaciteiten en functies te benoemen zijn die uniek zijn voor de intelligentie. Een voorbeeld hiervan is ritme- en klankgevoel bij muzikaal-ritmische intelligentie. Er moet voor de intelligentie een uniek symboolsysteem bestaan waarmee snel informatie kan worden geïnterpreteerd en verwerkt. Voorbeelden hiervan zijn: gesproken en geschreven taal, muzieknotatie, wiskundige systemen, etc. De intelligentie moet een uniek ontwikkelingsproces hebben wat betekent dat er oefeningen en ervaringen moeten bestaan die alleen díe intelligentie beïnvloeden. Er moeten mensen zijn die in minstens één van de vaardigheden van de intelligentie uitzonderlijk zijn zoals bijvoorbeeld wonderkinderen. Het tegenovergestelde kan ook: mensen die de vaardigheden van de intelligentie niet of nauwelijks bezitten zoals bijvoorbeeld autisten bij inter- en intrapersoonlijke intelligentie. Uit de resultaten van nieuwe en bestaande psychologische tests moeten geloofwaardige aanwijzingen te vinden zijn voor het bestaan van de intelligentie. Ook in nieuwe en bestaande psychometrische tests moeten geloofwaardige aanwijzingen te vinden zijn voor het bestaan van de intelligentie.
MI test Bij een IQ test worden je linguïstische en mathematische vermogens getest en verwerkt tot een relatief getal. Een Meervoudige Intelligentie test (MI test) werkt heel anders. Het belangrijkste verschil is dat de MI score niet wordt uitgedrukt in één getal. Het zien van de ontwikkeling van de verschillende, aparte intelligenties staat centraal en de uitslag van een MI test laat dan ook zien hoe sterk elke intelligentie ontwikkeld is. Door de acht intelligenties te vergelijken zie je welke het sterkst ontwikkeld is en dus in wat voor vaardigheden jij het beste bent. Een ander belangrijk verschil is dat de MI score niet wordt vergeleken met die van anderen maar puur kijkt naar jouw resultaten. Hierdoor leer je jouw sterkste kanten kennen en weet je waar jouw talenten liggen. Het derde grote verschil is dat aan de hand van een MI score niet gezegd kan worden op welk niveau je de vaardigheden beheerst of kan beheersen.
Mijn MI De gemeente Gent, die veel gebruikt maakt van Meervoudige Intelligentie in het onderwijs, heeft een MI test op internet gezet die toegankelijk is voor iedereen (http://www.pbdgent.be/oldsite/opvoedingonderwijs/mitest/mitestvolw.htm). Er bestaat een test voor kinderen en volwassenen. Ik heb de test voor volwassenen gemaakt en de uitkomst daarvan komt overeen met het beeld dat van ik van mezelf heb. Dit valt deels te verklaren door het feit dat ik de test heb ingevuld aan de handen van het beeld dat ik van mijzelf heb maar aan de andere kant bevat de test genoeg objectieve vragen waarbij de mening over mijzelf geen rol speelt. De tachtig vragen waaruit de test bestaat zijn geen opgaven waarvoor je kennis nodig hebt maar zijn vragen over je interesses, over wat je leuk vindt en wat niet, over wat je kunt, etc. Het zijn allemaal meerkeuze vragen in de vorm van een stelling waarop je met neen, een 28
beetje en veel kunt antwoorden. Ik vond het leuk om de test te maken omdat ik hierdoor stilstond bij mijn kwaliteiten en interesses. Wat me opviel was dat er bepaalde vragen waren waar ik heel zeker was over en vragen waarbij ik langer twijfelde. Ik wist bijvoorbeeld zeker dat ik bij de vraag ‘je kunt zelfstandig werken en je eigen ding doen’ veel moest invullen maar bij de vraag ‘je kunt jezelf makkelijk uitdrukken, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, je houdt ervan debatten te voeren en je kunt goed vertellen of schrijven’ twijfelde ik langer. Ik koos uiteindelijk voor een beetje omdat de stelling maar half voor mij geldt en vooral niet altijd. Ik kan mezelf bijvoorbeeld vrij makkelijk uitdrukken, vooral door te praten, en ik kan ook redelijk vertellen maar ik houd niet van debatten voeren en kan niet heel goed schrijven. Mijn MI score
29
Meervoudige Intelligentie op school ____________________________________________________________________________
