Pedagogisch werkplan Peuterspeelzalen
1
Inhoudsopgave
Blz. 1
Inleiding
Blz. 3
1.0 Uitgangspunten 1.1 Visie 1.2 Doelstellingen 1.3 Veiligheid en hygiëne 1.4 Dagindeling 1.5 Verschillende activiteiten 1.6 VVE programma 1.7 Groepsregels (ook voor de ouders) 1.8 Mentorschap 1.9 Feesten
Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz.
2.0 Ouderbeleid 2.1 Vrijwilligers op de groep 2.2 Ouders voor hand-en-spandiensten 2.3 Oudergesprekken
Blz. 10 Blz. 10 Blz. 10
3.0 Organisatiebeleid 3.1 Plaatsing en aannamebeleid 3.2 Organisatiestructuur 3.3 Ouder Commissie 3.4 Klachtenbeleid
Blz. 10 Blz. 11 Blz. 11 Blz. 12
4.0 Personeelsbeleid 4.1 Personele bezetting 4.2 Ziekmelding 4.3 Opleidingseisen 4.4 Deskundigheidsbevordering 4.5 Vakliteratuur en congressen
Blz. 12 Blz. 12 Blz. 13 Blz. 13 Blz. 13
5.0 Accomodatiebeleid 5.1 Vergunning 5.2 Verhuizen
Blz. 13 Blz. 13
6.0 Externbeleid 6.1 Basisscholen 6.2 MD team 6.3 GGD 6.4 De bibliotheek
Blz. 13 Blz. 14 Blz. 14 Blz. 15
7.0 Bronvermelding 7.1 Bronnen
Blz. 16
4 4 6 7 8 8 9 9 9
2
Inleiding Het pedagogisch werkplan is de weerslag van de werkwijze zoals deze binnen de stichting gehanteerd wordt op de werkvloer. Dit pedagogisch werkplan komt naast het pedagogisch beleidsplan. In het pedagogisch beleidsplan wordt weergegeven wat Wasko verstaat onder kwaliteit in de kinderopvang zoals dat staat aangegeven in de Wet Kinderopvang; „verantwoorde kinderopvang is kinderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige omgeving‟. Het pedagogische werkplan geeft het dagelijkse handelen op de werkvloer weer. Peuterspeelzaalleidsters die bij Wasko op de peuterspeelzaal werken, zijn bekend met het pedagogisch werkplan en conformeren zich hieraan. Het zijn richtlijnen voor het dagelijks handelen. Ouders en verzorgers van peuters kunnen in het pedagogisch werkplan terugvinden hoe er gehandeld wordt in de peuterspeelzaal. Op bestuurlijk niveau is het een document dat naar buiten toe de werkwijze van het werken met peuters weergeeft. Voor de hele organisatie is het een document waarin steeds aanpassingen kunnen plaatsvinden als het beleid verandert.
3
1.0 Uitgangspunten 1.1 Visie De peuterspeelzalen staan open voor alle peuters, ongeacht afkomst en ontwikkelingsmogelijkheden, indien zij kunnen functioneren binnen een groep van 15 leeftijdsgenoten, onder leiding van twee vaste peuterspeelzaalleidsters. Een uitzondering hierop is peuterspeelzaal ‟t Blassekeijndje te Bleskensgraaf. Hier zijn een vaste peuterspeelzaalleidster en een vrijwilliger werkzaam. Voor verdere informatie hierover verwijzen wij u naar het aannamebeleid. De peuterspeelzalen zijn een wijkgerichte basisvoorziening waar ouders met hun kinderen vanaf 2 jaar en 3 maanden en 4 jaar naar toe kunnen.
1.2 Doelstellingen - Het bieden van emotionele veiligheid: Dit gebeurt door vaste peuterspeelzaalleidsters op de groep te hebben die door communicatie en houding zorgen voor een band met de kinderen. Door plezier en enthousiasme in de dagelijkse omgang worden peuters uitgenodigd zichzelf te zijn. Je bevordert daardoor een vertrouwensband en creëert een veilige situatie. Het is beter positieve feedback te geven bij gewenst gedrag, dan straf bij negatief gedrag. Als een kind niet opruimt en andere wel dan krijgen de kinderen die opruimen een complimentje, meestal gaan de anderen dan ook meehelpen. Dit werkt beter dan het kind dat niet meehelpt op zijn kop te geven. Een consequente houding van de peuterspeelzaalleidsters zorgt ervoor dat een kind weet waar het aan toe is. Vaste regels gelden voor iedereen en altijd. De emotionele ontwikkeling wordt in de peuterleeftijd vooral gekenmerkt door het voortdurend vragen stellen en koppig zijn. Ouders zeggen vaak: “Mijn kind is twee en zegt alleen maar nee”. Daarnaast wil een peuter graag lief gevonden worden, maar heftige driftbuien kunnen met enige regelmaat voorkomen. Een peuter imiteert, herhaalt en droomt veel. Op deze manier kan hij zijn gevoelens steeds beter leren verwerken.
- Gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke competenties: Met persoonlijke competenties worden persoonskenmerken zoals veerkracht, zelfstandigheid, zelfvertrouwen, flexibiliteit en creativiteit bedoeld. Deze kenmerken stellen een kind in staat om allerlei problemen adequaat aan te pakken en zich goed aan te passen aan veranderende omstandigheden. Dit kan bevorderd worden door de inrichting van de ruimte en het aanbod van materialen. In het lokaal zijn verschillende hoeken waar de peuters kunnen spelen en zichzelf kunnen ontwikkelen. Enkele voorbeelden zijn een poppen/ huishoek, boekenhoek, autokleed, blokkenhoek, tekentafel, puzzeltafel en een verfbord. De peuters kunnen zelf kiezen wat ze willen doen en elke hoek leert ze weer andere dingen. Daarnaast bevorderen de vaardigheden van de peuterspeelzaalleidsters in het uitlokken en begeleiden van spel en de aanwezigheid van bekende leeftijdsgenoten het ontwikkelen van persoonlijke competenties.
- Gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competentie: Peuters van 2 jaar die op de peutergroep binnen komen, spelen vaak nog alleen. Ze spelen naast andere kinderen i.p.v. met andere kinderen. Dan zitten er 2 peuters met
4
een boerderij te spelen en als je dichterbij komt hoor/ zie je 2 verhalen die zich naast elkaar afspelen. De peuterspeelzaalleidsters stimuleren het spel en spelen met de peuters mee. De peuterspeelzaalleidsters gaan bij de kinderen in de huishoek een kopje koffie drinken en gaan mee in het spel van de peuters. Er zijn ook peuters die nog niet zelf tot spel komen. De peuterspeelzaalleidsters proberen deze peuters stapje voor stapje te begeleiden om zo tot spel te komen. Dit spel begint vaak klein en aan tafel, bijvoorbeeld met de duplo of een boerderij en pas later in de hoeken. Peuters die bijna 4 zijn kunnen vaak al veel beter samen spelen en hebben echte fantasieverhalen in hun spel. Sommige peuters hebben op de peutergroep echte maatjes waar ze veel mee spelen en waar ze ook naar vragen als de andere er niet is. In de peuterleeftijd ontwikkelt ook de drang om te willen helpen en hetzelfde te willen doen als de volwassenen. Ze vinden het heel leuk om de peuterspeelzaalleidster te mogen helpen en zijn dan heel trots als ze iets hebben mogen doen.
- Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van cognitieve competenties: We kunnen taal onderverdelen in passief en actief taalgebruik: - passief taalgebruik: de taal die de peuter wel begrijpt, maar nog niet spreekt. - actief taalgebruik: de taal die de peuter zelf spreekt. Taal is het middel om contact te maken (sociale ontwikkeling), om uitdrukking te geven aan gevoelens en behoeften (emotionele ontwikkeling) en verschaft toegang tot een gemeenschappelijke denkwereld (verstandelijke ontwikkeling). Peuters die niet of slecht (Nederlands) praten, kunnen problemen ondervinden bij het maken van contact. Als je duidelijk wilt maken hoe jij je voelt, kun je gaan huilen of lachen. Hiermee kun je de peuterspeelzaalleidster al veel duidelijk maken, maar waarom dit gebeurt, is meestal moeilijker te begrijpen. Hoe verder de taalontwikkeling is hoe makkelijker het wordt om dingen duidelijk te maken. Al kijkend, voelend, proevend en tastend ervaren de kinderen dat dingen heel verschillend zijn. Daarom stimuleren we op de peuterspeelzaal voortdurend de natuurlijke nieuwsgierigheid en leergierigheid van de peuters. We werken met verschillend, afwisselend materiaal dat per thema wisselt. Op die manier worden de peuters geprikkeld om te gaan ontdekken wat het is en ervaren wat ermee gedaan kan worden. - Eigen maken van waarden en normen, ‘cultuur’: Kinderen moeten de kans krijgen om zich de waarden en normen eigen te maken van de samenleving waarvan zij deel uit maken. De peuters zitten allemaal in dezelfde groep, maar hebben verschillende achtergronden. Hier heb je als peuterspeelzaalleidsters tot op zekere hoogte rekening mee te houden. Door inleving in het kind, open te staan en te luisteren naar signalen die zij afgeven, kan je op een juiste, begripvolle manier kinderen corrigeren of op andere gedachten brengen. Sommige ouders leren hun kinderen dat ze terug moeten slaan als er wat gebeurt, maar daar denken wij op de peuterspeelzaal anders over. Het is dan belangrijk dat je het de peuters niet alleen verbiedt, maar dit op zo‟n manier doet dat ze ook snappen waarom het van de peuterspeelzaalleidster niet mag. - Gelegenheid tot het ontwikkelen van lichamelijke en motorische vaardigheden: Kinderen ontwikkelen zich op hun eigen manier en op hun eigen tempo. Peuterspeelzaalleidsters zorgen ervoor dat ze de ruimte en het materiaal krijgen om zich op hun eigen manier te ontwikkelen. De peuterspeelzaal is zo voorzien van materiaal dat iedere peuter op zijn niveau bezig kan zijn.
