Pensioen Flash 2011 nr. 1 Team Pensioenen- en Pensioenfondsen, 10 januari 2011 ■ Wetsvoorstel Verzamelwet SZW 2011 ■ Nieuwe module Wft Pensioenverzekeringen ■ Pensioenvoorzieningen in de jaarrekening: Voorgenomen aanpassing IAS 19 ■ Wijziging vroegpensioenregeling als gevolg van gewijzigde wetgeving ■ Houdbaarheidsbijdrage AOW ■ Beleidsregel Deskundigheid 2011 ■ Wet introductie premiepensioeninstellingen ■ Verzoeken tussentijdse teruggaaf dividendbelasting ■ Round tables
Wetsvoorstel Verzamelwet SZW 2011 / Marianne Meijer-Zaalberg Op 23 november 2010 is het wetsvoorstel Verzamelwet SZW 2011 naar de Eerste Kamer gestuurd, nadat de Tweede Kamer daarmee had ingestemd. Het wetsvoorstel wijzigt een aantal artikelen in de Pensioenwet (PW) en in de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb). Het gaat niet om grote wijzigingen, maar om wijzigingen in verband met knelpunten in de uitvoering en zogenaamd ‘klein beleid’. ■
De voorgestelde artikelen 37 PW en 45 Wvb regelen dat het UWV automatisch
de arbeidsongeschiktheid meldt aan de pensioenuitvoerder, zonder dat daarvoor een
actie van de werkgever of werknemer nodig is. De tot nu toe geldende wettelijke plicht voor
een pensioenuitvoerder om een contract te sluiten met het UWV vervalt. Dat leidt tot
lastenverlichting. ■
De achtergrond voor de voorgestelde artikelen 54 PW en 65 Wvb is de beëindiging van de
regeling Fonds Voorheffing Pensioenverzekering (FVP-regeling) per 1 januari 2011.
Verwacht wordt dat een aantal sectorale partners een FVP-vervangende regeling gaan
bieden die werkloze werknemers de mogelijkheid geeft gedurende een bepaalde periode
de pensioenopbouw vrijwillig voort te zetten, waarbij afspraken gemaakt kunnen worden
dat een deel van de premie door het pensioenfonds betaald wordt. Evenals de FVP-regeling
zal ook bij deze vervangende regelingen een wachttijd worden gehanteerd. In het
wetsvoorstel is in verband daarmee opgenomen dat ook opbouw van pensioenaanspraken
die uiterlijk 9 maanden na einde dienstbetrekking beginnen als vrijwillige voortzetting wordt
aangemerkt. Expliciet is ook opgenomen dat drempel- of wachttijden daarbij niet
van toepassing zijn. Geschrapt is ook de wettelijke aanmeldingstermijn van 3 maanden voor
vrijwillige voorzetting omdat vrijwillige regelingen die een bepaalde wachttijd kennen tot
onnodige adminstratieve lasten leiden. De aanmeldingstermijn kan door de
pensioenuitvoerder zelf in de statuten of de reglementen opgenomen worden.
■
De voorgestelde artikelen 71 en 71a PW en 82 en 82a Wvb hebben betrekking op
waardeoverdracht. In de artikelen 71 PW en 82 Wvb is de plicht tot individuele
advocaten ● belastingadviseurs ● notarissen
Pensioen Flash 2011 nr. 1
waardeoverdracht van de ene naar de andere pensioenuitvoerder geregeld, waarbij ervan
wordt uitgegaan dat het bij beide pensioenuitvoerders gaat om deelname in een
Nederlandse regeling. In de artikelen 85 PW en 93 Wvb is de plicht tot waardeoverdracht
geregeld in verband met deelname aan een buitenlandse regeling, waarbij als voorwaarde
geldt dat de afkoopmogelijkheden na waardeoverdracht niet ruimer mogen zijn. Tot op
heden was er geen regeling voor de mogelijkheid dat een buitenlandse regeling wordt
ondergebracht bij een Nederlandse pensioenuitvoerder. Deze situatie is nu in de
voorgestelde artikelen 71 PW en 82a Wvb opgenomen, waarbij geregeld wordt dat er geen
plicht tot waardeoverdracht bestaat indien de afkoopmogelijkheden na waardeoverdracht
ruimer zijn dan op grond van de PW en de Wvb.