Hoe slim ben jij? In het onderwijs wordt veel aandacht besteed aan het vaststellen van het intelligentieniveau van leerlingen. Al op de basisschool worden kinderen getest om te kijken of ze slim genoeg zijn voor het lesprogramma en op de middelbare school worden leerlingen onderverdeeld op intelligentieniveau. Kinderen die niet goed kunnen meekomen in het reguliere onderwijs of die zich niet kunnen gedragen zoals van hen verwacht wordt worden gezien als onintelligent of vervelend. Maar elk kind is verschillend en heeft een andere werkhouding, ander gedrag en andere voorkeuren en daardoor is het onmogelijk dat elke leerling zich hetzelfde gedraagt. Als het gedrag van een leerling niet overeenkomt met dat van een ‘goede leerling’ betekent dat niet dat de leerling daadwerkelijk niet goed is. In het reguliere schoolsysteem wordt alleen aandacht besteed aan linguïstische en mathematische intelligentie. Dit betekent dat alle kinderen die hun kwaliteiten hebben liggen bij één of meer van de andere zes intelligenties niet aan hun trekken komen. Dat zou een goede verklaring kunnen zijn voor het feit dat sommige leerlingen het voorbeeldig doen in de klas en andere leerlingen ‘storend gedrag’ vertonen. Het vervelende gedrag zou dus ook gezien kunnen worden als een onbewuste uiting van gebrek aan passend onderwijs. Kinderen die het liefst in hun eentje werken of die zich altijd terugtrekken in een boek, kinderen die alleen maar in de bouwhoek willen spelen, die het liefst alleen maar samenwerken of die altijd geluid maken en in zichzelf zingen hebben misschien wel behoefte aan een andere vorm van onderwijs. Ook kinderen die altijd om uitleg komen vragen en het pas snappen nadat ze het letterlijk voor zich hebben gezien en kinderen die niet stil kunnen zitten, altijd wiebelen en als het even kan naar de prullenbak lopen hebben misschien behoefte aan een andere manier van onderwijs. Ze zijn niet onintelligent maar hebben andere hulpmiddelen nodig om de stof tot hen te nemen en te begrijpen dan alleen de linguïstische en mathematische hulpmiddelen van het reguliere onderwijs.
MI in het onderwijs – hóe ben jij slim? Bij het gebruik van Meervoudige Intelligentie in het onderwijs gaat het niet om wát er wordt aangeboden maar om hóe het wordt aangeboden. Elke leerling heeft een persoonlijke voorkeur voor bepaalde vakken en voor de manier van uitleg, voortkomend uit de intelligenties die bij hem het sterkst ontwikkeld zijn. Als een leerling zich lesstof kan eigenmaken door gebruik te maken van de intelligenties die het beste bij hem passen zal het veel makkelijker zijn, sneller gaan en zal de leerling het leuker vinden. Om het maximale uit elke leerling te halen moet er gekeken worden welke intelligentie de leerling het beste kan gebruiken om nieuwe dingen aan te leren. Hierbij is het belangrijk dat er rekening gehouden wordt met de verschillen tussen leerlingen en hun individuele behoeften.
30
31
Howard Gardner heeft de Meervoudige Intelligentie Theorie niet expliciet ontwikkeld voor het onderwijs. Pas tien jaar nadat de theorie voor het eerst werd gepubliceerd werd deze gebruikt in een Amerikaans schoolsysteem. De theorie werd niet letterlijk overgenomen maar de overtuiging dat elk kind leert op zijn eigen manier kwam wel overeen. De school vond dat er voor elke leerling een werkvorm moest zijn die bij hem paste en daarom werden er naast linguïstische en mathematische werkvormen ook andere intelligenties toegepast. Een voorbeeld hiervan is dat er bij het leren lezen, naast het schrijven en lezen van letters, aandacht besteed werd aan het gevoel, de beweging en de klank van de letters. En er werd onder andere muziek gebruikt om kinderen te leren omgaan met cijfers. Tegenwoordig zijn er in de Verenigde Staten heel veel scholen die met Meervoudige Intelligentie werken en ook in Europa gebeurt dit steeds vaker. De gemeente Gent, België, paste Meervoudige Intelligentie voor het eerst toe op basisscholen en later ook op meerdere middelbare scholen. In de rest van Europa zijn het voornamelijk basisscholen waar de theorie wordt toegepast. Het toepassen van Meervoudige Intelligentie betekent niet dat er andere dingen geleerd worden, de dingen worden alleen op een andere manier geleerd zodat de lesstof voor alle leerlingen toegankelijk wordt.