5
Er zijn makkelijke en moeilijkere puzzels, grote en kleine auto‟s, je kan met blokken spelen of een ketting rijgen. In de peuterleeftijd is vooral in de fijne motoriek een grote sprong te zien. Kijk maar naar de tekeningen die eerst krassend vanuit de schouder werden gemaakt en het netjes binnen de lijntjes kleuren vanuit de „polsen‟ zoals ze doen als ze op de kleuterleeftijd komen. - Gelegenheid bieden om creatief te ontwikkelen: De peuterspeelzaalleidsters zijn zich bewust van deze ontwikkelingsfase waarin het voor een peuter belangrijk is om te ervaren hoe materie, waarmee hij iets doet, voelt. Daarom worden verschillende materialen aangeboden die aansluiten bij de ontwikkeling van de individuele peuter. Hierbij moet gedacht worden aan zand, water, klei of vingerverf. Soms vinden ze het eerst nog eng om met de handen te verven, maar meestal als ze zien dat andere het ook doen willen ze zelf ook. We stimuleren de peuters om aan de activiteiten mee te doen, maar als ze echt niet willen, hoeft het niet. - Gelegenheid bieden om muzikaal te ontwikkelen: Op de peuterspeelzaal wordt veel gesproken en gespeeld, maar er is ook plek voor muziek. Dit komt op verschillende manieren naar voren. Er wordt in de kring veel gezongen; korte liedjes op peuterniveau. Peuters worden niet gedwongen om mee te zingen, dit gebeurt meestal vanzelf omdat ze het zo leuk vinden dat ze vanzelf mee gaan doen. Tijdens het zingen worden ook wel eens de muziekinstrumenten erbij gehaald en dan mag iedere peuter zelf muziek maken. Daarnaast kan er met de CD meegezongen worden of gedanst.
1.3 Veiligheid en hygiëne Wasko is verantwoordelijk voor de veiligheid in en om het gebouw. Deze verantwoordelijkheid strekt zich uit van erop toezien dat de buitendeur goed dicht zit, tot het erop letten of er geen meubilair aan vervanging toe is. Als er gebreken geconstateerd worden, moeten deze zo spoedig mogelijk verholpen worden. Regelmatig worden alle peuterspeelzalen gecontroleerd op de geldende veiligheidseisen. Het speelgoed dat we aanschaffen wordt gecontroleerd of het veilig en goed schoon te houden is. Brandveiligheid: De peuterspeelzaal heeft een vergunning van de brandweer. Dat betekent dat aan alle brandveiligheidseisen wordt voldaan. Er is een brandblusapparaat aanwezig dat 1 maal per jaar gecontroleerd wordt. Er wordt elk half jaar geoefend om met de peuters zo snel mogelijk buiten te komen; er wordt een ontruiming gehouden. Alle peuterspeelzaalleidsters zijn op de hoogte van hoe ze moeten handelen in geval van nood. Regelmatig houdt de brandweer een oefening. Hierbij wordt gekeken hoe het op dat moment gaat maar ook wat er nog veranderd kan worden. Ook de preventiemedewerker en de peuterspeelzaalleidsters zelf houden regelmatig oefeningen (minimaal 2 keer per jaar). EHBO: Op alle peuterspeelzalen is een EHBO-doos aanwezig, die één keer in de 3 maanden gecontroleerd wordt. Er wordt dan gekeken of er nog voldoende is en of de houdbaarheidsdatum niet overschreden is. Als dit wel het geval is wordt het vervangen en wat te weinig is wordt aangevuld. Op elke locatie is altijd iemand werkzaam met een geldig BHV diploma.
6
Vanuit de GGD is een lijst met kinderziektes. Hierin is beschreven wat de symptomen zijn en hoe te handelen. N.a.v. deze GGD punten heeft Wasko een weringsbeleid opgesteld waarin staat wanneer een kind wel of niet naar de peuterspeelzaal mag. Voor verder informatie hierover verwijzen wij u naar dit weringsbeleid. Als een peuter wordt ingeschreven moet door de ouders/verzorgers aangegeven worden of het kind is ingeënt en waartegen. Hierbij moeten ze een kopie van het vaccinatieprogramma inleveren. Op alle peuterspeelzalen zijn de huisartsen van de peuters bekend met bijbehorende telefoonnummers. Daarnaast is bij alle peuterspeelzaalleidsters het nummer 112 bekend. Hygiëne: De peuterspeelzaal wordt elke dag schoongemaakt door een schoonmaakbedrijf. Het speelgoed, kasten, meubilair enz. wordt volgens een schema door peuterspeelzaalleidsters al dan niet met hulp van ouders schoon gemaakt. De peuterspeelzaalleidsters vervangen elk dagdeel de hand-/theedoeken en vaatdoeken. Voor peuterspeelzaalleidsters en peuters geldt de regel “na het plassen handen wassen”. Naast alles wat peuterspeelzaalleidsters, preventiemedewerker en ouders zien komt er één keer per jaar iemand van de GGD kijken naar alles op gebied van EHBO en hygiëne. Daaruit komt een rapport wat ook voor ouders in te zien moet zijn. N.a.v. dit rapport wordt een plan gemaakt met verbeterpunten.
