23 september 2015
Pensioen Flash
Onderwerpen van deze pensioenflash •
Overzicht wetgeving 2015
•
Overzicht wetsvoorstellen 2015
•
Onderzoeken AFM
•
Stand van zaken nationale pensioendialoog
•
Rechtspraak goedkoopmansgebruik voorwaardelijk pensioen
•
Opleiding pensioenfondsbestuurders geschiktheidsniveau A
NIEUWE PENSIOENWETGEVING IN 2015 In 2014 zijn de volgende wetsvoorstellen aangenomen die in 2015 of later in werking (zijn ge)treden. Onderstaand een overzicht met een korte beschrijving. De wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen, ook wel aangeduid als Witteveen 2015, is per 1 januari 2015 in werking getreden. Op basis daarvan geldt bij een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar voor een middelloonregeling een maximum opbouwpercentage van 1,875% en voor een eindloonregeling een maximum opbouwpercentage van 1,657%. Voor beschikbare premieregelingen geldt voor de premiestaffels, dat wordt uitgegaan van het voormelde opbouwpercentage voor een middelloonregeling. Tevens geldt een maximum pensioengevend loon, voor 2015 vastgesteld op € 100.000. Boven dit maximum pensioengevend loon kan de werkgever een netto pensioenregeling aanbieden in de vorm van een beschikbare premieregeling. De werknemer bepaalt zelf of hij wil deelnemen aan deze regeling. Het werknemersdeel van de premie voor de netto pensioenregeling wordt op het netto loon ingehouden. Daar staat tegenover dat het pensioen te zijner tijd ook netto (zonder belastinginhouding) wordt uitgekeerd. De waarde van het netto pensioen valt voor de werknemer in box 3, maar door een extra vrijstelling telt het niet mee voor de vermogensrendementsheffing.
Het nieuw financieel toetsingskader voor pensioenfondsen is per 1 januari 2015 gedeeltelijk in werking getreden. Voor een aantal onderwerpen geldt een latere ingangsdatum. Uiterlijk 1 juli 2015 diende een pensioenfonds een nieuw herstelplan in te dienen, de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) en het financieel crisisplan aangepast te hebben. De haalbaarheidstoets dient het fonds uiterlijk op 1 oktober 2015 te hebben uitgevoerd. De Wet pensioencommunicatie is op 1 juli 2015 gefaseerd in werking getreden. Fase 1: Per 1 juli 2015 gelden de algemene eisen aan pensioencommunicatie, de ruimere mogelijkheden
voor digitale
communicatie, de bevoegdheid van DNB om statistische informatie over individuele fondsen te publiceren en wordt gestart met de uitbreiding van het pensioenregister. Fase 2: Op 1 januari 2016 komt er een nieuwe kortere UPO (uniform pensioenoverzicht) voor deelnemers. Op 1 juli 2016 wordt de nieuwe startbrief, in de vorm van de Pensioen 1-2-3 ingevoerd en geldt tevens de verplichting om bepaalde informatie beschikbaar te stellen op de website van de pensioenuitvoerder. Fase 3: in de loop van 2017 wordt in het pensioenregister het te bereiken pensioen weergegeven in een optimistisch, pessimistisch en een verwacht pensioenbedrag. Tevens start dan in het pensioenregister de zogenaamde ‘ingroei’ van pensioengerechtigden. Deze ingroei houdt in dat alle (gewezen) deelnemers die dan met pensioen gaan ook hun gegevens in het pensioenregister kunnen inzien en dat langzaam aan voor alle pensioengerechtigden gaat gelden. De Wet versnelde verhoging AOW-leeftijd is op 2 juni 2015 door de Eerste Kamer aangenomen. Vanaf 2016 gaat de AOW-leeftijd versneld stapsgewijs omhoog naar 66 in 2018 en naar 67 in 2021. De AOW-leeftijd wordt vanaf 2016 in stappen van 3 maanden verhoogd, vanaf 2018 in stappen van 4 maanden en vanaf 2022 gekoppeld aan de levens verwachting. Ook de overbruggingsregeling die in 2019 zou eindigen is verlengd tot 2023, waarmee mensen die geen of te weinig inkomen hebben om de verhoogde AOW-leeftijd te overbruggen een uitkering op minimumniveau wordt geboden.
