September 2011
BZ Onderwijsrecht Het onderwijs is constant in beweging. De regeldruk is hoog. De Praktijkgroep Onderwijs van Boels Zanders Advocaten volgt de ontwikkelingen op de voet. Van primair tot wetenschappelijk onderwijs. Deskundig en betrokken. In de Praktijkgroep Onderwijs zijn alle kantoorspecialisaties vertegenwoordigd. Tweemaal per jaar brengen we een digitale nieuwsbrief uit om u te informeren over diverse onderwijsjuridische actualiteiten. Wilt u hierover een inhouse presentatie bij uw instelling, dan verzorgen wij deze graag voor u. Heeft u een vraag aan de Praktijkgroep Onderwijs? Bel dan met onze contactpersoon Nicole Niessen +31(0)43 609 63 26 of mail naar Onderwijsrecht.
In deze BZ Onderwijsrecht de volgende onderwerpen:
Wet fusietoets in het onderwijs: 1 oktober 2011 Heeft uw instelling fusieplannen? Op 1 oktober 2011 treedt de Wet fusietoets in het onderwijs in werking. De fusietoets gaat gelden in alle onderwijssectoren, voor zowel bestuurlijke fusies als scholen- of instellingsfusies. Fuserende instellingen moeten een fusie-effectrapportage
Crisis- en herstelwet óók voor onderwijsgebouwen De Crisis- en herstelwet, van kracht sinds 30 maart 2010, beoogt het bespoedigen van planologische en vergunningsprocedures voor projecten van "maatschappelijke betekenis" – waaronder onderwijsgebouwen – en het inperken van de beroepsmogelijkheden voor tegenstanders daarvan. De procedurele snelkookpan is het projectuitvoeringsbesluit. De wet vervalt op 1 januari 2014, wees er op tijd bij! lees verder >
(FER) maken en voor fusies is de voorafgaande toestemming van de minister van OCW vereist. Wat komt daar zoal bij kijken? lees verder >
DBFMO biedt kansen en voordelen Design, Build, Finance, Maintain and Operate. De DBFMO is sterk in opkomst, juist ook in het onderwijs. Bij deze vergaande vorm van integrale aanbesteding worden de verschillende delen van het bouwproces en de "levenscyclus" van het gebouw in één langlopende overeenkomst gegund aan één commerciële partij. Wij schetsen de voordelen en specifieke aandachtspunten. lees verder >
Ontslagvergoeding in het onderwijs van de baan? Eind 2010 veroorzaakte de minister van OCW veel onrust in onderwijsland. Zij verkondigde dat een ontslagvergoeding voor onderwijzend personeel in het kader van een minnelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst, wordt gezien als onrechtmatig gebruik van overheidsmiddelen. Medio 2011 heeft zij haar eerdere standpunt genuanceerd. Wat is de huidige stand van zaken? lees verder >
Pagina
2/11
Harmonisering van het ambtenaren- en arbeidsrecht Wat betekent de voorgenomen harmonisering van het ambtenaren- en arbeidsrecht voor onderwijsinstellingen? Het ambtenarenrecht zal waarschijnlijk verdwijnen, het civiele arbeidsrecht blijft mogelijk ongewijzigd. De voorgestelde wijzigingen lijken uitsluitend consequenties te hebben voor het openbaar onderwijs, daarvoor geldt nu het ambtenarenrecht. lees verder>
Rechtsbescherming in het hoger onderwijs Sinds 1 september 2010 is vanwege de Wet versterking besturing het stelsel van rechtsbescherming in het hoger onderwijs ingrijpend gewijzigd. Het is een aanzienlijke vereenvoudiging voor de student die zijn recht wil halen ten opzichte van de onderwijsinstelling, zowel de openbare als de bijzondere. Wat houden de veranderingen in voor hogescholen en universiteiten? lees verder >