Waarom MI? In onze maatschappij zijn tegenwoordig de linguïstische en mathematische intelligentie het belangrijkst. Daar wordt het meeste aandacht aan besteed op scholen en bij de meeste banen is het vereist om op een bepaald niveau over deze intelligenties beschikken. Daarnaast worden ze bijna altijd gebruikt bij het aanleren van nieuwe dingen. Daarbij wordt namelijk vaak gebruik gemaakt van boeken, ook bij vakken die niets met taal te maken hebben. Als taal niet je sterkste kant is, dus als je linguïstische intelligentie niet sterk ontwikkeld is, zal je moeite hebben met het eigenmaken van de lesstof aangezien deze alleen maar linguïstisch wordt aangeboden. Als je Meervoudige Intelligentie in het onderwijs toepast betekent het dat je de lesstof op verschillende manieren aanbiedt zodat iedereen zijn sterkste intelligentie kan inzetten bij het begrijpen van een nieuw onderwerp. Het zou kunnen dat iemand het veel beter en sneller begrijpt als het wordt aangeboden in de vorm van beelden, ritmes, schema’s en modellen, doeactiviteiten, samenwerkingsvormen, individuele reflecties en veldonderzoek. Bij meervoudige intelligentie in het onderwijs gebruik je de sterkst ontwikkelde intelligenties van een leerling om de minder sterkte intelligenties aan te leren. Zo ontwikkelt een leerling zich zo breed mogelijk en beheerst zo veel mogelijk vaardigheden. Deze kunnen later allemaal worden gebruikt in het dagelijks leven. Door te onderkennen dat er verschillende intelligenties bestaan kan iedereen kijken welke manier van leren het beste bij hem past en zo alle stof leren en alle onderweren begrijpen. Hierbij spelen de zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van de leerling een grote rol en er moet er een verhouding gezocht worden tussen het aanbod van de school en de behoefte van de leerling.
32
Het is belangrijk dat naast de leerlingen ook de leerkrachten rekening houden met hun sterkst ontwikkelde intelligenties. Als een leerling een bepaalde intelligentie kan gebruiken om lesstof aan te leren kan een leerkracht een bepaalde intelligentie gebruiken om lesstof over te brengen. Als elke leraar weet welke intelligenties bij hem het sterkst ontwikkeld zijn kan hij deze gebruiken als hulpmiddel voor zijn lessen. Een voorbeeld hiervan is het project van twee pabo-studenten. Ze hadden de opdracht gekregen om een lesprogramma te maken waarin elke intelligentie aan bod kwam. Toen ze dit lesprogramma uitprobeerden bleek dat alle onderdelen aansloegen behalve het muziaal-ritmische. Dit bleek te komen doordat ze zelf absoluut niet muzikaal waren en daardoor de muzikale opdrachten niet goed konden overbrengen op de leerlingen.
