Cad
BASISOPLEIDING AutoCAD2006 DEEL I 2006-2007
Professionele bachelor in de houttechnologie 1 ste semester Paul Delcour
Cad
BASISOPLEIDING AutoCAD2006 DEEL I 2006-2007
Professionele bachelor in de houttechnologie 1 ste semester Paul Delcour
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 0. INHOUDSTAFEL DEEL I
0. INHOUDSTAFEL DEEL I BLZ. 1. 1.1. 1.2. 1.2.1. 1.2.2. 1.2.3. 1.3. 1.4. 1.4.1. 1.4.2. 1.4.3. 1.4.4. 1.4.5. 1.4.6. 1.4.7. 1.4.8. 1.4.9. 1.4.10. 1.4.11. 1.4.12. 1.4.13. 1.4.14. 1.4.15. 1.5. 1.6. 1.6.1. 1.6.2. 1.6.3. 1.7. 1.8. 1.8.1. 1.8.1.1. 1.8.1.2. 1.8.1.3. 1.8.2. 2. 2.1. 2.1.1. 2.1.2. 2.1.3. 2.1.4. 2.1.5.
I
INTRODUCTIE AutoCAD2006 OPSTARTICOON VAN AutoCAD2006 BASISINSTELLINGEN WINDOWS HET AANMAKEN VAN EEN NIEUWE WERKMAP HET INSTELLEN VAN DE NIEUWE WERKMAP VOOR AutoCAD2006 HET ORDENEN EN INDELEN VAN UW PERSOONLIJKE WERKMAP VOOR DE BASISOPLEIDING NAVORMING OPSTARTEN AutoCAD2006 OPBOUW AutoCAD2006 SCHERM HET TEKENGEBIED DE COMMANDOREGEL(s) HET TEKSTSCHERM DE CURSOR DE TITELBALK DE MENUBALK DE PULLDOWN MENU’S (hiërarchische menu’s) DE SCREENMENU (schermmenu) DE CURSURMENU (rechter muisknop menu) DE STATUSREGEL MODEL (modelspace of modelruimte) LAYOUT1, LAYOUT2 (paperspace of papierruimte) UCS ICON(‘s) TOOLBARS (werkbalken, pictogrammenmunu’s) AutoCAD2006 HELP BEËNDIGEN AutoCAD2006 OPENEN VAN EEN TEKENING VIA WINDOWS VERKENNER VIA “START” VIA AutoCAD2006 OPENEN VAN EEN NIEUWE TEKENING OPSLAAN VAN EEN TEKENING OP DE HARDDISK OPSLAAN VAN EEN NIEUWE TEKENING OPSLAAN VAN EEN BESTAANDE TEKENING MET DEZELFDE NAAM OPSLAAN VAN EEN BESTAANDE TEKENING MET EEN ANDERE NAAM OPSLAAN OP DE 3,5 INCH DISKETTE, OP EEN MEMORY-STICK, OP CD-ROM BASISINSTELLINGEN AutoCAD2006 FORMAT LINEWEIGHT SCALE LIST POINT STYLE UNITS DRAWING LIMITS
1 1 2 2 3 3 4 5 5 5 5 6 7 7 7 8 9 10 10 10 11 12 15 19 20 20 20 20 22 28 28 28 29 30 30 31 31 31 32 33 34 36
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 0. INHOUDSTAFEL DEEL I
BLZ. 2.2. 2.2.1. 2.2.2. 2.2.3. 2.2.4. 2.2.5. 2.2.6. 2.2.7. 2.2.8. 2.2.9. 2.2.10. 2.3. 3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7. 3.8. 3.9. 3.10. 3.11. 3.12. 3.13. 3.14. 3.15. 3.16. 4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 4.8. 4.9. 4.8.1. 4.8.2. 4.8.3. 4.8.4. 5. 5.1. 5.1.1. 5.1.2. 5.1.3. 5.1.4.
II
OPTIONS PROFILES FILES DISPLAY OPEN AND SAVE PLOT AND PUBLISH SYSTEM USER PREFERENCES DRAFTING SELECTION SCHERMOPBOUW AutoCAD2006 OPSTARTEN MET UW PROFILE VIEW-, ZOOM- EN PANFUNCTIES ZOOM WINDWOW ZOOM DYNAMIC ZOOM SCALE ZOOM CENTER ZOOM OBJECT ZOOM IN ZOOM OUT ZOOM ALL ZOOM EXTENTS ZOOM PREVIOUS ZOOM REAL TIME PAN REALTIME PAN POINT PAN LEFT/RIGHT/UP/DOWN AREAL VIEW CLEAN SCREEN TEKENHULP SNAP EN GRID ORTHO POLAR OSNAP OTRACK DYNAMIC INPUT LWT REDRAW – REGEN – REGEN ALL COÖRDINATEN ABSOLUTE COÖRDINATEN RELATIEVE COÖRDINATEN RELATIEVE POLAIRE COÖRDINATEN OPMERKINGEN I.V.M. COÖRDINATEN TEKENEN MET ENTITEITEN AFZONDERLIJKE ENTITEITEN LINE RAY CONSTRUCTION LINE ARC
37 38 41 43 45 46 47 48 50 52 55 57 59 62 62 62 62 62 63 63 63 63 63 63 63 63 64 64 64 65 65 65 67 68 70 71 73 74 75 75 76 76 77 78 78 78 78 79 79
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 0. INHOUDSTAFEL DEEL I
BLZ. 5.1.5. 5.1.6. 5.1.7. 5.1.8. 5.2. 5.2.1. 5.2.2. 5.2.3. 5.2.4. 5.2.5. 5.2.6. 5.2.7. 5.2.8. 6. 6.1. 6.2. 6.3. 6.4. 6.5. 6.6. 6.7. 6.8. 6.9. 6.10. 6.11. 6.12. 6.13. 6.14. 6.15. 6.16. 6.17. 6.18. 6.19. 6.20. 6.21. 6.22. 6.23. 6.24. 6.25. 6.26. 7. 7.1. 7.1.1. 7.1.1.1. 7.1.1.2. 7.1.1.3. 7.1.1.4. 7.1.1.5. 7.1.2.
III
CIRCLE SPLINE ELLIPSE POINT ENKELE ENTITEITEN MULTILINE POLYLINE (PLINE) POLYGON RECTANGLE DONUT SPLINE REVISION CLUOD OPMERKINGEN BIJ ENKELE ENTITEITEN MANIPULATIES VAN ENTITEITEN UNDO REDO ERASE COPY MIRROR OFFSET ARRAY MOVE ROTATE SCALE STRETCH LENGHTEN TRIM EXTEND BREAK AT POINT BREAK JOIN CHAMFER FILLET EXPLODE DIVIDE MEASURE POLYLINE (PEDIT) SPLINE (SPLINEDIT) MULTILINE (MLEDIT) GRIPS GESTRUCTUREERD TEKENEN LAYER PROPERTIES MANAGER AANMAKEN VAN EEN NIEUWE LAYER NAAM VAN DE NIEUWE LAYER COLOR VAN DE NIEUWE LAYER LINETYPE VAN DE NIEUWE LAYER LINEWEIGHT VAN DE NIEUWE LAYER PLOTTEN VAN EEN LAYER CURRENT ZETTEN VAN EEN LAYER
80 81 81 81 83 83 88 89 89 90 90 90 90 90 93 93 93 94 94 94 95 97 97 97 97 97 98 98 98 98 99 99 99 100 100 100 100 101 101 102 104 104 105 105 106 107 108 109 109
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 0. INHOUDSTAFEL DEEL I
BLZ. 7.1.3. 7.1.4. 7.1.5. 7.1.6. 7.1.7. 7.2. 7.3. 8.
TURN A LAYER ON OR OFF A LAYER FREEZE OR THAW IN ALL VIEWPORTS FREEZE OR THAW IN CURRENT LAYER LOCK OR UNLOCK A LAYER DELETE A LAYER LAYER PROPERTIES TOOLBAR SCHAALFACTOR BIJ EEN LINETYPE VAN EEN LAYER PROPERTIES
110 111 111 112 112 113 114 115 116 BLZ.
IV
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
1.1. OPSTARTICOON VAN AUTOCAD2006
1. INTRODUCTIE AutoCAD2006 1.1. OPSTARTICOON VAN AutoCAD2006 Na de installatie van AutoCAD2006 vind je onderstaand opstarticoon terug op het bureaublad:
Kopieer nu dit opstarticoon en verander de benaming als onderstaand voorbeeld: AutoCAD2006 BASISOPLEIDING NAVORMING
•
Kopieer: ofwel selecteer het icoon (enkele linker muisklik op icoon), Ctrltoets inhouden en met ingehouden linker muistoets het icoon verslepen, daarna deselecteren (linker muisklik naast icoon); ofwel selecteer het icoon, rechter muisklik en maak keuze kopiëren, deselecteren, rechter muisklik en maak keuze plakken.
•
Naamsverandering: ofwel selecteer het icoon, functietoets F2, end-toets en verander de benaming, deselecteren; ofwel selecteer het icoon, rechter muisklik en maak keuze Naam wijzigen en daarna deselecteren.
De bedoeling van bovenstaande is dat voor elke specifieke opleiding een opstarticoon wordt aangemaakt, in een later stadium van de syllabus worden er dan specifieke instellingen uitgevoerd per opstarticoon.
1
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
1.2. BASISINSTELLINGEN WINDOWS
1.2. BASISINSTELLINGEN WINDOWS 1.2.1.
HET AANMAKEN VAN EEN NIEUWE WERKMAP Voor de sessies AutoCAD2006 voor de opleiding houttechnologie wordt er in de werkmap HOUT 1 gewerkt. In deze map HOUT 1 wordt er een nieuwe persoonlijke werkmap aangemaakt met als naam acad1234: • acad1234, waarin: • 1 staat voor de eerste letter van de voornaam; • 2, 3, en 4 staan voor een willekeurige goed te herkennen combinatie van letters uit de familienaam (voorleggen aan lector, zodat er geen twee identieke mappen ontstaan) (voorbeeld: acadPDLC = acadPaulDeLCour). In deze persoonlijke werkmap wordt er volgens lector en klas verder geordend, ingedeeld en mappen aangemaakt.
1.2.2.
HET INSTELLEN VAN DE NIEUWE WERKMAP VOOR AutoCAD2006 Selecteer het opstarticoon, rechter muisklik en maak keuze eigenschappen.
2
1.2.1.HET AANMAKEN VAN EEN NIEUWE WERKMAP
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
1.2. BASISINSTELLINGEN WINDOWS
Tik volgende onderstaande gemarkeerde zaken in:
OPMERKING: • de dubbele “” zijn maar nodig wanneer er spaties in de mapnamen voorkomen (de “” zorgen ervoor dat alles in een string, één geheel kan gelezen worden), wanneer er geen spaties voorkomen verdwijnen de dubbele “” automatisch.
1.2.3.
3
HET ORDENEN PERSOONLIJKE BASISOPLEIDING
EN INDELEN VAN WERKMAP VOOR
1.2.2.HET INSTELLEN VAN DE NIEUWE WERKMAP VOOR AutoCAD2006
UW DE
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
1.3. OPSTARTEN AutoCAD2006
Ofwel selecteren van het opstarticoon + enter; Ofwel dubbelklik op het opstarticoon.
4
1.3. OPSTARTEN AUTOCAD2006
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
1.4. OPBOUW AUTOCAD2006 SCHERM
1.4. OPBOUW AutoCAD2006 SCHERM 1.4.1.
HET TEKENGEBIED Het tekenscherm, het grafische scherm, AutoCAD2006 Drawing Window.
1.4.2.
DE COMMANDOREGEL(s) De dialoogregel, het dialoogmenu, de opdrachtregel. Alles wat er gebeurt in AutoCAD2006 verschijnt in de commandoregel, je kunt er alle AutoCAD commando’s intikken. Hieronder is de commandoregel voorzien van twee regels, meer en minder kan ook. Zonder de hulp van het AutoCAD options dialoogscherm doe je dit met cursor: sta net bovenop de scheiding met het tekengebied tot je een “= met pijltje boven en onder” verkrijgt, linker muistoets inhouden en verslepen naar boven of onder.
Intikken op de commandoregel gebruik je vooral voor, na een gekozen commando, de opties binnen een AutoCAD commando. Deze opties worden weergegeven met kleine- en hoofdletters, het intikken van de hoofdletter(s) volstaat om de optie te selecteren. Bevestigen doe je met enter, rechter muistoets kan ook, doch wordt niet veel gebruikt.
1.4.3.
HET TEKSTSCHERM Het tekstgebied, AutoCAD2006 Text Window. Alles wat er in AutoCAD2006 gebeurt, verschijnt ook als tekst. • Functietoets F2: tekstscherm actief. • Functietoets F2: tekstscherm niet actief.
5
1.4.1. Het TEKENGEBIED
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
1.4.4.
1.4. OPBOUW AUTOCAD2006 SCHERM
DE CURSOR Wanneer je de muis, het aanwijsapparaat, vrij of zonder opdracht in het tekengebied beweegt, krijgt de cursor de vorm van twee kruisdraden met op de kruising een vierkantje. Één van de manieren om de kruisdraden te verlengen of te verkorten is: • ga met een vrije cursor op de commandoregel staan, klik linker muistoets en kies Options…;
•
kies het tabblad Display;
•
je kunt met de schuifbalk de kruisdraden verlengen of verkorten. Een waarde intikken kan ook.
Het vierkantje op de kruisdraden vergroten of verkleinen doe je via de vrije commandoregel het commando pickbox in te tikken + enter.