Ruim baan voor hoofddoekverbod bijzondere scholen? Het Don Bosco College in Volendam mag van het hof te Amsterdam een hoofddoekdragende leerlinge weigeren. Gelet op het doel van de school is de eis om zich te onthouden van het dragen van een hoofddoek als zichtbare uiting van het islamitische geloof, nodig voor de verwezenlijking van haar rooms-katholieke grondslag. De bijzondere school krijgt meer speelruimte dan verwacht. lees verder >
Klik hier voor de digitale Onderwijsbrochure
Pagina
3/11
Wet fusietoets in het onderwijs: 1 oktober 2011 De Wet fusietoets in het onderwijs treedt op 1 oktober 2011 in werking. De fusietoets gaat gelden in alle onderwijssectoren, voor zowel bestuurlijke fusies als scholen- of instellingsfusies. Bij een bestuurlijke fusie gaan enkel de besturen samen om één overkoepelend bestuur te vormen. Bij een scholen- of instellingsfusie worden de scholen of instellingen zelf daadwerkelijk samengevoegd tot één school of instelling. Voor fusies wordt, behoudens enkele uitzonderingen in het primair onderwijs, de voorafgaande toestemming vereist van de minister van OCW. Zo worden schaal en diversiteit in het onderwijs gereguleerd door een controle op de fusiebesluitvorming van school- en instellingsbesturen. In alle gevallen, óók voor niet-toetsplichtige fusies, wordt een fusie-effectrapportage (FER) verplicht. De FER moet onder meer inzicht verschaffen in de motieven en alternatieven voor de fusie, het tijdpad, de effecten op de onderwijskeuzevrijheid, kosten en baten alsook personele gevolgen. De FER minimumvereisten zijn in de wet vastgelegd. Medezeggenschapsorganen van bij de fusie betrokken instellingen hebben instemmingsrecht. De invoering van deze fusieregels komt voort uit de onvrede over de grote en vaak steeds groter wordende schaal van onderwijsinstellingen. De wetgever beseft evenwel dat er ook goede redenen kunnen bestaan om juist te fuseren. De motieven voor een fusie verschillen sterk per onderwijssector. In krimpregio's zijn veel fusiebewegingen in met name het primair en voortgezet onderwijs gaande om de spreiding, kwaliteit en diversiteit van het onderwijsaanbod op peil te houden. Voor hogescholen en universiteiten is de reden voor een (bestuurlijke) fusie veeleer gelegen in de wens om internationaal beter te kunnen concurreren. Een (te) grote schaal kan ook negatieve effecten hebben. De grote problemen bij Inholland hebben onderwijsfusies in een kwaad daglicht gezet en er smeult meer. Het Alternatief Voor Vakbond dreigt samen met de Vereniging Beter Onderwijs Nederland de Hogeschool van Amsterdam met een enquêteprocedure voor de Ondernemingskamer van het hof te Amsterdam. Hoge huisvestingskosten zouden afbreuk doen aan de onderwijskwaliteit. Ook is er onvrede over de bestuurlijke fusie in 2003 tussen de Hogeschool van Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam. Het is overigens de vraag of de vakbond een enquêteprocedure kan instellen tegen de hogeschool. Op 25 juli 2011 is in navolging van de Wet fusietoets de "Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs" gepubliceerd die ook per 1 oktober 2011 in werking treedt. Deze regeling stelt een Adviescommissie in die de minister moet adviseren over voorgenomen fusies. Zij bevat tevens regels om de redenen voor een voorgenomen fusie te beoordelen, rekening houdend met sectorspecifieke omstandigheden. Het is van belang om bij de invulling van een FER zich goed rekenschap te geven van deze beleidsregels. Voor juridisch advies inzake het fusieproces kunt u zich wenden tot de Praktijkgroep Onderwijs. terug >
Pagina
4/11
