Pensioen Flash 2011 nr. 5
Team Pensioenen en Pensioenfondsen ■
Wetsvoorstel verhoging pensioenleeftijd, aanpassing AOW-leeftijd en fiscale wetgeving ingediend bij Tweede Kamer
■
Europese Commissie publiceert concept richtlijn CCCTB
■
Wijzigingsvoorstel inzake partnerpensioen en verzekerde pensioenfondsen
■
Diverse ontwikkelingen rondom dividendbelasting
■
Vervroegen ingangsdatum pensioenuitkeringen en samenloop met arbeidsinkomsten
■
Consultatie beleidsregel Financieel crisisplan pensioenfondsen
■
Round tables
Wetsvoorstel verhoging pensioenleeftijd, aanpassing AOW-leeftijd en fiscale wetgeving ingediend bij Tweede Kamer / Marianne Meijer-Zaalberg Minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 12 oktober 2011 het wetsvoorstel verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW bij de Tweede Kamer ingediend. De inwerkingtreding van een deel van dit wetsvoorstel is voorzien op 1 januari 2013, andere onderdelen treden later in werking. Aanpassing AOW In grote lijnen houdt het wetsvoorstel voor de AOW het volgende in. -
In 2020 wordt de AOW-leeftijd verhoogd naar 66 jaar en in 2025 naar verwachting naar 67 jaar en vervolgens iedere vijf jaar gekoppeld aan de ontwikkeling van de levensverwachting.
-
Vanaf 1 januari 2020 kan men het AOW-pensioen (geheel of gedeeltelijk) eerder laten ingaan, namelijk op 65 jaar. Eerder opnemen van het AOW-pensioen leidt tot een korting van 6,5% per jaar op het netto AOW-pensioen (waarbij het AOW-pensioen wordt verhoogd met een compensatie voor betaalde AOW-premie).
-
Vanaf 1 januari 2013 kan het AOW-pensioen tot maximaal 5 jaar (geheel of gedeeltelijk) worden uitgesteld. Later ingaan van het AOW-pensioen leidt tot een verhoging van 6,5% per jaar van het bruto AOW-pensioen.
-
De AOW-uitkering wordt vanaf 2013 tot en met 2028 extra verhoogd met 0,6% per jaar. Dit komt bovenop de standaard indexatie van het AOW-bedrag.
Aanpassing Witteveenkader Het wetsvoorstel houdt voor het fiscale kader van ouderdomsvoorzieningen in grote lijnen het volgende in. -
De pensioenrichtleeftijd in het fiscale kader wordt per 1 januari 2013 verhoogd naar 66 jaar en per 1 januari 2015 verhoogd naar 67 jaar en daarna gekoppeld aan de ontwikkeling van de levensverwachting.
advocaten ● belastingadviseurs ● notarissen
Pensioen Flash 2011 nr. 5 ● 17 oktober 2011
-
In de AOW-inbouw (het gedeelte waarover geen pensioenopbouw plaats vindt omdat daarmee rekening wordt gehouden met de AOW-uitkering) wordt rekening gehouden met de verhoging van de AOW-uitkering in de periode van 2013 tot en met 2028. Deze AOW-inbouw zal overigens op vergelijkbare wijze gelden wanneer gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om een lager opbouwperentage per dienstjaar toe te passen dan het maximumopbouwpercentage, in combinatie met een lagere AOW-inbouw.
-
Verlaging van de opbouwruimte van de derde pijler (in 2013 van 17% naar 16,4% en in 2015 van 16,4% naar 15,8%) en de fiscale oudedagsreserve (in 2013 van 12% naar 11,6% en in 2015 van 11,6% naar 11,2%). De fiscaal maximale opbouwpercentages in de tweede pijler blijven ongewijzigd.
-
In het fiscaal gefaciliteerde 40-deelnemingsjarenpensioen, bedoeld voor werknemers in zware beroepen waarbij al op jonge leeftijd wordt gestart met werken, worden de relevante grenzen ook met een jaar verhoogd wanneer de AOW-leeftijd wordt verhoogd. Dat houdt in dat deze groep vanaf 2020 bij ieder jaar verhoging van de AOW-leeftijd een jaar langer moet doorwerken om in aanmerking te komen voor hetzelfde pensioen. Ook de aanpassing van de AOW-inbouw wordt in het deelnemingsjarenpensioen meegenomen.
In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is opgenomen dat de wijzigingen alleen betrekking hebben op (toekomstige) pensioenopbouw, zodat bestaande aanspraken niet worden aangetast. Overige sociale zekerheidsuitkeringen De Inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) wordt tijdelijk verlengd tot en met 2012, waardoor de IOW beschikbaar wordt gesteld voor oudere werklozen, geboren vóór 1 januari 1956. Het aflopen in 2012 van de IOW moet aansluiten bij de inzet dat de arbeidsmarkt voor ouderen dan is genormaliseerd. De overige sociale zekerheidsuikeringen gaan doorlopen tot de nieuwe AOW-leeftijd.
