Pedagogisch werkplan
DE LUCHTBALLON
Versie :
1.4
Datum:
Augustus 2015
Door:
Jaime van Hemessen
1
Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1 Onze visie op pedagogische kinderopvang 2. Beschrijving van de vestiging 3. Pedagogisch handelen 3.1 Kwaliteit 3.2 De rol van de pedagogisch medewerker 3.3 De groepsindeling 3.4 Samenvoegen van de groepen 3.5 Open deuren 3.6 Wennen 3.7 Dagindeling 3.8 Voertaal en meertaligheid 3.9 Activiteiten en materialen speelgoedwijzer 3.10
De thema’s en afspraken bij spelen en feesten
3.11
De inrichting en gebruik van de ruimtes
3.12
De buitenruimtes
3.13
Groeien in het groen
4. Pedagogische competenties 4.1 Emotionele veiligheid 4.2 Socialisatie 4.3 Persoonlijke competenties 4.4 Overdracht van normen en waarden 4.5 Taalgebruik 4.6 Seksualiteit en intimiteit 4.7 Observeren van de ontwikkeling, kindvolgsysteem 2
5. Randvoorwaarden 5.1 Afname extra dag (deel) incidenteel en structureel 5.2 Achterwachtregeling 5.3 Ophalen door derden 5.4 Afmelden van kinderen 5.5 PKR; berekening met 1 ratio.nl 5.6 Toepassen 3 uurs regeling 6. Kwaliteitszorg 6.1 Ziekte van kinderen en medicijngebruik 6.2 Zorgkinderen 6.3 Uitwerking aanbevelingen Rapport Gunning
4 ogen principe
De procedure rondom werving en selectie
Het gebruik van de Meld code Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
7. Samenwerking met ouders 7.1 Oudercontacten 7.2 Intake en wenprocedure 7.3 Overdrachtsmoment 7.4 Schriftelijke en visuele informatie 7.5 Oudercommissie 7.6 Tevredenheidsonderzoek 7.7 Klachten
3
8. Bijlage
Aspecten van de baby-dreumesgroepen Aspecten van de peutergroepen Aspecten van de peuterplus groep Huisregels Bijtende kinderen Protocollen waar wij mee werken Voedingsaanbod Zorgkinderen
4
1. Inleiding
Voor u ligt het pedagogisch werkplan van kinderdagverblijf de Luchtballon Kinderdagverblijf de Luchtballon is één van de kinderdagverblijven van Smallsteps Kinderopvang. Wij bieden kinderopvang aan kinderen van 0 tot 4 jaar. Wij bieden professionele, pedagogische kinderopvang. We bieden kinderen spel- en ontwikkelingsmogelijkheden in groepsverband en onder professionele begeleiding en ouders bieden we de mogelijkheid om deel te blijven nemen aan het arbeidsproces of om zich op andere wijze te ontplooien. Wij hanteren daarvoor een democratische en warme opvoedingsstijl. Dit houdt in: het accepteren van het kind zoals het is, een goed contact opbouwen met de kinderen en rekening houden met hun wensen en verlangens. Onze speerpunten op het gebied van pedagogisch handelen zijn: Denk, kijk en handel vanuit (de behoefte van) het kind; het kind moet je 1e prioriteit zijn. We bieden meer dan opvang; naast een liefdevolle, vertrouwde omgeving volgen en stimuleren wij de kinderen in hun ontwikkeling. Het begeleiden van kinderen kan alleen in samenwerking met de ouders/ verzorgers; overleg met ouders en het uitwisselen van informatie zijn hierin van groot belang. Wij gaan ervan uit dat ieder kind de drang in zich heeft om zich op zijn eigen manier te ontwikkelen en te ontplooien. Voor ontwikkeling is een sfeer van veiligheid en vertrouwen nodig. Wij werken op pedagogisch verantwoorde wijze aan de ontwikkeling en het welzijn van het kind. Het belang van het kind staat altijd centraal. In dit werkplan beschrijven wij ons in de dagelijkse praktijk. Het pedagogisch werkplan is een middel om ouders, stagiaires en andere belangstellenden inzicht te geven in hoe wij pedagogisch handelen naar de kinderen toe.
5
1.1 Onze visie op pedagogische kinderopvang Visie op Kinderopvang Onze pedagogische visie is gebaseerd op het mensbeeld dat diversiteit een toegevoegde waarde heeft. Mensen verschillen van elkaar, vinden verschillende dingen leuk, hebben verschillende talenten, hebben verschillende inbreng. Elk mens is uniek. Het herkennen en erkennen van deze diversiteit zorgt ervoor dat mensen zich thuis voelen, betrokken zijn en zich ontwikkelen. Uit dit mensbeeld vloeit ons kindbeeld vanzelfsprekend voort: elk kind wordt geboren als een krachtig, competent wezen met veel talenten en mogelijkheden. Elk kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo, is nieuwsgierig en onderzoekend, is gericht op het maken van contact en het uitlokken van reacties. Elk kind verwondert zich, ontdekt, ziet en leert door ervaringen op te doen. Elk kind is anders, dus uniek.
Kinderen Ieder kind heeft de drang om zich op eigen wijze te ontwikkelen en te ontplooien. Het welbevinden van het kind is daarbij het belangrijkste uitgangspunt. Door samen te spelen en te ontdekken in een veilige omgeving, leren kinderen bewust om te gaan met hun omgeving en de natuur. Natuur en buitenleven spelen een belangrijke rol, waarbij vrijheid, humor en plezier centraal staan. Ieder kind ontwikkelt zich op zijn eigen tempo en op zijn eigen manier. Ouders De Luchtballon draagt samen met ouders zorg voor emotionele, natuurlijke en ontwikkelingsgerichte ontplooiing voor het kind. Hiervoor is een goed afstemming en samenwerking tussen ouders en pedagogisch medewerkers een voorwaarde. Er wordt actief geluisterd naar hetgeen wat de ouder aangeeft en is er veel aandacht voor de overdracht naar ouders. Organisatie De Luchtballon is van mening dat de medewerkers met hun talenten en kwaliteiten samen de basis vormen om het kinderdagverblijf verder te laten ontwikkelen. De pedagogisch medewerkers hebben een coachende rol: zij geven veel ruimte, ondersteunen bij samenspel en ontwikkeling en sluiten aan bij de belevingswereld van het kind. Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van natuurlijke materialen. Het speelgoed is gericht op de ontwikkeling en ontplooiing van de zintuigen, intuïtie en fantasie, zodat de creativiteit ten volle naar boven komt.
6
2. Beschrijving van de vestiging Kinderdagverblijf de Luchtballon te Utrecht is gevestigd op de Wierslaan 3 vlakbij de uitvalswegen naar de A27, A12 en A2. De Luchtballon biedt hele dagopvang aan 72 kindplaatsen per dag in de leeftijd van 0 tot 4 jaar. 3.Pedagogisch handelen 3.1 Kwaliteit Kinderdagverblijf de Luchtballon biedt een verantwoorde en plezierige aanvulling op de opvoeding thuis. Ons pedagogisch beleid is een kwaliteitsafspraak, die wij maken met onze klanten. Aan de naleving van deze afspraak hechten wij grote waarde:
vaste medewerkers geven uw kind een veilig gevoel Uw kind wordt gezien en gehoord; uw kind wordt gestimuleerd en gevolgd in zijn/haar ontwikkeling We bieden een uitdagende en stimulerende omgeving; kinderen krijgen de gelegenheid om te spelen, en te ontdekken in een groep met andere kinderen is er ruimte voor vriendschappen. Wij denken, kijken en handelen vanuit (de behoefte van) het kind; het kind is onze 1e prioriteit. We bieden meer dan kinderopvang; naast een liefdevolle, vertrouwde omgeving volgen en stimuleren wij de kinderen in hun ontwikkeling. Het begeleiden van kinderen kan alleen in samenwerking met de ouders/ verzorgers; overleg met ouders en het uitwisselen van informatie zijn hierin van groot belang.
Kinderen ontwikkelen zich in belangrijke mate zelf, zij zijn de motor van hun eigen ontwikkeling maar zij hebben daar wel wat bij nodig. Het belangrijkste wat kinderen nodig hebben om zich te kunnen ontwikkelen is vertrouwen in zichzelf en in anderen. Voorop staat dat het kind mag zijn zoals het is, dat er respect is voor de eigenheid van ieder kind. De rol van de volwassenen is erop gericht, het kind te ondersteunen en zijn/haar zelfvertrouwen te stimuleren zodat ze zelfstandig door het leven kunnen gaan. De ondersteuning die het kind nodig heeft, verandert naarmate het kind ouder en zelfstandiger wordt. Geleidelijk aan gaat het kind steeds meer zelf ondernemen. Wij geven ruimte aan de ontdekkingsdrang en spelen in op de steeds groter wordende behoefte aan informatie. We passen onze ondersteuning steeds aan, aan het ontwikkelingsstadium van het kind.
7
De pedagogisch medewerkers van het kinderdagverblijf zijn deskundig op het gebied van opvoeding en verzorging van de kinderen. Zij zorgen voor een breed en gevarieerd aanbod van activiteiten zowel binnen als buiten de vestiging. Bij de activiteiten wordt rekening gehouden met elk kind in de groep. We werken met gediplomeerde pedagogische medewerkers. De groepsleiding heeft minimaal een relevante afgeronde middelbaar beroepsopleiding en de locatiemanagers hebben tenminste een relevante afgeronde middelbare- of hogere beroepsopleiding aangevuld met een managementopleiding. 3.2 De rol van de pedagogisch medewerker Op elke groep werken vaste, gediplomeerde pedagogisch medewerkers. Wij streven naar een beperkt aantal verschillende gezichten op een groep. Hierdoor hoeft het kind zo min mogelijk verschillende relaties aan te gaan. Afwezigheid van een pedagogisch medewerkster wordt zoveel mogelijk waargenomen door een van onze flex-medewerkers of door een bekende invalmedewerker. Bij overmacht zal een vaste pedagogisch medewerkster van de andere groep of een parttimer extra werken. Zo is altijd een vertrouwd gezicht aanwezig. Bij de Luchtballon werken we met 15 vaste medewerkers, 3 vaste invalkrachten, 1 locatiemanager en leerlingen (stagiaires). Deze laatste groep veranderd per half jaar, dit ligt aan de opleiding en stage tijd. De locatiemanager heeft een begeleidende taak ten aanzien van de pedagogisch medewerkers bij de uitvoering van hun pedagogische werkzaamheden. De Kwaliteitsmedewerker ondersteunt de locatiemanager hier in. Indien nodig, bijvoorbeeld in het geval van ontwikkelings- of gedragsproblemen bij kinderen (na overleg met de ouders) of bij problemen in het team kan de locatiemanager externe deskundigen inschakelen. Naast de vaste pedagogisch medewerksters is er op elke groep plek voor een stagiaire. Hiermee dragen we een steentje bij aan de opleiding en vorming van toekomstige pedagogisch medewerkster. De stagiaire wordt begeleid door een pedagogisch medewerkster van de groep. De stagiaires komen van de opleiding PW 3 of niveau 4. Er is voor de stagiaires een stage beleid, hierin wordt beschreven wat en wanneer ze bepaalde handelingen mogen uitvoeren. Om de kwaliteit van de zorg aan de kinderen en de dienstverlening aan de ouders te borgen en te verbeteren vinden er periodiek verschillende vormen van overleg plaats, zoals groepsen teamoverleg en afgevaardigde overleg. Groepsoverleg: vind 2 keer per jaar plaats, in dit groepsoverleg worden de kinderen besproken, knelpunten op de groep en we geven feedback aan elkaar. Kind- bespreking, vind 3 keer per jaar plaats, na het schrijven van het kindvolg systeem, dit is in februari, juni en oktober. In dit overleg worden alle kinderen van de groep besproken en eventuele afspraken gemaakt. Teamoverleg: vind 2 keer per jaar plaats. Hierin worden beleid punten, protocollen en besproken. 8
Afgevaardigde overleg: vind 1x per maand plaats. Hierin worden mededelingen, activiteiten, nieuwe protocollen, beleid en werkplan besproken. 3.3 De groepsindeling De Luchtballon werkt met horizontale groepen. Dit betekent dat kinderen van dezelfde leeftijd bij elkaar in de groep verblijven. Door deze werkwijze kunnen de pedagogisch medewerkers voldoende ( individuele) aandacht schenken aan het welzijn en de ontwikkeling van ieder kind en kunnen de kinderen met andere kinderen van ongeveer hetzelfde ontwikkelingsniveau spelen. Hierdoor creëren wij in elke leeftijdsgroep een passende sfeer. Namen van de groepen en leeftijd kinderen: Villa Kakelbont ( babygroep): 0 tot 1,7/2 jaar maximaal 14 kinderen Limonadeboom (babygroep): 0 tot 1,7/2 jaar maximaal 14 kinderen Zeeroversnest ( peutergroep) 1,7/2 jaar tot 3,3 jaar maximaal 14 kinderen Takatukaland (peutergroep) 1,7/2 jaar tot 3,3 jaar maximaal 14 kinderen Boevengroep ( peuterplusgroep) 3,3 jaar tot 4 jaar. maximaal 16 kinderen Kijkend naar de leeftijden en het maximale aantal kinderen houden wij ten allen tijden rekening met de PKR. Op de groep staan vaste, vertrouwde pedagogisch medewerkers. Bij ziekte en vakantie wordt er zoveel mogelijk gewerkt met vaste inval. Afhankelijk van de samenstelling van de aanwezige groep kinderen kan er een extra pedagogisch medewerkster ingezet worden, bijvoorbeeld in verband met de hoeveelheid flesvoedingen wanneer er veel jonge baby’s zijn of met de leeftijden van de kinderen op de peutergroepen, wanneer er kinderen onder de 2 jaar zijn. Bij de uiteindelijke plaatsing van een kind binnen de groep weegt het ontwikkelingsstadium zwaarder dan de exacte leeftijd. Bij doorstroming kan het zijn dat een kind voor een bepaalde dag al naar de volgende groep is doorgestroomd en op een andere dag nog niet. Op dat moment maakt een kind deel uit van twee stamgroepen. Hierbij kijken wij zorgvuldig of er mogelijkheden zijn voor het kind om de andere dag daar alsnog te gaan spelen, bijvoorbeeld als de volgende stamgroep ruimte heeft door afmeldingen en in vakantieperioden Dit wordt vooraf duidelijk gecommuniceerd met de ouders. 3.4 Samenvoegen van de groepen Bij een lage bezetting van groepen, bijvoorbeeld aan het begin en eind van de dag, tijdens vakantieperiodes, op woensdag en vrijdag én bij minder gevulde kindercentra zijn er regelmatig minder kinderen aanwezig. Onder deze omstandigheden bestaat de mogelijkheid dat groepen worden samengevoegd. Indien de maximale groepsgrootte het toelaat, kunnen volledig aanwezige stamgroepen worden samengevoegd tot één groep waarbij (in principe) een vaste pedagogisch medewerker aanwezig is, uitgaande van een kloppende PKR. Voor 9
zowel kinderen als ouders wordt inzichtelijk gemaakt welke ruimte en welke groep dit is. Op de luchtballon wordt op woensdag en vrijdag samengevoegd op de 2 peutergroepen (de Zeerovers en Taka Tukaland), zolang bezetting dit toelaat/vereist. Samengevoegde groepen bieden voordelen t.o.v. groepen met een kleine bezetting. Er zijn meer speelmogelijkheden voor kinderen en het samenwerken i.p.v. alleen werken biedt meer mogelijkheden en draagt bij aan transparantie en veiligheid. Dankzij het werken met grensoverschrijdende activiteiten en door het buiten spelen, kennen de kinderen alle pedagogisch medewerkers en andersom, waardoor de emotionele veiligheid gewaarborgd wordt. Wanneer groepen op bepaalde dagen structureel samenvoegen, vragen we de ouders eenmalig toestemming hiervoor middels een toestemmingsformulier. Wanneer een kind incidenteel op een andere groep speelt, vragen we de ouders elke keer wanneer dit gebeurt toestemming middels een toestemmingsformulier. 3.5 Open deuren. Naast de activiteiten die op de groepen georganiseerd worden, worden er ook groep overschrijdende activiteiten aangeboden. Het is hierbij de bedoeling dat iedere groep een activiteit aanbiedt waardoor er een ruim aanbod aan activiteiten is voor de kinderen. De deuren gaan vervolgens open en kinderen hebben alle vrijheid om op de groepen te gaan kijken en zelf een keuze te kunnen maken voor een activiteit of meerdere activiteiten. Natuurlijk worden kinderen hierin begeleid door de pedagogische medewerkers. Dit opendeuren beleid wordt meer tussen de baby groepen (Villa Kakelbont en de Limonadeboom) gedaan. En tussen de iets oudere leeftijd groepen (Zeeroversnest, Takatukaland en Boevengroep). Ook zijn er groep overschrijdende activiteiten waarbij kinderen van een bepaalde leeftijdsgroep uitgenodigd worden om activiteiten te doen in een van de groepen of buiten, bijvoorbeeld een 3+ activiteit of bij feesten en partijen. Ook kan ervoor gekozen worden om met een vaste andere groep (koppelgroep) samen te werken. Er worden verschillende activiteiten aangeboden waaruit kinderen kunnen kiezen. Wanneer kinderen mee doen met een open deuren activiteit gaat er ten alle tijden een vaste pedagogisch medewerker met de kinderen mee en bij baby’s zijn we daar extra alert op.
10
3.6 Het wennen. Extern wennen Voordat een kind daadwerkelijk op het kinderdagverblijf komt vindt er een intakegesprek en wenmomenten plaats. De pedagogisch medewerker of de locatiemanager plant een intakegesprek waarin alles over het kinderdagverblijf en het kind wordt besproken. Vanuit het intakegesprek worden de wenafspraken gemaakt.