Één van de manieren om dit vierkantje te vergroten of te verkleinen is: • Options…, keuze tabblad Selection; • je kunt met de schuifbalk de kruisdraden verlengen of verkorten.
6
1.4.4. DE CURSOR
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
1.4. OPBOUW AUTOCAD2006 SCHERM
De cursor kan nog andere vormen aannemen: • de twee kruisdraden zonder vierkantje: na selectie van een commando een vrije positie aanwijzen in het tekengebied;
1.4.5.
•
een vierkantje: selecteren in het tekengebied;
•
een pijltje: aanwijzen buiten het tekengebied en tekstscherm.
DE TITELBALK Op de titelbalk staat • links de naam van de tekening waaraan je werkt. Op het voorbeeld hieronder staat [Drawing1.dwg], wat wil zeggen dat de tekening nog geen naam heeft gekregen en dus bijgevolg nog niet bewaard is;
•
1.4.6.
rechts de knopjes om AutoCAD2006 in volgorde te minimaliseren, te maximaliseren en te beëindigen.
DE MENUBALK Op de menubalk staat: • links de titels van de POP menu’s
•
1.4.7.
rechts de knopjes om de tekening (het tekengebied) in volgorde te minimaliseren, te maximaliseren en te beëindigen.
DE PULLDOWN MENU’S (hiërarchische menu’s) Door één van de titels op de menubalk met linker muistoets aan te klikken, verschijnt er een pulldown menu, een ondergeschikt menu met verschillende opties, allemaal te activeren met linker muistoets. Deze opties zijn: • het activeren van een AutoCAD commando, achter de optie staat er niets;
7
1.4.4. DE CURSOR
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
1.4. OPBOUW AUTOCAD2006 SCHERM
•
het activeren van een dialoogbox, achter de optie staan drie puntjes;
•
het activeren van een sub pulldown menu, een sub sub pulldown menu, …, achter de optie staat een pijltje rechts.
OPMERKING: • de pulldown menu’s worden ook hiërarchische, uitrol of uitklapmenu’s genoemd.
1.4.8.
DE SCREENMENU (schermmenu) De screenmenu bevat alle AutoCAD2006 commando’s en wordt actief door: • Options…, keuze tabblad Display; • leg het vinktekentje aan bij Display screen menu;
Het resultaat is de screenmenu waar alle AutoCAD2006 commando’s te selecteren zijn. Na selecteren van een commando verschijnen er al dan niet de opties van het commando. Op deze manier hoef je de commando-opties niet in te tikken, je kunt ze allemaal selecteren via de screenmenu. In onbruik geraakt door de grootte van de windows omgeving in het te kleine computerscherm, doch tegenwoordig door de grotere schermafmetingen weer geprezen omwille van zijn volledigheid.
8
1.4.7. DE PULLDOWN MENU’S (hiërarchische menu’s)
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
1.4.9.
1.4. OPBOUW AUTOCAD2006 SCHERM
DE CURSORMENU (rechter muistoets menu) • •
Options…, keuze tabblad User Preferences, ; leg het vinktekentje aan bij Shortcut menus in drawing area.
Afhankelijk van waar de cursor zich bevindt (op de menubalk, in het tekengebied, in het tekstscherm, op de commandoregel, …) verschijnt er een cursormenu na de rechter muistoets.
9
•
in het tekengebied: rechter muistoets;
•
op de commandoregel en in het tekstscherm: rechter muistoets;
•
…
1.4.9. DE CURSORMENU
•
in het tekengebied: shifttoets + rechter muistoets;
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
1.4.10.
1.4. OPBOUW AUTOCAD2006 SCHERM
DE STATUSREGEL Op de statusregel staat: • links, naargelang de wisseling met functietoets F6, de coördinaten (de verschillende soorten worden later in de syllabus uitvoerig uitgelegd) van de cursor in het tekengebied: o absolute coördinaten niet actief, niet rollend
o
•
1.4.11.
absolute coördinaten actief, rollend, waarbij je kunt kiezen (met functietoets F6) tussen x-y-z (hieronder afgebeeld) en x-hoek-z voorstelling;
rechts een aantal knoppen voor tekenhulp, (de verschillende soorten worden later in de syllabus uitvoerig uitgelegd)
MODEL (modelspace of modelruimte) Het tekengebied is de modelruimte, de constructieruimte, de plaats waar de tekening, het model, vorm krijgt. Dit kan zowel twee- of driedimensionaal.
1.4.12.
LAYOUT1, LAYOUT2 (paperspace of papierruimte) Het presentatiegebied, het afwerkgebied van de tekening, daar waar de plots of uitprints samengesteld worden.
OPMERKING: • met de knop MODEL/PAPER van op de statusregel wissel je tussen de model- en papierruimte.
10
1.4.10. DE STATUSREGEL
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
1.4.13.
1.4. OPBOUW AUTOCAD2006 SCHERM
UCS ICON(‘s) Onderaan links in het tekengebied van model en layout kan er een UCS icon staan. Een UCS icon geeft de plaats en de stand aan van het coördinatenstelsel, later in de basisopleiding uitgelegd. Een UCS icon kan verschillende vormen aannemen al naargelang model of layout, onder- boven- of zijaanzicht, … • het UCS icon model in 2D of 3D:
•
het UCS icon layout in 2D of 3D:
Een UCS icon kan al dan niet zichtbaar zijn in het tekengebied:
11
1.4.13. UCS ICON
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
1.4. OPBOUW AUTOCAD2006 SCHERM
Een UCS icon kan al dan niet een vaste plaats in het tekengebied behouden (vinktekentje af: icon blijft in de linkerhoek van het tekengebied vast staan).
De eigenschappen van een UCS icon:
1.4.14.
TOOLBARS (werkbalken, pictogrammenmenu’s) In de pulldown menu’s, de cursormenu’s en de screenmenu staan geschreven AutoCAD commando’s. Op toolbars of werkbalken staan deze commando’s als pictogrammen gepositioneerd op twee soorten knoppen: • de standaardknop, waar alleen een pictogram op staat; • de flyoutknop, zoals het 12de pictogram, gekenmerkt door een driehoekje rechts onderaan de knop. Een flyout is een ondergeschikte knop die na selectie met ingehouden linker muistoets de standaardknop wordt.
12
1.4.14. TOOLBARS
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
1.4. OPBOUW AUTOCAD2006 SCHERM
OPMERKINGEN: • toolbars kunnen zowel standaard als flyoutknoppen bevatten; • vaste toolbars zijn toolbars die ofwel in een dok bovenaan, rechts, onderaan of links van het tekengebied verschijnen; • zwevende toolbars zijn toolbars die zwevend op een willekeurige plaats in het tekengebied verschijnen. Een zwevende toolbar in een dok plaatsen: • met de ingehouden linker muistoets op de (blauwe) titelbalk de toolbar slepen naar links, rechts, onder of boven het tekengebied tot hij een andere gedaante aanneemt. Daar de linker muistoets loslaten.
Een vaste toolbar zwevend maken: Elke vaste toolbar heeft, naargelang een horizontale of verticale toolbar, links of bovenaan twee ribbels.
Er zijn twee manieren om een toolbar zwevend te krijgen: o met ingehouden linker muistoets op de ribbels en de vaste toolbar losmaken naar het tekengebied, daar de linker muistoets loslaten; o dubbelklik met linker muistoets op de ribbels van de vaste toolbar. De toolbars zichtbaar of onzichtbaar in het tekengebied: • ga met de cursor op een knop van om het even welke toolbar staan en klik rechter muistoets: de toolbars met een vinktekentje ervoor zijn deze die actief in een dok of zwevend zijn. Een toolbar actief maken doe je met linker muistoets op de gewenste toolbarnaam. De nieuwe toolbar staat dan normaal gezien zwevend in het tekengebied.
13
1.4.14. TOOLBARS
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
1.4. OPBOUW AUTOCAD2006 SCHERM
Zwevende toolbars worden normaal horizontaal weergegeven met één rij knoppen. Deze vorm van toolbar is manipuleerbaar. Een toolbar met twee rijen knoppen of meerdere rijen is mogelijk, van horizontaal naar verticaal is ook mogelijk. Hoe verander je de vorm van een toolbar. Maak een toolbar zwevend. Ga met de cursor op een rand staan van de toolbar tot je een dubbel pijltje ziet, dan met ingehouden linker muistoets de toolbar van vorm veranderen. (uiteraard kan je bij een horizontale toolbar met één rij knoppen niet de twee horizontale randen gebruiken, bij een verticale de twee verticale randen)
OPMERKING: • de vorm blijft behouden van de zwevende toolbar tot je weer een vormverandering uitvoert.
14
1.4.14. TOOLBARS
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
1.4.15.
AutoCAD2006 HELP Functietoets F1.
15
1.4.15. AutoCAD2006 HELP
1.4. OPBOUW AUTOCAD2006 SCHERM
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
16
1.4.15. AutoCAD2006 HELP
1.4. OPBOUW AUTOCAD2006 SCHERM
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
17
1.4.15. AutoCAD2006 HELP
1.4. OPBOUW AUTOCAD2006 SCHERM
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
1.4. OPBOUW AUTOCAD2006 SCHERM
De HELP sluit je met linker muistoets op het kruisje rechts bovenaan.
18
1.4.15. AutoCAD2006 HELP
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
1.5. BEËINDIGEN AUTOCAD2006
1.5. BEËINDIGEN AutoCAD2006 AutoCAD2006 kan je op verschillende manieren beëindigen: 1. Intikken op de vrije commandoregel: exit + enter. 2. Intikken op de vrije commandoregel: quit + enter. 3.
4.
onderaan
5. rechter muistoets op de blauw band bovenaan
6. 7. Alt + F4 Wanneer je iets getekend hebt, geven de verschillende manieren onderstaande dialoogbox op scherm:
19
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
1.6. OPENEN VAN EEN TEKENING
1.6. OPENEN VAN EEN TEKENING
NOOIT VAN OP EEN EXTERNE DRIVE Windows verkenner is actief, AutoCAD2006 is niet opgestart.
1.6.1.
VIA WINDOWS VERKENNER Open met de verkenner:
Beëindig AutoCAD2006.
1.6.2.
VIA “START” Voorwaarde: bovenstaande 1.6.1 is uitgevoerd.
Beëindig AutoCAD2006 niet.
1.6.3.
VIA AutoCAD2006 Voorwaarde: bovenstaande 1.6.2 is uitgevoerd.
of
tweede standaardknop van de standard toolbar
of of intikken op de vrije commandoregel: open + enter
20
1.6.1. VIA WINDOWS VERKENNER
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
21
1.6.3. VIA AutoCAD2006
1.6. OPENEN VAN EEN TEKENING
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
1.7. OPENEN VAN EEN NIEUWE TEKENING
1.7. OPENEN VAN EEN NIEUWE TEKENING
NOOIT VAN OP EEN EXTERNE DRIVE
eerste standaardknop van de standard toolbar
of
of of intikken op de vrije commandoregel: new + enter •
22
via start from scratch Je hebt twee mogelijkheden: • de radioknop aan bij Imperial (feet and inches): je krijgt een tekengebied met drawing limits 12 op 9. In mm ongeveer een postzegelgrootte, in inches ongeveer een A4 formaat en de tekeneenheden zijn inches; • de radioknop aan bij Metric: je krijgt een tekengebied met drawing limits 420 op 297 mm en de tekeneenheden zijn mm.
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
23
1.7. OPENEN VAN EEN NIEUWE TEKENING
•
via een template Een template is een tekening opgeslagen met de extensie .DWT. Deze template is bedoeld als uitgangspunt, als start, als onderlegger, als prototype voor de nieuwe tekening. Deze template is een schijnbaar leeg tekengebied, doch met al aangemaakte gestandaardiseerde instellingen. Op deze manier win je heel wat opstarttijd.
•
via een wizard
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
Quick Setup
24
1.7. OPENEN VAN EEN NIEUWE TEKENING
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
Advanced Setup
25
1.7. OPENEN VAN EEN NIEUWE TEKENING
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
26
1.7. OPENEN VAN EEN NIEUWE TEKENING
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
27
1.7. OPENEN VAN EEN NIEUWE TEKENING
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
1.8. OPSLAAN VAN EEN TEKENING
1.8. OPSLAAN VAN EEN TEKENING
NOOIT OP EEN EXTERNE DRIVE 1.8.1. 1.8.1.1.
OP DE HARDDISK OPSLAAN VAN EEN NIEUWE TEKENING De tekening staat met naam [drawing…NR…] op de titelbalk.
of
derde standaardknop van de standard toolbar
of
of of intikken op de vrije commandoregel: save + enter
28
1.8.1. OP DE HARDDISK
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
1.8.1.2.
1.8. OPSLAAN VAN EEN TEKENING
OPSLAAN VAN EEN BESTAANDE TEKENING MET DEZELFDE NAAM De tekening staat met naam [drawing……] op de titelbalk.
of
derde standaardknop van de standard toolbar
of
29
1.8.1. OP DE HARDDISK
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 1. INTRODUCTIE AUTOCAD2006
1.8. OPSLAAN VAN EEN TEKENING
1.8.1.3.
OPSLAAN VAN EEN BESTAANDE TEKENING MET EEN ANDERE NAAM
1.8.2.
OPSLAAN OP EEN 3,5 INCH DISKETTE, OP EEN MEMORY-STICK, OP CD-ROM EERST BEWAREN / OPSLAAN ZOALS BIJ 1.8.1.1, 1.8.1.2 of 1.8.1.3 OP DE HARDDISK. • daarna vanuit de Windows verkenner de tekening kopiëren op de 3,5 inch diskette of memory-stick; • daarna op CDrom schrijven met een daarvoor bestemd programma.
