Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014
Colofon Uitgever: Tekst: Eindredactie: Datum uitgave: Bezoekadres:
JSO Rieneke de Groot, Laura de Jong, Wendy Tazelaar Rieneke de Groot April, 2015 JSO Nieuwe Gouwe Westzijde 1, 2802 AN Gouda Postbus 540, 2800 AM Gouda T 0182 547888 F 0182 547889 E
[email protected] www.jso.nl
Dit onderzoek is mede mogelijk gemaakt door financiële steun van Stadsgewest Haaglanden en Provincie Zuid-Holland.
Copyright © 2015 JSO Uit deze uitgave mag niets worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, retrieval systemen of op welke andere wijze dan ook zonder toestemming van JSO.
Inhoudsopgave
1. Inleiding ............................................................................................................................................... 3 2. Methode ............................................................................................................................................... 5 Gehanteerde definities ......................................................................................................................... 5 Aanpak peiling ..................................................................................................................................... 5 Aanpak interviews ................................................................................................................................ 6 Aanpak casuïstiek ................................................................................................................................ 6 Beperkingen ......................................................................................................................................... 6 3. Omvang ............................................................................................................................................... 7 Peiling .................................................................................................................................................. 7 Casuïstiek ............................................................................................................................................ 7 Interviews ............................................................................................................................................. 7 4. Achterliggende problematiek ............................................................................................................... 9 Peiling ................................................................................................................................................ 10 Casuïstiek .......................................................................................................................................... 10 Interviews ........................................................................................................................................... 11 5. Signalen ............................................................................................................................................. 13 Peiling ................................................................................................................................................ 13 Casuïstiek .......................................................................................................................................... 14 Interviews ........................................................................................................................................... 14 6. Hulpverlening ..................................................................................................................................... 17 Interviews ........................................................................................................................................... 18 Casuïstiek .......................................................................................................................................... 20 7. Samenvatting ..................................................................................................................................... 23 Omvang.............................................................................................................................................. 23 Achterliggende problematiek ............................................................................................................. 23 Signalen ............................................................................................................................................. 23 Hulpverlening ..................................................................................................................................... 24 8. Aanbevelingen ................................................................................................................................... 25 9. Literatuur............................................................................................................................................ 27 Bijlage 1: Gebruikte vragenlijst .............................................................................................................. 29 Bijlage 2: Signalenlijst ............................................................................................................................ 31
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
2
1. Inleiding
In de media verschijnen regelmatig berichten over minderjarigen die (gedwongen) in de prostitutie werken. Of deze vorm van mensenhandel een reëel probleem is binnen jeugdhulpverlening ligt ten grondslag aan de peilingen loverboyproblematiek die ook in 2014 is uitgevoerd bij Bureau Jeugdzorg Haaglanden. In de regio Haaglanden is er al meerdere jaren de werkgroep loverboyproblematiek. In 2014 participeerden Jeugdformaat, Bureau Jeugdzorg Haaglanden, Stichting JJC, GGD, JSO en Stadsgewest Haaglanden. Deze werkgroep biedt input voor beleid en wisselt onderling signalen van loverboyproblematiek uit. Vanuit deze werkgroep is de wens ontstaan voor een werkbaar instrument om slachtoffers van loverboyproblematiek in kaart te brengen. Omdat registratie van loverboyproblematiek niet haalbaar bleek, zijn eind 2012 en eind 2013 door JSO peilingen uitgevoerd die inzicht geven in de problematiek van jongeren bij BJz Haaglanden rondom loverboyproblematiek. Het was de wens om de peiling in 2014 te herhalen om trends en veranderingen in beeld te krijgen. 2014 was echter een roerig jaar voor BJz Haaglanden en Zuid-Holland. De decentralisaties in het sociaal domein betekende voor BJz grote reorganisatie en verandering van taken. Door deze onrust en veranderingen was het gedurende het jaar onzeker of er in 2014 nog een peiling uitgevoerd kon worden en werd besloten om geen peiling voor BJz Zuid-Holland uit te voeren en wel voor BJz Haaglanden. Eind oktober is daarmee de derde peiling loverboyproblematiek bij BJz Haaglanden uitgevoerd. Door alle onrust was er echter een veel lagere respons op de uitgezette vragenlijst dan voorgaande jaren. Toch laten de uitkomsten uit deze peiling vergelijkbare uitkomsten zien als de uitkomsten in 2012 en 2013, waarbij bijna een kwart van de deelnemende maatschappelijk werkers (21% in 2014) vermoedt dat een cliënt in meer of mindere mate met deze vorm van mensenhandel te maken heeft. Daarmee bevestigen zij het beeld van de omvang en achtergrond van de problematiek. Aanvullend op de peiling zijn er daarom dit jaar vier diepte interviews gevoerd met professionals uit de jeugdzorg, is geanonimiseerde casuïstiek ter verdieping onderzocht en zijn thema’s aangevuld met recente literatuur. De rapportage is opgebouwd uit de onderdelen omvang, achterliggende problematiek, signalen, hulpverlening en aanbevelingen, waarbij per onderdeel de literatuur, peiling, interviews en (indien van toepassing) casuïstiek worden behandeld. Deze rapportage geeft daarmee jeugdhulpverleners en beleidsmakers een beeld van de problematiek en aandachtspunten voor het te maken beleid. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van en mogelijk gemaakt met subsidie van Stadsgewest Haaglanden en de Provincie Zuid-Holland. Deze peiling is uitgevoerd in combinatie met trainingen aan alle teams van BJz Haaglanden en BJz Zuid-Holland over seksueel grensoverschrijdend gedrag. Seksueel gedrag als team bespreken en beoordelen met behulp van het Vlaggensysteem stond hierin centraal. In de onderstaande methodebeschrijving leest u de opzet van het onderzoek. Gevolgd door vier onderwerpen die in de peiling en interviews zijn onderzocht in de hoofdstukken omvang, achterliggende problematiek, signalen en hulpverlening. In deze vier hoofdstukken worden achtereenvolgens de literatuur, de uitkomsten uit de peiling, interviews en (indien van toepassing) casuïstiek behandeld. De rapportage wordt afgesloten met aanbevelingen voor gemeenten. Deze rapportage geeft daarmee jeugdhulpverleners en beleidsmakers een beeld van de problematiek en aandachtspunten voor het te maken beleid.
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
3
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
4
2. Methode Gehanteerde definities Loverboyproblematiek Er is sprake van loverboyproblematiek als een meisje of jongen emotioneel en/of sociaal afhankelijk (dreigt) te worden gemaakt van een crimineel die financieel voordeel van het slachtoffer wil hebben. Onder dreiging, manipulatie of chantage van de loverboy / lovergirl vertoont het slachtoffer seksueel grensoverschrijdend gedrag, crimineel gedrag of verricht seksuele handelingen in ruil voor geld (prostitutie). Seksueel grensoverschrijdend gedrag Seksueel grensoverschrijdend gedrag omvat elke vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering in verbale, non-verbale of fysieke zin, waarbij in seksueel contact aan één of meer van de volgende zes criteria niet wordt voldaan: wederzijdse toestemming vrijwilligheid gelijkwaardigheid leeftijds- of ontwikkelingsadequaat contextadequaat zelfrespect Niet elke vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag is ook seksueel misbruik. Over seksueel misbruik spreken we bij elke vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag in verbale, non-verbale of fysieke zin, opzettelijk of onopzettelijk, waar geen wederzijdse toestemming voor bestaat en/of die op een of andere manier is afgedwongen, en/of waarbij het slachtoffer veel jonger is of in een afhankelijke relatie staat. (Frans & Franck, 2010)
Aanpak peiling Minderjarigen die in 2014 met jeugdzorg te maken krijgen zijn in beeld bij BJz. Door inzichtelijk te krijgen hoe vaak er sprake is van loverboyproblematiek bij BJz, geeft dit een beeld van de aard en de omvang van de problematiek. De directie van BJz Haaglanden heeft medewerking verleend aan de peiling. De vragenlijst voor deze peiling is door JSO verstuurd met behulp van het programma SuveyWorld. Per e-mail ontvingen alle maatschappelijk werkers van alle werksoorten van BJz Haaglanden en BJz Zuid-Holland een uitnodiging met een link naar de vragenlijst van BJz Haaglanden of de vragenlijst van BJz Zuid-Holland. De maatschappelijk werkers is gevraagd om de vragenlijst in te vullen voor cliënten die zij in de afgelopen drie maanden hebben gezien, waarbij zij een vermoeden hebben van uitbuiting in een afhankelijkheidsrelatie waarbij de cliënt aanzet of aangezet wordt tot bijvoorbeeld seksueel grensoverschrijdend gedrag, crimineel gedrag of prostitutie. De vragenlijst kan zijn ingevuld voor vermoedelijke slachtoffers en vermoedelijke plegers. De vragenlijst is anoniem en niet herleidbaar naar slachtoffer of pleger. Maatschappelijk werkers konden een vragenlijst voor meerdere slachtoffers en plegers invullen.
