PEDAGOGISCH BELEID PEUTERSPEELZALEN SKL 1. UITGANGSPUNTEN PEUTERSPEELZALEN SKL 1.a.: Vormen van peuterspeelzaalwerk De peuterspeelzalen van de SKL voldoen aan eisen gesteld in de Wet kinderopvang en kwaliteiteisen peuterspeelzalen en de gemeentelijke verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen Lelystad 2010. Er zijn daarbij drie vormen van peuterspeelzaalwerk te onderscheiden: de reguliere peuterspeelzaal, de VVE-peuterspeelzaal en de peuterspeelzaal-plus. De reguliere peuterspeelzaal werkt volgens ambitieniveau 1, wat staat voor “spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren”. Op deze peuterspeelzaal werkt één beroepskracht ondersteund door een assistent, op een groep van 16 kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar. De VVE (Voor- en Vroegschoolse Educatie)- peuterspeelzaal heeft ambitieniveau 2, wat staat voor spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen”.Hier wordt gewerkt met twee beroepskrachten op een groep van 16 kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar. Op de VVE-peuterspeelzalen wordt gewerkt met het VVE-programma Kaleidoscoop. Er is hierbij veel aandacht voor de ontwikkeling van het individuele kind, met name de taalontwikkeling. Vanuit de VVE-doelstelling wordt gezocht naar een goede aansluiting met de basisscholen in de buurt. Ook de peuterspeelzaal + heeft ambitieniveau 2, maar met een “plus”. Deze peuterspeelzaal richt zich op kinderen die niet mee kunnen komen op de reguliere peuterspeelzaal. Het gaat met name om kinderen met gedragsproblemen en/of ontwikkelingsachterstand, die zich in een grote groep niet kunnen ontplooien en ontwikkelen. De groepen bestaan uit maximaal 8 kinderen, begeleid door een peuterleidster en een pedagogisch begeleider (HBO-niveau) Een plaatsings- en adviescommissie adviseert over de plaatsing en de begeleiding. Binnen al deze vormen van peuterspeelzaalwerk, worden dezelfde pedagogische uitgangspunten gehanteerd. Deze sluiten aan bij de SKL-brede pedagogische uitgangspunten zoals die in het pedagogisch beleid geformuleerd zijn. Deze worden in hoofdstuk 2 verder uitgewerkt. 2. UITGANGSPUNTEN PEDAGOGISCH BELEID De uitgangspunten voor pedagogisch beleid komen voort uit de, door de SKL geformuleerde, pedagogische visie, te weten: De verschillende diensten van kinderopvang worden door professionals uitgevoerd die erop gericht zijn een verantwoord pedagogisch klimaat te creëren, waarbij het individuele kind met ouders in relatie tot de opvanggroep, centraal staat. Dit vanuit de eigenheid van elke werksoort en vestiging. 2.a.: Ruimte voor eigenheid van kind Een kind wordt in een veilige, warme, vertrouwde en respectvolle omgeving opgevangen, waarin ruimte is voor de eigenheid van het kind. De peuterspeelzaal wil kinderen de ruimte geven zich te ontwikkelen. Dit doen we door het bieden van een veilige en geborgen plek waar u en uw kinderen graag komen. Emotionele veiligheid is voor het kind van groot belang omdat dat de basis is waarop het zich verder kan ontwikkelen. Door middel van communicatie (verbaal en non-verbaal), het aanbieden van activiteiten passend bij de leeftijd van het kind, een gezellige en ontspannen sfeer op de groep en regelmaat in de dagindeling zal iedere leidsters binnen de eigen mogelijkheden proberen een veilige en vertrouwde omgeving voor de kinderen te scheppen. Wij vinden het belangrijk dat de medewerkers hun eigenheid hierin kunnen leggen omdat dit ook naar hen toe van respect getuigt. Natuurlijk moet deze eigenheid wel binnen Pedagogisch beleid peuterspeelzalen SKL Kinderopvang September 2013
1
de grenzen van het beleid van de SKL liggen. Door middel van de haal- en brengcontacten met ouders/verzorgers wordt informatie uitgewisseld zodat het beeld van het kind en de ontwikkeling die het doormaakt voor ouders en leiding zo volledig mogelijk is. Overleg en afstemming met de ouders vinden we belangrijk. Informatie van de ouders geeft ons inzicht in het kind en wat het nodig heeft. Daarnaast bieden we op de peuterspeelzaal een uitdagende leeromgeving en respect voor de individuele (on)mogelijkheden. We streven ernaar het beste uit kinderen te halen. Dat betekent dat we aansluiten bij het niveau van het kind. We denken ook voor veel kinderen een passend aanbod te hebben door het gevarieerde aanbod op de reguliere, VVE- en + - peuterspeelzaal. 2.b.: Optimaal ontwikkelen binnen verschillende ontwikkelingsgebieden Een kind krijgt mogelijkheden en situaties aangeboden waarbinnen het zich optimaal kan ontwikkelen op sociaal, emotioneel, verstandelijk en motorisch gebied. Een kind dat zich optimaal ontwikkelt is klaar voor een volgende stap: de basisschool. We denken dat kinderen, door de ontwikkeling op de peuterspeelzaal, beter kunnen profiteren van het aanbod op de basisschool. Hierdoor leren ze sneller en gemakkelijker en dat heeft weer een positief effect op de gehele schoolloopbaan van het kind. We kijken daarbij naar het individuele ontwikkelingsniveau van het kind. We stimuleren kinderen op hun eigen niveau en proberen daarin hun ontwikkeling te stimuleren. Het is de bedoeling dat een kind zich op een gezonde manier kan ontwikkelen. Dit binnen een veilige, schone en gezonde omgeving. Als een kind binnen een vorm van peuterspeelzaalwerk niet op zijn/haar plek blijkt te zijn, wordt samen met de ouders bekeken of een andere vorm van peuterspeelzaalwerk of opvang meer geschikt is. De behoeftes en de ontwikkelingsfase van het individuele kind is daarin leidend. 