ALTIJD OPENEN VANAF OF BEWAREN OP DE HARDDISK !!! 30
1.8.1. OP DE HARDDISK
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.1. FORMAT
2. BASISINSTELLINGEN AutoCAD2006 2.1. FORMAT 2.1.1.
LINEWEIGHT
of
of met rechter muistoets vanop de statusregel of vanop de vrije commandoregel intikken lineweight + enter
Het vinktekentje naast Display Lineweight plaatsen zorgt ervoor dat, wanneer je tekent met lijndiktes, deze lijndiktes ook in het tekengebied te zien zijn. Adjust Display Scale: schuifbalk richting Max verschuiven zorgt ervoor dat de kleinste lijndikte ook zichtbaar, dikker wordt in het tekengebied. OPMERKINGEN: • de knop LWT op de statusregel ingedrukt is Lineweight ON, m.a.w. zichtbaar in het tekenscherm; • de knop LWT op de statusregel niet ingedrukt is Lineweight Off, m.a.w. onzichtbaar in het tekenscherm; • meestal wordt er niet getekend met de Lineweight on, die dikte is pas bepalend voor het plotten van de tekening.
31
2.1.1. LINEWEIGHT
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.1.2.
2.1. FORMAT
SCALE LIST
Hierin vind je de lijst van plotschalen terug voor de layout, paperspacepapierruimte. Een geselecteerde schaal uit de lijst verwijderen. De overgebleven lijst ordenen door geselecteerde schalen naar boven of onder te plaatsen.
Een geselecteerde schaal anders voorstellen, voorbeeld 1:10 kan je naar 1/10 veranderen. Een nieuwe schaal toevoegen. Alles terug zetten zoals AutoCAD2006 geïnstalleerd werd.
32
2.1.2. SCALE LIST
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.1.3.
2.1. FORMAT
POINT STYLE Het instellen van een zichtbare puntstijl. Wanneer je een punt zet in het tekenscherm wil je dit ook zien.
De pointsize stel je in: • relatief t.o.v. de hoogte van het tekenscherm of absoluut; • absoluut onafhankelijk van de schermgrootte. De grootte van alle punten wordt opnieuw berekend als de tekening opnieuw wordt gegenereerd. (menubalk View, Regen) OPMERKINGEN: • de systeemvariabelen PDMODE en PDSIZE, in te tikken op de vrije commandoregel, bepalen de weergave van punten:
33
2.1.3. POINT STYLE
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.1. FORMAT
PDMODE komt overeen met: 0 1 2 3 4 32 32 33 34 35 64 65 66 67 68 96 97 98 99 100
•
2.1.4.
34
PDSIZE komt overeen met: 0 5% relatief van de schermhoogte; + waarde absolute waarde; - waarde relatieve waarde. nadat je de waarden voor PDMODE en PDSIZE wijzigde, wordt de weergave van bestaande punten aangepast op het moment dat de tekening opnieuw wordt gegenereerd.
UNITS
2.1.4. UNITS
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.1. FORMAT
Je tekent in tekeneenheden, drawing units. Bij Length stel je in: • het type van tekeneenheden; • de nauwkeurigheid dat AutoCAD2006 weergeeft op de statusregel. AutoCAD2006 rekent altijd tot op 14 cijfers na de komma, doch toont ze niet allemaal. Bij Angle stel je in: • het type van graden: decimaal, minuten – seconden, …; • de nauwkeurigheid dat AutoCAD2006 weergeeft in het tekengebied. AutoCAD2006 tekent en berekent in tegenuurwerkerszin (rechtsdraaiend). Een vinktekentje plaatsen naast Clockwise doet dit in uurwerkerszin (linksdraaiend).
Met de Base Angle bepaal je de 0° start: • East: horizontaal naar rechts is 0°; • North: verticaal naar boven is 0°; • West: horizontaal naar rechts is 0°; • South: verticaal naar beneden is 0°. Afhankelijk van de instelling clockwise bepaal je dan verder 90°, 180°, …
35
2.1.4. UNITS
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.1.5.
2.1. FORMAT
DRAWING LIMITS Het instellen van een tekenbladformaat in model.
• • •
36
Specify lower left corner or [ON/OFF] <0.0000,0.0000>: de linker onderhoek van het formaat, normaal gewoon enter; Specify upper right corner <420.0000,297.0000>: het ingeven van de rechter bovenhoek van het formaat met basis, hoogte; zoom all om het volledige tekenbladformaat in het tekengebied te zien.
2.1.5. DRAWING LIMITS
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.2. OPTIONS
2.2. OPTIONS
of rechter muistoets op de vrije commandoregel of met een vrije cursor in het tekenscherm en dan rechter muistoets of intikken op de vrije commandoregel: options + enter.
Met het dialoogvenster Options maak je persoonlijke instellingen, voorkeuren, productievere instellingen, bepaalde instellingen overbodig, enz…
37
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.2.1.
2.2. OPTIONS
PROFILES
Een eigen profiel van schermopbouw en scherminstellingen aanmaken met toolbars, colors, font, enz… De <
> is de oorspronkelijke instelling van schermopbouw en instellingen, zoals AutoCAD2006 geleverd en geïnstalleerd werd. Deze oorsponkelijke instelling is de fabrieksinstelling, de standaard instelling van AutoCAD, zo neutraal mogelijk voor elke bedrijfstak opgesteld. Veel van deze instellingen kan je persoonlijk of bedrijfsgebonden maken. De eerste stap daartoe is een eigen profile aan te maken. Een geselecteerd profiel current, huidig zetten. Een nieuw profiel met welbepaalde naam aanmaken en in de lijst zetten. Een geselecteerd profiel, niet current, veranderen van naam. Een geselecteerd profiel, niet current, verwijderen. Een geselecteerd profiel bewaren als een ARG bestand. Een bewaard profiel importeren. De fabrieksinstelling terug verkrijgen.
Als beginsituatie vertrek je van de current geplaatste fabrieksinstelling.
Zijn er daar al wijzigingen aan gebeurt, dan maak je gebruik van de Reset knop.
38
2.2.1. PROFILES
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.2. OPTIONS
Een geselecteerd profiel current, huidig zetten.
Wanneer je altijd gelijkaardige benamingen kiest, dan staat alles wat van één gebruiker is mooi alfabetisch onder elkaar. Zeker waar verschillende pc-gebruikers per toestel plaatsnemen, is dit heel productief en overzichtelijk.
Een geselecteerd profiel, niet current, veranderen van naam. Een geselecteerd profiel, niet current, verwijderen.
39
2.2.1. PROFILES
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.2. OPTIONS
Om uw persoonlijk Profile op te slaan IN UW PERSOONLIJKE WERKMAP: C:\HOUT 1\ACAD1234\BASIS\ARG met als bestandsnaam
ACAD1234BASIS.ARG OPMERKINGEN: • een profile ALTIJD bewaren op de harddisk !!! • laat uw ACAD1234BASIS.ARG altijd in uw werkmap staan, indien je AutoCAD2006 opstart en uw Profile is verdwenen of overschreven door iemand anders, dan kan je altijd terug importeren (zie hieronder). • neem een kopie van uw .ARG op een diskette, memory-stick of cd-rom, zodat je het ook op andere PC’s kunt importeren (zie hieronder). Om uw Profile te installeren op uw PC of andere PC’s, of indien uw Profile nog op PC staat (en niet current staat), doch er zijn wijzigingen aan gebeurd, wordt er gevraagd om het bestaande profiel te overschrijven. Het nieuwe geselecteerde profiel altijd current, huidig zetten. •
40
een gewijzigd profiel steeds bewaren, dus altijd exporteren naar uw harddisk en overschrijven met dezelfde naam, vergeet dan ook uw kopie ervan niet te wijzigen.
2.2.1. PROFILES
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.2.2.
2.2. OPTIONS
FILES
Het is nu van belang een Support File Search Path aan te maken, zodat je AutoCAD2006 prioriteit geeft bij het zoeken naar bestanden. Voor de basisopleiding AutoCAD2006 wordt het aan te maken path de werkmap:
De werkmap selecteren
41
2.2.2. FILES
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
42
2.2. OPTIONS
•
Om het automatisch opslaan in uw persoonlijke werkmap uit te voeren, op deze manier vind je heel snel alles terug;
•
Op deze manier komt uw log file in uw persoonlijke werkmap terecht;
•
Op deze manier komen uw temporary tekening files in uw persoonlijke werkmap terecht;
•
Op deze manier komen uw temporary external reference files in uw persoonlijke werkmap terecht;
2.2.2. FILES
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.2.3.
2.2. OPTIONS
DISPLAY •
•
het vinktekentje naast Display screen menu aanleggen geeft de screenmenu op scherm;
de achtergrondkleur van het tekenscherm en de commandoregels, zowel van model als van layout kan je wijzigen bij nadat je het desbetreffende gebied in onderstaande dialoogbox selecteerde met linker muistoets. Daarna wijzig je de kleur naast Color;
OPMERKING: • oppassen wanneer je met de linker muistoets de naam van de commandoregel selecteert. Wanneer je dan de tekstkleur idem als de achtergrondkleur zet, dan is er zogezegd geen tekst meer in de commandoregels.
43
2.2.3. DISPLAY
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.2. OPTIONS
• de tekststijl van de commandoregel manipuleren;
•
44
onderaan dit tabblad bij Crosshair size kan je met de schuifbalk de kruisdraden manipuleren, een waarde intikken kan ook.
2.2.3. DISPLAY
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.2.4.
45
2.2. OPTIONS
OPEN AND SAVE
•
bij File Save, Save as selecteer je onder welk AutoCAD versie je de tekening opslaat. Zeer handig wanneer een AutoCAD2006 tekening nog geopend moet worden in bijvoorbeeld AutoCAD2000/2002 op een andere PC.
•
het automatisch opslaan (backup) vinktekentje plaatsen bij Automatic save en instellen om de hoeveel minuten dit moet gebeuren. Het automatisch opslaan gebeurt in de werkmap. Al of niet een vinktekentje plaatsen naast Create backup copy with each save om een backup te nemen bij iedere keer dat je de tekening zelf opslaat. AutoCAD2006 heeft zogenaamde “swapruimte” nodig op de harddisk gedurende het tekenen. Deze swapruimte is vrije ruimte op de harddisk, nodig om temporary files in onder te brengen met de extensie .ac$. Vandaar dat je AutoCAD2006 niet kunt installeren op een harddisk met te weinig vrije ruimte.
2.2.4. OPEN AND SAVE
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.2.5.
PLOT AND PUBLISH
Wordt later in de basisopleiding AutoCAD2006 behandeld.
46
2.2.5. PLOT AND PUBLISH
2.2. OPTIONS
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.2.6.
SYSTEM
•
47
2.2. OPTIONS
Bij Startup bepaal je de mogelijkheid om met een startup dialog uw AutoCAD2006 op te starten of niet.
2.2.6. SYSTEM
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.2.7.
2.2. OPTIONS
USER PREFERENCES
Zie 2.1.1. LINEWEIGHT blz. 31 Zie 2.1.2. SCALE LIST blz. 32 Het instellen van de rechter muistoets: • het vinktekentje ligt af naast Shortcut menu’s in drawing area: de rechter muistoets breekt elk commando direct af. Direct erna wordt met rechter muistoets terug vorig commando actief.
•
48
het vinktekentje ligt aan naast Shortcut menus in drawing area: na het afbreken van een commando wordt via een tussen dialoogschermpje nog opties geboden. Direct erna wordt met rechter muistoets terug een dialoogscherm gegeven;
2.2.7. USER PREFERENCES
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.2. OPTIONS
OPMERKING: • je hebt ook nog een tussenoplossing door het vinktekentje aan te leggen bij Turn on time-sensitive right-click met instelbare milliseconden. Vlug rechtermuistoets is afbreken, langer ingehouden rechter muistoets is kiezen voor een tussen dialoogscherm.
49
2.2.7. USER PREFERENCES
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.2.8.
50
2.2. OPTIONS
DRAFTING
•
autosnap marker color stelt de kleur in van de AutoSnap vangfuncties (hoofdstuk 4). De kleur is vooral afhankelijk van de gekozen achtergrondkleur van het tekengebied, liefst zeer goed contrasterend te kiezen;
•
AutoSnap Marker Size stelt de grootte in van de AutoSnap vangfuncties (hoofdstuk 4);
•
Aperture Size stelt de grootte in van het vierkantje bij de kruisdraden na de selectie van een commando. Liefst deze groottes ongeveer gelijk zetten, in het tekengebied komen ze dan juist overeen;
•
Drafting Tooltip Appearance stelt de kleur (in model en layout), grootte en transparantheid in van de hulpschermpjes of tooltips (hulp tijdens uitvoeren van …;
2.2.8. DRAFTING
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
51
2.2.8. DRAFTING
2.2. OPTIONS
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.2.9.
52
2.2. OPTIONS
SELECTION
•
Unselected grip color en Selected grip color stellen de kleur in van de ongeselecteerde en geselecteerde grips (hoofdstuk 4). De kleur is vooral afhankelijk van de gekozen achtergrondkleur van het tekengebied, liefst zeer goed contrasterend te kiezen;
•
Pickbox Size stelt de grootte in van het vierkantje op de vrije kruisdraden;
•
Grip Size stelt de grootte in der grips (hoofdstuk 4). Liefst deze groottes ongeveer gelijk zetten, in het tekengebied komen ze dan juist overeen.