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
5
Na een week hebben de deelnemers een automatische herinnering ontvangen. Na drie en na vijf weken is er per mail een herinnering gestuurd door BJz zelf met een link naar de vragenlijst. De vragenlijst heeft zeven weken uitgestaan. Vragenlijst De vragenlijst voor deze exploratieve studie is ontwikkeld door R. de Groot en W. Tazelaar van JSO in 2012 en doorontwikkeld en aangevuld in 2013 en 2014. De vragenlijst heeft als doel om bij cliënten van BJz Haaglanden en BJz Zuid-Holland de aard en omvang van uitbuiting in een afhankelijkheidsrelatie, waarbij de cliënt aanzet of aangezet wordt tot bijvoorbeeld seksueel grensoverschrijdend gedrag, crimineel gedrag of prostitutie, wordt gemeten. Op deze manier wordt meer zicht verkregen op de mate van loverboyproblematiek bij cliënten van deze BJz’s.
Aanpak interviews Met vier professionals uit de jeugdhulpverlening zijn gestructureerde verdiepingsinterviews gehouden. Deze professionals zijn benaderd vanwege hun ervaring met jongeren in de jeugdzorg en kennis op het plaatsen van slachtoffers in jeugdzorgplus. Op verzoek zijn de interviews geanonimiseerd. Alle professionals zijn dezelfde vragen voorgelegd.
Aanpak casuïstiek Om inzicht te krijgen in de casuïstiek die speelt in jeugdzorg situaties heeft BJz Haaglanden een overzicht van geanonimiseerde casuïstiek aangeleverd waarbij er sprake was van plaatsing in Jeugdzorg plus (gesloten plaatsing) waarbij er vermoedens waren van loverboyproblematiek. Van januari 2013 tot november 2014 waren dit 20 casussen.
Beperkingen De lage respons op de peiling beperkt uitspraken over de aard en omvang van loverboyproblematiek bij BJz Haaglanden. De respons sluit echter wel aan bij de uitkomsten uit 2013 en 2012 en bevestigen daarmee het beeld van de achterliggende problematiek en de signalen. Ook de interviews en casuïstiek geven geen kwantitatief beeld van de aard en omvang van loverboyproblematiek, wel een kwalitatief beeld.
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
6
3. Omvang
Het exacte aantal landelijke loverboyslachtoffers is niet bekend. Hoewel er wel schattingen zijn gemaakt, is het de vraag hoe betrouwbaar deze schattingen zijn. CoMensha (Coördinatie Mensenhandel) registreert landelijk het aantal (mogelijke) slachtoffers van mensenhandel. Naar eigen zeggen verloopt het melden van (mogelijke) slachtoffers van loverboytechnieken slecht, niet alle instanties melden. CoMensha kan niet van alle aangemelde personen vaststellen of zijn ook daadwerkelijk slachtoffers van mensenhandel zijn. Er vindt namelijk geen officiële toetsing plaats. In 2012 zijn er 278 (mogelijke) slachtoffers van loverboytechnieken bij CoMensha geregistreerd. In de peiling van JSO in 2013 (Groot & Tazelaar, 2014) hadden van de deelnemende maatschappelijk werkers 23% van BJz Haaglanden en 22% van BJz Zuid-Holland de afgelopen drie maanden een vermoedelijk slachtoffer van loverboyproblematiek in de caseload. Het ging hierbij respectievelijk om 22 en 19 vermoedelijke slachtoffers. Ook in dit onderzoek vond geen officiële toetsing plaats op daadwerkelijk slachtofferschap.
Peiling Met de peiling in 2014 zijn ruim 450 maatschappelijk werkers van BJz Haaglanden benadert met de vragenlijst. Er hebben 33 maatschappelijk werkers gereageerd. Van deze respondenten was er bij zeven professionals een vermoedelijke slachtoffers in behandeling in de afgelopen drie maanden. Dit is 21% van de respondenten. Dit percentage komt overeen met de resultaten uit 2012 (28%) (Groot & Tazelaar, 2013) en 2013 (23%) (Groot & Tazelaar, 2014) en geeft een contingent beeld van ruim 20% van de maatschappelijk werkers die in de afgelopen drie maanden een vermoedelijk slachtoffer van loverboyproblematiek in de caseload heeft.
Casuïstiek In een periode van twee jaar zijn er 20 minderjarigen gesloten geplaatst waarbij er sprake was van (vermoedens van) loverboyproblematiek. De vermoedens van loverboyproblematiek waren in tien gevallen sterk, vier keer matig en zes keer zwak.
Interviews De geïnterviewde professionals hebben het beeld dat het aantal loverboyslachtoffers die in de prostitutie belanden klein is, maar dat er een grote groep jongeren is die zorgwekkende vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag vertonen.
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
7
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
8
4. Achterliggende problematiek
Slachtoffers van loverboys zijn doorgaans zeer kwetsbaar en hebben te maken met schrijnende en complexe problematiek. De meisjes die slachtoffer worden van een loverboy, worden gemanipuleerd waardoor er een ongezonde afhankelijkheidsrelatie ontstaat (Verwey-Joncker, 2014). Dit uit zich in dwang die gewelddadig kan zijn, (seksueel) misbruik en uitbuiting. Er is altijd sprake van grensoverschrijdend gedrag, verlies van eigenwaarde en zelfrespect door het slachtoffer. De werkwijze van de loverboy verandert door de jaren sterk. De laatste jaren worden slachtoffer niet altijd uitgebuit in de (jeugd)prostitutie of is er sprake van mensenhandel. Steeds vaker sluiten meisjes leningen af met valse papieren, plegen ze (winkel)diefstallen of smokkelen ze drugs ten gunste van hun loverboy. Daarnaast zetten de loverboys geweld en chantage steeds sneller in. Loverboys benaderen hun slachtoffers, leggen contact met hen en palmen hen met succes in (‘grooming’). Deze mensenhandelaren sluiten precies aan op de behoefte van het meisje dat zij graag willen beheersen. De meisjes zijn vaak kwetsbaar. De mate van kwetsbaarheid van een slachtoffer is vaak het resultaat van de aanwezigheid van één of meer risicofactoren in de (directe) omgeving van het meisje en de manier waarop deze factor tot uiting komt. Er zijn veel onderzoeken uitgevoerd naar deze achterliggende problematiek; in het onderzoek van Verwey-Joncker uit 2014 worden de volgende kenmerken van slachtoffers omschreven:
Meisjes met een licht verstandelijke beperking zijn vatbaar voor de werkwijze van loverboys. Ze zijn minder weerbaar en doorzien niet goed dat hun relatie met de loverboy een andere wending neemt. Ze zijn gemakkelijk te manipuleren (Terpstra & Van Dijke, 2011). Meisjes die niet weerbaar zijn. Seksuele handelingen in ruil voor een vergoeding of prostitutie, is seks met een extrinsieke motivatie. De intrinsieke motivatie om met die persoon seks te hebben staat niet centraal en schendt daarmee de psychische en lichamelijke integriteit van de jongere (Frank et al., 2010). Niet weerbare jongeren raken daarmee nog verder uit contact met hun eigen grenzen. Meisjes met een onstabiele gezinssituatie zijn vaak slachtoffer van een loverboy. Ieder kind heeft behoefte aan een veilige haven, ouders/verzorgers die om hem/haar geven en er met liefde, zorg, aandacht en steun zijn voor het kind. Kinderen die opgroeien in multiproblematische en onveilige thuissituaties hebben hierin vaak een gemis (Cyr, Euser, Bakermans-Kranenburg & van IJzendoorn, 2010). Hier kan het gaan om verslaafde ouders, ouder(s) met (onbehandelde) psychiatrische problemen, vroege problemen in gehechtheid (adoptie), pedoseksualiteit, criminaliteit, zwervende ouder(s) of structureel ernstige vormen van huiselijk geweld in het gezin. Hierdoor zijn ze extra vatbaar voor onechte en onveilige vormen van aandacht en gezien worden. Volgens Fier Fryslan (Dijke, Lamers, Talhpout, Terpstra, Werson & de Wind, 2012) is kindermishandeling de belangrijkste risicofactor voor slachtofferschap van mensenhandel. Loverboyproblematiek kan een symptoom zijn van traumatische ervaringen in de jeugd. Meisjes die op jongere leeftijd als eens zijn misbruikt, lopen een grotere kans om opnieuw slachtoffer te worden. Ook meisjes die als kind veel gepest zijn, zijn vatbaar voor de aandacht van een loverboy. Deze meisjes hebben doorgaans weinig zelfvertrouwen en een laag zelfbeeld. Ze zijn gevoelig voor de aandacht die ze uit het niets krijgen. Alleenstaande minderjarige asielzoekers staan regelmatig onder grote lichamelijke en psychische druk. Soms zijn zij door mensenhandel naar Nederland gehaald. Ze staan er alleen voor, hebben geen familie en zijn onbekend met Nederland. Deze groep meisjes lopen een risico om door een loverboy seksueel geëxplodeerd te worden (Bongers, 2012).
