Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Pedagogisch beleid Januari 2016
14-12-2015 Pagina 1 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Inhoud HOOFDSTUK 1: PEDAGOGISCH BELEID .....................................................................................4 1.1 HET BELANG VAN EEN PEDAGOGISCH BELEID ...............................................................................4 1.2 W AAROM MOET HET PEDAGOGISCH BELEID VASTGELEGD WORDEN?...............................................4 1.3 OP WELKE WIJZE MOET HET PEDAGOGISCH BELEID VASTGELEGD WORDEN? ....................................5 1.4 ONZE VISIE OP HET 'MENS' ZIJN .................................................................................................5 1.5 ONZE VISIE OP DE ONTWIKKELING VAN KINDEREN .........................................................................5 1.6 ONZE VISIE OP OPVOEDEN .........................................................................................................5 1.7 ONZE VISIE OP KINDEROPVANG ..................................................................................................6 1.8 PEDAGOGISCH UITGANGSPUNTEN ..............................................................................................6 HOOFDSTUK 2: VIER OPVOEDINGSDOELEN IN RELATIE TOT DE PEDAGOGISCHE INZET ....7 DE PRAKTISCHE UITVOERING VAN DE PEDAGOGISCH UITGANGSPUNTEN: ...............................................8 2. A1 EMOTIONELE VEILIGHEID IN RELATIE TOT DE PEDAGOGISCH MEDEWERKER-KINDINTERACTIE ..........8 2.A2 DE EMOTIONELE VEILIGHEID IN RELATIE TOT DE –BINNEN EN BUITEN- RUIMTE ................................9 2.A3 DE EMOTIONELE VEILIGHEID IN RELATIE TOT DE GROEP...............................................................9 Hoe brengen we in de praktijk dat we ieder kind zien als een eigen individu?................. 10 Hoe laten we merken dat we de kinderen serieus nemen?............................................. 10 2.A4 DE EMOTIONELE VEILIGHEID IN RELATIE TOT ACTIVITEITEN ........................................................ 10 2.A5 DE EMOTIONELE VEILIGHEID IN RELATIE TOT SPELMATERIAAL .................................................... 11 PERSOONLIJKE COMPETENTIE IN RELATIE TOT DE PEDAGOGISCH MEDEWERKER-KIND INTERACTIE ......... 13 Op welke wijze kunnen we als leiding ervoor zorgen dat de kinderen gelukkig zijn en een positief zelfbeeld hebben? ..................................................................................................... 13 Hoe laten we merken dat we de kinderen serieus nemen?............................................. 13 Hoe leren de kinderen bij ons verantwoording te dragen voor hun eigen gedrag? .......... 13 Waarom stimuleren we de zelfstandigheid van de kinderen en op welke wijze doen we dat? 14 PERSOONLIJKE COMPETENTIE IN RELATIE TOT ACTIVITEITEN ............................................................. 15 Op welke wijze bieden we de kinderen mogelijkheden om zich op lichamelijk gebied te ontplooien? ............................................................................................................................ 16 2. B3 SEKSUELE ONTWIKKELING....................................................................................... 17 Op welke wijze bieden we de kinderen mogelijkheden om hun taalontwikkeling te ontplooien? ............................................................................................................................ 18 Op welke wijze bieden we de kinderen mogelijkheden om zich op cognitief gebied te ontplooien? ............................................................................................................................ 20 2. C1 SOCIALE COMPETENTIE IN RELATIE TOT DE PEDAGOGISCH MEDEWERKER-KIND INTERACTIE ......... 23 Hoe stimuleren we sociaal gedrag? ............................................................................... 23 Hoe begeleiden we de ontwikkeling van sociaal gevoel? ............................................... 23 2. C2 SOCIALE COMPETENTIE IN RELATIE TOT DE –BINNEN EN BUITEN- RUIMTE ................................... 23 2. C3 SOCIALE COMPETENTIE IN RELATIE TOT DE GROEP .................................................................. 23 2. C4 SOCIALE COMPETENTIE IN RELATIE TOT ACTIVITEITEN ............................................................. 23 2. C5 SOCIALE COMPETENTIE IN RELATIE TOT SPELMATERIAAL .......................................................... 24 DE PRAKTISCHE UITVOERING VAN DE PEDAGOGISCH UITGANGSPUNTEN: ............................................. 26 2.D1 EIGEN MAKEN VAN NORMEN EN WAARDEN IN RELATIE TOT DE PEDAGOGISCH MEDEWERKER-KIND INTERACTIE ................................................................................................................................. 26 2.D2 EIGEN MAKEN VAN NORMEN EN WAARDEN IN RELATIE TOT DE – BINNEN EN BUITEN- RUIMTE ......... 27 2.D3 EIGEN MAKEN VAN NORMEN EN WAARDEN IN RELATIE TOT DE GROEP ......................................... 27 2.D4 EIGEN MAKEN VAN NORMEN EN WAARDEN IN RELATIE TOT ACTIVITEITEN ..................................... 27 2.D5 EIGEN MAKEN VAN NORMEN EN WAARDEN IN RELATIE TOT SPELMATERIAAL ................................. 27 HOOFDSTUK 3: WERKWIJZE...................................................................................................... 28 3.1 HET VERLATEN VAN DE STAMGROEP ......................................................................................... 28 3.2 LEEFTIJDSOPBOUW ................................................................................................................ 29 3.3 HET AANTAL KINDEREN PER GROEP .......................................................................................... 29 3.4 ONDERSTEUNING VAN DE BEROEPSKRACHTEN ........................................................................... 29 3.5 PEDAGOGISCH MEDEWERKER-KIND RATIO ................................................................................. 29 3.6 ACHTERWACHT ...................................................................................................................... 29 3.7 VASTE PEDAGOGISCH MEDEWERKERS ...................................................................................... 29
14-12-2015 Pagina 2 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
3.8 HET VIEROGENPRINCIPE .......................................................................................................... 29 3.9 TIJDELIJKE INZET MINDER PERSONEEL / DRIE-UURSREGELING ..................................................... 30 HOOFDSTUK 4: OUDERBELEID.................................................................................................. 64 4.1 VISIE ..................................................................................................................................... 64 4.2 DOELSTELLING ....................................................................................................................... 65 4.3 VORMGEVING ......................................................................................................................... 65 4.4 RECHTEN VAN OUDERS ........................................................................................................... 66 4.5 INFORMATIEVERSTREKKING ..................................................................................................... 68 4.6 ONDERZOEK NAAR WELBEVINDEN ............................................................................................. 69 GEBRUIKTE LITERATUUR ............................................................................................................... 71
14-12-2015 Pagina 3 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Hoofdstuk 1: Pedagogisch Beleid 1.1 Het belang van een pedagogisch beleid De leiding van het kinderdagverblijf draagt mede de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en de verzorging van de kinderen, die door hun ouders aan de leiding van het kinderdagverblijf toevertrouwd worden. Deze verantwoording reikt ver als de kinderen een groot deel van hun bestaan op het kinderdagverblijf doorbrengen. Om deze verantwoording te kunnen dragen moet er vanuit de organisatie van het kinderdagverblijf gewerkt worden vanuit een onderbouwde visie op de ontwikkeling van kinderen en de rol van het kinderdagverblijf erin. Deze visie wordt verwoord in het pedagogisch beleid. Dus alles wat te maken heeft met het opvoeden van kinderen in ons kinderdagverblijf hoort thuis in het pedagogisch beleid. Het beleid heeft consequenties voor zaken als groepssamenstelling, de aanschaf van spelmateriaal en het personeelsbeleid. 1.2 Waarom moet het pedagogisch beleid vastgelegd worden? De visie op het mens-zijn, op de ontwikkeling van kinderen en onze werkwijze hebben we om de volgende redenen willen vastleggen: 1. Per 1-1-2005 is de Wet Kinderopvang van kracht geworden. In deze wet (artikel 49) wordt de houder van een kinderopvanginstelling verplicht gesteld verantwoorde kinderopvang aan te bieden. Onder verantwoorde kinderopvang verstaat men kinderopvang, die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. Voor de pedagogische onderbouwing van de Wet Kinderopvang en de bijbehorende toelichting, is gekozen voor de opvoedingsdoelen van professor J.M.A. Riksen-Walraven. Zij omschrijft die opvoedingsdoelen als volgt: - A. een gevoel van –emotionele- veiligheid; - B. gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke competenties; - C. gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competenties; - D. de kans om normen en waarden, de “cultuur”van een samenleving eigen te maken; socialisatie. De overheid beschrijft in de Wet Kinderopvang niet alleen wat moet worden verstaan onder “verantwoorde kinderopvang” maar verplicht zich ook toe te zien op het realiseren van de gewenste kwaliteit. De kwaliteitsinspectie van het totale kinderopvangaanbod wordt uitgevoerd door de lokale GGD. Het inspectieprotocol is door GGD-NL ontwikkeld. Hiervoor heeft men gebruik gemaakt van de vier opvoedingsdoelen van RiksenWalraven. Deze heeft men afgezet tegen vijf pedagogische middelen. Dit zijn: - 1. de pedagogisch medewerker-kind interactie; - 2. de fysieke omgeving; - 3. de groep; - 4. het activiteitenaanbod; - 5. het spelmateriaal. Voor alle combinaties van opvoedingsdoel en pedagogisch middel heeft de GGD-NL een norm beschreven. Deze wordt bij een inspectie in de praktijk getoetst. 2. We vinden het belangrijk voor de kinderen en hun ouders dat de werkwijze in het hele kinderdagverblijf dezelfde is, zodat een ieder weet waar hij/zij aan toe is; 3. Het geeft richtlijnen voor controle en evaluatie. In het beleid worden immers doelstellingen geformuleerd en op basis hiervan kan onderzocht worden of het doel is bereikt of dat de doelstellingen herzien moeten worden. Ook het functioneren van de medewerksters kan op deze wijze getoetst worden.; 4. Het dient als communicatiemiddel naar anderen (ouders, medewerksters, stagiaires, collega-instellingen). Door middel van dit beleidsplan kunnen mensen met wie samengewerkt wordt, geïnformeerd worden.
14-12-2015 Pagina 4 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
1.3 Op welke wijze moet het pedagogisch beleid vastgelegd worden? Om te voldoen aan de wettelijke eisen en tevens aan te geven op welke wijze Ieni Mini werkt hanteren we het door het NIZW uitgebrachte ordeningsinstrument. Dit is een matrix en ziet er als volgt uit: wettelijk kader
A Emotionele veiligheid
B Persoonlijke competentie
C Sociale competentie
D Eigen maken normen/ waarden
A1
B1
C1
D1
A2
B2
C2
D2
A3 A4 A5
B3 B4 B5
C3 C4 C5
D3 D4 D5
pedagogische inzet 1 PM erkindinteractie 2 Binnen en buiten ruimte 3 De groep 4 Activiteiten 5 Spelmateriaal
1.4 Onze visie op het 'mens' zijn Ons streven is om de kinderen op te laten groeien tot zogenaamde “complete” mensen die op een positieve manier deel uitmaken van de maatschappij. Onder “complete” mensen verstaan we volwassenen die: “gelukkig” zijn d.w.z. dat zij zich prettig moeten voelen en een positief zelfbeeld hebben; zelfstandig kunnen functioneren; respect hebben voor zichzelf, andere mensen, dieren en het milieu; eerlijk, oprecht en betrouwbaar zijn; hun gevoelens kunnen uiten; verantwoording kunnen dragen voor hun eigen gedrag; zelfvertrouwen hebben; sociaal vaardig en creatief zijn. 1.5 Onze visie op de ontwikkeling van kinderen Wij gaan ervan uit dat ieder kind uniek is en dat het een drang in zich heeft om zich te ontwikkelen. Hij/zij doet dat in zijn/haar eigen tempo en op een eigen manier, die afhankelijk is van de aanleg en het temperament. In aansluiting op de individuele ontwikkeling van kinderen moeten wij hen stimuleren en begeleiden zodat ieder kind tot een zo volledig mogelijke ontplooiing kan komen. 1.6 Onze visie op opvoeden Wij vinden dat we in het kinderdagverblijf een klimaat moeten creëren dat acceptatie, veiligheid en geborgenheid biedt, zodat de kinderen kunnen experimenteren en leren en een eigen inbreng kunnen hebben. De pedagogisch medewerkers moeten serieus naar hen luisteren en de ontwikkelingsactiviteiten, die de kinderen zelf ondernemen positief waarderen en ondersteunen en de ontwikkelingsactiviteiten, die de kinderen niet zelf ondernemen op een aantrekkelijke manier presenteren. We benaderen de kinderen positief, prijzen ze en geven ze aandacht. We stellen uiteraard ook grenzen en treden normerend op.
14-12-2015 Pagina 5 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
1.7 Onze visie op kinderopvang De functie van kinderopvang is het bieden van opvang. Hieronder verstaan we het in groepsverband verzorgen en opvoeden van kinderen. Dat is onze kerntaak. Binnen deze kerntaak hebben we een signalerende en soms voor de ouders een ondersteunende functie. 1.8 Pedagogisch uitgangspunten Wij vinden het belangrijk: 1. om de kinderen een veilige omgeving te bieden, omdat de kinderen vanuit die basis de wereld om zich heen en zichzelf durven te ontdekken. Zo krijgt het kind vertrouwen in zichzelf en is het in staat een positief zelfbeeld op te bouwen; 2. respect te hebben voor de eigenheid van elk kind. We nemen ieder kind serieus in alles wat het doet. Zo krijgt het kind de gelegenheid om zelfvertrouwen op te bouwen en een eigen identiteit te ontwikkelen; 3. dat kinderen leren door zelf te ontdekken. Zo leren zij de verantwoording te dragen voor eigen gedrag en stimuleert het ze in hun eigen zelfstandigheid; 4. om de sociale ontwikkeling van de kinderen in goede banen te leiden. Daarom brengen we ze normen en waarden bij. Zij moeten immers opgroeien tot volwassenen, die op een positieve manier in de maatschappij komen te staan; 5. dat de kinderen zich op een eigen manier en in een eigen tempo kunnen ontwikkelen; 6. dat wij mogelijkheden bieden aan de kinderen om zich op alle ontwikkelingsgebieden te kunnen ontplooien.
14-12-2015 Pagina 6 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Hoofdstuk 2: Vier opvoedingsdoelen in relatie tot de pedagogische inzet Volgens Riksen-Walraven is er een viert al ‘groepen van ervaringen’ die belangrijk zijn voor het welzijn en de ontwikkeling van kinderen in de eerste levensjaren. Deze vier groepen ervaringen zouden aan elk kind aangeboden moeten worden, niet alleen binnen de context van het gezin, maar ook in de kinderopvang als complementaire opvoedingssituatie.
Om aan te geven op welke wijze er in het kinderdagverblijf Ieni Mini gewerkt wordt hanteren we onderstaande matrix. Eerst wordt per pedagogisch basisdoel aangegeven wat de doelstelling is en daarna volgt een beschrijving hoe er bij ons in de praktijk mee om gegaan wordt. 2.A Emotionele veiligheid Het eerste en meest basale pedagogische basisdoel van de opvoeding van kinderen in gezin en kinderopvang bestaat uit het aanbieden aan kinderen van: Veiligheid: een veilige basis, een thuis waar kinderen zich kunnen ontspannen en zichzelf kunnen zijn. Het bieden van een gevoel van veiligheid is de meest basale pedagogische doelstelling voor alle vormen van kinderopvang en zou ook verreweg het zwaarst moeten w egen bij het beoordelen van de pedagogische kwaliteit ervan. De algemene term ‘veiligheid’ verdient de voorkeur boven ‘veilige gehechtheidrelatie’ omdat er meer factoren zijn die kunnen bijdragen aan het ontwikkelen van een gevoel van veiligheid dan alleen de kwaliteit van de omgang met volwassen opvoeders. Het bieden van veiligheid is van primair belang, niet alleen omdat het bijdraagt aan het welbevinden van de kinderen nu, maar ook omdat een onveilig klimaat het realiseren van de andere pedagogische doelstellingen in de weg staat. Drie bronnen van veiligheid: Vaste en sensitieve verzorgers. De beschikbaarheid van sensitief reagerende opvoeders in de eerste levensjaren blijkt bevorderlijk voor de veerkracht van kinderen, ook op langere termijn. Aanwezigheid van bekende leeftijdsgenoten. In vaste groepen kunnen kinderen al in het tweede levensjaar een duidelijke voorkeur voor één of twee groepsgenoten ontwikkelen. Binnen zulke relaties is sprake van sociale uitwisselingen en van emotionele responsiviteit. Groepsgenoten kunnen al op jonge leeftijd een bron van veiligheid vormen, maar dan moeten zij elkaar wel zo regelmatig zien dat ze elkaar goed kunnen leren kennen. De inrichting van de omgeving. Via de inrichting van een ruimte kan een bijdrage geleverd worden aan een gevoel van geborgenheid. Met aandacht voor akoestiek, licht, kleur en indeling van de ruimte is veel te bereiken. ( De tekstgedeeltes over de inhoud van de opvoedingsdoelen zijn volledig gebaseerd op “Inhoud van het opvoedingsdoel emotio nele veiligheid “. Hetgeen volledig gebaseerd is op de beschrijving in “Tijd voor kwaliteit in de kinderopvang”, Ri ksen-W alraven (Amsterdam 2000).
14-12-2015 Pagina 7 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
De praktische uitvoering van de pedagogisch uitgangspunten: 2. A1 Emotionele veiligheid in relatie tot de pedagogisch medewerker-kindinteractie Hoe is de aanwezigheid van leiding voor een kind geregeld? In een groep zijn in principe twee of drie vaste pedagogisch medewerkers aanwezig. In ons kinderdagverblijf is er bijna geen verloop onder het personeel. De pedagogisch medewerkers zijn dus vertrouwd met de kinderen. Dat is andersom natuurlijk ook het geval. Er zijn vaste invalsters, die bij afwezigheid van de vaste pedagogisch medewerkers de groep begeleiden. Op welke wijze komen de begrippen sensitief en responsief tot uiting in het handelen van de pedagogisch medewerkers? Een goed pedagogisch klimaat wordt gemaakt en gedragen door de groepsleiding. Onze grondhouding moet er een zijn van: openheid, levendigheid, warmte voor en acceptatie van ieder kind met zijn/haar eigenaardigheden. In de groepen moet een pedagogisch klimaat heersen, waarbij de kinderen zich goed kunnen ontwikkelen, zowel individueel als ook als deel van een groep. Een kind moet weten dat het 'erbij hoort'. Aandacht en warmte van ons als pedagogisch medewerkers en de andere kinderen zijn hiervoor noodzakelijk. Ook voor de ontwikkeling van het gevoelsleven is een warme en veilige sfeer van acceptatie noodzakelijk. Daardoor ontwikkelt een kind vertrouwen in zichzelf en zijn omgeving. Wij vinden het daarom belangrijk om bij het werken met kinderen aan te sluiten op hun belevingswereld. Voor de baby’s en de dreumesen gebeurt dit vaak in combinatie met de verzorging. Tijdens het verschonen wordt er vaak tegen het kind gekeuveld. Er wordt verteld wat er gebeurt en wij proberen de reacties van het kind te verwoorden. Tijdens het voeden geeft de pedagogisch medewerker volop individuele aandacht aan de baby. We vinden het belangrijk dat daar de tijd voor genomen wordt. Op die manier raken baby’s en pedagogisch medewerkers aan elkaar gewend. Dit is de basis waarop de hechtingsrelatie ontstaat. Daarom vinden we het ook wenselijk dat er niet meer dan vier pedagogisch medewerkers in een babygroep werkzaam zijn. Vanaf het eerste jaar gaat het kind zijn omgeving verkennen. Het kind krijgt een gevoel van zelfstandigheid. Het weet beter wat het wil en het heeft meer invloed op zijn eigen gedrag. Om de rechten en behoeften van een één- jarige te respecteren terwijl gelijktijdig rekening wordt gehouden met de wensen van de pedagogisch medewerkers creëren we een kindveilige omgeving, waardoor het kind minder beperkingen wordt opgelegd. Peuters: Door het observeren van de reacties van de kinderen en het praten met hen over hun gevoelens kunnen we onderkennen, waar het ene kind van houdt en het andere kind niet. Een kind ontwikkelt naar ons idee zelfvertrouwen wanneer de pogingen om de eigen behoeften te uiten worden onderkend en beantwoord. Vertrouwen in de omgeving ontstaat dus wanneer er op een juiste manier gereageerd wordt op het kind, dus wanneer er een goed samenspel is.
14-12-2015 Pagina 8 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Hoe gaan we om met de emoties van de kinderen? In de babygroep en de dreumesgroep reageren we op emoties van het kind door ze aandacht, warmte en veiligheid te geven. We proberen te achterhalen wat verdriet veroorzaakt heeft en zullen inspelen op de behoefte van het kind. In de peutergroep : reageren we op kinderen die verdriet hebben door ze te troosten; proberen we stille en teruggetrokken kinderen te betrekken bij de groep; bieden we activiteiten aan waarbij de kinderen hun emoties kwijt kunnen; proberen we kinderen te begeleiden om bepaalde gebeurtenissen te verwerken. Dit doen we bijvoorbeeld door bij een overlijden van een bekende van het kind voor te lezen uit een speciaal daartoe uitgezocht boekje. Bovendien proberen we de vragen van de kinderen zo goed mogelijk te beantwoorden; zorgen we ervoor dat de kinderen die driftig worden rustig benaderd worden. Soms worden ze genegeerd en krijgen ze de ruimte om weer rustig te worden; geven we aan de kinderen die koppig zijn : a. een keuzemogelijkheid; b. afleiding; c. consequent gedrag van de pedagogisch medewerker Welke eisen worden gesteld aan de inbreng van de pedagogisch medewerker in haar communicatie met een kind? Van de pedagogisch medewerker wordt verwacht dat zij de signalen die het kind uitzendt goed opvangt en op een juiste manier weet te interpreteren. Zij moet erop letten dat beurtelings het kind en zij aan het woord moeten kunnen komen. 2.A2 De emotionele veiligheid in relatie tot de –binnen en buiten- ruimte Welke eisen worden er in dit kader aan de ruimte gesteld? De ruimtes dienen bekend en vertrouwd voor het kind te zijn. Er zijn vaste ruimtes voor vaste activiteiten. De kleur van het groepslokaal is zonnig geel en het meubilair is van hout.
