abcdefgh
Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG
Contactpersoon Datum 1 november 2006 Ons kenmerk DGP/MDV/u.06.02957 Onderwerp Stand van zaken OV-chipkaart
Doorkiesnummer Bijlage(n) 1 Uw kenmerk -
Geachte voorzitter, Aanleiding Tijdens het Algemeen Overleg van 28 juni 2006 heb ik toegezegd u nader te informeren over enkele onderwerpen met betrekking tot de invoering van de OVchipkaart. In deze brief ga ik achtereenvolgens in op de volgende onderwerpen. 1. de uitkomst van mijn bemiddelingspoging tussen het College Bescherming Persoonsgegevens en de NS; 2. de uitkomst van het bestuurlijk overleg met de provincie Groningen en Drenthe; 3. de uitkomst van overleg tussen de decentrale overheden onderling over een nieuw nationaal tariefsysteem; 4. beschrijving van de werking van het nieuwe tariefsysteem aan de hand van een voorbeeld (naar aanleiding van een artikel in de Volkskrant); 5. overstappen van de ene naar de andere spoorvervoerder; 6. de informele zienswijze van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. 7. de kosten van het centrale systeem in relatie tot de hiermee verdeelde opbrengsten van de openbaar vervoerbedrijven; 8. de communicatiecampagne over de OV-chipkaart; 9. informatie over de dekking in mijn begroting voor de financiële maatregelen naar aanleiding van de actualisatie van de Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse.
Postadres Postbus 20901, 2500 EX Den Haag
Telefoon 070 351 61 71
Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag
Fax 070 351 78 95
bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)
DGP/MDV/u.06.02957
1. Privacy De afgelopen maanden zijn individuele gesprekken gevoerd met het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) en de NS over de omgang met persoonsgegevens in het OV-chipkaartsysteem. Doelstelling was het scheppen van duidelijkheid over knelpunten, het scheppen van vertrouwen en bieden van mogelijke oplossingen om vooruitgang te boeken op het vraagstuk. De gesprekken hebben na veel verkenningen van de (on)mogelijkheden uiteindelijk geresulteerd in een voorstel. Dit voorstel is op 28 september 2006 op bestuurlijk niveau met partijen besproken. Beide partijen hebben intensief meegewerkt aan totstandkoming van het resultaat. Het voorstel bevat zienswijzen en afspraken ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens voor 1) marketing, 2) geld terug bij vertraging en 3) het bewaren en gebruiken van gegevens bij de aanvraag van persoonsgebonden OV-chipkaarten. Partijen hebben het volgende besproken: 1.
Marketing: de NS kiest voor grondslag 8f. WBP (gerechtvaardigd belang). Het CBP tekent hierbij aan dat NS de noodzaak voor het verwerken van persoonsgegevens zal moeten aantonen;
2.
Geld Terug Bij Vertraging (GTBV): onder de voorwaarden genoemd in de Managementsamenvatting mag NS persoonsgegevens gebruiken ter uitvoering van GTBV;
3.
Het bewaren en gebruiken van persoonsgegevens bij de aanvraag van persoonsgebonden OV-chipkaarten: partijen zijn het eens over de uitgangspunten waaraan het verwerken van persoonsgegevens in dit geval moet voldoen. Ze zijn het niet eens geworden over de vraag of NS ook persoonsgegevens mag gebruiken van klanten die een OV-chipkaart bij NS kopen als ze niet tegelijkertijd een persoonsgebonden propositie van de NS betrekken. Dit laatste doet zich voor als een klant bij NS een persoonlijke OVchipkaart aanvraagt, maar nog geen voordeelurenkaart of abonnement op de OV-chipkaart laat zetten.