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
9
Meisjes uit een eercultuur of streng religieus gezin zijn extra kwetsbaar voor een loverboy. Deze meisjes zijn minder goed in staat om hun eigen grenzen aan te geven, omdat hen veel beperkingen door gezinsleden krijgen opgelegd. Meisjes uit een eercultuur zijn kwetsbaar voor loverboys, omdat zij makkelijk te chanteren zijn. Wanneer een meisje zich niet zedelijk gedraagt of seks heeft gehad voor het huwelijk, maken Loverboys hier misbruik van. Zij kunnen relatief gemakkelijk de weg naar haar oude sociale netwerk afsnijden.
Uit literatuur blijkt dat organisaties die werken met slachtoffers, ieder een andere definitie hanteren van het begrip ‘slachtoffer van een loverboy’. In die context wordt er een variëteit van meisjes behandeld die met het verschijnsel te maken hebben gehad, op verschillende niveaus van blootstelling aan het fenomeen en ernst. Zo zijn er meisjes in behandeling waarbij enkel een vermoeden van loverboyproblematiek speelt en er zijn meisjes in behandeling die voor langere tijd daadwerkelijk seksueel zijn uitgebuit. Het slachtofferschap is niet altijd het doorslaggevende criterium waarvoor de hulpverlening wordt gestart. Vaak wordt dit gezien als een onderdeel van of als uiting van achterliggende en meervoudige problematiek, als de hierboven omschreven onveilig gehechtheid of psychische problematiek.
Peiling De zeven vermoedelijke slachtoffers die via de peiling in beeld zijn gebracht waren allemaal meisjes met een leeftijd tussen de 13 en 17 jaar; één meisje was ouder dan 18 jaar. Drie slachtoffers verrichten seksuele handelingen in ruil voor een beloning; bij drie andere slachtoffers was hier een vermoeden van. Bij één slachtoffer was er het vermoeden dat zij in de prostitutie werkt. In 57% van de gevallen is de vermoedelijke dader het vriendje van het slachtoffer; in 29% van de gevallen kennen de slachtoffers de dader via social media of internet. Er wordt met name emotionele dwang/manipulatie (71%) uitgeoefend, maar ook (dreiging met) lichamelijk geweld (57%) speelt een belangrijke rol. Dit komt overeen met de uitkomsten uit 2013 (de Groot & Tazelaar, 2014). De respondenten konden uit vijf profielen kiezen voor één vorm van de belangrijkste problematiek. De belangrijkste problematiek die speelt bij de vermoedelijke slachtoffers bij BJz Haaglanden is: ‘zeer beïnvloedbaar’ (71%). In de opmerkingen wordt benoemd dat er sprake is van persoonlijkheidsproblematiek en het hebben van een pestverleden. In 2013 (de Groot & Tazelaar, 2014) werd multiproblematiek genoemd als meest voorkomende problematiek, gevolg door zeer beïnvloedbaar.
Casuïstiek De achterliggende problematiek die in de geanonimiseerde casuïstiek wordt genoemd sluit aan op de achterliggende problematiek die uit de literatuur naar voren komt. Meisjes hebben te maken met huiselijk geweld, opvoedproblematiek, gedragsproblemen of zijn licht verstandelijk beperkt. Ook is er sprake van eer gerelateerd geweld of sprake van meisjes zonder verblijfsvergunning.
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
10
Interviews De geïnterviewde professionals stellen allen dat de slachtoffers van loverboys waar zij mee werken, kwetsbare meisjes zijn die opvallend vaak een licht verstandelijke beperking hebben. “ Het zijn meisjes die op zoek zijn naar goedkeuring, positieve bekrachtiging”. Vaak komen deze meisjes uit een zwak gezinssysteem. Volgens een consulente krijgen ze deze goedkeuring en positieve aandacht niet van hun ouders, waardoor ze de aandacht bij anderen buiten het gezin zoeken. Ouders begrijpen en herkennen vervolgens hun dochter niet. Hierdoor komen er conflicten en drijft het meisje af van haar familie. Het zijn meisjes die worstelen met hun identiteit, het verkrijgen van een plek in de maatschappij of met het verkrijgen van een plek in het gezin. Dit maakt hen beïnvloedbaar, ze staan niet stevig in hun schoenen.
Wanneer een jongen hen geeft waar ze op zoek naar zijn, zitten ze al snel in hun web. Ze verzetten zich tegen het gezin waar ze uit afkomstig zijn en zien hun vriendje als perfect. De meisjes bieden geen weerstand en denken vaak dat dingen er bij horen... omdat ze zo verliefd zijn. Ze hebben veel vertrouwen in de jongen en hebben alles voor hem over. Veel meisjes vinden het niet raar wanneer ze seks moeten hebben met de vrienden van hun vriendje. Later worden ze onder druk gezet. Meisjes worden vaak erg verhard en onverschillig wanneer ze gedurende een lange tijd worden uitgebuit.
Als voorliggende problematiek wordt de invloed van social media, groepsdruk op school en de groepsdruk in vriendengroepen genoemd. Meisjes willen graag ergens bij horen. De geïnterviewde professionals zien dat meisjes niet altijd seksueel worden uitgebuit. Steeds vaker is er sprake van financieel misbruik. De loverboy start ondernemingen op naam van het meisje, sluiten telefoonabonnementen af en kopen auto’s op afbetaling op naam van het slachtoffer. Wanneer de schulden torenhoog zijn, blijft het slachtoffer achter en is de jongen nergens meer te bekennen. Dit komt overeen met de literatuur; het onderstreept dat de werkwijzen van loverboys aan veranderingen onderhevig zijn.
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
11
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
12
5. Signalen
Verschillende vormen van achterliggende problematiek dragen bij aan de kwetsbaarheid van meisjes voor de werkwijze van loverboys. Naast de achterliggende problematiek, vertonen bijna alle slachtoffers verschillende vormen van opvallend gedrag. Voor de omgeving van deze meisjes kan het erg lastig zijn om loverboyproblematiek te signaleren. Vaak is de problematiek niet zichtbaar, speelt alles zich buitenshuis af. Uit de peiling in 2013 en uit 2012 (de Groot & Tazelaar, 2013, 2014) kwam naar voren dat er bij de vermoedelijke slachtoffers bij BJz sprake was van verschillende vormen van opvallend gedrag, verschillende vormen van (zwaar) seksueel grensoverschrijdend gedrag, en in de helft van de gevallen ook van vermoedens van crimineel gedrag. Deze indicatoren vormen belangrijke signalen voor omstanders en hulpverleners. In de bijlage vindt u een signalenlijst. Ook de Nationaal Rapporteur Mensenhandel onderschrijft het belang van signaleren en het bespreekbaar maken van seksueel geweld, omdat een groot deel van de slachtoffers van seksueel geweld niet over het misbruik praat en geen hulpverlening krijgt (Nationaal Rapporteur, 2014).