Europese Commissie publiceert concept richtlijn CCCTB / Bas Dieleman Eerder dit jaar heeft de Europese Commissie een concept richtlijn gepubliceerd voor een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting, oftewel Common Consolidated Corporate Tax Base (hierna CCCTB). Volgens dit voorstel kunnen multinationale groepen van ondernemingen die in diverse lidstaten actief zijn, er voor kiezen om in één (EU-)lidstaat één aangifte vennootschapsbelasting voor de gehele groep in te dienen. Dit in tegenstelling tot de huidige regelgeving waarbij men een aangifte moet indienen in elk van de lidstaten waar men actief is. Doel van CCCTB is het vaststellen van een uniforme wijze van winstbepaling om tot een vermindering van administratieve kosten, compliance kosten en rechtsonzekerheid te komen. De winst wordt onder CCCTB niet belast volgens het fiscale regime van een lidstaat, maar volgens een zelfstandige fiscale winstbepaling. De concept richtlijn voor CCCTB bevat een gecompliceerde set regels die op sommige onderdelen substantieel afwijken van de huidige Nederlandse regelgeving. Invoering van CCCTB zal naar verwachting grote gevolgen hebben voor de verwerking van pensioenverplichtingen in de fiscale balans en winst- en verliesrekening van ondernemingen. Dit wordt
advocaten ● belastingadviseurs ● notarissen
Pensioen Flash 2011 nr. 5 ● 17 oktober 2011
veroorzaakt doordat CCCTB de twaalfmaands Euribor rentevoet, die medio 2011 circa 2,1% bedraagt, als disconteringsvoet voor pensioenvoorzieningen voorschrijft, terwijl volgens de (Nederlandse) Wet op de vennootschapsbelasting 1969 een vaste rekenrente van 4% geldt. Naar verwachting zal bij de bepaling van de omvang van pensioenvoorzieningen rekening mogen worden gehouden met verwachte loonstijgingen en zal de door ondernemingen te betalen pensioenpremie niet in aftrek worden beperkt voor zover zij ziet op verwachte loonstijgingen. Dit in tegenstelling tot de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Voorts kan uit de concept richtlijn worden afgeleid dat backservice lasten die betrekking hebben op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd voordat men voor CCCTB heeft geopteerd, niet aftrekbaar zijn.Een uitgebreide analyse van de fiscale gevolgen van CCCTB voor de verwerking van pensioenverplichtingen verschijnt deze maand in het tijdschrift Pensioen & Praktijk.
Wijzigingsvoorstel inzake partnerpensioen en verzekerde pensioenfondsen / Marianne MeijerZaalberg Op 26 september 2011 is het wetsvoorstel tot wijziging van de Pensioenwet en andere wetten, betrekking hebbend op partnerpensioen en verzekerde fondsen, ingediend bij de Tweede Kamer. Oorspronkelijk vormden deze wijzigingen onderdeel van het wetsvoorstel voor de Verzamelwet SZW 2012. Op advies van de Raad van State is het wetsvoorstel voor de verzamelwet gesplitst in drie delen, waaronder dit wetsvoorstel. Partnerpensioen en baanwisseling Als partnerpensioen op risicobasis is verzekerd, kan sprake zijn van ontoereikende risicodekking bij baanwisseling. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk om in het pensioenreglement op te nemen dat bij beëindiging van de deelneming de vertrekkende deelnemer standaard een deel van het ouderdomspensioen omruilt in partnerpensioen, tenzij deze deelnemer aangeeft dat hij daarvoor niet kiest. (Her)verzekerde pensioenfondsen Het wetsvoorstel bevat naast een regeling voor het partnerpensioen, een drietal onderwerpen die betrekking hebben op (her)verzekerde fondsen. 1.
Wijziging terminologie
Het begrip “herverzekeren” wordt vervangen door “verzekeren” in de pensioenwetgeving. De Europese Commissie is namelijk van mening dat een overeenkomst waarbij een pensioenfonds de risico’s (deels) onderbrengt bij een directe verzekeraar niet beschouwd moet worden als overeenkomst van herverzekering, maar als een overeenkomst van directe verzekering. Het argument van de Europese Commissie is dat een pensioenfonds geen vergunninghoudende directe (levens)verzekerar is in de zin van de Europese verzekeringsrichtlijnen. 2.