Sluit de inrichting aan op de behoefte aan veiligheid van kinderen? Door de gecreëerde 'hoeken' krijgen de kinderen de gelegenheid om veilig en ongestoord te spelen. Zij krijgen de kans om pret te maken, zich even terug te trekken maar ook om contact met de pedagogisch medewerker te houden. 2.A3 De emotionele veiligheid in relatie tot de groep Hoe maak je de groep tot een vertrouwde omgeving voor een kind? Bij Ieni Mini maken we van de groep een vertrouwde omgeving van het kind door o.a. te werken met horizontale groepen. Een groep van 0 tot 1 jarigen, een groep van 1 tot 2 jarigen en twee groepen van 2 tot 4 jarigen. Wij hebben hiervoor gekozen, omdat wij vinden dat op deze wijze er een balans ontstaat door het aanbieden van leeftijdsgebonden activiteiten en 'uitdagingen'. Wij werken met vaste groepen, zodat de kinderen ruimschoots de gelegenheid krijgen om een hechtingsrelatie met de pedagogisch medewerkers en hun groepsgenoten op te bouwen. Ook door het bieden van een vast dagprogramma, vaste regels en rituelen ontstaat er voor het kind een veilige omgeving. Het bieden van structuur, een vaste opbouw, een vast schema van opeenvolgende situaties en gebeurtenissen zijn een voorwaarde om bij peuters een 'programma' te laten aanslaan. Daarom werken we in het kinderdagverblijf met vaste pedagogisch medewerkers, een vaste dagindeling en een vaste volgorde van activiteiten. Op deze wijze is het voor het kind in grote lijnen duidelijk wat het kan verwachten. Deze herkenning, voorspelbaarheid en vertrouwdheid maken dat een kind zich veilig kan voelen en binnen de grote lijnen, de nog onbekende mogelijkheden durft te ontdekken.
14-12-2015 Pagina 9 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Bij een goede structuur is er een evenwicht tussen duidelijkheid aan de ene kant en ruimte voor andere initiatieven aan de andere kant. In het pedagogisch werkplan staat de globale dagindeling beschreven. Wat is de aanpak voor het omgaan met divers gedrag van kinderen? Ieder kind is anders en dus verlangt ook ieder kind een andere aanpak. Stille, niet opvallende kinderen worden in de gaten gehouden en gestimuleerd om mee te doen met de groepsactiviteiten. Drukke, opvallende kinderen moeten soms worden afgeremd. Storend en verstorend gedrag wordt gecorrigeerd. Hoe brengen we in de praktijk dat we ieder kind zien als een eigen individu? Wij vinden dat ieder kind uniek is. Dat laten we in de babygroep bijvoorbeeld merken door de persoonlijke aandacht, die we geven bij de verzorging van ieder kind. We nemen de baby tijdens het geven van de fles op schoot en knuffelen hem/haar. Ook tijdens het verschonen wordt er met de baby gepraat. Bovendien spelen we in op de behoeftes van het kind door de fles- en de slaaptijden aan een ieder aan te passen. Door speelgoed aan te bieden, dat bij de ontwikkeling van de baby past laten we zien dat een ieder kind uniek is. Ook in de dreumesgroep houden we rekening met de wensen van de ouders en van een ieder kind. Ook hier worden de slaaptijden en het spelen afgestemd op de behoeften van het kind. In de peutergroepen komt tot uitdrukking dat we ieder kind zien als een eigen individu door: de slaaptijden aan te passen aan de behoeftes van het kind; door het kind zijn keuze voor een bepaald spel, speelgoed of voeding te respecteren; door naar elk kind te luisteren en het serieus te nemen; door de wenprocedure “op maat” te maken. Hoe laten we merken dat we de kinderen serieus nemen? In de babygroep laten we merken dat we de kinderen serieus nemen door in te spelen op hun behoeftes. Huilen kan bijvoorbeeld een manier zijn om contact te maken. Sommige kinderen huilen maar weinig maar ook zij hebben behoefte om opgepakt te worden en aandacht te krijgen. In de dreumesgroep kunnen de kinderen ook op andere wijze laten merken wat ze willen. Wij verwoorden dan hun vraag en geven hen antwoord. In de peutergroepen kan een menig kind zijn vraag al goed verwoorden. Wij luisteren naar hen en geven antwoord. Door in te spelen op hun behoeftes nemen wij hen serieus. Hoe bevordert de pedagogisch medewerker vriendschappen tussen de kinderen? De aanwezigheid van vertrouwde groepsgenoten bevordert vriendschappen tussen de kinderen. Ook door de kinderen samen te laten spelen, te laten delen en samen leuke dingen te laten meemaken ontstaan vriendschappen. Hoe bevordert de pedagogisch medewerker communicatie tussen de kinderen? Zij doet dat door de interacties tussen de kinderen te begeleiden en als goed voorbeeld te dienen. 2.A4 De emotionele veiligheid in relatie tot activiteiten Hoeveel ruimte krijgt een kind voor eigen initiatief? De kinderen krijgen de mogelijkheid om een eigen activiteit te kiezen. Zij mogen in principe dan ook zelf bepalen of zij wel of niet meedoen met de groep.
14-12-2015 Pagina 10 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Op welke manier geeft een pedagogisch medewerker steun aan een kind tijdens activiteiten? Afhankelijk van de behoefte van het kind treedt een pedagogisch medewerker actief of passief op. Zij stimuleert en daagt uit tot de grensverkenning van het eigen kunnen. Afhankelijk van de situatie treedt zij troostend of helpend of corrigerend op. Hoe creëert de pedagogisch medewerker een optimale betrokkenheid van de kinderen tijdens de activiteiten? Zij doet dat door duidelijk herkenbare actieplekken in te richten. Daarbij worden gelegenheden gemaakt voor rustig en druk spel. Door activiteiten aan te bieden op het ontwikkelingsniveau van het kind, wordt het enthousiasme van het kind vergroot. Zitten er herkenningspunten voor een kind in de dagstructuur? Door het bieden van een vast dagprogramma, vaste regels en rituelen ontstaat er voor het kind een veilige omgeving. Het bieden van structuur, een vaste opbouw, een vast schema van opeenvolgende situaties en gebeurtenissen is een voorwaarde om bij peuters een “programma” te laten aanslaan. Het dagritmebord maakt de dagindeling zichtbaar d.m.v. pictogrammen. Daarom werken we in het kinderdagverblijf met vaste pedagogisch medewerkers, een vaste dagindeling en een vaste volgorde van activiteiten. Op deze wijze is het voor het kind in grote lijnen duidelijk wat het kan verwachten. Deze herkenning, voorspelbaarheid en vertrouwdheid maken dat een kind zich veilig kan voelen en binnen de grote lijnen, de nog onbekende mogelijkheden durft te ontdekken. Bij een goede structuur is er een evenwicht tussen duidelijkheid aan de ene kant en ruimte voor andere initiatieven aan de andere kant.
2.A5 De emotionele veiligheid in relatie tot spelmateriaal Hoe leren de kinderen met spelmateriaal om te gaan? De kinderen krijgen de mogelijkheid om het materiaal wat aangeboden wordt in de open kasten zelf te kiezen. Zij mogen dit materiaal dan ook zelfstandig gebruiken. Als het kind klaar is met spelen, is het de bedoeling dat zij/hij het ook weer opruimt. De pedagogisch medewerker helpt, stimuleert, adviseert zonodig bij het kiezen van spannend, nieuw materiaal. Zij houdt daarbij rekening met de behoeftes van het kind.
14-12-2015 Pagina 11 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
2.B Persoonlijke competentie Het tweede pedagogische basisdoel van de opvoeding van kinderen in gezin en kinderopvang bestaat uit het aanbieden aan kinderen van:
Gelegenheid tot het ontwikkelen van ‘persoonlijke competentie’. Met het begrip ‘persoonlijke competentie’ wordt gedoeld op brede persoonskenmerken zoals veerkracht, zelfstandigheid en zelfvertrouwen, flexibiliteit en creativiteit. Dit stelt kinderen in staat om allerlei typen problemen adequaat aan te pakken en zich goed aan te passen aan veranderende omstand igheden. Bij jonge kinderen zijn exploratie en spel de belangrijkste middelen om greep te krijgen op hun omgeving. Door exploratie ontdekt het kind nieuwe handelingsmogelijkheden die vervolgens in spel worden geoefend, uitgebouwd, gevarieerd en geperfectio neerd. Exploratie en spel zijn intrinsiek gemotiveerd; de kwaliteit van exploratie en spel is een voorspeller van hun latere creativiteit, onafhankelijkheid en veerkracht. Drie groepen factoren kunnen ingezet worden om exploratie en spel te bevorderen:
Inrichting van de ruimte en aanbod van materialen. De inrichting van ruimten moet zodanig zijn dat een kind zich veilig voelt en ongestoord kan spelen.
-
Vooral jonge kinderen moeten gelegenheid en uitdaging krijgen voor motorisch spel omdat dit voor hen een belangrijke bron is voor competentie -ervaringen.
Vaardigheden van leidsters in het uitlokken en begeleiden van spel. Leidsters moeten condities scheppen voor spel door een aanbod van materialen en
-
activiteiten die aansluiten bij ontwikkelingsniveau en interesse van een kind. Het begeleiden en eventueel verrijken van spel zonder een kind het initiatief uit handen te nemen, vereist speciale inzichten en vaardigheden van leidsters.
-
Aanwezigheid van bekende leeftijdsgenoten. Naarmate kinderen elkaar bete r kennen, spelen zij meer samen en is hun spel van hoger niveau; er wordt beter samengespeeld en de spelthema’s worden beter uitgesponnen.
Nadat het NIZW het opvoedingsdoel ‘ontwikkelen van persoonlijke competentie’ had verbonden aan de vijf vormen van p edagogische inzet, gaf dat vragen voor iedere matrixcel in de B-kolom.
14-12-2015 Pagina 12 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
De praktische uitvoering van de pedagogisch uitgangspunten: In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ontwikkeling van: Persoonlijke competentie; De fijne en grove motoriek; Seksuele ontwikkeling; De taal Cognitie 2. B1 ONTWIKKELING VAN PERSOONLIJKE COMPETENTIE Persoonlijke competentie in relatie tot de pedagogisch medewerker-kind interactie Op welke wijze stimuleert de pedagogisch medewerker een kind en geven we het kind een gevoel van eigenwaarde (zelfvertrouwen)? Wij geven het kind een gevoel van eigenwaarde door: het kind de kans te geven zelf zaken te ondernemen; door het kind te prijzen als iets gelukt is; door goed gedrag te belonen d.m.v. bijvoorbeeld een aai of een knuffel; door ieder kind op zijn eigen wijze en niveau te benaderen; door het kind de kans te geven zijn grenzen te ontdekken en eventueel te verleggen; door het kind deel te laten nemen aan de dagelijkse activiteiten; door in te gaan op de initiatieven die het kind neemt; door een gevarieerd programma aan te bieden. Met welke aanpak biedt een pedagogisch medewerker hulp en steun aan een kind? Wij bieden een kind steun door: troostend of helpend op te treden; het kind te bevestigen; een sensitieve houding aan te nemen; het kind te helpen bij het verkennen van zijn eigen mogelijkheden. Op welke wijze kunnen we als leiding ervoor zorgen dat de kinderen gelukkig zijn en een positief zelfbeeld hebben? Naar onze mening ontwikkelt het kind een positief zelfbeeld als het kind het gevoel krijgt dat het de moeite waard is. Dit wordt o.a. bereikt door: het kind te waarderen en te accepteren zoals het is; het kind zo onafhankelijk en zelfstandig mogelijk te laten zijn; het kind serieus te nemen; de creativiteit en de nieuwsgierigheid van het kind te prikkelen; het kind de ruimte te geven voor motorisch spel; ten opzichte van het kind open en eerlijk te reageren. Hoe laten we merken dat we de kinderen serieus nemen? In de babygroep laten we merken dat we de kinderen serieus nemen door in te spelen op hun behoeftes. Huilen kan bijvoorbeeld een manier zijn om contact te maken. Sommige kinderen huilen maar weinig maar ook zij hebben behoefte om opgepakt te worden en aandacht te krijgen. In de dreumesgroep kunnen de kinderen ook op andere wijze laten merken wat ze willen. Wij verwoorden dan hun vraag en geven hen antwoord. In de peutergroepen kan een menig kind zijn vraag al goed verwoorden. Wij luisteren naar hen en geven antwoord. Door in te spelen op hun behoeftes nemen wij hen serieus. Hoe leren de kinderen bij ons verantwoording te dragen voor hun eigen gedrag? Wij leren de kinderen verantwoording te dragen voor hun eigen gedrag door ze met hun eigen gedrag te confronteren.
14-12-2015 Pagina 13 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
In de dreumesgroep doen we dat al door bijv. een kind, dat iets doet wat niet mag, te corrigeren en uit te leggen waarom iets niet mag. In de peutergroepen door: een kind dat op tafel tekent, zelf de tafel schoon te laten maken; de kinderen zelf “rommel” op te laten ruimen; in principe zelf een ruzie op te laten lossen; de kinderen te laten houden aan de keuze die ze gemaakt hebben. Als een kind een keuze maakt voor een bepaald soort speelgoed, dan moeten ze daar ook even mee spelen. Waarom en hoe stimuleren we de zelfstandigheid van de kinderen? We begeleiden de kinderen naar zelfstandigheid, omdat het de kinderen veel plezier schenkt als ze iets zelf kunnen doen. Bovendien oogsten ze er bewondering voor en geeft het hun veel zelfvertrouwen als iets goed lukt. Daarnaast wordt ook hun zelfredzaamheid daardoor vergroot. In de babygroep doen we dat o.a. door: de baby’s, als ze daar aan toe zijn, zelf een flesje of beker in hun handen te laten houden. We geven ze de tijd en proberen het steeds opnieuw. We helpen ze door hun handen naar de fles/beker toe te brengen; de kinderen zelf te laten spelen. We bieden speelgoed aan net binnen of net buiten hun handbereik. Bij het huilen van de baby pakken we het kind niet direct op maar bieden we opnieuw speelgoed aan. In de dreumesgroep doen we dat o.a. door: de kinderen de ruimte te geven, zowel letterlijk als figuurlijk. We zorgen voor een leeg gebied waar met loopauto’s of buggy’s gelopen kan worden (zie stimulering motorische ontwikkeling). We geven ze de vrijheid om dingen te ontdekken en te ondernemen. We stellen grenzen daar waar gevaar dreigt of waar andere kinderen hinder van hen ondervinden. de kinderen mee te laten helpen met opruimen. Dat doen we samen. We geven hen complimenten en hebben geduld. In de peutergroep doen we dat o.a. door: de kinderen zelf het beleg op hun boterham te laten kiezen en zelf hun brood te laten besmeren met boter. We stimuleren de kinderen in het maken van een keuze. Om het voor hen makkelijker te maken geven we ze een keuze tussen twee soorten beleg. Als ze geen keuze kunnen maken, dan maken we een boterham voor hen en benoemen we het door ons gekozen beleg. de kinderen de tijd te geven op de wc te plassen. We dwingen ze niet. We laten de kinderen kennis maken met de wc door ze regelmatig mee te nemen als andere kinderen gaan plassen. We zetten een kind pas op de wc als dit het zelf aan geeft. Wanneer kinderen niets aangeven en wij denken dat ze eraan toe zijn, dan proberen we het. Als ze niet willen dan hoeft het natuurlijk niet.
14-12-2015 Pagina 14 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Persoonlijke competentie in relatie tot de –binnen en buiten- ruimte Hoe stimuleer je dat een kind gebruik maakt van de ruimte? Dat doen we door: een vertrouwde en herkenbare sfeer te scheppen; gelegenheid te bieden voor eigen initiatief; een herkenbare indeling van de klas te maken met plaatsen voor rust en actie; mogelijkheden te creëren, die aansluiten bij de leeftijd en de ontwikkeling van het kind. heldere afspraken te hebben over omgangsvormen en gedragsregels in de diverse ruimten. Hoe wordt er gewerkt aan het omgaan met veilige en onveilige situaties? We doen dat door de mogelijke risico’s te verwoorden in de risico inventarisatie en evaluatie. Persoonlijke competentie in relatie tot de groep Hoe brengen we in de praktijk dat we ieder kind zien als een eigen individu? Wij vinden dat ieder kind uniek is. Dat laten we in de babygroep bijvoorbeeld merken door de persoonlijke aandacht die we geven bij de verzorging van ieder kind. We nemen de baby tijdens het geven van de fles op schoot en knuffelen hem/haar. Ook tijdens het verschonen wordt er met de baby gepraat. Bovendien spelen we in op de behoeftes van het kind door de fles- en de slaaptijden aan een ieder aan te passen. Door speelgoed aan te bieden, dat bij de ontwikkeling van de baby past laten we zien dat een ieder kind uniek is. Ook in de dreumesgroep houden we rekening met de wensen van de ouders en van een ieder kind. Ook hier worden de slaaptijden en het spelen afgestemd op de behoeften van het kind. In de peutergroepen komt tot uitdrukking dat we ieder kind zien als een eigen individu door: de slaaptijden aan te passen aan de behoeftes van het kind; door het kind zijn keuze voor een bepaald spel, speelgoed of voeding te respecteren; door naar elk kind te luisteren en het serieus te nemen; door de wenprocedure “op maat” te maken. Op welke manier benut je de groep als “sociale leeromgeving” voor een kind? Dat doen wij door het kind te leren om te gaan met de consequenties van “deel van een groep” zijn te laten ervaren. We denken daarbij aan het delen van bijvoorbeeld speelgoed, het wachten op je beurt, het aanpassen aan andere kinderen, het accepteren en respecteren van andere kinderen, het ervaren of uitoefenen van het leiderschap, de jongste of de oudste zijn. Persoonlijke competentie in relatie tot activiteiten Hoe kan het activiteitenaanbod aansluiten op persoonlijke competentie van een kind? Wij laten dat aansluiten door: Het kind de ruimte voor eigen initiatief en eigen ideeën te geven met betrekking tot het aangaan en het uitvoeren van een activiteit; Te werken in kleine groepjes; Kansen te creëren voor individuele leermomenten. 2. B2 MOTORISCHE ONTWIKKELING Van alle ontwikkelingen, die de kinderen de eerste twee jaar doormaken is die van de toenemende lichamelijke beheersing het duidelijkste. Zijn kinderen als prille baby’s motorisch totaal ongecontroleerd, na twee jaar kunnen ze in principe gaan en staan waar ze willen.
14-12-2015 Pagina 15 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Het leren beheersen van de spieren verloopt in een vaste volgorde. De spieren, die het dichtst bij de hersenen liggen, ontwikkelen zich als eerst. Dit zijn de halsspieren en de schouderspieren. De onderste spieren zijn als laatste aan bod. De grove motoriek loopt steeds een stap voor op de fijne motoriek, die daarmee in verband staat. Grove motoriek zijn de gebaren, die tot stand komen met behulp van spieren, die dicht bij de romp zitten. Bij grove motoriek wordt met het hele lichaam gewerkt. Hierbij wordt vaak veel lawaai gemaakt. Bij de fijne motoriek wordt vooral gebruik gemaakt van de handen en soms van de tenen. Dit vereist een zekere mate van rust en concentratie. De motorische ontwikkeling is belangrijk voor het verkrijgen van zelfvertrouwen en zelfstandigheid. Het kind moet een evenwicht kunnen gaan ontwikkelen. Dit gebeurt als er voldoende ruimte is voor motorisch spel. Ook het ruimtelijk inzicht wordt hierdoor vergroot. Dat is belangrijk voor de verstandelijke ontwikkeling. Op welke wijze bieden we de kinderen mogelijkheden om zich op lichamelijk gebied te ontplooien? In de baby-/ dreumesgroep wordt de grove motoriek gestimuleerd door de kinderen de gelegenheid te bieden om: zich te laten omrollen; met armen en benen te trappelen; te gaan zitten met ondersteuning van een pedagogisch medewerker; zich op te trekken aan de vinger van een pedagogisch medewerker tot zitten; zich achterwaarts over de vloer te bewegen; op te trekken tot staan; alleen te zitten; te kruipen; te lopen met hulp; om te gaan zitten of staan; “los” te lopen e.d.. In de peutergroepen wordt de ontwikkeling van de grove motoriek gestimuleerd door te buigen en te strekken. Bij de ontwikkeling hiervan gaat het met name om het verkrijgen van de fysieke en emotionele controle over deze bewegingen. Er wordt gelegenheid geboden om te: fietsen; klimmen; voetballen; springen; gymmen; In de babygroep wordt de fijne motoriek o.a. gestimuleerd door: de vinger van de pedagogisch medewerker vast te laten houden; vingers en tenen ongecontroleerd te laten bewegen; bijv. een rammelaar aan te bieden; het kind grotere voorwerpen (fles) met beide handen te laten vasthouden; voorwerpen te laten oprapen; In de dreumesgroep wordt de fijne motoriek o.a. gestimuleerd door: het kind zelf een beker te laten vasthouden; te laten tekenen; voorwerpen ergens in te laten doen en het er laten uithalen; voorwerpen te laten openen en sluiten; blokken te stapelen; grote puzzels te laten maken; kleding te laten uittrekken.