De mogelijkheid van, en de voorwaarden gesteld aan het wennen voorafgaand aan de plaatsingsdatum, is vastgelegd in de plaatsingsovereenkomst. De uiteindelijke wenafspraken worden gemaakt met de locatiemanager of pedagogisch medewerker en vastgelegd in het formulier wennen. Deze formulieren worden bewaard op de locatie. Ten alle tijden wordt bij het wennen van nieuwe kinderen (extern wennen) voldaan aan de wet en regelgeving. De maximale groepsgrootte wordt niet overschreden en ook de BKR (beroepskracht –kind ratio) wordt gehanteerd. Wennen voorafgaand aan de plaatsingsdatum kan alleen als de plaatsingsovereenkomst aanwezig is en voor de duur van maximaal twee dagdelen (nooit boventallig). Wij zijn ons er van bewust dat het voor ouders een hele stap is om hun kind naar het kinderdagverblijf te brengen. Vertrouwen moet groeien, ouders moeten het gevoel krijgen dat hun kind in goede handen is. De taak van de pedagogisch medewerksters en de locatiemanager hierin is vooral de ouders te steunen en een duidelijke wenperiode voor het kind af te spreken. Wennen betekent voor het kind dat het voldoende vertrouwen krijgt om te kunnen functioneren in de groep. Het wennen verloopt bij het ene kind anders dan bij het andere. Aan de basis van een goede opvang staat de hechting van uw kind aan haar/zijn pedagogisch medewerker. Een hechte relatie ontstaat niet van de ene dag op de andere, dit kost tijd. En gedurende de wenperiode wordt de basis gelegd voor deze relatie. Aan het einde van het wenmoment evalueert de pedagogisch medewerker met de ouders hoe het wennen is verlopen. We vinden het belangrijk dat er goed wordt gekeken naar de behoefte van het kind. Mocht blijken dat het kind langer de tijd nodig heeft om te wennen, wordt in overleg met de ouders opnieuw wenafspraken gemaakt na de wenperiode. Intern wennen Wanneer het kind binnen het kinderdagverblijf naar een andere groep overgaat heeft het ook periode van wennen nodig. Het kind was eerst de oudste van de groep en wordt nu de jongste van de nieuwe groep. Wanneer het kind overgaat naar een nieuwe groep komt hij in een andere ruimte bij nieuwe pedagogisch medewerkers. Soms kan het kind tegelijk met een groepsgenootje wennen in de nieuwe groep. Ook hier is het aan te raden een wenschema van een aantal dagen te maken. De wenprocedure moet altijd flexibel zijn en uitgaan van wat het kind nodig heeft. Sommige kinderen zullen meer tijd nodig hebben, andere kinderen minder. De wenprocedure wordt altijd besproken met de ouders. Verder verwijzen wij u naar het beleid wennen.
11
3.7 Dagindeling Voor baby’s zijn rust en regelmaat het belangrijkst. De baby’s worden verzorgd en vertroeteld in hun eigen ritme, op de babygroepen hanteren we voor de aller jongste geen groepsritme. Vanaf rond de 6 mnd gaan ze mee in een groepsritme. Vooraf aan de start op het dagverblijf wordt het individuele ritme van het kind besproken met de ouders. Per kind houden we een individueel slaap- en voedingsschema aan, wat we regelmatig bespreken met de ouders en aanpassen. De activiteiten op een dag (spelen, eten, slapen, etc.) verlopen via een vast dagritme. Een vast dagritme geeft kinderen een veilig en vertrouwd gevoel. Ze weten wat er gaat gebeuren, de dagindeling is hierdoor voor de kinderen overzichtelijk. De pedagogisch medewerksters verwoorden aan de kinderen telkens wat er op een dag gebeurt, bijvoorbeeld: “Na het buitenspelen gaan we eerst brood eten en daarna gaan jullie slapen.” Ook gebruiken we liedjes en rituelen om activiteiten aan te kondigen, te beginnen of te beëindigen.
Babygroep: Vanaf 7.15 uur
9.00-9.30 uur 10.00 uur 11.30 uur 12.15 uur 14.30 uur 15.00 uur 16.30 uur 16.00-18.00 uur
: Kinderen worden gebracht Overdracht van de ouders Vrij spel voor de kinderen : Fruit eten drinken, kinderen gaan naar bed ( 2 keer slapen) : Buiten- of binnen activiteit, vrij spel : Broodmaaltijd, kinderen komen uit bed ( 2 keer slapen) : Kinderen gaan naar bed ( 1 keer slapen) Vrij spel/ Activiteit jongere baby’s : drinken + iest eten : Activiteit binnen of buiten/ kinderen gaan naar bed ( 2 keer slapen) : Fruit en groente en drinken : Ophalen en overdracht
Voor de dreumesen en peuters is er een gezamenlijk dagritme, waardoor de kinderen weten wat er in de loop van de dag gebeurt. Deze regelmaat biedt de kinderen veiligheid en vertrouwdheid om zich spelenderwijs te ontwikkelen. Gedurende de dag wordt volop gespeeld, gezongen en voorgelezen. Voor ons voedingsaanbod zie bijlage 7.
12
Dreumes/peutergroep/boevengroep: Vanaf 7.15 uur : Kinderen worden gebracht Overdracht van de ouders Vrij spel voor de kinderen 9.30-10.00 uur : Fruit eten en drinken 10.15 uur : Buiten- of binnen activiteit, vrij spel 11.30 uur : Broodmaaltijd 12.15 uur : Kinderen gaan naar bed of rusten op de groep 15.00 uur : drinken + iets eten 15.30 uur : Activiteit binnen of buiten 17.00 uur : Fruit en groente en drinken 16.30-18.00 uur : Ophalen en overdracht Voor ons voedingsaanbod zie bijlage 7. Er zijn diverse verschoon en plas momenten door de dag heen. Hierin wordt ook aandacht geschonken aan de zindelijkheidstraining. 3.8 De Voertaal en meertaligheid Over het algemeen is een kind in staat om meerdere talen te verwerven. In grote lijnen loopt een tweetalige ontwikkeling gelijk aan een eentalige. Een tweetalig kind moet leren beide talen op te slaan. Dit kan op twee manieren. Door beide talen tegelijk, vanaf de geboorte te verwerven of door de ene taal te verwerven nadat er in de andere taal al een basis gelegd is. Succes verkrijgen ouders door: beide talen veel en gevarieerd aan te bieden het kind gemotiveerd te krijgen om de talen te leren ervoor te zorgen dat het kind voelt dat beide talen even belangrijk zijn. Als een kindje op de groep tweetalig wordt opgevoed, zal het kind wel eens beide talen door elkaar halen. Het is dan belangrijk om te laten merken dat je het kind begrijpt. We keuren het niet af, wel bevestigen we het door het zelf in het Nederlands te herhalen. Bij de Luchtballon spreken we (Algemeen Beschaafd) Nederlands. Mocht het lukken op het kinderdagverblijf om ook twee talen aan te bieden, zullen wij dit op spelenderwijs doen.
3.9 Activiteiten en materialen speelgoedwijzer Het spelmateriaal is divers en op verschillende ontwikkelingsgebieden en –niveaus afgestemd aan de hand van onze handleiding spelmateriaal . Het meeste materiaal is zelf door de kinderen te pakken en wordt steeds overzichtelijk, aantrekkelijk en op een vaste
13
plek opgeruimd. Kwetsbaar materiaal of speelgoed met kleine onderdelen wordt door de pedagogisch medewerkster tijdens vrij spel of als activiteit gericht aangeboden. Binnen de Luchtballon wordt slechts incidenteel gebruik gemaakt van de TV en als gerichte activiteit, bijvoorbeeld ter voorbereiding of afsluiting van een thema. 3.10 De thema’s en afspraken bij spelen en feesten De kinderen krijgen dagelijks een gerichte groepsactiviteit aangeboden. Ieder team maakt een rooster met verschillende (maand)thema’s, waar de activiteiten, liedjes en voorleesboeken op worden afgestemd. De activiteiten zijn afwisselend van karakter en zijn afgestemd op de verschillende ontwikkelingsgebieden (grove motoriek, fijne motoriek, taalen cognitieve ontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling, muzikale ontwikkeling). Het experimenteren met materiaal, het bezig zijn staat tijdens activiteiten voorop. De precieze manier van aanbieden van een activiteit hangt sterk af van de aard van de activiteit, de sfeer in de groep en de ontwikkeling van het (de) kind (eren). De ene keer kiest de pedagogisch medewerkster bewust voor een individuele aanpak en de andere keer voor het werken in een kleine of grotere groep. We stimuleren de kinderen op allerlei manieren aan activiteiten deel te nemen en te spelen met het aanwezige materiaal. We dwingen de kinderen hierbij niet, maar proberen nauw aan te sluiten bij de behoeften van het kind binnen de mogelijkheden van de groep. Kinderen kunnen alleen, naast en met elkaar spelen. Wij sluiten aan bij het spontane spel van de kinderen. Als wij kans zien om spel te verdiepen of uit te breiden doen we dat door mee te spelen, iets te vragen, ze op een nieuwe mogelijkheid te wijzen of bijvoorbeeld nieuw materiaal aan te bieden. Als we zien dat een kind moeilijk tot spel komt, helpen wij het kind graag op gang. Dit kan zijn als een kind teruggetrokken is, maar ook bijvoorbeeld een kind dat druk gedrag vertoont of steeds andere kinderen stoort. Onze activiteiten vinden plaats binnen thema’s. De thema’s die aan bod komen liggen dicht bij de belevingswereld van de kinderen, zoals, de seizoenen, mijn lichaam, verkeer. Naast de activiteiten komt het thema gedurende de dag terug in gesprekjes met de kinderen en in de inrichting door bijvoorbeeld knutselwerkjes, een thematafel, afbeeldingen die we ophangen of spelmaterialen. De activiteiten binnen de thema’s worden zo gepland, dat er afwisseling tussen de verschillende ontwikkelingsgebieden is en alle spelsoorten aan bod komen. Via de nieuwsbrief of op het bord in de gang maken we duidelijk met welk thema we bezig zijn.
14
Het voorlezen neemt een belangrijke plaats in binnen deze activiteiten. Elke dag nemen we een aantal momenten waarop we met de kinderen gaan zitten en boekjes lezen. Liedjes zingen neemt evenals voorlezen een belangrijke plaats in. Naast de dagelijkse gerichte spelactiviteiten worden er ook (jaarlijks) terugkerende feesten en activiteiten georganiseerd, zoals het vieren van verjaardagen van de kinderen en pedagogisch medewerksters, Sinterklaas, Kerst, Pasen, het voorleesontbijt, jaarfeest, moeder- en vaderdag, opa- en oma dag etc. Het doel van deze activiteiten is voornamelijk het gezamenlijk plezier maken. Ook bieden wij activiteiten aan die door derden verzorgt worden. Er komt bijvoorbeeld 1x in de twee weken een Yoga docent voor de oudste kinderen. Verjaardag: Het vieren van een verjaardag is heel belangrijk. Wij besteden hier uitgebreid aandacht aan en de jarige staat volop in de belangstelling. Er is een speciale feestmuts voor de jarige en ook mag je op de speciaal versierde stoel zitten of staan. Ook gebruiken wij de muziekinstrumenten om er iets extra speciaals van te maken. Alle kinderen gaan voor de jarige zingen. Het kind mag een traktatie uitdelen volgens de richtlijnen van HACCP ( Hazard Analysis and Critical Control Points). Dit betekent dat er geen traktaties uitgedeeld kunnen worden die gekoeld bewaard moeten blijven. Ook moet de verpakkingen gesloten meegegeven worden. Een hartige traktatie in plaats van een zoete traktatie blijft onze voorkeur houden. Afscheid: Dit vindt plaats als het kind naar een andere groep gaat, vier jaar wordt of als het om een andere reden het kinderdagverblijf verlaat. Er wordt gezongen en getrakteerd. Van het afscheid maken we een gezellig en feestelijk gebeuren. Aan het afscheid nemen, bij de doorstroom naar de volgende groep of bij het verlaten van het kinderdagverblijf, wordt aandacht besteed. We zingen het ‘dag met je handje-’ lied en geven de groep uitleg waarom het kind weggaat (bv. naar school) en het kind krijgt een cadeautje.
3.11 De inrichting en gebruik van de ruimtes We willen de kinderen een uitdagende, maar ook een veilige omgeving bieden. Dit realiseren we door in onze kinderdagverblijven een huislijke sfeer te creëren met duurzame materialen afgestemd op de leeftijd van de kinderen. We kiezen bewust voor rustige kleuren en niet teveel werkjes van de kinderen in de ruimtes om de prikkels die kinderen binnen krijgen, te beperken.
15
In de groepsruimtes zijn verschillende speelhoeken gecreëerd. Zo kunnen de kinderen ervoor kiezen een rustig plekje op te zoeken om zelf of met enkele anderen ongestoord te kunnen spelen. Er is een poppenhoek, een bouwhoek, een tafeltje om puzzels te maken, etc. Op de babygroep zijn bijvoorbeeld een hoge box en een speelmat aanwezig waar de baby’s liggend op buik en/of rug kunnen spelen. De baby- en/of dreumesgroepen beschikken over vaste slaapkamers, waar ieder kind zoveel mogelijk een vaste slaapplaats heeft. De peutergroepen beschikken over eigen slaapkamers in de gang. Deze ruimtes zijn ingericht met gedeeltelijk veldbedjes en gedeeltelijk ledikantjes voor de jongsten. Buiten de slaaptijden, als de veldbedden opgestapeld zijn, wordt deze ruimte wel eens als extra speelruimte gebruikt om met een klein groepje kinderen een gerichte activiteit te doen. We hanteren het protocol ‘veilig slapen’. Knutselwerkjes van de kinderen worden op vaste plekken neergezet en opgehangen. Hiermee wordt rust gecreëerd, zodat de kinderen niet overprikkeld worden en de ruimte overzichtelijk blijft. In elke groepen hangen de foto’s van de kinderen en elk kind heeft een bakje voor persoonlijke spulletjes. 3.12 De buitenruimte Bij de inrichting van de buitenruimtes wordt daar waar mogelijk expliciet rekening gehouden met de bewegingsbehoefte en de motorische ontwikkeling van de kinderen. Om voor voldoende uitdaging te zorgen zijn ook hier plekken voor verschillende speelmogelijkheden gecreëerd, zoals een zandbak, een plek om te fietsen, te stoepkrijten of de natuur te ontdekken Op locatie de Luchtballon hebben wij een natuurlijk ingerichte, een spannende doe- en ontdektuin met een heuvel met gras. Overal zijn natuurlijke elementen waar de kinderen mee kunnen spelen en een moestuin waar we samen met de kinderen in werken. Als de groenten of het fruit rijp zijn oogsten we dit met de kinderen en eten het op. Het kind krijgt de vrijheid om de natuur te ontdekken en lekker te kunnen rommelen met zand en water. Het streven is om dagelijks buiten te spelen, ook als het regent, waar de kinderen kunnen fietsen, klimmen en bijvoorbeeld met zand spelen. Ook worden hun zintuigen buiten op een andere manier geprikkeld. Wij zullen dit zoveel mogelijk stimuleren. Ook baby’s en dreumesen die nog niet kunnen lopen gaan zoveel mogelijk mee naar buiten. Ook kan het zijn dat we met de kinderen erop uitgaan; vooral op de boevengroep maken we weleens een uitstapjes. U kunt dan denken aan een bezoek aan de buurtwinkel, het wegbrengen van het glas of een wandelingetje door de wijk. Er gaan altijd minimaal twee pedagogisch medewerkers mee voor de veiligheid. We hebben hiervoor het protocol ‘uitstapjes’.
16
3.13 Groeien in het groen De Luchtballon wil graag een locatie ‘Groeien in het groen’ worden. Groeien in het groen gaat over de beleving van de natuur met de 4 elementen (water, aarde, lucht en vuur), zowel binnen al buiten. Het gaat over ontdekkend ervaren. Door regelmatig in en met de natuur te zijn, scherpen kinderen hun zintuigen en leren zij hun mogelijkheden en grenzen kennen. De natuur wordt bij groeien in het groen ook binnen gehaald. Dit geeft kinderen de kans tot in detail te kijken, ruiken en voelen hoe iets groeit en bloeit en wat de elementen binnen betekenen. De Luchtballon heeft een eigen moestuin. In de gang staan containers voor papier, glas en plastic. De kinderen leren op deze manier afval te scheiden. En er zijn bijvoorbeeld insecten kijkertjes om de insecten beter te bekijken en we doen mee met de nationale modderdag (juni). 4 Pedagogische competenties Wij werken aan de hand van de vier pedagogische competenties zoals opgenomen in de Wet Kinderopvang. 4.1 emotionele veiligheid Wij willen dat de kinderen zich op het kinderdagverblijf thuis voelen. Wij willen dat zij een veilig en vertrouwd plekje op kunnen bouwen. Pas als zij zich op hun gemak en geborgen voelen en zichzelf durven zijn, zijn zij in staat om te gaan ontdekken en zich te ontwikkelen. Om ervoor te zorgen dat kinderen zich thuis voelen, werken wij bijvoorbeeld met vaste pedagogisch medewerksters per groep, vaste flex- en invalmedewerksters, vaste dagen van kinderen binnen de stamgroepen en een eigen bakje voor de persoonlijke spullen van het kind. 4.2 socialisatie Interesse voor elkaar hoef je kinderen niet aan te leren. Van nature willen ze heel graag samen zijn. Vertrouwde pedagogisch medewerksters en bekende leeftijdsgenootjes zijn van groot belang om sociale verbondenheid te bereiken. Regelmatig met dezelfde kinderen spelen, verhoogt het niveau van het samenspelen. Onze vaste stamgroepen en de vaste dagen in de week die kinderen komen, bieden gelegenheid voor het stimuleren van de sociale ontwikkeling. Kinderen ervaren gezamenlijkheid en veiligheid hierin; kinderen herkennen elkaar, lachen naar elkaar, troosten elkaar, maken samen grapjes, kunnen conflictjes oplossen, praten en spelen samen of spelen naast elkaar met speelgoed.