Peiling Bij beiden BJz’s worden ‘lage zelfwaardering, beïnvloedbaar’ en ‘weglopen, nachten wegblijven’, ‘schoolverzuim/spijbelen’ en ‘durft/kan geen grenzen aangeven’ het meest genoemd. Dit komt overeen met de resultaten uit de peiling uit 2012 en 2013 (Groot & Tazelaar, 201, 2014) waarbij ook veel vormen van opvallend gedrag van mogelijke slachtoffers werden genoemd. Ook vertonen de meeste vermoedelijke slachtoffers één of meer vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag, waarbij vaak ook zwaar seksueel grensoverschrijdend gedrag, zoals ‘seksueel contact/handelingen met een significant niet gelijkwaardige partner’ of het verspreiden van naaktfoto’s via internet. Ook in 2012 en in 2013 kwam naar voren dat het kenmerkend voor de mogelijke slachtoffers was dat er vaak sprake was van meerdere vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Bijna alle vermoedelijke slachtoffers vertonen opvallend gedrag (71%). Het meest genoemd zijn ‘lage zelfwaardering, beïnvloedbaar’ en ‘weglopen, nachten wegblijven’, ‘schoolverzuim/spijbelen’ en ‘durft/kan geen grenzen aangeven’. Bij 71% van de vermoedelijke slachtoffers is er sprake van één of meer vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Opvallend hierin zijn de vormen van zwaar seksueel grensoverschrijdend gedrag, waarbij sprake is van ‘geslachtsgemeenschap, anaal contact en andere seksuele handelingen met een significant niet gelijkwaardige partner’ en ‘seksuele handelingen met vrienden/kennissen om een gunst te verlenen’. Als aanvulling geeft een professional aan dat slachtoffers ook naaktfoto’s van zichzelf via internet verspreiden. Bij circa de helft van de vermoedelijke slachtoffers is er sprake van, of zijn er vermoedens van criminele activiteiten. Echter het herkennen van groepsdruk of emotionele chantage is voor een beroepskracht niet altijd eenvoudig. Ook hebben beroepskrachten lang niet altijd zicht op wat er bij de jongere gebeurt op seksueel gebied. Tijdens de trainingen bleek dat beroepskrachten soms worstelen met de vrijwilligheid van jongeren. Enerzijds zien ze de seksuele uitbuiting, anderzijds hebben zij het idee dat de jongeren vrijwillig seksuele handelingen of prostitutie bedrijven.
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
13
Casuïstiek De casuïstiek van gesloten geplaatste jongeren, beschrijft zowel ernstig seksueel overschrijdend gedrag in ruil voor een beloning, als vormen van jeugdprostitutie. Er zijn 20 casussen beschreven, waarvan 10 casussen een sterk signaal van loverboyproblematiek hebben. De overige casuïstiek worden omschreven als problematiek met een ‘zwak’ (n = 6) of een ‘matig’ (n = 4) signaal van loverboyproblematiek.
Interviews Wanneer meisjes worden aangemeld bij Jeugdzorg, wordt de problematiek van het meisje beoordeeld en wordt er een dossier bijgehouden. Uit de literatuur is gebleken dat binnen de Jeugdzorg en Jeugdzorg+ er steeds een andere definitie wordt gebruikt voor het begrip ‘slachtoffer van een loverboy’. De professionals die geïnterviewd zijn, onderstrepen dit. Twee professionals werken met meisjes waarbij er slechts een vermoeden bestaat van loverboyproblematiek; een andere professional werkt met meisjes die letterlijk uit de prostitutie zijn getrokken. Volgens één van de professionals gaat het vaak mis bij Toegang van Jeugdzorg: vaak worden meisjes ten onrechte bestempeld als slachtoffer van een loverboy. Laatstgenoemde zegt: Loverboyproblematiek wordt gezien als één van de vele problemen die pubermeisjes kunnen hebben. Onzin, jeugdzorgmedewerkers geven hun eigen invulling aan het loverboyfenomeen. Dat is echt een probleem. Soms hebben meisjes alleen een fout vriendje, die fout gedrag afkoopt met een flesje parfum voor hun vriendin. Dat zijn meisjes die niet zien dat hun vriendje niet oké is. Maar meisjes die zich verliezen in een relatie zijn niet meteen slachtoffers.”
Zij is van mening dat het als professional heel belangrijk is om kritisch te blijven kijken naar het dossier en feitelijk op te schrijven welke situatie zich heeft voorgedaan. Wat is er nu echt aan de hand? Volgens de professional wordt het begrip ‘slachtoffer van loverboys’ vaak als containerbegrip gebruikt, waardoor meisjes vaak op het verkeerde hulpverlener-pad belanden. Het is altijd goed om contact op te nemen met de melder, zodat de feiten goed kunnen worden doorgesproken. Dit gebeurt nog te weinig binnen Jeugdzorg. Het blijft erg complex om goed in kaart te brengen wat er aan de hand is. Wanneer er een vermoeden bestaat dat een meisje in handen is van een loverboy, is het volgens een professional belangrijk om de situatie zichtbaar te maken. In plaats dat het meisje buiten afspreekt met haar vriendje, probeer je haar vaker thuis te laten afspreken. Als dat niet werkt, probeer je haar weg te houden bij de jongen. Ze erkent dat het niet eenvoudig is om dit als ouder te bewerkstelligen. Bij de crisisdienst zijn de professionals ook afhankelijk van andere professionals die melden. Van de politie of van zeden krijgt de crisisdienst in Haaglanden niet veel meldingen van jeugdprostitutie, de professional noemt deze problematiek ‘zeldzaam’. In Rotterdam zijn significant meer meldingen van minderjarigen die in de prostitutie werken. Voor Haaglanden kan dit enerzijds betekenen dat er een ander beleid rondom de signalering van deze zware gevallen bestaat, of het kan betekenen dat het meer voor komt in Rotterdam dan in Haaglanden.
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
14
Het is belangrijk dat de communicatie tussen politie en jeugdzorg optimaal is, zodat jeugdprostitutie in een vroeg stadium gesignaleerd wordt. Volgens de professional vallen jonge meisjes binnen de prostitutie altijd op. De professional zou willen zien dat deze ketensamenwerking in Haaglanden onder de loep wordt genomen, hij vermoedt dat jeugdprostitutie meer voorkomt dan dat er gemeld wordt. Een groep meiden die Haaglanden wel op de radar heeft, zijn meisjes die ernstig seksueel overschrijdend gedrag vertonen, in sommige gevallen in ruil voor een beloning. De professional benoemt een casus waar meisjes van 11 jaar naar een hotelkamer gaan, drugs gebruiken om vervolgens seks te hebben met twaalf meerderjarige mannen. De meisjes zeggen dit vrijwillig te doen. De laatste maanden worden er in Den Haag ook meisjes gesignaleerd die geronseld worden om zich in Syrië aan te sluiten bij de Islamitische Staat. Deze meisjes worden op eenzelfde manier geronseld als de meisjes die slachtoffer worden van loverboyproblematiek. Ook de achterliggende problematiek van deze groep slachtoffers is vergelijkbaar met de achterliggende problematiek van de loverboyslachtoffers: het zijn meisjes die moeite hebben met de ontwikkeling van een eigen identiteit en niet weerbaar zijn. In dit geval is er sprake van de ontwikkeling van een religieuze identiteit. Het vermoeden bestaat dat de meisjes worden geronseld om in Syrië als prostituee aan de slag te gaan, terwijl de meisjes denken dat ze naar Syrië vertrekken om te trouwen en een goed leven te hebben. Dit signaal is zorgelijk.
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
15
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
16
6. Hulpverlening
Bij de hulp aan, en de begeleiding en opvang van slachtoffers moet onderscheid gemaakt worden tussen slachtoffers jonger dan 18 jaar en 18 jaar en ouder. Voor minderjarige slachtoffers kan sprake zijn van vrijwillige zorg of verplichte hulpverlening. Zorg en hulp aan meerderjarige slachtoffers vindt altijd plaats op basis van bereidheid van het slachtoffer zelf. Wanneer een casus niet ernstig genoeg lijkt, of het niet noodzakelijk lijkt dat de zorg wordt geboden in een verplicht kader, kan BJz naar jeugdhulpverlening verwijzen. Het slachtoffer gaat dan naar een provinciale of gemeentelijke jeugdzorginstelling voor vrijwillige zorg. Bij blijvende problemen komt de casus terug bij BJz en wordt de casus doorgeleid naar de Raad voor de Kinderbescherming (Bongers, 2012). Jongeren kunnen dan onder dwang van een rechterlijke macht gesloten worden geplaatst. Instellingen voor Jeugdzorg+ richten zich op jongeren met ernstige opgroei- en opvoedproblematiek. De hulpverlening die in Nederland geboden wordt aan slachtoffers van Loverboys, is onder te verdelen in de volgende vormen van aanbod:
Generalististisch aanbod; Specifiek aanbod (bijvoorbeeld meisjesspecifiek, lvb); Specialistische hulpverlening, catagoriaal.