2.2.9. SELECTION
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.2. OPTIONS
•
Het vinkteken bij Noun/verb selection moet aanliggen, anders werkt de DELETE toets niet meer;
•
Bij Selection Preview heb je de keuze bij een actief of niet-actief commando, instellingen gebeuren bij de visuele effecten;
•
Wanneer je in het tekengebied over een entiteit gaat zonder selectie, dan wordt deze entiteit opgelicht: Dash is alleen opgelicht met een streeplijn, Thicken is opgelicht met een dikke volle lijn, Both is opgelicht met een dikke streeplijn
53
2.2.9. SELECTION
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.2. OPTIONS
In het tekengebied selecteer je ook met een rechthoek: • Van linksonder naar rechtsboven is de rechthoek een volle lijn, een window selection (een entiteit moet volledig binnen de rechthoek zitten om geselecteerd te zijn); • Van rechtsboven naar linksonder is de rechthoek een stippellijn, een crossing selection (een entiteit die de rib of ribben van de rechthoek kruist is geselecteerd); Beide ingesloten oppervlaktes kan je met een gekozen lichte kleur instellen, ook de sterkte van deze kleur kan je met de schuifbalk regelen. Met het vinktekentje aan of af regel je of dit actief of niet actief is in het tekengebied.
54
2.2.9. SELECTION
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.2.10.
2.2. OPTIONS
SCHERMOPBOUW Maak dat voor de basisopleiding AutoCAD2006 onderstaande toolbars aanliggen.
55
2.2.10. SCHERMOPBOUW
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.2. OPTIONS
Dok deze toolbars zoals hieronder.
Het locken van de toolbars: helemaal rechts op de statusregel
(all locked)
Het resultaat hiervan is dat de toolbars hun dubbel ribbels kwijt zijn, dus niet meer zwevend te positioneren zijn. OPMERKING: • een gewijzigd profiel steeds bewaren, dus altijd exporteren naar uw harddisk en overschrijven met dezelfde naam, vergeet dan ook uw kopie ervan niet te wijzigen. Om uw persoonlijk Profile op te slaan IN UW PERSOONLIJKE WERKMAP: C:\NAV\ACAD1234\BASIS\ARG met als bestandsnaam
ACAD1234BASIS.ARG
56
2.2.10. SCHERMOPBOUW
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
2.3. OPSTARTEN MET UW PROFILE
2.3. AutoCAD2006 OPSTARTEN MET UW PROFILE • •
AutoCAD2006 is nog niet opgestart; ga met de cursor op het opstarticoon van het bureaublad staan en klik rechter muistoets.
• •
Klik met linker muistoets bij Eigenschappen.
•
druk op de ENDtoets van uw toetsenbord (let op de cursor op het einde van de lijn);
•
57
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 2. BASISINSTELLINGEN AUTOCAD2006
•
2.3. OPSTARTEN MET UW PROFILE
tik nu de Profile naam in op onderstaande manier: spatie
/p
spatie
”acad1234basis”
OPMERKINGEN: • bij het opslaan wan de tekening wordt uw Profile automatisch mee bewaard, m.a.w. bij het terug openen van uw tekening via verkenner staat uw Profile automatisch current; • de dubbele “” zijn altijd nodig, zeker wanneer er spaties in de naam voorkomen.
58
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 3. VIEW-, ZOOM- EN PANFUNCTIES
3. VIEW-, ZOOM- EN PANFUNCTIES Zoomfuncties vanuit de menubalk:
Panfuncties vanuit de menubalk:
Zoomfuncties vanuit de toolbar:
WINDOW/DYNAMIC/SCALE/CENTER/OBJECT/IN/OUT/ALL/EXTENTS
59
.
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 3. VIEW-, ZOOM- EN PANFUNCTIES
.
Zoomfuncties vanuit de Standard toolbar: Pan Realtime, Zoom Realtime, Zoom Window, Zoom Previous Zoomfuncties vanuit de Flyout knop vanuit de Standard toolbar -WINDOW -DYNAMIC -SCALE -CENTER -OBJECT -IN -OUT -ALL -EXTENTS
ZOOMFUNCTIES via de commandoregel:
PANFUNCTIES via de commandoregel:
OPMERKING: • normaal werken de zoomfuncties als een “smooth” view, aardig om naar te kijken in het begin, doch heel wat tijd in beslag nemend. Wil je dit niet meer, voer dan onderstaande uit op de vrije commandoregel.
60
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 3. VIEW-, ZOOM- EN PANFUNCTIES
Viewfuncties vanuit de menubalk:
61
.
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 3. VIEW-, ZOOM- EN PANFUNCTIES
3.1. ZOOM WINDOW
3.1. ZOOM WINDOW Zoomt een deel van de tekening met een gebied dat door een rechthoek wordt aangegeven: linker muistoets in tekengebied, tegenovergestelde hoek rechthoek met linker muistoets.
3.2. ZOOM DYNAMIC Het current tekenscherm wordt dynamisch weergegeven in een rechthoek met een diagonaal kruisje in het midden. In blauwe stippellijn verschijnt de drawing limits. Met linker muistoets manipuleer je de grootte van het gewenste beeld, er komt dan in de rechthoek aan de rechterzijde een pijltje en het diagonale kruisje in de rechthoek verdwijnt. Door nogmaals linker muistoets leg je de grootte van het beeld vast, doch nog niet de plaats. Het is pas met de rechter muistoets dat je de gewenste dynamische zoom verkrijgt. Zeer handig wanneer je terug Zoom Dynamic nodig hebt, het vorige beeld blijft behouden (groene stipplellijn), de limits worden zichtbaar en met rechter muistoets krijg je dezelfde beeldgrootte, doch door de gebruiker op een andere plaats in de tekening gekozen.
3.3. ZOOM SCALE Zoomfactor ten opzichte van het origineel. Het getal 1 betekent dat een rechthoek de grootte van de drawing limits op het scherm wordt getoond. X is de zoomfactor ten opzichte van de huidige factor. 0.5X = uitzoomen met factor 2. 2X = inzoomen met factor 2. XP is relatief t.o.v. layout.
3.4. ZOOM CENTER Er wordt gevraagd een center van de tekening te geven die na de zoom precies in het midden van het scherm zal liggen. Daarna wordt er gevraagd een lengte op te geven in de breedte van het scherm. Vb. 200 is 200 tekeneenheden tussen linker en rechterkant scherm.
3.5. ZOOM OBJECT Zoomt een deel van de tekening met een gebied dat door de gekozen entiteit is aangegeven. Na selectie bevestigen met rechter muistoets.
62
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 3. VIEW-, ZOOM- EN PANFUNCTIES
3.6. ZOOM IN
3.6. ZOOM IN Zie zoom scale.
3.7. ZOOM OUT Zie zoom scale.
3.8. ZOOM ALL Alles op scherm brengen. Alles wat binnen of buiten de drawing limits is getekend op scherm tonen.
3.9. ZOOM EXTENTS De tekening zo groot mogelijk op scherm brengen. OPMERKING: • bij gebruik van een muis met muiswiel (scroll) is de zoom extents actief door dubbelklik op het wiel.
3.10. ZOOM PREVIOUS De vorige zoominstelling terug op scherm. Werkt meerdere malen.
3.11. ZOOM REAL TIME Met ingehouden linker muistoets de muis naar boven of naar onder bewegen is in- of uitzoomen. Rechter muistoets voor exit.
3.12. PAN REALTIME Met de ingehouden muiswiel het zoombeeld verschuiven over het scherm. Met rechter muistoets voor exit of andere zoom opties.
3.13. PAN POINT Er wordt een specify base point or displacement gevraagd: klik met linker muistoets en geef dan, volgens de volglijn de plaats op waar de verschuiving moet eindigen.
63
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 3. VIEW-, ZOOM- EN PANFUNCTIES
3.14. PAN LEFT/RIGHT/UP/DOWN
3.14. PAN LEFT/RIGHT/UP/DOWN Het huidig zoombeeld wordt verplaatst naar links, rechts, boven of onder het scherm.
3.15. AREAL VIEW
Heel handig om een overzicht van de tekening te behouden. Deze zoom werkt als een zoom dynamic, steeds bevestigen met de rechter muistoets.
3.16. CLEAN SCREEN
Met dit commando wordt uw pc-scherm alleen ingericht met de menubalk, het tekengebied, de commando- en statusregel. Zo kan je van een optimaal groot tekengebied gebruik maken.
64
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 4. TEKENHULP
4.1. SNAP EN GRID
4. TEKENHULP 4.1. SNAP EN GRID Een raster is een rooster van puntjes, in x-en y-richting in te stellen, in het tekengebied. Als het raster actief is, kan de cursor alleen bewegen van rasterpunt naar rasterpunt. Zo kan je bijvoorbeeld lijnen tekenen waarvan de lengte zichtbaar is door de coördinaten op de statusregel.
Met de grid maak je het raster zichtbaar in het tekengebied volgens de drawing limits. Met de snap maak je het raster actief, “magnetische rasterpunten”. Het actief of niet actief maken van de snap en grid mode kan je op verschillende manieren: • op de statusregel de knop snap en grid indrukken of oplichten door een linker muistoets; • op de statusregel met de cursor op de knop snap en grid staan en rechter muistoets; • de functietoets F7 voor de grid; • de functietoets F9 voor de snap. De afstanden tussen de rasterpunten stel je in met volgende dialoogbox: • op de statusregel, met de cursor op de knop snap of grid staan en rechter muistoets en dan linker muistoets op
65
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 4. TEKENHULP
4.2. ORTHO
Selecteer het tabblad Snap and grid. Onder Snap type & style moet de radioknop Grid snap en Rectangular snap aanliggen. Wanneer je alleen de X-waarden voor snap en grid ingeeft, dan worden de Y-waarden automatisch vanuit de X-waarden overgenomen. Wanneer de Isometric snap radioknop aanligt, kan je bij Angle de hoek ingeven voor het isometrische raster. In het tekengebied kan je de cursor (kruisdraden) laten wisselen tussen verschillende isoplanes met Control-E.
4.2. ORTHO Het komt vaak voor dat je alleen hoeken van 0°, 90°, 180° en 270° nodig hebt bij het tekenen. De ortho mode is daarbij een handig hulpmiddel op scherm. Het actief of niet actief maken van de ortho mode kan je op verschillende manieren: • op de statusregel de knop ORTHO indrukken of oplichten door een linker muistoets; • op de statusregel met de cursor op de knop ORTHO staan en rechter muistoets; • de functietoets F8.
66
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 4. TEKENHULP
4.3. POLAR
4.3. POLAR Nadat het beginpunt geplaatst is zal er in het tekengebied, wanneer je de ingestelde hoek vormt, een hulplijn en informatie in verband met de positie van de cursor verschijnen. Indien je de cursor verder onder een andere hoek verplaatst, zal deze hulplijn en de “tooltip” opnieuw verdwijnen. Het actief of niet actief maken van de polar (tracking) kan je op verschillende manieren: • op de statusregel de knop polar indrukken of oplichten door een linker muistoets • op de statusregel met de cursor op de knop polar staan en rechter muistoets • de functietoets F10. Het instellen van de hoek voor de polar (tracking):
Er zijn al een aantal hoeken in de dialoogbox voorzien, maar de gebruiker kan zelf nieuwe hoeken toevoegen en verwijderen. Gebruik hiervoor het aanleggen van de schakelaar Additional angles en dan de opties New of Delete.
67
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 4. TEKENHULP
4.4. OSNAP
4.4. OSNAP Deze optie laat toe specifieke punten van entiteiten te tekenen op een bepaalde positie t.o.v. een ingestelde vangfunctie. Bvb. het eindpunt van een lijn moet onder een bepaalde hoek komen te liggen t.o.v. het eindpunt van een al getekende lijn. Je klikt het beginpunt van de te tekenen lijn aan en activeert de vangfunctie door met de cursor op het eindpunt van de al getekende lijn te gaan staan (niet klikken). Wanneer je nu de cursor verder beweegt, verschijnt in het tekengebied informatie over de positie van de cursor ten opzichte van het aangewezen eindpunt. Het actief of niet actief maken van de osnap kan je op verschillende manieren: • op de statusregel de knop osnap indrukken of oplichten door een linker muistoets • op de statusregel met de cursor op de knop osnap staan en rechter muistoets • de functietoets F3 De keuze maken tussen welke vangfuncties:
68
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 4. TEKENHULP
4.4. OSNAP
Je maakt de vangfunctie(s) actief door de schakelaar(s) aan te leggen. Bemerk ook de schakelaar Object Snap Tracking On. (volgende otrack) De mogelijke vangfuncties zijn: ENDpoint MIDpoint CENter NODe QUAdrant INTersection EXTension INSertion PERpendicular TANgent NEArest APParent intersection PARallel
de positie van het dichtstbijzijnde eindpunt van … de positie van het midden van … de positie van het middelpunt van een cirkel of boog (omtrek of cirkelsegment aanwijzen) de positie van een punt geplaatst met de AutoCAD2006 commando’s point, divide en measure de positie van de kwadranten van een cirkel of cirkelboog de positie van het snijpunt / kruising van … de positie in het verlengde van … de positie van het insertion base point (invoegpunt) van een tekst, een block de positie loodrecht op … de positie rakend aan … de positie op een element dat je aanwijst de positie t.o.v. een denkbeeldig snijpunt de positie van een punt zodat het getekende element parallel ligt aan het aangewezen element
De verschillende vangfuncties kan je ook selecteren uit: •
de object snap toolbar
Via de toolbar zijn er nog een tweetal knoppen te bespreken:
69
•
Snap FROm: deze vangfunctie wordt gebruikt met één van de andere vangfuncties om een punt aan te geven t.o.v. een ander punt, het laatste punt wordt zogezegd verlaagd om daar te starten.