14-12-2015 Pagina 16 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Bij de dreumes zijn de bewegingen trefzekerder en gerichter dan bij de baby. Zij worden vanuit de schouder gestuurd. In de peutergroepen wordt de fijne motoriek o.a. gestimuleerd door het kind: met de vormenstoof te laten spelen; puzzels te laten maken; te laten tekenen ( potlood goed vasthouden; zichzelf te laten uit- en aankleden; zelf te laten eten en drinken ( uit een beker ); te laten plakken met kleine stukjes papier; te laten verven; te laten spelen met constructiematerialen. Waaruit bestaan onze pedagogische handelingen t.a.v. de stimulering van de grove motoriek? Voor het pedagogisch handelen betekent het dat: we in principe iedere dag met de goed “los” lopende kinderen naar buiten moeten gaan; men moet accepteren dat bij grove motorische activiteiten onrust en lawaai onvermijdelijk zijn; dat er een evenwicht is tussen lawaai maken en overlast bezorgen; dat we er voor moeten zorgen dat er een balans is tussen gevaar, veiligheid en uitdaging; dat we als leiding heel alert zijn bij het toezicht houden; dat er voor dit soort activiteiten dan ook voldoende leiding aanwezig moet zijn; overmoedige kinderen worden afgeremd en dat angstige kinderen stapje voor stapje verder worden geholpen; bij het buiten spelen de aandacht en de toezicht over het hele speelterrein worden verdeeld, zodat de veiligheid optimaal is; er voldoende spelaanbod en materiaal is bij het buitenspelen. Waaruit bestaan onze pedagogische handelingen t.a.v. de fijne motoriek? De pedagogische handelingen bestaan uit: het dagelijks aanbieden van activiteiten, die fijne motoriek bevorderen; het creëren van rustige momenten; het zorgen voor voldoende spelmateriaal. Motorische ontwikkeling en spelmateriaal. Voor het materiaal aanbod geldt: er moet voldoende materiaal zijn voor grove motorische activiteiten, zoals een bal, fietsjes, glijbaan; er moet voldoende materiaal zijn voor fijne motorische activiteiten, zoals constructiemateriaal, puzzels, potloden, wasco, verf, rammelaars, voelkleden e.d.; het moet aansluiten bij de leeftijd en de belevingswereld van het kind; het moet in deugdelijke staat verkeren. 2. B3 SEKSUELE ONTWIKKELING Seksualiteit is het zoeken naar lustbeleving en intens lichamelijk genot. Het gehele lichaam is gevoelig voor prettige aanraking maar de geslachtsorganen zijn dat in het bijzonder. Baby’s. De huid van de baby is een groot tast zintuig. Het is gevoelig voor zachte aanrakingen. In het eerste jaar geeft vooral het zuigen en sabbelen de baby een gevoel van welbehagen. Dat komt omdat de mond zo gevoelig is. Peuters beginnen de beheersing van de kringspieren te ontwikkelen. Zij gaan steeds meer hun eigen lichaam ontdekken en de geslachtsorganen horen daar ook bij. Het aanraken
14-12-2015 Pagina 17 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
daarvan ervaren zij als prettig en om de kinderen een gezonde seksuele ontwikkeling te laten doormaken, moeten zij de kans krijgen deze te ontdekken. Voor ons pedagogisch handelen betekent dit: dat wij de baby’s knuffelen tijdens het verschonen; dat wij de peuters gelegenheid geven om doktertje te spelen. Dit doktersspel is echter aan bepaalde regels gebonden: de kinderen mogen elkaar geen pijn doen; het ene kind mag het andere kind niet overheersen; er mogen geen vreemde voorwerpen in ”holletjes” gestopt worden; dat wij, omdat niet alle ouders het kunnen waarderen dat hun kind bloot rond loopt, de kinderen in principe altijd een onderbroekje laten aanhouden; dat wij niet “afwijzend “ reageren als een kind zich helemaal uitgekleed heeft, om zichzelf te ontdekken. Seksuele ontwikkeling in relatie tot spelmateriaal. Wat heeft dat voor consequenties voor de ruimte en het materiaalaanbod? Voor de ruimte betekent dit dat er een knusse hoek aanwezig moet zijn. Met betrekking tot het materiaal betekent het dat er dokterspullen aanwezig moeten zijn. 2. B4 TAALONTWIKKELING Baby’s beginnen al binnen enkele weken te reageren op geluid d.m.v. het maken van bewegingen. Ze imiteren mondbewegingen van degene die tegen ze praat. Met enkele maanden begint de baby te brabbelen. Ze oefenen voortdurend lippen, tong en gehemeltespieren door allerlei ongecontroleerde klanken uit te stoten. Het is belangrijk om tegen baby’s te praten, ook al begrijpen ze er waarschijnlijk niets van. Ze vinden het heerlijk om naar de pedagogisch medewerkers te luisteren en reageren al snel door geluidjes terug te maken. In een voortdurende wisselwerking met de omgeving leert de baby de eerste klanken nabootsen en gaat begrijpen wat de anderen zeggen. Dreumesen en jonge peuters beginnen klanken op een rij te uiten, zodat het lijkt alsof ze al hele zinnen uitspreken. Dit is de fase die vooraf gaat aan de hele woordvorming. Peuters gaan in boeken verhalen zien en begrijpen, hierdoor krijgen zij steeds beter begrip voor abstracte taal en voor taal als symbool. Op welke wijze bieden we de kinderen mogelijkheden om hun taalontwikkeling te ontplooien? In de baby-/dreumesgroep wordt de ontplooiing van de taalontwikkeling gestimuleerd door: als pedagogisch medewerkers tijdens de verzorging veel te praten of te zingen; “mee te doen” met de klanken; eenvoudige goede zinnen te maken; geluid te maken en geluidmakend speelgoed te geven; te proberen niet teveel achtergrond lawaai te veroorzaken; te praten over de dingen waar het kind mee bezig is; plaatjes te kijken en te benoemen; niet in kindertaal te praten. In de peutergroepen wordt de ontplooiing van de taalontwikkeling gestimuleerd door: het kind serieus te nemen; zelf goed te blijven praten; niet steeds het kind te verbeteren; regelmatig een gesprekje te voeren; spelletjes te laten doen als: winkeltje spelen, poppenkast spelen e.d..
14-12-2015 Pagina 18 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Voor het pedagogisch handelen betekent het dat: we momenten moeten creëren waarop we contact hebben met één kind. Dat kan bijvoorbeeld tijdens het verschonen; we zelf duidelijk en niet te snel praten en een taalgebruik hebben dat past bij het ontwikkelingsniveau van het kind. Bovendien moet ons taalgebruik correct zijn; dat we iedere dag zingen, voorlezen en veel tegen de kinderen praten; dat de pedagogisch medewerkers meedoen met het project Boekstart; we de kinderen de gelegenheid geven om over gebeurtenissen te praten; we proberen om ervoor te zorgen dat er ook rustige momenten zijn. Taalontwikkeling en spelmateriaal. Wat heeft dat voor consequenties voor de ruimte en het materiaalaanbod? Aan de ruimte dienen dan ook de volgende eisen gesteld te worden: er moeten voldoende boeken op alle ontwikkelingsniveaus aanwezig zijn; er moeten hoeken zijn waar de kinderen rustig kunnen spelen.
14-12-2015 Pagina 19 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
2. B5 COGNITIEVE ONTWIKKELING
Op welke wijze bieden we de kinderen mogelijkheden om zich op cognitief gebied te ontplooien? Wij stimuleren de verstandelijke ontwikkeling van de kinderen door ze zelf de ruimte te geven ervaringen op te doen. Het kind wordt bovendien geprikkeld door de aantrekkelijke kindvriendelijk ingerichte ruimte en het ruim gesorteerde spelmateriaal. Ons motto is: “Spelen is leren”. Baby’s zijn egocentrisch ingesteld. Zij leren door: ervaring op te doen ( door schade en schande wijs worden); imitatie; uitlokking. In voortdurende wisselwerking met de omgeving leert de baby begrijpen wat anderen zeggen. De peuter is in staat om: concrete problemen op te lossen (werktuig denken); egocentrisch en lustgebonden te denken; tijdens het spel niet te denken; te gaan beginnen met fantasiespel. Bij de verstandelijke ontwikkeling hoort het leren concentreren. Dit aspect kan wel eens in de verdrukking komen in een ruimte met een groep kinderen. Wij moeten dus zorgen voor prikkelarme momenten. Dat betekent met name voor dreumesen en jonge peuters dat niet al het materiaal voor het “grijpen” moet staan. Een kind weet dan namelijk niet meer waarmee hij moet spelen en gaat alles tevoorschijn trekken, zonder dat het tot daadwerkelijk spel komt. Belangrijk bij de verstandelijke ontwikkeling is het leren zien van oorzaak en gevolg en het ontwikkelen van het geheugen. Het spelmateriaal moet daarop afgestemd zijn en een oplopende moeilijkheidsgraad hebben. Als kinderen de gelegenheid krijgen om hun eigen vindingrijkheid uit te proberen en door de leiding gestimuleerd worden in het vinden van oplossingen, zullen zij meer vertrouwen krijgen in zichzelf. Het is belangrijk dat zij leren dat meer oplossingen mogelijk kunnen zijn. De oudere peuters gaan van het egocentrisch denken over in nuchterder, meer logisch denken. Wat heeft het tot gevolg voor ons pedagogisch handelen? Voor het pedagogisch handelen betekent het dat: de kinderen serieus genomen worden in hun oplossingen voor problemen; de kinderen worden betrokken bij het zoeken naar oplossingen; de leiding zorgt voor rustige momenten in de groep, zodat de kinderen niet de hele dag met prikkels worden overspoeld maar de gelegenheid krijgen om zich te concentreren; materiaal wordt aangeboden waarbij de kinderen oorzaak en gevolg leren ontdekken; de leiding oplet dat de kinderen niet teveel gestoord worden in hun spel; dat er regelmatig geheugen-, concentratie- en denkspelletjes worden gedaan; dat het aangeboden materiaal aansluit bij hun niveau. Cognitieve ontwikkeling en spelmateriaal. Wat heeft dat voor consequenties voor de ruimte en het materiaalaanbod? Aan de ruimte dienen dan ook de volgende eisen gesteld te worden: het speelgoed moet duidelijk herkenbaar en overzichtelijk zijn opgesteld; er moeten hoeken zijn waar de kinderen rustig kunnen spelen; er moet ruimte zijn om zowel individueel als in groepsverband te spelen.
14-12-2015 Pagina 20 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Voor het materiaal betekent het dat: dat er voldoende speelgoed en materiaal aanwezig is voor elk ontwikkelingsniveau; er voldoende constructie materiaal is; er voldoende materialen zijn om de creativiteit en de fantasie te stimuleren; er voldoende materiaal is om oorzaak en gevolg te leren kennen.
14-12-2015 Pagina 21 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
2.C Sociale competentie Het derde pedagogische basisdoel van de opvoeding van kinderen in gezin en kinderopvang bestaat volgens Riksen-Walraven uit het aanbieden aan kinderen van:
Gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competentie. Het begrip ‘sociale competentie’ omvat een scala aan sociale kennis en vaardigheden, bijvoorbeeld het zich in een ander kunnen verplaatsen, kunnen communiceren, samenwerken, anderen helpen, conflicten voork omen en oplossen, het ontwikkelen van sociale verantwoordelijkheid. De interactie met leeftijdgenoten, het deel zijn van een groep en het deelnemen aan groepsgebeurtenissen biedt kinderen een leeromgeving voor het opdoen van sociale competenties. Kinderen in de kinderopvang krijgen al jong en gedurende een substantieel deel van de dag/week te maken met interactie met leeftijdsgenoten en aanwezigheid van een groep. Hoewel dit kansen biedt voor het verwerven van sociale kennis en vaardigheden, heeft het ook e en risico in zich. Kinderen die al jong veel negatieve ervaringen opdoen in de omgang met andere kinderen, lopen een verhoogd risico op de ontwikkeling van agressiviteit en sociale teruggetrokkenheid. De leidster speelt hier een cruciale rol; zij moet besc hikken over de vaardigheid om de interacties tussen kinderen in goede banen te leiden. Nadat het NIZW het opvoedingsdoel ‘ontwikkelen van sociale competentie’ had verbonden aan de vijf vormen van pedagogische inzet gaf dat vragen voor iedere matrixcel in de C-kolom.
14-12-2015 Pagina 22 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
De praktische uitvoering van de pedagogisch uitgangspunten: 2. C1 Sociale competentie in relatie tot de pedagogisch medewerker-kind interactie Op welke wijze geeft een pedagogisch medewerker invulling aan het contact tussen de kinderen onderling? De leiding stimuleert het samenwerken van de kinderen. Zij leert ze om samen te delen en samen te ervaren; Hechte vriendschappen tussen de kinderen worden gerespecteerd. Welke rol speelt de pedagogisch medewerker t.a.v. de interactie tussen de kinderen onderling? De rol van de pedagogisch medewerker is: afhankelijk van de situatie: hoeder, verzorger, politieagent of bruggenbouwer; Bij conflictsituaties stelt zij zich in eerste instantie afwachtend op. Zij geeft de kinderen hierbij de gelegenheid om zelf hun ruzie op te lossen. Als dat niet lukt biedt zij ondersteuning. Bij “gevaarlijke” situaties grijpt zij direct in. Hoe stimuleren we sociaal gedrag? Wij stimuleren sociaal gedrag van de kinderen door: de kinderen te laten merken wat wij goed of fout vinden; bepaalde “huisregels” te hanteren, die de kinderen moeten naleven, zoals: het op elkaar wachten totdat een ieder eten of drinken heeft; door het samenspelen te stimuleren. Hoe begeleiden we de ontwikkeling van sociaal gevoel? We begeleiden de ontwikkeling van het sociale gevoel door de kinderen de gelegenheid te geven om “samen” dingen te beleven. In de peutergroep wordt: een feest bijv. een verjaardag “samen” gevierd; uitleg gegeven waarom een kind verdrietig is. Bovendien krijgen de kinderen ook de gelegenheid om elkaar te troosten; aan de grote kinderen gevraagd om de kleinere kinderen te helpen o.a. bij het naar buiten gaan. 2. C2 Sociale competentie in relatie tot de –binnen en buiten- ruimte Welke kansen biedt de ruimte voor gezamenlijke en gevarieerde spelervaringen? De ruimtes zijn zodanig ingedeeld dat er plaats is voor rustige plekken en actieplekken; Er zijn hoekjes waar 2 of 3 kinderen kunnen spelen maar er zijn ook plekken waar 10 kinderen kunnen spelen; Er zijn grote tafels om gezamenlijk aan te eten of andere activiteiten aan te ondernemen; Daarnaast is er buiten een vrije ongeorganiseerde ruimte, die de kinderen stimuleert tot rennen, klimmen en ontdekken. 2. C3 Sociale competentie in relatie tot de groep Hoe kun je de groep als betekenisvolle leeromgeving benutten? Voor de kinderen moet er een balans zijn tussen bekende/vertrouwde en nieuwe groepsgenoten. In een groep krijgen zij de gelegenheid om te leren omgaan met oudere, tragere en drukke groepsgenoten. 2. C4 Sociale competentie in relatie tot activiteiten Op welke wijze scheppen wij mogelijkheden om de sociale ontwikkeling van de kinderen te laten ontplooien? Baby’s hebben veel behoefte aan sociale contacten. Het geluid van de stem en het zien van een gezicht vinden zij erg boeiend. Daarom is het belangrijk dat wij ondanks onze
14-12-2015 Pagina 23 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
drukke werkzaamheden toch regelmatig tijd vrij maken om individueel met de baby’s te spelen. Rond acht maanden ontstaat vaak de eenkennigheid of de scheidingsangst. De baby hecht zich erg aan vaste personen en reageert angstig en schrikachtig op andere personen en op momenten dat de vertrouwde personen weg gaan. Er wordt hier door ons zoveel mogelijk rekening mee gehouden. Wij hebben ervoor gekozen om baby’s geen vaste (eigen) pedagogisch medewerker te geven, omdat hij/zij erg afhankelijk wordt van een pedagogisch medewerker. Dat kan in geval van afwezigheid van die pedagogisch medewerker voor het kind tot grote problemen leiden. Het sociale contact bij de baby’s wordt bevorderd door ze naast elkaar in de box te leggen of naast elkaar in de wipstoeltjes te plaatsen. Dreumesen zijn nog niet sociaal voelend. Zij denken alleen vanuit zichzelf en kunnen zich nog niet verplaatsen in de gevoelens van de ander. Dreumesen kunnen nog niet echt samen spelen, maar zij spelen meer naast elkaar. Hierbij kunnen zij wel veel van elkaars aanwezigheid, vrolijkheid en nabijheid genieten. Als de kinderen eraan toe zijn worden zij bij de groepsactiviteiten betrokken. Peuters stellen naarmate ze ouder worden de sociale contacten steeds meer op prijs. Natuurlijk kan dat voor ieder kind verschillend zijn. Toch houden de meeste kinderen wel van gezelschapsspelletjes, kringgesprekken of het samen luisteren naar een verhaal. Wij stimuleren de ontplooiing van de sociale ontwikkeling door: het samenwerken en spelen positief te waarderen; als het samenspelen op onenigheid uitloopt, niet te snel in te grijpen maar de kinderen zelf naar een oplossing te laten zoeken; te vragen om elkaar te helpen en om de beurt te doen; het organiseren van groepsactiviteiten. Voor het pedagogisch handelen betekent het dat: we de kinderen als het mogelijk is zelf hun onenigheden laat oplossen; de kinderen worden gestimuleerd om elkaar te helpen en te troosten; we ervoor zorgen dat de kinderen elkaar kennen (noemen van de namen); kinderen worden uitgenodigd om mee te doen aan groepsactiviteiten; kinderen worden gestimuleerd in het samen spelen; dat de kinderen als ze geen zin hebben in samen spel ook gerust alleen mogen spelen. 2. C5 Sociale competentie in relatie tot spelmateriaal Voor het materiaal betekent het dat: er speelgoed en spelmateriaal moet zijn dat uitnodigt tot samenspelen; er materiaal is dat uitnodigt tot om de beurt doen zoals gezelschapsspelen; er voldoende materiaal is om alleen mee te spelen.
14-12-2015 Pagina 24 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
2.D Eigen maken van waarden en normen Het vierde pedagogische basisdoel van de opvoeding van kinderen in gezin en kinderopvang bestaat volgens Riksen-Walraven uit het aanbieden aan kinderen van: Eigen maken van waarden en normen, ‘cultu ur’; socialisatie. Kinderen moeten de kans krijgen om zich de waarden en normen, de ‘cultuur’ eigen te maken van de samenleving waarvan zij deel uitmaken. Kinderopvang biedt een bredere samenleving dan het gezin, waar kinderen in aanraking komen met ander e aspecten van de cultuur en de diversiteit die onze samenleving kenmerkt. De groepssetting biedt daarom in aanvulling op de socialisatie in het gezin, heel eigen mogelijkheden tot socialisatie en cultuuroverdracht. In een groep doen zich relatief veel ‘le ermomenten’ voor, bijvoorbeeld bij conflicten tussen kinderen, bij verdriet of pijn. Het gedrag van de groepsleiding speelt een cruciale rol bij de morele ontwikkeling van kinderen. Door hun reacties ervaren kinderen de grenzen van goed en slecht, van anders, van mogen en moeten. De reacties van leidsters geven niet alleen richting en correctie aan het gedrag van kinderen, maar worden door kinderen ook gekopieerd in hun eigen gedrag naar andere kinderen of volwassenen. Leidsters hebben dus een belangrijke invloed op de ontwikkeling van empathie en pro -sociaal gedrag. Toen het NIZW het opvoedingsdoel ‘eigen maken van waarden en normen’ verbond aan de vijf vormen van pedagogische inzet, gaf dat vragen voor het invullen van de matrixcellen in kolom D.
14-12-2015 Pagina 25 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
De praktische uitvoering van de pedagogisch uitgangspunten: 2.D1 Eigen maken van normen en waarden in relatie tot de pedagogisch medewerker-kind interactie Welke richtlijnen heb je als pedagogisch medewerker bij het meegeven van normen en waarden? Van de kinderen wordt verwacht dat zij: elkaar bij de voornaam noemen, op hun beurt wachten; niet door elkaar heen praten; tijdens het eten aan tafel blijven zitten; (afhankelijk van de leeftijd) een tijdje met het door hun gekozen speelgoed spelen; - het aan de pedagogisch medewerker melden dat zij naar de wc moeten; - elkaar ook bij ruzie niet slaan of schoppen of schelden. Hoe leren we de kinderen dat er grenzen zijn? Kinderen, die 1 jaar oud zijn leren bijzonder veel. Het is belangrijk dat het kind specifieke regels wordt bijgebracht. Als het gedrag van het kind niet door de pedagogisch medewerker gewaardeerd kan worden, dan reageert zij als volgt: Als we “nee” zeggen dan leggen we ook uit waarom iets niet mag. Voorbeeld: “Nee, je mag niet op tafel tekenen, want dan wordt de tafel vies”. Door uit te leggen kan het kind zijn vermogen om wat goed of fout is, gaan ontwikkelen. Het is dan ook belangrijk dat de regels consequent toegepast worden; Bovendien geven we zo mogelijk een alternatief. Voorbeeld: Hier heb je een vel papier, waarop je mag tekenen; Door het gewenste gedrag te belonen, stimuleer je het kind om zich op die manier te gedragen; In sommige gevallen is het nodig om het ongewenste gedrag te negeren; Andere mogelijkheden zijn: a. een standje geven; b. onthouding ( afpakken van bijvoorbeeld speelgoed, waarmee geslagen werd); c. een tijdje rust (apart op een stoeltje zetten). Peutergroep Tweejarigen hebben een hevige onafhankelijkheidsdrang. Toch moeten ook zij het gezag van de pedagogisch medewerkers accepteren. We doen dat op de volgende manieren: we laten het kind kiezen; we stellen vragen en laten het kind op die manier nadenken; we geven het even rust (zetten het even apart maar onder toezicht van de pedagogisch medewerker); we maken van een conflict een uitdaging. Voorbeeld: kijken of je binnen 10 tellen aan tafel kan zitten. Ook een driejarige kent momenten van koppig en eigenzinnig gedrag. Hij of zij ontwikkelt echter ook een behoefte om het de ander naar de zin te maken. Het kind kan zich nu wat beter aansluiten bij anderen. Er wordt door de leiding beslist niet geslagen of gedreigd met andere lichamelijke straffen. Wij vinden namelijk dat: lichamelijke straffen een ongunstige invloed hebben op de morele ontwikkeling van het kind; wij zelf het goede voorbeeld moeten geven; slaan het wederzijds respect tussen pedagogisch medewerker en kind ondergraaft; slaan een negatieve invloed heeft op de geestelijke ontwikkeling van het kind, omdat het “waarom” niet duidelijk wordt.