1.4 Dagindeling De peuters bezoeken de peuterspeelzaal op vaste dagdelen. Elke groep heeft vaste peuterspeelzaalleidsters en er wordt gewerkt met vaste punten en punten die variabel zijn. Vaste punten zijn het binnenkomen, vrij spelen, de kring en het naar huis gaan. Daarnaast komen knutselactiviteit, buitenspelen, gymmen en (kleine) kringactiviteiten voor. ‟s Ochtends om half negen gaat de deur open en kunnen de peuters gebracht worden. Als de peuters gebracht worden, is er tijd om elkaar te begroeten en een praatje te houden met ouder/ verzorger en peuter. Op de tafels staat speelgoed voor de peuters klaar en ze kiezen zelf wat ze willen gaan doen. Ouders/verzorgers hebben de mogelijkheid om even mee te spelen. Daarna nemen ze afscheid en na even zwaaien gaan de ouders/verzorgers naar huis. Het is wel de bedoeling dat ze na een kwartier, dus dat is ‟s ochtends om kwart voor 9 weer weg zijn zodat er rust in de groep komt. Dit geldt ook voor de middag; vanaf het moment dat de peuters binnen mogen tot een kwartier erna is er de mogelijkheid om samen te spelen en even met de peuterspeelzaalleidster te praten. Daarna moeten alle ouders/verzorgers weg en gaan ze verder met het programma. Meestal is het dan vrij spelen en mogen de peuters doen wat ze willen. Hierbij gelden wel regels, zie hiervoor het hoofdstuk regels (H1.7). Halverwege en/of aan het eind van de dag wordt er een kring gehouden. Wat er in de kring gedaan wordt, kan door de peuterspeelzaalleidsters zelf ingevuld worden. Dit kan een boekje voorlezen zijn, liedjes zingen, een spel of een gezellig praatje. Ook kan ervoor gekozen worden om het knutselwerkje wat na de kring gedaan wordt uit te leggen. Vast staat dat er in de kring met de peuters een kaakje wordt gegeten en wat gedronken. Net voordat ze naar huis gaan krijgen de peuters een stukje fruit. Het kaakje, fruit en drinken wordt door Wasko verzorgd. Aan het eind van de ochtend of middag komen de ouders/verzorgers de peuters ophalen. Kleurplaten mogen gelijk mee naar huis. Verf-, plak- en knutselwerkjes blijven vaak nog op de peuterspeelzaal om te drogen.
7
1.5 Verschillende activiteiten Naast alle vaste dingen die bij de dagindeling al zijn benoemd komen er nog veel andere activiteiten voor. Veel hiervan staan beschreven onder het kopje feesten. Wat daar niet onder valt is hier te lezen. Op sommige peuterspeelzalen wordt minimaal één keer per jaar het project “Boekenpret” gehouden. Het is een voorleesstimuleringsproject wat door de bibliotheek wordt georganiseerd. Dit houdt in dat er vanuit de bibliotheek een doos komt met 20 dezelfde boekjes. Hierbij wordt materiaal geleverd om het verhaal uit te spelen. Dit wordt op de peuterspeelzaal gedaan met de ouders erbij. Hierbij krijgen de ouders ook uitleg over boekenpret en hoe ze thuis met boekjes bezig kunnen zijn. Hierna krijgen de peuters het boekje mee naar huis om het daar nog enkele keren te lezen.
1.6 VVE groepen Naast regulier peuterwerk biedt WASKO ook peuterwerk gericht op peuters die extra ondersteuning nodig hebben. Op deze groepen werken 2 gediplomeerde peuterspeelzaalleidsters. Door een combinatie van spelen, werken en leren worden de peuters extra gestimuleerd in hun ontwikkeling. Deze vorm van peuterwerk richt zich nog intensiever dan het reguliere peuterwerk op alle gebieden die een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van een kind. Deze gebieden, uiteenlopend van denk- en taalontwikkeling tot creatieve en persoonlijkheidsontwikkeling, worden aangeboden door de Piramidemethode. Piramide valt onder de voor- en vroegschoolse educatie (VVE) de VVE groep is gericht op peuters die, om welke reden dan ook, een achterstand hebben op hun leeftijdsgenootjes. Deze achterstand heeft in principe niets te maken met intelligentie. Door deze peuters in een VVE-groep te plaatsen, kan de achterstand al op de peuterspeelzaal worden verkleind en zo mogelijk opgeheven, waardoor de kinderen een betere start kunnen maken op de basisschool. WASKO werkt met de Piramidemethode. Deze methode kan doorlopen in de kleutergroepen 1 en 2 van de basisschool. In Alblasserdam is er een basisschool die ook met Piramide werkt. Zeker voor peuters die na de peuterspeelzaal nog wat extra ondersteuning nodig zouden hebben is die doorgaande lijn prettig. Als kinderen op jonge leeftijd een stevige basis meekrijgen, zullen die kinderen in groep 3, als ze met het echte reken- en taalwerk aan de slag gaan, een betere kans op succes hebben. Peuters in een VVE groep komen vier maal per week naar de peuterspeelzaal. Deze peuters worden tussen hun derde en vierde jaar 3 keer getoetst en geobserveerd. Als de toetsscore laag is, worden deze peuters in het tutorprogramma opgenomen. Dit houdt in dat ze extra begeleiding krijgen op de punten die zwak zijn. VVE groepen werken binnen thema‟s. Deze thema‟s staan beschreven in Piramide, maar hoe ze precies uitgewerkt worden is per groep verschillend. Niet alles wat beschreven staat komt per project naar voren, er wordt ook wel eens voor gekozen om een project minder breed aan te bieden maar op 1 of 2 punten dieper in te gaan. Het spelmateriaal wisselt ook met de projecten mee. Er komen andere puzzels in de kast, de ontdektafel wordt veranderd, er liggen andere kleurplaten en soms is de poppenhoek ineens een watertafel. Op deze manier is er elke keer wat nieuws en worden de peuters geprikkeld om te gaan ontdekken en ontwikkelen. Aan het begin van een nieuw thema wordt er aan de peuters een nieuwsbrief meegegeven waarin u als ouder/ verzorger kunt lezen waar ze het over gaan hebben, welke woorden centraal staan en welke liedjes ze gaan leren. Bij de VVE groepen en ook bij sommige reguliere groepen is er per thema ook een inloop. Dit houdt in dat u bij het brengen met uw peuter een activiteit gaat doen. Dit kan een plakwerkje zijn, maar ook samen iets ontdekken. Het is net wat anders dan bij een normaal brengmoment, want nu doen alle ouders hetzelfde en anders kon er uit verschillende dingen gekozen worden.