2.c.: Respect voor anderen en zichzelf Een kind krijgt de mogelijkheid een gevoel van eigenwaarde te ontwikkelen, zichzelf te respecteren en daarnaast respect voor anderen en andermans eigendommen te hebben. Op de peuterspeelzaal is veel aandacht voor het feit dat een kind samen met andere kinderen een groep vormt, rekening moet houden met andere kinderen en, uiteindelijk, zichzelf daarbinnen zelfstandig moet kunnen redden. Dit doen de leidsters door een voorbeeld te stellen naar de kinderen middels hun eigen houding. Daarnaast is de leidster actief bezig met: - het stimuleren van sociaal gedrag ten opzichte van andere kinderen en de leidster - zelfredzaamheid - activiteiten afgestemd op de leeftijd - respect voor het kind (ruimte voor eigen gevoelens, ruimte voor fantasie, bevorderen zelfvertrouwen) - aandacht voor normen en waarden - kinderen plezier laten beleven Dit wordt vorm gegeven middels activiteiten, spelletjes, kinderen stimuleren en benoemen van gedrag. 3. OUDERBELEID 3.a. Visie Om kinderen optimale ontwikkelkansen te kunnen bieden, is een goede samenwerking en afstemming tussen ouders en de peuterspeelzaal van groot belang. Goed contact en regelmatig overleg tussen ouders en peuterspeelzaal is onderdeel van goed peuterspeelzaalwerk. Hierdoor kunnen ouders en leidsters de verschillende leefwerelden voor het kind “verbinden”. Afstemming en informatie-uitwisseling is daarbij van groot belang. Dit is bij voorkeur tweerichtingsverkeer. De ouders worden zoveel mogelijk betrokken bij het aanbod en aanpak op de Pedagogisch beleid peuterspeelzalen SKL Kinderopvang September 2013
2
groep, waarbij de groep de ouders informeert. Maar ook andersom, geven de ouders aan de groep informatie over de thuissituatie en het kind. De groep kan deze informatie weer gebruiken bij het vorm geven van het aanbod op de groep. We streven dus naar het realiseren van een wederkerige relatie. Dit wordt ook wel pedagogisch partnerschap genoemd. Daar wordt onder verstaan: De wederzijdse en gelijkwaardige betrokkenheid van ouders en peuterspeelzaal bij de opvoeding en de begeleiding van kinderen, om zo optimaal mogelijke omstandigheden te realiseren voor de ontwikkeling van kinderen, thuis en op de peuterspeelzaal. Vanuit de gedachte van het pedagogisch partnerschap is er sprake van een gelijkwaardige relatie, waarin ieder zijn/haar eigen rol heeft en herkent. Door wederzijdse belangstelling en interesse leert men van elkaar en worden inzichten uitgewisseld. De ouder doet dit vanuit de rol als eindverantwoordelijke voor het kind, de medewerker van de peuterspeelzaal als professional. 3.b. Uitgangspunten van het ouderbeleid In een goed contact tussen leidster en ouder is er wederzijds vertrouwen in elkaar, en wordt er gezamenlijk gewerkt aan een vertrouwensband. Daarbij is het partnerschap niet een doel op zich, maar gaat het om de bijdrage aan de ontwikkeling van het kind. Het kind staat centraal! De SKL hanteert daarbij de volgende uitgangspunten: • De ouders voelen zich welkom • Ouders krijgen regelmatig informatie over het aanbod, algemeen en in relatie tot hun kind • Ouders krijgen voldoende gelegenheid om hun wensen en hun kritiek over te brengen • Ouders worden betrokken bij de uitvoering • Ouders met verschillende visies en gewoonten in de opvoeding voelen zich geaccepteerd en gerespecteerd; er is ruimte voor verscheidenheid. • Er is ruimte voor vragen en advies ten aanzien van opvoeding en verzorging. • Als een ouder onvoldoende Nederlands spreekt cq begrijpt, dan vragen we de ouder iemand mee te nemen die als vertaler kan optreden. Dit beleid wordt in het pedagogisch werkplan concreet gemaakt. PEDAGOGISCH WERKPLAN PEUTERSPEELZALEN SKL A. HET KIND A .1. Het stimuleren van de ontwikkeling van een kind Spelen is leuk; spelen is leren, spelen is ontdekken, spelen is je ontwikkelen. Peuters hebben al veel geleerd. Ze kunnen de leidsters al goed duidelijk maken wat ze willen en kunnen. De grove en fijne motoriek ontwikkelt zich steeds verder, net als de verstandelijke, emotionele en taal- en spraakontwikkeling. Op de peuterspeelzaal wordt de peuter gestimuleerd om nieuwe uitdagingen aan te gaan. Vanuit deze ervaringen kan een peuter een volgende stap in de ontwikkeling maken. We onderscheiden verschillende ontwikkelingsgebieden waarop we de peuter stimuleren. Dit zijn: - motorische ontwikkeling - zintuiglijke ontwikkeling - cognitieve ontwikkeling - taalontwikkeling - sociaal-emotionele ontwikkeling - zelfstandigheid - spelontwikkeling Pedagogisch beleid peuterspeelzalen SKL Kinderopvang September 2013
3
De leidster(s) biedt het kind de mogelijkheid zich te ontwikkelen binnen de genoemde ontwikkelingsgebieden. De leidster doet dit door: • Aanbieden van speelgoed en materialen die die uitdaging bieden; Het initiatief ligt bij het kind. De leidsters bieden activiteiten aan die aansluiten bij de behoeftes en ontwikkeling van het kind. • De inrichting van de ruimte; Deze is zo ingericht dat de peuter ervaringen op kan doen. Daartoe is de zaal ingericht met hoeken zoals een bouwhoek, een boekenhoek, een atelier, enz. Op de VVE-peuterspeelzalen zijn de hoeken vorm gegeven conform de methode Kaleidoscoop. • Spel dat kinderen uitdaagt; Dit kan zowel tijdens het binnen- als buitenspel zijn. • Interactie tussen kind en medewerker; Op een juiste manier reageren op de behoeftes van het kind. Het creëren van een omgeving waarbinnen peuters zich prettig voelen en zich kunnen ontwikkelen. • Een vast dagritme; Met dagritmekaarten is op de zaal duidelijk hoe het dagdeel zal verlopen. Dit dagritme is altijd hetzelfde. De leidster neemt ook, bij de start van het dagdeel de dagritmekaarten met de kinderen door. A.1.1. Stimuleren van de motorische ontwikkeling Doel is om de peuter te leren de lichamelijke bewegingsfuncties te beheersen. Dit betreft zowel de grove als de fijne motoriek. De leidster doet regelmatig bewegingsspelletjes met de peuters. Dit zijn bijvoorbeeld spelletjes waarbij de peuters bewegingen kunnen nadoen. Of bewegen op muziek. Ook worden de