14-12-2015 Pagina 26 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
2.D2 Eigen maken van normen en waarden in relatie tot de – binnen en buitenruimte Hoe regel je het omgaan met elkaar in relatie tot de diverse ruimtes? Er zijn duidelijke afspraken gemaakt over wat kan en mag in welke ruimtes. 2.D3 Eigen maken van normen en waarden in relatie tot de groep Hoe benut je de groep voor het overdragen van normen en waarden? Wij benutten de groep hiervoor door: - te verwoorden van wat er gebeurt tijdens sociale interacties zoals: samen iets leuks, spannends, akeligs, verdrietigs, vervelends mee maken. In de dreumesgroep en in de peutergroep bestaan een aantal regels. De door ons opgestelde regels moeten aan de volgende voorwaarden voldoen: - ze moeten duidelijk en begrijpelijk zijn; - ze moeten afgestemd zijn op de leeftijdsgroep; - ze moeten in principe voor iedereen gelijk zijn; - ze moeten consequent gehanteerd worden; - ze moeten ook door de leiding nageleefd worden. Zij hebben een voorbeeldfunctie. De regels, die wij in iedere groep hanteren staan in het pedagogisch werkplan beschreven. 2.D4 Eigen maken van normen en waarden in relatie tot activiteiten Hoe breng je normen en waarden dicht bij de kinderen? Wij doen dat door: - woorden te geven aan wat de kinderen zien, meemaken, voelen.; - van de kinderen te verlangen dat zij tijdens het doen van activiteiten rekening houden met elkaar, elkaar helpen, zodat er onderlinge solidariteit kan ontstaan. 2.D5 Eigen maken van normen en waarden in relatie tot spelmateriaal Wat kan spelmateriaal bijdragen aan het eigen maken van normen en waarden ? Wij beschikken over spelmateriaal dat wegwijs maakt in het alledaagse leven, zoals keukenattributen, bedjes en verkleedkleren. Hoe maak je kinderen bewust van omgaan met en gebruik van materiaal? Wij hebben de afspraak dat kinderen het speelgoed, waarmee ze gespeeld hebben zelf weer opruimen.
14-12-2015 Pagina 27 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Hoofdstuk 3: Werkwijze Het kinderdagverblijf heeft bewust gekozen voor een groepsgerichte aanpak d.w.z. dat het kind geplaatst wordt in een vaste groep met leeftijdgenootjes. Dat betekent dat:: - het kind te maken krijgt met vaste pedagogisch medewerkers, die goed op de hoogte zijn van de individuele behoeftes van ieder kind en daar dus op kunnen inspelen; - de leiding het kind de hele dag meemaken en dus goed aan de ouders “de bijzonderheden van de dag kunnen“ overdragen; - de kinderen in staat zijn om zich op een veilige manier aan de leiding te hechten; - het kind zich veilig en geborgen kan voelen; Vanaf de dreumesgroep wordt er regelmatig gewerkt rond een bepaald thema. De groepering van activiteiten rond een bepaald thema ervaren wij niet alleen als handig maar het is tevens bedoeld als basis voor een soort werkplan door het hele jaar heen. Bij het werken vanuit een bepaald thema is er een rode draad, die kleur geeft aan de spelletjes en activiteiten. Bepaalde liedjes worden in deze periode vaker gezongen, bepaalde boekjes staan centraal en er wordt een thematafel ingericht. In een sfeer van herkenbaarheid kunnen de peuters op deze wijze hun kennis en vaardigheden uitbreiden. Doorgaans komen onderwerpen zoals Kerst, Sinterklaas, winter, lente, Pasen en Carnaval en de Kinderboekenweek en de Nationale Voorleesdagen aan de orde. Aangezien wij bij Ieni Mini de motorische, cognitieve, creatieve, sociale, emotionele en taalontwikkeling willen stimuleren maken wij in de praktijk gebruik van de Spin-methode. Bij deze methode bepalen we eerst welk thema we willen behandelen. Daarna wordt er gebrainstormd bij welke ontwikkelingsgebieden welke activiteiten horen. Zo letten we erop dat alle gebieden voldoende aan de orde komen. Na afloop van een themaperiode wordt deze door de leiding geëvalueerd. Van veel activiteiten worden foto’s gemaakt, zodat ouders een indruk kunnen krijgen van wat we op de dag gedaan hebben. Deze foto’s worden per mail naar de ouders gestuurd. Voor meer informatie over onze activiteiten kunt u terecht bij het Pedagogisch Werkplan onderdeel activiteiten. 3.1 Het verlaten van de stamgroep De kinderen kunnen hun stamgroep verlaten om de volgende redenen: - om deel te nemen aan een activiteit, die wordt aangeboden in een andere ruimte dan hun eigen klas; - met buiten spelen of een “uitje”; - om te slapen; - om te spelen met een vriendje of vriendinnetje, dat geplaatst is in een andere stamgroep; - om een bezoekje te brengen aan een broertje of zusje in een andere stamgroep; - om te wennen in een nieuwe groep. Als het aantal kinderen het toelaat en de kinderen vinden het leuk dan kunnen ze even “ gluren bij de buren”. We laten kinderen niet tegen hun zin in een andere groep spelen. Door activiteiten te doen met kinderen van andere groepen is er een balans tussen vastigheid en nieuwe uitdagingen. Indien noodzakelijk kan een kind voor een met de ouders overeengekomen periode in 1 extra basisgroep opgevangen worden. Hiervoor is een schriftelijke toestemming van de ouders nodig.
14-12-2015 Pagina 28 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
3.2 Leeftijdsopbouw De babygroep is voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 1(max. 1 ½ jaar); De dreumesgroep is voor kinderen in de leeftijd van 1 tot 2 ( max 2 ½ jaar)jaar; De peutergroepen zijn voor kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar. Naast het feit dat bij plaatsing van een kind wordt gekeken naar de “kalenderleeftijd”, kijkt men ook naar zijn of haar ontwikkeling. Zo kan het gebeuren dat een kind dat “voor” loopt in zijn ontwikkeling iets eerder overgeplaatst wordt naar de volgende groep en dat een kind dat iets “achter” loopt iets langer in zijn groep blijft. 3.3 Het aantal kinderen per groep In ons kinderdagverblijf werken wij in vier groepen. Er is een babygroep van maximaal 12 baby’s met drie pedagogisch medewerkers; Er is een dreumesgroep van 15 kinderen met drie pedagogisch medewerkers; Er zijn twee peutergroepen met ieder 16 kinderen en twee pedagogisch medewerkers per groep. 3.4 Ondersteuning van de beroepskrachten De pedagogisch medewerkers worden in hun werkzaamheden bijgestaan door: - de directeur op het gebied van pedagogische aanpak en organisatie,; - de administratief medewerkster op het gebied van de administratie; - de huishoudelijk medewerkster op het gebied van de verzorging van de maaltijden, de was en schoonmaakwerkzaamheden. 3.5 Pedagogisch medewerker-kind ratio De organisatie hanteert de eisen zoals deze in het Convenant Kwaliteit Kinderopvang en Peuterspeelzalen zijn vastgelegd. Één functionaris is belast met de verzorging en opvoeding van gelijktijdig ten hoogste: 4 kinderen in de leeftijd van 0 tot 1 jaar; 5 kinderen in de leeftijd van 1 tot 2 jaar; 8 kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar. 3.6 Achterwacht Het personeel van kantoor en de huishoudelijk medewerkster dienen als achterwacht. Een pedagogisch medewerker is nooit alleen aanwezig in het gebouw, er blijven altijd minimaal twee medewerkers in het kinderdagverblijf zolang er kinderen zijn. Bijna alle vaste pedagogisch medewerkers hebben de bedrijfshulpverlenings opleiding met kinder EHBO gevolgd. 3.7 Vaste pedagogisch medewerkers Ieni Mini streeft ernaar om per groep per dag maximaal drie pedagogisch medewerkers te laten werken. Daarnaast werkt Ieni Mini met vaste invalkrachten, zodat de kinderen bijna altijd met een bekende pedagogisch medewerker te maken krijgen. Ook voor de ouders is er dan altijd een vertrouwde pedagogisch medewerker. Het ziekteverzuim onder het personeel is bij Ieni Mini laag. Ieni Mini heeft bijna geen verloop onder het personeel. Het team is hecht en ervaren. 3.8 Het vierogenprincipe Naar aanleiding van een zedenzaak in Amsterdam heeft de commissie Gunning in haar rapport de term vier ogen-oren principe geïntroduceerd. Het vier ogen-oren principe betekent dat altijd iemand moet kunnen meekijken of meeluisteren, uitgaande van onderstaande vertrekpunten. Het vier ogen-oren principe is voor Boink en de Branchevereniging Kinderopvang de basis voor veiligheid in de kinderopvang. Stichting Kinderdagverblijf Ieni Mini dient bij de invulling van het vier ogen-oren principe rekening te
14-12-2015 Pagina 29 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
-
-
-
houden met de voorspelbaarheid, mogelijkheid en frequentie waarin een pedagogisch medewerker alleen op de groep of in het kinderdagverblijf is. De vertrekpunten van de convenantpartijen zijn: De uitvoering moet pedagogisch verantwoord en bedrijfseconomisch haalbaar zijn; Ouders en oudercommissie worden jaarlijks geïnformeerd over de invulling van dit principe; Stichting Kinderdagverblijf Ieni Mini voldoet aan de in het Convenant Kwaliteit Kinderopvang gestelde eisen. Dat betekent dat de pedagogisch medewerkers aan het begin, tussen de middag en aan het einde van de dag in het totaal maximaal 3 uur alleen werken. Er is vaak nog wel iemand (van kantoor of de huishoudelijk medewerkster) boventallig aanwezig. Incidenteel werken pedagogisch, wanneer het kindaantal het toelaat, alleen in de groep. Wij hebben in overleg met de oudercommissie de volgende maatregelen genomen, die naar onze mening een verantwoorde uitvoering van het vier ogen-oren principe zijn: Stichting Kinderdagverblijf Ieni Mini heeft een “ vast” personeelsbestand. Er is weinig verloop onder het personeel; Er heerst bij Ieni Mini een open, professioneel werkklimaat, waarbij de drempel om elkaar zo nodig op bepaalde gedragingen aan te spreken, zo laag mogelijk is; Ouders kunnen op elk moment van de dag het gebouw binnenkomen. Er is wel een codeslot, dat moet voorkomen dat buitenstaanders het gebouw zomaar kunnen betreden; Ieni Mini heeft vanaf de oprichting gekozen voor een transparante organisatie. Bij een transparante organisatie hoort volgens ons een transparant gebouw. Daarom heeft Ieni Mini al bij de bouw aangegeven een gebouw te willen realiseren dat veel glas (doorkijk) bevat. De babygroep heeft zicht op de verschoonruimte en op het lokaal van de dreumesgroep en andersom. Ook de beide peutergroepen hebben zicht op elkaar en de verschoonruimte. Vanuit de hal is er zicht op de babygroep, de keuken, de peutergroepen en de extra ruimte en andersom. Vanuit kantoor is er zicht op de hal en de entree en andersom; In de slaapkamers zijn babyfoons geplaatst, die in het bijbehorende lokaal te horen zijn; Zodra er kinderen aanwezig zijn, werken er minimaal twee medewerkers; Bij iedere sollicitant worden uitgebreid de referenties nagetrokken. Naast bovenstaande maatregelen zijn er ook wettelijke maatregelen genomen om de veiligheid te optimaliseren. Zo heeft iedere medewerker en ieder bestuurslid een verklaring omtrent gedrag. Zij worden continue gescreend. 3.9 Tijdelijke inzet minder personeel / Drie-uursregeling In de baby- en de dreumesgroep wordt met drie pedagogisch medewerkers gewerkt. Zij werken via volgend schema: Pedagogisch medewerker 1: Pedagogisch medewerker 2: Pedagogisch medewerker 3:
7.30 uur tot 12.30 uur; 13.00 uur tot 16.30 uur. 8.15 uur tot 13.00 uur; 13.30 uur tot 17.30 uur. 9.00 uur tot 13.30 uur; 14.00 uur tot 18.00 uur.
De openingstijden van het kinderdagverblijf zijn van 7.30 uur tot 18.00 uur. Van 7.30 tot 8.15 uur: zijn er nog weinig kinderen en voldoen we aan de pedagogisch medewerker-kind ratio; Om 8.15 uur komt de tweede pedagogisch medewerker. Van 8.15 uur tot 8.30 uur komen er meer kinderen binnen maar voldoen we nog steeds aan de ratio. Van 8.30 tot 9.00 bestaat de kans dat we niet aan de ratio voldoen. Om 9.00 uur komt de derde pedagogisch medewerker. Van 9.00 uur tot 12.30 uur voldoen we aan de pedagogisch medewerker-kind ratio.
14-12-2015 Pagina 30 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Om 12.30 uur tot 14.00 uur hebben alle drie de pedagogisch medewerkers samen maximaal 1 ½ uur pauze. Van 14.00 uur tot 16.30 uur voldoen we aan de ratio. Om 16.30 uur gaat de eerste pedagogisch medewerker naar huis. Van 16.30 uur tot 17.15 uur voldoen we mischien niet aan de ratio. Om 17.15 of 17.30 uur gaat de tweede pedagogisch medewerker naar huis. Om 17.30 uur zijn er al veel kinderen opgehaald en voldoen we aan de ratio. In de peutergroepen werken twee pedagogisch medewerkers per dag. Hier wordt volgens een aangepast schema gewerkt. Pedagogisch medewerker 1: Pedagogisch medewerker 2:
7.30 uur tot 12.30 uur; 13.00 uur tot 16.30 uur. 9.00 uur tot 13.00 uur; 13.30 uur tot 18.00 uur.
De openingstijden van het kinderdagverblijf zijn van 7.30 uur tot 18.00 uur. Van 7.30 tot 8.15 uur: zijn er nog weinig kinderen en voldoen we aan de pedagogisch medewerker-kind ratio; Van 8.15 uur tot 9.00 uur komen er meer kinderen binnen en is de kans groter dat we niet aan de ratio voldoen. Om 9.00 uur komt de tweede pedagogisch medewerker. Van 9.00 uur tot 12.30 uur voldoen we aan de ratio. Om 13.00 uur hebben beide pedagogisch medewerkers na elkaar in totaal een 1½ uur pauze. Van 15.00 uur tot 16.30 uur voldoen we aan de ratio. Om 16.30 uur gaat de eerste pedagogisch medewerker naar huis. Van 16.30 uur tot 17.15 uur voldoen we niet altijd aan de ratio. Om 17.15 uur zijn er al veel kinderen opgehaald of doen we groepen samen en voldoen we aan de ratio. Kortom, het kinderdagverblijf voldoet aan de in het Convenant Kinderopvang gestelde eisen t.a.v. de tijdelijke inzet van minder personeel. 3.10A Opvang in vakantieperiodes In vakantieperiodes zijn er dagen dat er veel kinderen vrij zijn. Het kan dan voorkomen dat het kindaantal in de 2 peutergroepen 24 of minder is. In dat geval wordt met 3 pedagogisch medewerkers gewerkt (we voldoen dan nog aan de pedagogisch medewerker-kindratio) en door het glas in de deur tussen beide peutergroepen is er zicht op beide groepen, zodat het vierogenprincipe gehandhaafd blijft. In vakantieperiodes of als er door een andere oorzaak minder kinderen in de groep aanwezig zijn, kan het zijn dat het voor een kind leuk is om in een andere groep een dagje te verblijven. Wij vragen hiervoor vooraf toestemming van de ouders. 3.10B Gebruik maken van extra dagdelen Ouders hebben de mogelijkheid om hun kind extra dagdelen te laten komen. Daarvoor wordt de uurprijs in rekening gebracht. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om binnen een maand van dag te ruilen. Voor beide mogelijkheden geldt dat de pedagogisch medewerker-kind ratio in acht wordt genomen. Indien noodzakelijk kan een kind voor een met de ouders overeengekomen periode in 1 extra basisgroep opgevangen worden. Hiervoor is een schriftelijke toestemming van de ouders nodig.
14-12-2015 Pagina 31 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
3.11 Het pedagogisch werkplan In het werkplan staan de afspraken die volgen uit het pedagogisch beleidsplan. De in het werkplan beschreven onderwerpen zijn bedoeld als richtlijnen voor de pedagogisch medewerkers. Als de omstandigheden dat vereisen, dan kunnen zij van deze richtlijnen afwijken. 3.11A Wenbeleid en de wenprocedure In ons kinderdagverblijf worden regelmatig nieuwe kinderen (en hun ouders) geplaatst. Voor nieuwe ouders is de beslissing om hun kind aan de zorg van de pedagogisch medewerkers toe te vertrouwen een hele stap. Voor deze ouders zijn de pedagogisch medewerkers immers “vreemden” bij wie zij hun kostbaarste bezit achterlaten. Ook de kinderen zijn vaak nog niet eerder voor een langere periode door anderen verzorgd. Om nieuwe ouders en kinderen stap voor stap vertrouwd te maken met ons kinderdagverblijf hebben we een wenprocedure opgesteld. Wij vinden het voor de nieuwe ouders, kinderen en leiding van essentieel belang dat er vanaf het begin gewerkt wordt aan het opbouwen van een vertrouwensrelatie. De eerste periode In de eerste periode van het wennen moeten ouder en kind zich van elkaar losmaken. Stap voor stap leert het kind de overgang van thuis naar ons kinderdagverblijf te maken. Ouder en kind raken er langzaam aan gewend om een deel van de dag van elkaar gescheiden door te maken. De eerste periode van het wennen ziet er als volgt uit: Een kind kan het liefst per de eerste of de zestiende van de maand geplaatst worden. Wij bieden aan dat het kind maximaal 2 dagdelen (boventallig) mag komen wennen vóór de eerste dag van plaatsing. De wenperiode duurt gemiddeld vijf dagen. Er wordt per dag bekeken hoe het kind dit ervaart en in overleg met de ouder(s) en de pedagogisch medewerkers van de groep zal worden beslist, of het aantal uren uitgebreid kan worden. Als een kind ziek wordt tijdens of vlak na een wenperiode kan het nodig zijn om het wenproces weer geheel of gedeeltelijk te hervatten. Dit zal in overleg met de ouders besproken worden. In deze wenperiode is er nauw contact met de ouders, vooral om informatie uit te wisselen over hun kind. De ouders krijgen in deze periode een goed beeld van wat er allemaal bij Ieni Mini wordt gedaan en hoe de pedagogisch medewerkers met de kinderen omgaan. Belangrijk is om de wenperiode niet te overhaasten. De gehele periode van wennen Na de eerste periode van wennen heeft een kind nog tijd nodig om helemaal vertrouwd te raken met zijn nieuwe omgeving. Er zijn immers heel wat nieuwe indrukken die het moet verwerken: de pedagogisch medewerkers, de kinderen, de ruimte, de regels en het ritme in de groep. We denken dat een kind pas echt gewend is als het de volgende gedragingen vertoond: - Het kind voelt zich zichtbaar op zijn gemak bij alle pedagogisch medewerkers; - Er is verbale en non-verbale communicatie tussen pedagogisch medewerker en kind; - Het kind speelt (met of naast andere kinderen); - Het kind beweegt zich vrij door de gehele ruimte; - Het kind heeft zijn ritme gevonden. Wat doen wij om de kinderen en de ouders bij het wennen te begeleiden? Wij: - vertellen tijdens het inschrijfgesprek in het kort wat de wenprocedure inhoudt en sturen het Wetenswaardboekje (waarin dit onder andere beschreven staat) per email naar de ouders, zodat ouders thuis het geheel rustig nog eens kunnen doorlezen; - maken ouders bij het afspreken van het kennismakingsgesprek nogmaals attent op de wenprocedure;
14-12-2015 Pagina 32 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
-
-
-
maken tijdens het kennismakingsgesprek concrete afspraken t.a.v. de wenprocedure en houden daarbij rekening met de wensen en mogelijkheden van de ouders. Deze afspraken worden op papier gezet; zorgen ervoor dat wij ouders en kinderen zoveel mogelijk op hun gemak stellen. Wij geven ruimte aan de gevoelens van de ouders. Daarnaast tonen we belangstelling voor de persoon; geven ouders zoveel mogelijk informatie over de dagelijkse gang van zaken.
Wat doen wij om het afscheid nemen in de wenperiode te begeleiden? Hier volgen enkele concrete maatregelen: - Als pedagogisch medewerkers maken wij van tevoren goede afspraken over de taakverdeling tijdens zo’n wenperiode; - Op een rustig moment vragen we de ouder om de groep te verlaten; - Wij proberen met het kind contact te leggen op het moment dat de ouder nog in de groep aanwezig is; - Wij proberen ouders op hun gemak te stellen; - Wij vertellen de ouders dat zij ons altijd kunnen bellen en controleren het telefoonnummer waarop zij te bereiken zijn; - Wij tonen begrip voor de gevoelens van de ouders en het kind; - Aan de ouders wordt gevraagd om kort en duidelijk afscheid te nemen. Op deze wijze wordt voorkomen dat het kind in verwarring wordt gebracht; - Aan de ouders wordt gevraagd iets vertrouwds van thuis mee te geven. Dit kan zijn een knuffel, een doekje of een speen; - Als de ouders terugkomen, wordt er door ons een gesprekje gevoerd waarin verteld wordt hoe het kind zich tijdens hun afwezigheid gedragen heeft; - Wij besteden extra aandacht aan het kind tot het helemaal gewend is. Wennen in een nieuwe groep Ook kinderen, die overgaan naar een nieuwe groep gaan eerst wennen. Zij wennen niet met hun ouders maar met een pedagogisch medewerker van de groep waar zij tot dan toe in zaten. In principe volgen zij onderstaand wenschema: 1. Wij laten ruim van tevoren aan de ouders weten wanneer hun kind naar de volgende groep gaat. Dit gebeurt zowel mondeling als schriftelijk. De pedagogisch medewerkerkind ratio kan tijdens het wennen tijdelijk losgelaten worden maar het kind wordt dan meegeteld met het aantal kinderen uit zijn oude groep.; 2. De pedagogisch medewerker van de “oude” groep stelt de ouders voor aan de pedagogisch medewerkers van de “nieuwe” groep; 3. Met de pedagogisch medewerkers van de “nieuwe” groep en de ouders wordt een kennismakingsgesprek gevoerd, waarin o.a. het wenschema wordt doorgenomen; 4. Met de kinderen in beide groepen wordt besproken wat er gaat gebeuren. Aan de ouders wordt gevraagd het geheel ook met hun kind thuis te bespreken; 5. De pedagogisch medewerker uit de “oude” groep brengt het kind naar de nieuwe groep en komt het ook weer ophalen; 6. Voor ieder kind dat overgaat naar een nieuwe groep wordt een afscheidsfeest georganiseerd. Bovendien realiseren we ons dat ook de ouders aan de nieuwe situatie moeten wennen. Zij kunnen opnieuw moeite krijgen met het feit dat zij hun kind “uit handen geven”. De ouders zullen dus moeten ervaren dat hun kind ook bij de nieuwe pedagogisch medewerkers in goede handen is. Om dit te kunnen bereiken zullen de “nieuwe” pedagogisch medewerkers een intensief contact met de ouders moeten onderhouden.