Eis minimaal vereist eigen vermogen
Pensioenfondsen die (deels) het risico bij een verzekeraar hebben ondergebracht hoeven geen
advocaten ● belastingadviseurs ● notarissen
Pensioen Flash 2011 nr. 5 ● 17 oktober 2011
rekening meer te houden met het kredietrisico op de verzekeraar. Naar aanleiding van het onderzoeksrapport “Meerwaarde van herverzekerde pensioenfondsen” was dat al in de begeleidende brief bij het onderzoeksrapport aan de Tweede Kamer van 17 september 2010 aangekondigd. Het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen is daarop inmiddels aangepast. In de brief van 17 september 2010 werd ook aangekondigd dat voor verzekerde fondsen de eis van het minimaal vereist eigen vermogen (hierna: MVEV) in de toekomst altijd zal gelden. Deze eis staat namelijk los van het kredietrisico en vloeit voort uit artikel 17 van de Europese pensioenrichtlijn 2003/41/EG. Nu bestaat nog de mogelijkheid om geen MVEV aan te houden, als DNB hiermee instemt. Na inwerkingtreding van deze wet komt deze mogelijkheid te vervallen. De hoogte van het MVEV voor pensioenfondsen die hun risico’s volledig hebben ondergebracht bij een verzekeraar bedraagt: -
1% van de technische voorzieningen, indien de beheerslasten zijn vastgelegd voor meer dan 5 jaar, of
-
25% van de jaarlijkse netto beheerslasten, indien de beheerslasten zijn vastgelegd voor 5 jaar of minder.
3. Kapitaalcontracten Het wetsvoorstel beoogt het aangaan van een kapitaalcontract niet meer mogelijk te maken. Nadeel van deze contracten is namelijk dat het pensioenfonds slechts een beperkt aantal risico’s aan de verzekeraar overdraagt (overlijdens- en/of arbeidsongewschiktheidrisico, en/of de uitkeringen gedurende de looptijd van het contract) onder gelijktijdige overdracht van een onevenredig groot deel van de beleggingen. De verzekeraar heeft slechts een beperkt deel van deze beleggingen nodig ter dekking van het beperkt aantal verzekerde risico’s. Na afloop van het kapitaalcontract worden de beleggingen en de verplichtingen weer terugggegven aan het fonds, waardoor het fonds een volledig beleggingsrisico loopt, ondanks het feit dat de beleggingen tijdens de looptijd van het contract in juridisch eigendom zijn overgedragen aan de verzekeraar. In verband daarmee moet het fonds een buffer aanhouden voor het beleggingsrisico. Vanwege de combinatie van deze risico’s vindt het kabinet het noodzakelijk dat kapitaalcontracten worden afgebouwd. Pensioenfondsen kunnen beter kiezen voor een garantiecontract of een risicoherverzekeringscontract. Met bestaande kapitaalcontracten wordt rekening gehouden door middel van een overgangstermijn tot 1 januari 2017.
Diverse ontwikkelingen rondom dividendbelasting / Alexander Fortuin Europese ontwikkeling Het EG Hof van Justitie in Luxemburg heeft op 6 oktober 2011 (zaak C-493/09) geoordeeld dat Portugal haar vrijstelling van vennootschapsbelasting voor binnenlandse pensioenfondsen ook moet verlenen aan buitenlandse EU en EER pensioenfondsen. Op buitenlandse pensioenfondsen past Portugal een heffing toe aan de bron van 20% over dividendinkomsten. Het Hof van Justitie is van mening dat deze bronheffing een ongerechtvaardigde belemmering vormt van het vrije verkeer van kapitaal. Deze bevestiging door het Hof in Luxemburg is een positieve ontwikkeling voor claims om teruggaaf van bronheffing/dividendbelasting ingediend door Nederlandse pensioenfondsen in diverse lidstaten. Wij adviseren waar nodig om rechten zoveel mogelijk veilig te stellen door verzoeken om teruggaaf in te dienen in de relevante lidstaten. Nederlandse ontwikkelingen advocaten ● belastingadviseurs ● notarissen
Pensioen Flash 2011 nr. 5 ● 17 oktober 2011
Op basis van artikel 10 lid 2 van de Wet op de dividendbelasting 1965, hebben Europese pensioenfondsen in beginsel recht op teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting. Wij hebben recent van de Nederlandse belastingdienst vernomen dat ook indien een buitenlands EU pensioenfonds indirect via een beleggingsfonds investeert in Nederlandse aandelen (hetgeen in sommige lidstaten vanwege regulatoire redenen gewenst kan zijn), onder omstandigheden genoemde teruggaafregeling rechtstreeks door het pensioenfonds kan worden toegepast. Daarnaast verleent de belastingdienst vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Belastingplan 2012 onder voorwaarden teruggaaf van dividendbelasting aan niet-EU pensioenfondsen. Het moet hierbij in ieder geval gaan om (i) derdelanden waarmee Nederland in een verdrag uitwisseling van informatie heeft vastgelegd, (ii) waarbij sprake is van zogenaamde portfolio investeringen. Als vuistregel kan bij dit laatste vereiste gedacht worden aan minderheidsbelangen zonder invloed of controle op de vennootschap waarin wordt geïnvesteerd.