peuters zoveel mogelijk gestimuleerd zich zelf aan- en uit te kleden. De fijne motoriek komt vooral aan bod tijdens de creatieve activiteiten. Er wordt dagelijks geoefend met tekenen, knippen, prikken, schilderen, kralen rijgen etc. De werkjes worden in de groep opgehangen of naar huis meegegeven. A.1.2. Stimuleren van de zintuiglijke ontwikkeling Door aandacht te hebben voor de zintuiglijke ontwikkeling, leert het kind de informatie die het via de zintuigen krijgt, te interpreteren en aan de passen aan de omstandigheden van de omgeving. Dit stimuleren we bij de peuters door zintuiglijke prikkels aan te bieden. Dit kan door materialen aan te bieden van verschillende kleur, afmeting of substantie. Kinderen kunnen dan zien, voelen, ruiken wat de verschillen of overeenkomsten zijn. Ook met de handen in het scheerschuim is een favoriete activiteit. Daaraan gekoppeld kan de leidster begrippen als groot en klein benoemen. Daarmee wordt dan, naast de zintuiglijke ontwikkeling, ook de motorische, cognitieve en taalontwikkeling aangesproken. A.1.3. Stimuleren van de cognitieve ontwikkeling Door aandacht te geven aan de cognitieve ontwikkeling leren we kinderen probleemoplossend, logisch en abstract te denken en te handelen. De cognitieve mogelijkheden van de peuter worden steeds groter. Het kind leert verbanden te leggen tussen gebeurtenissen. Peuters kunnen beelden vormen in hun hoofd, beoordelen, indelen (bijv. honden en katten zijn dieren) en dingen op een rij (volgorde) zetten. Hun geheugen is al goed ontwikkeld en ze kunnen beter met abstracte begrippen overweg, zoals: groot-klein, meer-minder, hetzelfde-anders en kort-lang. De kleuren worden zoveel mogelijk spelenderwijs aangeleerd. Ook worden vormen aangeboden zoals: cirkel, vierkant, driehoek. Door dagelijks de kleuren, tellen, dagen van de week enz aan te bieden, kan de peuter zich deze eigen maken. Vooral tijdens het kringmoment komt dit aan de orde. Maar ook door puzzels te maken en deze steeds meer zelf te laten doen. Ook biedt de leidster begrippen aan zoals onder, naast, achter, boven, enz. Pedagogisch beleid peuterspeelzalen SKL Kinderopvang September 2013
4
Voor de 3+ peuters wordt op de peuterspeelzalen een speciaal aanbod gecreëerd. Dit is meestal tijdens de middag. Er wordt dan extra aandacht en specifieke activiteiten op het eigen niveau aangeboden. Zo kunnen er ingewikkelder puzzels gemaakt worden of vaardigheden geoefend worden die nodig zijn voor de basisschool. A.1.4. Stimuleren van de taalontwikkeling Een kind dat een goede taalbeheersing (actief en passief) heeft, kan goed begrijpen wat er om hem/haar heen gebeurt. Het is een belangrijk middel voor communicatie. Een goede taalbeheersing is ook van groot belang voor de basisschool. Als een kind met taalachterstand in het basisonderwijs instroomt, kan het onvoldoende profiteren van het aanbod. Zo ontstaat een achterstand die gedurende de basisschool niet meer kan worden ingelopen. Daarom is taalstimulering van groot belang. Met name op de VVE-peuterspeelzalen is er veel aandacht voor de taalontwikkeling en gerichte taalstimulering. Het VVE-programma Kaleidoscoop biedt hierin handvaten. Zo worden er op de VVE-peuterspeelzalen thema’s bepaald en de woorden per week die daarbij horen. Deze woorden krijgen gedurende een periode extra aandacht. Op alle peuterspeelzalen benoemen de medewerkers alles wat ze doen, zeker in interactie met de kinderen. Dit is tijdens de kring, in de grote en kleine groep, tijdens het verschonen, enz. De leidsters nodigen de kinderen ook zoveel mogelijk uit om woorden te gebruiken. A.1.5. Stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling Een kind moet leren om te gaan met anderen en met zichzelf. Het moet leren om contacten te leggen en relaties te onderhouden. Ook leert het wat gewenste gedragingen en sociale regels zijn. Ook hoort daarbij dat het kind leert de eigen gevoelens te hanteren. Contacten leggen en daarin uitproberen is voor deze leeftijd heel belangrijk. Fantasiespel en rollenspelen zijn daarbij een goed middel. De peuters worden uitgedaagd dit spel te laten zien. Ook leert een peuter regels en afspraken. Door middel van spelletjes leert het wat spelregels zijn. Ook leert het dat afspraken anders kunnen zijn thuis en op de speelzaal. De leidster laat daarbij zien, middels haar eigen gedrag, wat daarin gewenst is. Zij geeft, als het ware, het goede voorbeeld. Na verloop van tijd gaan kinderen zich meer op andere kinderen richten, ze beschikken over meer zelfbeheersing en leren hun behoeften uit te stellen. Voorbeelden van het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling: • Een kind wil graag een fietsje hebben waar een ander kind op zit. Het kind moet wachten totdat het andere kind klaar is. • Tijdens een kringgesprek wordt aandacht besteed aan verschillende gevoelens. Hier wordt over voorgelezen en vervolgens gepraat. De gevoelens worden benoemd. • Tijdens de kring vertellen de kinderen wat ze willen gaan doen. De kinderen moeten dan op elkaar wachten en de ander uit laten praten. A.1.6. Stimuleren van de zelfstandigheid De peuter wordt gestimuleerd zoveel mogelijk zelf te doen. Zo leert het voor zichzelf te zorgen en zelfstandig te functioneren. Een opgroeiende peuter wil ook graag alles zelf doen. Hij wil zelf drinken inschenken, zelf zijn handen wassen en protesteert als een ander dit voor hem wil doen. Enerzijds wil en kan het kind veel dingen zelf, anderzijds kent het zijn eigen mogelijkheden en beperkingen nog niet. De leidster zal daarom een omgeving creëren waarin een kind op een veilige manier zoveel mogelijk zelf kan doen. Kinderen worden in de peuterfase zindelijk. Kinderen geven zelf aan als ze er aan toe zijn om zindelijk te worden. De leidster ondersteunt dit proces. Dit gebeurt in afstemming met de ouders. We werken actief aan de zelfstandigheidontwikkeling. Dit doen we door de ruimte zo in te richten dat peuters zoveel mogelijk zelf materialen kunnen pakken en opbergen. Binnen de Kaleidoscoopzalen zijn alle kasten en hoeken gelabeld. Hierdoor weet een kind waar wat thuishoort. Pedagogisch beleid peuterspeelzalen SKL Kinderopvang September 2013