Voor nadere informatie over de bespreekpunten verwijs ik naar bijgevoegde Managementsamenvatting. Het is de komende tijd aan de NS en de openbaar vervoersector om privacymaatregelen verder uit te werken, te implementeren en deze tijdig kenbaar te maken aan het CBP, die als toezichthouder deze maatregelen zal beoordelen. Indien partijen hier om verzoeken, zullen wij behulpzaam blijven bij de gesprekken met als doel het waarborgen van de bescherming van persoonsgegevens van reizigers met een persoongebonden OV-chipkaart. Zo acht ik het raadzaam dat de hele vervoersector zoveel mogelijk op dezelfde wijze met persoonsgegevens van vaste klanten omgaat, hierover afspraken maakt en dit bijvoorbeeld vastlegt in een code. De reiziger weet zo waar hij aan toe is, bij welke aanbieder hij zijn kaart ook aanschaft en
2
DGP/MDV/u.06.02957
gebruikt. TLS is zelfstandig in goed overleg met het CBP over de bescherming van persoonsgegevens in haar deel van het OV-chipkaartsysteem. 2. Bestuurlijk overleg Groningen-Drenthe De provincies Groningen en Drenthe hebben besloten om de bestuursovereenkomst te tekenen. Hierdoor hebben nu alle decentrale overheden zich ten opzichte van mij gecommitteerd om de OV-chipkaart voor 1 januari 2009 in te voeren. 3. Tarieven De decentrale overheden hebben al eerder overeenstemming bereikt over een aantal zaken: opbrengstneutraliteit, handhaven doelgroepenkortingen, geen tariefdifferentiatie spits-dal in de duale fase en het territorialiteitsbeginsel (decentrale overheid bepaalt bij de OV-chipkaart de tarieven op eigen grondgebied los van concessiegrenzen). Opbrengstneutraliteit houdt in dat de totale opbrengsten van een concessieverlenende overheid over een bepaalde periode na invoering van de OV-chipkaart ongeveer gelijk zijn aan de periode voordat de OV-chipkaart werd gebruikt, waarbij rekening is gehouden met de effecten van tussentijdse tariefswijzigingen. Dit betekent dus dat er voor individuele reizigers wel verschillen kunnen optreden. Reizigers gaan namelijk betalen per gereisde kilometer in plaats van per gereisde zone (een afstand van 4 à 4,5 kilometer). Eenzelfde effect zal ook bij de abonnementen optreden. De discussie gaat op dit moment nog over de wijze waarop de abonnementen over gaan naar het nieuwe systeem. Die kennen nu nog verschillende verschijningsvormen. Het overleg hierover tussen de decentrale overheden onderling is nog gaande. Men streeft naar een zekere landelijke uniformiteit met ruimte voor een regionale invulling. Ik verwacht dat hierover de komende maanden meer duidelijk wordt. 4. Beschrijving van de werking van het nieuwe tariefsysteem aan de hand van een voorbeeld (naar aanleiding van een artikel in de Volkskrant). In deze paragraaf reageer ik op verzoek van het lid Dijksma (PvdA) op een artikel in de Volkskrant van 18 april 2006 over een reiziger die vanaf Oud-Beijerland naar Rotterdam reist. De afstand Oud-Beijerland naar Rotterdam Centraal bestaat uit vijf zones, waarvoor samen met de basisstrip 6 strippen moeten worden betaald. Indien de reiziger gebruik maakt van een 45-strippenkaart betaalt hij de in het artikel genoemde € 2,64. Volgens het artikel betaalt hij met de OV-chipkaart € 3,94. In het artikel wordt niet duidelijk bij welke halte deze reiziger is ingestapt en met welke lijn hij heeft gereisd. Daarom is de gereisde afstand niet bekend, maar kan die alleen worden afgeleid uit de betaalde prijs. Bij de OV-chipkaart betaalt een reiziger voor de afgelegde afstand. Daarbij komt dat in Oud-Beijerland ringlijnen rijden waardoor, afhankelijk van de instaphalte, in een zone veel kilometers gereden kunnen worden. Overigens was er sprake van een storing in het systeem bij Connexxion en de RET waardoor de vaste voet van € 0,67 waarschijnlijk twee keer in rekening is gebracht. Als daarvoor wordt gecorrigeerd zijn de kosten € 3,27. Het teveel betaalde als gevolg
3
DGP/MDV/u.06.02957