14-12-2015 Pagina 33 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Conclusie Het opbouwen van een vertrouwensrelatie met de ouders kost tijd. Het vormt echter de basis van een vaak jarenlang durende samenwerkingsrelatie, dus het is de investering waard. Bovendien dragen ouders, die tevreden zijn, dit gevoel over op hun kind. Het gevolg daarvan is dat dit het welbevinden van het kind ten goed komt. 3.11B Dagindeling Om redenen, die in het pedagogisch beleidsplan beschreven staan (het bieden van structuur met daardoor veiligheid en duidelijkheid voor de kinderen) hebben de oudere kinderen een vaste dagindeling. Voor deze oudere kinderen ziet de dagindeling er globaal als volgt uit: 07.30- 9.00 uur: 09.00 uur: 09.30 uur: 10.00 uur: 11.15 uur: 12.00 uur: 13.00 uur: 15.00 uur: 15.30 uur: 16.00-18.00 uur
De kinderen worden gebracht en kunnen vrij spelen fruit eten en drinken plassen/verschonen/handen wassen activiteiten en vrij spel handen wassen, broodmaaltijd en drinken plassen/verschonen/handen wassen slapen voor diegene, die daar behoefte aan heeft rauwkost en halfvolle vanille yoghurt eten en drinken activiteiten de kinderen kunnen opgehaald worden.
Vooral baby's hebben hun eigen gewoonten. Deze zijn niet in een strak schema te passen. Dat heeft tot gevolg dat er in ons kinderdagverblijf rekening gehouden wordt met eigen slaap- en voedingsritmes van baby's. De dagindeling van de baby's wordt dan ook in overleg met de ouders vastgesteld. Bovendien is de dagindeling ook afhankelijk van wat het kind zelf aangeeft. Er zijn dus geen, door het dagverblijf bepaalde, vaste fles- of slaaptijden. 3.11C De 'spelregels' voor de kinderen in de groep De ”spelregels” die in de groepen gelden en waar de kinderen zich aan moeten houden, zijn afgestemd op de leeftijd en de ontwikkelingen van de kinderen. Dat heeft tot gevolg dat er in iedere leeftijdsgroep andere regels zijn. De redenen waarom wij regels in de groep hebben zijn: ze verhogen de veiligheid ( bijv. niet duwen) ze zorgen ervoor dat de kinderen respectvol met elkaar omgaan (bijv. kinderen mogen niet slaan) ze zorgen ervoor, dat de kinderen respectvol met materiaal omgaan (bijv. niet gooien met speelgoed) ze bevorderen de verstandelijke ontwikkeling (bijv. de keuze van beleg, kind leert gevolg van een keuze) ze geven de kinderen veiligheid en geborgenheid, want de kinderen weten waar ze aan toe zijn. 'Spelregels' voor de kinderen in de dreumesgroep Speelgoed: De kinderen mogen in principe zelf kiezen met welk speelgoed ze gaan spelen; Kleine puzzels moeten aan tafel gemaakt worden; Met klein speelgoed speelt het kind in principe aan tafel; Met grote blokken en de trein wordt overwegend op de grond gespeeld; Al het speelgoed heeft een vaste plaats; Er wordt zorg besteed aan de omgang met het speelgoed.
14-12-2015 Pagina 34 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Eten: Alle kinderen zitten tijdens het eten op hun stoel aan tafel; Iedereen wacht met eten totdat alle kinderen gereed zijn; Voor het eten wordt er eerst een liedje gezongen; De eerste boterham wordt met zoet beleg gegeten, gesneden in stukjes ; De tweede boterham met hartig beleg wordt gegeten uit het vuistje; In principe wordt het brood opgegeten en de beker melk leeggedronken; Hygiëne: De kinderen wassen hun handen voor het eten en na het buiten spelen; De pedagogisch medewerker maakt de billen schoon, als een kind ontlasting heeft gehad; Als de kinderen moeten hoesten, dan doen zij hun hand voor hun mond; Bij het snuiten van de neus wordt een tissue gebruikt. Beleefdheidsvormen: De beleefdheidsvormen worden ook spelenderwijs aangeleerd: De kinderen zeggen alsjeblieft en dankjewel en 'wat zeg je?' in plaats van 'hè?'; De kinderen mogen elkaar niet plagen of met elkaar vechten; De kinderen kunnen het aan de pedagogisch medewerker vragen, als ze iets willen; Als een pedagogisch medewerker in gesprek is, moet een kind even wachten. Veiligheid: De kinderen mogen in de klas niet duwen. De 'spelregels' voor de kinderen in de peutergroepen: Speelgoed: De kinderen mogen in principe zelf kiezen met welk speelgoed ze gaan spelen; Als de kinderen niet langer met het speelgoed willen blijven spelen, dan moet het eerst opgeruimd worden (eventueel worden ze daarbij geholpen); Kleine puzzels moeten aan tafel gemaakt worden; Met klein speelgoed speelt het kind in principe aan tafel; Met grote blokken en de trein wordt overwegend op de grond gespeeld; Al het speelgoed heeft een vaste plaats; Er wordt zorg besteed aan de omgang met het speelgoed. Eten: Alle kinderen zitten tijdens het eten op hun stoel aan tafel; Iedereen wacht met eten totdat alle kinderen gereed zijn; Voor het eten wordt er eerst een liedje gezongen; De eerste boterham met zoet beleg wordt gegeten met een vork; De tweede boterham met hartig beleg wordt gegeten uit het vuistje; De kinderen vragen aan de pedagogisch medewerker om nog een stukje brood en geven daarbij hun bord aan de pedagogisch medewerker, zodat zij het brood erop kan leggen; In principe wordt het brood opgegeten en de beker melk leeggedronken; Bij het fruit eten wordt eerst het fruit gegeten en daarna de vla of yoghurt; Hygiëne: De kinderen wassen hun handen na een bezoek aan de wc, voor het eten en na het buiten spelen; De pedagogisch medewerker maakt de billen schoon, als een kind ontlasting heeft gehad; Als de kinderen moeten hoesten, dan doen zij hun hand voor hun mond;
14-12-2015 Pagina 35 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Bij het snuiten van de neus wordt zacht toiletpapier gebruikt. Beleefdheidsvormen: De beleefdheidsvormen worden ook spelenderwijs aangeleerd: De kinderen zeggen alsjeblieft en dankjewel en 'wat zeg je?' in plaats van ' he?'; De kinderen mogen elkaar niet plagen of met elkaar vechten; De kinderen kunnen het aan de pedagogisch medewerker vragen als ze iets willen; Als een pedagogisch medewerker in gesprek is, moet een kind even wachten; Veiligheid: De kinderen mogen in de klas niet rennen, klimmen of duwen. 3.11D Rituelen in de groep De dreumesgroep kent de volgende rituelen: - het nazwaaien van de ouders bij het afscheid nemen; - het zingen van een liedje voor het eten en drinken; - het opzeggen van een versje bij het eten van een cracker of fruit; - het gedag zeggen bij binnenkomst en bij het afscheid nemen van de pedagogisch medewerker. De peutergroep kent naast bovengenoemde rituelen ook nog: - het zingen van een liedje voor het slapen gaan; - het uitblazen van het licht voor het slapen gaan. 3.11E Activiteiten Thema's In het kinderdagverblijf wordt er regelmatig gewerkt rond een bepaald thema. De groepering van activiteiten rond een bepaald thema is niet alleen handig als “zoekwijzer” maar het is tevens bedoeld als basis voor een soort werkplan door het hele jaar heen. Bij het maken van dit werkplan wordt bij het kiezen van de thema’s rekening gehouden met de seizoenen en de jaarfeesten. Op deze wijze ervaren de kinderen de structuur, die uitgaat van het thema-gewijs werken. Er is dan een rode thema draad, die kleur geeft aan de spelletjes en activiteiten. Bepaalde liedjes worden in deze periode vaker gezongen. Bepaalde boekjes staan centraal. Steeds komen dezelfde woorden terug en er wordt gezamenlijk een thematafel ingericht. In een sfeer van herkenbaarheid kunnen de peuters op deze wijze hun kennis en vaardigheden uitbreiden. Door herhaling kunnen ze alles goed in zich opnemen en als het nieuwe eraf is, is de uitdaging voorbij en wordt het thema afgesloten. Door de ouders op de hoogte te stellen van het programma dat gevolgd wordt, geven we hen de gelegenheid om (delen) van het thema thuis te bespreken. Het programma van het thema wordt zodanig opgesteld dat er ruimte blijft om flexibel op speciale gebeurtenissen in te spelen. Het activiteitenprogramma biedt naast het voorlezen, het zingen van liedjes, het doen van bewegingsspelletjes en vrij spel relatief veel plak-, kleur-, en verfactiviteiten. Peuters houden van herhaling en hebben plezier in dit soort activiteiten. Bovendien is de vorm elke keer weer net even anders, want het is een variatie op een thema. Het is van belang om ook bij het doen van een activiteit structuur te bieden. Inleiding - het materiaal moet klaarliggen; - er wordt een (kort) gesprekje gehouden om de link met het thema vast te houden; - aan de hand van een voorbeeld wordt uitgelegd wat de bedoeling is; - het startsein wordt duidelijk gegeven; - de peuters mogen aan de slag.
14-12-2015 Pagina 36 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Uitvoer De kinderen mogen naar eigen inzicht aan het werk gaan. Dat betekent dat de peuters zelf bepalen hoe zij de activiteit uitvoeren en wat het eindresultaat is. De pedagogisch medewerker kan meedoen, maar dient in de gaten te houden hoe de activiteiten van de kinderen verlopen en hoe de stand van zaken in de groep is. Afsluiting De afsluiting van de activiteit gebeurt individueel, omdat het kind zelf bepaalt wanneer het klaar is. Het resultaat wordt even besproken en het kind mag van tafel. Feesten In het kinderdagverblijf worden de volgende feesten gevierd: - de verjaardag van het kind; - Kerstmis, Oud en Nieuw en Pasen; - Sinterklaas; - Carnaval. Voor de wijze waarop deze feesten gevierd worden verwijs ik u naar de map “feesten”, die in kantoor ter inzage ligt. Voorlezen Een belangrijke activiteit, die in iedere groep plaats vindt is: het voorlezen. De redenen waarom wij in het kinderdagverblijf voorlezen, vertellen, en plaatjes kijken zijn: het brengt momenten van rust, structuur en intimiteit op een dag; het is een sociaal gebeuren; het bevordert het zelfvertrouwen; het stimuleert de ontwikkeling van de waarneming en de motoriek; het heeft een positieve invloed op de sociale en emotionele ontwikkeling en de ontwikkeling van de fantasie; het is essentieel voor een goede taal- en denkontwikkeling; verder vormt lezen de sleutel tot een wereld van verbeelding en kennis. Bovendien is er de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan naar het effect van lezen op de ontwikkeling van het kind. Daaruit komt naar voren dat het omgaan met boeken en het lezen in de naaste omgeving van het jonge kind van grote invloed is op de houding van kinderen t.a.v. het lezen. (bron Stichting Lezen) Gezien het belang van voorlezen is Ieni Mini een samenwerkingsverband (genaamd Boekstart) aangegaan met de plaatselijke bibliotheek. De pedagogisch medewerkers hebben een workshop interactief voorlezen gevolgd en er is een voorlees coördinator aangesteld. Welke boeken hebben we in het kinderdagverblijf? Kinderen van 0 tot 2 jaar hebben behoefte aan boekjes, die de werkelijkheid zo getrouw mogelijk weergeven. Wij lezen voor deze kinderen dan ook voor uit prentenboeken waarin concrete afbeeldingen staan, zoals een stoel of een bed. Deze kinderen moeten wennen aan het feit dat de afbeeldingen 2 dimensionaal zijn. Voor de dreumesen gebruiken we boekjes met voorbeelden uit het kinderleven. Een voorbeeld daarvan is “Aankleden” van Helen Oxenburry. Voor kinderen van 2 jaar zijn kleine verhaaltjes geschikt. Voorbeeld: de Dick Bruna boekjes en Dikkie Dik van Jet Boeke. De kinderen vanaf 3 jaar hebben behoefte aan overzichtelijke verhalen, die de fantasie stimuleren. Bovendien hebben we boeken, die de kinderen inzicht geven in hun eigen gevoelswereld. Voorbeeld: Max Velthuys: de Kikker en de Vogel.
14-12-2015 Pagina 37 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Wanneer lezen we voor? Er wordt dagelijks voorgelezen. Wij kiezen vaak het moment waarop er voorgelezen wordt. Dat kan zijn ter inleiding of ter afsluiting van een activiteit of een moment dat een kind daar behoefte aan heeft. Het kan zijn dat een kind moe of verdrietig is en dat het zich op deze manier laat afleiden. Daarnaast wordt er bij de peuters op vaste tijdstippen op de dag voorgelezen. Dat is als we in de kring zitten. Hoe lezen we voor? Tips ter voorbereiding: Kies vaste rustige momenten van de dag om voor te lezen; Kies een boek wat je zelf ook leuk vind; Lees eerst het verhaal voor jezelf door; Zoek voorwerpen die bij het verhaal passen en die de aandacht kunnen versterken (vb. knuffel). Keuze van boeken: Kijk of een verhaal wat inhoud en taal betreft aansluit bij de leeftijd van de kinderen; Kies voorde oudste dreumesen boeken met 1 regel tekst onder de illustratie; Kies als je voor een hele groep peuters gaat voorlezen voor een prentenboek en niet voor een aanwijsboek. Bij oudere peuters kan het beste gekozen worden voor een prentenboek in eenvoudige taal, een duidelijk begin, een hoogtepunt en een goed einde; Zorg voor variatie. Kies ook eens voor een rijmpjesboek. Dat werkt met name bij heterogene groepen; Een goed verhaal voor peuters kent veel herhalingen. Voorleesplek Zorg dat de kinderen ontspannen kunnen zitten en dat ze je allemaal zien; Ga het liefst met je rug tegen de muur zitten, zodat de kinderen niet teveel afgeleid worden; Probeer storingen zoveel mogelijk te vermijden. Het voorlezen zelf: De eerste minuut is het belangrijkst. Daarin kan je sfeer scheppen en de kinderen nieuwsgierig maken. Maak een onverwacht geluid of neem een voorwerp waarop het verhaal betrekking heeft; Kies voor een vast ritueel om aan te geven dat je gaat voorlezen. Dat kan bijvoorbeeld een belletje zijn; Laat de kinderen eerst de voorkant van het boek zien en vraag hen wat ze zien en waar het boek over zou gaan; Lees in spreektaal en niet in geschreven taal. Dat is voor de kinderen aantrekkelijker en levendiger; Lees rustig en duidelijk voor; Maak gebruik van de mogelijkheden van je stem: hard of zacht e.d. Gebruik geen accenten; Gebruik je mimiek, maar maak er geen toneelstuk van; Houd contact met de kinderen door bijv. vragen te stellen; Laat alle kinderen de illustraties zien; Verander zo nodig de tekst; Neem de tijd om in te gaan op vragen of opmerkingen van de kinderen; Lees een boek gedurende een bepaalde periode vaker voor. Kinderen houden van herhaling; Roep nooit “UIT”. Het gaat er niet om het boek uit te krijgen maar om er plezier aan te beleven;
14-12-2015 Pagina 38 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Verhalen waar over doorgesproken wordt, worden langer onthouden; Laat de kinderen iets kleuren of tekenen naar aanleiding van het boek; Lees niet te lang voor. (bron: Stichting Lezen- Voorlezen aan peuters) Welke boeken schaffen we aan? Er zijn boeken, die de kinderen zelf mogen lezen en er zijn zgn. “voorleesboeken”. De criteria, waaraan een zelfleesboek moet voldoen zijn: stevige kaft; goed ingebonden; illustratief, groot en helder van kleur; zorgen voor een duidelijke herkenning. Bij het samenstellen van de collectie prentenboeken letten we op: het thema; de inhoud; het taalgebruik, een korte tekst met enkelvoudige zinnen; de illustraties; de relatie tekst en illustratie. Om aan informatie over nieuwe kinderboeken te komen lezen we: het informatieblad van de Bibliotheek; de rubriek boeken in het blad Kinderopvang; de voorleesgids. Hoe stimuleren wij de ouders om thuis voor te lezen? In ons kinderdagverblijf wordt dat gedaan door: het uitdelen van schriftelijke informatie (van de bibliotheek of van Stichting Lezen); het doorsturen van de nieuwsbrief van de bibliotheek als bijlage bij het mededelingenblad; het laten geven van voorlichting door een medewerker van de openbare bibliotheek tijdens een ouderavond; bij bijzondere gebeurtenissen (voorbeeld een overlijden) een themaboekje mee naar huis te geven; actief te zijn gedurende de Kinderboekenweek en de Nationale Voorleesdagen. Beleid omgaan met digitale prentenboeken. Voorlezen is een fijne en knusse bezigheid. Het kind vindt het heerlijk om voorgelezen te worden en intussen prenten te bekijken. In prentenboeken staan veel woorden die kinderen normaal niet altijd te horen krijgen. De woorden worden gebruikt bij plaatjes, die het kind ziet en begrijpt. Door dingen aan te wijzen en uit te leggen leer je het kind spelenderwijs de betekenis van nieuwe woorden. Kinderen, die al vroeg voorgelezen worden hebben later een duidelijke voorsprong. Er bestaan ook digitale prentenboeken. Dit zijn verhalen die als een filmpje op het scherm verschijnen. Het zijn bestaande prentenboeken, waar bewegende plaatjes, stemmen en muziek bij zijn gemaakt. Op die manier wordt samen lezen voor de kinderen nog leuker! Werkwijze De pedagogisch medewerker leest eerst een prentenboek voor en bekijkt een andere keer samen met twee of drie kinderen de beelden op de computer. Een andere keer wordt het prentenboek er weer bij gepakt. Zo ontstaat er een goede wisselwerking. Een aantal digitale boeken zijn als cd in het kinderdagverblijf aanwezig en veel digitale prentenboeken staan op www.wepboek.nl.
14-12-2015 Pagina 39 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Voordelen van deze nieuwe manier van voorlezen: - In een gedigitaliseerd prentenboek wordt soms extra aandacht besteed aan een moeilijk woord. Als bijvoorbeeld in het verhaal staat dat het Bang Mannetje bang is, dan hoor je een trilling in zijn stem. Zo leert het kind het woord bang beter begrijpen; - Een ander voordeel van digitale prentenboeken is dat deze zonder veel moeite eindeloos opnieuw kunnen worden voorgelezen. Herhaling is heel belangrijk; - Aan het slot van het digitale prentenboek worden er korte stukjes uit het verhaal herhaald, waar vragen over gesteld worden. Aan de antwoorden van het kind kan de pedagogisch medewerker merken of het verhaal door het kind goed begrepen is. Boekstart. Ieni Mini is een samenwerkingsverband aangegaan met de Bibliotheek Zoetermeer. Boekstart is een leesbevorderingprogramma voor ouders en baby’s. Het is ontwikkeld door Stichting Lezen en Sectorinstituut Openbare Bibliotheken. Het geeft voornamelijk adviezen om met een baby te genieten van lezen. Daarnaast worden er boekentips gegeven. De pedagogisch medewerksters van Ieni Mini hebben de workshop Boekstart gevolgd. In het kader hiervan is er bij Ieni Mini een voorleescoördinator aangesteld, die alle ontwikkelingen op het gebied van lezen volgt.
14-12-2015 Pagina 40 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Muziek luisteren/Televisie kijken Andere activiteiten die in ons kinderdagverblijf plaatsvinden zijn het kijken van televisie en het luisteren naar muziek. Onze visie op het luisteren naar muziek luidt als volgt: Voor de gehoorontwikkeling van jonge kinderen is het slecht dat er teveel geluiden tegelijkertijd op een kind afkomen (bv. het geluid van de radio naast het geluid van de andere kinderen en pedagogisch medewerkers). Hierdoor kan het kind zich afsluiten voor geluiden en dus niet meer reageren op impulsen. Daarom hebben we besloten om de cd speler alleen dan te gebruiken wanneer deze in een activiteit ingepast kan worden. De liedjes die we dan laten horen zijn afgestemd op de leeftijd van de kinderen. In de baby- en de dreumesgroep maken we soms gebruik van snoezelbandjes met New Age muziek. Deze kunnen vaak een rustgevende uitwerking op de groep hebben. Toch moet ook verantwoorde muziek slechts dan gebruikt worden op het moment dat het een doel dient. Onze visie op het kijken van televisie is als volgt: Kinderen die jonger zijn dan 2 jaar kijken bij Ieni Mini niet naar een beeldscherm. Wij volgen hierbij het advies van de Amerikaanse Vereniging voor kinderartsen, die in 2011 het advies herhaalde om kinderen jonger dan 2 jaar helemaal geen beeldschermtijd te geven. Dat advies was mede gebaseerd op wat we weten over de invloed van televisie kijken. Wat kinderen op de leeftijd van 0 tot 2 jaar zien op het schermt beklijft niet. Het is dus niet educatief. Teveel schermtijd schijnt zelfs ten koste te gaan van de taalontwikkeling en vergroot de kans op overgewicht. Uit onderzoek blijkt dat de kijktijd van peuters de laatste jaren verdubbeld is van drie kwartier naar ruim anderhalf uur per dag. Wij vragen ons dan ook af of wij de gelegenheid moeten bieden om de kijktijd nog meer uit te breiden. Daarom hebben we in het kinderdagverblijf de kijktijd beperkt tot maximaal een half uur per dag. In het kinderdagverblijf bekijken we slechts die programma’s (DVD ‘s), die gemaakt zijn voor de betreffende leeftijdsgroep. Deze programma’s worden altijd bekeken door de kinderen samen met een pedagogisch medewerker, die uitleg kan geven op de vragen die de kinderen stellen. Bovendien kan zij zich op deze wijze verplaatsen in de gedachtewereld van de kinderen. In de programma’s, die de kinderen bekijken komen geen agressieve of enge scènes voor, die een negatieve invloed kunnen hebben op het gedrag van de kinderen. Bovendien letten we erop dat de ontwikkeling van het verhaal voor de kinderen goed te volgen is. Dat betekent dat er veel herhaling in het verhaal moet voorkomen, zodat de kinderen de gelegenheid krijgen om hun gedachten te ordenen. Daarnaast geeft het herhalen rust in het verhaal en geeft het voor de kinderen een prettige voorspelbaarheid. Om te kijken of een programma geschikt is voor onze doelgroep maken we gebruik van de website van Mediasmarties: www.Mediasmarties.nl. De reden waarom het luisteren naar muziek en het kijken van televisie geen taboe is in het kinderdagverblijf, is het feit dat deze activiteiten de kinderen ook de nodige ontspanning en plezier kunnen geven. Daarnaast kunnen zij op deze wijze ook hun kennis vergroten. Wij zorgen er dan ook voor dat de programma’s aansluiten bij de thema’s, die we behandelen.