DBFMO biedt kansen en voordelen Design, build, finance, maintain and operate, oftewel: ontwerpen, bouwen, financieren/verhuren, onderhouden en beheren. Bij deze vergaande vorm van integrale aanbesteding worden de verschillende delen van het bouwproces en de "levenscyclus" van het gebouw in één langlopende overeenkomst gegund aan één commerciële partij die vaak samenwerkt met derden. DBFMO is voor veel instellingen relatief nieuw, maar DBFMO en varianten daarop zijn in opkomst, juist ook in het onderwijs. DBFMO leent zich uitstekend voor (multifunctionele) nieuwbouw die start als leergebouw voor de behoefte van nu en relatief eenvoudig kan worden aangepast aan de geprognotiseerde behoefte over 20 jaar. DBFMO biedt een duurzaam en passend antwoord op demografische krimp. Voordelen zijn dat kennis en kunde (van onder andere ontwerpen en bouwen) bij marktpartijen optimaal worden benut doordat geen gedetailleerd bestek wordt voorgeschreven, maar wordt aanbesteed op basis van een gewenst eindresultaat. De marktpartij mag daarnaast zelf bedenken hoe dat eindresultaat het beste kan worden bereikt. Risico's van bijvoorbeeld budgetoverschrijdingen en vertragingen liggen vooral bij de marktpartij (die daar doorgaans het beste mee om kan gaan). Er wordt met slechts één marktpartij gecontracteerd. Tenslotte biedt DBFMO langdurige zekerheid over alle gebouwgebonden kosten. Dit kan betekenen dat een onderwijsinstelling – ook in een recessie - zonder voorafgaande eigen bankfinanciering toch nieuwbouw kan laten realiseren of tot renovatie van bestaande bouw kan overgaan én dat daarbij actuele duurzaamheidsdoelstellingen worden gehaald. Maak wel goede afspraken over de planning, budgetten, aansprakelijkheden en mogelijkheden om de "samenwerking" voortijdig te beëindigen. Wij zijn u daarbij graag van dienst. terug >
Ontslagvergoeding in het onderwijs van de baan? Als de arbeidsovereenkomst van onderwijzend personeel wordt beëindigd, heeft de betreffende werknemer over het algemeen recht op een (bovenwettelijke) uitkering. Kan dan gesteld worden dat deze uitkering voldoende is en de betreffende werknemer daarnaast geen aanvullende ontslagvergoeding mag ontvangen op kosten van het rijk via de onderwijsbekostiging? De minister van OCW neemt in haar brief van 6 december 2010 aan de PO- en VO-raad het standpunt in dat een ontslagvergoeding kan worden gezien als onrechtmatig gebruik van overheidsmiddelen en derhalve niet is toegestaan. Althans, indien deze vergoeding niet volgt uit een rechterlijke uitspraak (ontbindingsbeschikking) of niet wordt aangewend ter dekking van de kosten van outplacement. Na hevige protesten heeft de minister haar standpunt op 21 juni 2011 genuanceerd. Naast de situaties waarin er een rechterlijke uitspraak ligt of de kosten van outplacement worden
Pagina
5/11
vergoed, kunnen zich ook andere individuele omstandigheden voordoen die een ontslagvergoeding rechtvaardigen vanuit het oogpunt van efficiënt omgaan met overheidsmiddelen of kwaliteitsbeleid. Het treffen van een ontslagregeling kan namelijk in bepaalde gevallen goedkoper zijn dan een inhoudelijke procedure bij de rechtbank of een lang en moeizaam verbetertraject. Aan het treffen van een minnelijke regeling stelt de minister diverse voorwaarden. Het bevoegd gezag dient in elk individueel geval een zorgvuldige afweging te maken. De ontslagbeslissing moet goed zijn onderbouwd. De minister verwacht dat werkgevers in het onderwijs een gedegen HRM-beleid voeren. Slecht beleid mag niet worden afgekocht met een (dure) regeling. Ook mag de ontslagvergoeding niet bovenmatig zijn. Een vergoeding gebaseerd op de kantonrechtersformule is hiervoor het uitgangspunt. Indien er sprake is van een weloverwogen en goed onderbouwde beslissing en