17
Op het kinderdagverblijf hebben kinderen veel interactie met leeftijdsgenootjes. We stimuleren en ondersteunen de kinderen in het (leren) omgaan met elkaar. De pedagogisch medewerksters leiden de interacties, het omgaan met elkaar, in goede banen, waardoor de kinderen in de groep sociale vaardigheden en kennis opdoen. Het kind leert zich in een ander te verplaatsen, samen te werken en te communiceren. Aan het begin van de dag benoemen we aan tafel de namen van de kinderen die er zijn en vertellen we wie er afwezig is door ziekte of vakantie. Op deze manier en door gedurende de dag de kinderen en de collega(s) bij naam aan te spreken, leren kinderen elkaars naam kennen en gebruiken. Kinderen kunnen een band aangaan met elkaar. Doordat ze elkaar imiteren, merk je dat kinderen onderling een band hebben opgebouwd. We laten de kinderen zelf kiezen met wie, waar, wanneer en hoe vaak ze met elkaar spelen. De kinderen kiezen bijvoorbeeld zelf of en aan welke activiteit ze meedoen en mogen aan tafel zelf kiezen waar ze gaan zitten. De verschillende speelhoeken en –plekken in de binnen- en buitenruimtes nodigen uit om in kleine of grotere groepjes met elkaar te spelen. Ook op de babygroepen hebben we plekken waar de kinderen samen kunnen zijn. Zoals een grote box en een speelmat, waar twee (of meer) baby’s naar elkaar kunnen kijken en elkaar kunnen aanraken. Wanneer een vriendschap tussen kinderen storend gedrag oplevert voor zichzelf of voor de groep (bijvoorbeeld de vriendjes luisteren alleen nog maar naar elkaar, praten door anderen heen), grijpen we wel in door de kinderen bijvoorbeeld bij het eetmoment niet naast elkaar te laten zitten. Bij de spelmomenten kunnen de kinderen dan zelf weer kiezen of ze samen of met anderen willen spelen. Kinderen die niet vriendschappelijk met elkaar omgaan, proberen we nader tot elkaar te laten komen door bijvoorbeeld samen met een pedagogisch medewerkster erbij een activiteit te doen. We leren de kinderen dat er verschillende kinderen met verschillen in leeftijd en snelheid in ontwikkeling in de groep zijn. We praten met de kinderen over de verschillen tussen kinderen, bijvoorbeeld “hij is nog jong en loopt nog niet zo snel als jij al kan”. Dit doen we ook bij bijvoorbeeld kinderen op de groep met een achterstand in de ontwikkeling of met een beperking. Door de leeftijdsverschillen op de groep leren de kinderen gedurende de dag spelenderwijs op elkaar wachten en met elkaar rekening houden (bv. het jonge kind doet er langer over om bovenaan de trap te komen, maar degenen die achter hem staan, moeten toch wachten) of elkaar helpen. De jongere kinderen pikken weer veel op van wat ze de oudere kinderen zien doen en horen zeggen. Ook door herhaling en uitleg van de pedagogisch medewerksters leren de kinderen rekening te houden met elkaar.
18
De aangeboden gerichte activiteiten, en ook de gezamenlijke eetmomenten, hebben, naast het stimuleren van de ontwikkeling, als doel samen plezier maken. De pedagogisch medewerksters doen zelf ook mee met de activiteiten. Zo letten we bijvoorbeeld bij het spelen met duplo niet alleen op de kinderen, maar doen we ook mee met het bouwen van torens. De kinderen leren door het te imiteren. Door het doen van gezelschapsspelletjes leren de kinderen op elkaar wachten en te delen (bv. samen doen met een spelkaart bij lotto), maar ook doordat er voldoende spelmateriaal aanwezig is, maar niet teveel van hetzelfde. De kinderen leren hierdoor ook keuzes maken. We vinden het belangrijk dat kinderen leren voor zichzelf op te komen. Dit betekent dat wij niet altijd meteen ingrijpen bij een klein conflict, bijvoorbeeld om een stuk speelgoed. Gevoelens van agressie, frustratie en boosheid horen bij het ontwikkelen van je eigen ik. Doordat jonge kinderen vaak nog niet onder woorden kunnen brengen wat hen dwars zit, doen ze dat al snel op een lichamelijke manier (zie ook bijlage ‘bijten’). Situaties waarin ongewenst gedrag vertoond wordt, worden door de pedagogisch medewerksters geobserveerd. Op die manier kunnen we van tevoren handelen om een dergelijke situatie te voorkomen of op te lossen (bijvoorbeeld door een regel te herhalen, te verwoorden welk kind met de auto speelt en wie daarna mag, door allebei de kinderen een puzzel te geven of een alternatief te bieden). We leren de kinderen dat ze niet elkaars speelgoed mogen afpakken of bijvoorbeeld elkaars toren omgooien. Op deze manier is de pedagogisch medewerkster regelend en beschermend aanwezig. Daarbij verwoorden we wat een kind doet en voelt. Als een pedagogisch medewerkster zich tijdens activiteiten en vrij spel blijft opstellen als een regelende juf, raken kinderen op de pedagogisch medewerkster georiënteerd voor hulp in plaats van dat ze leren hoe ze samen problemen kunnen oplossen. Naarmate het kind ouder is, zijn wij dan ook meer observerend aanwezig en helpen we de kinderen bij het zelf oplossen van conflicten. Bij oudere kinderen werkt een gesprek met de kinderen zelf vaak goed. Sommige kinderen kunnen zelf heel goed uitleggen wat er gebeurd is en waarom ze op een bepaalde manier reageerden. We leren het kind dan dat je bij boosheid niet hoeft te slaan, maar dat je je gevoel ook anders kunt uiten. We benoemen het gevoel van het kind, zodat het leert zijn gevoelens te verwoorden en zodat het zich begrepen en ondersteund voelt. Het stimuleren van de taalontwikkeling draagt er ook aan bij dat kinderen conflicten door middel van praten leren op te lossen. We zien zorg en hulp bieden niet alleen als het domein van de volwassenen. Ook de kinderen krijgen hierin een plaats. Kinderen leren sociaal gedrag door goede voorbeelden, imiteren, uitproberen en door zelf verantwoordelijkheid te krijgen. Het leren omgaan met conflicten leren kinderen door ze te hebben en ze samen op te lossen. Sommige kinderen
19
kunnen een conflict goed zelf oplossen zonder onze tussenkomst. Maar dit uiteraard wel alleen binnen de grenzen van veiligheid en onze sociale regels. De kinderen mogen elkaar geen pijn doen; niet bijten, slaan of schoppen, of bang maken (bijvoorbeeld zogenaamd op elkaar schieten). En natuurlijk mogen ze niks kapot maken. We blijven in de buurt en observeren, zodat de kinderen weten dat we er als ondersteuning zijn als dit nodig is. We geven de kinderen ook de gelegenheid om elkaar te troosten, bijvoorbeeld bij een valpartij. Niet alleen het verwoorden van gevoelens die kinderen ervaren, maar ook het voorlezen van boekjes over bepaalde thema’s (zoals vriendschappen, bang zijn ) en het houden van kringgesprekjes helpt de kinderen hun emoties en ervaringen te begrijpen. Ook belangrijke gebeurtenissen van een kind worden besproken in de groep, zoals de geboorte van een broertje/zusje, een verhuizing, wie ziek is of wie al bijna naar school gaat. Om de gezamenlijkheid en de sociale vaardigheden te stimuleren, vieren we gezamenlijke feesten. Hierbij valt te denken aan verjaardagen van de kinderen en de pedagogisch medewerksters, afscheid, Sinterklaas etc. Dit zijn (jaarlijks) terugkerende feesten, waardoor het voor de kinderen duidelijk wordt wat en hoe het gevierd wordt. Ook omdat er voor feestjes als een verjaardag of een afscheid een vast ritueel is. Voor sommige feesten worden ook gezinsleden uitgenodigd, zoals het zomerfeest en de opa- en oma ochtenden. Bij een feest als een paaslunch voegen we eventueel groepen samen om samen te genieten van de lunch. Na gezamenlijke activiteiten, zoals bv. een zomerfeest, hangen we de foto’s hiervan op, zodat deze nog eens bekeken kunnen worden.
4.3 persoonlijke competenties Wij willen de ontwikkeling van de kinderen stimuleren en prikkelen. Wij willen de kinderen ondersteunen om vertrouwen te hebben in eigen kunnen, om voor zichzelf op te kunnen komen, en om zelfstandig te zijn. De kinderen krijgen van ons ruimte en gelegenheid om allerlei vaardigheden te oefenen en onder de knie te krijgen: taal-, motorische, cognitieve, sociale en creatieve vaardigheden. De kinderen zullen persoonlijke vaardigheden ontwikkelen door ontdekkingen en ervaringen op te doen. Kinderen die zich veilig en vertrouwd voelen, durven op ontdekkingstocht te gaan. Naast veiligheid is ook voldoende uitdaging en ruimte belangrijk om hun natuurlijke nieuwsgierigheid te bevredigen. Door goed naar de kinderen te kijken en luisteren, kennen wij de ontwikkelingsniveaus van de kinderen. Zo kunnen we gericht materialen en spel aanbieden waarmee ze steeds een
20
stapje verder komen. Door veel herhaling oefenen ze vaardigheden. Door daarna het spel uit te breiden of iets nieuws aan te bieden leren ze nieuwe vaardigheden. De pedagogisch medewerksters moedigen de kinderen aan om iets nieuws te proberen en geven complimentjes. We nemen kinderen niet zomaar iets uit handen en laten het kind iets zelf proberen op zijn eigen manier. Als een kind het nog moeilijk vindt, ondersteunen we het kind door het samen te doen, iets voor te doen of verbale tips te geven. Het meedoen in het spel van de kinderen zowel bij vrij als geleid spel geeft de gelegenheid om nieuwe elementen aan het spel toe te voegen en dit uit te breiden. Het stimuleren van de taal- en cognitieve ontwikkeling gebeurt doordat we veel praten tegen de kinderen op alle groepen. Steeds worden allerlei voorwerpen, lichaamsdelen en handelingen benoemd. Er worden elke dag boeken voorgelezen, liedjes gezongen. Ook wordt er veel gepraat over het thema van die maand (bijvoorbeeld een seizoen) of over wat er op dat moment in de groep speelt (bijvoorbeeld wanneer een kind een broertje of zusje gekregen heeft). Het leren van taal, van woorden, helpt kinderen de wereld om hen heen te begrijpen. Ook geeft dit hun een ander middel, naast lichaamstaal, om met elkaar te kunnen communiceren We vinden het belangrijk om de kinderen voldoende gelegenheid te geven zich motorisch en zintuiglijk te ontwikkelen. Hierdoor krijgen ze steeds meer mogelijkheden om zelfstandig (kruipend, lopend, klimmend) op onderzoek uit te gaan en krijgen ze vertrouwen in hun eigen lichaam. Baby’s leggen we zoveel mogelijk op hun buik in de box of op de mat, om hun spieren en motorische vaardigheden te ontwikkelen. In de groepen is er voldoende ruimte om te kunnen kruipen, lopen, e.d. Het streven is om ook dagelijks buiten te spelen, waar de kinderen kunnen fietsen, klimmen en bijvoorbeeld met zand spelen. Ook worden hun zintuigen buiten op een andere manier geprikkeld. Naast het vrij spelen bieden we gerichte activiteiten aan binnen wisselende thema’s, die aansluiten bij de belevingswereld van kinderen. De pedagogisch medewerksters bepalen de soort activiteiten en de groepsgrootte van deze activiteiten aan de hand van de leeftijd en het aantal kinderen per leeftijdsgroep. Elke dag bieden we een activiteit uit een ander ontwikkelingsgebied (taal, cognitief, grove en fijne motoriek, muziek) aan om de kinderen zoveel mogelijk verschillende ervaringen op te laten doen en om de ontwikkeling van alle gebieden te stimuleren. De ene keer zetten we bv. een klimparcours voor een grote groep kinderen uit, de andere keer doen we een gezelschapsspel als memorie met een klein groepje kinderen of gaan we samen vingerverven.
21
De verschillende speelhoekjes en het op de ontwikkelingsniveaus afgestemde spelmateriaal geven de kinderen tijdens de vrij spelmomenten de gelegenheid op hun eigen manier om verschillende ontwikkelingsvaardigheden te oefenen. Daarnaast helpen de kinderen mee in dagelijkse activiteiten, zoals samen de tafel dekken of de was doen en stimuleren wij de kinderen om zelfstandig te eten, zichzelf aan en uit te kleden, zelf hun gezicht te wassen en op te ruimen, etc. 4.4 overdracht van normen en waarden In het kinderdagverblijf doen kinderen, veel sociale leermomenten op, zoals vriendschap aangaan, conflicten meemaken, pijn, samen pret maken. Spelenderwijs leren kinderen waarden en normen kennen. Ze zien, ervaren en oefenen wat we belangrijk vinden, wat goed is en niet goed is en wat hoort en niet hoort. Dat de pedagogisch medewerksters het goede voorbeeld geven in handelen en praten is een noodzaak Laten zien hoe we met elkaar om horen te gaan is bij kinderen nog belangrijker dan wat je zegt of uitleg. Door het zien en nabootsen van het gedrag van de pedagogisch medewerkster en dat van de andere kinderen, pikt het kind gedurende de dag op wat de juiste omgangsvormen en wat de groepsregels zijn. Doordat we deze consequent op de groepen gebruiken en verwoorden, leert het kind bijvoorbeeld dat je mensen bij hun naam moet aanspreken, dat je op je beurt moet wachten (bv. Als twee anderen met elkaar aan het praten zijn), hoe je met spelmateriaal om hoort te gaan (bv. niet gooien met speelgoed, opruimen als je ergens mee klaar bent). Op de groep hanteren we consequent een aantal vaste regels die zorgen voor veiligheid. De pedagogisch medewerksters geven op de groep duidelijkheid aan wat waar mag (bijvoorbeeld waar doe je rustig spel, waar doe je actief spel of de regel: geen speelgoed meenemen in de badkamer). Door het aanbieden van materiaal op een vaste plek geven de pedagogisch medewerksters aan wat voor soort spel op welke plek gedaan mag worden, bijvoorbeeld door grote blokken op de mat neer te leggen en puzzels op de tafel. Wij gaan uit van het positieve in het kind. De jonge kinderen die wij opvangen ( 0 – 4 jaar) kunnen zich nog niet (goed) in een ander verplaatsen. Wat goed of fout is, is nog niet vanzelfsprekend voor ze. Wij verwoorden, herhalen en geven uitleg over de regels en omgangsvormen. Ook het lezen van boeken hierover en het houden van kringgesprekjes draagt hiertoe bij. Hierdoor leren we kinderen op een speelse manier ook wat lief / niet lief is, wat mag / wat niet mag e.d.
22
Om te zorgen dat de kinderen de regels begrijpen, legt de pedagogisch medewerkster de regels uit in begrijpelijke taal. Dus bijvoorbeeld ‘Je mag een ander kind niet storen in zijn spel’ kan je vertalen in regels over op welke plaats je welke activiteit mag doen: “Als jij over de mat loopt, vallen de blokken om. Op de mat bouwen we blokken. Je kan wel om de mat heen lopen.” Het is belangrijk om een alternatief aan te bieden. Hierdoor wordt gewenst gedrag benoemt en leert het kind wat mag. Naast het verwoorden en uitleggen van gewenst gedrag helpt ook het belonen van positief gedrag door het geven van complimentjes (verbaal en non-verbaal) bij het aanleren van de juiste omgangsvormen en regels. Ongewenst gedrag (bijvoorbeeld het ene kind pakt de puzzel van het ander kind af) proberen we voor te zijn of om te buigen door waar nodig een regel te herhalen, een kind af te leiden door een alternatief spel(materiaal) aan te bieden (een eigen puzzel of boekje geven), of voor te doen hoe het ook kan (de puzzel samen afmaken). Op deze manier proberen we het onnodig corrigeren of ‘straffen’ van kinderen te voorkomen. Dit wordt slechts als uitzondering gebruikt, bijvoorbeeld indien het kind storend gedrag voor de groep of zichzelf blijft vertonen, nadat geprobeerd is het gedrag om te buigen en de regels zijn herhaalt. Dan zetten we het kind even apart op een stoel. Kort hierna legt de pedagogisch medewerkster het kind nogmaals uit wat er gebeurd is en herstelt zij de relatie. De pedagogisch medewerksters gebruiken, net als bij het onderling feedback geven, ik-boodschappen over het ongewenste gedrag van de kinderen om ze te corrigeren of iets aan te leren over hun gedrag (bv. “Ik zie dat jij een kind slaat en dat vind ik niet lief.” in plaats van ”Jij bent niet lief als je slaat.” 4.5 taalgebruik Het stimuleren van de taal- en cognitieve ontwikkeling gebeurt doordat we veel praten tegen de kinderen op alle groepen. Steeds worden allerlei voorwerpen, lichaamsdelen en handelingen benoemd. Er worden elke dag boeken voorgelezen, liedjes gezongen. Ook wordt er veel gepraat over het thema van die maand (bijvoorbeeld een seizoen) of over wat er op dat moment in de groep speelt (bijvoorbeeld wanneer een kind een broertje of zusje gekregen heeft). Het leren van taal, van woorden, helpt kinderen de wereld om hen heen te begrijpen. Ook geeft dit hun een ander middel, naast lichaamstaal, om met elkaar te kunnen communiceren Ook verwoorden de pedagogisch medewerksters gedurende de dag wat ze de kinderen zien doen en wat ze zelf doen en proberen zij woorden te geven aan de gevoelens van kinderen. Daarmee voelen de kinderen zich begrepen, gezien en gehoord.
23
4.6 seksualiteit en intimiteit Spelenderwijs, bijvoorbeeld tijdens het verschonen en naar de wc gaan, ontdekken de kinderen verschillen tussen jongens en meisjes De vragen waar kinderen mee komen worden serieus genomen en beantwoord op een niveau dat aansluit bij de belevingswereld van het kind. We geven het kind niet de indruk dat het iets doms of geks vraagt. - Binnen de normen van deze maatschappij accepteren we bepaald seksueel getint gedrag van het kind, bijvoorbeeld een kusje geven. - We laten het toe dat de kinderen doktertje spelen, maar niet met ontblote geslachtsdelen. - Als de kinderen buiten zwemmen, met de sproeier spelen, e.d., zorgen we dat de kinderen daarop gekleed zijn, bijvoorbeeld met zwemkleding, onderbroek of luier. - Wanneer er sprake is van spelen met eigen geslachtsdelen bieden we de kinderen alternatieven, door aan te geven waar en wanneer we het toestaan (tijdens het verschonen of op de wc). We accepteren het niet binnen de groep en niet bij elkaar. - Wij hanteren de begrippen plassen, poepen, plasser (ook bij meisjes) en piemel.