•
Nap to NONe: zet alle permanente vangfuncties tijdelijk uit.
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 4. TEKENHULP
4.5. OTRACK
4.5. OTRACK Object snap tracking zijn de coördinaatfilters, een hulpmiddel om entiteiten onder specifieke hoeken te tekenen, of de objecten een bepaalde ligging ten opzichte van elkaar te geven. Deze filteroptie wordt gebruikt om een enkele waarde (vb. de X-, Y- of Zwaarde) van een ander punt over te nemen. Het andere punt geef je meestal aan in combinatie met een vangfunctie. Het actief of niet actief maken van de otrack kan je op verschillende manieren: • op de statusregel de knop otrack indrukken of oplichten door een linker muistoets; • op de statusregel met de cursor op de knop otrack staan en rechter muistoets; • de functietoets F11. Werkwijze: • er staan een aantal vangfuncties actief; • otrack en polar zijn actief; • langs een vb. Endpoint van een lijn strijken, er verschijnt een + tekentje en een stippellijn in het tekengebied, het + tekentje verdwijnt na nog een keer erover heen te strijken.
70
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 4. TEKENHULP
4.6. DYNAMIC INPUT
71
4.6. DYNAMIC INPUT
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 4. TEKENHULP
4.6. DYNAMIC INPUT
Zie blz. 51
72
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 4. TEKENHULP
4.7. LWT
4.7. LWT Het tekenen met verschillende lijndiktes wil je ook zichtbaar maken in het tekengebied. Het zichtbaar of onzichtbaar maken van de lijndiktes kan je op verschillende manieren: • op de statusregel de knop lwt indrukken of oplichten door een linker muistoets; • op de statusregel met de cursor op de knop lwt staan en rechter muistoets. Zie blz. 31
73
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 4. TEKENHULP
4.8. REDRAW – REGEN – REGEN ALL
4.8. REDRAW - REGEN - REGEN ALL
• •
•
Redraw verfrist de tekening in het huidige tekengebied op scherm, het scherm wordt opnieuw opgebouwd zodat eventuele onregelmatigheden verdwijnen; Regen regenereert, berekent de tekening opnieuw in het huidige tekengebied op scherm, de coördinaten van alle punten in het tekengebied worden berekend. Vooral nodig wanneer een tekening sterk werd ingezoomd, vb. bij een cirkel, regen zorgt ervoor dat de tekening aangepast wordt aan het zoombeeld; Regen All berekent alle tekengebieden, ook deze die niet op scherm getoond worden (vb. de layout1).
OPMERKINGEN: • intikken van op de vrije commandoregel achter de command: redrawall + enter. Werkt zoals regen all, doch alleen opfrissen; • intikken van op de vrije commandoregel achter de command: regenauto + enter. Stelt het automatisch regenereren van de tekening in. Er is de optie ON/OFF. De instelling OFF gebruik je vooral bij zeer grote tekeningen om het regenereren af te leggen omdat dit nogal wat tijd vergt. Na enige tijd, wanneer regen af ligt, vraagt AutoCAD2006 soms de toestemming om toch te berekenen.
74
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 4. TEKENHULP
4.9. COÖRDINATEN
4.9. COÖRDINATEN Wanneer de cursor beweegt in het tekengebied krijg je op de statusregel de coördinaten van de cursorplaats. Door afwisselend op de functietoets F6 te drukken krijg je: • geen coördinaten; • coördinaten waarvan de eerste waarde de X-waarde is, de horizontale afstand t.o.v. de tekeningoorsprong, normaal de linkerbenedenhoek van de drawing limits. De tweede waarde is de Y-waarde, de verticale afstand t.o.v. de tekeningoorsprong, normaal de linkerbenedenhoek van de drawing limits; • coördinaten van de cursorplaats t.o.v. de laatst ingegeven cursorpositie in de vorm van de afstand en onder welke hoek. In een rechthoekig assenstelsel werk je met coördinaten. Bij het invoeren van coördinaten tik je altijd werkelijke maten in, je tekent dus altijd op schaal 1:1 of op ware grootte. Het is pas bij het uitplotten / printen dat je de schaal van de tekening bepaalt.
4.9.1.
ABSOLUTE COÖRDINATEN Absolute coördinaten worden ook rechthoekige coördinaten genoemd. Een absolute positie in het tekengebied geef je op met twee getallen gescheiden door een komma. Deze positie geef je aan t.o.v. de oorsprong, (0,0, het nulpunt), en ligt altijd bij de start van AutoCAD2006 links onderaan het tekengebied. Het eerste getal is de X-coördinaat, de horizontale afstand tussen de oorsprong en de gekozen positie. Het tweede getal is de Ycoördinaat, de verticale afstand tussen de oorsprong en de gekozen positie.
Punt A ligt t.o.v. de oorsprong (kruising X-as met Y-as) op 10 tekeneenheden volgens de X-as en op 10 tekeneenheden volgens de Y-as. In te geven beginpunt lijn: 10,10. Punt B ligt t.o.v. de oorsprong (kruising X-as met Y-as) op 80 tekeneenheden volgens de X-as en op 30 tekeneenheden volgens de Y-as. In te geven eindpunt van de lijn: 80,30 OPMERKINGEN: • je kent de lengte van het lijnstuk op deze manier niet; • je kunt zelf een nieuwe oorsprong kiezen, verleggen, verdraaien, dit wordt later in de basisopleiding uitgelegd.
75
4.9.1. ABSOLUTE COÖRDINATEN
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 4. TEKENHULP
4.9.2.
4.9. COÖRDINATEN
RELATIEVE COÖRDINATEN Een relatieve positie in het tekengebied geef je op t.o.v. een laatst ingegeven positie. M.a.w. na het beginpunt van een lijn, geef je het eindpunt op door toename in X- en Y-richting ten opzichte van dat beginpunt. Het beginpunt wordt dus de denkbeeldige oorsprong. Veelal wordt een vrije positie van het beginpunt van een lijn absoluut opgegeven om daarna het eindpunt relatief op te geven. Om onderscheid te maken tussen relatieve en absolute coördinaten, worden de relatieve coördinaten voorzien van een prefix, namelijk @.
Punt A ligt t.o.v. de oorsprong (kruising X-as met Y-as) op 10 tekeneenheden volgens de X-as en op 10 tekeneenheden volgens de Y-as. In te geven beginpunt lijn: 10,10. Punt B ligt t.o.v. de positie van A (10,10) op 70 tekeneenheden volgens de X-as en op 30 tekeneenheden volgens de Y-as. In te geven eindpunt lijn: @70,20. OPMERKING: • je kent de lengte van het lijnstuk op deze manier niet.
4.9.3.
RELATIEVE POLAIRE COÖRDINATEN Een relatieve polaire positie in het tekengebied geef je op t.o.v. een laatst ingegeven positie. M.a.w. na het beginpunt van een lijn, geef je het eindpunt op door de afstand (lengte lijn) en de hoek t.o.v. een denkbeeldige horizontale lijn vertrekkend uit het beginpunt lijn. De hoek wordt voorafgegaan door het < teken. Er wordt opnieuw gebruikt gemaakt van de prefix @.
76
4.9.2. RELATIEVE COÖRDINATEN
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 4. TEKENHULP
4.9. COÖRDINATEN
Punt A ligt t.o.v. de oorsprong (kruising X-as met Y-as) op 10 tekeneenheden volgens de X-as en op 10 tekeneenheden volgens de Y-as. In te geven beginpunt lijn: 10,10. Punt B ligt t.o.v. de positie van A (10,10) over een afstand van 73 tekeneenheden (lengte lijn A-B = 73) onder een hoek van 16°. In te geven eindpunt lijn: @73<16 OPMERKINGEN: • je kent de lengte van het lijnstuk op deze manier wel; • naargelang de instelling van de hoeken (east, north, …) krijg je een andere benadering van de in te geven hoek; • dit is de meest gebruikte manier.
4.9.4.
OPMERKINGEN I.V.M. COÖRDINATEN •
•
•
77
met het inschakelen van de ortho teken je verticale en horizontale entiteiten. Je geeft dan best afmetingen rechtstreeks in op de commandoregel + enter, de ingegeven afmetingen worden direct relatief t.o.v. vorig punt van een entiteit gezien; een goed ingestelde polar doet de ortho snel vergeten, deze polar is echt een handig tekenhulpmiddel waarbij de afmetingen rechtstreeks in te geven zijn op de commandoregel + enter, de ingegeven afmetingen worden direct relatief t.o.v. vorig punt van een entiteit gezien; een goede instelling van de osnap en de otrack kan je heel wat tijd besparen.
4.9.3. RELATIEVE POLAIRE COÖRDINATEN
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 5. TEKENEN MET ENTITEITEN
5.1. AFZONDERLIJKE ENTEITEN
5. TEKENEN MET ENTITEITEN 5.1. AFZONDERLIJKE ENTITEITEN Een afzonderlijke entiteit is het kleinste object dat je kunt tekenen met AutoCAD2006. De verschillende afzonderlijke entiteiten vind je: • via de menubalk • via de toolbar draw; • via de vrije commandoregel: o nadat je al verschillende afzonderlijke entiteiten tekende, kan je via de commandoregel de meest recentste commando’s terug oproepen. Ga daarvoor met een vrije cursor, er is dus geen enkel ander AutoCAD commando actief, op de commandoregel staan en klik rechter muistoets. Er komt een pulldown menu te voorschijn met bovenaan Recent Commands. Het vervolgmenu van recent Commands geeft je de meest recentste gebruikte commando’s; o nadat je al verschillende afzonderlijke entiteiten tekende, kan je via de commandoregel de meest recentste commando’s terug oproepen met het pijltje omhoog; • via het tekengebied: nadat je reeds verschillende afzonderlijke entiteiten tekende, kan je via het tekengebied, met een vrije cursor, de meest recentste commando’s terug oproepen met het pijltje omhoog.
5.1.1.
LINE Je kunt een lijn tekenen in het tekengebied door linker muistoets bij de positie van begin- en eindpunt of d.m.v. het ingeven van de coördinaten van begin en eindpunt. Na het afbreken van de lijn met rechter muistoets kan je terug rechter muistoets uitvoeren om het voorgaande commando terug te krijgen. Verschillende lijnen die je met elkaar verbindt, kan je “closen”. Dit is het beginpunt van de eerste lijn verbinden met eindpunt van de laatste lijn. Dit doe je met de optie C in te tikken + enter of rechter muistoets.
5.1.2.
RAY Je kunt een half oneindige lijn, een langs één zijde oneindig doorlopende lijn, tekenen. Met enter of rechter muistoets breek je het commando af.
78
5.1.1. LINE
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 5. TEKENEN MET ENTITEITEN
5.1.3.
5.1. AFZONDERLIJKE ENTEITEN
CONSTRUCTION LINE Soms is een constructielijn als hulplijn heel handig bij het tekenen. Een construction line is een lijn door twee punten, die aan beide einden oneindig lang is doorgetrokken. Zonder optie teken je constructielijnen die altijd door het opgegeven startpunt gaan. Met de opties teken je: • h + enter: horizontale constructielijnen; • v + enter: verticale constructielijnen; • a + enter: constructielijnen volgens een opgegeven hoek; • b + enter: de hoek volgens een reeds getekende lijn; • o + enter: evenwijdige constructielijnen tekenen, eerste de evenwijdige afstand intikken + enter, dan een lijn selecteren, vervolgens de plaats van de evenwijdige bepalen.
5.1.4.
ARC De standaardinstelling (pictogram in toolbar draw) is en boog door 3 punten, doch AutoCAD2006 heeft nog over een aantal andere manieren om een boog te construeren via de menubalk: • 3 points; • beginpunt, center, eindpunt; • beginpunt, center, ingesloten hoek; • beginpunt, center, lengte koord; • beginpunt, eindpunt, ingesloten hoek; • beginpunt, eindpunt, straal; • beginpunt, eindpunt, beginrichting; • center, start, eindpunt; • center, start, ingesloten hoek; • center, start, lengte koord; • voorzetting van vorige lijn of boog. Let er op dat de boog steeds getekend wordt in de richting van de goniometrische cirkel, dus steeds linksom!
79
5.1.3. CONSTRUCTIO LINE
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 5. TEKENEN MET ENTITEITEN
5.1. AFZONDERLIJKE ENTEITEN
De gebruikte afkortingen zijn in onderstaande tabel weergegeven. 3 points Startpoint A CE D E L R
Drie punten Beginpunt Included Angle Center Starting Direction Endpoint Length of chord Radius
Ingesloten hoek Middelpunt Beginrichting Eindpunt Lengte koord Straal
Start je de boog via het pictogram in de toolbar draw, dan tik je de opties in op de commandoregel via de afkortingen + enter.
5.1.5.
CIRCLE Door middel van dit pictogram teken je een cirkel op basis van de positie van het center (middelpunt, passerpunt) en de grootte van de straal. Andere mogelijkheden om een cirkel te tekenen zijn de volgende via de menubalk: • center en radius; • center en diameter; • door twee punten; • door drie punten; • door twee raaklijnen en de straal; • door drie raaklijnen. De gebruikte afkortingen zijn in onderstaande tabel weergegeven. CE D R
Center Diameter Radius
Middelpunt Diameter Straal
Start je de cirkel via het pictogram in de toolbar draw, dan tik je de opties in op de commandoregel via de afkortingen + enter.