Hoe wordt MI toegepast? De leerlingen van een Meervoudige Intelligentie school leren precies hetzelfde als de leerlingen van een reguliere school maar dan op een andere manier. Er bestaat geen vaste manier om dingen op een andere manier aan te leren. Het is voornamelijk aan de leraar om zo creatief mogelijk te zijn en om zo veel mogelijk intelligenties te prikkelen waardoor de lesstof voor elke leerling toegankelijk wordt. Onderwijspsycholoog Spencer Kagan heeft verschillende onderwijsmethodes ontwikkeld waarmee het voor leraren een stuk makkelijker wordt hun lesstof op verschillende manieren aan te bieden. In 2000 ontwikkelde Kagan een methode waarmee Meervoudige Intelligentie kan worden toegepast in het onderwijs met behulp van hulpmiddelen. Deze toepassing heet Matchen, 33
Stretchen en Vieren en is vernoemd naar de drie belangrijkste dingen waarop de toepassing gebaseerd is: 1. De lesstof wordt gekoppeld aan sterkste de intelligenties van de leerling, matchen 2. Alle intelligenties worden getraind (alle lesstof wordt aangeleerd) zodat de leerling zich zo breed mogelijk ontwikkelt, stretchen 3. De aangeleerde vaardigheden (dus alle intelligenties) worden gewaardeerd en gecomplimenteerd, vieren Kagan heeft meer dan honderd werkvormen ontwikkeld waardoor het matchen, stretchen en vieren in de klas kan worden uitgevoerd. Deze werkvormen heten ook wel didactische structuren. Elke didactische structuur gebruikt bepaalde intelligenties om andere te ontwikkelen. Didactische structuren zijn manieren om lesstof over te dragen op leerlingen en geen lesprogramma opzich en kunnen dus in elke les worden toegepast. Een voorbeeld van het matchen, stretchen en vieren is dat van Jolein. Jolein zit in groep vier op een Meervoudige Intelligentie school en is niet goed in taal en spelling. Haar verbaallinguïstische intelligentie is dus niet sterk ontwikkeld. Ze is wel goed in gedetailleerd en scherp waarnemen en ze heeft oog voor kleine verschillen en overeenkomsten tussen planten, dieren en voorwerpen en houdt van bewegen en knutselen. Dit betekent dat ze een sterk ontwikkelde naturalistische en lichamelijk-kinesthetische intelligentie heeft. Tijdens de taal- en spellinglessen op school doet ze opdrachten waarbij ze moet handelen en scherp moet waarnemen. Zo gebruikt ze haar sterke intelligenties om haar zwakke intelligentie te trainen. Dit is het matchen. Door de verschillende opdrachten en activiteiten die Jolein doet worden alle intelligenties gestimuleerd en leert ze alle vaardigheden. Dit is het stretchen. Doordat ze haar sterkte intelligenties mag gebruiken vindt ze het leuk om te doen, begrijpt ze het veel beter en behaalt ze hogere resultaten. Dit is het vieren. Een voorbeeld van een taaloefening die goed bij Jolein past is Hints. Dit is één van de didactische structuren van Kagan. De bedoeling is dat ze woorden moet uitbeelden in plaats van alleen maar lezen in een leerboek waardoor ze uiteindelijk hogere resultaten haalt bij taaltoetsen. Ze leert dezelfde dingen als alle anderen maar alleen op een andere manier, namelijk op een manier die bij haar past.
34
Bezoek aan een MI basisschool ________________________________________________________________________
De school In Achterveld, een klein dorp vlakbij Amersfoort, staat Openbare basisschool Het Startblok. Dit is een kleine school met iets minder dan honderd leerlingen die sinds vijf jaar werkt met Meervoudige Intelligentie. Deze school heb ik bezocht waardoor ik heb kunnen zien hoe Meervoudige Intelligentie in de praktijk kan worden toegepast en wat dat voor de leerlingen met zich meebrengt. Een school kan niet zomaar van de ene op de andere dag overstappen op Meervoudige Intelligentie. Er moeten veel factoren gunstig zijn en iedereen moet er volledig achter staan zodat het in detail kan worden doorgevoerd. Gebeurt dit niet dan heeft het geen zin. Op Het Startblok is deze overstap goed gelukt. De schoolleiding zelf vindt dat er nog dingen verbeterd kunnen worden maar ze zijn al een heel eind op weg naar het uiteindelijke doel. Wat heel erg geholpen heeft bij de verandering is het feit dat de school al jaren gebaseerd is op coöperatief leren. Dit betekent dat de leerlingen veel in groepjes werken en samen projecten opzetten en deze uitwerken en aan elkaar presenteren. Hierdoor worden de leerlingen zelf verantwoordelijk voor wat ze leren en zijn ze verplicht zelfstandig te werken. De indeling van het schoolgebouw is heel speciaal, het is namenlijk een ‘open school’. Dit houdt in dat de lokalen aan één kant open zijn en daardoor toegankelijk voor iedereen. Hierdoor hebben de leerlingen veel meer bewegingsvrijheid en kunnen ze altijd een rustig plekje opzoeken of achter een compueter gaan zitten als dat nodig is.