4.7 observeren van de ontwikkeling en het kind volgsysteem Driemaal per jaar (februari , juni en oktober) vullen de pedagogisch medewerksters per kind een observatieformulier in over de ontwikkeling van het kind. Na het starten op het kinderdagverblijf wordt er na 6 weken een evaluatiegesprek gevoerd met de ouders. Daarnaast wordt elke jaar dat een kind verjaart een evaluatiegesprek gevoerd, en hierin worden de obsevatieformulieren besproken. De pedagogisch medewerkers hebben naar aanleiding van het observatieformulier overleg met de locatiemanager over het welbevinden, het gedrag en de ontwikkeling van de kinderen binnen de groep. Uiteraard wordt dit ook in de dagelijkse omgang met de kinderen reeds geobserveerd. Bij eventuele twijfel over de ontwikkeling van een bepaald kind, vindt er een (extra) gesprek met de ouders plaats. De locatiemanager zal dan ook een observatie uitvoeren en/of in overleg met de ouders interne of externe deskundigheid inschakelen We kunnen ouders eventueel adviseren om met andere instanties contact op te nemen. De observatieformulieren zijn voor ouders altijd in te zien en worden meegegeven zodra het kind het kinderdagverblijf verlaat.
5.0 randvoorwaarden 5.1 afname van extra dag(deel) incidenteel en structureel Het is mogelijk om incidenteel een extra dag (deel) af te nemen buiten de vaste contracturen. Dit kan binnen de eigen groep van het kind mits de betreffende maximale groepsgrootte dit toelaat. Onze voorkeur gaat uit naar extra opvang binnen de eigen groep
24
omdat het gevoel van veiligheid en geborgenheid voor het kind voor ons voorop staan. Indien er geen plaats is op de eigen groep, is opvang op een andere groep mogelijk in overleg met de ouders en na schriftelijke vastlegging. Daarnaast is het mogelijk om dagen dat uw kind geen gebruik maakt van de kinderopvang te ruilen met een andere dag. U kunt binnen de volgende regels de vaste opvangdagen van uw kind(-eren) ruilen:
-
De termijn van ruilen is een kalenderjaar (jan-dec), buiten deze termijn vervallen de dagen. Ruilen kan alleen als de bezetting op de groep het toelaat. Feestdagen kunnen niet geruild worden. Ruildagen zijn kindgebonden en kunnen niet voor broertjes en zusjes ingezet worden. Of de gewenste ruildag mogelijk is zullen we op zijn vroegst twee weken van tevoren doorgeven. Bij frequent ruilen van dezelfde dag wordt met de ouders besproken of structurele wijziging van de opvangdag mogelijk is.
We proberen ouders zoveel mogelijk tegemoet te komen, maar het is helaas niet zo dat alle dagen geruild kunnen worden. 5.2 achterwachtregeling Openen en sluiten van het kinderdagverblijf/ achterwacht. Met ingang van 1 januari 2005 is het convenant kwaliteit van kracht voor alle kinderopvangorganisaties in Nederland. In het convenant kwaliteit is o.a. opgenomen dat er drie uur per dag minder groepsleiding aanwezig mag zijn, dan het officiële aantal pedagogisch medewerker in verhouding tot het aantal kinderen voorschrijft. Daarnaast is bepaald dat wanneer een pedagogisch medewerker alleen in het kindercentrum aanwezig is, tenminste een andere volwassene als “achterwacht” dient te functioneren. In de toelichting op het convenant wordt aangegeven dat bij kleinschalige opvang de achterwacht geregeld moet zijn, maar niet aanwezig hoeft te zijn. Voor ons kinderdagverblijf de Luchtballon te Utrecht zijn de volgende maatregelen getroffen:
Het kinderdagverblijf wordt in principe altijd geopend en gesloten met drie pedagogisch medewerkers/ eventueel aangevuld met stagiaires en er wordt afgesloten met vijf pedagogisch medewerkers.
Als ‘achterwacht’ kan tevens contact opgenomen worden met de vestiging de Kinderboot (030-2671007)
25
5.3 ophalen door derden Tijdens de intake wordt vertelt aan de ouders dat wij er van uitgaan dat het kind altijd door de vader of moeder (of vaste verzorgers) wordt gebracht en gehaald. Dit staat ook vermeld in de huisregels die de ouders bij de intake meekrijgen. Mocht de ouder zelf niet in de gelegenheid zijn om het kind op te komen halen, dan dient de ouder naar kinderdagverblijf te bellen en door te geven wie het kind komt ophalen. Weet de ouder dit al vooraf horen wij dit graag al tijdens het brengen van het kind. De pedagogisch medewerker vraagt aan de ouder een signalement van de persoon die het kind komt halen (eventueel een foto). De pedagogisch medewerker vraagt ten allen tijden naar een ID. Bij twijfel wordt er altijd contact opgenomen met de ouders van het kind. Komt er een derde het kind ophalen en wij zijn niet op de hoogte gesteld, wordt het kind niet meegegeven. En wordt er contact met de ouders opgenomen, tot die tijd blijft het kind in huis. Ook dit wordt bij de intake met de ouders besproken. De verantwoordelijkheid voor het kind/ de kinderen ligt bij het brengen en halen bij de ouders, totdat de ouder de groep verlaat. Wij verzoeken de ouders bij het brengen en halen aan een van de pedagogisch medewerkers te melden dat het kind gebracht is c.q. meegenomen wordt door de ouder. Wanneer een kind regelmatig door een ander dan de eigen ouder(s) opgehaald gaat worden, kunnen de ouders daar een ophaalverklaring voor tekenen. Deze verklaring moet voorzien zijn van een duidelijke (pas-)foto. Wanneer deze verklaring getekend is, mag de opgegeven persoon het kind van het dagverblijf ophalen zonder melding vooraf door de ouders. 5.4 afmelden van kinderen Mocht een kind het kinderdagverblijf niet gaan bezoeken of wat later zijn, kunnen ouders hun kind afmelden op de locatie bij de pedagogisch medewerkers van de groep. Dit mag telefonisch. Wij zijn bereikbaar tijdens onze openingstijden. Als ouders al eerder weten dat hun kind niet gaat komen i.v.m. een vakantie bijv. dan horen we dat graag van te voren. Wij kunnen dan rekening houden met kinderen die eventueel een dag extra willen komen of willen ruilen. Een afgemelde dag mag, als de groep het toelaat, geruild worden tegen een andere opvangdag (zie hiervoor de regels bij afnemen van een extra dag 5.2). 5.5 PKR: berekening met 1 ratio.nl Wij volgen de afspraken die zijn vastgesteld in de pedagogisch medewerker-Kind-Ratio. De pedagogisch medewerk(st)er – kind ratio is te vinden op de site ww.1ratio.nl
26
5.6 Toepassen 3 uurs regeling Wij werken met een team van totaal 15 pedagogisch medewerkers bij de Luchtballon. Er is een goede, fijne, open samenwerking waarin flexibiliteit wordt verwacht. Alle medewerkers denken mee om het rooster goed passend te maken. In de ochtend openen we altijd met minimaal 3 medewerkers om 7.15u. Zij starten hun eigen (stam) groep op. De tweede diensten komen om 7.45u voor de peutergroepen en om
8.15 voor de babygroepen. Voor de peutergroepen komt de derde dienst om 8.00 uur. Tot 8.00 uur worden de zeerovers, takatukaland en de boeven in 1 groepsruimte opgevangen. Na 8 uur splitsen de peutergroepen (afhankelijk van het aantal kinderen op dat moment). Hierbij wordt rekening gehouden met de (maximale) 3 uurs norm. De vijf late diensten starten allen om 09.00 uur. In de middag sluit de eerste medewerker om 16.30 haar dienst af. Alle medewerkers houden een half uur pauze tussen de middag (om beurten). Er sluiten altijd minimaal 4 medewerkers het kinderdagverblijf af om 18.00u. De pauze tijden starten om 13.00u op de babygroepen. Daar werken drie medewerkers per dag per groep. Elke medewerker houdt een half uur pauze; de pauzetijden lopen vanaf 13.00 tot 14.30 uur. De boevengroep, het Zeeroversnest en Takatukaland houden pauze vanaf 13.00/13.15 tot 14.00/14.15. Er worden presentielijsten bijgehouden waarop ingevuld wordt hoe laat ieder kind komt en weer wordt opgehaald. Ook de pedagogisch medewerkers registreren hun werktijden op dat formulier. 6 kwaliteitszorg 6.1 ziekte van kinderen en medicijngebruik Ieder kind is wel eens ziek. Soms is het moeilijk te beoordelen of je hem/haar thuis moet houden van het kinderdagverblijf. Kinderen kunnen plotseling ziek worden en ook zo weer opknappen. De mate van ziek zijn kan bij kinderen snel veranderen. Een hangerige, wat koortsige peuter kan na even geslapen te hebben weer helemaal opgeknapt zijn. Maar een onschuldige verkoudheid kan zo verergeren. Reden genoeg om een ziekte bij jonge kinderen serieus te nemen. Kinderen die ziek zijn, hebben behoefte aan een rustige, vertrouwde omgeving waar ze de nodige aandacht en verzorging kunnen krijgen. Deze vinden ze het liefste thuis. Op het kinderdagverblijf kan uw kind niet goed meedoen met het groepsgebeuren en voor de pedagogisch medewerker is het soms onmogelijk om hun aandacht te verdelen tussen het zieke kind en de andere kinderen. 27
Als het kind een besmettelijke ziekte heeft of een andere aandoening die besmettelijk is, kan ook de rest van de groep besmet worden. Dit is vervelend maar kan niet altijd voorkomen worden. Sommige ziekten zijn immers al besmettelijk voordat er symptomen optreden, bijvoorbeeld bij de waterpokken. Toch kan het gebeuren dat kinderen met bepaalde symptomen niet worden toegelaten op het kinderdagverblijf. Echter doen wij dit alleen als de GGD- voorschriften dit aangeven. Wij volgen de adviezen van de GGD op. Als wij gedurende de dag constateren dat het kind ziek is, 38.5 koorts of hoger heeft, nemen wij contact met ouders op en overleggen wat we gaan doen. Het kan zijn dat wij ouders vragen het kind op te komen halen. We gaan uit van het standpunt dat eventueel dokters bezoek door de ouders wordt gedaan, behoudens acute gevallen. Pas wanneer het kind voldoende is uitgeziekt, mag het kindje weer naar het kinderdagverblijf komen. Als het kind nog medicijnen gebruikt bij hervatting van de opvang op het kinderdagverblijf, verwijzen wij naar het protocol toediening geneesmiddelen, de verklaring toediening geneesmiddelen en informatie ‘kinderen en ziekte’. Het kan gebeuren dat een kind niet helemaal fit is, maar ook niet echt ziek is als het ’s ochtends naar het kinderdagverblijf komt. Belangrijk is dat de ouder dit doorgeeft aan de pedagogisch medewerker van de groep, zodat zij het kind extra in de gaten kunnen houden en indien nodig contact op kunnen nemen met de ouder als het kind opgehaald moet worden. Medicijngebruik: Het kan zijn dat uw kind medicatie nodig heeft. Daar waar mogelijk wordt het medicijn toegediend door de ouder. Wanneer dit niet mogelijk is kan het zijn dat uw kind tijdens de opvang medicatie toegediend moet krijgen. Wij volgen het protocol toediening geneesmiddelen. Onder medicijnen vallen ook zelfzorgmiddelen zoals homeopathische middelen. Voor medicijnen die toegediend moeten worden in het kinderdagverblijf, gelden de volgende voorschriften:
Een geneesmiddel/zelfzorgmiddel wordt alleen toegediend op specifiek verzoek van ouders/verzorgers.
Ouders/verzorgers vullen het formulier “Overeenkomst toediening geneesmiddelen” volledig in en ondertekenen dit. Deze formulieren worden zorgvuldig bewaard, totdat het betreffende kind het kindercentrum heeft verlaten doordat het contract is beëindigd.
Instructie m.b.t. toediening van de medicijnen wordt door de ouder/verzorger aan de aanwezige leiding van de betreffende groep én de locatiemanager gegeven (o.a. manier van toedienen, wel of niet koel bewaren, mogelijke reactie op medicijnen, reactietijd). 28
Bij langdurig of structureel verstrekken van medicijnen wordt door de ouder/verzorger de instructie aan alle leiding van de betreffende groep én de locatiemanager gegeven en wordt regelmatig overlegd over de ziekte en het medicijngebruik. Bij wijzigingen wordt een nieuwe overeenkomst ingevuld.
Een geneesmiddel wordt alleen toegediend door de vaste geïnstrueerde pedagogisch medewerkers van het betreffende kind (dus niet door invalkrachten of stagiaires). Indien dit niet mogelijk is, wordt overlegd met de locatiemanager van het
kindercentrum. Zij bepaalt, zo nodig in overleg met ouders, wie in dat geval wie het medicijn mag toedienen.
Op een aftekenlijst (Bijlage V) zet de pedagogisch medewerker een paraaf als zij een medicijn heeft toegediend en/of een medische handeling heeft verricht. Deze lijst wordt zorgvuldig bewaard tot het kind het kindercentrum verlaat.
Het geneesmiddel moet in de originele verpakking zitten en de originele bijsluiter moet worden bijgesloten. Medicatie op doktersvoorschrift Indien er verschil is tussen het doktersvoorschrift en de bijsluiter, wordt eerst overlegd met de arts over de gewenste toediening of wordt ouders/verzorgers gevraagd om een schriftelijke verklaring van de arts over de gewenste toediening. Bij twijfel wordt het medicijn niet toegediend. Zelfzorgmedicatie Indien er sprake is van een verschil tussen bijsluiter en de wijze van toediening die door de ouders/verzorgers wordt gevraagd, dient het zelfzorgmiddel niet toegediend te worden. In geval van zelfzorgmedicatie dient de door ouders/verzorgers verzochte wijze van toediening altijd overeen te komen met de tekst van de bijsluiter.
Geneesmiddelen worden buiten bereik van kinderen bewaard in een koelkast of hoge kast. Geneesmiddelen waar niet op staat dat ze in de koelkast moeten worden bewaard, mogen daar ook niet worden opgeslagen.
De uiterste gebruiksdatum wordt altijd gecontroleerd en verlopen of overtollige medicijnen aan de ouders/verzorgers geretourneerd.
Bij structureel gebruik van medicatie zijn de ouders/verzorgers verantwoordelijk voor het aanleveren van nieuwe medicatie bij het verstrijken van de houdbaarheidsdatum
Ouders/verzorgers worden verzocht een nieuw geneesmiddel/zelfzorgmiddel altijd eerst thuis te gebruiken en gevraagd voor te doen hoe het geneesmiddel het beste gegeven kan worden.
29
Een geneesmiddel/zelfzorgmiddel wordt alleen toegediend als het dagelijkse ritme van de groep en een goede zorg voor de overige kinderen niet wordt belemmerd. Deze afweging wordt gemaakt voorafgaand aan de ondertekening van de ‘overeenkomst toediening geneesmiddelen’. In dit geval worden de ouders van te voren op de hoogte gebracht van het besluit.
Voorbehouden en andere meer risicovolle handelingen (vingerprikje, injecties, uittrekken sonde etc.) worden op het kindercentrum in principe uitgevoerd door thuiszorg, andere medici of de ouders zelf.
Pedagogisch medewerkers zijn geschoold met betrekking wondverzorging en reanimatie bij kinderen middels een speciaal op kinderen gericht EHBO-cursus.
6.2 zorgkinderen Wij werken met een kindvolgsysteem. Op deze manier, kijken wij met enige regelmaat naar de ontwikkeling van het kind. Mocht er via dit kindvolgsysteem of in de dagelijkse gang van zaken iets opvallen betreft de ontwikkeling van het kind, dan wordt dit besproken met de naaste collega’s en wordt dit naar de ouder teruggekoppeld. Indien op prijs gesteld en in overleg met de ouder vragen wij onze manager of zij ons kan ondersteunen en kijken wat de mogelijkheden zijn. 6.3 Uitwerkingen aanbevelingen Rapport Gunning Rapport Gunning Op 15 april 2011 is het Rapport Gunning gepresenteerd. Het rapport is het verslag van de Commissie Gunning die in opdracht van de burgemeester van Amsterdam onderzoek heeft gedaan rond de Zedenzaak in Amsterdam. In de maanden die daarop volgden is er veel aandacht besteed aan de Amsterdamse zedenzaak en aanbevelingen uit het rapport Gunning. Gezamenlijk is gekeken wat al bestaand beleid is, wat nog verder aangescherpt kan worden en waar verbeteracties nodig zijn.