80
5.1.4. ARC
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 5. TEKENEN MET ENTITEITEN
5.1.6.
5.1. AFZONDERLIJKE ENTEITEN
SPLINE Een spline is een vloeiende, soepel lopende kromme, curve. Splines zijn berekende krommen die zich aanpassen aan de positie van de punten waar de curve doorheen loopt. De opties, in te tikken via de commandoregel • c + enter: close verbindt de laatste positie van de spline met de eerste; • f + enter: fit tolerance bepaalt in welke mate de curve door de posities van de punten gaat; • t + enter: tangent geeft de richting van de spline aan in de op te geven positie; • + enter: object zet polylines om in splines. (polylines wordt verder in de basisopleiding uitgelegd)
5.1.7.
ELLIPSE Door middel van dit pictogram teken je een ellips op basis van de positie van de uiteinden van de hoofdas (grote as) en een uiteinde van de nevenas (kleine as). Via de menubalk kan je op drie verschillende manieren een ellips tekenen: • center: center van de ellips, één eindpunt op de hoofdas en één eindpunt op de nevenas • axis, end: uiteinden van de hoofdas en uiteinde op de nevenas • arc: uiteinden de hoofdas, uiteinde van de nevenas, een start- en een eindhoek (een deel van de ellips tekenen) Let er op dat de boog steeds getekend wordt in de richting van de goniometrische cirkel, dus steeds linksom !!!
5.1.8.
POINT Met point teken je een punt, handig voor het gebruik van “osnap node”. De vorm en de grootte kan je instellen, zie daarvoor naar hoofdstuk 2, de wijziging van de pointstyle wordt pas zichtbaar in het tekengebied na de regen. Er is maar één pointstyle te kiezen per tekening. Door middel van dit pictogram teken je een punt, een punt, een punt, enz…, om het commando af te breken druk je de escape toets.
81
5.1.6. SPLINE
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 5. TEKENEN MET ENTITEITEN
5.1. AFZONDERLIJKE ENTEITEN
Via de menubalk teken je een punt op verschillende manieren: • single point: één punt in de tekening, rechter muistoets om het commando terug te krijgen; • multiple point: een punt, een punt, een punt, enz…, om het commando af te breken druk je de escape toets. • Divide: plaatst een aantal punten op een object, zeer handig om een lijn, arc, … in een aantal gelijke aan te duiden. • Measure: plaatst een aantal punten op een object, handig om een lijn, arc, … in een aantal delen met opgegeven lengte aan te duiden. Pas op: de aanduiding van punten begint langs de kant van bvb. een lijn waar je ze selecteerde. OPMERKING: • geldig bij alle afzonderlijke entiteiten: op de vrije commandoregel intikken multiple + enter, dan één van de afzonderlijke entiteit commando’s intikken + enter herhaalt het ingetikte commando totdat je op escapetoets drukt. Alleen de commando’s kan je herhalen, niet de opties.
82
5.1.7. ELLIPSE
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 5. TEKENEN MET ENTITEITEN
5.2. ENKELE ENTEITEN
5.2. ENKELE ENTITEITEN Een enkele entiteit is een samenstelling van afzonderlijke entiteiten. Na explosie krijg je weer afzonderlijke entiteiten. De verschillende enkele entiteiten vind je: • via de menubalk • via de toolbar draw; • via de vrije commandoregel: o nadat je al verschillende afzonderlijke entiteiten tekende, kan je via de commandoregel de meest recentste commando’s terug oproepen. Ga daarvoor met een vrije cursor, er is dus geen enkel ander AutoCAD commando actief, op de commandoregel staan en klik rechter muistoets. Er komt een pulldown menu te voorschijn met bovenaan Recent Commands. Het vervolgmenu van recent Commands geeft je de meest recentste gebruikte commando’s; o nadat je al verschillende afzonderlijke entiteiten tekende, kan je via de commandoregel de meest recentste commando’s terug oproepen met het pijltje omhoog; • via het tekengebied: nadat je reeds verschillende afzonderlijke entiteiten tekende, kan je via het tekengebied, met een vrije cursor, de meest recentste commando’s terug oproepen met het pijltje omhoog.
5.2.1.
MULTILINE Met multiline teken je meervoudige lijnen, twee of meer parallel lopende lijnen met een vooraf in te stellen afstand. Start je de multiline via het pictogram in de toolbar draw of via de menubalk, dan tik je de opties in op de commandoregel: • j + enter: justification bepaalt de plaatsing van de multilijn in het tekengebied • t + enter: de multiline teken je via de top, de bovenste lijn; • z + enter: de multiline teken je via de zero, de aslijn; • b + enter: de multiline teken je via de bottom, de onderste lijn • s + enter: scale stelt de afstand in tussen de twee lijnen; • st + enter: style laat je kiezen tussen reeds aangemaakte multiline stijlen.
83
5.2.1. MULTILINE
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 5. TEKENEN MET ENTITEITEN
De instellingen van de multiline via de menubalk:
Om een nieuw multiline style aan te maken:
84
5.2.1. MULTILINE
5.2. ENKELE ENTEITEN
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 5. TEKENEN MET ENTITEITEN
5.2. ENKELE ENTEITEN
Bovenaan vul je een duidelijke beschrijving in, zeker wanneer je met meerdere multilines werkt.
Met de Delete knop verwijder je alle offsets uit het venster Elements die te verwijderen zijn, maw de laatste kan je niet verwijderen. In het ingeefvenster Offset is de overblijvende lijn actief en geef de afstand in van de zero lijn (de aslijn) tot de bovenste lijn. De aslijn is het midden tussen twee lijnen, bij meer dan twee lijnen blijft de aslijn het midden van de twee bovenste lijnen. Met de Add knop voeg je een nieuwe negatieve offset toe, ingesteld op 0.00, geef nu de afstand in van de zero lijn (de aslijn) tot de lijn eronder. Met de Add knop voeg je telkens nieuwe negatieve offsets telkens met de afstand tot de zero lijn (de aslijn). Bij Color laat je best staan bij layer en bij Linetype wordt er voorlopig met een volle lijn getekend (later bij het gestructureerd tekenen in de basisopleiding uitvoerig uitgelegd).
85
5.2.1. MULTILINE
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 5. TEKENEN MET ENTITEITEN
5.2. ENKELE ENTEITEN
De start en de end caps Line zijn de sluitingsstukken van de multiline, de rechte lijntjes die bij het begin en/of einde van de onderste en bovenste lijn verbinden, onafgezien van het aantal tussenlijnen. Activeren met het vinktekentje; De start en de end caps Outer arc zijn de sluitingsstukken van de multiline, de halve cirkels die bij het begin en/of einde van de onderste en bovenste lijn verbinden. Activeren met het vinktekentje; De start en de end caps Inner arcs zijn de sluitingsstukken van de multiline, de halve cirkels die bij het begin en/of einde van de twee binnenste lijnen verbinden, uiteraard pas vanaf 4 parallelle lijnen. Activeren met het vinktekentje. Met Angle stel je in hoe de start- en eindhoek moet zijn van de multiline lijntjes, standaard op 90°.
Fill color: de multiline opgevuld in het tekengebied tonen, activeren met het vinktekentje.
Display joints: het vinktekentje plaatsen om de joints, de lijnstukjes bij elke hoek tussen de onderste en bovenste lijn, onafgezien van het aantal tussenlijnen, in het tekengebied te tonen.
86
5.2.1. MULTILINE
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 5. TEKENEN MET ENTITEITEN
5.2. ENKELE ENTEITEN
Bovenstaande knoppen zijn er om de multiline nog aan te passen, te herbenoemen, te verwijderen en te laden.
87
5.2.1. MULTILINE
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 5. TEKENEN MET ENTITEITEN
5.2.2.
5.2. ENKELE ENTEITEN
POLYLINE (PLINE) Met een line teken je losse lijnstukken, met een polyline teken je aaneengesloten delen van lijnen en/of bogen. De polyline vormt dus één eenheid en is dus een enkele entiteit. Start je de polyline via het pictogram in de toolbar draw of via de menubalk, dan tik je de opties in op de commandoregel: • a + enter: arc schakelt over naar bogen, er verschijnen opnieuw opties: • a + enter: angle is de ingesloten hoek; • ce + enter: center is het passerpunt van de boog; • cl + enter: close sluit de laatste positie van de polyarc met de eerste d.m.v. een polyarc; • d + enter: direction is de beginrichting van de boog; • h + enter: halfwidth bepaalt de halve polyarcdikte; • l + enter: line schakelt terug over naar de oorspronkelijke opties; • r + enter: radius is de straal van de polyarc; • s + enter: second pt is het tweede punt van de boog bepaald door drie punten; • u + enter: undo verwijdert, wist het laatste polyarcgedeelte; • w + enter: width bepaalt de volledige polyarcdikte; • c + enter: close sluit de laatste positie van de polyline met de eerste d.m.v. een rechte polyline; • h + enter: halfwidth bepaalt de halve plinedikte; • l + enter: length is de lengte van het plinegedeelte, waarbij je de hoek overneemt van het vorige plinegedeelte; • u + enter: undo verwijdert, wist het laatste plinegedeelte; • w + enter: width bepaalt de volledige plinedikte.
88
5.2.2. POLYLINE
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 5. TEKENEN MET ENTITEITEN
5.2.3.
5.2. ENKELE ENTEITEN
POLYGON Een veelhoek is opgebouwd uit een polyline. De polygon definieer je door het aantal zijden en het center, gevolgd door één van de onderstaande waarden: • de straal van een cirkel die raakt aan de binnenzijde van de rechte lijnen (ingeschreven cirkel); • de straal van een cirkel die loopt door alle hoekpunten van de veelhoek (omschreven cirkel). Je kunt de veelhoek ook definiëren d.m.v. het aantal zijden en de lengte van de zijden (edge). Start je de polygon via het pictogram in de toolbar draw of via de menubalk, dan tik je de opties in op de commandoregel: • e + enter: edge definieert de polygon door de lengte van een zijde; • i + enter: inscribed in circle definieert een veelhoek binnenin een cirkel, hij past er met zijn hoekpunten net in; • c + enter: circumscribed about circle defineert een veelhoek dat buiten de cirkel ligt, hij raakt met alle zijden aan de (buiten)omtrek van de cirkel.
5.2.4.
RECTANGLE Een rechthoek definieer je door twee punten van een diagonaal op te geven. Start je de rectangle via het pictogram in de toolbar draw of via de menubalk, dan tik je de opties in op de commandoregel: • c + enter: chamfer bepaalt de afstanden van de afschuining bij de vier hoeken (chamfer wordt verder in de basisopleiding uitgelegd); • e + enter: elevation is de plaats van de rechthoek t.o.v. het grondvlak; • f + enter: fillet bepaalt de afrondingsstraal van de vier hoeken (fillet wordt verder in de basisopleiding uitgelegd); • t + enter: thickness is de hoogte van de rechthoek; • w + enter: width is de dikte van de pline.
89
5.2.3. POLYGON
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 5. TEKENEN MET ENTITEITEN
5.2.5.
5.2. ENKELE ENTEITEN
DONUT Met donut teken je als het ware een dwarsdoorsnede van een buis, bepaalt door de diameters van de binnenste en buitenste cirkel. Je tekent donut na donut, na donut, … tot enter of rechter muistoets.
5.2.6.
SPLINE Tekent door geselecteerde punten in het tekengebied een vloeiende curve. Met fit tolerance heb je de optie om een afwijking van de curve door de geselecteerde punten toe te staan. Met de optie close maak je er een gesloten curve van.
5.2.7.
REVISION CLOUD
Tekent een polyline, samengesteld uit boogjes, met de bedoeling een “wolk” te vormen. Via de commandoregel verkrijg je verschillende opties: • Style: hier kies je de Normal of de Calligraphy style; • Arc length: hier begrens je de minimum en maximum lengte van de boogjes; • Object: hier moet je een entiteit in het tekengebied aanduiden waarrond de wolk gevormd wordt. Met reverse direction keer je de boogjes om.
5.2.8.
OPMERKINGEN BIJ ENKELE ENTITEITEN Na instelling van een enkele entiteit blijft de instelling staan. (vb: width bij de polyline blijft de activering van het commando ingesteld staan). De volgende maal teken je dus terug met dezelfde instelling, tenzij je met de opties andere instellingen maakt. Geldig bij alle enkele entiteiten: op de commandoregel intikken multiple + enter en dan één van de enkele entiteit commando’s intikken + enter herhaalt het ingetikte commando totdat je op escapetoets drukt. Alleen de commando’s kan je herhalen, niet de opties.
90
5.2.5. DONUT
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 6. MANIPULATIES VAN ENTITEITEN
.