de kosten die daaruit voortvloeien niet bovenmatig zijn, zo stelt de minister, zal er geen aanleiding zijn om over te gaan tot het terugvorderen van de bekostiging. Tot zover is het bijgestelde standpunt van de minister duidelijk en biedt het voldoende mogelijkheden voor maatwerk. Maar problematisch blijft dat volgens de minister een extra voorziening in de vorm van een ontslagvergoeding in principe niet nodig is indien de werknemer aanspraak kan maken op een (bovenwettelijke) werkloosheidsuitkering. Dit standpunt is niet geheel nieuw. In de (lagere) rechtspraak kan de rechter bij het vaststellen van de hoogte van de vergoeding ook rekening houden met een (bovenwettelijke) uitkering die de werknemer ontvangt. Zo heeft de kantonrechter te Nijmegen op 3 mei jongstleden nog geoordeeld dat de werknemer géén ontslagvergoeding ontvangt nu deze voor een periode van 8,5 jaar een omvangrijke bovenwettelijke uitkering krijgt en de onderwijsinstelling eigenrisicodrager is. De minister heeft haar brief van 6 december 2010 genuanceerd. Maar de relatie tussen (bovenwettelijke) uitkering en ontslagvergoeding blijft complex en zal per individueel geval moeten worden bezien. Ons advies is dan ook uiterst zorgvuldig te handelen bij het treffen van een ontslagregeling. De achtergrond en inhoud van de regeling alsook de hoogte van de vergoeding moeten steeds goed worden onderbouwd. Wij helpen u graag. terug >
Ruim baan voor hoofddoekverbod bijzondere scholen? Het Don Bosco College te Volendam mag een hoofddoekdragende leerlinge weigeren. Op 6 september 2011 oordeelt het hof te Amsterdam dat gelet op het doel van de school, de eis om zich te onthouden van het dragen van een hoofddoek als zichtbare uiting van het islamitische geloof, nodig is voor de verwezenlijking van haar rooms-katholieke grondslag. Het hof bekrachtigt daarmee het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter te Haarlem van 4 april 2011.
Pagina
6/11
In deze uitspraken krijgt de vrijheid van richting, neergelegd in artikel 23 lid 2 Grondwet en artikel 7 lid 2 Algemene Wet Gelijke Behandeling, een grotere speelruimte dan in het Maimonides-arrest (1988) van de Hoge Raad. Daarin stelt de Hoge Raad strenge eisen voor aan de toelating van leerlingen te stellen beperkingen op grond van de bijzondere grondslag van de school, in casu het joodse geloof volgens de richtlijnen van de Halacha. Volgens het standaardwerk "Selectie bij toegang tot het onderwijs" onder redactie van P.W.A. Huisman en P.J.J. Zoontjens (2010) zijn de Maimonides-criteria maatgevend. Tot voor kort. Samengevat houden de Maimonides-criteria het volgende in: er is sprake van een vast, op religieuze gronden berustend beleid, dat wil zeggen een consistent aan de richting van de school ontleend toelatingsbeleid en het bevoegd gezag kan aantonen dat er een logisch verband is tussen doel en grondslag van de school enerzijds en de gestelde (toelatings)eisen anderzijds; het beleid is consequent gericht op het handhaven van de eigen identiteit; de (toelatings)eisen gelden voor iedereen gelijkelijk. Zouden de Maimonides-criteria zijn toegepast op de Volendamse zaak, dan had de school bakzeil gehaald. Zo is ook het oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling van 7 januari 2011: er is geen sprake van een consistent en consequent beleid, de school discrimineert. Het Don Bosco College startte daarop het kort geding. Het Hof stelt, gelijk de (kanton)rechter in eerste instantie, de vrijheid van richting van de school voorop. Daaruit vloeit voort dat de school voorwaarden mag stellen aan