Nieuwe module Wft pensioenverzekeringen / Marianne Meijer-Zaalberg Na afronding van de marktconsultatie over de nieuwe module Wft pensioenverzekeringen op 18 oktober 2010, heeft het College van Deskundigheid Financiele Dienstverlening (CDFD) haar definitieve advies op 8 december 2010 naar het ministerie van Financien gezonden. De bedoeling is dat met deze nieuwe module de deskundigheidseisen voor pensioenadvisering aan werkgevers en DGA’s worden aangescherpt voor zover geregeld in de Wet op het financieel toezicht (Wft). In opdracht van het Ministerie van Financien heeft het CDFD de eindtermen opgesteld voor de nieuwe Wft-module pensioenverzekeringen. Deze module beschrijft over welke kennis, vaardigheden, competenties en gedrag de financiële dienstverlener die adviseert over 2de pijlerpensioen minimaal moet beschikken. Uit de consultatieronde bleek dat vrijwel alle marktpartijen bezwaar hadden tegen de overgangstermijn van een jaar. Het CDFD adviseert daarom deze te verlengen tot twee jaar tot 1 januari 2014. Het uitgangspunt dat geen enkel bestaand diploma gelijk gesteld wordt met de module blijft ondanks bezwaren daartegen gehandhaafd. De eindtermen die het CDFD heeft opgesteld worden niet gewijzigd. In het voorjaar van 2011 worden naar verwachting de toetstermen voor deze module door het CDFD aan de markt aangeboden. Een veel gehoorde opmerking is dat de diplomering voor het Wft-diploma Pensioenverzekeringen persoonsgebonden zou moeten worden. Omdat dit een systeembreuk zou betekenen met het huidige deskundigheidsbouwwerk van de Wft, waarin alleen de feitelijk leidinggevende van een financiele dienstverlener in het bezit moet zijn van de Wft-modules, wordt dit nu niet meegenomen. De CDFD adviseert het ministerie om dit te agenderen voor de algehele Wft-evaluatie.
Pensioenvoorzieningen in de jaarrekening: Voorgenomen aanpassing IAS 19 / Bas Dieleman De IASB, de organisatie die de IFRS standaarden opstelt, heeft in april 2010 de exposure draft van IAS 19 gepubliceerd. In de exposure draft is onder andere het voorstel opgenomen om het gebruik van de corridormethode niet meer toe te staan in het geval werkgevers een voorziening in de balans moeten opnemen voor verplichtingen die voortvloeien uit defined benefit regelingen. Dit betekent dat het gehele verschil tussen de elders ondergebrachte pensioenverplichtingen en de waarde van de belegde pensioenpremies, inclusief actuariële resultaten (de IASB noemt dit in de exposure draft de remeasurement), in het Other Comprehensive Income dient te worden verwerkt.
advocaten ● belastingadviseurs ● notarissen
Pensioen Flash 2011 nr. 1
Het afschaffen van de corridormethode heeft tot gevolg dat de pensioenlasten van de werkgever van jaar tot jaar meer zullen gaan fluctueren dan tot op heden het geval is. Dit wordt in Nederland veelal gezien als een ongewenste ontwikkeling omdat, ondanks het voordeel van een toenemende transparantie in de jaarrekening, de werkgever nog meer verantwoording moet dragen voor de slechte financiële positie van een onafhankelijke pensioenuitvoerder. Voorts is de zorg uitgesproken dat afschaffing van de corridormethode er toe leidt dat werkgevers overstappen naar defined contribution regelingen. Voor elders ondergebrachte defined contribution pensioenregelingen dient de werkgever op grond het huidige IAS 19 veelal geen voorziening te vormen en dit blijft zo volgens de exposure draft. Het leek er op dat de IASB het aanwijzen van pensioenregelingen als zijnde defined benefit dan wel defined contribution zou aanscherpen, maar in de exposure draft is weinig van dergelijke voorstellen terug te vinden, behoudens het feit dat bij het vaststellen van de pensioenverplichting rekening moet worden gehouden met een risico voor de werknemer. Hierdoor blijft het vooralsnog mogelijk om defined benefit pensioenen die een risico-element bevatten voor werknemers, zoals voorwaardelijke indexatie, aan te merken als defined contribution pensioen. Voorts lijkt het mogelijk te blijven dat werkgevers met bij bedrijfstakpensioenfondsen ondergebrachte pensioenregelingen veelal geen pensioenvoorziening hoeven te vormen als de omvang van de pensioenverplichting per werkgever niet kan worden berekend door het pensioenfonds. Tot 6 september 2010 bestond de mogelijkheid om commentaar te geven op de exposure draft. Dit heeft er toe geleid dat het waarschijnlijk ook mogelijk wordt om de remeasurement in de winst- en verliesrekening te verwerken. De IASB hoopt IAS 19 medio 2011 definitief te wijzigen. De definitieve wijziging dient vervolgens te worden goedgekeurd door de Europese Commissie alvorens deze in de EU van kracht wordt. Een verdere wijziging van IAS 19 mag in 2014 worden verwacht, maar de details van een dergelijke wijziging zijn nog niet bekend.