Vierogen principe
Een aanbeveling vanuit het Rapport Gunning is het zogenaamde ‘vierogenprincipe’. Dit houdt in dat er twee volwassenen aanwezig moeten zijn, die de kinderen in een groep kunnen zien of horen. Binnen de locatie is het belangrijk dat de groepen overzichtelijk zijn. Er mogen geen hoekjes binnen de ruimte ontstaan waar onvoldoende overzicht is. Pedagogisch medewerk(st)ers moeten te allen tijde de groep kunnen overzien. Door het gebruik van ramen binnen het kinderdagverblijf zorgen we ervoor dat er transparante ruimtes ontstaan. Dat betekent dat deze ramen vrij moeten blijven om goed zicht te houden. Dat betekent:
30
-
geen kasten voor de ramen
-
niet vol hangen met tekeningen van de kinderen
-
slaapkamer ramen niet afplakken
-
deuren tussen de groepen niet afplakken
Op de locatie van de Luchtballon wordt met minimaal drie medewerkers gestart en met vijf medewerkers afgesloten. De medewerkers starten en sluiten de dag af met wisselende diensten. Dit betekend dat er ’s ochtends en ‘s middags maar 1 medewerker per groep aanwezig is. De groepen zijn zo ingedeeld dat zij in open verbinding met elkaar staan of goed zichtbaar zijn door middel van ramen. Op de kinderdagverblijven heerst er een open cultuur waardoor medewerkers geregeld bij elkaar de groep oplopen, daarnaast vallen deze tijden tijdens de breng- en haalmomenten van de kinderen waardoor ook de ouders de groepen betreden. In deze periode is er geen lang moment dat medewerkers echt alleen zijn met de kinderen. Tijdens de haal en/of brengmomenten, vakantieperiode en de dagen waarop minder kinderen aanwezig zijn zullen we op een verantwoorde manier de groepen samenvoegen. Het halen van een boodschapje of een uitstapje zal ook altijd onder begeleiding van minimaal twee personen zijn. Tussen de middag gaan er kinderen naar bed. Er zit op de peutergroepen altijd een medewerker op de slaapkamer totdat de kinderen slapen. De slaapkamers bevatten ramen waardoor de collega via het raam de slaapkamer kan zien. Binnen de Luchtballon wordt er gewerkt met stagiaires. Stagiaires staan niet alleen op een groep, altijd onder begeleiding van een pedagogisch medewerker. Wanneer de stagiaire verder in haar opleiding zit en goed functioneert kan zij in de slaapkamer bij de kinderen zitten of even alleen op de groep (bijvoorbeeld wanneer een medewerker naar de wc moet, of om de groep even te splitsen tijdens een activiteit). Zowel de slaapkamers als de groepen zijn voorzien van ramen zodat collega medewerkers de groep kunnen zien
Invalkrachten
Indien noodzakelijk wordt inval ingezet, maar er wordt eerst gekeken naar een interne oplossing. Eigen invalkrachten maken deel uit van de teams en worden als vaste medewerkers beschouwd. Uitzendkrachten en onbekende invalkrachten zijn niet alleen in het pand en worden niet alleen op een groep ingeroosterd. Bij pauzes, werkoverleg wordt er gekeken naar de beste oplossing. Dit om er voor te zorgen dat de invaller/uitzendkracht niet alleen op de groep staat en daarbij is het belangrijk om regelmatig te kijken en te vragen of de invaller/uitzendkracht nog hulp nodig heeft.
31
De invaller wordt van tevoren op de hoogte gebracht van de belangrijke afspraken van de locatie.
Open cultuur
Binnen de verschillende locaties van Regio Midden wordt er gestreefd naar een open cultuur binnen de kinderdagverblijven. Dit houdt in dat medewerkers elkaar aanspreken en knelpunten signaleren. De pedagogisch medewerk(st)ers kunnen altijd terecht bij de locatiemanager. Er kan altijd een gesprek ingepland worden met vragen en opmerkingen. Bij functioneringsgesprekken komt de samenwerking tussen collega’s aan bod. Hierdoor wordt inzichtelijk op welke manier de open cultuur in praktijk wordt vormgegeven. Daarnaast wordt er door de locatiemanager gestuurd op de communicatie (feedback geven, verbeterpunten etc.) binnen het team. De locatiemanager handelt op het moment wanneer zich situaties voordoen wat de open cultuur binnen de locatie in de weg staat. De pedagogisch medewerk(st)ers hebben met ouders middels een 10 minuten gesprek of bij een overdracht een gesprek over de ontwikkeling van hun kind. Ouders kunnen altijd bij de pedagogisch medewerk(st)ers of locatiemanager terecht met vragen en/of opmerkingen. Middels nieuwsbrieven worden ouders op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen op de vestigingen. Als er zorgen zijn over kinderen is dit altijd bespreekbaar.
Mobiele telefoon en social media
De regels rondom het gebruik van mobiele telefoons, het maken van foto’s en social media zijn aangescherpt. Hieronder de afspraken: * Mobiele telefoons zijn niet toegestaan op de groep, mits wij een berichtje op facebook willen plaatsen. * Er kunnen foto’s en/of filmpjes met eigen fotocamera en/of mobiele telefoon gemaakt worden op de vestiging. Zodra de medewerker de vestiging verlaat heeft zij deze foto’s en/of filmpjes verwijderd. * Met de camera van het kinderdagverblijf mogen er foto’s gemaakt worden van de verschillende activiteiten, uitjes, verjaardagen en bijvoorbeeld voor het ontwikkelingsvolgsysteem op het kinderdagverblijf. * Het is niet toegestaan om ontklede kinderen of kinderen in luiers te fotograferen en/of te filmen. * Op verzoek van ouders mogen foto’s gemaakt worden met een camera van ouders/verzorgers.
32
* Op deze foto’s mogen ook andere kinderen, tenzij die ouders hebben aangegeven dit niet te willen (dit kan aangegeven worden in het intakeformulier). Deze foto’s blijven in het bezit van betreffende ouders/verzorgers. * Externen zoals bijvoorbeeld pers, fotografen, studenten, tv programma’s of andere externen mogen geen foto’s en/of filmpjes maken op de vestiging. Hier moet altijd toestemming voor gevraagd worden. Dit kan de locatiemanager aangeven bij zijn of haar clustermanager. * Beeldmateriaal blijft op de vestiging. De foto’s en/of filmpjes worden op de bedrijfscomputer en/of laptop ge-upload en in mapjes geordend en opgeslagen. Beeldmateriaal wordt niet thuis ge-upload vanaf de camera. * Wanneer er foto’s afgedrukt worden gebeurt dit alleen met toestemming van de locatiemanager. * Van alle pedagogisch medewerk(st)ers wordt verwacht dat zij zich aan deze regels houden. Daarnaast hebben de pedagogisch medewerk(st)ers een meldingsplicht als collega’s zich hier niet aan houden. De locatiemanager ziet er op toe dat bovenstaande afspraken worden nageleefd en spreekt de pedagogisch medewerk(st)ers aan wanneer dit niet gebeurt.
De procedure rondom werving en selectie van personeel
Naar aanleiding van een uitgezette vacature of interne wisseling van personeel volgt er eerst een wervingsselectie. Aan de hand van de uitgekozen kandidaten volgen de eerste sollicitatiegesprekken (kennismakinggesprek). Een sollicitatiegesprek voeren wij altijd met minimaal twee personen vanuit de organisatie. Tijdens het eerste gesprek wordt gesproken over ervaringen in het werkveld van de sollicitant en over sterke en minder sterke eigenschappen. Daarnaast vinden we het ook belangrijk dat de sollicitant binnen het team en binnen de organisatie past. In overleg volgt er een meeloop- dag en daarop volgt (direct) een tweede gesprek. Dit gesprek wordt ook met minimaal twee personen vanuit de organisatie gevoerd. De sollicitant wordt gevraagd naar de eerste indruk die hij/zij heeft van de dag en hoe de dag is verlopen. Ook wordt gevraagd naar de competenties van de sollicitant. Heeft de sollicitant voldoende kennis over de ontwikkeling van kinderen en over de mogelijkheden van activiteiten per ontwikkelingsgebied en leeftijdscategorie. Er worden open en kritische vragen gesteld. Wij verwachten van onze medewerkers een flexibele houding. Zover kan zullen wij referenties checken. Alle pedagogisch medewerkers die bij ons werkzaam zijn of gaan komen zijn verplicht om een erkend diploma en een verklaring omtrent gedrag te overhandigen bij in diensttreding. Ook stagiaires zijn in het bezit van een geldig VOG. 33
Er volgen tijdens de eerste proefmaand, meerdere korte evaluatiegesprekken met de nieuwe medewerker. Eventuele opvallende aandachtspunten worden benoemd zodat de medewerker nog een kans krijgt om deze te verbeteren. Dan volgt er een einde proeftijdgesprek en wordt er besloten of we met elkaar door zullen gaan. In deze periode worden protocollen gelezen, zoals pedagogisch werkplan, en de werkafspraken van RI. Daarna volgt er na 6 maanden een evaluatiemoment en na een jaar een evaluatiemoment. Vervolgens krijgt een medewerker jaarlijks een functioneringsgesprek.
Het gebruik van de Meldcode Huiselijk Geweld kindermishandeling:
Per 1 juli 2013 zijn wij verplicht om te werken met een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. In 2012 is de wijzigingswet Verplichte Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in werking getreden. In het kader van kwaliteitszorg, wordt de plicht opgelegd om een meldcode te hanteren voor huiselijk geweld en kindermishandeling. De verplichting geldt voor organisaties en zelfstandige beroepskrachten in de gezondheidszorg, onderwijs, kinderopvang, maatschappelijke ondersteuning en jeugdzorg. Het kunnen signaleren van kindermishandeling is een belangrijke competentie waarover iedere beroepskracht die met kinderen werkt dient te beschikken. Alle pedagogisch medewerkers van kinderdagverblijf de Luchtballon hebben de meldcode gelezen en de meldcode is besproken tijdens een teamoverleg. Als u de meldcode wilt inzien dan kunt u dit aangeven bij een van de pedagogisch medewerkers. De locatiemanager is opgeleid als aandachts- functionaris om bij een vermoeden van kindermishandeling de juiste stappen te ondernemen en alle partijen op een juiste manier te coachen. Bij een vermoeden van kindermishandeling volgen wij de procedure zoals beschreven in de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. De meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling ligt ter inzage op elke groep van het kinderdagverblijf. Daarnaast hangt de sociale kaart, op een goed zichtbare plek, op het kantoor van de locatiemanager. 7 Samenwerking met ouders 7.1 Oudercontacten Wij hechten groot belang aan een goed contact met ouders en streven ernaar om door ouders gezien te worden als partners in de opvoeding. Wij zijn van mening dat wij tijdens de
34
opvang van de kinderen een belangrijke bijdrage leveren aan de opvoeding van de kinderen. Om het verblijf voor het kind zo aangenaam mogelijk te maken is een goede afstemming, tussen de ouders en de pedagogisch medewerksters een voorwaarde. Voor het welbevinden van kinderen is het belangrijk dat ook ouders zich thuis én gehoord voelen, zodat de verschillende leefwerelden van het kind (thuis en op de kinderopvang) met elkaar verbonden worden. Daarom organiseren wij vaste momenten waarop wij met ouders in gesprek gaan over opvoeding en de ontwikkeling van hun kind. Denk hierbij aan een rondleiding, het intakegesprek, aan de haal- en brengmomenten, overgangsgesprekken, observatiegesprekken, ouderavonden en nieuwsbrieven, tevredenheidsonderzoeken, individuele gesprekken met ouders en vergaderingen met de oudercommissies. 7.2 Intake en wenprocedure
Kennismaking
Voordat een kind geplaatst wordt vindt er meestal voor de ouders en eventueel het kind een kennismaking plaats op het kinderdagverblijf. Hierbij wordt er tijdens een rondleiding uitleg gegeven over het kinderdagverblijf, en krijgen ouders een impressie wat onze visie is en hoe we met kinderen omgaan. Hierbij verwijzen wij ouders ook naar onze website.
Intakegesprek
Voorafgaand aan de daadwerkelijke start van de opvang, hebben we met de ouders een intakegesprek. Tijdens dit gesprek vindt er een uitgebreide kennismaking plaats met de groep waar het kind wordt geplaatst. Ouders krijgen mondelinge en schriftelijke informatie over de gebruiken en gewoontes binnen het kinderdagverblijf. Tevens worden onder andere de voedings- en slaapgewoonten, en eventuele bijzonderheden van het kind besproken om zo goed mogelijk aan te kunnen sluiten op het ritme van het kind. Hierna volgt de wenperiode. Tijdens deze periode is er extra aandacht tijdens het breng en haalmoment om de nieuwe ouders te informeren over het verloop van de dag van hun kind. 7.3 Overdrachtsmoment Tijdens het halen en brengen vindt er dagelijks een overdracht plaats tussen de pedagogisch medewerksters en de ouders. We vinden het belangrijk dat zowel de ouder als de pedagogisch medewerkers bij het brengen en halen even de tijd maken voor een overdracht over het kind. In de overdracht wordt de voeding en slapen besproken, maar ook het welbevinden en ervaringen die het kind die dag heeft opgedaan.
35
7.4 Schriftelijke en visuele informatie
Het schrift.
Ieder kind krijgt een eigen schrift dat tot het kind 1 jaar wordt wekelijks en daarna eens in de twee weken wordt geschreven. In dit schriftje wordt bijvoorbeeld genoteerd hoe, met wie en waarmee het kind speelt. Op die manier komen de ontwikkelingsvaardigheden die het
kind oefent aan bod. Het is fijn als ouders zelf ook iets terugschrijven over de belevenissen en ontwikkeling van het kind thuis. Zo ontstaat er een extra dialoog tussen thuis en het kinderdagverblijf.
Overgangsgesprekken
Als een kind intern doorstroomt naar een andere groep zal er een overgangsgesprek plaatsvinden. Dit gesprek is tussen de ouders en de pedagogisch medewerker(s) van de volgende groep. Tijdens dit gesprek worden onder andere de voedings- en slaapgewoonten, en eventuele bijzonderheden van het kind besproken, om zo goed mogelijk aan te kunnen sluiten op het ritme van het kind. Het wennen gebeurd tijdens de dagen dat het kind al op het kinderdagverblijf aanwezig is en wordt met de ouders besproken.
Eindgesprek met de ouders.
Het is mogelijk om de ouders uit te nodigen voor een eindgesprek wanneer een kind het kinderdagverblijf gaat verlaten.
Oudergesprek
Driemaal per jaar vullen de pedagogisch medewerksters per kind een observatieformulier in over de ontwikkeling van het kind. De pedagogisch medewerkers hebben naar aanleiding hiervan overleg met de locatiemanager over het welbevinden, het gedrag en de ontwikkeling van de kinderen binnen de groep. Uiteraard wordt dit ook in de dagelijkse omgang met de kinderen reeds geobserveerd. Na zes weken na het starten op het kinderdagverblijf worden ouders uitgenodigd voor een (na) 6 weken gesprek. Zo horen wij hoe zij de eerste periode hebben ervaren. Een keer per jaar (rond de verjaardag van het kind) krijgen alle ouders de gelegenheid voor een gesprekje met een pedagogisch medewerkster over hun kind(eren). Hierbij wordt het observatieformulier van ons kind -volgsysteem besproken. In deze gesprekken staat de ontwikkeling van het kind binnen de groep centraal, daarnaast is er ook ruimte voor bevindingen en vragen van de ouders. De observatieformulieren zijn voor ouders altijd in te zien en worden meegegeven zodra het kind het kinderdagverblijf verlaat.
36
Daarnaast kan er op verzoek van de ouders kan er altijd een gesprek plaatsvinden over het kind met de pedagogisch medewerksters en de locatiemanager.
Informatieve ouderavonden
Er wordt minimaal 1 keer per jaar een informatieve ouderavond georganiseerd. De inhoud van deze avonden is zeer divers. Soms wordt er gekozen voor een opvoedingsthema. Een andere keer staat creativiteit centraal. De onderwerpen voor ouderavonden worden aangedragen door zowel het team als de oudercommissie. De organisatie ligt bij het team en/of de oudercommissie.
Nieuwsbrieven en themabrieven
Naast mondelinge informatie via de pedagogisch medewerkers, ontvangen ouders ook regelmatig schriftelijke informatie van het kinderdagverblijf. Zoals bijvoorbeeld nieuwsbrieven en uitnodigingen voor feesten. In een brief informeren wij ouders over de dagelijkse gang van zaken en over de algemene ontwikkelingen binnen onze organisatie. Ook bij belangrijke gebeurtenissen, bijvoorbeeld personeelswisselingen, worden ouders per brief op de hoogte gesteld. In onze thema- brieven staat beschreven met welke thema´s het kinderdagverblijf zich bezig houdt, en worden de activiteiten die wij doen met de kinderen beschreven. De themabrieven hangen op de groepsborden naast de deuren. Bij enkele activiteiten zijn ouders/verzorgers uitgenodigd om te komen kijken met hun kind en mee te doen. 7.5 Oudercommissie Elke locatie beschikt over een eigen oudercommissie. Hierin nemen ouders vanuit de verschillende leeftijdsgroepen deel. De oudercommissie behartigt de belangen van de kinderen en hun ouders op locatieniveau De locatiemanager onderhoudt contacten met de oudercommissie. Via de Wet Kinderopvang is het adviesrecht van oudercommissies op vastgestelde onderwerpen geregeld en staat beschreven in een oudercommissiereglement. Daarnaast kunnen oudercommissies gevraagd en ongevraagd advies geven. Het oudercommissiereglement is op te vragen bij de locatiemanager. Meningen van ouders zijn voor ons erg belangrijk. De oudercommissie vergadert ongeveer 6 keer per jaar. De locatiemanager is hier in de regel 3 keer bij aanwezig met 1 van de pedagogisch medewerkers. Van de vergaderingen worden notulen gemaakt en verspreid onder alle ouders. De OC van de Luchtballon bestaat uit (maximaal) 6 betrokken ouders. 7.6 Tevredenheidsonderzoeken Om onze kwaliteit en dienstverlening te kunnen verbeteren horen wij graag meningen van ouders. Naast informele gesprekken op de locatie, krijgen ouders bij het doorstromen van
37
hun kind naar de volgende groep een enquête. Hierin staan verschillende vragen om te beantwoorden en kunnen we de klanttevredenheid peilen. Aan de hand van de aandachtspunten die naar voren komen worden eventueel verbeterpunten aangepakt. 7.7 Klachten Het kan voorkomen dat ouders ergens ontevreden over zijn of een klacht hebben. Indien ouders een klacht hebben waar zij met de pedagogisch medewerker, locatiemanager en/of clustermanager niet uitkomen dan kunnen ouders zowel gebruik maken van de interne als de externe klachtenprocedure. Wij zijn hiervoor aangesloten bij de onafhankelijke Stichting Klachtencommissie Kinderopvang. Tijdens de intake ontvangen ouders informatie over de klachtenprocedures. 7.8 Protocollen. Om de kwaliteit van de zorg aan de kinderen en de dienstverlening aan de ouders te borgen en te verbeteren wordt er gewerkt aan de hand van de protocollen. Op de locatie ligt een map met daarin alle protocollen waar wij mee werken om onze kwaliteit te waarborgen. Ook vinden er periodiek verschillende vormen van overleg plaats, zoals groeps- en teamoverleg, evaluatiegesprekken en beleidsbesprekingen.