Binnen het generalistische aanbod en het specifieke aanbod richt de hulpverlening zich niet exclusief op slachtoffers van loverboys. Zij richten zich per definitie op jongeren tot 23 jaar met ontwikkelings, gedrags-, en/of opvoedingsproblemen. In dit kader bieden zij ook hulp aan slachtoffers van loverboys. Daarnaast zijn er instellingen in de jeugdzorg en vrouwenopvang die zich richten op meisjesspecifieke problematiek. Hier kan gedacht worden aan slachtoffers van seksueel misbruik, eergerelateerd geweld, gedwongen (jeugd) prostitutie of grensoverschrijdend seksueel gedrag én uitbuiting van een loverboy. Daarnaast is er sinds kort één specialistische opvang, geopend in Rotterdam. Deze hulpverlening is categoraal en uitsluitend voor slachtoffers van loverboys. De instellingen (generalistisch en specifiek) bieden zowel ambulante als residentiele opvang. Binnen residentieel wordt onderscheid gemaakt tussen open en gesloten groepen, homogene en heterogene groepen (geslacht, leeftijdscatagorie en problematiek). Slachtoffers van loverboyproblematiek worden in de verschillende instanties in een verschillende variant opgevangen. Dit hangt af van het type instelling en de gehanteerde behandelvisie. Variatie in type instelling; Variatie in samenstelling van behandelgroepen. Ingrediënten hulpverlening Binnen de generalistische opvang en de specifieke opvang heeft men aandacht voor verschillende probleemgebieden. Zo wordt er tijdens de hulpverlening ingezet op de verwerking van trauma, mogelijke gehechtheidsproblematiek, het versterken van het zelfvertrouwen/zelfbeeld, het vergroten van de weerbaarheid/zelfredzaamheid, intimiteit en seksualiteit; mogelijke verslaving en wordt het persoonlijk netwerk betrokken. De instellingen geven aan maatwerk te leveren. In dit kader kunnen zij slachtoffers van loverboys ook goed behandelen en opvangen. De specialistische hulpverlening is er op gericht om specialistisch therapeutisch maatwerk te leveren.
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
17
Hier is bijzondere aandacht voor de verwerking van het opgelopen trauma, het versterken van de weerbaarheid; het wegnemen van belemmeringen in gehechtheid en het voorkomen van een terugval. Ook onderscheidt deze opvang zich van reguliere opvang door kennis van en aandacht voor het strafrechtelijk traject (Bongers, 2012). Bij beiden wordt er steeds verschillende specifieke interventies toegepast. De behandelingen zijn gericht op een fasegerichte behandeling. Betrokkenen zullen steeds doorstromen naar een volgende fase, waar zij meer zelfstandigheid zullen krijgen en meer vrijheden zullen ervaren. Bij zowel het generalistische aanbod als het specifieke aanbod en het specialistische aanbod is een integraal behandelconcept basis van de hulpverlening. Er wordt nauw samengewerkt tussen behandelaars en begeleiders. Uit onderzoek door Verwey-Joncker (2014) is gebleken wat nu eigenlijk de werkzame bestanddelen zijn van de geboden hulpverlening aan slachtoffers van loverboys. Zij kwamen tot de volgende bestanddelen: het belang van een veilig en positief pedagogisch klimaat; bejegening door de behandelaars van betrokkenen. Ze zijn kritisch maar respectvol; kwaliteit van de behandelaars (betrokkenheid, kennis, ervaring, inlevingsvermogen, bereidheid om gevoelige thema’s bespreekbaar te maken); fasering in behandeling (stimuleert de ontwikkeling van vereiste competenties). Hier valt op dat dit bestanddelen zijn die ook gelden voor reguliere hulpverlening en niet specifiek zijn voor hulp aan loverboyslachtoffers. Uit de peiling van JSO in 2013 (Groot & Tazelaar, 2014) kwam naar voren dat een aanzienlijk deel hulpverlening heeft ingezet bij de vermoedelijke slachtoffers (45% BJz Haaglanden en 39% BJz ZuidHolland). Bij de ingezette hulpverlening is vaak gekozen voor plaatsing in Jeugdzorgplus instellingen. Maatschappelijk werkers gaven aan behoefte te hebben aan specifieke, meer categorale opvang in de regio, zowel ambulant als residentieel (open en gesloten). Daarnaast was behoefte aan meer ondersteuning, zowel voor loverboyproblematiek als voor het omgaan met seksueel grensoverschrijdend gedrag, en in het versterken van samenwerkingsmogelijkheden.
Interviews De professionals stellen dat er een tweedeling is in attitude wanneer de meisjes in de hulpverlening terecht komen; een deel van de meisjes vindt dat ze gefaald heeft en schaamt zich. Ze krijgen graag hulp van hulpverleners. Een ander deel van de meisjes verzet zit tegen de hulpverlening en wil zo snel mogelijk terug naar haar loverboy. Ze herkennen niet dat er sprake is van een afhankelijkheidsrelatie waarin zij misbruikt worden. Als er meisjes binnen komen vanuit de laatstgenoemde groep, is het volgens één van de professionals vooral zaak om haar zo snel mogelijk uit haar omgeving en systeem te halen. Op de vraag of het effectief is om meisjes tegen hun zin in weg te halen bij de loverboy, zegt deze respondent dat het in die zeer ernstige gevallen vooral belangrijk is om te redden wat er te redden valt. Om de mening van het meisje wordt dan niet gevraagd. Ze wordt direct gesloten geplaatst, waar contact met de buitenwereld onmogelijk is. Hier worden ze heel strak gehouden, waardoor ze meer structuur krijgen en grip krijgen op alledaagse dingen. Vaak komt dan het besef wat er gebeurd is en de motivatie om aan henzelf te werken.
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
18
Tijdens de hulpverlening wordt ingezet op het positief bekrachtigen van het meisje. Het slachtoffer moet op allerlei manieren opnieuw grip op het leven krijgen. Het is als hulpverlener erg belangrijk om naast het meisje te gaan staan en niet te oordelen over de situatie van het slachtoffer. De meisjes moeten het gevoel hebben dat ze in hun waarde worden gelaten. Tijdens verschillende interventies leert het slachtoffer om autonoom te worden. Interventies zijn gericht op de ontwikkeling van een eigen identiteit (Wie ben ik zonder hem?), het versterken van de eigen kracht (om niet langer afhankelijk te zijn van anderen) en het versterken van het zelfbeeld. Ook is er ruimte voor traumaverwerking. Wanneer blijkt dat een meisje ernstig getraumatiseerd is door de gebeurtenissen, zal dit worden ingezet (zowel bij de generalistisch hulp als bij specialistische, categoriale hulp). De geïnterviewde professionals geven aan dat zij niet weten of de gekozen hulpverlening effectief is. Zowel bij de generalistische hulp als bij de specialistische hulp is de effectiviteit niet bewezen. Wel geven de professionals allen een sterkte voorkeur aan specialistische opvang. Een geïnterviewde zegt hierover:
“Deze problematiek is zo specifiek, zulk specifiek gedrag, daar moet je specialisme op hebben. Het zijn meisjes die open staan voor brainwash. Ze hebben geen copingsysteem. Het is tegenwoordig de bedoeling dat je als instantie hulp kunt bieden aan iedereen, je moet een generalist zijn. Maar dit moet je als instelling niet willen, om alles te kunnen. Je kunt niet overal goed in zijn, dan is het geen maatwerk meer. Het is juist goed als er in het zorgstelsel instanties zijn die een specialisatie hebben. Dan is het juist sluitend.”
Wanneer een meisje financieel wordt uitgebuit, wordt zij vaak pas gesignaleerd door instanties wanneer de deurwaarder voor de deur staat. Vaak hebben de meisjes dan schulden tussen de 80.000 en 100.000 euro; het vriendje is dan nergens meer te bekennen. De hulpverlener heeft dan als eerste prioriteit om de schulden in kaart te brengen. Wat kan hier aan gedaan worden? Meisjes komen dan terecht in de schuldhulpverlening. Voor deze meisjes is specifieke ambulante hulp, dus meestal krijgen de meisjes een coach die aan de slag gaat met de achterliggende problematiek. Het familiesysteem wordt hersteld en verstevigd, zodat het meisje een stabiele thuissituatie krijgt. Ook wordt het meisje weerbaar gemaakt en worden de ervaringen die het meisje heeft, gebruikt om te leren om de juiste afweging te maken in keuzes. Signalen worden inzichtelijk gemaakt, zodat het slachtoffer nieuwe schrijdende situaties in een vroeg stadium leert te herkennen. Slachtoffers leren om ‘nee’ te zeggen en om niet overal zomaar een handtekening onder te zetten. De professionals maken zich zorgen om de meisjes die bijna 18 jaar of ouder dan 18 jaar zijn. Omdat e ze vanaf hun 18 niet meer onder Jeugdzorg vallen, kunnen zij meisjes van 18+ niet gedwongen gesloten plaatsen. Meisjes die bijna 18 worden, krijgen ook geen plaats in de gesloten opvang, omdat het met voor deze meisjes niet haalbaar is om in een tijdsbestek van een aantal maanden – de e maanden tot hun 18 verjaardag – hun doelen te behalen. Daarnaast zijn gesloten plaatsingen erg kostbaar. Preventie en vroegtijdig ingrijpen kunnen gesloten plaatsing voorkomen, wat kostenbesparend is. De professionals zien een grote behoefte aan een multidisciplinaire aanpak. Er moet een sluitend netwerk om de meisjes heen komen. Dit houdt in dat gemeenten ook meer met elkaar samen moeten werken. Wanneer een meisje in gemeente A woont en in gemeente B werkt, is ze minder zichtbaar.