5
De kinderen leren ook zelfstandig hun jas aan en uit te trekken. Leidsters stimuleren kinderen om van moeilijke handelingen deelstappen te verrichten. Een rits van een jas dicht doen is vaak nog erg lastig. De peuter kan vervolgens wel zelf de rits omhoog doen. Kinderen pakken zelf hun jas en hangen deze op. A.1.7. Stimuleren van de spelontwikkeling Zoals in A.1.5. beschreven zijn spel en fantasie belangrijke aspecten waardoor kinderen leren. In hun fantasie kunnen ze oefenen met rollen. Ook kunnen ze zich niet-bestaande situaties voorstellen waarin ze handelingen kunnen uitproberen. Drie stoelen op een rij is een trein, het vloerkleed is een boot enzovoort. Door de werkelijkheid op deze manier na te bootsen, leert een kind zichzelf kennen in een bepaalde rol zoals die van ouder die de kinderen verzorgt. In zijn eigen wereld doet het ervaringen op en leert het allerlei vaardigheden die het later als volwassene ook nodig zal hebben. Imitatie is hierbij een vorm van leergedrag. Door gebruik te maken van de fantasie doet het kind ervaringen op en kan het ervaringen verwerken. De leidsters bieden zoveel mogelijk de ruimte voor fantasiespel. Dit kan ontstaan tijdens het vrij spelen, maar kan ook gericht ingezet worden door de leidster. Verder spelen kinderen graag met zand en water. Maar ook constructiemateriaal is op de peuterspeelzaal aanwezig. Zo kan er van alles gebouwd worden met Duplo en Lego of een treinbaan gemaakt worden. Buiten kan er gespeeld worden met fietsjes en auto’s. Maar ook kan in de zandbak gespeeld worden met emmertjes en schepjes. A.1.8. Stimuleren van de creatieve ontwikkeling We willen peuters graag stimuleren om door middel van nieuwe materialen en technieken zich expressief te uiten. Op de reguliere peuterspeelzalen worden daarvoor vaak vooraf voorbereide werkjes gebruikt. Het kind kan daar een eigen draai aan geven. Vanuit de visie van Kaleidoscoop (VVE) krijgt het kind de ruimte om zelf iets te maken met de aanwezige materialen. Daarmee is het werkje echt van het kind. Het mag in de ogen van een volwassene misschien niet precies lijken op wat het moet zijn, maar het kind heeft het wel zelf zo bedoeld. Er wordt zoveel mogelijk gewerkt met kosteloos materiaal zoals kurken, wc-rollen, lege melkpakken, enz. Dit prikkelt de fantasie van het kind. Verder wordt op de speelzalen gebruik gemaakt van potloden, wasco, verf, klei, plaksel, papier, karton, enz. A.2. Volgen van de ontwikkeling van het kind Als de peuter met 4 jaar de peuterspeelzaal verlaat, dan heeft(hebben) de leidster(s) een goed beeld van de peuter. Dit wordt met de ouders gecommuniceerd tijdens de haal- en brengmomenten en de oudergesprekken. Op de reguliere peuterspeelzalen wordt het Lelystadse overdrachtsdocument bij 3 jaar en 3 jaar en 10 maanden ingevuld. Dit geeft een beeld van de ontwikkeling van het kind voor een aantal ontwikkelingsgebieden. De ouders worden hierover geïnformeerd. Op de VVE-zalen wordt de KOR (Kind Observatie en Registratie-systeem) ingevuld op twee momenten op de speelzaal (3 en 3 jaar en 10 maanden). Vervolgens wordt de KOR aan school gegeven en deze vult dit document, indien de school ook de methode Kaleidoscoop volgt, op een aantal momenten in de onderbouw in. De peuterspeelzalen en basisscholen hechten een groot belang aan de doorgaande lijn. Om die reden wordt de KOR rechtstreeks aan de school gegeven. De VVE-zalen verzorgen zelf de overdracht van de KOR naar de basisschool. De ouders worden hierover geïnformeerd. Ouders verlenen toestemming hiervoor bij inschrijving op de speelzaal. Naast de KOR wordt de Sneltoets Taal afgenomen. Deze vragenlijst brengt met een aantal vragen het taalniveau van een kind in beeld. De lijst wordt ingevuld op 3 momenten: bij binnenkomst van het kind (bij 2,5 jaar), bij 3 jaar en 3 jaar en 10 maanden. De uitkomsten en eventueel daaruit voortkomende acties worden met de ouder(s) besproken. Ook wordt op de VVE-zalen het formulier “VVE-selectie” gebruikt om vast te stellen of een kind in aanmerking komt voor een VVE-weging. Met de gemeente is een criterium afgesproken, waarbij Pedagogisch beleid peuterspeelzalen SKL Kinderopvang September 2013
6
gekeken wordt naar het opleidingsniveau van de ouders, de thuistaal die gesproken wordt en het ontwikkelingsniveau van het kind. Als een kind op grond van deze criteria een weging krijgt, dan mag het kind vier dagdelen geplaatst worden, waarbij er slechts twee dagdelen in rekening worden gebracht. Ook is de ouderbijdrage voor deze kinderen aangepast. Het consultatiebureau bepaalt aan de hand van die criteria, welke kinderen voor VVE in aanmerking komen. Op de peuterspeelzaal + maakt de pedagogisch begeleidster elk half jaar een handelingsplan. Bij vertrek van de Muizefant wordt een eindverslag gemaakt aan de hand van het laatste handelingplan. In dit verslag worden eventuele andere instanties die bij de peuter betrokken zijn geweest genoemd. De verslagen van deze (externe) instanties zijn in het bezit van de ouders. Zij beslissen zelf of deze worden afgegeven aan de basisschool. Het verslag dat door de pedagogisch begeleider is gemaakt wordt met de ouders besproken en door de Muizefant afgegeven aan de basisschool of eventueel andere vervolginstantie. A.3. Opvallend gedrag Uit de observaties van de peuterspeelzaalleidster kan naar voren komen dat er opvallend gedrag te zien is bij een kind. Met opvallend gedrag bedoelen wij het gedrag van een kind dat niet aansluit bij de leeftijd en de ontwikkeling van het kind. Het kan hier gaan om een kind dat stil en terug getrokken, angstig, depressief, agressief of hyperactief is. Het kind kan motorische-, spraak- of taalmoeilijkheden hebben. Als een leidster vragen rond een kind heeft, dan kunnen de stappen beschreven in de checklist vroegsignalering, doorlopen worden. In dit proces kan advies ingewonnen worden bij de wijkverpleegkundige. Eens in de 3 maanden spreken de leidster(s) en de wijkverpleegkundige elkaar in het preventieoverleg.