Pensioenontslag vanaf 1 juli 2015 Met ingang van 1 juli 2015 is de WWZ (Wet Werk en Zekerheid) in werking getreden. Een werkgever heeft nu de mogelijkheid om een arbeidsovereenkomst op te zeggen tegen of na de pensioengerechtigde leeftijd. Een werkgever kan dan zonder tussenkomst van een rechter of het UWV de arbeidsovereenkomst opzeggen wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Een transitievergoeding is dan eveneens niet verschuldigd. De werkgever is niet verplicht om op de pensioendatum van deze ontslagmogelijkheid gebruik te maken, een later moment is ook mogelijk. Voorwaarde is wel dat de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De pensioengerechtigde leeftijd is in ieder geval de voor de werknemer geldende AOW-leeftijd maar kan ook de ingangsdatum op grond van een geldende pensioenovereenkomst zijn. Als dat moment is gelegen voor de geldende AOW-leeftijd kan overigens de vraag worden gesteld of de opzegging geen leeftijdsdiscriminatie oplevert.
Besluit DNB inzake UFR Op 14 juli 2015 heeft De Nederlandsche Bank (DNB) het besluit bekend gemaakt over de aanpassing van de Ultimate Forward Rate (UFR) voor pensioenfondsen. Met deze aanpassing volgt DNB het advies van de Commissie UFR die adviseerde tot deze realistischer vaststelling van de gebruikte rekenrente.
2
In het kader van de wet aanpassing financieel toetsingskader zou de UFR per 1 januari 2015 aangepast worden. Omdat op dat moment de UFR die in Europees verband voor verzekeraars wordt vastgesteld nog niet bekend was en voorkomen diende te worden dat pensioenfondsen mogelijk twee maal in korte tijd met een nieuwe UFR werden geconfronteerd, is dit uitgesteld. Na het verschijnen van de UFR voor verzekeraars, op 28 februari 2015, heeft DNB nader onderzoek gedaan naar de samenhang tussen de UFR voor verzekeraars en die van pensioenfondsen die door DNB wordt vastgesteld. Op grond van de bevindingen heeft DNB met ingang van 15 juli 2015 een nieuwe UFR voor pensioenfondsen vastgesteld, welke ten opzichte van de oude UFR van 4,2% verlaagd is naar 3,3%. Pensioenfondsen zijn verplicht om bij de berekening van hun financiële verplichtingen gebruik te maken van de door DNB vastgestelde UFR, die afgeleid is van de rentes voor verschillende looptijden in de markt. Het is van belang dat de rente waarmee pensioenfondsen moeten rekenen zo realistisch mogelijk, op een objectieve en onafhankelijke wijze wordt vastgesteld, zodat het vermogen van een fonds evenwichtig over de verschillende generaties van deelnemers wordt verspreid. Een te hoge of te lage UFR leidt tot een vertekend beeld van de financiële positie van een fonds dat bij een te hoge UFR nadelig kan zijn voor jongeren en bij een te lage UFR nadelig kan zijn voor ouderen. De verlaging van de UFR heeft gevolgen voor de berekening van de financiële verplichtingen van pensioenfondsen en kan zowel effect hebben op de dekkingsgraad, op de hoogte van de benodigde kostendekkende pensioenpremies als op de opbouwpercentages. De effecten op de dekkingsgraad zijn ook afhankelijk van de specifieke situatie en samenstelling van het fonds evenals van de marktrentes. De effecten van de rentedalingen worden door het nieuwe FTK wel gespreid door de nieuwe herstelsystematiek en de ingevoerde beleidsdekkingsgraad op basis van een 12-maands gemiddelde. Uit berekeningen van de Pensioenfederatie blijkt dat de kostendekkende premie gemiddeld met 5 procentpunt zal stijgen en er een geleidelijke daling van 10 á 25 procent punt zal optreden van de dekkingsgraad in 2020 ten opzichte van de dekkingsgraad van eind mei 2015, afhankelijk van de mate van afdekking van het renterisico.