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
19
Loverboys spelen daar op in. Als gemeenten korte lijnen met elkaar hebben, worden deze meisjes sneller gesignaleerd. Daarnaast vallen meisjes vaak terug in hun loverboycircuit. Wanneer het contact met het meisje – nadat ze gesloten heeft gezeten – door een ambulante hulpverlener in stand wordt gehouden, zal zij minder snel terugvallen. Wanneer zij uit de gesloten inrichting komen, zou het wenselijk zijn dat ze begeleid kunnen wonen met meisjes die hetzelfde hebben meegemaakt. In een soort kamertrainingsetting. Op die manier kunnen ze langzaam toewerken naar een toekomst. Meisjes die financieel worden uitgebuit, hebben vaak torenhoge schulden. Wanneer de meisjes ouder dan 18 jaar zijn, kunnen de schulden vaak niet (deels) worden kwijtgescholden. De professionals zien graag dat hier iets aan gedaan wordt. De last wordt een stuk lichter wanneer het slachtoffer daadwerkelijk in staat zal zijn om iets voor haarzelf op te bouwen. Het is daarnaast belangrijk om een goed profiel te maken van risicomeisjes. In het preventieve veld moeten meisjes vroegtijdig gesignaleerd worden, interventies moeten dan meteen worden gestart. Om goed te kunnen signaleren is een sluitende ketensamenwerking tussen scholen, sportverenigingen et cetera essentieel. Het is voor meisjes van 11, 12, 13 jaar belangrijk dat zij bekrachtigd worden in hun identiteit, hun vrouwelijkheid, het vermogen om ‘nee’ te zeggen en het maken van de juiste keuzes. Volgens één van de professionals moeten de voorlichtingsfilms ‘rauwer’ zijn. De educatieve films zijn geen afspiegeling van hoe het er in de praktijk aan toe gaat; ze zijn volgens haar te ‘hip’. Hierdoor bereik je volgens haar de echte slachtoffers niet, omdat zij de situatie niet herkennen vanuit de films. Het is niet specifiek genoeg, niet confronterend genoeg. Eén van de professionals benoemt het gemis van een ambulant aanbod voor slachtoffers van loverboys. Hij is van mening dat je niet altijd direct op zware hulpverlening in moet zetten. Het slachtoffer moet zich immers – nadat ze gesloten heeft gezeten – ook weten te handhaven in haar eigen omgeving. Daarom pleit hij er voor om, waar mogelijk, de hulpverlening altijd zo licht mogelijk in te zetten en het meisje in haar eigen systeem weerbaar te maken. Als dit niet voldoende lijkt te zijn, kan er altijd opgeschaald worden naar gesloten hulp. Gesloten hulp is in sommige gevallen nodig, maar moet uitsluitend worden gebruikt als noodgreep. Hij merkt op dat de hulpverlening voor slachtoffers van loverboys in Nederland uitsluitend is gericht op residentiele plekken. Er is geen passende vorm van ambulante hulp, waar specifieke ambulante hulp wordt ingezet voor deze groep slachtoffers. Hier kan worden gedacht aan hulp gericht op weerbaarheid en identiteitsontwikkeling, die systeemgericht is. De ambulant begeleiders moeten met de meisjes mee blijven gaan en outreachend werken.
Casuïstiek Van de eenentwintig casussen die toegezonden zijn, zijn twintig meisjes gesloten geplaatst. Eén meisje is teruggekeerd naar haar land van herkomst. De twintig meisjes werden zowel in meisjesspecifieke instellingen gesloten geplaatst, als in generalistische residentiele hulp. Niemand is gesloten geplaatst in de specialistische variant, mogelijk omdat specialistische opvang op dat moment niet beschikbaar was.
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
20
Zoals in het vorige hoofdstuk omschreven, zijn er tien casussen toegezonden waar sprake is van een ‘sterk’ signaal van loverboyproblematiek. Van deze groep, is de helft geplaatst binnen de meisjesspecifieke hulpverlening en de andere helft binnen generalistische hulpverlening. Voor alle meisjes in deze categorie staat omgeschreven dat de hulpverlening gericht is op het versterken van een gezond netwerk rondom het meisje, het versterken van de weerbaarheid van het meisje, het verwerken van trauma en psycho-educatie. De meisjes waar sprake is van een ‘zwak’ of ‘matig’ signaal van loverboyproblematiek, werden op één meisje na, allemaal geplaatst in de generalistische gesloten hulpverlening. Zij werden allemaal gesloten geplaatst om andere problematiek dan loverboyproblematiek, hier bestonden enkel vermoedens van loverboyproblematiek. De hulpverlening voor deze meisjes richtte zich op het versterken van een eigen identiteit, verslaving, het herkennen van gezonde en ongezonde contacten en mentorgesprekken rondom seksualiteit.
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
21
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
22
7. Samenvatting
In deze rapportage leest u de resultaten van de peiling die JSO in 2014 bij BJz Haaglanden heeft uitgevoerd. Dit is de derde keer dat JSO de peiling uitvoert bij BJz Haaglanden in opdracht van Stadsgewest Haaglanden, om een beeld te krijgen van de aard en omvang van loverboyproblematiek bij cliënten van Bureau Jeugdzorg in Haaglanden. Bij deze derde peiling was, door alle onrust vanwege reorganisaties, de respons laag. Toch laten de uitkomsten uit deze peiling vergelijkbare uitkomsten zien als de uitkomsten in 2012 en 2013, waarbij ruim 20% van de deelnemende maatschappelijk werkers (21% in 2014) vermoedt dat een cliënt in meer of mindere mate met deze vorm van mensenhandel te maken heeft. Daarmee bevestigen zij het beeld van de omvang en achterliggende problematiek. Aanvullend op de peiling zijn er daarom dit jaar vier diepte interviews gevoerd met professionals uit de jeugdzorg, is geanonimiseerde casuïstiek ter verdieping onderzocht en zijn thema’s aangevuld met recente literatuur.
Omvang Door de lage respons moeten de uitkomsten uit 2014 met grote voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Wel kan gesteld worden dat het percentage respondenten met een vermoedelijk slachtoffer in de caseload overeenkomt met de peiling in 2012 en 2013. Hiermee wordt het beeld bevestigd dat circa 20% van de medewerkers van BJz in een periode van drie maanden een vermoedelijk slachtoffer in de caseload heeft. Daarnaast wordt met de peiling en met de interviews bevestigd dat er een grote groep jongeren is die verschillende vormen van ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag vertonen.
Achterliggende problematiek Zowel de peiling als de interviews bevestigen dat veel (vermoedelijke) slachtoffers zeer beïnvloedbaar zijn en uit een multiprobleem gezin komen. Door de emotionele dwang en/of het geweld dat is gebruikt om slachtoffers aan te zetten tot prostitutie kunnen ook trauma’s zijn ontstaan. Hoewel elk slachtoffer een eigen verhaal heeft, is het belangrijk om hulpverlening te richten op de belangrijkste achterliggende problematiek die speelt en de trauma’s die zijn ontstaan.
Signalen Loverboyproblematiek in een vroegtijdig stadium te signaleren vraagt een brede focus van professionals. Een samenhang aan signalen geeft een indicatie van mogelijke loverboyproblematiek. Aandachtspunten hierbij zijn verschillende vormen van opvallend gedrag, verschillende vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag in combinatie met een sterke beïnvloedbaarheid en multiproblematiek. Professionals in de hulpverlening worstelen met de definitie van loverboyproblematiek en met situaties waarbij sprake is van onduidelijkheid over wat er speelt. Voor het inzetten van de juiste hulpverlening helpt het als onderbuikgevoelens zijn bevestigd of ontkracht met concrete feiten. Praten over seksueel misbruik en uitbuiting vraagt veel van slachtoffers en vraagt veel van de houding en vaardigheden van de professional.