Een schooldag De indeling van een schooldag op Het Startblok is anders dan die op reguliere basisscholen. Elke klas begint en eindigt de dag en de pauzes met een kringgesprek. De kring waarin dat gebeurt is gemaakt van houten blokken en hoort bij het interieur van het lokaal. De kring heeft een hele belangrijke functie, er wordt namelijk van alles besproken: wat er in de leerlingen omgaat, wat ze hebben gemaakt en gedaan, wat ze goed vonden 35
gaan en wat iets minder, hoe de dag eruit gaat komen te zien en hoe de dag eruit heeft gezien. Na de opening in de kring is er een gezamenlijke taalles maar al snel gaan de kinderen trainen. Dat houdt in dat ze hun minder sterke intelligenties gaan oefenen met behulp van hun sterkst ontwikkelde intelligenties. Dit wordt altijd overlegd met de leerkracht maar de meeste leerlingen weten zelf precies wat ze nog moeten trainen doen. Tijdens dit trainen is elke leerling bezig met zijn eigen onderwerp of vak wat betekent dat elke leerling iets anders doet. De één is bijvoorbeeld bezig met het maken van een PowerPoint presentatie over ridders, de ander schrijft een toneelstuk, weer een ander speelt een taalspel en de volgende leest een stripboek. Ook tijdens de gezamenlijke lessen is elke leerling zo veel mogelijk op zijn eigen niveau en met zijn eigen lesstof bezig.
Deze jongens zijn bezig met het trainen van hun linguïstische intelligentie met behulp van een taalspel
Speciale onderdelen Reflectie wordt op Het Startblok gezien als een belangrijk onderdeel van het leerproces. De leerlingen moeten nadat ze een opdracht gedaan hebben altijd nadenken over wat ze precies gedaan hebben, of dat is wat ze wilden doen, wat er wel en niet goed ging en wat ze de volgende keer beter anders kunnen doen. Dit is persoonlijke reflectie maar ook groepsreflectie krijgt veel aandacht. Elke dag worden de vragen die de leerlingen aan henzelf stellen ook aan de hele groep gesteld zodat de kinderen van elkaar weten waar ze mee bezig zijn. Een ander onderdeel wat veel aandacht krijgt is het presenteren van je eigen werk. Dit kan een presentatie op de computer zijn maar ook een toneelstuk of opstel. Door alles te presenteren maken leerlingen kennis met onderwerpen en manieren van leren die ze niet nog kennen of die ze uit zichzelf niet zouden kiezen. Hierdoor kunnen ze zich nog breder ontwikkelen en kunnen ze nieuwe interesses vormen.
36
Elke week wordt er in iedere klas het Kind van de Week aangewezen. Deze neemt dan elke dag iets mee van of over zichzelf, iets waarvan hij houdt of wat hem bezighoudt. Zo leren de leerlingen elkaar goed kennen en heeft iedereen de kans om te laten zien wie hij echt is. De kinderen leren hierdoor elkaars positieve kanten kennen en bouwen respect en interesse voor elkaar op. Dit is wat ik erg kenmerkend vind voor de school: elke leerling wordt gerespecteerd en iedereen wordt beoordeeld op de dingen die hij kan, op de dingen waar hij goed in is. Dit kan bijvoorbeeld zingen zijn maar ook schrijven, rekenen, verhalen vertellen of foto’s maken. Op Het Startblok worden veel verschillende vaardigheden ontwikkeld en er zijn veel dingen mogelijk. Zo is er bijvoorbeeld eens per week atelier waarbij de kinderen kunnen koken, houtbewerken, schilderen, etc. Verder heeft elk kind zijn eigen bureaublad op de computer die hij bij elk vak kan gebruiken voor opdrachten, projecten en presentaties. Er is een grote boekenhoek met onder andere luisterboeken en boeken voor dyslectische kinderen. Naast het trainen kan elk kind bij de gezamenlijke lessen ook op zijn eigen niveau werken. Een leerling uit groep vier zou bijvoorbeeld rekenwerk uit groep vijf kunnen doen en een leerling uit groep zeven taalwerk uit groep zes. Elke leerling krijgt veel persoonlijke aandacht en iedereen kent iedereen. Dit betekent ook dat elke leerkracht mag zich bemoeien met elke leerling en er regelmatig regelmatig gesprekken worden gehouden met ouders en leerlingen.