PENSIOENWETSVOORSTELLEN IN 2015 De volgende wetsvoorstellen liggen ter behandeling bij de Tweede of Eerste Kamer:
Wetsvoorstel algemeen pensioenfonds De Tweede Kamer heeft op 19 juni 2015 ingestemd met het wetsvoorstel algemeen pensioenfonds en het wetsvoorstel ter behandeling doorgestuurd naar de Eerste Kamer. Doel van deze wet is een extra keuzemogelijkheid te bieden voor werkgevers en werknemers om een kwalitatief hoogstaande en veilige pensioenuitvoering tegen een scherpe prijs te realiseren. De huidige keuzemogelijkheden voor de pensioenuitvoering, door pensioenfonds, verzekeraar, premiepensioeninstelling en multi-ondernemingspensioen, kennen beperkingen in de mogelijkheden tot bundeling van verschillende pensioenregelingen. Door gescheiden uitvoering van pensioenregelingen in een algemeen pensioenfonds kan enerzijds de eigen identiteit en solidariteit van de collectiviteitskring in stand blijven en anderzijds schaalvoordelen worden bereikt waarmee bestuurlijke lasten en uitvoeringskosten kunnen worden beperkt. Een algemeen pensioenfonds kan gescheiden vermogens aanhouden (ringfencing), mag verschillende pensioenregelingen uitvoeren en is niet beperkt tot een bepaalde sector. Het algemeen pensioenfonds ziet niet alleen op ondernemingspensioenfondsen, maar ook op beroepspensioenregelingen niet verplichte bedrijfstakpensioenfondsen. Ook rechtstreeks verzekerde pensioenregelingen kunnen door een algemeen pensioenfonds worden uitgevoerd. Voor de verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen staat (vooralsnog) de keuze voor een algemeen pensioenfonds niet open.
3
In verband met een amendement waarmee de mogelijkheid wordt gecreëerd dat fuserende verplichte bedrijfstakpensioenfondsen afgescheiden vermogens aanhouden, heeft de Eerste Kamer de behandeling van het wetsvoorstel uitgesteld. De verwachte datum van inwerkingtreding was 1 januari 2016. Het is nu de vraag of dat nog gehaald kan worden.
Wetsvoorstel werken na de AOW-gerechtigde leeftijd Dit wetsvoorstel wijzigt een aantal arbeidsrechtelijke bepalingen in verschillende wetten om het werken na de AOWgerechtigde leeftijd te vergemakkelijken. Het wetsvoorstel bevat tevens maatregelen om verdringing van jongeren werknemers door (door)werkende AOW-gerechtigden tegen te gaan. Het wetsvoorstel is op 17 maart 2015 door de Tweede Kamer aangenomen en zal in de Eerste Kamer op 22 september 2015 plenair behandeld worden. De verwachte inwerkingtreding is 1 januari 2016.
Ontwerpbesluit waardeoverdracht Met de inwerkingtreding van de wet aanpassing financieel toetsingskader pensioenfondsen is het niet langer noodzakelijk om een verzoek tot waardeoverdracht binnen zes maanden nadat de nieuwe dienstbetrekking is begonnen, te doen. Daarbij was geen overgangsrecht geformuleerd, wat tot onverwachte uitkomsten kan leiden. Om die reden wordt middels een ontwerpbesluit enerzijds bepaald dat de nieuwe regels uitsluitend gelden voor waardeoverdrachten die betrekking hebben op pensioenregelingen waarin de deelname na 1 januari 2015 is gestart. Anderzijds voorziet het besluit erin dat werkgevers niet verplicht kunnen worden meer dan EUR 15.000 bij te betalen voor een waardeoverdracht. Deze beperking van de bijbetalingsplicht bestond al voor kleine werkgevers, maar nu ook voor alle werkgevers. Het ontwerpbesluit is in behandeling bij de Raad van State maar zal met terugwerkende kracht van toepassing worden. Daarom mag er ook reeds naar gehandeld worden.
INTERNETCONSULTATIES Voor de volgende wetsvoorstellen is een internetconsultatie uitgeschreven.