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
23
De wijze van grooming en kwetsbare groepen jongeren worden ook voor radicalisering ingezet. Hiermee worden zowel jongeren geworven om in Syrië te vechten, als vermoedelijk ook meisjes voor prostitutie in Syrië.
Hulpverlening In de hulpverlening bij loverboyproblematiek wordt er gewerkt met verschillende ingrediënten die zich richten op de probleemgebieden en het trauma. Tegelijkertijd is de inzet het bieden van maatwerk. De recente decentralisaties bieden kansen voor gemeenten om maatwerk aan (mogelijke) slachtoffers van loverboyproblematiek te bieden, waarbij er als het nodig is snel op- en afgeschaald kan worden in de zwaarte van de hulpverlening. Hierbij zijn echter wel een aantal aandachtspunten. Door professionals wordt het belang van specialistische hulpverlening voor loverboyslachtoffers onderstreept. Met de recente decentralisaties ligt de focus op generalistische hulpverlening, maar bij loverboyproblematiek is het inschakelen van specialistische hulp juist van belang om de veiligheid van het slachtoffer te kunnen waarborgen. Met een multidisciplinaire aanpak waarbij er afgestemde samenwerking is tussen hulpverleners, gemeenten en het (veilige deel van het) netwerk van het slachtoffer kan er ook in samenwerking met de wijkteams maatwerk worden geboden. Voor slachtoffers van loverboyproblematiek is het belangrijk dat er eenduidigheid en continuïteit is in de hulpverlening. Door een vaste ambulante hulpverlening, die ook goede nazorg biedt na de hulpverlening, wordt de kans op terugval verkleind. Wijkteams kunnen hierin een belangrijke rol in de continuïteit bieden, waarbij zij systeem gericht werken en nadrukkelijk aandacht hebben voor weerbaarheid, identiteitsontwikkeling en voor de veiligheid. Hulpverleners kampen daarnaast vaak met het dilemma dat een (mogelijk) slachtoffer rond de 18 jaar is, waardoor gedwongen maatregelen niet mogelijk zijn. Ook wordt door de professionals het belang van preventie en weerbaarheidversterking bij kwetsbare groepen benadrukt.
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
24
8. Aanbevelingen
Met de decentralisatie van de jeugdzorg is er sinds de peiling en interviews veel verandert in de hulpverlening en opvang. Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid om er voor te zorgen dat (vermoedelijke) loverboyslachtoffers in hun gemeente de juiste hulp en opvang krijgen. Met deze veranderingen zijn er een aantal belangrijke aandachtspunten die er uit dit onderzoek naar voren zijn gekomen.
Maak maatwerk in opvang en hulpverlening mogelijk, zodat de hulp en ondersteuning echt is afgestemd op de problematiek die speelt bij de cliënt. Voor sommige cliënten is het nodig om in opvang te verblijven, voor anderen is het juist beter om thuis te (blijven) wonen of een netwerkplaatsing met ambulante specialistische ondersteuning. Ook is het belangrijk dat cliënten na de opvang periode nazorg krijgen, bij voorkeur door dezelfde hulpverleners.
Biedt zonodig langdurige begeleiding met één constante contactpersoon. Vaak speelt er bij loverboyslachtoffers gehechtheidsproblematiek. Zij hebben meer dan andere cliënten moeite om zich aan anderen te binden en emotioneel open te stellen. Wisselingen in hulpverleners is voor deze cliënten emotioneel onveilig. Door stabiliteit te bieden door een langdurig maatje in combinatie met een vaste hulpverlener wordt dit ondervangen.
Snel signaleren en de juiste hulp in kunnen zetten blijft belangrijk voor professionals in sociale teams. Deskundigheidbevordering op zowel seksueel misbruik, seksueel (grensoverschrijdend) gedrag als op mensenhandel helpt sociale wijkteams om ook in een vroeg stadium te handelen. Voor professionals is het belangrijk om de wijze van grooming breed te kunnen herkennen, dus ook bij grooming voor radicalisering/terrorisme. De combinatie van de achterliggende problematiek met signalen, zowel uit de peilingen van 2012, 2013 en 2014 als de signalen die uit de literatuur naar voren komen geven professionals hierin houvast. Preventie en vroegtijdig signaleren kan gesloten plaatsing voorkomen, wat zowel leed als kosten bespaard.
In het werkveld zijn zorgen over de beschikbaarheid van specialistische opvang voor loverboyproblematiek in tijden van decentralisatie. Als gemeenten geen specialistische opvang inkopen dreigt deze niet beschikbaar te zijn voor cliënten die dit nodig hebben.
Voor hulpverleners (zeker na de decentralisatie) is het belangrijk om tools te hebben die inzicht geven in welke hulp en ondersteuning ingezet kan worden bij welke problematiek. Loverboyproblematiek die gesignaleerd wordt is breed. Hoe verschillend de problematiek ook is, het is belangrijk dat de jongere de hulp krijgt die nodig is om veilig te kunnen opgroeien. Ontwikkel als gemeente een routekaart met voorbeelden van problematiek en mogelijke hulp en ondersteuning. Neem hierin ook regionale of landelijke expertise op, zodat professionals uit een lokaal sociaal team specialistische kennis kan invliegen als dat nodig is.
Waarborg de veiligheid van de jongere en zorg dat jongeren bij spoedeisende situaties altijd direct hulp en opvang kunnen krijgen. Seksueel misbruik en geweld brengen grote psychologische schade aan, dat vraagt dat er ook hulp en opvang beschikbaar is buiten kantooruren, ook in een kleine gemeente. Teleurstelling in hulpverlening kan tot gevolg hebben dat een jongere niet een tweede maal om hulp roept.
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
25
Heb aandacht in het hulpaanbod voor belangrijke ondersteuningsthema’s verwerking van trauma, werken aan gehechtheidsproblematiek; het versterken van het zelfvertrouwen/zelfbeeld; het vergroten van de weerbaarheid/zelfredzaamheid; hulp voor intimiteit en seksualiteit; mogelijke verslaving; versterken persoonlijk netwerk; verwerking/leren omgaan met trauma; het voorkomen van een terugval; aandacht voor het strafrechtelijk traject.
Overweeg als gemeente een gecombineerde aanpak preventie, hulp en deskundigheidbevordering loverboyproblematiek en radicalisering. Zowel in doelgroep als in wijze van ronseling is een overlap.