38
Bijlage 1 ASPECTEN VAN DE BABY- DREUMESGROEP (0 -/ 2 JAAR) VOEDING Met de ouders overleggen we het individuele voedingsschema van de baby’s. Alle wijzigingen hierin worden met de ouders besproken. De jongste baby’s worden individueel gevoed op hun eigen tijden. Deze voedingsmomenten zien we als belangrijke contactmomenten tussen pedagogisch medewerker en kind. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het geven van de fles en/of fruithapje. Voor de oudere kinderen die al goed zelfstandig kunnen zitten, hebben wij een tafel met kinderstoelen op de groep. Op deze manier wordt het eten en drinken een steeds meer gezamenlijk, sociaal moment. Voor de motorische ontwikkeling is het belangrijk dat kinderen pas in de stoel worden gezet, zodra zij zelfstandig, stabiel op de grond kunnen zitten. In overleg met ouders, beginnen we kinderen, rond 9 maanden, stukjes brood en fruit (banaan, stukjes appel, peer) te geven. Ook beginnen we dan met het leren drinken uit een (tuit)beker. Dit om hun zelfredzaamheid en zelfstandigheid te vergroten en ter bevordering van de mondmotoriek en kaakontwikkeling. We beginnen met een tuitbeker met kleine gaatjes waar we de kinderen dan de eerste slokjes mee geven om aan het tuit gewend te raken, de rest van de melk krijgen ze dan uit de fles. Dit bouwen we op totdat ze helemaal uit de tuitbeker kunnen drinken. Met de oudere kinderen gebeurt het eten en drinken groepsgewijs. We zien dit als momenten om een gevoel van sociale verbondenheid te creëren, om samen een gezellig moment te delen. Tijdens deze momenten leren de kinderen ook op elkaar wachten. Bij het eten vinden we het belangrijk dat de kinderen met verschillende smaken en substanties van voeding in aanraking komen. En leren ze keuzes maken. Er zijn wisselende soorten fruit en broodbeleg aanwezig. Zie hiervoor het voedingspakket (Bijlage 7). Terwijl de boterham gesmeerd wordt, krijgen de dreumesen al melk aangeboden. Het ene kind zal eerst (een beetje) willen drinken of dit juist bewaren tot hij wat brood gegeten heeft. De kinderen worden niet gedwongen om te eten en te drinken, maar wel zoveel mogelijk gestimuleerd. De dreumesen eten zelfstandig met een vorkje en drinken zelfstandig uit een (tuit)beker. We stimuleren het leren drinken uit een gewone beker. Dit doen we door eerst bij het laatste beetje drinken het tuitdeksel van de beker te halen en op het laatst de volle beker aan te bieden zonder tuitdeksel. Na het eten stimuleren wij de kinderen zichzelf met een washand te wassen; dit aan de hand van het geven van complimentjes.
39
SLAPEN EN DE SPEEN Alle kinderen slapen in de slaapkamer, waar elk kind een eigen slaapplaats heeft. De baby´s slapen naar behoefte en op tijden zoveel mogelijk in overleg met ouders. In principe geven we kleine baby’s op de groep, naar behoefte, een speen; tot de eerste zes maanden is de eerste behoeftebevrediging het zuigreflex. Vanaf zes maanden proberen we het gebruik van de speen langzaam af te bouwen zodat de kinderen alleen op slaaptijden hun speentje krijgen. Rond deze tijd gaan de kinderen steeds meer kletsen en het is niet goed voor de kaak- en spraakontwikkeling als ze de hele dag met hun speen in de mond zitten, de basisklanken worden tenslotte nu al gevormd. Natuurlijk maken we uitzonderingen als het kind moe of niet lekker is. Het gaan afbouwen van het speengebruik doen we in overleg met de ouders. Ter voorkoming van wiegendood slapen kinderen in ieder geval tot 2 jaar in een slaapzak. Elk kwartier kijken de pedagogisch medewerkers bij elk kind in de slaapkamer of het goed gaat en er staat zo nodig een babyfoon aan. ZINDELIJKHEID Op de baby- dreumesgroep leren de kinderen spelenderwijs het potje kennen. Afhankelijk van de ontwikkeling van het kind worden de kinderen verschoond of wordt met de kinderen geoefend op het potje. Wil een kind nog niet op een potje, dan dwingen we het niet, en proberen we het na een tijdje nog eens. Het gezamenlijk verschonen stimuleert de kinderen vaak. Als een kind er zelf aan toe is, beginnen we met zindelijkheidstraining. Dit doen we altijd in overleg met ouders. De kinderen wordt aangeleerd hun handen te wassen na het plassen. DE ONTWIKKELING VAN DE BABY’S De meeste baby’s worden vanaf 3 maanden geplaatst op het kinderdagverblijf. De ontwikkeling van de kinderen verloopt heel individueel, de aangegeven leeftijden zijn gemiddelden. Hieronder kunt u lezen welke ontwikkelingsspelletjes en activiteiten we met de kinderen doen. De activiteiten die wij doen passen wij aan, aan de leeftijd en de behoefte van de baby’s die er die dag zijn. 3e – 6e maand Jonge baby’s hebben alle tijd, die ze tussen de voedingen door, wakker zijn, nodig om hun wereld te ontdekken. Dit doen ze vooral via hun zintuigen. Zij kijken naar een gekleurd speelgoed, luisteren naar zachte muziek, voelen aan en grijpen naar verschillende materialen en sabbelen op een speeltje of hun speen/duim. De baby kan al liggend op zijn
40
buik op zijn onderarmen steunen. Hij kijkt rond om de wereld om zich heen te ontdekken. Wij bewegen een gekleurd speeltje heen en weer en zitten veel met de baby’s op schoot te kletsen. Wij geven woorden aan alles wat het kind ziet en ervaart. De kinderen spelen in de box of op de mat met een babygym. De baby’s ontdekken hun handjes en zijn hier erg op gericht. Wij proberen ze een lichte rammelaar in hun handjes vast te laten houden, zodat ze ontdekken dat ze met hun handjes ook wat kunnen doen. De baby’s gaan steeds gerichter grijpen en ontdekken van alles met hun mond. Ze zijn erg bezig met rollen. We doen spelletjes op de mat. We leggen bijvoorbeeld de baby op zijn buik met een rammelaar een stukje verderop. Kruipen kan de baby nog niet, maar hij gaat wel maaien met zijn armpjes en weet zo de rammelaar naar zich toe te krijgen. Ze beginnen steeds meer te kletsen en geluiden van ons te imiteren. De baby’s worden dol op spelletjes als: “Er komt een muisje aangelopen.” en liedjes zoals “klap eens in je handjes”. Baby’s vinden elkaar vaak het mooiste speelgoed: ze kijken en kraaien naar elkaar. Imiteren en stimuleren elkaar en maken samen plezier. 7e – 12e maand De baby’s gaan zich nu verplaatsen door tijgeren en kruipen. We proberen dit te stimuleren door een speeltje voor hem neer te leggen zodat hij zal proberen dit te pakken. De baby’s zullen in deze periode ook leren zitten. We oefenen dit door bijvoorbeeld het kind tussen de benen te zetten en een rammelaar, die het kind moet pakken, iets verder weg te houden. Hierdoor versterken de rugspieren. De baby komt zo spelenderwijs tot zitten. Ook spelletjes met bewegingen zijn favoriet, zoals “Schuitje varen” of “Zagen zagen”. Daarna zal het kindje zich gaan optrekken en loopbewegingen maken. We proberen ze langs de bank te laten lopen door bijvoorbeeld een poppetje over de bankrand te laten lopen. Verder vinden de kinderen stoeien op de mat heerlijk. Nu beginnen we ook te oefenen met de loopauto, iets wat de kinderen nu steeds meer onder controle krijgen. Omdat de kinderen in deze perioden ook vertrouwd van niet-vertrouwd gaan onderscheiden doen we veel kiekeboe-spelletjes en spelletjes waarmee het kind zelf verstopte dingen gaat zoeken. Ook leren kinderen op deze manier dat je weg kunt zijn, maar ook weer terug komt. 13e tot 15e maand De kinderen zijn nu bezig met een grote verkenningstocht en oefenen voornamelijk veel bewegingen: klimmen, lopen. We doen veel bewegingsspel met ze en beginnen met materiaalontdekking zoals krijtjes, verf en dergelijke. We bieden harde en zachte materialen aan, bouwen torens en spelen met muziekinstrumentjes. Op de groep is een klimplek aanwezig. Ook gaan we veel met de kinderen naar buiten. Wanneer er oudere baby’s op de
41
groep zijn halen we bijvoorbeeld speelgoed van de dreumes-/ peutergroep of spelen we op de gang/buiten voor meer bewegingsvrijheid. Ook ontdekken kinderen in deze periode grenzen en leren ze hoe ver ze kunnen gaan. Regeltjes (mbt sociale omgang en/of veiligheid) leren wij de oudere baby’s door deze veel te herhalen. Gewenst gedrag stimuleren wij door het geven van complimentjes hierover. Bij het corrigeren van ongewenst gedrag maken we gebruik van het geven van uitleg en het aanbieden van alternatieven. DE ONTWIKKELING VAN DE DREUMESEN Voor de dreumesen is er bewegingsvrijheid om de lichamelijke functies die ze net onder de knie hebben, te oefenen: traplopen, klimmen, rennen, enz. De ruimte is daarom ingericht met diverse speelhoekjes en er is veel vrije speelruimte. Deze ruimte is belangrijk voor het spelen van de dreumes. Spelen is voor hen het maken van een grote verkenningstocht. Ze willen alles betasten en onderzoeken en kijken wat hun mogelijkheden zijn. Spelletjes zijn dan ook vooral bewegingsspelletjes en spelletjes waarbij ze allerlei materialen leren kennen. Ze zijn dol op sjouwen, hollen, klauteren, bouwen met blokken, kussens op elkaar stapelen, slaan op de trom enz. De dreumes ziet overigens in alles speelgoed, dus ook spelen met een afwasborstel is spelen. Overigens wordt er niet te veel speelgoed tegelijk aangeboden, het kind zal anders niet weten waar het zich mee bezig moet houden. Wel is er een verscheidenheid aan speelgoed, dat de kinderen zelf kunnen pakken of gericht wordt aangeboden. Voor de ontwikkeling van de dreumesen vinden wij het van belang dat ze met verschillende materialen en activiteiten in aanraking komen. Elke dag wordt er een gerichte activiteit gedaan, in het kader van een thema (bv verkeer, Pasen, water). Allerlei materialen en activiteiten komen aan bod zodat diverse vaardigheden en ontwikkelingsgebieden worden geoefend. Deelname aan een activiteit is niet verplicht, maar de kinderen worden wel gestimuleerd om mee te doen. De grove motoriek Rond de 15 à 18 maanden lopen de kinderen los, en beginnen ze met rennen en klauteren. De dreumes heeft een enorme bewegings- en ontdekkingsdrang, hij draaft van het een naar het ander. In deze periode beheerst het kind de grove motorische vaardigheden; lopen, klimmen, hollen. Activiteiten zijn o.a.: dansen, dreumesgym, ballen, kringspelen, stoeien. De fijne motoriek De beheersing over de spieren in de vingers is nog niet zo groot. De dreumes kan wel iets vastpakken, maar er nog weinig mee doen. Dit wordt al spelenderwijs ontwikkeld door middel van: tekenen, vingerverven, puzzelen, zand en water, gieten, krassen met krijt,
42
insteekmozaïek, ringen-piramide, stapelen van grote blokken, maar ook duplo in elkaar bouwen etc. De taal/spraakontwikkeling De taalontwikkeling breidt zich uit van 2-woord zinnetjes naar korte zinnetjes en het voeren van korte gesprekjes. In deze periode gaan de kinderen verband leggen tussen begrippen en voorwerpen (brrrooeeem is een auto) en leert het kind kleine opdrachtjes uitvoeren. Het taalbegrip is groter dan het taalgebruik. Kleine opdrachtjes kunnen de kinderen uitvoeren, bv. iets op tafel leggen of iets aan een ander kindje geven. We stimuleren de taalontwikkeling door middel van boekjes lezen, veel praten, benoemen van voorwerpen en handelingen, liedjes zingen, liedjes en rijmpjes met gebaren, voorlezen, enz. Spelontwikkeling De kinderen zijn in deze leeftijdsfase “ik-gericht”; ze spelen veel alleen of naast elkaar. Ze zijn wel geïnteresseerd en genieten van kijken, imiteren en samen plezier maken. Langzamerhand gaat dit over in af en toe “samen spelen”. Om dit te stimuleren ondernemen we gerichte activiteiten met de kinderen zoals: kringspelletjes, samen iets bouwen, samen stoeien, balspelletjes, zingen enzovoorts. Imitatiespel is in deze fase erg belangrijk. Het kind doet na wat het om zich heen ziet. Hiervoor bieden we op de groep o.a. een keukentje, een poppenhoek, een winkeltje aan. Sociaal emotionele ontwikkeling De ontwikkeling van het geweten komt bij de dreumes op gang. Het kind leert het woord ‘nee’ en gaat confrontaties aan met volwassenen en groepsgenootjes. Het kind leert dat er verschil bestaat tussen de ik-wereld en de wereld om zich heen, maar handelt grotendeels vanuit zichzelf. Naast elkaar ontdekken ze elkaar, wat er soms ook wel minder gezellig uitziet, maar wat hoort bij deze ontwikkelingsfase. De dreumesen trekken aan elkaar, duwen en bijten soms. Ze moeten nog leren dat er een positieve manier van communiceren is. Dit ontwikkelt zich als de actieve taalontwikkeling op gang komt. Ze leren dan verbaal hun wensen kenbaar te maken. De kinderen leren wat wel en niet mag. Vaste regels (m.b.t sociale omgang en veiligheid) zijn belangrijk. Deze regels worden consequent gebruikt en door de pedagogisch medewerkers en veel herhaalt. Dit biedt de kinderen duidelijkheid en structuur. Ze leren zo verbanden leggen tussen gebeurtenissen (bijvoorbeeld een kindje aaien i.p.v. slaan). Binnen deze regels kan het kind te experimenteren en voor zichzelf leren opkomen. De kinderen leren hun driften beheersen en via taal hun wensen en behoeftes kenbaar te maken. De taal- en cognitieve ontwikkeling speelt hierin een belangrijke rol. We doen hiervoor activiteiten als kringspel, treintje en dergelijke. Gewenst gedrag stimuleren wij door het geven van
43
complimentjes hierover. Bij het corrigeren van ongewenst gedrag maken we gebruik van het geven van uitleg en het aanbieden van alternatieven. PARTNERS IN OPVOEDING De contacten verlopen mondeling en schriftelijk. ’s Ochtends is er gelegenheid om de pedagogisch medewerkers op de hoogte brengen van de situatie van het kind (slapen, eten, bijzonderheden). Bij het ophalen krijgen de ouders een mondelinge overdracht over hoe de dag voor het kind is verlopen (slaaptijden, voeding, activiteiten, welbevinden en andere bijzonderheden). Daarnaast heeft ieder kind zijn eigen schriftje. Dit wordt een keer in de een/ twee weken op een vaste dag geschreven. Hierin wordt beschreven waar het kind op dat moment in zijn ontwikkeling mee bezig is, bijvoorbeeld omrollen, geluidjes maken of omgang met andere kinderen.
44
Bijlage 2 ASPECTEN VAN DE DREUMES- PEUTERGROEP (1,5 –3/3 jaar) Onze doelstelling is dat kinderen zich gelukkig en veilig voelen op het kinderdagverblijf, zodat ze de wereld om zich heen gaan ontdekken. Dit willen we bereiken door een sfeer van geborgenheid te creëren. Daarnaast zijn wij gericht bezig met de ontwikkeling door het doen van spelletjes en activiteiten. In een veilige hechtingsrelatie leert het kind vertrouwen te hebben in zichzelf en anderen. Dit is de reden waarom we met vaste pedagogisch medewerkers op de groep werken. Daarnaast draagt een vast dagritme bij aan een veilig en vertrouwd gevoel. De dreumesen en peuters weten wat er gaat gebeuren, de dagindeling is hierdoor voor de kinderen overzichtelijk. De pedagogisch medewerkers verwoorden aan de kinderen telkens wat er op een dag gebeurt, bijvoorbeeld: “Na het buitenspelen gaan we eerst brood eten en daarna gaan jullie slapen.” Ook gebruiken we liedjes en rituelen om activiteiten aan te kondigen, te beginnen of te beëindigen. Elk kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo en op zijn eigen manier. Hiertoe wordt alle ruimte gegeven. VOEDING Op de dreumes- peutergroep gebeurt het eten en drinken groepsgewijs. We zien dit als momenten om een gevoel van sociale verbondenheid te creëren, om samen een gezellig moment te delen. Tijdens deze momenten leren de kinderen ook op elkaar wachten. We beginnen met eten of drinken als iedereen iets heeft. Het begin geven we aan door samen een liedje te zingen. Bij het eten vinden we het belangrijk dat de kinderen met verschillende smaken en substanties van voeding in aanraking komen. En leren ze keuzes maken. Er zijn wisselende soorten fruit en broodbeleg aanwezig. Terwijl de boterham gesmeerd wordt, krijgen de dreumesen melk aangeboden. De peuters kunnen eventueel zelf hun brood besmeren met kindermesjes. Het ene kind zal eerst (een beetje) willen drinken of dit juist bewaren tot hij wat brood gegeten heeft. De kinderen worden niet gedwongen om te eten en te drinken, maar wel zoveel mogelijk gestimuleerd. Mocht een kind echt niet willen eten, dan wordt het niet geforceerd. Zijn er problemen t.a.v. eten of drinken dan wordt dit met ouders besproken. Bij de eerste boterham mogen de kinderen zelf kiezen uit hartig beleg. Bij de volgende boterhammen mogen de kinderen, na overleg met de ouders, evt. zoet beleg kiezen. Zie hiervoor het voedingspakket (Bijlage 7).