14-12-2015 Pagina 41 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
3.12 Aangeboden activiteiten ten behoeve van het stimuleren van de diverse ontwikkelingsgebieden bij peuters vanaf 3,5 jaar Ons uitgangspunt is dat Ieni Mini geen school is maar dat wij wel de kinderen op speelse wijze in aanraking willen laten komen met activiteiten, die gericht zijn op de taalontwikkeling, de cognitieve ontwikkeling, de creatieve ontwikkeling, de motorische ontwikkeling en de sociaal emotionele ontwikkeling. Onze bevindingen tot op heden zijn dat wij naar onze mening een groot aanbod van activiteiten hebben, waardoor de kinderen minimaal ervaring hebben opgedaan met activiteiten op de diverse ontwikkelingsgebieden. Deze bevindingen zijn voornamelijk gebaseerd op de resultaten van de Cito toets van het Peutervolgsysteem en op reacties van ouders wiens kind naar de basisschool is gegaan. Om te controleren of ieder kind van 3 ½ jaar activiteiten op elk ontwikkelingsgebied aangeboden krijgt, is er een formulier ontwikkeld. Om te controleren of ons aanbod van activiteiten compleet is lopen we alle items na, die de Onderwijsadviesdienst opgesteld heeft.
Getallen Omgaan met de telrij
Omgaan met hoeveelheden
Uitgangspunt O&A
Wijze waarop Ieni Mini de uitgangspunten realiseert
Noemen van namen in telwoorden Opzeggen telrij vanaf 1 Tellen van kleine hoeveelheden waarbij het gaat om het synchroom tellen en noemen van telwoorden en evt. van het resultaat Het leggen van de één-één relatie door voorwerpen aan elkaar te koppelen of bij elkaar te leggen of te verbinden Vergelijken van kleine en grote hoeveelheden op het oog op “meer”, “minder”, “meeste”evenveel”,
-
Zingen van liedjes
-
Uitdelen van de bekers Uitdelen van de bekers; Bordspel Telraam
-
Getallen puzzel
-
Herkennen van groepjes van 2 en 3 zonder tellen Erbij of eraf halen van een persoon of voorwerp en beseffen dat het er één meer of minder wordt. Eerlijk verdelen van voorwerpen over verschillende kinderen of bakjes
-
Verdelen van fruit over diverse bakjes; Verdelen van rozijntjes/kralen/blokke n Werkblad; Bambino Liedje 10 kleine kikkertjes; Telraam
Ontdekken dat hoeveelheden verschoven of bedekt kunnen worden zonder dat het totaal verandert. Ontdekken dat getalsymbolen, tellen, telwoorden en hoeveelheden iets met elkaar te maken hebben Representeren van de eigen
14-12-2015 Pagina 42 van 71
-
-
Verdelen van fruit/rozijntjes over diverse bakjes;
-Verdelen en bij elkaar doen van bijv. blokken. -
Getallenpuzzel; Bambino
-
Opsteken van aantal
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Omgaan met getallen Meten
leeftijd met bijv. vingers of kaarsjes Herkennen van getalsymbolen
Oplossen van eenvoudige meetproblemen. Vergelijken op lengte en oppervlakte.
vingers bij verjaardag -
Bambino; Getallenpuzzel
-
Wie of wat is groter of langer? Groeimeter ophangen. Welke schoen is kleiner? Welke puzzel is groter? Welke toren is hoger? Staafjes spel Vormen/zuilenbord Rijtje leggen van blokken. Wat is langer/korter? Stapel maken van blokken. Wat is hoger/lager?
-
Leren herkennen van begrippen als : lang, groot, hoog, laag, klein
-
-
Inhoud
Gewicht
Geld
Tijd
Situaties waarbij vergelijken op inhoud voorkomt. Begrippen: vol, leeg, in, uit, veel, weinig.
-
Tillen en wegen van verschillende voorwerpen en vergelijken wat zwaarder is of lichter
-
-
In welke beker zit meer melk/limonade? Spelen met vormen en water en zand in de zandtafel. De kinderen laten overgieten, leeg en vol maken. Diverse potjes met verschillende gewichten laten voelen;
-
Spelen in de zandwatertafel
Situaties, waarin kinderen spelen met het betalen van muntjes en daarvoor spullen krijgen
-
Spelen in de winkelhoek met kassa, geld en “echte”boodschappen
Situaties waarin de begrippen kopen, betalen, geld, duur, gebruikt worden Bekend zijn met de dagindeling. Begrippen ochtend, middag en avond kennen
-
Spelen in de winkelhoek
-
Dagindelingbord bijhouden;
-
Klok ophangen
Navertellen gebeurtenissen in de juiste volgorde
-
Voor het fruit eten m.b.v. foto’s de dag doornemen;
Creëren van tijdsbesef: lang , kort, even, snel, nu, toen, straks, vroeg, laat.
-
Dagindelingbord
Betekenis van de klok
-
14-12-2015 Pagina 43 van 71
Vertellen dat we aan de wijzers van de klok kunnen zien hoe laat
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
het is.
Meetkunde Oriënteren en lokaliseren
Construeren
Opereren met vormen en figuren
Meetkundige begrippen als: voor, achter, naast, in, op, boven, onder, dichtbij Stimuleren voorstellingsvermogen
-
Voorlezen
-
Praten over concrete voorwerpen of situaties, die niet direct zichtbaar zijn ( bijv. over thuis)
-
Aanwijzen van voorwerpen in de ruimte met de ogen dicht.
-
Memorie spelen
-
Bekijken van platen en aanwijzen waar wat te zien is. Bijv. waar is de hond?
Bouwen en construeren met materiaal
-
Laten spelen met blokken, duplo, nopper, rails
Namen van basisvormen herkennen zoals driehoek, cirkel, vierkant, rechthoek
-
Spelen met de vormenstoof
-
Natekenen van vormen
Namen kennen van de basiskleuren Groeperen van voorwerpen op kenmerk ( vorm of kleur, lengte)
-
Vormen/zuilenbord;
Vorm
-
Vouwen met papier( vouwblaadjes)
-
Construeren met klei of brooddeeg
-
Rijgen, stempelen, kleuren, kralenplankfiguren naleggen.
Bekijken en experimenteren met schaduwen Maken en namaken van vormen en patronen
14-12-2015 Pagina 44 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Sociaal emotionele ontwikkeling. Benoemt zichzelf als “ik”. Zelfbeeld Gebruikt en kent het woord “wij” Ontdekt de verschillen tussen zichzelf en de andere kinderen Toont non verbaal eigen gevoelens Kan basisemoties onderscheiden Krijgt controle over zichzelf.
Ontwikkeling van zelfstandigheid
Sociaal gedrag
Voelt zich op zijn gemak in de groep Durft te experimenteren Weet dat nee zeggen een reactie oplevert van de ander Kan om hulp vragen Wil graag dingen zelf doen Leert ervaren wat hij al kan Helpt actief mee met opruimen Kan zich grotendeels zelf redden
Kijkt veel naar andere kinderen Toont belangstelling en sympathie voor andere kinderen Probeert met andere kinderen te spelen – doen alsof spel Kan iets met een ander kind delen Zorgt voor een ander kind bijv. aai over hoofd baby Kan anderen een beetje helpen Kan van tijd tot tijd op zijn beurt wachten Denkt en handelt nog van uit zichzelf wat mag of niet mag Staat open voor nieuwe situaties Kan eenvoudige gevoelens bij anderen inschatten Toont belangstelling voor andere kinderen Accepteert dat niet alles even goed gaat
14-12-2015 Pagina 45 van 71
-
Yoga;
-
Boekjes lezen;
-
Spiegel in de klas
-
Kind op behang natekenen
-
Familiemap
-
Liedjes
-
Spelletje met herkennen emoties
-
Door lekker buiten te spelen
-
De kinderen worden gestimuleerd om zichzelf aan-en uit te kleden
-
Mogen op creatief gebied zelf experimenteren met bijv. knippen
-
Mogen in principe zelf kijken of iets lukt.
-
Leren om elkaar te helpen
-
Helpen met opruimen
-
Leert zijn gevoelens onder woorden te brengen
-
Leert met het spelen van een bordspel om op de beurt te wachten
-
Leert bij yoga o.a. om met een ander rekening te houden
-
Leert een jarig kind te feliciteren
-
Kan in de poppenhoek doen alsof spelen
-
Leert met het spelen van het emotiespel gevoelens van anderen
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Maakt aan een ander kind op een goede wijze duidelijk wat het wel of niet wil
Werkhouding en concentratie
Taalontwikkeling
Denkt en reageert vooral intuïtief Heeft plezier in het leren van nieuwe dingen Kan rustig werken voor een kortdurende periode Probeert zelf problemen op te lossen tijdens het werken Kan een bekende opdracht zelfstandig uitvoeren
Heeft een passieve woordenschat van 4000 woorden Heeft een actieve woordenschat van 2000 woorden Gebruikt steeds meer en complexere woorden: - Kent het verschil tussen: ik, jij, hij of zij; -
Gebruikt de verleden tijd;
-
Gebruikt onbepaalde voornaamwoorden zoals: iedereen, alles
-
Gebruikt bijvoeglijke naamwoorden zoals kleine, rode
-
Gebruikt het woordje “er”
in te schatten. -
Leert te luisteren naar verhalen van andere kinderen
-
Door het aanbieden van iedere keer nieuwe thema’s
-
Krijgt de gelegenheid om rustig een werkje te maken
-
Het stimuleren van de taalontwikkeling gebeurt door: - Het voorlezen van prentenboeken; -
Het zingen van liedjes;
- de pedagogisch medewerkers, die allemaal Algemeen Beschaafd Nederlands spreken -
Het gebruik van digitale prentenboeken
Gebruikt 75% van de klinkers goed: - Zegt banaan i.p.v. naan
Vloeibaar en verstaanbaar vertellen
-
Zegt trap i.p.v. tap
-
Zegt kamer i.p.v kame
Vertelt over wat hij gedaan of meegemaakt heeft op verstaanbare en begrijpelijke wijze Het kind beschrijft alledaagse gebeurtenissen of veelvoorkomende handelingen
14-12-2015 Pagina 46 van 71
Tijdens de gesprekken, die de pm ers met de kinderen voeren krijgen de kinderen de gelegenheid om hun verhaal kwijt te kunnen. Wij corrigeren een kind niet in zijn zinsopbouw maar herhalen zijn foutief geformuleerde zin
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
door: -
Luisteren
Leesplezier
met een goede zin. Zinnen te maken met een vervoegd werkwoord
-
Maakt eenvoudige samengestelde zinnen
-
Maakt vraagzinnen
-
Kan praten over een thema buiten het hier en nu
-
Heeft moeite met lange zinnen
-
Maakt regelmatig fouten met onregelmatige vervoegingen : ik liepte
Kan enkelvoudige instructies begrijpen en uitvoeren. Luistert naar een op zijn leeftijd afgestemd verhaal en ontwikkelt verhaalbegrip. Luistert naar een op zijn leeftijd afgestemd verhaal op tv of internet Luistert naar een ander Beleeft zichtbaar plezier aan voorlezen, boeken en rijmpjes
Oriëntatie op boek en verhaal
Het kind ontdekt de samenhang tussen illustratie en tekst Heeft ervaring opgedaan met boeken en de wijze waarop deze voorgelezen worden. Ontdekt de structuur in verhalen Kan de inhoud al een beetje voorspellen op basis van de omslag van het boek Kan het verhaal navertellen aan de hand van plaatjes Kan de pedagogisch medewerker nadoen als zij stukjes uit het boek uitbeeldt
Oriëntatie op geschreven taal
Ontdekt dat tekens gebruikt worden om iets te vertellen of te leren Ervaart dat dingen die opgeschreven zijn je iets kunnen leren Ervaart dat dingen die je zegt opgeschreven kunnen worden Ontdekt het verschil tussen
14-12-2015 Pagina 47 van 71
Wij geven aan het kind enkelvoudige en begrijpelijke instructies. Wij lezen dagelijks op een interactieve manier voor. De kinderen krijgen de gelegenheid om op internet of op een dvd te kijken Wij lezen iedere dag voor en de kinderen zijn in de gelegenheid om zelf boeken te pakken en te lezen. Wij lezen dagelijks op een interactieve manier voor.
In de leeshoek staan volop boeken voor de kinderen.
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
lezen en schrijven Bladert door prentenboeken en doet alsof het kan lezen
Fonetisch bewustzijn en het principe van het alfabet
Het kind wordt zich bewust van klanken in woorden Doet mee met spelletjes rond taal Doet ervaring op met rijmen Herkent symbolen bijv. P van parkeren of de eerste letter van hun naam
Er worden dagelijks liedjes gezongen. Er worden ook rijmpjes voorgelezen Op de werkjes van het kind wordt de naam geschreven
Taalbeschouwing
Het kind is op speelse wijze bezig met taal Wordt zich bewust van zijn eigen taalgebruik Wordt bewust dat je over taal kunt praten.
Alle medewerkers van Ieni Mini praten duidelijk verstaanbaar in Algemeen Beschaafd Nederlands tegen de kinderen. Er wordt dagelijks voorgelezen. Er worden regelmatig thema’s uitgewerkt. Er wordt dagelijks gezongen. Er staan volop boeken ter beschikking van de kinderen. Er is in iedere klas een leeshoekje.
3.13 Cito Volgsysteem voor het jonge kind De pedagogisch medewerkers van Ieni Mini volgen ieder kind in zijn of haar ontwikkeling. Zij doen dat door de kinderen te observeren in hun natuurlijke omgeving tijdens het spelen. Een nadeel van deze methode kan zijn dat deze nogal subjectief is. Iedere pedagogisch medewerker kan immers op haar eigen manier naar de kinderen kijken. Als objectief hulpmiddel om peuters in hun ontwikkeling te kunnen volgen kunnen de pedagogisch medewerkers bij ons gebruik maken van het Cito Volgsysteem voor het jonge kind. Door een gestandaardiseerde toets af te nemen, zoals Taal of Rekenen bij peuters, kan de pedagogisch medewerker op een objectieve manier informatie verzamelen en deze informatie beoordelen volgens gestandaardiseerde normen. Door de uitslag van de toetsen te combineren met de observaties van de pedagogisch medewerker ontstaat er een goed totaalbeeld van de ontwikkeling van de betreffende peuter. Peuters toetsen, hoe gaat dat? De pedagogisch medewerker neemt de toetsen individueel af bij peuters vanaf 3 jaar. De peuters ervaren de toets meestal als een leuke activiteit samen met de pedagogisch medewerker. Deze activiteit duurt ongeveer 15 minuten. Hierbij bekijken ze samen een boek met gekleurde plaatjes. Het boek bevat receptieve en productieve opgaven. Bij de receptieve opgaven krijgt de peuter drie plaatjes te zien. De pedagogisch medewerker stelt daar een vraag bij. De peuter antwoordt door één van de drie plaatjes aan te wijzen. Bij de productieve opgaven krijgt de peuter één plaatje te zien. De pedagogisch medewerker leest dan een zin voor, die de peuter mag afmaken. Wat gebeurt er met de resultaten? Als uit de resultaten blijkt dat de peuter heel laag scoort t.o.v. zijn of haar leeftijdgenootjes en dit resultaat overeenstemt met het oordeel van de pedagogisch medewerker dan wordt er gekeken wat de mogelijke oorzaak is. Wij maken dan geen officieel handelingsplan maar bespreken de resultaten met de ouders en bieden spelenderwijs extra oefenmateriaal aan. Als uit de testen blijkt dat het kind hele hoge scores heeft en dit resultaat overeenkomt met de mening van de pedagogisch medewerker, dan bespreken we dat ook met de ouders en zorgen we voor extra uitdagend materiaal en/of activiteiten .
14-12-2015 Pagina 48 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
3.14 Verzorging De maaltijden Voeding is een essentieel onderdeel bij de verzorging van jonge kinderen. Goede voeding bevordert de goede conditie van de mens. Bovendien hebben eten en drinken ook belangrijke sociale aspecten en vormen zij een belangrijk onderdeel van cultureel bepaalde leefgewoonten. Goed samengestelde voeding bevat alle stoffen, die ons lichaam nodig heeft voor : groei en herstel van het lichaam; energie; het goed laten verlopen van allerlei lichamelijke processen en voor bescherming tegen bepaalde ziekten. Wij volgen in het kinderdagverblijf de richtlijnen van het Voorlichtingsbureau van de Voeding. Voeding voor baby’s Als baby’s in ons kinderdagverblijf komen is door de ouders een keuze gemaakt voor het geven van borstvoeding of flesvoeding. Borstvoeding Bij ons in het kinderdagverblijf kan aan de baby afgekolfde moedermelk gegeven worden. Wij adviseren ouders om, in dat geval, thuis reeds te beginnen met het laten wennen aan een speen. Dit kan bijv. door 1x per dag een voeding met de fles en bij voorkeur met een platte speen te geven. Het is raadzaam om hier minimaal 14 dagen voor de baby op het kinderdagverblijf komt, mee te beginnen. Afgekolfde moedermelk moet in de koelkast bewaard en gekoeld vervoerd worden van huis naar het kinderdagverblijf. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door de afgekoelde melk te gieten in een schone, koude thermoskan. Het is voor de pedagogisch medewerkers handig om naast de dagvoorraad borstvoeding ook enige, in de diepvries bewaarde, ingevroren reservemoedermelk te hebben. Moedermelk kan ingevroren worden. Dit dient snel te gebeuren. Door bij het invriezen gebruik te maken van een plastic ijsblokjeslade kan moedermelk makkelijker ontdooid worden. Als de melk wordt ingevroren in een 3 sterren koelkast dan kan het, bij een temperatuur van -18 tot -23 graden C, 3 maanden bewaard blijven. Het is daarom handig om de datum op de verpakking te vermelden. Het ontdooien en opwarmen van moedermelk Het is voor de kwaliteit van de moedermelk van groot belang dat: de moedermelk bij voorkeur in de koelkast ontdooid wordt; als er snel ontdooid moet worden, dit onder de stromende kraan gebeurt, die langzaam van koud naar warm gedraaid wordt; er nooit onder de hete straal van de kraan ontdooid wordt. In dat geval gaan de antistoffen kapot en kan de melk gaan schiften; ontdooide melk niet opnieuw wordt ingevroren; ontdooide melk in een flessenwarmer op temperatuur gebracht wordt; ontdooide moedermelk 1 dag in de koelkast bewaard kan blijven; Opmerking: Verwarmde moedermelk moet na 1 uur worden weggespoeld. Wij bieden moeders bovendien de gelegenheid om zelf hun kind in het kinderdagverblijf te komen voeden. Voor baby’s, die snel zijn afgeleid of voor moeder, die graag apart zitten is er in de slaapkamer gelegenheid om het kind te voeden. Moeders, die graag erbij zitten in de groep kunnen daar plaats nemen.
14-12-2015 Pagina 49 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Als moeders zelf de baby komen voeden, is het noodzakelijk dat de leiding met de moeder afspreekt wat zij, in onvoorziene omstandigheden, aan de hongerige baby mogen geven. Er zijn 2 mogelijkheden: de pedagogisch medewerkers geven ingevroren moedermelk; de pedagogisch medewerkers geven een volledige zuigelingenvoeding. Flesvoeding Aan de ouders, die hun baby de volledige zuigelingenvoeding per fles willen geven, wordt gevraagd de poeder in een doosje en een uitgekookte fles (makkelijk te reinigen) mee te nemen naar het kinderdagverblijf. Om goed te kunnen zien welke voeding voor welke baby is, wordt aan de ouders gevraagd hun flessen te merken. Wij hebben voor deze methode gekozen, omdat onze ervaring is dat de kinderen rustiger drinken als zij voeding krijgen uit een voor hun bekende fles en speen. Lege flessen worden omgespoeld en daarna mee naar huis gegeven. Voor de wijze van klaarmaken van de flesvoeding wordt verwezen naar de aanwijzingen op de verpakking van de voeding. Flesvoeding kan opgewarmd worden in de flessenwarmer of de magnetron. Het is belangrijk om voor het geven van de voeding de temperatuur te controleren. Dit kan men doen door een druppeltje melk op de binnenkant van de pols te druppelen. Voor het geven van de fles aan een baby wordt ongeveer 15 tot 20 minuten uitgetrokken. Het is raadzaam om de baby niet in horizontale ligging de fles te geven. Dit schijnt de kans op oorklachten te vergroten. Om het geven van de fles op het kinderdagverblijf goed af te stemmen met de gewoontes thuis, wordt er van tevoren de volgende zaken afgesproken: hoe warm de baby zijn fles drinkt; of de baby zijn fles op verzoek of op vaste tijden krijgt; hoelang de baby thuis over zijn fles doet. Bijvoeding van baby’s Naast borst- of flesvoeding wordt bijvoeding gegeven als een geleidelijke overgang naar gewoon voedsel. In principe is het niet nodig om voor de 6 e maand bijvoeding te geven. Toch kunnen er verschillende redenen zijn om met bijvoeding te beginnen, zoals: de wens van de ouders; de baby, die er aan toe lijkt te zijn om van een lepeltje te eten; de tot dusver gegeven voeding niet voldoet aan de behoefte voor energie en voedingsstoffen. Het tempo waarin bijvoeding wordt gegeven en de volgorde waarin voedingsmiddelen voor het eerst gegeven worden moeten aangepast zijn aan de individuele groei, de motorische ontwikkeling en de behoeften van de baby. Het is voor kinderen belangrijk om langzaam aan een andere manier van eten of een nieuwe smaak te wennen. Slechts na overleg met de ouder wordt er bij ons met een fruithapje e.d. begonnen. Bij het geven van een fruithapje wordt er rekening mee gehouden dat: een baby moet leren eten van een plastic lepeltje; een baby moet wennen aan een nieuwe smaak; het fruithapje in het begin geen vezels mag bevatten; baby’s allergisch kunnen reageren op fruit.