6. MANIPULATIES VAN ENTITEITEN Tijdens het tekenen moet je bij veel commando’s manipuleren, bewerken door tekenobjecten te selecteren. Bvb., wanneer je iets wilt wissen, verplaatsen, kopiëren, verlengen, exploderen, enz…, zal AUTOCAD2006 via de commandoregel vragen om elementen te selecteren die gewist, gekopieerd, verplaatst, geëxplodeerd, enz… moeten worden. Je selecteert die objecten met de cursor (meestal een klein vierkantje) door op het object te staan en vervolgens linker muistoets. Het geselecteerde object komt gestippeld in het tekengebied. Enter of rechter muistoets wist, kopieert, verplaatst, enz… het gestippelde. Naast het selecteren van elementen met de cursor biedt AUTOCAD2006 de gebruiker nog een aantal andere selectiemethodes via de commandoregel: ALL Last Window Crossing Previous Cpolygon Wpolygon Fence Remove
Add
alle elementen uit de tekening selecteren selectie van het laatst getekende element alle elementen die geheel in het te specificeren venster zijn gesitueerd, selecteren het selecteren van alle elementen die zich geheel of gedeeltelijk in het te specificeren venster situeren de laatst gemaakte selectieset selecteren het selectie-effect is gelijk aan die van een crossing maar de vorm bestaat uit een omsloten lijn met meerdere hoeken het selectie-effect is gelijk aan die van een window maar de vorm bestaat uit een omsloten lijn met meerdere hoeken hiermee trek je een gestippelde lijn. je selecteert alle elementen die deze lijn snijden indien je bij vergissing een object aanwijst die niet aangewezen moest zijn, activeer je deze optie. door direct daarna opnieuw hetzelfde object aan te wijzen zal de selectie ongedaan gemaakt worden de remove-optie zal geactiveerd blijven totdat het wordt opgeheven met behulp van de optie add. hierna kan je weer elementen toevoegen
OPMERKING: • DESELECTEREN: indien je teveel objecten selecteerde krijg je de mogelijkheid om bepaalde objecten uit de selectieset te halen. Dit kan je doen door de shifttoets in te drukken terwijl je de teveel geselecteerde objecten opnieuw met linker muistoets aanklikt.
91
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 6. MANIPULATIES VAN ENTITEITEN
92
•
Manipulaties via de toolbar modify:
•
Manipulaties via de menubalk:
•
Manipulaties via de grips, vangfuncties:
.
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 6. MANIPULATIES VAN ENTITEITEN
•
6.1. UNDO
Manipulatiefuncties selecteren via de commandoregel: nadat je reeds verschillende manipulaties uitvoerde, kan je via de commandoregel de meest recentste commando’s terug oproepen. Ga daarvoor met een vrije cursor, er is dus geen enkele ander AutoCAD commando actief, op de commandoregel staan en klik rechter muistoets. Er komt een pull down menu te voorschijn met bovenaan Recent Commands. Het vervolgmenu van recent Commands geeft je de meest recentste gebruikte commando’s.
6.1. UNDO … Undo maakt eerder uitgevoerde opdrachten ongedaan. Commando’s die bewerkingen op bestanden uitvoeren, zoals Save As, enz… kan je niet ongedaan maken. Je moet dus al iets getekend hebben. Undo is eigenlijk “een stap terug”.
6.2. REDO … Redo maakt de laatste undo ongedaan. Dit commando moet direct volgen op de laatste undo. Het is voornamelijk bedoeld voor als je meerdere keren achter elkaar undo uitvoerde en daarbij een stap te ver bent gegaan.
6.3. ERASE Erase wist entiteiten uit het tekengebied. Het selecteren van de entiteit gebeurt d.m.v.: • selectiekaders: trek je een selectiekader van rechts naar links, dan selecteer je zowel de entiteiten die binnen de kader vallen als diegene die de kader snijden; trek je de kader van links naar rechts, dan selecteer je enkel de entiteiten die zich volledig binnen de kader bevinden; • door de entiteiten één voor één aan te klikken met linker muistoets en uit te voeren met enter of rechter muistoets. OPMERKINGEN: • wissen kan je ook door: met een vrije cursor, er is dus geen enkele commando actief, een entiteit te selecteren. Met de delete knop verwijder, wis je de entiteiten aangeduid in het tekengebied met een unselected grip; • met de ingehouden shifttoets en dan de entiteit aanduiden deselecteer je terug.
93
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 6. MANIPULATIES VAN ENTITEITEN
6.4. COPY
6.4. COPY Copy kopieert entiteiten één of meerdere malen. Eerst de te kopiëren entiteiten selecteren, vervolgens een basispunt opgeven (hiervoor geef je een herkenbaar punt op, bvb. een hoekpunt of een snijpunt van … (het punt hoeft niet op de entiteit te liggen)), tenslotte de positie van dit basispunt geven. Alle punten kan je met de muistoets aanduiden in het tekengebied, doch ook d.m.v. coördinaten ingeven. Kies je bij de vraag “ < Base point or Displacement>/ Multiple: “ voor de optie Multiple, dan kopieer je meervoudig, het commando beëindig je met enter of rechter muistoets.
6.5. MIRROR Mirror spiegelt entiteiten t.o.v. een referentielijn. Na het selecteren van de entiteiten geef je twee punten van de spiegellijn op. Deze lijn hoeft geen bestaande lijn te zijn, het kan een denkbeeldige lijn zijn door de opgegeven punten. Tenslotte krijg je de keuze of de oorspronkelijk geselecteerde entiteiten al dan niet verwijderd worden.
6.6. OFFSET Offset kopieert een entiteit evenwijdig door het ingeven van een punt waardoor de gekopieerde entiteit gaat of door het ingeven van de offsetafstand. Eerst geef je de offset-afstand (distance) in, vervolgens de entiteit aanduiden, tenslotte de zijde (kant) aanduiden in het tekengebied waar de paralle entiteit komt. Via de commandoregel krijg je verschillende opties: • Through: maakt een offset door een geselecteerd punt in het tekengebied; • Erase: maakt een offset, doch wist de oorspronkelijk geselcteerde entiteit, na uitvoering is er maar één entiteit ipv twee; • Layer: moet de nieuwe entiteit op de current layer of de source layer (layer van de oorspronkelijke entiteit) geplaatst worden.
94
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 6. MANIPULATIES VAN ENTITEITEN
6.7. ARRAY
6.7. ARRAY Array kopieert objecten in een bepaald verband; volgens een bepaalde structuur. •
95
RECTANGULAR ARRAY: hierbij komen de kopieën in een aantal rijen en kolommen te staan. Het aantal rijen en kolommen, ook de afstand (ertussen?) geef je in via de commandoregel. Na de Select objects (selecteren van de entiteit(en) in het tekenscherm) vul je het aantal Rows (rijen) en het aantal Columns (kolommen) in. Daarna de Row en Column offset, opgepast: dit sis de afstand tussen de rijen en de kolommen met inbegrip van de entiteit. Daarna Geef je de hoek op waarop er gekopieerd moet worden. met de knop Preview kan je vooraf alles bekijken, daarna kan je met Modify nog wijzigingen aanbrengen, met Accept alles aanvaarden of met Cancel de opdracht annuleren.
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 6. MANIPULATIES VAN ENTITEITEN
•
96
6.7. ARRAY
POLAR ARRAY: de kopieën hebben steeds dezelfde afstand tot het middelpunt van een denkbeeldige cirkel. Indien je kopieert volgens een cirkel dien je het aantal kopieën en de hoek die moet opgevuld worden in te geven. Je beschikt hier tevens over de keuze om de kopieën te laten wentelen tijdens het kopiëren of niet;
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 6. MANIPULATIES VAN ENTITEITEN
6.8. MOVE
6.8. MOVE Move verplaatst één of meerdere entiteiten zonder hun grootte of oriëntatie te veranderen. Na het selecteren van de entiteiten worden er evenals bij het kopiëren een basispunt en een tweede punt van verplaatsing gevraagd.
6.9. ROTATE Rotate roteert entiteiten rond een bepaald punt. Na het selecteren van de entiteiten geef je een basispunt en een verdraaiingshoek op. Het basispunt is het punt waarrond je roteert. Op de vraag “ < Rotation Angle>/ Reference: “ kan je antwoorden met R, vervolgens kan je een referentiehoek ingeven. Op de vraag “ New Angle “ geef je dan de hoek in naar waar geroteerd wordt.
6.10. SCALE Scale verkleint of vergroot de geselecteerde entiteiten. Naast de verschalingsfactor geef je ook een basispunt op in het tekengebied. Dit basispunt is het punt dat op dezelfde coördinaten blijft staan na de verschaling.
6.11. STRETCH Stretch verplaatst een deel van de tekening, rekening houdend met het feit dat de aansluitingen van gedeelten die niet geselecteerd zijn, behouden blijven. De tekening kan je dus als het ware uitrekken. Het commando kan je enkel toepassen op lijnen, bogen en polylines. Eerst de entiteiten selecteren met een selectiekader van rechts naar links of van links naar rechts. Vervolgens duid je een basispunt aan en tenslotte de nieuwe positie voor het aangeduide basispunt.
6.12. LENGHTEN Lenghten bepaalt of wijzigt de lengte van een object. Na activering van het commando en selectie van het object kan je de lengte en/of de hoek van een entiteit aflezen. Onderstaande opties verschijnen op de commandoregel: • de + enter: delta vraagt de toename van een lengte of een hoek; • p + enter: percent vergroot een lengte of een hoek volgens een opgegeven percentage; • t + enter: total bepaalt de opgegeven waarde de lengte of hoek van een object; • dy + enter: dynamic laat toe het uiteinde van een lijn te verslepen.
97
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 6. MANIPULATIES VAN ENTITEITEN
6.13. TRIM
6.13. TRIM Trim verkort een element tot het snijpunt met een ander element. Trimmen bestaat uit de volgende vier stappen: • het (de) element(en) aanduiden met linker muistoets dat de grenslijn vormt; • bevestigen met rechter muistoets; • het (de) element(en) aanklikken die je wil verkorten. Let wel op dat je dit doet aan de kant van het element dat moet wegvallen; • bevestigen met rechter muistoets.
6.14. EXTEND Extend verlengt een element tot aan een ander element. Eerst selecteer je de elementen tot waar verlengd moet worden, m.a.w. de grenzen aanduiden tot waar er verlengd moet worden. Vervolgens selecteer je de te verlengen elementen. Extenden bestaat uit de volgende vier stappen: • het (de) element(en) aanduiden met linker muistoets tot waar je wil verlengen; • bevestigen met rechter muistoets; • het (de) element(en) aanklikken die je wil verlengen; • bevestigen met rechter muistoets;
6.15. BREAK AT POINT Break at point breekt, splitst een afzonderlijke entiteit in twee delen op een bepaald punt. Na selectie van de entiteit best werken met de osnap.
6.16. BREAK Break verwijdert een deel uit een object of splitst een entiteit in twee delen. Breaken bestaat uit de volgende stappen: • eerst de entiteit te selecteren waar je één of meerdere breekpunten wil leggen. Opgepast: de plaats van het punt waar je de entiteit aanklikt is het eerste breekpunt. • Vervolgens kan je kiezen uit: • wil je een gedeelte van een entiteit verwijderen, dan plaats je het tweede breekpunt op die plaats tot waar het deel moet verwijderd worden; • f + enter: eerste breekpunt selecteren, tweede breekpunt selecteren (wanneer je het eerste en tweede breekpunt laat samenvallen, dan is de entiteit gebroken in twee delen) Opmerking: • gewoon @ (alt gr-@) om het tweede breekpunt te laten samenvallen met het eerste breekpunt; • let op de volgorde van de breekpunten wanneer je een deel uit een cirkel of boog wil verwijderen;
98
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 6. MANIPULATIES VAN ENTITEITEN
6.17. JOIN
6.17. JOIN Aan een polyline een andere entiteit toevoegen, na de operatie is alles één geheel
6.18. CHAMFER Chamfer brengt een afschuining aan bij twee lijnstukken in een bepaalde hoek. Indien je voor de afschuiningswaarde nul ingeeft, teken je een hoek gevormd door de twee lijnstukken. Wanneer je het commando activeert, verschijnt in het commandovenster de huidig ingestelde afstanden voor de afschuining. Indien je akkoord gaat met deze waarden kan je direct de af te schuinen entiteiten aanduiden. Indien je de afschuiningen wil wijzigen, maak je eerst de keuze d + enter (distance) op de commandoregel, vervolgens de nieuwe afschuiningswaarden ingeven. Om nu de af te schuinen entiteiten aan te duiden moet je het commando opnieuw activeren met rechter muistoets. Moet je de hoeken van een polyline afschuinen, dan kan dit, na het ingeven van de grootte van de afschuiningen, in één keer gebeuren met behulp van de optie “polyline” binnen het commando “chamfer”. De optie a + enter (angle) laat een andere methode voor het ingeven van de afstanden van de afschuining: De afschuiningslengte op de eerste lijn opgeven, vervolgens de hoek opgeven die de afschuining maakt met de eerste lijn. De optie t + enter (trim) kan je aan- of afzetten. Staat ze aan, dan worden de delen van de lijnen voorbij de afschuining verwijderd, anders niet. Het wijzigen van de optie gebeurt als volgt: Select first line or [ Polyline/Distance/Angle/Trim/Method]: t + enter Enter Trim mode option [ Trim/No Trim] : n + enter Select first line or [ Polyline/Distance/Angle/Trim/Method]: OPMERKINGEN: • de ingegeven afstanden zijn deze volgens de af te schuinen zijden • twee verschillende afstanden ingeven kan ook, doch houdt er dan rekening mee dat de bij de eerste zijde ook de eerste afstand hoort. • chamfer met distance voor beide zijden op 0, vormt de hoek door de twee lijnen (die elkaar nog niet raken)
6.19. FILLET Fillet brengt een opronding aan bij twee lijnen door een boog met een opgegeven straal. Is deze straal gelijk aan nul, dan vorm je de hoek door de twee lijnen. Indien je niet akkoord bent met de ingestelde waarde voor de straal, geef dan eerst een nieuwe waarde in, door middel van de optie r + enter (radius). Roep vervolgens het commando opnieuw op om de afrondingen door te voeren. Net zoals bij chamfer kan je de optie trim aan- of uitzetten en de optie polyline gebruiken.