(zie ook 5a). Als wij opvallend gedrag bij een kind signaleren en het gedrag vormt voor het kind zelf en/of voor anderen een probleem, dan kunnen er, in overleg met de ouders, stappen ondernomen worden. (zie ook checklist) Stap 1 Na overleg met de ouders volgen er observaties. Deze observaties kunnen gedaan worden door de leidster zelf, door een pedagogisch specialist of de leidinggevende. Zo mogelijk vragen wij informatie op bij of overleggen met andere instellingen zoals de wijkverpleegkundige, huisarts of andere deskundigen waar vanuit de SKL contact mee is. Dit alles in overleg met de ouders. Wanneer de observaties zijn afgerond, bekijken we met de ouders wat verder gedaan kan worden. Stap 2 Dit kan een aanpak zijn van het kind op de eigen peuterspeelzaal, dat met de ouders wordt afgestemd. Er wordt een handelingsplan opgesteld door de leidsters. De pedagogisch specialist van de SKL kan de leidsters adviseren bij het opstellen, uitvoeren en evalueren van dit handelingsplan. Indien na inzetten van observatie en/of inzetten van het handelingplan vast gesteld is dat het kind niet goed gedijt op de huidige peuterspeelzaal, dan kan voorgesteld worden om het kind naar één van onze VVE zalen over te plaatsen. Ook kan het advies zijn het kind naar de Muizefant (peuterspeelzaal +) over te plaatsen. Dit advies wordt met de ouders besproken en samen worden de vervolgstappen bepaald. Ons doel is te allen tijde om de ouders en het kind op een zo goed mogelijke manier te helpen en te begeleiden. Wij zijn ons ervan bewust dat de ouders de hoofdverantwoordelijken zijn met betrekking tot hun kind en zullen, indien het kind niet in gevaar komt, hun beslissing ten aanzien van het kind accepteren en respecteren. Indien er door het opvallende gedrag vermoedens van kindermishandeling zijn, zal er gehandeld worden volgens de meldcode “kindermishandeling en huiselijk geweld”. A.4. Aandacht voor gezondheid Pedagogisch beleid peuterspeelzalen SKL Kinderopvang September 2013
7
We willen stimuleren dat een kind zich op een gezonde manier kan ontwikkelen. Het is daarbij belangrijk om daar zo jong mogelijk mee te beginnen. Dit gebeurt bij ons in een veilige, schone en gezonde omgeving. We stimuleren gezond eten en drinken en hebben daarnaast activiteiten gericht op bewegen en het plezier daarin. Tijdens een dagdeel peuterspeelzaal is er aandacht voor goede en verantwoorde voeding. Hierbij moet gedacht worden aan het eten en drinken van gezonde tussendoortjes. Elke dag is er een vast moment voor het eten en drinken. We willen graag dat kinderen dan fruit eten. Het is niet de bedoeling dat er brood, koek enz. wordt gegeten. Fruit en drinken wordt door de kinderen zelf mee gebracht Het eten en drinken gebeuren gezamenlijk aan tafel of in de kring. Er wordt gelijk gestart en er wordt pas van tafel gegaan als iedereen klaar is. De leidster stimuleert de kinderen in het gezonde eten. Fruit eten wordt ook aantrekkelijk gemaakt. Ook beweging draagt bij aan een gezond leven. Een kind heeft lichaamsbeweging nodig voor zijn/haar ontwikkeling. Dit bieden wij aan door middel van bewegingsspel binnen en buiten. Gedurende een dagdeel wordt daar tijd voor ingeruimd. Hygiëne is van groot belang voor een gezonde leefomgeving. We hebben aandacht voor het wassen van de handen na het bezoek van het toilet en voor het eten. Ook het leren van neussnuiten en hand voor de mond tijdens het hoesten hoort hierbij. De leidsters zorgen voor een schone omgeving en materialen. A.5. Wenperiode De peuter krijgt rustig de gelegenheid om vertrouwd te raken met de nieuwe omgeving van de peuterspeelzaal. We geven de ouder en het kind de mogelijkheid om van tevoren eens op de zaal te komen kijken. De ouders en het kind worden door de leidster voorbereid en begeleid bij het afscheid nemen. Om het kind een veilig gevoel te geven kan er in de beginperiode een knuffel mee gegeven worden. Ouders mogen altijd in de loop van de ochtend/middag bellen om te horen hoe het gaat. Ook is het van groot belang dat het kind op tijd wordt opgehaald. Als het wennen niet lukt, dan wordt het wennen volgens een door de SKL ontwikkeld wenschema opgepakt. Lukt het dan nog niet, dan kan er in overleg met de ouders worden overgegaan tot het terug plaatsen op de wachtlijst, en kan er wellicht na een paar maanden opnieuw een poging gedaan worden. A.6. Feesten Verjaardagsfeest De verjaardag van het kind kan in overleg op de peuterspeelzaal gevierd worden. De ouders worden hierbij uitgenodigd. Er wordt voor het kind gezongen, een muts gemaakt en het kind mag trakteren. Graag dan een verantwoorde en gezonde versnapering. U kunt dit overleggen met de leidster. Eindfeest Het eindfeest vindt plaats in de laatste 2 weken voor de zomervakantie. Dit feest wordt rond een bepaald thema georganiseerd b.v boerderijfeest, kabouterfeest, dierenfeest. Voorafgaand aan het eindfeest wordt er ongeveer 2 à 3 weken met dit thema 'gewerkt'. Andere feesten Carnaval, Pasen, Moederdag, Vaderdag, St. Maarten, Sinterklaas, Kerst, Oud en Nieuw, geboorte van broertje of zusje, feesten vanuit andere tradities en afscheid van een peuter wordt door iedere speelzaal op de eigen manier ingevuld.