8
1.7 Groepsregels Personeel en ouders dienen bekend te zijn met de regels die de peuterspeelzaal stelt ten aanzien van allerlei zaken. Zij zullen deze regels ook zoveel mogelijk moeten volgen. Denk hierbij aan: - De tijden van brengen en halen. Vanaf dat de deur open gaat, is er een kwartier de mogelijkheid om als ouder/verzorger met de peuter door te brengen en samen te spelen, daarna gaat de deur dicht. Het tijdig melden van ziekte van de peuter, vooral infectieziekten. De richtlijnen met betrekking tot wering van een ziek kind zijn beschreven in het protocol wering infectie en andere besmettelijke ziekten (zie map protocollen die op elke peuterspeelzaal staat). Het afmelden van de peuter kan (het liefst) op het dagdeel dat de peuter komt spelen en dan vanaf 15 minuten voor speeltijd. Geef hierbij dus aan of het kind ziek is of dat het gaat om een dagje weg. - De peuters mogen alleen aan de ouders/verzorgers meegegeven worden. Dit betekent dat ouders het moeten doorgeven als de peuter door een ander wordt opgehaald. - In verband met kwijtraken, hygiëne, veiligheid en ruzie wordt het meenemen van eigen speelgoed afgeraden. Dit geldt ook voor knuffels en een speen. Alleen als uitzondering gebeurt het dat een peuter die nog aan het wennen is een speen meeneemt of in de tas heeft zitten. - Op de peuterspeelzaal spreken we Nederlands. Van de ouders wordt verlangd dat ze op de peuterspeelzaal Nederlands praten, zowel met hun kind, als ouders onderling. Als tip: Naam op de tas en in de jas.
1.8 Mentorschap Ieder kind heeft een eigen mentor. Elke peuterspeelzaalleidster let op een aantal kinderen in het bijzonder. De mentor volgt hoe het kind zich ontwikkelt, observeert en brengt hierover verslag uit aan de ouders. De mentor zorgt ervoor dat bijzonderheden bij de betreffende peuterspeelzaalleidsters bekend zijn. Indien nodig regelt de mentor dat er afspraken gemaakt worden met betrekking tot de verzorging en/of begeleiding van het kind. Tevens bewaakt de mentor hiervan de voortgang.
1.9 Feesten Op de peuterspeelzaal wordt aandacht besteed aan de volgende feesten: - Pasen - Sinterklaas - Kerstmis - Zomerfeest (afsluiting van het schooljaar) - Koninginnedag - Carnaval/verkleedfeest - Verjaardag Aan deze feesten geeft iedere peuterspeelzaalleidster een eigen invulling. In het oog houdend dat WASKO een neutrale stichting is, ligt de nadruk rond bv. Pasen en Kerst op gezelligheid. Het Kerstverhaal wordt verteld. Een verjaardag of overgang naar de basisschool kan niet ongemerkt voorbij gaan. Deze wordt op de peuterspeelzaal gevierd en de ouder(s)/verzorger(s) mogen hierbij zijn. Als er dan voor een kwartier een jonger broertje of zusje meekomt, is dat niet erg, in tegenstelling tot wanneer de ouder/ verzorger als hulp/ vrijwilliger op de groep aanwezig is.
9
Bij het vieren van een verjaardag hoort een echte verjaardagsmuts en als de peuter 4 wordt krijgen ze momenteel bij de meeste peuterspeelzalen een tegeltje met hun hand of tekst erop. Voor het vieren van feesten is een protocol opgesteld. Voor meer informatie kunt u terecht bij de peuterspeelzaalleidster.
2. Ouderbeleid 2.1 Vrijwilligers op de groep In Bleskensgraaf wordt er gewerkt met één vaste peuterspeelzaalleidster en een vaste vrijwilliger die daar een vergoeding voor krijgt. In dat geval is de peuterspeelzaalleidster verantwoordelijk voor alles wat er op de groep gebeurt. Zij bepaalt wat er gedaan wordt, hoe en wanneer.