Wetsvoorstel instemmingsrecht ondernemingsraad Concept voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden en de Pensioenwet in verband met de bevoegdheden van de ondernemingsraad inzake de beloningen van bestuurders en inzake de arbeidsvoorwaarde pensioen. Het wetsvoorstel betreft de uitbreiding van het instemmingsrecht van de ondernemingsraad bij het wijzigen van de pensioenovereenkomst, ongeachte wie de pensioenuitvoerder is, ondernemingspensioenfonds, verzekeraar, premiepensioeninstelling,
vrijwillige
pensioenregeling
bij
verplicht
bedrijfstakpensioenfonds
of
vrijwillig
bedrijfstakpensioenfonds. Nu heeft de ondernemingsraad alleen een instemmingsrecht bij het wijzigen van de pensioenovereenkomst als de pensioenuitvoerder een verzekeraar is. De internetconsultatie is op 17 maart 2015 gesloten. Er is nog geen wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend.
Concept wetsvoorstel variabele pensioenuitkering Concept voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met invoering van een variabele uitkering (Wet variabele pensioenuitkering).
4
Het voorstel neemt de belemmeringen weg om pensioenkapitaal, opgebouwd in het kader van een premie- of kapitaalovereenkomst om te zetten in een variabele, risicodragende pensioenuitkering. Op de pensioendatum wordt de keuze geboden tussen een gegarandeerde maar relatief lage vaste uitkering of een hogere, maar risicodragende variabele pensioenuitkering. Mee- of tegenvallers in het beleggingsresultaat of bij de levensverwachtingen kunnen dan over maximaal 5 jaar worden gespreid. Verder mag het beleggingsrisico of het macro langlevenrisico collectief worden gedeeld met alle deelnemers binnen een toedelingskring, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Deelnemers van wie de pensioendatum vóór 1 januari 2017 ligt, kunnen gebruik maken van de tijdelijke regeling Pensioenknip en de pensioenuitkering te splitsen in een in een direct ingaande tijdelijke uitkering van maximaal twee jaar en een daarop volgende levenslange uitkering. De termijn van twee jaar is gekozen, gelet op de termijn die naar verwachting nodig is om de periode tot aan inwerkingtreding van de wet te overbruggen. In 2009 is was er een tijdelijke regeling Pensioenknip tot stand gekomen, ter voorkoming dat de pensioenuitkering op één moment moest worden ingekocht. Die regeling maakte het mogelijk om bij premie- en kapitaalovereenkomsten de uitkering op de ingangsdatum te knippen in een direct ingaande tijdelijke uitkering van maximaal vijf jaar en een daarop aansluitende levenslange uitkering. Tot 1 januari 2014 kon van deze regeling gebruikt gemaakt worden. Uit de evaluatie van de regeling Pensioenknip bleek dat met de regeling het beoogde doel niet is gerealiseerd. Er is zeer beperkt gebruik van gemaakt en bovendien hebben de gebruikers van de regeling door de voortgaande daling van de marktrente er uiteindelijk waarschijnlijk geen financieel voordeel van gehad. Tot 16 augustus 2015 was het mogelijk te reageren op het concept wetsvoorstel dat variabele pensioenuitkeringen bij premie- of kapitaalregelingen mogelijk maakt.
AFM Rapport onderzoek digitale pensioencommunicatie Nu de Wet Pensioencommunicatie per 1 juli 2015 in werking is getreden wordt digitale pensioencommunicatie een steeds vaker voorkomend fenomeen. Digitaal communiceren moet makkelijker worden en moet er tevens toe leiden dat de deelnemer overzicht en inzicht krijgt in zijn pensioen en desgewenst tot actie kan overgaan. Eind 2014, begin 2015 deed de AFM al onderzoek naar de digitale pensioencommunicatie door de zes grootste verzekeraars om te peilen wat de sector zelf al had ontwikkeld. Daarbij is overigens niet gekeken naar correctheid en tijdigheid van de communicatie. Wel of de informatie duidelijk en evenwichtig was. De verzekeraars hadden veelal een digitale omgeving, alleen het ertoe bewegen dat de deelnemer ook daadwerkelijk inlogt, blijkt erg moeilijk. De AFM constateert dat er veel informatie digitaal beschikbaar is, waaronder ook, zoals mijnpensioenoverzicht.nl straks ook moet gaat bevatten, waaronder ook overzichten met de uitkomsten voor de hoogte van het pensioen uitgaande van een pessimistisch, normaal en optimistisch scenario. Als aanbevelingen geeft de AFM: verbetering van de overzichten van gescheiden deelnemers, inzicht geven in de risico’s zoals koopkrachtverlies, inzicht in toereikendheid, inzicht in voor- en nadelen en het geven van handelingsperspectief, zowel binnen als buiten de pensioenregeling.