van de storing kan de reiziger, zoals in het artikel stond, via de klantenservice van Connexxion weer terug krijgen. De prijs van de reis van € 3,27 is opgebouwd uit een vaste voet (€ 0,67), het traject Oud-Beijerland – Rotterdam Zuidplein (16,6 kilometer x € 0,11 = € 1,83) en het traject Rotterdam Zuidplein – Rotterdam Centraal Station (7,01 kilometer x € 0,11 = € 0,77). Totaal is dat € 0,67 + € 1,83 + € 0,77 = € 3,27. Ten opzichte van de strippenkaart is dat een stijging van 23,9%. Er zijn echter ook reizen die goedkoper worden bijvoorbeeld: Van halte Puttershoek Oost naar metrostation Leuvehaven is het 5 zones, waarvoor met de basisstrip 6 strippen moeten worden betaald. Indien de reiziger gebruik maakt van een 45-strippenkaart betaalt hij € 2,64. De prijs van de reis met de OV-chipkaart is € 2,44. Deze prijs is opgebouwd uit een vaste voet (€ 0,67), het traject Puttershoek Oost – Rotterdam Zuidplein (12,4 kilometer x € 0,11 = € 1,37) en het traject Rotterdam Zuidplein – Leuvehaven (3,63 kilometer x € 0,11 = € 0,40). Totaal is dat € 0,67 + € 1,37 + € 0,40 = € 2,44. Ten opzichte van de strippenkaart is dat een daling van 7,6%. In de regio Rotterdam is het stelsel van Nationale Vervoerbewijzen (waaronder de strippenkaart) nog geldig. Dat betekent dat de reiziger nu nog kan kiezen om met een strippenkaart dan wel OV-chipkaart te reizen. Ik zal de overheden aanspreken op de afspraak van opbrengstneutraliteit per overheid. 5. Overstappen van de ene naar de andere vervoerder; De wijze waarop reizigers in het OV-chipkaarttijdperk overstappen tussen een treinen van verschillende vervoerbedrijven wordt nader uitgewerkt. Dit is primair een verantwoordelijkheid van de vervoerders, die in het belang van het gemak voor hun reizigers een gezamenlijk beeld moeten formuleren. Het vraagstuk speelt op dit moment op de 17 stations1 waar reizigers overstappen tussen treinen van NS, Connexxion, Arriva, Veolia en Syntus De voor- en nadelen van de mogelijke alternatieven worden op dit moment door de spoorvervoerders in gezamenlijkheid uitgewerkt. Ik verwacht uiterlijk eind van dit jaar een definitieve oplossing. Ik zal hierop toezien en toets de uitkomst op het gemak en de toegankelijkheid voor de reiziger. 6. Reactie op de voorlopige zienswijze van de Nma TLS en NS hebben de NMa verzocht een informele zienswijze te verstrekken over het OV-chipkaartsysteem. Op 27 juli 2006 heeft de NMa haar informele zienswijze over het OV-chipkaartsysteem aan mij gezonden. De NMa geeft daarin aan dat de voorziene structuur van de openbaar vervoersmarkt niet in strijd lijkt met de Mededingingswet.
1
Leeuwarden, Groningen, Zwolle, Hengelo, Oldenzaal, Enschede, Zutphen, Apeldoorn, Arnhem, Nijmegen, Roermond, Heerlen/Kerkrade, Maastricht, Dordrecht en Geldermalsen.
4
DGP/MDV/u.06.02957
De NMa wijst de vervoerbedrijven in het OV-chipkaartsysteem daarbij op de volgende zaken: - TLS heeft een onafhankelijke arbitrageregeling voor toelatingsgeschillen tot het OV-chipkaartsysteem geïntroduceerd, waar onder andere niet toegelaten OVbedrijven terecht kunnen met klachten. Door het instellen van een dergelijke onafhankelijke regeling kunnen mededingingsrechtelijke problemen bij toetreding voorkomen worden; - NS wordt gewezen op haar bijzondere verantwoordelijkheid die zij binnen Trans Link Systems B.V. (TLS) heeft vanwege het feit dat zij een meerderheidsbelang bezit (55%). Deze positie mag niet belemmeren dat de directie van TLS op onafhankelijke wijze beslissen kan nemen over de invulling van de toelatingsvoorwaarden van het OV-chipkaartsysteem; - Hoewel de NMa de relevante markt niet heeft afgebakend en geen definitieve conclusies heeft getrokken over marktpositie wijst zij erop dat de mogelijkheid bestaat dat TLS in te toekomst een economische machtspositie (emp) inneemt. Met het oog op deze mogelijke situatie beveelt de NMa TLS aan om bij het opstellen van haar vergoedingenstructuur voor het OV-chipkaart-systeem volledige transparantie te betrachten ten aanzien van deze door haar te hanteren vergoedingenstructuur. Ik vind het een goede zaak dat TLS en de NS het initiatief hebben genomen om de NMa om een informele zienswijze te vragen. Ik heb immers altijd benadrukt dat de invoering van de OV-chipkaart een instrument is om marktwerking in het openbaar vervoer te bevorderen. Het zou dan niet de bedoeling zijn dat de komst van de OVchipkaart juist een tegengesteld effect heeft. Ik blijf het overleg tussen de NMa en de vervoerssector dan ook nauwlettend volgen. 