Deze jongens maken een PowerPoint presentatie over ridders als geschiedenisopdracht
Het leerplan De school werkt met leerdoelen. Dit zijn doelen die elke periode voor ieder vak worden opgesteld. Zo kan bijvoorbeeld in de eerste periode van groep vier het leerdoel voor rekenen ‘de tafels tot en met vijf kennen’ zijn. Bij elke leerling wordt per leerdoel gezocht naar de manier waarop hij dit doel het beste kan bereiken. Deze manieren zijn didactische structuren 37
en werken aan de hand van de sterkst ontwikkelde intelligentie van een leerling. Elke leerling werkt op zijn eigen manier naar het doel toe zodat uiteindelijk iedereen de tafels tot en met vijf kent. De leerlingen leren precies hetzelfde als de leerlingen van een reguliere basisschool en moeten in groep acht de landelijke Cito-toets maken zodat ze kunnen doorstromen naar een middelbare school. Het is de bedoeling dat de leerkrachten van Het Startblok zo creatief mogelijk omgaan met de toepassing van de verschillende intelligenties in hun lessen. Ze zijn de hele dag bezig met het verzinnen van manieren waarop ze de leerlingen de lesstof duidelijk kunnen maken. Elke leerkracht heeft speciale cursussen gevolgd waarin hij heeft geleerd hoe Meervoudige Intelligentie het beste toegepast kan worden. Verder wordt elke leerkracht ondersteund door de onderwijsdienst en werkt de school zo veel mogelijk lesmethodes die passen bij Meervoudige Intelligentie.
De leerlingen van groep acht hebben net de tweede dag van de Cito-toets achter de rug en oefenen de tafels tot en met tien door een balspel in de kring
38
Meervoudige Intelligentie en de Vrije School ____________________________________________________________________________
Er is een grote overeenkomst tussen de toepassing van Meervoudige Intelligentie in het onderwijs en het Vrije Schoolonderwijs. Beide gaan ze ervan uit dat een kind veel verschillende eigenschappen bezit die allemaal bijdragen aan wie hij is. Al deze eigenschappen hebben aandacht nodig en moeten worden getraind zodat een kind zich zo breed mogelijk ontwikkelt. Een verschil tussen de twee soorten onderwijs is dat bij de toepassing van Meervoudige Intelligentie alle eigenschappen los van elkaar worden gezien en ook los van elkaar worden ontwikkeld. Bij de Vrije School wordt ervan uitgegaan dat alle eigenschappen samenkomen in de drie punten doen, voelen en denken waardoor de ontwikkeling van handen, hart en hoofd centraal staat. Een ander verschil is dat de Vrije School de verschillende eigenschappen van iemand, de verschillende intelligenties, niet gebruikt om nieuwe dingen aan te leren. Bij Meervoudige Intelligentie in het onderwijs gaat het erom dat een leerling zijn sterkst ontwikkelde intelligenties kan gebruiken om vakken en onderwerpen die hem minder goed liggen aan te leren. Hierdoor wordt het leren makkelijker, zal hij de stof sneller en beter onthouden en het beter begrijpen. Bij de Vrije School worden de verschillende intelligenties niet gebruikt om nieuwe dingen aan te leren maar worden ze wel allemaal ontwikkeld. Dit gebeurt onder andere door euritmie (lichamelijk-kinesthetische intelligentie), koor (muzikaal-ritmische intelligentie), boetseren (visueel-ruimtelijke intelligentie), tuinbouw (naturalistische intelligentie) en de Parcival periode (inter- en intrapersoonlijke intelligentie). In de eerste jaren leert een kind het doen, daarna het voelen en als laatste het denken waardoor uiteindelijk alle eigenschappen worden ontwikkeld. Als ik naar de Vrije School kijk denk ik dat een kind veel eerder kan beginnen met het ontwikkelen van cognitieve vaardigheden als hij daarvoor zijn sterkst ontwikkelde intelligenties mag gebruiken. Het denken zou aangeleerd kunnen worden met behulp van het doen en het voelen in plaats van ná de ontwikkeling van het doen en het voelen. Door de goede aspecten van beide vormen van onderwijs samen te voegen ontstaat er een onderwijsvorm waarin leerlingen alle intelligenties ontwikkelen en waarin tegelijkertijd veel aandacht besteed wordt aan de cognitieve vaardigheden.