B. DE OUDERS B.1. Rol ouders/verzorgers
Pedagogisch beleid peuterspeelzalen SKL Kinderopvang September 2013
8
In de wederkerige relatie met ouders in het kader van het pedagogisch partnerschap, vragen we van ouders respect voor dit uitgangspunt. Daarbij, de bereidheid om informatie te geven die van belang is voor het betreffende het kind, zodat we in staat zijn een goed aanbod voor het kind te realiseren. B.2. Intake/huisbezoeken Voordat het kind naar de peuterspeelzaal gaat wordt een intakegesprek gehouden. Dit gesprek vindt voor de reguliere peuterspeelzalen op de zaal plaats. Bij plaatsing op de VVE-peuterspeelzaal vindt het intakegesprek bij het kind thuis plaats. De leidster komt dan thuis op bezoek om zo kennis te maken met de ouders en het kind. Tijdens de intake worden eventuele gewoontes van het kind of bijzonderheden besproken. De leidster neemt een vragenlijst door over de gegevens van het kind. Tevens geeft zij informatie over de gang van zaken op de speelzaal. Dit intakegesprek duurt ongeveer 30 minuten. Wat tijdens het intakegesprek aan de orde moet komen is vastgelegd in een “handleiding intake”. Het intakegesprek heeft twee doelen. Ten eerste gaat het om het verkrijgen van alle informatie betreffende het kind. Ten tweede is het belangrijk alle informatie betreffende de peuterspeelzaal door te spreken en de ouders zo te informeren over de gang van zaken. Het intakegesprek is het eerste echte contact dat de ouder(s)/verzorger(s) hebben met de peuterspeelzaal. Het is belangrijk dat de ouders na het intakegesprek het gevoel hebben dat ze hun kind met een gerust hart kunnen komen brengen. Daarom wordt ook nadrukkelijk naar de verwachtingen van de ouders ten aanzien van de peuterspeelzaal gevraagd. B.3. Haal- en brengmomenten Tijdens de inloop in de ochtend en de middag is er gedurende het eerste kwartier de mogelijkheid om informatie uit te wisselen. Dit geldt ook voor het laatste kwartier van het ochtend- of middagdagdeel. De exacte tijden kunnen per peuterspeelzaal iets afwijken van elkaar; de juiste tijd is te vinden in het reglement van de peuterspeelzaal. Tijdens de haal- en brengmomenten is er de mogelijkheid om kort informatie over het kind uit te wisselen. De ouder vertelt hoe het kind thuis is; de leidster kan vertellen wat zij van het kind op de peuterspeelzaalochtend of –middag gezien heeft. Ook kan op dat moment de leidster de ouder informeren over bijzonderheden rond het kind of bijzondere gebeurtenissen op de peuterspeelzaal. B.4. Informatie-uitwisseling Gedurende de periode dat de peuter de peuterspeelzaal bezoekt, zijn er een aantal momenten waarop informatie-uitwisseling tussen ouder(s) en leidster(s) plaats vindt. B.4.1. Intakegesprek: Bij de start op de peuterspeelzaal vindt een intakegesprek plaats, zo’n 1 á 2 weken vóór de plaatsingsdatum. De leidster(s) maakt de afspraak met de ouder en voert dit gesprek. Tijdens het intakegesprek wordt alles met betrekking tot de opvang op de peuterspeelzaal besproken. De grote lijnen, maar juist ook de details. Het intakegesprek heeft twee doelen. Ten eerste gaat het om het verkrijgen van alle informatie betreffende het kind. Ten tweede is het belangrijk alle informatie betreffende de peuterspeelzaal door te spreken en de ouders zo te informeren over de gang van zaken. Het intakegesprek is het eerste echte contact dat de ouder(s)/ verzorger(s) hebben met de peuterspeelzaal. Het is belangrijk dat de ouders na het intakegesprek het gevoel hebben dat ze hun kind met een gerust hart kunnen komen brengen. Nadrukkelijk wordt ook naar de verwachtingen van de ouders ten aanzien van de peuterspeelzaal gevraagd. B.4.2. Schriftelijke informatie: Ouders worden geïnformeerd over zaken die de peuterspeelzaal in het bijzonder aangaan middels een nieuwsbrief vanuit de peuterspeelzaal en via het informatiebord op de peuterspeelzaal. Daarnaast verschijnt vanuit de SKL regelmatig een nieuwsbrief voor ouders/verzorgers. Hierin wordt algemene SKL-informatie gegeven. Daarnaast is de SKL-website (www.skl-kinderopvang.nl) een belangrijke bron van informatie. Pedagogisch beleid peuterspeelzalen SKL Kinderopvang September 2013
9
B.4.3. Ouderbijeenkomsten: Op de peuterspeelzalen worden ouderbijeenkomsten georganiseerd. Dit zijn bijeenkomsten tijdens de openstelling (overdag) of in de avond. De peuterspeelzaal kijkt zelf welk moment het beste past bij de ouders die de speelzaal bezoeken. Reguliere peuterspeelzalen verzorgen elk schooljaar een ouderavond. Hierin wordt informatie gegeven over de peuterspeelzaal, dagindeling, enz. Ook kan er een spreker uitgenodigd worden om rond een thema uitwisseling te hebben. Doelstelling van ouderbijeenkomsten is het informeren van ouders, maar daarnaast ook informatie krijgen van de ouders. Zo dragen deze bijeenkomsten bij aan een goede uitwisseling van informatie tussen ouder en speelzaal. Nadrukkelijk is de doelstelling van deze bijeenkomsten om de ouders meer te betrekken bij de peuterspeelzaal en de ontwikkeling van hun kind. Op de VVE-peuterspeelzalen vindt er maandelijks een “koffieochtend” plaats. Tijdens deze bijeenkomsten vindt ook informatie-uitwisseling over de dagelijkse gang van zaken van de peuterspeelzaal of de werkwijze Kaleidoscoop plaats, of er wordt bijvoorbeeld een thema behandeld waarbij een deskundige uitgenodigd kan worden. Daarnaast kan er ook een ouderavond georganiseerd worden. B.4.4. Oudergesprekken: Informatie-uitwisseling tussen leidster(s) en