de deelname aan het onderwijs, welke eisen gelet op het doel van de instelling nodig zijn voor de verwezenlijking van haar grondslag. Van die grondslag blijkt in casu voldoende uit de statuten van de stichting, het informatieboekje, de schoolgids, het schoolreglement, de activiteiten van het college en uit de naam. Volgens het Hof staat willekeur niet bij voorbaat vast als er geen beleid is of als van vastgelegd beleid wordt afgeweken. Ook doet het niet ter zake dat op een andere school van dezelfde katholieke stichting wel hoofddoeken zijn toegestaan. En evenmin dat op dezelfde school jaren eerder wel hoofddoeken zijn getolereerd. Terwijl volgens het Maimonides-arrest cruciaal is hoe strikt de school is in het uitdragen en bewaken van haar geloof, stelt het hof "of het College in de praktijk niet strikt katholiek is, staat niet ter beoordeling van de rechter". De beoordeling van wat nodig is voor de verwezenlijking van de godsdienstige grondslag, komt volgens het hof in beginsel toe aan het schoolbestuur zelf. Tenzij er sprake is van willekeur. Het gros van de bijzondere scholen ziet overigens een tolerante houding ten opzichte van andere godsdiensten en hun geloofsuitingen als kenmerkend voor het eigen geloof. De hoofddoekkwestie speelt niet alleen ten aanzien van leerlingen, maar ook ten aanzien van leerkrachten. De discussie daarover is niet ten einde met deze uitspraak van het Hof. Wij houden u op de hoogte. terug>
Pagina
7/11
Crisis- en herstelwet óók voor onderwijsgebouwen Een van de maatregelen van ons vorige kabinet om de economische crisis te bestrijden is de Crisis- en herstelwet. Deze wet, van kracht sinds 30 maart 2010, beoogt onder meer het bespoedigen van planologische en vergunningsprocedures voor projecten van "maatschappelijke betekenis" alsmede het inperken van de beroepsmogelijkheden voor tegenstanders daarvan. Dit alles om sneller te kunnen starten met de realisatie van de betreffende projecten. Bij de vaststelling van de categorieën van projecten van maatschappelijke betekenis (in het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet) heeft de wetgever ook onderwijsgebouwen als zodanig aangewezen. Hiermee komen de procedurele voordelen van de Crisis- en herstelwet dus ook ten goede aan de realisatie van onderwijsgebouwen, doch niet zonder meer. De voordelen van de Crisis- en herstelwet zijn alleen van toepassing indien de realisatie mogelijk wordt met behulp van een "projectuitvoeringsbesluit" als bedoeld in artikel 2.10 lid 1 van deze wet. Dit is een door de gemeenteraad te nemen planologisch besluit waarin alle benodigde vergunningen zijn gebundeld. De voordelen van de Crisis- en herstelwet zijn dus niet weggelegd voor projecten van maatschappelijke betekenis indien deze mogelijk worden via een reguliere procedure (een bestemmingsplanprocedure en/of een omgevingsvergunning). Het projectuitvoeringsbesluit bevat aanzienlijke voordelen die leiden tot een zeer snelle procedure. Deze voordelen zijn: alle benodigde besluiten voor de realisatie van het project (zoals een kap-, sloop-, monumenten- of uitwegvergunning) worden ondergebracht in het projectuitvoeringsbesluit (de procedurele snelkookpan); het besluit wordt eerst als ontwerp ter inzage gelegd; na vaststelling staat alleen nog beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State; dit beroep moet binnen 6 maanden tot een uitspraak leiden. Op ruim 1 jaar tijd kan de hele procedure, inclusief een beroep bij de Raad van State, zijn doorlopen en dus leiden tot een onherroepelijk besluit. Dit is met name van belang voor