39
Conclusie ____________________________________________________________________________
In de loop van de geschiedenis zijn er verschillende groepen mensen benoemd als intelligent. Het begon bij de filosofen, verplaatste zich naar de keizers en geestelijkheid en kwam via de kunstenaars bij de wetenschappers terecht. In de Moderne tijd was men op zoek naar veiligheid en vond dit in de onthullende feiten van het wetenschappelijk denken. Hiermee werd de kunst voor velen overbodig en toen in 1904 de eerste IQ test ontworpen werd waren alleen linguïstische en mathematische vaardigheden nog belangrijk. Als je iets wilde betekenen of bereiken was je verplicht minstens één van deze vaardigheden goed te beheersen. In 1981 bracht Howard Gardner verandering in de standaard kijk op intelligentie. Hij bestudeerde alle menselijke kwaliteiten en leidde daar acht losstaande intelligenties uit af die iedereen bezit. Waar het volgens hem om gaat is in welke mate de intelligenties ontwikkeld zijn, dit bepaalt namenlijk je sterke en zwakke punten. De vraag hóe je intelligent bent is dan veel interessanter dan de overbodige vraag óf je intelligent bent. Het wetenschappelijk denken waarop de IQ test gebaseerd is omvat drie van de acht intelligenties van Gardner. De overige vijf zijn andere belangrijke kwaliteiten die een mens bezit. Om erachter te komen welke intelligenties bij jou het sterkst ontwikkeld zijn kan je een MI test doen. De uitslag hiervan laat zien op welke manier je intelligent bent, in tegenstelling tot de IQ score die laat zien óf je intelligent bent. Door MI toe te passen in het onderwijs geef je leerlingen de kans hun sterkst ontwikkelde intelligenties te gebruiken bij het aanleren van nieuwe dingen. Hierdoor gaat het leren makkelijker, sneller en beter. De toepassing MI in het onderwijs lijkt voor een groot deel op de onderwijsvorm van de Vrije School. Beide willen namelijk dat de leerlingen zich zo breed mogelijk ontwikkelen. Het grote verschil is alleen dat de Vrije School de verschillende intelligenties niet inzet bij het aanleren van nieuwe dingen en een MI school wel. Intelligentie is een onderwerp dat wordt onderzocht door honderden wetenschappers die er allemaal hun eigen idee over hebben. Tegenwoordig worden theorieën zoals die van MI en EQ steeds meer geaccepteerd maar nog steeds zijn er vele wetenschappers die niet out of the box willen denken en zich vasthouden aan de General Intelligence Theorie. Jammer, want wie met een MI bril op de wereld in kijkt ziet dat hij omringd wordt door alleen maar intelligente mensen.
40
Nawoord ____________________________________________________________________________
Wat begon met een documentaire is na een lang onderzoek een werkstuk geworden waarin alles staat beschreven wat ik weet over intelligentie. De belangrijkste ontdekking die ik heb gedaan is dat er meerdere vormen van intelligentie bestaan die allemaal gelijkwaardig zijn en die maken dat iedereen waardevolle kwaliteiten bezit. Een laag IQ betekent niet het ontbreken van intelligentie maar alleen een laag ontwikkelde linguïstische en mathematische intelligentie. Naast alles wat ik heb onderzocht en uitgewerkt zijn er nog tal van dingen die ik niet heb behandeld. En zelfs de onderwerpen die ik wel heb behandeld zijn nog lang niet klaar. Er valt nog veel over te zeggen en nog veel aan toe te voegen. Ik ben er achter gekomen dat intelligentie een onderwerp is zonder vaste betekenis waarover altijd door kan worden gediscussieerd.
41
Bronvermelding ____________________________________________________________________________
Boeken: • Howard Gardner Soorten Intelligentie 1984 • Wilma Resing en Pieter Drenth Intelligentie weten en meten 2001
Sites: • • • • • • • • • • • •
www.wikipedia.nl www.iq-test.nl www.psyonline.nl www.webje.yurls.net www.infonu.nl www.rpcz.nl www.albatros.edu.almere.nl www.leraar24.nl www.teamonderwijs.nl www.onderwijsmaakjesamen.nl www.123test.nl www.pbdgent.be/oldsite/opvoedingonderwijs/mitest/mitestvolw.htm
Anders: • Schoolgids Openbare basisschool Het Startblok
42