ouder(s) over de ontwikkeling van het kind. . Reguliere psz: 2 keer, aan de hand van het ingevulde Lelystadse overdrachtsdocument. Dit wordt ingevuld als het kind 3 jaar en 3 jaar en 10 maanden oud is. Het brengt de ontwikkeling van het kind in beeld. Op dat moment nodigt de leidster de ouders uit voor een gesprek hierover. Verder is er altijd de mogelijkheid om buiten deze momenten om, op initiatief van de ouder(s) en/of de leidster(s), een afspraak te maken om het gesprek over een kind te hebben. VVE-psz: 2 keer, aan de hand van het ingevulde Kind Observatie en Registratie-boekje (KOR) en de Sneltoets Taal. Deze worden ingevuld als het kind 3 jaar en 3 jaar en 10 maanden oud is. In de KOR wordt de ontwikkeling van het kind in beeld gebracht aan de hand van opgetekende anekdotes en observaties. De Sneltoets taal brengt het taalniveau van het kind in kaart. De leidster nodigt de ouders uit voor een gesprek hierover. Verder is er altijd de mogelijkheid om buiten deze momenten om, op initiatief van de ouder(s) en/of de leidster(s), een afspraak te maken om het gesprek over een kind te hebben. Psz +: Elke 6 maanden wordt een handelingsplan geëvalueerd en vervolgens opnieuw bijgesteld. Op dat moment vindt altijd een gesprek met de ouder(s) hierover plaats. Verder is er ten allen tijden de mogelijkheid om buiten deze momenten om, op initiatief van de ouder(s) en/of de leidster(s), een afspraak te maken om het gesprek over een kind te hebben. B.4.5. Aanwezigheid van ouders op de peuterspeelzaal: We vinden het belangrijk dat zowel ouders als kinderen zich thuis voelen op de peuterspeelzaal. Daarnaast vinden we het belangrijk voor de ontwikkeling van een kind, dat datgene wat op de speelzaal aan de orde komt, ook thuis terug komt. Om de ouder goed kennis te laten maken met de speelzaal is er op elke peuterspeelzaal de gelegenheid voor ouders om, in overleg met de leidster(s), één of meerdere keren een dagdeel mee te draaien om zo een goed beeld te krijgen van de activiteiten die de peuterspeelzaal biedt. Bij sommige activiteiten zijn een paar extra handen gewenst. De leidster kan op dat moment hulp van ouders vragen. Ook wordt bij de start van de plaatsing van een kind, bij de intake, aan de ouder(s) gevraagd of deze beschikbaar is voor de inzet bij bijzondere activiteiten of zich op een andere manier kan inzetten voor de peuterspeelzaal. Hiertoe is een formulier ouderbetrokkenheid gemaakt. Het invullen hiervan is geheel vrijblijvend. Daarnaast zorgen de leidsters ervoor dat het op de peuterspeelzaal zichtbaar is voor de ouders wat er gedaan is en welk thema centraal staat. B.4.6. Bijzondere projecten rond ouderbetrokkenheid: De peuterspeelzalen nemen deel aan verschillende projecten gericht op ouderbetrokkenheid. Voorbeelden zijn het project Boekenpret en Verteltassen. Deze projecten worden door de gemeente gesubsidieerd en op Pedagogisch beleid peuterspeelzalen SKL Kinderopvang September 2013
10
verschillende peuterspeelzalen uitgevoerd. Belangrijk element voor het slagen van deze projecten is de deelname van de ouders hieraan. B.4.7. Oudercommissie: Op elke peuterspeelzaal streven we naar het vormen van een oudercommissie. Deze bestaat uit 5 à 7 leden; de voorzitter, secretaris, penningmeester en algemene leden. De oudercommissievergaderingen vinden regelmatig plaats. Deze vergaderingen worden bijgewoond door een leidster, maar kan ook zonder de leidster plaats vinden. De oudercommissie helpt mee met het organiseren van ouderavonden, feesten, het maken van de peuterspeelzaalkrant en denkt mee en adviseert over het te voeren beleid in de peuterspeelzaal. De werkwijze en bevoegdheden van de oudercommissie zijn terug te vinden in het “reglement oudercommissie”. B.4.8. Ouderraad: De ouderraad is het adviserend orgaan waarmee de medezeggenschap van ouders/verzorgers op hoofdpunten van beleid van de stichting geformaliseerd wordt. De ouderraad heeft contact met de verschillende oudercommissies. Samenstelling, taak en werkwijze zijn vastgelegd in het huishoudelijk reglement. B.4.9. Klachtenreglement: Als er zorgen of twijfels met betrekking tot de plaatsing van een kind zijn, dan kan de ouder dit altijd bespreken met de groepsleiding. Als de ouder liever iemand anders spreekt of ouder en groepsleiding komen er niet uit, dan kan ook contact opgenomen worden met de teamleider of wijkmanager. De SKL heeft een interne klachtenregeling en is aangesloten bij de Stichting Klachtencommissie Kinderopvang (SKK). Als de ouder vindt dat de klacht intern niet goed is opgelost, dan kan de ouder de klacht bij de SKK neerleggen. C. DE LEIDSTERS C.1. Communicatie met externen De peuterspeelzaal in een wijk, richt zich met name op de kinderen in die wijk. Daartoe heeft een peuterspeelzaal contact met andere instanties in de wijk die zich met kinderen bezig houden. Zo is er contact met de scho(o)l(en) in de wijk. Er vindt overdracht van informatie over het kind plaats (zie hoofdstuk C.3.) Daarnaast is er vanuit de VVE-peuterspeelzalen overleg met de VVE-scholen over de inhoud van het aanbod en vindt er afstemming plaats. De speelzalen hebben ook intensief contact met de wijkverpleegkundige van het consultatiebureau. Eens in de drie maanden bezoekt de wijkverpleegkundige de leidsters van de speelzaal. In dit overleg (preventieoverleg) kunnen kinderen waar men zich zorgen over maakt besproken worden of kunnen inhoudelijke onderwerpen aan bod komen. De leidster zal altijd de