Wijziging vroegpensioenregeling als gevolg van gewijzigde wetgeving / Petra van Straten De Wet fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling is al weer enige tijd van kracht. Als gevolg hiervan kunnen werknemers geboren op of na 1 januari 1950 niet langer fiscaal gefaciliteerd vroegpensioen opbouwen. Veel ondernemingen hebben daarom hun vroegpensioenregelingen afgeschaft of aangepast. Met name werknemers geboren tussen 1950 en 1955 kunnen hiervan onevenredig nadeel ondervinden. In een geschil tussen een werknemer geboren in 1952 en het Gemeentelijk Vervoersbedrijf Amsterdam (“GVB”) oordeelde de kantonrechter dat het wijzigen van de vroegpensioenregeling noodzakelijk was, ook al is het strikt genomen niet verboden om vroegpensioenregeling voor werknemers geboren na 1950 te blijven uitvoeren. Het is evident dat de wijziging voor een groep werknemers tot een ongunstigere pensioenregeling leidde. Dit betekent, aldus de kantonrechter, echter niet dat het GVB daarmee ook verwijtbaar heeft gehandeld tegenover de werknemer. De werkgever is dan ook uitsluitend een
advocaten ● belastingadviseurs ● notarissen
Pensioen Flash 2011 nr. 1
vergoeding aan de werknemer verschuldigd indien vaststaat dat bij het introduceren van de nieuwe pensioenregeling de belangen van de werknemer onredelijk zijn veronachtzaamd. In casu was dat niet het geval omdat het GVB zelfs nog een overgangsregeling had gecreëerd voor werknemers die net buiten de boot vielen. Normaliter zouden deze werknemers drie jaar later met vroegpensioen kunnen, maar door de overgangsregeling konden zij anderhalf jaar later met vroegpensioen.
Houdbaarheidsbijdrage AOW / Petra van Straten Arbeidsparticipatie van ouderen staat al lange tijd op de politieke agenda. De vorige regering had al plannen voor een belasting op de AOW. Deze “Bos-belasting” bleek te bewerkelijk en is omgezet in de “Houdbaarheidsbijdrage”. De Houdbaarheidsbijdrage is vanaf 1 januari 2011 van toepassing. Mensen geboren op of na 1 januari 1946 worden geconfronteerd met deze Houdbaarheidsbijdrage. Ieder jaar worden de bedragen in de belastingschijven in de loon- en inkomstenbelasting geïndexeerd. Voor de groep 65-plussers wordt het grensbedrag van de tweede belastingschijf niet meer volledig geïndexeerd, maar slechts voor 75%. Hierdoor vallen zij eerder in de derde belastingschijf, met bijbehorend hoger belastingtarief. De eerste en tweede belastingschijf zijn voor 65-plussers aanzienlijk lager omdat zij geen AOW-premie meer verschuldigd zijn. In 2011 zal het maximumbedrag in de tweede belastingschijf voor mensen geboren na 1 januari 1946 € 33.436 bedragen terwijl dit bedrag voor mensen geboren voor 1 januari 1946 € 33.485 bedraagt. Over het verschil betaalt de nieuwe 65-plusser dus 42% belasting (in plaats van 24,05%). Doordat de indexatie ieder jaar voor slechts 75% wordt toegepast wordt het verschil met het grensbedrag in de tweede schijf steeds groter.
Beleidsregel Deskundigheid 2011 / Marianne Meijer-Zaalberg De Beleidsregel Deskundigheid 2011 wordt op korte termijn gepubliceerd in de Staatscourant en geldt vanaf 1 januari 2011. In deze Beleidsregel verduidelijken de AFM en DNB de eisen die zij stellen aan deskundigheid van beleidsbepalers van alle ondernemingen die onder hun toezicht staan. Het gaat daarbij om ondernemingen die onder de Wet op het financieel toezicht (Wft), de Pensioenwet (PW), de Wet verplichte beroeepspensioenregeling (Wvb) en de Wet toezicht trustkantoren (Wtt) vallen. Beleidsbepalers zijn alle personen die op grond van de Wft, PW, Wvb en Wtt moeten worden getoetst op deskundigheid. Als het wetsvoorstel in verband met de bevoegdheid tot aanpassing en terugvordering van bonussen en winstdelingen van bestuurders en dagelijks beleidsbepalers en deskundigheidstoetsing van commissarissen wordt aangenomen, zal deze Beleidsregel ook voor commissarissen en leden van de raad van toezicht gelden. Daarvoor moet boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wft worden aangepast en dat zal naar verwachting per 1 juli 2011 zijn afgerond.