14-12-2015 Pagina 50 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Papvoeding Als ouders aangeven dat hun kind een flesvoeding mag vervangen door een papvoeding, dan wordt door de pedagogisch medewerkers aan de ouders gevraagd de benodigde ( speciale) melk mee te geven. Vanuit het kinderdagverblijf wordt er voor Bambix gezorgd. Voeding voor oudere kinderen Broodmaaltijd Tussen de middag krijgen de kinderen een broodmaaltijd. Het eten van brood is belangrijk omdat brood: eiwit, zetmeel, vitamine B en mineralen levert; gluten kunnen bevatten; vezels ( afhankelijk van broodsoort) levert. Op vezelrijke voeding moet goed gekauwd worden. Dit stimuleert de vorming van speeksel en van maagsap. Vezelrijke voeding geeft een gevoel van verzadiging en bevordert een goede stoelgang. Aan kinderen, die jonger zijn dan 1 jaar wordt geen volkoren brood gegeven. De reden hiervoor is dat bij die kinderen het gebit en het spijsverteringskanaal nog niet volledig ontwikkeld zijn. Om hierboven genoemde redenen wordt aan de kinderen, die ouder zijn dan 1 jaar wordt wel volkoren brood gegeven. Broodbeleg Het brood wordt dun besmeerd met margarine. We beleggen het brood met: kaas of smeerkaas; vleeswaren; kwark; zoet beleg zoals appelstroop, jam e.d; ei. Ouders kunnen op grond van hun geloof, principe of om gezondheidsredenen aan de pedagogisch medewerkers doorgeven dat hun kind bepaalde voedingsmiddelen niet mag eten. Bij de samenstelling van het menu is rekening gehouden met het belang van het aanleren van een gezond voedingspatroon. Melk De kinderen krijgen per dag minimaal 2 glazen melk of yoghurt te drinken. Aandachtspunten, die wij hanteren om een positieve bijdrage te leveren aan het eetgedrag zijn: Naast 1 hoofdmaaltijd geven wij de kinderen fruit, groenten en een cracker; We zorgen voor een gezellige sfeer aan tafel. Een kind wordt niet tot eten gedwongen. Eten is een sociaal gebeuren. Aan tafel is er aandacht voor elkaar. Kinderen kunnen hun verhaal kwijt en leren luisteren naar elkaar. Het eten wordt op een aantrekkelijke manier geserveerd. Een gedekte tafel is een goed begin voor een gezellige sfeer aan tafel. De tafels worden niet te vol gedekt. Ieder kind krijgt 'eigen' servies. De pedagogisch medewerkers smeren eerst voor elk kind een boterham en geven de boterham gesneden aan het kind. De peuters eten met een vorkje. Om veiligheidsredenen krijgen de dreumesen geen vorkje. Als alle kinderen een boterham hebben wordt er gezongen: Tip, tap, top eet maar lekker op enz.
14-12-2015 Pagina 51 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Daarna zegt iedereen “eet smakelijk” en dan beginnen we te eten. Als het kind zijn/haar boterham op heeft dan krijgt het er nog een. In principe mag een kind net zoveel eten als het wil met een max. van 4 boterhammen; De kinderen moeten in principe niet langer dan een half uur aan tafel zitten. Na de maaltijd wordt de tafel afgeruimd. De kinderen helpen hierbij door de bordjes en de bekers door te geven. Soms mogen de kinderen helpen met het schoonmaken van de tafels en stoelen.; We mengen het eten niet, zodat het kind de kans krijgt om aan een nieuwe smaak te wennen; Een kind krijgt de kans om te wennen aan de eetgewoontes van de groep; We geven geen snoep; Een kind dat jarig is krijgt een “feest boterham”. In het informatieboekje wordt aan de ouders gevraagd om niet te trakteren op snoep. De reden hiervoor is dat wij het gebit van de kinderen in een zo’n goed mogelijke conditie willen houden. Om dezelfde reden laten we de kinderen niet rondlopen met flesjes drinken en geven we geen flesjes drinken mee naar bed. De kinderen, die nog niet uit een tuitbeker kunnen drinken, krijgen een flesje drinken aan tafel. Dit flesje dient binnen ongeveer 15 minuten leeggedronken te zijn. Er is een menulijst opgesteld. Deze lijst is als bijlage toegevoegd. Slapen In ons kinderdagverblijf wordt rekening gehouden met het slaapritme van ieder afzonderlijk kind. Als kinderen moe zijn, dan kunnen ze naar bed. In de peutergroep gaan de kinderen, die behoefte hebben aan een middagslaapje, van 12.30 uur tot 15.00 uur gezamenlijk naar bed. Als de kinderen eerder wakker zijn dan mogen ze uit bed komen. Ieder kind heeft een eigen bedje. Dit bedje wordt evt. gedeeld met een ander kind, die het dagverblijf op andere dagen bezoekt. Het beddengoed wordt dan tussentijds verschoond. Kinderen en persoonlijke hygiëne . Beperking gezondheidsrisico’s Wij willen de kinderen opvangen in een omgeving, waarin een goede gezondheid zoveel mogelijk gewaarborgd is. Jonge kinderen zijn kwetsbaar en daarom dienen zij zoveel mogelijk beschermd te worden tegen kwalijke invloeden van buitenaf. Daartoe nemen wij de volgende maatregelen: 1. Om te voorkomen dat de kinderen in aanraking komen met ongewassen handen van de groepsleiding hebben wij afgesproken dat zij altijd zorg dragen voor een goede handhygiëne. Dat wil zeggen dat de handen van gewassen worden voor: - het aanraken of bereiden van voedsel; - het eten of bij het helpen hiervan; - wondverzorging of het aanbrengen van crème; - na het in aanraking komen met pus of wondvocht. Of na: - hoesten, niesen en snuiten; - toiletgebruik; - het verschonen van een kind; - contact met lichaamsvochten zoals speeksel, snot, braaksel, ontlasting, wondvocht of bloed. - buiten spelen; - contact met vuile was of afvalemmer - schoonmaakwerkzaamheden. Onder goede handhygiëne verstaan we handen wassen als volgt:
14-12-2015 Pagina 52 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
-
gebruik stromend water; maak de handen nat en gebruik vloeibare zeep; wrijf de handen over elkaar en zorg ervoor dat de vloeibare zeep en het water over de gehele hand verdeeld wordt; - spoel de hand al wrijvend af onder stromend water; - droog de handen af met een papieren handdoek. Dit geldt zowel voor de kinderen als de medewerksters 2. Een pedagogisch medewerker met een besmettelijke ziekte hoort niet bij de kinderen te werken. 3. Kinderen, die gewond zijn, daarvan wordt de wond afgedekt. Een loopoor wordt afgedekt met een steriel gaasje. Open waterwratjes worden aangestipt met jodium en afgedekt. Materialen en oppervlakten, die verontreinigd zijn met pus of vocht worden goed schoongemaakt met een reinigingsmiddel. Daarna worden de handen gewassen. 4. Verder proberen we de overdracht van ziektekiemen op andere kinderen te voorkomen door aan het zieke kind: een eigen handdoek, bestek en beker en speelgoed te geven. Dit wordt goed gereinigd voordat andere kinderen ervan gebruik kunnen maken; 5. Kinderen met een snotneus wordt regelmatig de neus gesnoten. Hiervoor wordt een stukje papier of een tissue gebruikt. 6. Bij kinderen, die aan wondjes krabben wordt extra handen gewassen; 7. Er wordt voorkomen, dat een kind met een koortslip een ander kind zoent; 8. Ieder kind wordt gewassen met een eigen washandje, dat na gebruik gewassen wordt. 9. Ieder kind gebruikt een schone slabben of spuugdoekje, dat daarna in de was gaat; 10. Kinderen wassen hun handen na het bezoek aan de op hen afgestemde toilet aan de op hun hoogte aangepaste wasbak. Zij gebruiken voor het afdrogen van hun handen een papieren handdoekje. De badkamer (dus ook de kraan)wordt dagelijks schoongemaakt. 11. Kinderen mogen geen speelgoed meenemen naar de badkamer. 12. In principe gebruiken wij geen potjes; 13. Vuile luiers worden direct in de afgesloten afvalbak gegooid; 14. Na het verschonen wordt het aankleedkussen direct gereinigd. Als het tijk van het aankleedkussen gescheurd is, dan wordt deze vervangen; 15. De kraan wordt dagelijks gereinigd; 16. Kinderen krijgen per maaltijd een eigen servies. 17. Op het advies van het Ivoren Kruis moet tot 1 jaar de tanden 1x per dag gepoetst worden. Vanaf 2 jaar moet dat 2x per dag gebeuren. Aangezien wij het belangrijk vinden dat ouders aanleren om zelf verantwoording te dragen voor het onderhoud van het gebit van hun kind, poetsen we bij Ieni Mini geen tanden. 18. De fopspenen gaan in principe dagelijks mee naar huis. De spenen, die op het dagverblijf blijven worden dagelijks uitgekookt. Ieder kind heeft zijn eigen fopspeen. Deze worden zo min mogelijk gebruikt en gescheiden van elkaar opgeborgen. 19. Als de kinderen hun bedjes delen, dan worden ze na gebruik verschoond. Zichtbaar vuil beddengoed wordt meteen verschoond. Ieder kind heeft een eigen slaapzakje. Dekbedden worden maandelijks gewassen. Dekbedovertrekken en hoeslakens dagelijks. 20. Speelgoed, dat niet gebruikt is wordt opgeborgen in kasten. Zichtbaar vuil speelgoed wordt direct schoongemaakt. Babyspeelgoed wat in de mond gaat wordt dagelijks gereinigd. Er wordt speelgoed aangeschaft, dat goed reinigbaar is. Beschadigd speelgoed wordt weggegooid en evt. vervangen. Verkleedkleren worden iedere maand op 60 graden gewassen. Knuffels en stoffen speelgoed gaan maandelijks in de was. 21. We maken geen gebruik van zwembadjes. 22. Er wordt gezorgd voor een goede ventilatie in de lokalen. 23. De temperatuur mag niet lager zijn dan 17 graden in de groepsruimte en 15 graden in het slaaplokaal.
14-12-2015 Pagina 53 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
24. De ideale temperatuur in het lokaal is 20 graden. Bij 25 graden moeten ramen en deuren open en wordt er een ventilator gebruikt. 25. De luchtvochtigheid tussen de 40 tot 60 % is goed. Zorg voor goede ventilatie; 26. Om te voorkomen dat kinderen in aanraking komen met allergenen via stoffering wordt textiel op 60 graden gewassen. Het lokaal wordt zo stofvrij mogelijk gehouden. Daarom hebben we meubilair, dat makkelijk schoon te houden is. Vloer en meubilair worden dagelijks gereinigd. Hoger gelegen delen worden wekelijks schoongemaakt en verticale oppervlakten maandelijks. Op schoonmaaklijsten wordt bijgehouden welke werkzaamheden uitgevoerd zijn. Tijdens het stofzuigen worden de ramen opengezet. 27. De zandtafel wordt afgedekt met een deksel. Kinderen mogen bij de zandtafel niet eten of drinken. Na het spelen met zand moeten de kinderen hun handen wassen. 28. Beleid bij extreme hitte of kou. Beleid bij warm weer ( meer dan 25 graden C) Afgesproken wordt dat bij warm weer : - de kinderen tussen 12.00 uur en 15.00 uur niet in de zon gaan; - de kinderen extra te drinken krijgen. Laat ze extra water drinken!!!; - er ook iets wat zout is gegeven wordt ( zoals bouillon, die staat in de voorraadkast in de keuken) - de kinderen ingesmeerd worden met zonnebrandcrème met hoge factor in het zonnetje; - de kinderen een beschermend T shirtje aankrijgen; - het spel aangepast wordt. Niet te vermoeiend!!! - de baby’s op een zo koel mogelijke plaats neergelegd worden. Let op in de kinderwagen; - De buitenspeelruimte is zodanig ingericht dat er voldoende schaduw is. Beleid bij koud weer ( minder dan 4 graden C). Afgesproken wordt dat bij koud weer” - de kinderen afdoende gekleed gaan - de kinderen kort buiten spelen. 29. De thermometer moet na gebruik schoongemaakt worden met water en zeep en daarna gedesinfecteerd worden met alcohol 70%. 30. Voor medische aangelegenheden zie: Document 4.7.1 en GGD-wijzer. Om het gevaar van besmetting zoveel mogelijk te beperken wordt aan de kinderen geleerd om de volgende maatregelen te nemen: het handen wassen. De handen van de kinderen worden regelmatig gewassen. In ieder geval gebeurt dit: voor en na het eten en na het bezoek aan het toilet. het bij brengen van nies- en hoestdiscipline. Wij vinden het belangrijk dat kinderen, als zij hoesten of niesen zij eerst het hoofd buigen, daarna een hand voor de mond of neus brengen en evt. hun handen wassen. ; het bijbrengen van niesdiscipline. Wij vinden het belangrijk dat de kinderen zoveel mogelijk niesen in een papieren zakdoek (toiletpapier) en deze na gebruik weggooien.; 31. Ter voorkoming van wiegendood nemen wij de volgende maatregelen: een baby wordt nooit op de buik te slapen gelegd. bij hoge uitzondering en als we in bezit zijn van een schriftelijke verklaring van de ouders, kan een baby op de buik te slapen worden gelegd; iedere keer als de pedagogisch medewerker de slaapkamer binnenkomt, maar minimaal 1 keer per 15 minuten dienen alle kinderen gecontroleerd te worden; we zorgen er voor, dat we de slapende kinderen in de klas kunnen horen; er wordt gezorgd voor een goed geventileerde slaapkamer; er worden geen dekbedden gebruikt voor kinderen van 0 tot 2 jaar, de kinderen dragen een slaapzak; kinderen tot 1 jaar liggen in een bedje met anti-wiegendoodalarmsysteem; Meer informatie van Stichting Wiegendood is als bijlage toegevoegd en is ook te lezen in de GGD-wijzer.
14-12-2015 Pagina 54 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Verschonen Alle kinderen, die een luier dragen worden regelmatig verschoond. In de babygroep kijken de pedagogisch medewerkers bij het naar bed brengen en het uit bed halen of de kinderen een schone luier nodig hebben. Voor de dreumesen zijn er een vaste tijdstippen, waarop ze verschoond worden. Dit is om 10 uur; om 12.00 uur, om 15.00 uur en om 17.00 uur. In de peutergroep worden de kinderen verschoond om: 11.00 uur, 15.00 uur en 17.00 uur. Ieder kind, dat ontlasting heeft gehad wordt onmiddellijk verschoond. Deze luier wordt direct in de daartoe bestemde luieremmer weggegooid. De luiers (Kruidvat, Albert Hein en Pampers) worden door het dagverblijf verstrekt. Mochten ouders behoefte hebben aan een ander merk luiers dan die welke op het dagverblijf gebruikt worden, vragen we hen deze zelf mee te nemen. In overleg met de ouders beginnen we met de zindelijkheidstraining Zindelijkheidstraining Wij beginnen met de zindelijkheidstraining als de kinderen tussen de twee of drie jaar oud zijn en de ouders aangegeven hebben dat zij hiermee begonnen zijn.. Een kind kan pas zindelijk worden als het de sluitspier, waarmee blaas en darmen worden afgesloten, kan beheersen. Pas als een kind twee jaar is, is het zenuwstelsel zover ontwikkeld dat het de macht krijgt over deze sluitspier. Dan pas kan een kind, als zijn blaas of darmen vol zitten dit “vasthouden” en het niet zomaar laten lopen. We merken dat het kind de urine of ontlasting kan ophouden doordat er langere periodes zijn, waarin de luier droog is. Er zijn kinderen, die een hele regelmatige spijsvertering hebben en bij wie we voor het tweede jaar een plasje of een hoopje kunnen opvangen. Als dit lukt is het eerder een kwestie van toeval dan van zindelijkheid. In overleg met de ouders beginnen we met de zindelijkheidstraining. De beste tijd De beste tijd om een kind te helpen zindelijk te worden is als het kind zelf aangeeft dat het die vieze of natte broek akelig gaat vinden. Als de ouders daar niet op willen wachten dan is het goed om in de gaten te houden dat : je niet moet beginnen in een tijd dat je het erg druk hebt; je niet moet beginnen als er binnenkort ingrijpende dingen gaan gebeuren, zoals bijv. het krijgen van een broertje of zusje; het beginnen in de zomer erg aantrekkelijk is, omdat de kinderen dan makkelijk in een enkel broekje kunnen lopen en dus ook snel de resultaten zien en voelen. Voorbeeld We kunnen de kinderen dus niet zindelijk maken maar we helpen ze bij het zindelijk worden. Door de kinderen vanaf hun tweede jaar regelmatig mee te nemen naar de wc als de grote kinderen gaan plassen geven zij hen het ‘goede voorbeeld”. Po of wc In het kinderdagverblijf mogen de kinderen kiezen of ze op de po of op de w.c. willen gaan. De w.c. is in omvang en hoogte afgestemd op de peuters. Regelmaat Regelmaat is belangrijk. We zetten de kinderen zoveel mogelijk op vaste momenten op de po. Dit gebeurt met name: na het cracker eten, voor het eten, voor het slapen, na het slapen en om 16.30 uur en als de kinderen het aangeven. We laten de kinderen niet te lang op de po of de wc. zitten, ook niet als er niets komt. Als een kind niet wil, dan hoeft het ook niet. Vergeten Als het kind in de groep lekker aan het spelen is, dan is de kans dat het kind vergeet om naar de wc te gaan, groot. Als pedagogisch medewerkers proberen we de kinderen regelmatig erop te attenderen maar als het dan toch fout gaat, dan schenken we hier zo min mogelijk aandacht aan.
14-12-2015 Pagina 55 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Belonen Als de kinderen op de po of de w.c. plassen dan geven wij een compliment en een sticker op de dikke duimen kaart.. 3.15 Protocol ziekte en ongevallen De stichting hanteert het protocol, dat door de GGD Zuid Holland,is opgesteld. Hierin is opgenomen op welke wijze medewerksters moeten handelen in geval van ziekte bij de kinderen. Deze informatie is gebundeld in een multo band, die op kantoor ter inzage ligt. Bovendien is bijna iedere medewerkster de bedrijfshulpverlener. Zij is dus ook in het bezit van een geldig EHBO diploma voor kinderen. In geval van een ongeval dient afhankelijk van de ernst van de verwonding de directie en 112 gebeld te worden. De directie zal er dan voor zorg dragen dat de ouders z.s.m. gewaarschuwd worden. Bij een minder ernstige verwonding dienen de directie en de ouders gewaarschuwd te worden, zodat zij met het kind naar de huisarts kunnen gaan. Mochten de ouders daar niet toe in de gelegenheid zijn dan gaat een vaste pedagogisch medewerker met het kind naar de huisarts of EHBO van het ziekenhuis. De medewerksters informeren naar het herstel. We hebben een afspraak met de huisartspraktijk bij ons in de buurt, om indien noodzakelijk contact op te nemen. 3.16 Protocol Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling De organisatie heeft, en handelt conform, een duidelijk protocol inzake kindermishandeling en huiselijk geweld. De ouders worden in het informatieboekje van het bestaan van dit protocol op de hoogte gesteld. De meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld is te vinden in de map “Kindermishandeling en Huiselijk geweld”. Deze staat op kantoor en is voor iedereen ter inzage. 3.17 Protocol ontwikkelingsproblemen bij kinderen De meeste kinderen in een kinderdagverblijf ontwikkelen zich normaal. Toch zijn er kinderen, die opvallen door hun gedrag. Voor deze kinderen is het belangrijk dat de pedagogisch medewerker het afwijkende gedrag signaleert. Er kunnen dan op tijd stappen ondernomen worden om de kans tot ontplooiing zo optimaal mogelijk te maken. Als er opvallend gedrag wordt gesignaleerd, dan wordt er door de pedagogisch medewerker eerst met haar collega’s overlegd. De pedagogisch medewerker vult het zorgformulier in. Daarna bespreekt zij dit gedrag met de directeur. Door de pedagogisch medewerker wordt aan de ouders gevraagd of zij met de pedagogisch medewerker en de directeur dit opvallende gedrag willen bespreken in een oudergesprek. De contacten met de ouders ervaren we als heel waardevol, want het doel van die contacten is het op elkaar afstemmen van de aanpak van het kind. Dit doel kan naar onze mening alleen maar worden bereikt als: er een vertrouwensrelatie met de ouders is opgebouwd; ouders en medewerksters een regelmatig en intensief contact hebben; de juiste informatie aan elkaar door te geven. De volgende stap kan zijn de ouders te informeren over instellingen waar het kind naar doorverwezen kan worden. Dit zijn instellingen die advies en voorlichting kunnen geven b.v. de integrale vroeghulp, de huisarts, Meerpunt of de consultatiebureau arts. De medewerksters nemen in principe nooit contact op met externe instanties zonder dat zij uitdrukkelijk toestemming van de betreffende ouders hebben gekregen.
14-12-2015 Pagina 56 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
De ouders zijn hoofdverantwoordelijk voor hun kind. Zij zijn uiteindelijk degenen, die belangrijke beslissingen t.a.v. hun kind nemen. Dit dient gerespecteerd en geaccepteerd te worden door de medewerksters van het kinderdagverblijf. Soms willen de ouders absoluut niet dat hun kind wordt doorverwezen. Hierbij moeten de medewerksters zich dan neerleggen, want ouders kunnen niet gedwongen worden tot doorverwijzen. Er zijn echter wel grenzen. Het te plaatsen kind dient over een zodanige fysieke en geestelijke gezondheid te beschikken, dat plaatsing in een kinderdagverblijf mogelijk is. Indien een reeds geplaatst kind zodanig gedrag gaat vertonen, dat het in de groep niet langer te handhaven is, zonder dat gevaar voor geestelijke of lichamelijke gezondheid van dat kind of voor andere kinderen ontstaat, kan de plaatsing worden beëindigd. Soms doen zich ook situaties voor waarbij de grenzen van het beroepsgeheim bereikt zijn. Als er sprake is van kindermishandeling of incest of een sterk vermoeden hiervan, zal er alles aan gedaan worden om de situatie voor het kind te verbeteren. In dat geval volgen we de hierboven beschreven protocol kindermishandeling. In schema signaleren zorgkinderen: Door training en ervaring kan de pedagogisch medewerker problemen en afwijkend gedrag van een kind signaleren. Na observeren en het verzamelen van signalen worden de ouders hierover ingelicht. In een observatie wordt een helder en duidelijk beeld van het kind beschreven. De pedagogisch medewerkers van Ieni Mini kunnen trainingen observeren en signaleren volgen bij de JSO. (www.jso.nl) De verantwoordelijkheid ligt bij de pedagogisch medewerker van het kind. Zij is ook het aanspreekpunt. 1. De pedagogisch medewerker maakt zich zorgen over een kind. a. Waarover maak je je zorgen? b. Het kind observeren en de observaties vastleggen in het zorgformulier; c. Zorgen delen en bespreken met collega’s; d. Zorgen delen met de directeur; e. Observaties in een (verkennend) gesprek voorzichtig voorleggen aan de ouders. 2. Handelingen directeur en pedagogisch medewerker a. Eventueel inschakelen deskundigen:Integrale Vroeghulp, consultatiebureau arts of verpleegkundige, Meerpunt e.d.; b. Contact onderhouden ouders; c. Ontwikkelingen en contacten vastleggen in rapportage; d. Opstellen stappenplan/ of plan van aanpak. 3. Plan van Aanpak a. Observaties en informatie vastleggen; b. Benaderen deskundigen betreffende voortgang/ oplossing; c. Overleggen met ouders. 4. Nazorg a. Specifieke informatie doorgeven via ouders naar basisonderwijs; b. Ook zorgdocumentatie aan ouders meegeven; c. Eventueel een “warme-overdracht” naar de basisschool.