2.2 Ouders voor hand- en spandiensten Wij werken op de peuterspeelzaal met een schoonmaakschema. Dit houdt in dat er elke maand een groep de verantwoordelijkheid heeft dat bepaalde dingen schoongemaakt worden. Hierbij vragen we hulp aan de ouders. Het kan zijn dat u gevraagd wordt om thuis bv. de poppenhoekspullen schoon te maken of dat u op de groep komt om de puzzels, boekjes, kasten, enz. schoon te maken. Daarnaast vragen we de hulp van ouders bij feesten om het eten (bv. pannenkoeken) klaar te maken. Maar het kan ook zijn dat de peuterspeelzaalleidsters vragen of u op die dag op de groep aanwezig wilt zijn zodat er wat extra handen in de groep zijn. Op sommige groepen hebben we ook vaste „hulpouders‟. Dit zijn ouders die het niet erg vinden als er vaker een beroep op hun wordt gedaan. Dit kan beteken dat we die ouders vragen om sinterklaascadeautjes in te pakken, mee te lopen als we naar de kinderboerderij gaan en meer van zulke dingen.
2.3 Oudergesprekken Naast alle gesprekken die er bij het halen en brengen plaatsvinden, zijn er nog geplande gesprekken. Dit zijn de zo genaamde oudergesprekken. Reguliere kinderen hebben deze met 3 jaar (en minimaal 3 maanden op de peuterspeelzaal) en met bijna 4. Ouders, die kinderen hebben die het VVE programma volgen, hebben gesprekken die gekoppeld zijn aan de toetsen. In deze gesprekken wordt aan de hand van een observatieformulier (en bij VVE toetsgegevens) besproken hoe het met de peuter gaat. Na het gesprek wordt er een formulier ingevuld waarop kort het gesprek wordt samengevat. Dit formulier wordt door de ouder ondertekend.
3. Organisatiebeleid 3.1 Plaatsing en aannamebeleid. Zowel de reguliere groep als de VVE groep bestaat uit maximaal 15 peuters. Er wordt geprobeerd om de groepsopbouw uit verschillende leeftijden te laten bestaan zodat er van alle leeftijden peuters aanwezig zijn. Daarnaast wordt er ook gekeken naar de afwisseling tussen jongens en meisjes. Als er geen wachtlijsten zijn kan het wel eens voorkomen dat een groep niet vol zit of dat er veel meer jongens dan meisjes op een groep zitten (of andersom). Hier is helaas niet veel aan te doen. Bij het plaatsen van peuters zijn er nog meer punten waar rekening mee gehouden wordt.
10
Voor verder informatie verwijzen wij u door naar de afdeling Plaatsingen. Voordat de peuter naar de peuterspeelzaal komt is er een intakegesprek met de ouders/verzorgers. Hier wordt een stukje informatie gegeven over de peuterspeelzaal en is er de mogelijkheid om vragen te stellen. Daarnaast wordt er kennis gemaakt met de peuterspeelzaalleidsters bij wie de peuter in de groep komt. Op de eerste dag dat een peuter komt spelen, worden ze gevraagd om iets later te komen zodat de andere ouders al weg zijn. Op die manier is het minder druk en rommelig in de groep waardoor de peuterspeelzaalleidsters tijd hebben om rustig de eerste keer spelen te begeleiden. Als alle informatie is uitgewisseld, is het tijd om afscheid te nemen. Soms is dit even moeilijk en dat geldt niet altijd alleen voor de peuter. Toch is het verstandig dit moment van afscheid kort en duidelijk te houden en af te spreken dat er gebeld wordt als het niet gaat.
3.2 Organisatiestructuur en visie Wasko is een organisatie voor kinderopvang, buitenschoolse opvang, tussenschoolse opvang en peuterspeelzaalwerk. Dit werkplan gaat over peuterspeelzalen dus daar wordt in dit hoofdstuk de lijn van de organisatie van bekeken. De organisatie is opgesplitst in 2 stichtingen, de stichting Wasko en de stichting peuterspeelzalen Papendrecht. Het gehele organogram is bij de peuterspeelzaalleidsters op te vragen (intranet). Kinderen groeien op in een complexe, veeleisende en zich razendsnel ontwikkelende samenleving. Kinderen groeien steeds vaker op in veelvormige gezinnen. In deze complexe wereld benadrukt Wasko het belang dat ieder kind telt, elk kind kansen moet krijgen en voor alle kinderen kinderopvang moet zijn. Vanuit ons maatschappij- en mensbeeld wordt onze visie gekenmerkt door vier O‟s: • Opvang • Ontwikkeling • Ontspanning • Opvoeding Met als doel om – samen met het onderwijs (de vijfde O) – het welbevinden en de ontwikkeling van schoolkinderen te verbeteren. Wij richten ons op kinderen van nul tot en met 12 jaar (einde groep 8 basisschool).
3.3 Ouder Commissie Dit is het medezeggenschapsorgaan van de peuterspeelzalen waarvan de leden de ouders die gebruik maken van de peuterspeelzaal vertegenwoordigen. Ze proberen de belangen van ouders zo goed mogelijk te behartigen bij het management/ bestuur door aanwijzingen van een vertegenwoordiger in de Gebruikersraad. Ook de communicatie tussen ouders en personeel en tussen ouders onderling proberen ze te bevorderen. Daarnaast hebben ze een adviserende rol ten aanzien van kwaliteit en organiseren ze activiteiten of informatie/ ouderavonden. Ouders uit de ouder commissie fungeren als aanspreekpunt niet als klachtencommissie.