onderwijsinstellingen die geen risico's wensen te nemen met het beginnen van de bouwactiviteiten zolang het besluit nog niet onherroepelijk is. Het projectuitvoeringsbesluit moet worden genomen door de gemeenteraad en kan niet gedelegeerd worden aan het college burgemeester en wethouders. Dit vergt in de fase van vaststelling van het besluit een strakke agendering. Daartegenover staat dat onderwijsgebouwen – doorgaans – politiek minder gevoelig liggen. Met name initiatieven voor zogenaamde multifunctionele accommodaties, waarin naast onderwijs ook andere maatschappelijke functies in de zin van het Besluit crisis- en herstelwet worden gehuisvest (kinderopvang, maatschappelijk werk, bibliotheek etc.), worden veelal warm onthaald. Resteert de mogelijke koudwatervrees die een gemeente ervan kan weerhouden om het – niet alledaagse – traject van het projectuitvoeringsbesluit te bewandelen. Met goede
Pagina
8/11
advisering en voorbereiding kan deze vrees echter worden omgezet in een snelle procedure en dus een snelle realisatie. Althans tot 1 januari 2014 wanneer de Crisis- en herstelwet weer vervalt. Wees er dus op tijd bij! terug>
Harmonisering van het ambtenaren- en arbeidsrecht Al jaren wordt gediscussieerd over het verdwijnen van het ambtenarenrecht, dan wel het harmoniseren van het ambtenaren- en arbeidsrecht tot één uniform rechtsstelsel. Dit heeft lange tijd een ietwat "slapend" bestaan geleid, maar nu lijkt de politieke wil tot harmonisatie er toch echt te zijn. Het huidige kabinet heeft in het regeerakkoord opgenomen dat het ambtenarenrecht als zodanig wordt afgeschaft en dat het wordt gelijkgetrokken met het arbeidsrecht. Voor de overgang van werk naar werk moeten voor ambtenaren dezelfde voorwaarden gaan gelden als voor werknemers in de private sector. Hoewel het nu waarschijnlijk is dat het ambtenarenrecht als zodanig komt te vervallen, is nog onduidelijk hoe het nieuwe rechtsstelsel zal komen te luiden. Zal ook het "gewone" civiele arbeidsrecht worden gewijzigd of niet? In het regeerakkoord is niet opgenomen dat het huidige (civiele) ontslagrecht zal worden aangepast. Het kabinet wil dit blijkbaar intact laten. Het ambtenarenrecht zal dus mogelijk gaan verdwijnen. Het arbeidsrecht blijft naar onze verwachting ongewijzigd. Wat betekent dit nu voor het onderwijs? Het lijkt erop dat de voorgestelde wijzigingen uitsluitend gevolgen zullen hebben voor het openbaar onderwijs. Hieronder vallen diverse openbare scholengemeenschappen voor primair en voortgezet onderwijs, maar ook enkele universiteiten. Voor de instellingen binnen het openbaar onderwijs geldt momenteel namelijk, wel met enkele uitzonderingen, het ambtenarenrecht. Als het ambtenarenrecht inderdaad op de schop gaat, komt de bestuursrechtelijke procedure voor het openbaar onderwijs te vervallen. Deze wordt vervangen door een civielrechtelijke procedure en het civiele arbeidsrecht wordt van toepassing. Voor het bijzonder onderwijs geldt nu reeds het civiele ontslagrecht, zonder dat preventieve ontslagtoestemming is vereist. De vraag is dan ook of er voor het bijzonder onderwijs veel zal veranderen op gebied van het ontslagrecht. Gezien het standpunt van de meerderheid van de Tweede Kamer lijkt de kans daarop klein. Het ziet er dus naar uit dat het ambtenarenrecht op niet al te lange termijn zal worden afgeschaft. De bestuursrechtelijke procedure voor openbare onderwijsinstellingen, voor zover zij ambtenaren in dienst hebben, komt dan te vervallen. Hoe dit verder concreet zal worden ingevuld en welke gevolgen dit voor onderwijsinstellingen zal hebben, is nog niet volledig duidelijk. Uiteraard houden wij de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten en