Wet introductie premiepensioeninstellingen / Petra van Straten De Wet introductie premiepensioeninstellingen (“PPI”) is per 1 januari 2011 in werking getreden. De PPI is een nieuwe pensioenuitvoerder naast de al bestaande uitvoerders; verzekeraars en
advocaten ● belastingadviseurs ● notarissen
Pensioen Flash 2011 nr. 1
pensioenfondsen. De PPI heeft de volgende kenmerken: ■
uitvoering van uitsluitend Defined Contribution-regelingen (“DC-regelingen”);
■
geen domeinafbakening: een PPI mag DC-regelingen uitvoeren van meerdere bijdragende
ondernemingen; ■
vermogensscheiding van pensioenregelingen is toegestaan (ringfencing);
■
risicoverzekeringen (overlijden, arbeidsongeschiktheid en levensverwachting) en garanties
zijn niet toegestaan; in de uitkeringsfase dient het opgebouwde pensioenvermogen te worden
overgedragen aan bijvoorbeeld een verzekeraar;
■
de PPI is onderworpen aan toezicht uit hoofde van de Wet op het financieel toezicht
(vergunningplichtig) en de Pensioenwet en belegt premies op grond van de prudent-person
regel; ■
EU paspoort: vergunninghoudende PPI’s kunnen na instemming van DNB grensoverschrijdend
pensioenregelingen uitvoeren;
■
wat betreft de fiscale positie van de PPI wordt deze op één lijn gesteld met die van reguliere
pensioenfondsen. Dit betekent dat de PPI vrijgesteld kan zijn van vennootschapsbelasting en
in aanmerking komt voor teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting op verzoek. De
Nederlandse autoriteiten stellen zich op het standpunt dat de PPI een beroep kan doen op de
voordelen van belastingverdragen.
Met de invoering van de PPI beoogt Nederland tegemoet te komen aan de ontwikkelingen binnen de Europese Unie op het gebied van uitvoering van pensioenregelingen. De verwachting is dat het kabinet begin 2011 met nadere regelgeving komt over integere en beheerste bedrijfsuitoefening door de pensioenbewaarder, en eisen op het terrein van de soliditeit van de onderneming en het verstrekken van de jaarstukken.
Verzoeken tussentijdse teruggaaf dividendbelasting / Jochem van der Wal Op grond van art. 10 Wet de op de dividendbelasting 1965 wordt op verzoek teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting verleend aan in Nederland gevestigde rechtspersonen die niet aan de vennootschapsbelasting zijn onderworpen en bepaalde buiten Nederland, maar binnen de EU of EER gevestigde vrijgestelde lichamen. Met een beroep op deze bepaling kunnen kwalificerende pensioenfondsen in principe om een teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting verzoeken. Het verzoek is onderworpen aan voorwaarden wat betreft het bedrag van de teruggaaf en de termijn waarbinnen het verzoek moet zjin gedaan. Op basis van beleid, voor het laatst bevestigd bij besluit van 15 maart 2010, DGB2010/1869M, Stcrt. 2010, 4262, kan reeds gedurende het jaar van inhouding maximaal vier keer een verzoek tot teruggaaf worden ingediend vooruitlopend op een finaal verzoek
advocaten ● belastingadviseurs ● notarissen
Pensioen Flash 2011 nr. 1
na ommekomst van het jaar. Bij besluit van 15 november 2010, DGB2010/5437M, Stcrt. 2010, 18406, schaft de Staatssecretaris van Financiën voornoemde beperking wat betreft de frequentie van de verzoeken om teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting in het jaar van inhouding af, zodat thans wat betreft frequentie gedurende het jaar van inhouding een ongelimiteerd aantal verzoeken tot teruggaaf kunnen worden ingediend.
Round tables Het Team Pensioenen & Pensioenfondsen organiseert regelmatig ‘tailormade’ round tables voor pensioenfondsen, pensioenbeheerders en pensioenuitvoerders over de voor u relevante juridische, regulatoire en fiscale aspecten van onder meer beleggen & vermogensbeheer, due diligence van investeringsmogelijkheden, pension fund governance, aansprakelijkheid en risico’s voor pensioenbestuurders, werkingssfeer van pensioenregelingen en premie pensioeninstellingen. Deze round tables kunnen desgewenst op maat worden samengesteld. Voor verdere informatie kunt u contact opnemen met Kitty Lieverse, Marianne Meijer-Zaalberg of Aleid Doodeheefver.
De Pensioen Flash is een uitgave van het Team Pensioenen & Pensioenfondsen van Loyens & Loeff. Dit team bundelt de specialistische kennis op fiscale, juridische en regulatoire aspecten en adviseert pensioenfondsen, uitvoeringsorganisaties en aangesloten instellingen als werkgevers en werknemersorganisaties. Voor meer informatie over ons team, klik hier. Hoewel deze nieuwsbrief met grote zorgvuldigheid is samengesteld, kan Loyens & Loeff N.V. geen aansprakelijkheid accepteren voor de gevolgen van het gebruikmaken van deze uitgave zonder haar medewerking. Redactie: Marianne Meijer-Zaalberg (
[email protected])
advocaten ● belastingadviseurs ● notarissen
Pensioen Flash 2011 nr. 1