De kinderen eten zelfstandig met een vorkje en drinken zelfstandig uit een (tuit)beker. We stimuleren het leren drinken uit een gewone beker. Dit doen we door eerst bij het laatste 45
beetje drinken het tuitdeksel van de beker te halen en op het laatst de volle beker aan te bieden zonder tuitdeksel. Na het eten stimuleren wij de kinderen zichzelf met een washand te wassen, dit aan de hand van het geven van complimentjes. Kinderen mogen bij het tafeldekken en opruimen van spullen de pedagogisch medewerkers meehelpen. SLAPEN EN DE SPEEN De dreumesen en de peuters die overdag nog slapen, hebben ieder hun eigen slaapplaats op de slaapkamer. De jongste dreumesen slapen soms nog twee keer op een dag, de anderen slapen tussen de middag rond 12.30 uur / 13.00 uur. Er wordt een liedje gezongen, een verhaaltje voorgelezen of een muziekje aangezet en een pedagogisch medewerker blijft bij de kinderen tot ze allemaal slapen. De kinderen hoeven niet verplicht in bed te blijven tot iedereen wakker is. Zijn ze eerder wakker, dan mogen ze er ook eerder uit. Voor en na het slapen stimuleren we de kinderen zichzelf uit- en aan te kleden. De dreumesen slapen in een pyjama. Ter voorkoming van wiegendood slapen kinderen in ieder geval tot 2 jaar in een slaapzak. De kinderen gebruiken hun speen alleen als ze gaan slapen. Uitzonderingen hierop zijn het gebruik van de speen als het kind moe of niet lekker is. Verder gebruiken we de speen niet; dit in verband met de ontwikkeling van de mondmotoriek en spraak. Het gaan afbouwen van het speengebruik doen we in overleg met de ouders. Voor de peuters die niet meer slapen, zorgen we ook voor een rustmoment. Met deze kinderen gaan we bv. puzzels maken of kleuren aan tafel. ZINDELIJKHEID Op de dreumes- peutergroep leren de kinderen spelenderwijs het potje en de wc kennen. Op vaste tijden worden de kinderen verschoond. (10.00 uur, 12.15 uur, 15.15 uur, 16.30uur.) We proberen dan of de kinderen even op het potje of wc willen zitten om er alvast vertrouwd mee te raken. Wil een kind dit niet, dan dwingen we het niet, en proberen we het na een tijdje nog eens. Het gezamenlijk verschonen, naar de wc gaan stimuleert de kinderen. Als een kind er zelf aan toe is, beginnen we met zindelijkheidstraining. Dit doen we altijd in overleg met ouders. Daarnaast gaan kinderen het steeds vaker zelf aangeven wanneer ze naar de w.c. moeten. Het is de bedoeling dat kinderen zindelijk zijn als ze naar de basisschool gaan. Het trainen tot (volledig) zindelijk worden doen we altijd in overleg met ouders. Na elke plasronde wordt de kinderen geleerd hun handen te wassen.
DE ONTWIKKELING VAN DE DREUMESEN EN DE PEUTERS
46
Op de dreumes- peutergroep krijgen de kinderen vooral bewegingsvrijheid. De dreumesen kunnen op die manier de lichamelijke functies die ze net onder de knie hebben, te oefenen: traplopen, klimmen, rennen, enz. De ruimte is daarom ingericht met diverse speelhoekjes en er is veel vrije speelruimte. Deze ruimte is belangrijk voor het spelen van de dreumes. Spelen is voor hen het maken van een grote verkenningstocht. Ze willen alles betasten en onderzoeken en kijken wat hun mogelijkheden zijn. Spelletjes zijn dan ook vooral bewegingsspelletjes en spelletjes waarbij ze allerlei materialen leren kennen. Ze zijn dol op sjouwen, hollen, klauteren, bouwen met blokken, kussens op elkaar stapelen, slaan op de trom enz. De dreumes ziet overigens in alles speelgoed, dus ook spelen met een afwasborstel is spelen. Overigens wordt er niet te veel speelgoed tegelijk aangeboden, het kind zal anders niet weten waar het zich mee bezig moet houden. Wel is er een verscheidenheid aan speelgoed, dat de kinderen zelf kunnen pakken of gericht wordt aangeboden. Voor de peuters is er veel mogelijkheid om het samenspel te oefenen. De peuters laten hun groeiende onafhankelijkheid zien in hun gedrag. De kinderen gaan gerichte keuzes maken in sociaal contact en spel. Ze ontwikkelen steeds meer taal en gaan zich verbaal beter uitdrukken. De sociale en verstandelijke ontwikkeling wil steeds gevoed worden. Een vraag die veelvuldig gesteld wordt is: “Wat is dat?”, “Wat doe je?”. Peuters kunnen je de oren van het hoofd kletsen. Ook “Nee” is een veel gehoord woord en de peuters zijn duidelijk bezig hun eigen grenzen en mogelijkheden te leren kennen. De peuter wordt steeds meer zelfredzaam. De oudere kinderen kunnen gericht gaan samenwerken in kleine groepjes. De kinderen genieten van allerlei spelletjes aan tafel, zoals zingen met gebaren erbij. Puzzels en spelletjes helpen hen bij het leren van kleuren, geluiden en dieren. Ook leren ze begrippen als klein, groot, hoog, laag, enz. De peuters zitten boordevol energie en zijn bezig de grote wereld om zich heen steeds verder te ontdekken. Ze zijn erg gesteld op de dagelijks terugkerende routines, vandaar het vaste dagritme en de vaste regels op de groep. Het geeft de peuter houvast en zelfvertrouwen. Als er geen regels zouden zijn, zou hij zich eerder ongelukkig voelen dan veilig. De peuters hebben nu een goede beheersing over de motoriek. Ze staan nu stevig op hun benen en vinden het heerlijk om te hollen en tikkertje te spelen. Klimmen en traplopen zijn favoriet. Ook op deze groep hebben we de ruimte aangepast aan de behoefte van de kinderen. Er is een poppenhoek, een bouwhoek, verkleedhoek en soms als activiteit een zand-watertafel. Voor de ontwikkeling van de dreumesen en de peuters vinden we het van belang dat ze met verschillende materialen en activiteiten in aanraking komen. Elke dag wordt er een gerichte activiteit gedaan, in het kader van een thema (bv verkeer, Pasen, water). Allerlei materialen en activiteiten komen aan bod zodat diverse vaardigheden worden geoefend. Deelname aan een activiteit is niet verplicht, maar de kinderen worden wel gestimuleerd om mee te doen. 47
De grove motoriek De motoriek van de peuters is meer in evenwicht en wordt ook steeds beter beheersbaar. De peuter experimenteert met moeilijke bewegingen zoals steppen, op de tenen lopen, en op de grote fiets fietsen. Op de groep doen we activiteiten als dansen, gym, stoeien, klimparcours en kringspelletjes. De fijne motoriek De fijne motoriek van de peuters wordt steeds verfijnder. De peuter kan al beheerst dingen vastpakken. Het kind kan een blad omslaan zonder scheuren. Het pakt kleine voorwerpen als kruimels en potloden tussen duim en wijsvinger. Daarom doen we op de groep veel activiteiten die gericht zijn op de fijne motoriek zoals verven met een kwastje, prikken, kralen rijgen, stiften, kleuren met potloden, mozaïek, puzzelen en knippen. De taal/spraakontwikkeling De taalontwikkeling breidt zich uit van 2-woord zinnetjes naar korte zinnetjes en het voeren van korte gesprekjes. In deze periode gaan de kinderen verband leggen tussen begrippen en voorwerpen (brrrooeeem is een auto) en leert het kind kleine opdrachtjes uitvoeren. Het taalbegrip is groter dan het taalgebruik. Kleine opdrachtjes kunnen de kinderen uitvoeren, bv. iets op tafel leggen of iets aan een ander kindje geven. We stimuleren de taalontwikkeling door middel van boekjes lezen, veel praten, benoemen van voorwerpen en handelingen, liedjes zingen, liedjes en rijmpjes met gebaren, voorlezen, enz. De peuter gaat steeds meer praten en vertelt hele verhalen. Omdat het niet altijd meteen op het goede woord komt (of vlugger denkt dan het kan praten) hakkelt het kind in deze periode wel eens. De zinnen worden steeds langer en zijn beter opgebouwd. De peuter begint ook kleuren te benoemen en begrijpt voorzetsels als op en in. De peuter ontdekt dat sommige woorden een bepaalde reactie bij volwassenen oproepen. De waarom-periode breekt aan; het kind kan eindeloos vragen stellen. Voor het kind lopen in deze periode de fantasie en werkelijkheid nog wel eens door elkaar. Dit blijkt ook wel uit de verhalen die de kinderen soms vertellen. In deze periode zijn kinderen erg gevoelig voor de verhalen waarin de meest fantastische dingen gebeuren. Op de groep lezen we veel voor, praten we veel en doen we veel spelletjes gericht op de taalontwikkeling. Spelontwikkeling De kinderen in de dreumesleeftijd krijt de leeftijdsfase “ik-gericht”; ze spelen veel alleen of naast elkaar. Ze zijn wel geïnteresseerd en genieten van kijken, imiteren en samen plezier maken. Langzamerhand gaat dit over in af en toe “samen spelen”. Om dit te stimuleren ondernemen we gerichte activiteiten met de kinderen zoals: kringspelletjes, samen iets bouwen, samen stoeien, balspelletjes, zingen enzovoorts. Imitatiespel is in deze fase erg
48
belangrijk. Het kind doet na wat het om zich heen ziet. Hiervoor bieden we op de groep o.a. een keukentje, een poppenhoek, een winkeltje aan. De peuters gaan steeds meer samen spelen, overleggen met elkaar en verzinnen met elkaar bijvoorbeeld een fantasie- of rollenspel. Ook groepsspelletjes zijn favoriet. We doen met de kinderen spelletjes als domino, memory en dergelijke. Sociaal emotionele ontwikkeling . De ontwikkeling van het geweten komt bij de dreumesleeftijd op gang. Het kind leert het woord ‘nee’ en gaat confrontaties aan met volwassenen en groepsgenootjes. Het kind leert dat er verschil bestaat tussen de ik-wereld en de wereld om zich heen, maar handelt grotendeels vanuit zichzelf. Naast elkaar ontdekken ze elkaar, wat er soms ook wel minder gezellig uitziet, maar wat hoort bij deze ontwikkelingsfase. De dreumesen trekken aan elkaar, duwen en bijten soms. Ze moeten nog leren dat er een positieve manier van communiceren is. Dit ontwikkelt zich als de actieve taalontwikkeling op gang komt. Ze leren dan verbaal hun wensen kenbaar te maken. De kinderen leren wat wel en niet mag. Vaste regels (m.b.t sociale omgang en veiligheid) zijn belangrijk. Deze regels worden consequent gebruikt en door de pedagogisch medewerkers veel herhaalt. Dit biedt de kinderen duidelijkheid en structuur. Ze leren zo verbanden leggen tussen gebeurtenissen (bijvoorbeeld een kindje aaien i.p.v. slaan). Binnen deze regels kan het kind te experimenteren en voor zichzelf leren opkomen. De kinderen leren hun driften beheersen en via taal hun wensen en behoeftes kenbaar te maken. De taal- en cognitieve ontwikkeling speelt hierin een belangrijke rol. We doen hiervoor activiteiten als kringspel, treintje en dergelijke. Gewenst gedrag stimuleren wij door het geven van complimentjes hierover. Bij het corrigeren van ongewenst gedrag maken we gebruik van het geven van uitleg en het aanbieden van alternatieven. De peuter wordt steeds meer zelfredzaam. Hij gaat rond de leeftijd van 2-2,5 jaar al zelf op het potje of het toilet en wil alles zelf doen. Ook de koppigheidsfase begint rond de leeftijd van 2,5 jaar. De peuter is duidelijk bezig zijn eigen grenzen en mogelijkheden te leren kennen. Ook wordt de peuter steeds meer een sociaal mensje. Hij wil overal meehelpen, eet en drinkt nu zelfstandig en legt actief contact met groepsgenootjes. Activiteiten die we op de groep doen zijn onder andere kleien, kringspel, tent bouwen, kringgesprek, muziek maken, spelen in de poppenhoek. PARTNERS IN OPVOEDING Onze manier van werken met de kinderen staat uitgebreid beschreven in ons pedagogisch beleidsplan en pedagogisch werkplan. Dit is ter inzage voor de ouders op onze website. Wij vinden het belangrijk dat ouders hun kind met een gerust hart naar het kinderdagverblijf brengen. Een open communicatie is hiervoor een voorwaarde. 49
De contacten verlopen mondeling en schriftelijk. ’s Ochtends is er gelegenheid om de pedagogisch medewerkers op de hoogte brengen van de situatie van het kind (slapen, eten, bijzonderheden). Bij het ophalen krijgen de ouders een mondelinge overdracht over hoe de dag voor het kind is verlopen (slaaptijden, voeding, activiteiten, welbevinden en andere bijzonderheden). Daarnaast heeft ieder kind zijn eigen schriftje. Dit wordt een keer in de twee weken op een vaste dag geschreven. Hierin wordt beschreven waar het kind op dat moment in zijn ontwikkeling mee bezig is, bijvoorbeeld rennen, springen, zindelijkheid of omgang met andere kinderen. De ontwikkeling van het kind wordt jaarlijks met de ouders besproken. Wanneer wij eerder/vaker reden zien tot een uitgebreid gesprek met de ouders, geven wij dit aan. Wanneer ouders er behoefte aan hebben (voor meer informatie of het bespreken van problemen), kunnen zij altijd een afspraak maken voor een gesprek met een pedagogisch medewerker.
50
Bijlage 3 ASPECTEN VAN DE PEUTERPLUSGROEP (3/3,5 - 4 JAAR) Onze doelstelling is dat kinderen zich gelukkig en veilig voelen op het kinderdagverblijf, zodat ze de wereld om zich heen kunnen gaan ontdekken. Dit willen we bereiken door een sfeer van geborgenheid te creëren. Daarnaast zijn wij gericht bezig met de ontwikkeling door het doen van spelletjes en activiteiten. In een veilige hechtingsrelatie leert het kind vertrouwen te hebben in zichzelf en anderen. Dit is de reden waarom we met vaste pedagogisch medewerkers op de groep werken. Daarnaast draagt een vast dagritme bij aan een veilig en vertrouwd gevoel. De peuters weten wat er gaat gebeuren, de dagindeling is hierdoor voor de kinderen overzichtelijk. De pedagogisch medewerkers verwoorden aan de kinderen telkens wat er op een dag gebeurt, bijvoorbeeld: “Na het buitenspelen gaan we brood eten.” Ook gebruiken we liedjes en rituelen om activiteiten aan te kondigen, te beginnen of te beëindigen. Voor de peuters is er op de groep veel mogelijkheid om het samenspel te ontdekken en oefenen en om de zelfstandigheid en zelfredzaamheid te oefenen. Elk kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo en op zijn eigen manier. Hiertoe wordt alle ruimte gegeven. VOEDING Op de peuterplusgroep gebeurt het eten en drinken groepsgewijs. We zien dit als momenten om een gevoel van sociale verbondenheid te creëren, om samen een gezellig moment te delen. Tijdens deze momenten leren de kinderen ook op elkaar wachten. We beginnen met eten of drinken als iedereen iets heeft. Het begin geven we aan door samen een liedje te zingen. Bij het eten vinden we het belangrijk dat de kinderen met verschillende smaken en substanties van voeding in aanraking komen en dat ze leren keuzes te maken. Er zijn wisselende soorten fruit en broodbeleg aanwezig. Zie hiervoor het voedingspakket (bijlage 7). Brood wordt gegeten met een vorkje en door de peuters zelf gesmeerd. De kinderen drinken melk uit een gewone beker. De melk wordt tegelijk met het brood aangeboden. Het ene kind zal eerst (een beetje) willen drinken of dit juist bewaren tot hij wat brood gegeten heeft. De kinderen worden niet gedwongen om te eten en te drinken, maar wel zoveel mogelijk gestimuleerd. Mocht een kind echt niet willen eten, dan wordt het niet geforceerd. Zijn er problemen t.a.v. eten of drinken dan wordt dit met de ouders besproken. Bij de eerste boterham mogen de kinderen zelf kiezen uit hartig beleg. Bij de volgende boterhammen mogen de kinderen, na overleg met de ouders, evt. zoet beleg kiezen.