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
26
9. Literatuur
Ainsworth, M. D. S., Bell, S. M., & Stayton, D. F. (1974). Infant-mother attachment and social development: Socialization as a product of reciprocal responsiveness to signals. In M. P. Bongers, K. (2012). Aanpak Loverboyproblematiek. Utrecht: Centrum voor criminaliteitspreventie en veiligheid. Comensha jaarverslag, 2012. http://mensenhandel.nl/jaaroverzicht2012/#/33/zoomed Deth, A. van, Repetur, L. & Storms, O. (2013). Registratie Slachtoffers loverboys in de jeugdsector. Utrecht: Movisie. Dijke, A. van, Lamers, F., Talhpout, M., Terpstra, L., Werson, S., & Wind, A. de (2012). Wie zijn de meiden van Asja? De gang naar de jeugdprostitutie. Fier Fryslan. Frans, E., Franck, T. en Janssens, K. (2010). Vlaggensysteem. Sensoa en Movisie, Garant. Groot, R. de, Tazelaar, W. (2012). Verslag pilot inventarisatie loverboyproblematiek Haaglanden. Gouda, JSO Groot, R. de, Tazelaar W. (2014). Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden en Zuid-Holland 2013. Gouda: JSO. Mein, A., V. Los, A. Jansma, M. Distelbrink, R. Verwijs, (2014). De effectiviteit van behandelmethoden voor slachtoffers van loverboys. Een voorstudie, in opdracht van VWS, met financiering van ZonMw Eindrapportage. Utrecht: Verwey-Joncker Instituut. Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld Tegen Kinderen (2014). Op goede grond. De aanpak van seksueel geweld tegen kinderen. Den Haag: Nationaal Rapporteur. Verwijs, R., A. Mein, M. Goderie, C. Harreveld, A. Jansma, (2011). Loverboys en hun slachtoffers. Inzicht in de aard en omvang problematiek en in het aanbod aan hulpverlening en opvang. Utrecht: Verwey-Joncker Instituut. Commissie-Samson (2012). Omringd door zorg, toch niet veilig. Amsterdam: Boom Cyr, C., Euser, E.M., Bakermans-Kranenburg, M.J. & Van IJzendoorn, M.H. (2010). Attachment security and disorganization in maltreating and high-risk families; A series of meta-analyses. Development and Psychopathology 22, 87-108 De Wolff, M. S., & Van IJzendoorn, M. H. (1997). Sensitivity and attachment: a meta-analysis on parental antecedents of infant attachment. Child Development, 68, 571-591 Garnier, W. (2009). Inventarisatie van (dader)preventie in Nederland bij de aanpak van loverboyproblematiek in Nederland Groot, R. de, Tazelaar, W. (2012). Verslag pilot inventarisatie loverboyproblematiek Haaglanden. Gouda, JSO Deth, A. van, Repetur, L. & Storms, O. (2013). Registratie Slachtoffers loverboys in de jeugdsector. Utrecht: Movisie Dijke, A. van, Lamers, F., Talhpout, M., Terpstra, L., Werson, S., & Wind, A. de (2012). Wie zijn de meiden van Asja? De gang naar de jeugdprostitutie. Fier Fryslan Dijke, A. van & Terpstra, L. (2005). Loverboys: Feiten en cijfers. Een quick scan. Amsterdam: SWP Dijke, A., Terpstra, L. Berger, M. & Geurts, E. (2006). De betovering verbroken. SWP Frans, E., Franck, T. en Janssens, K. (2010). Vlaggensysteem. Sensoa en Movisie, Garant Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2013. Basismodel, meldcode huiselijkgeweld en kindermishandeling. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Ministerie van VJ, Ministerie van OCW & Ministerie van VWS (2011). Rijksbrede aanpak loverboyproblematiek, actieplan 2011-2014. Den Haag: Ministerie van Veiligheid en Justitie, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap & Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
27
Nationaal rapporteur mensenhandel (2013). De Negende rapportage mensenhandel. Amersfoort Tazelaar, W. (2011). Loverboyproblematiek in Jeugdzorginstellingen, Inventarisatie van de problematiek in Haaglanden en de wijze van registreren. Gouda, JSO Tazelaar, W. (2012). Factsheet Loverboyproblematiek. Gouda, JSO Verwijs, R., Mein, A., Goderie, M., Harreveld, C., & Jansma, A. (2011). Loverboys en hun slachtoffers. Inzicht in aard en omvang problematiek en in het aanbod aan hulpverlening en opvang. Utrecht: Verwey Jonker Instituut
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
28
Bijlage 1: Gebruikte vragenlijst
Met de vragenlijst worden de volgende onderdelen gemeten: Achtergrondgegevens deelnemer: werksoort, mate van zorgen van de maatschappelijk werker. Kenmerken van (vermoedelijk) slachtoffer /pleger: leeftijd, geslacht. Seksueel grensoverschrijdend gedrag: seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt gemeten met behulp van de categorieën van het Vlaggensysteem (Frans et al., 2010). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen licht, ernstig en zwaar seksueel grensoverschrijdend gedrag. Zie bijlagen voor meer informatie over het Vlaggensysteem. Prostitutie: hoewel dit een vorm van zwaar seksueel grensoverschrijdend gedrag is, is zowel prostitutie als seksuele handelingen in ruil voor een beloning ook als aparte vraag in de vragenlijst opgenomen, omdat dit thema centraal staat in deze peiling. Crimineel gedrag: zoals drugs of drankmisbruik, diefstal/overvallen en mensenhandel (andere jongens of meisjes ronselen voor criminele activiteiten of prostitutie). Loverboyproblematiek gaat vaak met crimineel gedrag gepaard. Belangrijkste achterliggende problematiek: om de achterliggende problematiek in kaart te brengen is hierbij uitgegaan van vijf profielen van slachtoffers van loverboys die genoemd worden in de betovering verbroken (Dijke, Terpstra, Berger, & Geurts, 2006). Deze profielen zijn: “faseproblematiek”, “zeer beïnvloedbaar”, “getraumatiseerd”, “multiproblematiek”, “eergerelateerd/streng religieus”. Jongeren voldoen zelden aan maar één profiel, maar er is vaak wel één profiel dat de meeste invloed lijkt te hebben. De deelnemers is gevraagd om alleen dit profiel aan te geven. In de bijlagen vindt u de toelichting op deze profielen. Opvallend gedrag: om signalen in kaart te brengen, konden deelnemers maximaal drie vormen van opvallend gedrag aangeven, zoals: “schoolverzuim/spijbelen”, “weglopen/nachten wegblijven”, “zich isoleren van familie en bekenden”, “nieuwe contacten”, “lage zelfwaardering/beïnvloedbaar”, “geen grenzen kunnen of durven aangeven”, “teruggetrokken gedrag”, “plotselinge huilbuien en/of woede-uitbarstingen”, “nieuwe (dure) spullen tot zijn /haar beschikking”, “slechte zelfverzorging”, “vermagering”, “zelfverwonding” en “contact met jongeren die zich prostitueren”. Politie betrokkenheid: is er melding of aangifte gedaan. Ingezette en benodigde hulp: deelnemers konden aangeven of de cliënt is besproken in een casusoverleg, of er hulp is ingezet en zo ja welke, en of het hulpaanbod toereikend is.
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
29
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
30
Bijlage 2: Signalenlijst
Uiterlijke en fysieke gesteldheid: Het meisje ziet er plotseling uitdagend en sexy uit, verandering in kleding en make-up, ziet er overdreven verzorgd uit, is moe en vermagerd, vertoont psychosomatische klachten, wil misschien een tattoo met een jongensnaam, heeft sporen van geweld, mishandeling of zelfverwonding. Houding ten opzicht van zichzelf: Het meisje heeft een lage zelfwaardering, weinig realistisch zelfbeeld, lijkt geen identiteit te hebben, onderschat of overschat zichzelf, depressief, snel beïnvloedbaar, plotselinge huilbuien en/of woede-uitbarstingen, durft of kan geen grenzen aangeven, vertoont teruggetrokken gedrag, plaatst zichzelf in een slachtofferrol, is hulpeloos en ziet niet in hoe ze situaties kan veranderen. Ziet geen uitweg, kan geheimen niet kwijt, heeft het idee dat alles haar weer overkomt. Gedrag (algemeen): Het meisje heeft (opeens) veel geld/dure spullen, heeft plotseling hoge schulden, ze vermijdt het onderwerp prostitutie of projecteert dit op anderen, opeens slechte(re) schoolprestaties / schoolverzuim, extreem vrolijk gedrag, gaat extreem vaak uit, hangt veel op straat rond, trekt zich terug, vertoont wegloopgedrag, eventueel drugs en/of drankmisbruik, is snel wisselend qua emoties, is weinig flexibel, ziet niet in hoe zij situaties kan benaderen/veranderen, is aanwezig in woning van anderen, hotelkamers en andere afgelegen locaties. Gedragssignalen op seksueel gebied: Het meisje heeft een obsessie met seks, grote angst voor lichamelijk contact, veel kennis op het gebied van seksualiteit, plotselinge gedragsverandering, concentratieproblemen, normvervaging ten opzichte van seksualiteit en het hebben van wisselende contacten, zelfverwonding. Gedrag en houding ten opzichte van anderen: Het meisje isoleert zich van vrienden en bekenden, heeft (opeens) veel nieuwe contacten, wordt gehaald en gebracht met scooter/auto, weinig binding met thuis (ruzies en meningsverschillen), heeft opeens afwijkende normen, vertoont sociaal wenselijk gedrag (om geen wantrouwen te wekken), heeft totaal ander gedrag op verschillende plekken, bijvoorbeeld op school of in het bijzijn van vrienden, er zijn thuis en op school problemen (weglopen, spijbelen vooral op maandag en vrijdag, slechte schoolprestaties), lijkt opeens alleen bezig te zijn met seks, heeft plotseling belangstelling voor bepaalde jongens, reageert spanningen af, gaat om met 'ouderen', is niet aanspreekbaar op haar gedrag, wordt veel gebeld op haar mobiel. Lichamelijke signalen/ gezondheidsklachten: Het meisje heeft buikpijn, pijn/bloed aan anus, vagina, blaasontsteking, pijn in bovenbenen, eetproblemen, seksueel overdraagbare aandoeningen, ongewenste zwangerschap.
Peiling loverboyproblematiek BJz Haaglanden 2014 JSO
31