5
AFM rapport uitkeringsinformatie (december 2014) De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft na onderzoek de normen verduidelijkt waaraan informatie aan pensioendeelnemers rondom pensionering moet voldoen. De informatie moet duidelijk en begrijpelijk zijn en tijdig aan de deelnemers worden verstrekt. De verduidelijking van de normen heeft de AFM neergelegd in een rapport dat met de pensioensector is gedeeld. Tot nu toe was het aan de pensioenuitvoerders zelf om te bepalen wanneer, in welke vorm en met welke inhoud uitkeringsinformatie verstrekt werd aan deelnemers. Hierin staat onder andere dat pensioengerechtigden er belang bij hebben dat pensioenuitvoerders hen op tijd informeren over hun aanstaande pensionering, waardoor zij in staat zijn weloverwogen keuzes te maken. Ook moet aan hen inzicht geboden worden over de (financiële) gevolgen van die keuzes op de definitieve pensioenuitkering.
Nationale Pensioendialoog en advies Toekomst Pensioenstelsel De Nationale Pensioendialoog is een initiatief van Staatssecretaris Klijnsma van SZW. Nadat het kabinet eerder al de knelpunten in het pensioenstelsel had geïnventariseerd, is er op 29 augustus 2014 een speciale website opengesteld waarop iedereen werd uitgenodigd zijn mening te geven over de toekomst van het pensioenstelsel. Ook waren er in de periode september tot en met december 2014 in het land vier dialoogsessies. De Nationale Pensioendialoog leverde 5 rode draden op voor de versterking van het pensioenstelsel: 1. Maak de pensioenen transparanter en minder complex; 2. Speel in op de veranderende arbeidsmarkt; 3. Zorg voor een betere aansluiting van het aanvullend pensioen op individuele behoeftes; 4. Bekijk hoe en met wie solidariteit duurzaam kan worden georganiseerd; 5. Overheid, sociale partners en burger zijn samen verantwoordelijk. Op verzoek van het kabinet heeft de Sociale Economische Raad (SER) In het kader van de Nationale Pensioendialoog in februari 2015 het advies Toekomst Pensioenstelsel uitgebracht. De SER is van mening dat aanpassing en versterking van het pensioenstelsel nodig is, gezien de economische ontwikkelingen, de demografie, ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en veranderende behoeften van mensen. De SER heeft de fundamenten van een toekomstig pensioenstelsel geanalyseerd aan de hand van vier hoofdvarianten: •
Uitkeringsovereenkomst met degressieve opbouw;
•
Nationale pensioenregeling;
•
Persoonlijk pensioenvermogen met vrijwillige risicodeling;
•
Persoonlijk pensioenvermogen met collectieve risicodeling.
De laatste variant zal de SER nader uitwerken. Tevens heeft het Centraal Planbureau (CPB) in juni 2015 een onderzoek gedaan naar pensioenstelsels in Denemarken, Zweden, Chili en Australië. Daaruit kwam naar voren dat er grote verschillen tussen landen zijn. De historische en culturele achtergrond van een land bepaalt in grote mate hoe wordt omgegaan met elementen zoals deelname, solidariteit, risicodeling en verantwoordelijkheid. De ideeën uit de dialoog, het SER-rapport “Toekomst pensioenstelsel” van februari 2015 en een onderzoek van het Centraal Planbureau naar pensioenstelsels in ander landen vormen, input voor de Hoofdlijnennotitie met bouwstenen voor een mogelijk toekomstig pensioenstelsel, die de staatssecretaris van op 6 juli 2015 aan de Tweede Kamer heeft aangeboden. Als richtinggevende hoofdlijnen voor een toekomstbestendig pensioenstelsel noemt de staatssecretaris daarin:
6
1. Een gedifferentieerde aanpak: een toereikend aanvullend pensioen voor alle werkenden; 2. Overgang naar een actuarieel correcte systematiek van pensioenopbouw; 3. Naar een transparanter en eenvoudiger pensioen; 4. Meer ruimte voor maatwerk en keuzemogelijkheden. Het kabinet gaat de komende periode aan de slag met de verdere uitwerking van de hoofdlijnen van een toekomstbestendig pensioenstelsel en komt in het najaar met een werkprogramma, waarin de staatsecretaris uiteenzet welke stappen het kabinet de aankomende tijd gaat nemen.