51
Na het eten stimuleren wij de kinderen zichzelf met een washand te wassen; dit aan de hand het geven van complimentjes. DE SPEEN De kinderen op de peuterplusgroep gebruiken hun speen alleen tijdens moeilijke momenten, zoals wanneer het kind zich niet lekker voelt. Verder gebruiken we de speen niet; dit in verband met de ontwikkeling van de mondmotoriek en spraak. Het gaan afbouwen van het speengebruik doen we in overleg met de ouders. De kinderen op de peuterplusgroep slapen tussen de middag (meestal) niet meer. Wel zorgen we voor een rustmoment in het midden van de dag door de kinderen een rustige activiteit aan te bieden, bijvoorbeeld een puzzel aan tafel. En sommige kinderen gaan wel even rusten. ZINDELIJKHEID Het is de bedoeling dat kinderen zindelijk zijn als ze naar de basisschool gaan. Het trainen tot (volledig) zindelijk worden doen we altijd in overleg met ouders. Spelenderwijs gaan we vanaf de peutergroep verder met de zindelijkheidstraining. Op de peuterplusgroep gaan de kinderen op vaste tijden naar de wc en daarnaast uiteraard als het kind het aangeeft. De kinderen wordt geleerd hun handjes te wassen nadat ze naar de wc zijn geweest. Aan- en uitkleden kunnen de kinderen zoveel mogelijk zelf. Wel hebben ze nog hulp nodig met het dichtmaken van knopen of veters. DE ONTWIKKELING VAN DE PEUTERPLUSSERS Op de peuterplusgroep is er veel mogelijkheid om het samenspel en de zelfstandigheid te oefenen. De peuters laten hun groeiende onafhankelijkheid zien in hun gedrag. De kinderen gaan gerichte keuzes maken in sociaal contact en spel. De kinderen gaan gericht samenspelen in kleine groepjes. Ze ontwikkelen steeds meer taal en gaan zich verbaal beter uitdrukken. De sociale en verstandelijke ontwikkeling wil steeds gevoed worden. Vragen die veelvuldig gesteld worden, zijn: “Wat is dat?”, “Wat doe je?”. Ook “Nee” is een veel gehoord woord en de peuters zijn duidelijk bezig hun eigen grenzen en mogelijkheden te leren kennen. De peuter wordt steeds meer zelfredzaam en mag meehelpen op de groep. Elke dag zijn er 1 of 2 ‘hulpkinderen’, zij mogen de pedagogisch medewerker helpen met extra taakjes zoals de tafel dekken en washanden uitdelen. De peuters zitten boordevol energie en zijn bezig de grote wereld om zich heen steeds verder te ontdekken. We hanteren dagelijks terugkerende routines, terugkerende liedjes,
52
een vaste dagritme en vaste regels op de groep. Dit geeft de peuter een veilig gevoel en zelfvertrouwen. Ook op deze groep hebben we de ruimte aangepast aan de behoefte van de kinderen. Voor de ontwikkeling van de peuter vinden we het van belang dat ze met verschillende materialen en activiteiten in aanraking komen. De peuterplusgroep werkt met thema’s (bijvoorbeeld verkeer, Pasen en voorjaar, water). Op die manier kunnen de onderwerpen van de projecten meer uitgediept worden. Elke dag wordt er een gerichte activiteit gedaan, in het kader van het thema. Allerlei materialen en activiteiten komen aan bod zodat diverse vaardigheden worden geoefend. Deelname aan een activiteit is niet verplicht, maar de kinderen worden wel gestimuleerd om mee te doen. De grove motoriek De peuters hebben nu een goede beheersing over de motoriek en vinden het vaak heerlijk om te klimmen, hollen en tikkertje te spelen. We streven er naar om minimaal een keer per dag naar buiten te gaan. De motoriek is meer in evenwicht en wordt ook steeds beter beheersbaar. De peuter experimenteert met moeilijke bewegingen zoals steppen, op de tenen lopen en op de grote fiets fietsen. Op de groep doen we activiteiten als dansen, gym, stoeien, klimparcours en kringspelletjes. De fijne motoriek De fijne motoriek wordt steeds verfijnder. De peuter kan al goed dingen vastpakken. Het kind kan een blad omslaan zonder scheuren. Het pakt kleine voorwerpen als kruimels en potloden tussen duim en wijsvinger. Daarom doen we op de groep veel activiteiten die gericht zijn op de fijne motoriek zoals verven met een kwastje, prikken, kralen rijgen, kleuren met potloden en stiften, mozaïek, puzzelen en knippen. De taal/spraakontwikkeling Het kind gaat steeds meer praten en vertelt hele verhalen. Omdat het niet altijd meteen op het goede woord komt (of vlugger denkt dan het kan praten) hakkelt het kind in deze periode wel eens. De zinnen worden steeds langer en zijn beter opgebouwd. De peuter begint ook kleuren te benoemen en begrijpt voorzetsels als ‘op’ en ‘in’. De peuter ontdekt dat sommige woorden een bepaalde reactie bij volwassenen oproepen. De ‘waarom-periode’ breekt aan; het kind kan eindeloos vragen stellen. Voor het kind lopen in deze periode de fantasie en werkelijkheid nog wel eens door elkaar. Dit blijkt ook wel uit de verhalen die de kinderen soms vertellen. In deze periode zijn kinderen erg gevoelig voor de verhalen waarin de meest fantastische dingen gebeuren. Op de groep lezen we veel voor, praten we veel, en doen we veel spelletjes gericht op de taalontwikkeling. Kinderen leren spelenderwijs ook rijmen op woorden. De spelontwikkeling 53
De kinderen gaan op deze leeftijd meer samen spelen, overleggen met elkaar en verzinnen met elkaar bijvoorbeeld een fantasie- of rollenspel. We doen met de kinderen spelletjes als domino, memory, ganzenbord en dergelijke. Ook groepsspelletjes als kringspel zijn favoriet. De sociaal-emotionele ontwikkeling De peuter wordt steeds meer een sociaal mensje. De peuter is duidelijk bezig zijn eigen grenzen en mogelijkheden te leren kennen. Hij wil overal meehelpen, eet en drinkt nu zelfstandig en legt actief contact met groepsgenootjes. Activiteiten die we op de groep doen zijn onder andere kleien, kringspel, tent bouwen, kringgesprek, muziek maken, poppenhoek. Door de groeiende taalvaardigheid kan de peuter zijn emoties beter onder woorden brengen. Dit helpt bij het samenspel en bij de groei van het zelfvertrouwen. PARTNERS IN DE OPVOEDING De contacten verlopen mondeling en schriftelijk. ’s Ochtends is er gelegenheid om de pedagogisch medewerkers op de hoogte te brengen van de situatie van het kind (spelen, eten, bijzonderheden). Bij het ophalen krijgen de ouders een mondelinge overdracht over hoe de dag voor het kind is verlopen (activiteiten, welbevinden, voeding en andere bijzonderheden). Daarnaast heeft ieder kind zijn eigen schriftje. Dit wordt een keer in de twee weken op een vaste dag geschreven. Hierin wordt beschreven waar het kind op dat moment in zijn ontwikkeling mee bezig is, bijvoorbeeld concentratie, taalontwikkeling of omgang met andere kinderen.
54
Bijlage 4 Huisregels De openingstijden van de Luchtballon zijn van 07.15 uur tot 18.00 uur. Het kinderdagverblijf is gesloten in de weekenden en op door de overheid erkende feestdagen. De kinderen kunnen ‘s ochtends gebracht worden tot 09.00 uur. Tussen de middag kunnen de kinderen opgehaald en gebracht worden vanaf 12.30-13.30 uur. ‘s Middags kunnen de kinderen gehaald worden vanaf 15.45 uur tot uiterlijk 18.00uur. In de Luchtballon geldt een algemeen rookverbod. Alle jassen graag aan de kapstok hangen, tassen opgeborgen zijn, aan de kapstok of in het bakje van het kind. Kinderen ontbijten thuis, voor de baby’s geldt dit voor de eerste (fles) voeding. Als het kind door een ander dan de ouders wordt gehaald, dit graag aan ons melden. Als het kind 20 minuten na sluitingstijd nog niet gehaald is en er kan geen contact gelegd worden met een van de ouders, zal het noodadres ingeschakeld worden. In verband met het benaderen van de ouders in geval van een calamiteit vragen wij de ouders wijzigingen in telefoonnummers te melden. Als het kind de Luchtballon niet bezoekt door ziekte, vakantie etc. dit graag aan ons doorgeven. Voedingen die buiten het standaard voedingspakket vallen vragen wij de ouders mee te geven. Als het kind opgehaald wordt en hij/zij van de groep af is valt het kind onder de verantwoordelijkheid van de ouder. Wij willen vragen bij het brengen en halen aan een van de medewerkers te melden dat het kind gebracht is c.q. meegenomen wordt door de ouder. De deuren van de Luchtballon sluiten. Als de kinderen jarig zijn adviseren wij hartige traktaties op basis van de voorschriften van de HACCP. Driemaal per jaar wordt er over uw kind een kind volgsysteem geschreven. U kunt dit verslag ten alle tijde inzien. Als Uw kind de Luchtballon verlaat krijgt u deze kindbesprekingen mee. In de gangen mogen geen kinderwagens, buggy’s, maxi cosi e.d. geplaatst worden voor de nooduitgangen. E.e.a. op last van de brandweer i.v.m. de veiligheid van de kinderen en de medewerkers. 55
Bijlage 5 Bijtende kinderen Inleiding Mensen hebben naast hun instinct (zoals dieren dat hebben) ook beschaving. Maar hoe beschaafd we ook zijn, diep in ons hart willen we allemaal winnen, gelijk krijgen. Dat lukt niet altijd en de reactie is dan; het gevecht aangaan of vluchten. Hoe we omgaan met agressie is een kwestie van aanleg, opvoeding en ontwikkelingsfase. Gevoelens van agressie, frustratie en boosheid horen bij het ontwikkelen van je eigen ik. Doordat jonge kinderen vaak nog niet onder woorden kunnen brengen wat hen dwars zit, doen ze dat al snel op een lichamelijke manier. De leeftijdsfasen Voor een baby van rond een jaar is het normaal om zijn tanden overal in te zetten; zijn tanden komen door en die wil hij gebruiken. Kinderen steken dan van alles in de mond; zo nu en dan dus ook een arm of hand van een ander kind. Bij anderhalf jarige is de situatie anders. Een beet zo nu en dan in het heetst van het spel komt vaker voor op deze leeftijd. Ook kinderen die niet goed tot spel komen kan leiden tot frustratie, die geuit wordt door bijten. Rond de twee jaar wordt een kind zich bewust van zijn eigen persoonlijkheid. Hij heeft door dat hij geen verlengstuk is van zijn ouders, maar dat hij een eigen persoonlijkheid, een eigen wil heeft. Een fascinerende ontdekking, maar ook weer een die leidt tot frustratie. Want de wil van het ene kind botst met die van een ander kind en met die van volwassen. En het kind moet nog leren dat een ander ook pijn voelt als hij slaat of bijt. Als een kind van die leeftijd gespannen en ongelukkig oogt en bijt, moet je je zorgen maken. Het is zorgelijk als een kind ook agressief is zonder enige aanleiding, of als een kind het niet kan laten agressief te zijn. Een aanleiding hoeft trouwens niet altijd direct zichtbaar zijn. Op de groep Terugbijten doen we niet en helpt ook niet, omdat een jong kind niet in staat is het verband te zien tussen zijn eigen bijten en terug gebeten worden. Hij zal de volwassene zien als iemand die gemeen is en hem pijn doet. Door de schrik reageer je vaak eerst op de “dader” en laat je het slachtoffer nog even aan z’n lot over. Zo beloon je ongewenst gedrag, waardoor de kans op herhaling groter is (negatief aandacht vragen). Zet een kind liever even apart op een stoeltje om te laten merken dat je dat gedrag niet wil, zonder zelf te boos te reageren. Troost dan het kind dat gebeten is en laat het kind dat bijt een kusje geven op de zere plek, om te laten zien dat bijten echt pijn doet.
56
Kinderen in een groep zoeken altijd de aandacht van de pedagogisch medewerker en ook als dat op een negatieve manier lukt kunnen ze dat opnieuw proberen. Andere kinderen kunnen het ongewenste gedrag zelfs overnemen. Beloon daarom kinderen met een complimentje wanneer ze zich aan de regels houden of wanneer ze het gewenste gedrag vertonen. Of het bijten stopt, heeft te maken met hoe erop gereageerd wordt. Observeren, eventueel aan de hand van een observatieverslag, is aan te raden. Bij een jong kind is het belangrijk de situaties waarin het bijt te observeren en in de gaten te houden. Op die manier voorkom je dat het kind op zijn bijtgedrag overgaat; je grijpt van tevoren in. Bij oudere kinderen werkt een gesprek met het kind zelf vaak goed. Sommige kinderen kunnen zelf heel goed uitleggen wat er gebeurd is en waarom ze op een bepaalde manier reageerden. Het is belangrijk dat je het kind als pedagogisch medewerker emotioneel ondersteund; het kind moet leren dat boos zijn mag, maar niet meteen hoeft te slaan, dat je je gevoel ook anders kunt uiten. Wat ook heel goed werkt is om als pedagogisch medewerker het gevoel van het kind te benoemen. Dat kun je al bij baby’s doen. Bij jongere dreumesen kan je het conflict of de boosheid bespreken aan de hand van een voorleesboekje of door het gebeuren na te spelen met vingerpopjes. Oudere kinderen die nog slecht praten, zie je ook sneller op bijtgedrag overgaan dan kinderen die door middel van woorden al duidelijk kunnen maken wat ze wel of niet willen. Bij deze kinderen is het belangrijk om het praten te stimuleren door middel van boekjes lezen en het geven van extra aandacht door een gesprekje met ze aan te knopen. Tijd kan veel oplossen; naarmate een kind beter gaat praten, zal hij steeds meer met woorden duidelijk maken wat hij wil. Het leren omgaan met conflicten leer je alleen door ze te hebben en ze samen op te lossen. Probeer vooral bij kinderen die van nature sneller agressief reageren, te voorkomen dat een conflict uit de hand loopt. Juist bij deze kinderen is een autoritaire aanpak op de lange duur minder effectief. Zeg liever bijvoorbeeld; “Ik zie dat jij ook op de tractor wilt, maar laten we eerst even op de glijbaan gaan spelen. Daarna gaan we naar de tractor en ben jij aan de beurt.” Sommige kinderen kunnen in een conflict heel goed hun eigen boontjes doppen. Ze kunnen een conflict goed zelf oplossen zonder tussenkomst van de pedagogisch medewerker. Maar dit uiteraard wel alleen binnen de grenzen van veiligheid en sociale regels. De kinderen mogen elkaar geen pijn doen; niet bijten, slaan of schoppen, of bang maken (bijvoorbeeld zogenaamd op elkaar schietend). En natuurlijk mogen ze niks kapot maken. Ouders Niet alleen voor de ouders waarvan het kind gebeten is is het moeilijk. Ook voor de ouders
57
van het kind dat heeft gebeten heeft hebben er meestal moeite mee. Wanneer een kind gebeten is op de groep, is het belangrijk om aan de ouder te vertellen wat we doen om het kind te troosten en de pijn te verlichten (bijvoorbeeld arnica-zalf). We vragen aan de ouders, van het kind dat gebeten heeft, of zij het gedrag herkennen en of er eventueel een verandering gaande is in de omgeving van het kind (bv. verhuizing). Indien het gedrag vaker plaatsvindt is het belangrijk om met de ouders in gesprek te gaan hoe wij op het kinderdagverblijf en thuis ermee omgaan om het kind te leren zijn emoties op een andere manier te uiten.
58
Bijlage 6 Protocollen die gebruikt worden binnen de Luchtballon zijn:
-
Beleid wennen
-
Protocol veilig slapen
-
Klachtenprocedure ouders
-
Toediening geneesmiddelen
-
(werkinstructie) Kinderen en ziekte
-
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
-
Kind- volgsysteem
-
Handreiking spelmateriaal
-
Foto en filmbeleid
-
Hitte en ventilatieprotocol
-
Richtlijnen moedermelk
-
Overlijden kind
-
Protocol uitstapjes
59
Bijlage 7 Voedingsaanbod
Poedermelk - Nutrilon 1, 2 & 3 Drinken - Water (kraanwater); - (Vruchten)thee zonder suiker; - Halfvolle melk, karnemelk of magere yoghurtdrank zonder toegevoegde suikers. Brood en beleg - Volkorenbrood of bruinbrood; - Zachte (dieet)margarine of halvarine (zie aandachtspunt); - Zoet beleg, zoals appelstroop, halvajam, vruchtenhagel, honing (niet aan kinderen jonger dan 1 jaar) of (seizoens)fruit, geprakt of in kleine stukjes; - Hartig beleg (mager), zoals 20+ en 30+ kaas, ham, kipfilet, casselerrib, 20+ of 30+ smeerkaas met minder zout, magere zuivelspread, vegetarische smeerworst; - (Seizoens)groente, zoals tomaat, worteltjes en komkommer; - Ei (hard gekookt of gebakken) Tussendoor - Fruit, zoals appel, peer, banaan, kiwi, druiven, meloen, aardbei, mandarijn (seizoensfruit); - (Seizoens)groente, zoals worteltjes, komkommer, paprika, snoeptomaatjes, radijsjes; - Rijstwafel, soepstengel, volkoren knäckebröd, krentenbol; - Volkoren ontbijtkoek, lange vinger, biscuitje.
60
Bijlage 8 Zorgkinderen Sommige kinderen hebben extra zorg nodig. Het kan zijn dat bij de aanmelding of bij het intakegesprek met ouders naar voren komt dat er extra zorg voor het kind nodig is. Er wordt voor de plaatsing zorgvuldig gekeken naar de mogelijkheden op de locatie. We gaan met de ouders en eventuele andere (externe) betrokkenen in overleg om te kijken of de opvang op de locatie haalbaar is binnen onze mogelijkheden en aansluit bij wat het kind nodig heeft. We streven er naar om voor elk kind het juiste opvangklimaat te creëren en alle mogelijkheden te bieden om zich te kunnen ontwikkelen. Om ervoor te zorgen dat we continue aansluiten bij de behoefte van het kind stellen we een plan van aanpak op, waar we de opvang evalueren zodat we tijdig afspraken kunnen bijstellen. Wij werken samen met lokale opvoedinstanties en/of zorginstanties die we in samenspraak met ouders kunnen inschakelen om met ons mee te kijken. Tijdens de opvangperiode kunnen er zorgen ontstaan over het gedrag of de ontwikkeling van een kind. Deze zorgen worden door de pedagogisch medewerkers met ouders besproken zodat er samen gekeken kan worden wat nodig is voor het kind. Daarnaast bespreekt de pedagogisch medewerker de zorg rondom een kind altijd met de locatiemanager. Dit kan bijvoorbeeld tijdens een groepsoverleg of een individueel overleg. De locatiemanagers kunnen de business partner compliance raadplegen voor vragen en eventuele observaties. De pedagogisch medewerkers kunnen een kind met behulp van een observatieformulier observeren. Dit gaat altijd in samenspraak met ouders. Er zijn in de verschillende gemeenten diverse initiatieven die onder verschillende namen bekend staan zoals; Alert4you, Cardea, Yorneo, Okido, etc. Zij werken samen met de kinderopvang om te ondersteunen in de opvang van (zorg) kinderen. Zij kunnen de pedagogisch medewerkers ondersteunen in de omgang met het kind of ondersteunen in de begeleiding van een individueel kind. Daarbij is het ook van belang om de zorg van de ouders en de opvang met elkaar af te stemmen. Zo ontstaat voor het kind de juiste balans en kan hij gebruik (blijven) maken van de reguliere opvang. In de sociale kaart van de locatie staan alle externe instanties met wie wij kunnen samenwerken als wij vragen hebben over kinderen. Ook kunnen we ouders naar deze instanties verwijzen zodat zij daar hun vragen kunnen stellen en via deze instanties de nodige zorg kunnen ontvangen. We hebben een protocol zorgkinderen dat de pedagogisch medewerker helpt bij het proces rondom de zorg voor een kind.
61
62