11
3.4 Klachtenbeleid Op alle peuterspeelzalen liggen klacht/verbeter/complimentkaarten. Hierop kunnen ouders en peuterspeelzaalleidsters een opmerking maken. Dit geldt voor dingen die niet goed gegaan zijn maar ook als iets juist heel leuk is geweest. De vestigingsmanager wil dit graag weten. Alleen als hij dingen te horen krijgt kan er iets mee gedaan worden. De meldingen worden goed doorgenomen en na afloop van elk kwartaal wordt er een analyse gemaakt van alle opmerkingen en maakt de vestigingsmanager naar aanleiding daarvan een plan van aanpak. Hiermee gaat hij naar de directie en de oudercommissie. Wordt de melding niet naar tevredenheid afgehandeld dan is er de mogelijkheid een klacht in te dienen. Hiervoor heeft Wasko een Klachtenprocedure. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen ouders en personeel. Voor personeel is de klachtenprocedure te vinden op intranet. Voor ouders is de klachtenprocedure te vinden op de website; www.wasko.nl
4. Personeelsbeleid 4.1 Personele bezetting De peuterspeelzaalleidsters geven uitvoering aan het peuterspeelzaalwerk. De functie en taakomschrijving zijn volgens de Cao-welzijn. Specifieke taken liggen vast in een takenlijst te vinden in de P&O map. Op een reguliere groep en op een VVE groep staan 2 gediplomeerde peuterspeelzaalleidsters. Er zijn 2 soorten vergaderingen waar de peuterspeelzaalleidsters aan deelnemen: Groepsoverleg (met de peuterspeelzaalleidsters van de locatie en de leidinggevende van de locatie). Een Groepsoverleg is 1 keer in de 8 weken. Deze zijn per peuterspeelzaal geregeld en daarin worden zaken besproken die voor de peuterspeelzaal belangrijk zijn. Denk hierbij aan de invulling van festiviteiten of kiezen van sint of vader-/moederdagcadeau. Ook vinden er kindbesprekingen plaats. Locatieoverleg (met alle medewerkers van de locatie/brede school waar de peuterspeelzaal bij hoort). Dit overleg is 4 keer per jaar. Hierin worden vooral locatiespecifieke zaken besproken zoals de locatieplannen, de samenwerking met de school en de bso, de doorgaande lijn, etc.
4.2 Ziekmelding Als een peuterspeelzaalleidster ziek is, belt ze haar directe collega en die gaat voor vervanging zorgen. Gaat het om langdurige afwezigheid dat vanaf het begin duidelijk is, dan wordt er gestreefd naar vervanging te zoeken voor langere tijd. Dit wordt gedaan door de teamleider. Dit dient dan ook aan die persoon doorgegeven te worden. Naast het informeren van je directe collega moet er ook naar het Waskokantoor gebeld worden op de dag dat je ziek bent geworden (voor 9.00 uur) en daarbij moet aangegeven worden wat de klachten zijn. Het protocol ziekmelding is te vinden op intranet. Zodra de peuterspeelzaalleidster weer in staat is om te werken moet ze zichzelf weer beter melden bij het Waskokantoor. Als een peuterspeelzaalleidster langer dan 2 weken ziek is, krijgt ze een brief van de arbodienst waarin om contact wordt verzocht.
12
4.3 Opleidingseisen Peuterspeelzaalleidsters op de peuterspeelzaal moeten een pedagogische opleiding hebben afgerond op minimaal MBO (3 niveau), spw 3 of 4, cw, sd, vz, aw, ab, sph of een CIOS- of PABO-opleiding hebben voltooid.
4.4 Deskundigheidsbevordering De peuterspeelzaalleidsters worden regelmatig cursussen aangeboden zodat ze blijven groeien. Dit kunnen cursussen zijn die vanuit Wasko worden aangedragen, maar de peuterspeelzaalleidsters mogen zelf ook aangeven als er interesse voor een bepaalde cursus/opleiding is. Voor verdere informatie, zie scholingsplan.
4.5 Vakliteratuur en congressen Op verzoek is het mogelijk om als medewerker van Wasko congressen bij te wonen. Op het Waskokantoor is vakliteratuur beschikbaar.
5. Accommodatiebeleid 5.1 Vergunning Het gebouw/lokaal waarin de peuterspeelzaal gevestigd is, moet aan een aantal eisen voldoen. Denk bijvoorbeeld aan brandveiligheid en hygiëne. Dit laatste wordt door de GGD in de gaten gehouden. Hiervoor zijn landelijke richtlijnen opgesteld die door de GGD ook jaarlijks worden gecontroleerd. Als beide punten goed zijn, wordt er vanuit de gemeente een vergunning verstrekt om van die locatie gebruik te maken voor een peuterspeelzaal. Deze vergunning dient ook op elke peuterspeelzaal zichtbaar aanwezig te zijn.
5.2 Verhuizen Soms gaat een peuterspeelzaal van locatie verhuizen. Dit kan zijn omdat de oude locatie een andere bestemming heeft of omdat er door de verhuizing betere omstandigheden komen. Dit is een vorm van kwaliteitsverbetering.