betrokken ouders hierover informeren. Vanuit de Muizefant is er intensief contact met Integrale Vroeghulp (IV) en andere jeugdhulpverleners. Ook is er een preventieoverleg met de zorgconsulent van het CJG. Dit overleg vindt eens in de 3 maanden plaats. C.2. Contacten tussen leidster en ouder/verzorger De leidster onderhoudt contacten met ouders/verzorgers en informeert hen bij de dagelijkse ontvangst over specifieke aandachtspunten van het kind op dat moment. Ook vraagt het ouders actief naar informatie rond hun kind. Deze informatie neemt de leidster mee in het vorm geven van het aanbod op de groep. De uniciteit van elk kind wordt daarin gerespecteerd, maar het is daarbij niet mogelijk om ieder kind te behandelen in overeenstemming met de unieke wensen van zijn of haar ouders. De leidsters zijn er voor alle kinderen in de groep. Daarbij vervult de leidster zijn/haar rol vanuit de professionaliteit van de functie. Dit vanuit de eigen pedagogische aanpak De leidster kan ook vragen van ouders beantwoorden over bijvoorbeeld opvoedingsvraagstukken. Dit vanuit de eigen expertise als leidster. Als de vraag of problematiek complexer is, dan kan de leidster de ouders doorverwijzen. Ook heeft de leidster een rol in het stimuleren van de betrokkenheid van ouders. Daartoe worden, samen met collega’s, onder andere thema- en ouderavonden georganiseerd waarbij informatieoverdracht over de peuterspeelzaal en/of opvoedingsondersteunende onderwerpen centraal staan. Pedagogisch beleid peuterspeelzalen SKL Kinderopvang September 2013
11
C.3. Overdracht van informatie Binnen Lelystad zijn afspraken gemaakt tussen gemeente, onderwijs en voorschoolse periode (peuterspeelzalen en kinderopvang) om te zorgen voor een goede doorlopende lijn bij de overgang tussen peuterspeelzaal, kinderdagverblijf en basisschool. Een belangrijk onderdeel hierbij vormt een goede overdracht. Een goede overdracht van relevante informatie over kinderen kan bijdragen aan een doorgaande ontwikkelingslijn en zorgen voor vroegtijdige leerlingenzorg, indien nodig. Daartoe is het Lelystadse overdrachtsdocument ontwikkeld. Er is afgesproken dat de peuterspeelzaal ervoor zorgt dat dit ingevulde document tijdig bij de school waar de peuter heen gaat, terecht komt. De ouders worden over de inhoud hiervan geïnformeerd. Eventueel is er ook contact tussen speelzaal en school om één en ander toe te lichten. De VVE-peuterspeelzalen dragen als overdrachtsdocument het Kind Observatie en Registratie (KOR)document, samen met het VVE-Lelystads overdrachtsdocument, over aan de basisschool. Daarbij worden de uitkomsten van de Sneltoets taal ook in de overdracht meegenomen. Dit gebeurt middels een zogenoemde “warme overdracht” naar school toe, dus met een persoonlijke toelichting van de leidster(s). Het verslag van de peuterspeelzaal + de Muizefant wordt door de pedagogisch begeleidster aan de vervolginstantie doorgegeven. Ook hierover worden de ouders geïnformeerd. C.4. Realiseren van kindgericht aanbod De leidsters op een peuterspeelzaal zijn erop gericht ieder kind een passend aanbod te kunnen doen. Het is daarbij van belang dat de leidster goed observeert en signaleert. Om de leidsters hierbij te ondersteunen kan een beroep gedaan worden op pedagogisch specialisten die door de SKL worden ingezet. Deze specialisten kunnen met de leidster meedenken, ondersteunen en adviseren. Indien er een situatie ontstaat dat het niet mogelijk is om een peuter op de reguliere zaal een gericht aanbod te bieden, dan kan geadviseerd worden om een peuter over te plaatsen naar een VVE-zaal of naar de Muizefant (peuterspeelzaal +). Indien nodig worden de ouders geadviseerd contact op te nemen met een externe instantie. C.5. Opleidingsniveau De leidsters die op de peuterspeelzaal werken zijn allen gediplomeerd, op het niveau overeenkomstig de CAO-Welzijn. Dat betekent een opleiding op MBO-3 niveau, bij voorkeur gericht op het werken met kinderen. De VVE-leidsters hebben daarnaast nog een aanvullende training gevolgd en zijn gecertificeerd Kaleidoscoop-leidster. De training is gericht op het werken met het voorschoolse programma Kaleidoscoop. Elke 3 jaar vindt opnieuw beoordeling en hercertificering plaats. Op een aantal peuterspeelzalen werken Educatief begeleiders op de groep of komen Educatief adviseurs op de groep kijken. Dit zijn beroepskrachten met een HBO-opleiding, meestal in het basisonderwijs. Zij adviseren en ondersteunen de leidsters op de VVE-zalen met het gericht vorm geven van hun aanbod. Methodisch werken en rekening houden met de individuele ontwikkelingsbehoeftes van peuters, zijn daarbij belangrijke thema’s. De assistenten op de peuterspeelzaal hebben een vooropleiding op 2-niveau. Zij volgen of zijn voornemens te starten met de opleiding SPW-3, waarmee ze opgeleid worden tot bevoegd leidster. De pedagogisch begeleidster van de Muizefant heeft een opleiding op HBO-niveau. De leidster op de Muizefant heeft een opleiding op MBO-niveau afgerond, aangevuld met een Kaleidoscoopcertificaat. C.6. Veiligheid en hygiëne Binnen de SKL peuterspeelzalen wordt er gewerkt volgens het handboek van de GGD. In dit handboek staat informatie en advies ten aanzien van gezondheid, veiligheid en hygiëne. Ook worden hierin veel voorkomende kinderziektes beschreven met advies hoe te handelen. Jaarlijks vindt er een risico-inventarisatie plaats rond veiligheid en hygiëne (RI&E). Pedagogisch beleid peuterspeelzalen SKL Kinderopvang September 2013
12