7. De kosten van het centrale systeem in relatie tot de hiermee verdeelde omzet Ik heb u beloofd toezicht te houden op transparantie en kostenbeheersing van Trans Link Systems. T.L.S. heeft aangeboden een onafhankelijke accountantsverklaring te overleggen waarin de volgende aspecten worden belicht: - het non-dicriminatoire kakakter van TLS; - een transparante berekening van kosten . Dit zijn ook immers aandachtspunten die in de informele zienswijze van de NMa naar voren zijn gebracht. De kosten van het centrale systeem bedragen op dit moment maar een heel klein deel van de totale OV-omzet; tussen de 1 en 1,5 %. 8. Communicatie De bedrijven, decentrale overheden en het ministerie hebben afgesproken dat er een nationale communicatiecampagne komt. Deze campagne legt het fundament onder de campagnes en voorlichting die de individuele bedrijven en decentrale overheden kunnen doen. De campagne heeft als doel de bekendheid van de OV chipkaart bij het Nederlandse publiek te verhogen en het Nederlandse publiek gefaseerd voor te bereiden op deze nieuwe manier van reizen. Inmiddels is het bureau Doyle, Dane & Bernbach (DDB) geselecteerd voor het ontwerp van de campagne. De campagne
5
DGP/MDV/u.06.02957
focusseert zich op het thema gemak, waarvan uit tests inmiddels is gebleken dat de reiziger dat (h)erkent als een belangrijk voordeel van de OV-chipkaart. De reiziger wordt in drie fasen geïnformeerd: 1. ‘Hij komt er aan’. De eerste fase is dat het publiek landelijk wordt geïnformeerd dat de OV-chipkaart gefaseerd wordt ingevoerd, gecombineerd met de kernboodschap dat de OV-chipkaart het reizen gemakkelijker maakt. Deze fase van landelijke communicatie start in februari 2007 (voorafgaand aan de landelijke introductie van de OV-chipkaart bij NS); 2. ‘Nu ook in….’. De tweede fase is op het niveau van de decentrale overheden: waarin per gebied wordt aangegeven waar de kaart gekocht en gebruikt kan worden, welke prijzen er gerekend worden, welke produkten er zijn, etc. Deze fase zal in de meeste gebieden starten eind 2007, begin 2008. Rotterdam en Amsterdam zijn daarbij een uitzondering. Hier zal al eind 2006/begin 2007 op regionaal niveau worden gecommuniceerd; 3. ‘Strippenkaart niet meer bruikbaar’. De derde fase treedt in als per gebied het stelsel van Nationale Vervoer Bewijzen wordt afgeschaft. Daarnaast is de derde fase een herhaling van de tweede fase en kan in de derde fase worden bijgestuurd op actuele ontwikkelingen. De campagne wordt door V&W, de decentrale overheden en de vervoerbedrijven gezamenlijk gefinancierd. 9. Begroting In het Kamerdebat heeft onder andere het lid Hofstra gevraagd waar de dekking voor de aanvullend te verstrekken bijdragen vandaan komt. Hiervoor geldt dat de in totaal € 40 miljoen aan aanvullend noodzakelijk geachte subsidie, in overleg met het Ministerie van Financiën, wordt gedekt vanuit het V&W-brede beeld op Begrotingshoofdstuk XII. De voorfinanciering binnen het kader van de BDU, van € 76 miljoen in 2007, met terugbetaling in 2012 t/m 2015, wordt voor € 69 miljoen gerealiseerd met behulp van gelden tijdelijk uit het rijkswegenprogramma en voor € 7 miljoen met behulp van gelden tijdelijk uit het programma voor regionale en lokale infrastructuur. In het Kamerdebat is per abuis de gehele voorfinanciering als afkomstig uit het artikel regionale en lokale infrastructuur aangemerkt. Daarom op dit punt een kleine correctie. Voor het overige geldt dat de vroegtijdig als reservering voor noodgevallen
6
DGP/MDV/u.06.02957
aangemerkte maximaal € 15 miljoen, indien een en ander zich werkelijk voordoet, gedekt zal worden uit het artikel regionale lokale infrastructuur. Hoogachtend, DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Karla Peijs
7