6. Externbeleid 6.1 Basisscholen Sinds enkele jaren is er een overdracht tussen de basisscholen en de peuterspeelzalen. Dit wordt bij alle peuters gedaan door middel van de peuterestafette (zie intranet). Wanneer een kind de peuterspeelzaal verlaat om naar de basisschool te gaan, wordt dit formulier ingevuld. Dit wordt met de ouders/verzorgers besproken en na ondertekening opgestuurd naar de basisschool. Het doel is vroegtijdig ontwikkelingsstoornissen en andere problemen te onderkennen, zodat men op de juiste wijze voor de goede begeleiding kan zorgen. Bij VVE kinderen wordt naast deze peuterestafette ook de grafiek met toetsscores naar de basisschool opgestuurd als deze met de methode Piramide werkt. Op deze manier kan de doorgaande lijn van de peuters verder gaan als ze kleuter zijn.
13
6.2 MD team Het MD team (MDT) 0-4 is een samenwerkingsverband van beroepskrachten van diverse organisaties in de gemeente Papendrecht en Alblasserdam. Het MDT 0-4 is gericht op kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 4 jaar en hun omgeving en/of gezinssysteem. De doelstelling van het netwerk is de volgende: Het zo vroegtijdig mogelijk signaleren van drempels en bedreigingen in de ontwikkeling van het jonge kind, het plegen van interventies door een of meerdere participanten van het MDT 0-4, alsmede het onderling afstemmen van deze interventies met als doel het verhelpen, voorkomen en terugdringen van deze drempels. De organisaties die deelnemen zijn: Rivas Zorggroep, gemeente Papendrecht, gemeente Alblasserdam en Wasko. Er is een vaste werkwijze: de deelnemers vragen toestemming aan de ouders van een kind voor het bespreken van een kind in het MDT; deze toestemming wordt schriftelijk vastgelegd; de deelnemers aan het overleg brengen signalen in bij de coördinator en stellen ouders op de hoogt van het feit dat hun kind besproken gaat worden in het MDT 0-4; de coördinator maakt aan de hand van de ingebrachte signalen de agenda op en verspreidt deze een week voor de vergadering onder de leden van het netwerk; de coördinator nodigt deskundigen uit die geen vaste deelnemer van het MDT 0-4 zijn, maar die een belangrijke bijdrage kunnen leveren in een specifieke casus; in de agenda wordt aangegeven welke kinderen op naam en welke kinderen anoniem besproken worden; de vergadering wordt begonnen met een terugkoppeling van de gemaakte afspraken van de voorgaande vergadering en de acties die zijn ondernomen; tijdens de vergadering hebben de deelnemers een consulterende rol. Van alle participanten wordt verwacht dat zij meedenken bij de probleemdefiniëring, de analyse en de werkafspraken; na een inventarisatie van relevante informatie vanuit de verschillende disciplines, maakt men gezamenlijk bindende afspraken over eventuele stappen (wat, hoe en door wie); afspraken worden gedocumenteerd, de coördinator ziet toe op naleving van de gemaakte afspraken. Voor zover de hierboven beschreven werkwijze incompleet is, zijn de regels in het reglement/privacyprotocol van toepassing. Het MDT 0-4 vergadert één maal per zes weken op een vaste vergaderlocatie en een vast moment in de week. Het werk en de werkwijze van het MDT 0-4 wordt jaarlijks door de coördinator geëvalueerd. Deze evaluatie levert tenminste informatie op over het aantal ingebrachte casussen, het aantal keer dat een casus besproken is, het resultaat van de bespreking, het aantal doorverwijzingen naar organisaties buiten het MDT, de meest voorkomende zorgvragen en de ervaren knelpunten bij het beantwoorden van de zorgvragen. In de gemeente Graafstroom en Liesveld werken ze volgens zorgnetwerk. Dit gebeurd op identieke wijze.
6.3 GGD De peuterspeelzaal moet bepaalde infectieziekten melden bij de GGD. Dit gebeurt vanuit de infectieziektewet. Op die manier heeft de GGD de mogelijkheid om in een vroeg stadium maatregelen te nemen om verdere verspreiding van infectieziekten tegen te gaan, zowel binnen de peuterspeelzaal als daarbuiten.
14
6.4 De bibliotheek Bij de bibliotheek kunnen boekjes geleend worden die bij het thema passen. Sommige peuterspeelzalen maken hier gebruik van. Een peuterspeelzaalleidster zorgt ervoor dat er wordt doorgegeven welk thema er wordt gedraaid en haalt de boekjes op. Na het thema gaat deze peuterspeelzaalleidster ze weer omruilen. Project boekenpret wordt in sommige gemeenten samen met de bibliotheek georganiseerd. Wat dit precies is, staat beschreven in hoofdstuk 1.5. Daarnaast wordt er ook wel eens meegedaan met het nationale voorleesontbijt dat in samenwerking met de bibliotheek wordt georganiseerd.
15
7.0 Bronvermelding 7.1 Bronnen - Intranet voor personeel van Wasko - Wasko website voor ouders - Beleidsplan van Wasko - Convenant MDT 0-4 Papendrecht en Alblasserdam
082011
16