Pagina
9/11
stellen u daarvan op de hoogte. terug>
Rechtsbescherming in het hoger onderwijs Sinds 1 september 2010 is ten gevolge van de Wet versterking besturing het stelsel van rechtsbescherming in het hoger onderwijs ingrijpend gewijzigd. Deze wijzigingen komen neer op een aanzienlijke vereenvoudiging voor de student die zijn recht wil halen ten opzichte van de onderwijsinstelling, zowel de openbare als de bijzondere. Er is bij iedere instelling één centraal loket (art. 7.59a WHW) waar de student terecht kan met alle mogelijke kwesties. Of het nu gaat om een bejegeningsklacht, een vrijstellingsbesluit of een examengeschil. Het is vervolgens aan de instelling om voor deze uiteenlopende kwesties de juiste procedure in gang te zetten: de vertrouwenspersoon, de klachtencommissie, de geschillen(advies)commissie, de examencommissie of het college van beroep voor de examens (CBE). Ook de externe rechtsbescherming is geüniformeerd. Het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO) is de hoger onderwijsrechter in eerste en enige instantie. De burgerlijke rechter fungeert als vangnet voor kwesties van privaatrechtelijke aard. Verbetering en uniformering van de rechtsbescherming van de student zijn de motieven geweest voor herziening van het stelsel. Onder het oude stelsel moest de student eerst zelf nagaan tot welk orgaan van de instelling hij zich zou moeten wenden met een specifiek geschil. Greep hij mis, dan was dat voor zijn rekening en risico. Ook liet de wet veel ruimte voor verschillen tussen openbare en bijzondere instellingen, eenduidigheid was er niet. Het onderscheid tussen openbaar en bijzonder hoger onderwijs had verder gevolgen voor de toegang tot de rechtspraak. In welke gevallen was de (bijzondere) bestuursrechter bevoegd en in welke gevallen de burgerlijke rechter? Studenten zouden door de bomen het bos niet meer kunnen zien. Waar de wetswijzigingen tegemoet (willen) komen aan de noden van de student, hebben de instellingen vragen over de implementatie ervan. Volgens de wet is het centrale loket een doorgeefluik (front office), andere interne voorzieningen verzorgen de procedurele en inhoudelijke behandeling (back office). Binnen de kaders van de wet zoeken instellingen naar een efficiënte taakverdeling tussen "front" en "back". Deze afstemming vergt maatwerk. De wijzigingen van het rechtsbeschermingstelsel dwingen tot aanpassingen van de interne regelingen en de communicatie daarover aan de studenten. Een voorbeeld. De wetgever heeft voor alle examenbesluiten van examinator c.q. examencommissie gekozen voor eerst administratief beroep bij het College van Beroep voor de Examens (CBE) en vervolgens beroep bij het CBHO. Het CBHO vermeldt in haar brochure dat zowel de student als de examinator c.q. examencommissie beroep mogen instellen tegen het besluit van het CBE. Dit is een misslag. Artikel 7.66 lid 1 WHW kent, in afwijking van het gangbare bestuursprocesrecht, dit recht alléén toe aan de student. Dit is bekrachtigd in de uitspraak van het CBHO van 18 augustus 2011 in de casus Examencommissie van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam tegen CBE van de Vrije Universiteit. De brochure van het CBHO wordt aangepast.
Pagina
10/11
Voor uw vragen over het nieuwe stelsel van rechtsbescherming kunt u bij ons terecht, de ontwikkelingen in wetgeving en rechtspraak volgen wij nauwgezet. terug>
Aan deze nieuwsbrief kunnen geen rechten worden ontleend.
Pagina
11/11