RECHTSPRAAK Goed koopmansgebruik bij voorziening voorwaardelijke pensioenverplichtingen (Sociaal akkoord 2004-rechten) Per 1 januari 2006 is de fiscale facilitering van vroegpensioenregelingen geëindigd. Voor werknemers geboren na 1949 bestond op grond van het Sociaal Akkoord 2004 de mogelijkheid om voorwaardelijk extra pensioen toe te kennen ter compensatie. De definitieve toekenning en financiering van dit voorwaardelijke (‘zachte’) pensioen vindt plaats de dag voorafgaande aan de ingangsdatum van het pensioen. Bij voortijdig einde van het dienstverband vervalt het recht op het extra pensioen. Een werkgever heeft in 2005 ‘zacht’ pensioen toegekend aan zijn werknemers en daarvoor een kostenegalisatiereserve gevormd. Het ‘zachte’ pensioen wordt in de toekomst pas definitief toegekend maar de hoogte ervan is gerelateerd aan de dienstjaren gelegen voor 31 december 2005. Bij volledige toerekening van deze toekomstige uitgaven aan verstreken dienstjaren levert de grootste voorziening op voor de werkgever. Bij volledige toerekening aan toekomstige jaren is de voorziening nihil op 31 december 2015. In lijn met de uitgangspunten die de Hoge Raad formuleerde ten aanzien van het in aanmerking nemen van bedragen voor VUT-regelingen, oordeelt de Hoge Raad dat de uitgaven voor ‘zacht’ pensioen moeten worden toegerekend aan de periode vanaf het begin waarop voor de werknemer recht bestond op deelname aan de VUT-regeling waarvoor het ‘zachte’ pensioen nu de compensatie vormt. De lasten kunnen in aanmerking worden genomen over de verstreken diensttijd tot aan het moment dat deelname aan de VUT-regeling ontstond en niet over de volledige diensttijd van de werknemer. Interessant detail in deze uitspraak is nog dat de behandeling van deze zaak lang heeft geduurd. De Procureur-Generaal bepaalt of de Advocaat-Generaal een conclusie neemt in een belastingprocedure. Aanvankelijk was deze zaak dan ook niet geselecteerd voor het nemen van een conclusie maar in verband met de mogelijk grote budgettaire implicaties is door de belastingkamer van de Hoge Raad verzocht om alsnog een conclusie te nemen in deze zaak. (vindplaats: ECLI:NL:HR:2015:467, Uitspraak, Hoge Raad, 27022015)
Opleiding pensioenfondsbestuurders geschiktheidsniveau A Vandaag is de eerste module van de opleiding ‘Besturen van een pensioenfonds’ van start gegaan. Het doel van de opleiding is ervoor te zorgen dat deelnemers voldoende kennis bezitten om de geschiktheidstoets van DNB met goed gevolg te kunnen afleggen. In acht modules worden de deelnemers wegwijs gemaakt in de complexe wereld van pensioenen. In januari 2016 start de volgende opleiding.
7
Colofon De Pensioen Flash is een uitgave van het Team Pensioenen & Pensioenfondsen van Loyens & Loeff. Dit team bundelt de specialistische kennis op fiscale, juridische en regulatoire aspecten en adviseert pensioenfondsen, uitvoeringsorganisaties en aangesloten instellingen als werkgevers en werknemersorganisaties. Voor meer informatie over ons team, klik hier. Redactie: Marianne Meijer- Zaalberg
Disclaimer Hoewel deze publicatie met grote zorgvuldigheid is samengesteld, aanvaarden Loyens & Loeff N.V. en alle andere entiteiten, samenwerkingsverbanden, personen en praktijken die handelen onder de naam ‘Loyens & Loeff’, geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De aangeboden informatie is bedoeld ter algemene informatie en kan niet worden beschouwd als advies.
www.loyensloeff.com