Vervroegen ingangsdatum pensioenuitkeringen en samenloop met arbeidsinkomsten / Marianne Meijer-Zaalberg Door blijven werken na vervroegde pensionering vanaf 60 jaar is mogelijk gemaakt door een besluit van de Staatssecretaris van Financiën, in werking getreden op 7 september 2011. Voorheen was het alleen toegestaan om de ingangsdatum van het pensioen (ouderdoms- vroeg- pre- en tijdelijk overbrugggingspensioen) te vervroegen voorzover de arbeidsinkomsten in gelijke mate werden verminderd. Omdat dit in de praktijk belemmerend bleek te werken bij de flexibele invulling van situaties van samenloop van (gedeetelijk) vervroegd uittreden in combinatie met doorwerken in deeltijd en/of demotie, heeft de staatsseceretaris voor deze nieuwe beleidslijn gekozen. Bij een vervroeging tot een leeftijd van 60 jaar of ouder zal voortaan geen toetsing meer plaatsvinden of de economische activiteiten in gelijke mate worden verminderd. Dat stimuleert de arbeidsparticipatie van oudere werknemers en vermindert bovendien de geconstateerde uitvoeringslasten. Bij een vervroegde pensioeningangsdatum vóór 60 jaar blijft wel getoetst worden aan de voorwaarde dat het pensioen alleen kan worden vervroegd voorzover de arbeidsinkomsten in gelijke mate worden verminderd.
Consultatie beleidsregel Financieel crisisplan pensioenfondsen / Marianne Meijer-Zaalberg De Nederlandsche Bank (hierna: DNB) is van plan begin november 2011 de beleidsregel Financieel crisisplan pensioenfondsen te publiceren. Op 21 september 2011 heeft DNB het concept daarvoor ter consultatie voorgelegd. DNB is van mening dat alle pensioenfondsen (met uitzondering van volledig verzekerde fondsen en fondsen in liquidatie) -als onderdeel van de actuariële en bedrijfstechnische nota- een financieel crisisplan moeten opstellen. Volgens DNB zullen fondsen door het opstellen van een crisisplan zich beter bewust zijn van de beleidsmogelijkheden indien een financiele crisisstuatie zich daadwerkelijk voordoet. Daardoor kunnen de fondsen slagvaardiger optreden. In de Beleidsregel zijn elementen uitgewerkt waaraan een financieel crisisplan ten minste moet voldoen. De consultatieperiode sluit op 31 oktober 2011. Het consultatiedocument is te vinden op: http://www. toezicht.dnb.nl/7/50/223465.jsp.
advocaten ● belastingadviseurs ● notarissen
Pensioen Flash 2011 nr. 5 ● 17 oktober 2011
Round tables Het Team Pensioenen & Pensioenfondsen organiseert regelmatig ‘tailormade’ round tables voor pensioenfondsen, pensioenbeheerders en pensioenuitvoerders over de voor u relevante juridische, regulatoire en fiscale aspecten. Onderwerpen in deze kleinschalige (ook in-house) bijeenkomsten kunnen bijvoorbeeld zijn de juridische, regulatoire en fiscale aspecten van beleggen & vermogensbeheer, due diligence van investeringsmogelijkheden, pension fund governance, aansprakelijkheid en risico’s voor pensioenbestuurders, werkingssfeer van pensioenregelingen, en premie pensioeninstellingen. Nieuw zijn de round tables “Liquidatie van pensioenfondsen” en “Deskundigheidseisen voor pensioenfondsbestuurders”. Voor meer informatie over onze round tables kunt u contact opnemen met Marianne Meijer-Zaalberg. De Pensioen Alert is een uitgave van het Team Pensioenen & Pensioenfondsen van Loyens & Loeff. Dit team bundelt de specialistische kennis op fiscale, juridische en regulatoire aspecten en adviseert pensioenfondsen, uitvoeringsorganisaties en aangesloten instellingen als werkgevers en werknemersorganisaties. Voor meer infortmatie over ons team, klik hier. Hoewel deze nieuwsbrief met grote zorgvuldigheid is samengesteld, kan Loyens & Loeff geen aansprakelijkheid accepteren voor de gevolgen van het gebruikmaken van deze uitgave zonder haar medewerking.
Redactie: Marianne Meijer- Zaalberg
AMSTERDAM • ARNHEM • BRUSSEL • EINDHOVEN • LUXEMBURG • ROTTERDAM • ARUBA • CURAÇAO DUBAI • FRANKFURT • GENÈVE • LONDEN • NEW YORK • PARIJS • SINGAPORE • TOKIO • ZÜRICH