99
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 6. MANIPULATIES VAN ENTITEITEN
6.20. EXPLODE
6.20. EXPLODE Een enkele entiteit kan je pas grondig wijzigen na explosie. Explode splitst een enkele entiteit in de samenstellende onderdelen. Wanneer de geselecteerde enkele entiteit geëxplodeerd is kan je de onderdelen afzonderlijk bewerken of selecteren.
6.21. DIVIDE Divide verdeelt het element in gelijke stukken door het opgeven van het gewenste aantal delen. Zie blz. 80-81.
6.22. MEASURE Zelfde functie als divide, maar nu geef je de lengte van een segment in de plaats van het gewenste aantal segmenten. De lengte kan je ingeven als een maatgetal, maar kan met de osnap functies. Zie blz. 80-81.
6.23. POLYLINE (PEDIT) Met edit polyline, pedit, kan je afzonderlijke entiteiten samenvoegen tot een enkele entiteit of wijzigingen in een bestaande enkele entiteit aanbrengen. Je beschikt over verschillende optiemogelijkheden via de commandoregel: • • • •
• • • • • •
100
c + enter: close verbindt het eindpunt van de polyline aan het beginpunt; j + enter: join koppelt een polyline/line of boog aan een andere polyline; w + enter: width wijzigt de lijndikte voor de gehele polyline; e + enter: edit vertex verandert de polyline per segment; • n + enter: next wijzigt volgend knooppunt; • p + enter: previous wijzigt vorig knooppunt; • b + enter: break verwijdert segmenten; • i + enter: insert voegt een segment toe; • m + enter: move verplaatst de punt; • r + enter: regen tekent de polyline opnieuw; • s + enter: straighten vlakt de segmenten af; • t + enter: tangent bepaalt de hoek van de raaklijn in het nodepunt; • w + enter: width verandert de lijnbreedte van de segmenten; • u + enter: undo herstelt de vorige actie; • e + enter: exit terug naar polyedit; f + enter: fit polyline als ingepaste curve; o + enter: open opent een gesloten polyline; s + enter: spline als vloeiende curve; d + enter: decurve verandert curve terug in polyline; l + enter: ltype gen, lijnsoort loopt continu door knooppunten of begint opnieuw; u + enter: undo herstelt de laatste actie;
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 6. MANIPULATIES VAN ENTITEITEN
6.24. SPLINE (SPLINEDIT)
6.24. SPLINE (SPLINEDIT) Edit spline, splinedit bewerkt een spline. Je beschikt over verschillende optiemogelijkheden via de commandoregel: • • • • • •
f + enter: fit data bewerkt de opgegeven punten waar de spline doorheen gaat; c + enter: close verbindt het eindpunt van de polyline aan het beginpunt; m + enter: move vertex verplaatst afzonderlijk de opgegeven punten van de spline; r + enter: refine verandert de relatieve waarde van een punt t.o.v. de ander punten; e + enter: reverse draait de richting om van de spline; u + enter: maakt de laatste bewerking ongedaan.
6.25. MULTILINE (MLEDIT) Edit multiline, mledit, bewerkt multilines met behulp van een dialoogbox. De bewerkingen zijn vooral het verbinden of verbreken van de verschillende lijnen.
Closed cross Open cross Merged cross
101
Closed tree Open tree Merged tree
Corner joint Add vertex Add vertex
Cut single Cut all Weld all
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 6. MANIPULATIES VAN ENTITEITEN
6.26. GRIPS
6.26. GRIPS Met grips, ankerpunten, manipuleer je meervoudig. Vb.: verplaatsen, verlengen en verschalen met één commando. Wanneer je met een vrije cursor, geen enkel actief commando, bijvoorbeeld een lijn met linker muistoets aanklikt krijg je ongeselecteerde grips op de belangrijkste punten van die lijn (endpoints, midpoint).
Door nu met linker muistoets één van de ongeselecteerde grips te staan, maak je deze geselecteerd, magnetisch. (een ander kleur verschijnt)
De grips zijn nu actief en er zijn vijf manipulatiecommando’s beschikbaar rond het element of elementen die door de geselecteerde grip gaan.
enter
enter
102
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 6. MANIPULATIES VAN ENTITEITEN
6.26. GRIPS
enter
enter
enter enter … x + enter om het commando af te breken OPMERKINGEN: • na de geselecteerde grip kan je ook met rechter muistoets werken. Een cursormenu verschijnt dan in het tekengebied: • bij elk deel van het commando krijg je via de commandoregel nog verschillende opties, te activeren door de hoofdletter in te tikken + enter; • de kleur en grootte van de grips zijn afhankelijk in te stellen.
103
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 7. GESTRUCTUREERD TEKENEN
7.1. LAYER PROPERTIES MANAGER
7. GESTRUCTUREERD TEKENEN Het gestructureerd tekenen slaat vooral op het tekenen via tekenlagen, in AutoCAD2006 “tekenen op layers”. Het tekenen op layers is te vergelijken met verschillende doorschijnende kalkpapieren boven elkaar waarop, per kalk, de gegroepeerde tekenelementen staan die bij elkaar horen. In AutoCAD2006 teken je op verschillende layers met per layer bijvoorbeeld de doorsneden van …, de onzichtbare lijnen van …, de tekst, de arcering, de afmetingen, enz… Op deze manier kan je de tekening structureren, overzichtelijker houden, enz… Deze layers kan je namelijk manipuleren door ze af of aan te leggen, te beveiligen, te bevriezen of te ontdooien, een andere kleur te geven, een andere lijnsoort te geven, ze current te maken (met de huidige laag tekenen). AutoCAD2006 bezit reeds één aangemaakte layer,
de layer 0. Op deze layer wordt er nooit getekend, je kan hem niet verwijderen. Alle andere aangemaakte lagen met hun eigenschappen zoals Name, Color, Linetype, Lineweight, Elevation, Thickness en Plotstyle kan je wijzigen, verwijderen, enz…
7.1. LAYER PROPERTIES MANAGER De dialoogbox layer properties manager krijg je in het tekengebied: • via de menubalk:
•
104
via de Layers toolbar:
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 7. GESTRUCTUREERD TEKENEN
7.1. LAYER PROPERTIES MANAGER
Het resultaat via de menubalk of de toolbar is onderstaande dialoogbox.
7.1.1. 7.1.1.1.
AANMAKEN VAN EEN NIEUWE LAYER NAAM VAN DE NIEUWE LAYER
Nieuwe naam van de tekenlaag intikken + enter
enz…
105
7.1.1. AANMAKEN VAN EEN NIEUWE LAYER
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 7. GESTRUCTUREERD TEKENEN
7.1.1.2.
106
COLOR VAN DE NIEUWE LAYER
7.1.1. AANMAKEN VAN EEN NIEUWE LAYER
7.1. LAYER PROPERTIES MANAGER
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 7. GESTRUCTUREERD TEKENEN
7.1.1.3.
107
LINETYPE VAN DE NIEUWE LAYER
7.1.1. AANMAKEN VAN EEN NIEUWE LAYER
7.1. LAYER PROPERTIES MANAGER
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 7. GESTRUCTUREERD TEKENEN
7.1.1.4.
108
7.1. LAYER PROPERTIES MANAGER
LINEWEIGHT VAN DE NIEUWE LAYER
7.1.1. AANMAKEN VAN EEN NIEUWE LAYER
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 7. GESTRUCTUREERD TEKENEN
7.1.1.5.
7.1.2.
7.1. LAYER PROPERTIES MANAGER
PLOTTEN VAN EEN LAYER
CURRENT ZETTEN VAN EEN LAYER
Wanneer je al tekende met verschillende lagen, dan klik je op bovenstaande standaardknop en selecteer in het tekenscherm dan een entiteit op de laag die je wenst current te zetten. Zo is dit de snelste manier om een laag current te zetten.
De previous of vorige layer current zetten.
109
7.1.2. CURRENT ZETTEN VAN EEN LAYER
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 7. GESTRUCTUREERD TEKENEN
7.1.3.
7.1. LAYER PROPERTIES MANAGER
TURN A LAYER ON OR OFF Elke layer kan afzonderlijk on of off geplaatst worden, zichtbaar of onzichtbaar in het tekenscherm.
OPMERKINGEN: • wanneer je de current laag off zet, krijg je onderstaande waarschuwing, zodat je eigenlijk ekent met een onzichtbare laag!;
•
110
wanneer je een layer off zet, dan is deze niet meer zichtbaar in het tekenscherm, doch ze is er nog. Heel verraderlijk wanneer je de zichtbare elementen bijvoorbeeld verplaatst, de elementen op de layer die off staat zijn niet mee verplaatst.
7.1.3. TURN A LAYER ON OR OFF
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 7. GESTRUCTUREERD TEKENEN
7.1.4.
7.1. LAYER PROPERTIES MANAGER
A LAYER FREEZE OR THAW IN ALL VIEWPORTS Je kunt een layer, verschillende layers, bevriezen. Deze laag is dan onzichtbaar in het tekengebied en je kunt er niets aan veranderen (verplaatsen, toevoegen, …) zolang ze niet ontvroren (thaw) is.
OPMERKING: • de current layer kan je niet bevriezen, anders kan je niet meer tekenen.
7.1.5.
FREEZE OR THAW IN CURRENT VIEWPORT
Alleen mogelijk en nodig in de layout, paperspace – papierruimte.
111
7.1.4. A LAYER FREEZE OR THAW IN ALL VIEWPORTS
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 7. GESTRUCTUREERD TEKENEN
7.1.6.
7.1. LAYER PROPERTIES MANAGER
LOCK OR UNLOCK A LAYER Locken is letterlijk een slot op plaatsen, beveiligen tegen veranderingen. Je kunt nog elementen toevoegen, doch je kan niets manipuleren. De beveiligde, gelockte layer is wel nog zichtbaar in het tekengebied.
Opmerking: • de gelockte layer wordt niet geregenereerd, bij zeer grote tekening kan dit tijdsbesparing opleveren.
7.1.7.
112
DELETE A LAYER
7.1.6. LOCK OR UNLOCK A LAYER
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 7. GESTRUCTUREERD TEKENEN
7.2. LAYER PROPERTIES TOOLBAR
7.2. LAYER PROPERTIES TOOLBAR
Met de instelling Bylayer kies je voor de instelling ingesteld per getekende layer. Je kunt natuurlijk op een bepaalde layer tekenen met een andere kleur, doch dit kan heel verwarrend zijn? Het meest voor de handliggend is dat je de instellingen per layer gebruikt.
Met de instelling Bylayer kies je voor de instelling ingesteld per tekenlaag. Je kunt natuurlijk op een bepaalde laag tekenen met een andere lijnsoort, doch dit kan heel verwarrend zijn? Het meest voor de handliggend is dat je de instellingen per layer gebruikt.
Met de instelling bylayer kies je voor de instelling ingesteld per tekenlaag. Je kunt natuurlijk op een bepaalde laag tekenen met een andere lijndikte, doch dit kan heel verwarrend zijn? Het meest voor de handliggend is dat je de instellingen per layer gebruikt.
113
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 7. GESTRUCTUREERD TEKENEN
7.3. SCHAALFACTOR LINETYPE VA EEN LAYER
7.3. SCHAALFACTOR BIJ EEN LINETYPE VAN EEN LAYER Je tekent met een hidden – dash – dot - … lijn, doch in het tekenscherm wordt dit weergegeven als een continuous lijn. Dit heeft twee oorzaken: ofwel is de schaalfactor van de lijn te groot of te klein. Tik in op de vrije commandoregel ltscale + enter en geef een grotere of kleinere waarde in.
De Global scale factor: is de schaalfactor voor alle linetypes in het tekengebied. Om bijvoorbeeld een hidden linetype in het tekengebied als een stippellijn te zien moet je de schaalfactor soms gevoelig vergroten of verkleinen. De Current object scale: is de schaalfactor die alleen geldig is voor alle nieuwe lijnen die je in het tekengebied plaatst.
114
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 8. PROPERTIES
8. PROPERTIES Properties brengt een dialoogscherm als eigenschappenverkenner, waarin alle eigenschappen van geselecteerde elementen staan. Met de properties wijzig je dit. De elementen selecteer je met linker muistoets van de vrije cursor, idem zoals de ongeselecteerde grips, indien niets geselecteerd, worden de eigenschappen van de tekeninginstellingen getoond in de dialoogbox. Na of voor de selectie breng je de dialoogbox properties in het tekengebied: • via de menubalk:
•
via de standard toolbar:
Het resultaat via de menubalk of de toolbar is onderstaande dialoogbox in het tekengebied of rechts/links in een dock geplaatst (dubbelklik op de dubbele ribbeling om uit de dock te geraken, dubbelklik op de linkse grijze strook om terug te docken).
115
CAD: BASISOPLEIDING AUTOCAD2006 8. PROPERTIES
De dialoogbox verdwijnt na linker muistoets op: • properties niet gedockt: kruisje links bovenaan de verticale grijze band; • properties gedockt: kruisje rechts bovenaan. Bij een niet gedockte properties heb je onderaan de verticale grijze band etwee horizontale pijltjes. Met linker muistoets verberg je de informatieflap en blijft de verticale band staan en krijgt een donkerdere kleur, omgekeerd krijg je de informatieflap terug.
116
Cad
BASISOPLEIDING AutoCAD2006 DEEL I 2006-2007
Professionele bachelor in de houttechnologie 1 ste semester Paul Delcour