14-12-2015 Pagina 57 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Zorgformulier Naam kind: geboorte datum: Welke zorgen om het kind zijn er?: Aandachtspunt(en) van de zorg: Twijfels aan gehoor niet luisteren naar opdrachten van de pedagogisch medewerker luid praten of veel lawaai maken niet reageren op aanspreken opvallend gelaatgericht zijn bij luisteren anders n.l. toelichting Twijfels aan zien boekjes enz. dicht bij de ogen willen houden met de neus op het werkje zitten scheelkijken, wegdraaien van een oog anders n.l. toelichting Spraak/taalmoeilijkheden slecht verstaanbaar voor de pedagogisch medewerker beperkte woordenschat gebruikt geen taal om wensen kenbaar te maken gebruikt eigen taal anders n.l. toelichting Afwijkend mondgedrag duimen, vingerzuigen kwijlen anders n.l. toelichting Problemen met de grove motoriek vaak vallen, struikelen over eigen benen onhandig, gooit dingen om, loopt overal tegenaan stijve houterige manier van lopen en bewegen niet goed ergens op kunnen klimmen/afspringen anders n.l toelichting Problemen met de fijne motoriek onhandig met werkjes als knippen en plakken heeft moeite met “knopjespuzzel” (KDV kind) heeft moeite met bouwen en/of duplo heeft moeite met potlood/pen vasthouden anders n.l toelichting
14-12-2015 Pagina 58 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Onrustig gedrag is druk, over beweeglijk eist aandacht op, hangt de clown uit kan niet op de beurt wachten kan niet in de kring blijven zitten verstoort bezigheden van de groep anders n.l toelichting Dwars of koppig gedrag is dwars, koppig, verzet zich tegen opdrachtjes wil zijn/haar zin hebben heeft geen besef van regels en afspraken reageert vrijwel niet op corrigeren en beloning anders n.l. toelichting Teruggetrokken gedrag is teruggetrokken, verlegen, stilletjes gaat niet zelf op onderzoek uit gaat contacten met andere kinderen en/of volwassenen uit de weg onvoldoende weerbaar, laat over zich heenlopen anders n.l. toelichting Angstig gedrag is bang voor nieuwe situaties is bang bij vertrek van ouder is bang voor andere kinderen is bang voor vreemden is bang om iets fout te doen is bang voor lichamelijk contact onvoorspelbare angsten anders n.l toelichting Kind lijkt zich jonger te gedragen dan hij is: -heeft veel moeite om afscheid te nemen van ouder is snel van streek, huilt snel anders n.l. toelichting Snel van streek, zelden blij is snel van streek, huilt snel is driftig, prikkelbaar maakt een verdrietige indruk, neerslachtig is zelden vrolijk of blij anders n.l toelichting Moeite in omgang met andere kinderen wordt geplaagd maakt ruzie of plaagt andere kinderen heeft moeilijkheden om zich aan te passen speelt de baas over de andere kinderen anders n.l.
14-12-2015 Pagina 59 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
toelichting
Agressief gedrag slaat andere kinderen duwt andere kinderen omver schreeuwt naar andere kinderen scheldt andere kinderen uit bijt andere kinderen vernielt speelgoed of ander materiaal anders n.l: Overgevoeligheid voor geluid voor visuele prikkels voor gevoelsprikkels voor smaakprikkels toelichting: anders n.l toelichting Moeite in omgang met pedagogisch medewerker
Slechte algehele conditie regelmatig ziek
Ander opvallend gedrag obsessies: lichtknopjes, deuren, sleutels, merken enz.
andere opvallende gedragingen (toelichten)
Vaak afwezig geen regelmatig bezoek zonder verklaarbare reden
Contact kind-ouders kind huilt vaak wanneer het door de ouders gebracht wordt k wanneer het door de ouders opgehaald wordt
het kind
14-12-2015 Pagina 60 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Problemen in de thuissituatie - voeding - adequate kleding
Gesprek ouders Het probleem hoeft nog niet helder te zijn voordat de ouders er in worden betrokken. Juist in een zo vroeg mogelijk stadium is het goed de zorgen die er rondom een kind zijn met hen te delen. De pedagogisch medewerker maakt daartoe een afspraak met de ouders. De wijze waarop het probleem bespreekbaar gemaakt wordt is van essentieel belang. Een dergelijk gesprek moet gevoerd worden in de sfeer van 'ik maak me zorgen' , ik zag dat ..... teruggetrokken is of dat .... erg veel conflicten heeft, etc. Belangrijk punt hierbij is om aan de ouders te vragen of zij dezelfde ervaring hebben. Op deze manier bied je ouders een handreiking om erover te praten en wordt er een ingang gezocht om het probleem bespreekbaar te maken, zonder dat de ouders zich gelijk veroordeeld hoeven te voelen. Samenvattend moeten in een gesprek met ouders de volgende punten naar voren komen:
ders gevraagd of zij die zorg delen.
Als uit het antwoord van de ouders/ wordt begrepen dat zij de opvoedingsvragen van de pedagogisch medewerker delen, dan vraagt de pedagogische medewerker of ouders willen samenwerken met het team om samen naar hulp, oplossingen of andere mogelijkheden voor hun kind te zoeken. De pedagogisch medewerker observeert het kind de met de ouders afgesproken tijd. De pedagogisch medewerker maakt daarna een vervolgafspraak met de ouders. In het vervolggesprek wordt samen met de ouders naar een oplossing gezocht. Wanneer er besloten wordt om samen met ouders tot een plan van aanpak te komen, zonder de hulp in te roepen van derden, dan is het belangrijk om binnen 3 maanden met ouders te evalueren. Wanneer er hulp van buitenaf wordt ingeroepen, dan ligt het initiatief bij de ouders. Aan de hand van de sociale kaart, kan gekeken worden welke hulp het beste bij ouders zou passen. Ook is het mogelijk om de gegevens van het kind via de JGZ in de verwijsindex te plaatsen. De verwijsindex is een digitaal instrument dat gebruikt wordt door het Centrum voor Jeugd en Gezin
Terugkomen op gemaakte afspraken Binnen 3 maanden nadat het gesprek met de ouders is geweest over het plan van aanpak, wordt er samen met de ouders gekeken of de aanpak het gewenste resultaat heeft gehad. Voorafgaand aan dit gesprek is de evaluatie in het team al geweest. Slaat de aanpak aan dan kan worden besloten de aanpak te handhaven of af te sluiten. Er moet worden afgesproken op welk moment er op het probleem teruggekomen wordt om te kijken of de positieve lijn zich voortzet. Maak duidelijke vervolg afspraken en noteer deze ook in het gespreksverslag. Heeft de aanpak niet het gewenste effect, dan wordt onderzocht welke mogelijkheden er verder zijn. Dit kan betekenen dat de aanpak wordt gewijzigd, of dat er advies wordt gevraagd aan de pedagogisch coach. Het kan ook zijn dat het raadzaam is om hulp in te schakelen van derden. Het initiatief hierin ligt bij de ouders. De resultaten en aanbevelingen in de aanpak worden met de ouders besproken.
14-12-2015 Pagina 61 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Ouders willen geen hulp. Als ouders de problemen die bij hun kind gesignaleerd zijn niet herkennen of ontkennen en geen hulp willen voor hun kind is het belangrijk dat er toch een vervolggesprek wordt gepland. Het is wenselijk dat zo’n gesprek binnen 3 maanden plaatsvindt, zodat ouders geïnformeerd blijven over hun kind. Per situatie zal bekeken moeten worden of het kind de juiste aandacht en begeleiding op de groep kan krijgen en of het gedrag dat het kind vertoont niet structureel een één op één begeleiding vraagt. Wanneer blijkt dat de zorg die het kind nodig heeft niet op het kinderdagverblijf, peuterspeelplaats of buitenschoolse opvang geboden kan worden, dan zal in overleg met de leidinggevende doorverwezen worden naar een instantie die deze hulp wel kan bieden. Protocol Bijten. Aanpak Een dreumes of peuter zal beetje bij beetje leren om controle over het bijten te krijgen. Hij zal moeten leren dat bijten niet kan, maar dat er niets mis is met zijn gevoelens. Volwassenen zullen hem daarbij moeten helpen. Samen zoeken naar mogelijke oorzaken Een eerste stap is: zoeken naar mogelijke oorzaken, naar omstandigheden waarin het bijten zich vaak voordoet. Is dit als het kind moe is? Gebeurt het in vrije spelsituaties? Wie bijt wie? Is het een manier van contact zoeken? Heeft het kind frustraties (is er bv. iemand die alsmaar zijn speelgoed wegneemt)? Moeilijke situaties voorkomen Vermijd bv. voor een bepaalde periode dat 2 kinderen waarvan een kind altijd het ander kind bijt alleen samen zijn. Zorg dat vrije spelmomenten gestructureerd verlopen voor een kind dat het daar lastig mee heeft. Dit is misschien geen permanente oplossing, maar het kind krijgt zo wel de ruimte en de kans om een ander gedrag aan te leren. Natuurlijk zal een kind op termijn met andere kinderen moeten leren spelen, maar misschien is dat op dit moment nog te hoog gegrepen en is het beter om voorlopig dat ene moeilijke contact te vermijden. Alternatieven aanreiken Je zal een kind alternatieven moeten aanleren: het kind in een kussen laten bijten als het woede voelt opkomen, het bij een volwassene hulp laten vragen als iemand zijn speelgoed afpakt het kind leren ruilen, het kind eens hard laten roepen als het boos is, het kind laten wenen zonder dat men het een flauw kind vindt, ... Straffen Als het aanreiken van alternatieven niet voldoende is, zal het kind ook gestraft moeten worden als het bijt: Geef een duidelijke en korte straf die in verhouding staat met het foute gedrag. Een kind een hele namiddag niet laten meespelen omdat het een ander kind gebeten heeft, is voorbijgaan aan zijn ontwikkelingsfase. Erken het kind in zijn gevoel, maar keur zijn gedrag af. Straf niet zonder een gedragsalternatief aan te reiken.
14-12-2015 Pagina 62 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Soms denkt men dat zelf terugbijten de beste én de snelste resultaten oplevert, maar zeggen dat bijten niet mag en het zelf doen, is een erg dubbele boodschap naar het kind toe! In de opvang Bijten kan soms voorkomen in de opvang. Het is niet altijd eenvoudig om dit te voorkomen. Goed overleg met de ouders Leg uit waarom bijtgedrag bij sommige kinderen voorvalt: het hoort bij de ontwikkeling en een kind moet leren dat dit niet mag. Voor een kind dat bijt: Een gezamenlijke aanpak thuis en in de opvang helpt. Bekijk samen wat haalbaar en wenselijk is voor het kind. Voor een kind dat gebeten werd: Toelichten hoe het is voorgevallen, waar en wanneer. Verduidelijken welke stappen je onderneemt om het bijtgedrag te voorkomen.
14-12-2015 Pagina 63 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Hoofdstuk 4: Ouderbeleid Het kinderdagverblijf draagt mede de verantwoording voor de opvoeding en verzorging van de kinderen, die door hun ouders aan het kinderdagverblijf worden toevertrouwd. De verantwoording reikt ver wanneer de kinderen een groot deel van hun bestaan in het kinderdagverblijf doorbrengen. Om deze verantwoording te kunnen dragen werken wij vanuit een pedagogisch beleidsplan en een ouderbeleid. In het ouderbeleid willen we een beeld geven van het aanbod van onze instelling. Ouders vernemen via het ouderbeleid wat zij kunnen verwachten en medewerksters kunnen op hun beurt zien wat zij de ouders moeten en kunnen bieden. De invloed van ouders op het te voeren beleid vinden wij van essentieel belang. Redenen waarom we de invloed van ouders op het te voeren beleid van groot belang vinden zijn de volgende: Kinderen die een kinderdagverblijf bezoeken, groeien op in twee of meer werelden. Die staan echter niet los van elkaar. Wat in de ene leefwereld gebeurt, neemt het kind mee naar de andere. Om als pedagogisch medewerker goed met het kind te kunnen omgaan moet je op de hoogte zijn van de ervaringen in de andere leefwereld. Zeker bij jonge kinderen ben je als pedagogisch medewerker daarvoor afhankelijk van de ouders. Omgekeerd ben je als ouder afhankelijk van de pedagogisch medewerker voor de overdracht van informatie. Daarom vinden wij het goed onderhouden van contact met de ouders van essentieel belang; De ouders / verzorgers blijven ten alle tijden eindverantwoordelijk voor hun eigen kind en dienen dus goed op de hoogte te zijn van wat er allemaal speelt; De organisatie vindt het belangrijk dat er een goede afstemming plaatsvindt tussen de opvang die zij biedt en de wensen en behoeften die bij de ouders leven; De ouders nemen bij ons een “dienst” af (kinderopvang). Voor deze verrichte dienst betalen zij een bijdrage. Zij zijn dus “klanten”. Daarom moeten zij dus weten wat voor “waar” zij voor hun geld krijgen. Ouders zijn binnen ons kinderdagverblijf dus zowel “opvoeder” als “klant”.
4.1 Visie Uitgangspunten voor onze organisatie t.a.v. het ouderbeleid zijn: Wij vinden het belangrijk dat alle ouders zich hier thuis en welkom voelen; Wij vinden het belangrijk dat ouders regelmatig informatie krijgen over hun kind en over belangrijke groepsaangelegenheden; Wij vinden het belangrijk dat we aangeven hoe we de kinderen opvoeden en verzorgen, zodat de ouders weten waar zij aan toe zijn; Wij vinden het belangrijk dat wij onze wijze van opvoeden en verzorgen per kind afstemmen met die van de ouders; Wij vinden het belangrijk dat de individuele wensen van de ouders ten aanzien van de opvoeding en verzorging van hun kind in ons kinderdagverblijf waar enigszins mogelijk is, gevolgd worden; Wij vinden het belangrijk dat de ouders de gelegenheid krijgen om hun wensen en kritiek over te brengen; Wij vinden het belangrijk dat ouders invloed hebben op ons beleid; Wij vinden het belangrijk dat ouders met verschillende visies en gewoonten in de opvoeding zich bij ons geaccepteerd en gerespecteerd voelen; Wij vinden het belangrijk dat ouders bij ons advies kunnen krijgen t.a.v. de opvoeding en verzorging.
14-12-2015 Pagina 64 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
4.2 Doelstelling We hebben bovenstaande uitgangspunten vertaald in de volgende doelstellingen: Alle ouders voelen zich thuis en welkom op het kinderdagverblijf; Alle ouders zijn goed geïnformeerd over hun kind en de belangrijke groepsaangelegenheden; Alle ouders kennen onze pedagogische werkwijze en de wijze van verzorging; Alle ouders hebben het gevoel dat wij zoveel mogelijk rekening houden met hun wensen t.a.v. opvoeding en verzorging; Ouders krijgen bij ons op verschillende manieren de gelegenheid om hun wensen en kritiek kenbaar te maken; Via de oudercommissie hebben de ouders invloed op het te voeren beleid; Alle ouders moeten zich door ons geaccepteerd en gerespecteerd voelen; Alle ouders kunnen bij ons om advies vragen t.a.v. opvoeding en verzorging.
4.3 Vormgeving Om bovenstaande doelstelling te kunnen realiseren is het van essentieel belang dat er een goed contact bestaat tussen de ouder(s) en de medewerksters van het kinderdagverblijf. Dit contact wordt op de volgende wijze vormgegeven: de ouder praat als individu met de pedagogisch medewerker; de ouder praat als individu met de hele organisatie; de ouders praten als groep met de organisatie; de ouders praten als groep op regionaal of landelijk niveau. De ouder praat als individu met de pedagogisch medewerker Een belangrijk uitgangspunt in elk contact tussen ouder en pedagogisch medewerker is dat de ouder door de pedagogisch medewerker serieus genomen wordt. Verder streeft de pedagogisch medewerker naar een open houding naar de ouder toe. Het contact tussen de ouder en de pedagogisch medewerker betreft altijd zaken die te maken hebben met de opvang van het eigen kind. De contacten tussen de ouder en de pedagogisch medewerkers kunnen o.a. als volgt vorm krijgen: tijdens de breng- en haalcontacten; tijdens korte gesprekken; tijdens oudergesprekken ( op afspraak). Tijdens de korte gesprekken en de haal- en brengcontacten worden vaak informele gesprekken gevoerd. Onder een informeel gesprek verstaan we een gesprek dat min of meer toevallig verloopt. Een informeel gesprek vormt vaak de basis voor het opbouwen van een vertrouwensrelatie. Vertrouwen in elkaar is nodig om tot een samenwerkingsrelatie te komen. Om tot een goede samenwerkingsrelatie te komen is het verder noodzakelijk dat: men respect heeft voor elkaars opvattingen en dat men een ieder in zijn waarde laat; er een gezamenlijke belangstelling is voor het kind. Zeker in de kennismakingsperiode is het belangrijk dat de pedagogisch medewerker ook extra persoonlijke belangstelling voor de ouders toont. Als men iets van elkaar weet, dan staat men niet meer als vreemden tegenover elkaar. Hopelijk krijgen ouders dan het gevoel dat zij welkom zijn; de ouders erop kunnen vertrouwen dat er open en eerlijk met elkaar gesproken kan worden en dat deze gesprekken vertrouwelijk worden behandeld.
14-12-2015 Pagina 65 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
De ouder praat als individu met de hele organisatie Ook in het contact tussen de individuele ouder en de gehele organisatie (vertegenwoordigd door de directeur) geldt als uitgangspunt dat de ouder serieus genomen wordt. De organisatie streeft naar een open houding. De organisatie is zich ervan bewust dat verschillende belangen ( ouder/kind/leiding/organisatie ) in het contact naar voren kunnen komen. Dit onderdeel heeft betrekking op alle zaken die de gehele organisatie betreffen. Op de volgende wijze wordt invulling gegeven aan de contacten tussen de individuele ouder en de organisatie: a. tijdens ouderavonden; b. bij nieuwsbrieven; c. tijdens informatiebijeenkomsten; d. op afspraak; e. bij tevredenheidonderzoeken. De ouders praten als groep met de organisatie Het adviesrecht voor de ouders bij onze organisatie is geregeld via de oudercommissie. Het adviesrecht is nader uitgewerkt in het reglement t.a.v. de Medezeggenschap Cliënten Zorgsector. Dit reglement ligt op kantoor ter inzage. De ouders praten als groep op regionaal of landelijk niveau De oudercommissie kan lid worden van de landelijke oudervereniging BOINK. BOINK kent drie doelstellingen: het vergroten van ouderparticipatie in kindercentra; het ondersteunen van oudercommissies en gebruikers; het op landelijk niveau ontwikkelen van een spreekbuis voor ouders. BOINK richt zich o.a. op oudercommissies van kinderdagverblijven. BOINK Postbus 19056 3501 DB Utrecht telefoon: 030-23 17 914
4.4 Rechten van ouders In het contact dat ouders met onze organisatie hebben als individu of als groep, hebben de ouders rechten. Het gaat hierbij om de volgende rechten: recht of informatie: ouders moeten goed geïnformeerd zijn over alle aspecten van de opvang waar zij hun kind aan toevertrouwen; recht om advies uit te brengen: ouders hebben het recht advies uit te brengen over de opvang van hun keuze; recht op instemming: ouders hebben het recht om over een aantal aspecten van de opvang mee te beslissen; recht op klachtbehandeling: ouders hebben het recht om als zij ontevreden zijn over de wijze waarop onze voorziening hun kind opvangt en/of de wijze waarop zij zelf behandeld worden , een beroep te doen op de klachtregeling; recht op privacy: ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat persoonlijke gegevens binnen de instelling zorgvuldig worden bewaard en behandeld. Hieronder worden deze rechten uitgebreider besproken:
14-12-2015 Pagina 66 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Ouders hebben het recht: op informatie t.a.v. de opvang van hun kind. Aandachtspunten hierbij zijn: a. informatie wordt gevraagd en ongevraagd gegeven; b. informatie komt op vaste momenten bij de ouders terecht ( o.a. door de informatieboekjes, mededelingenbladen, kindverslagen); c. informatie is toegankelijk voor de ouders (website); d. er is een heldere omschrijving van de rechten en de plichten van de ouders (in de informatieboekjes); e. er wordt aandacht geschonken aan de communicatie met de ouders o.a. d.m.v. het volgen van cursussen over dit onderwerp door de medewerksters; f. ouders moeten voldoende kennis en informatie hebben over het beleid van de stichting.
om advies uit te brengen. Aandachtspunten hierbij zijn: a. ouders kunnen gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de organisatie; b. ouders kunnen advies uitbrengen op het beleid van de organisatie op het gebied van wijziging in de groepsopbouw, het pedagogisch beleid, speciale aanpak van hun kind; c. er dient een goede communicatie plaats te vinden tussen ouders en organisatie; d. als adviezen van de ouders niet worden opgevolgd dan wordt dat beargumenteerd; e. de ouders kunnen het advies uitbrengen bij de directie of in de oudercommissie.
om mee te beslissen (instemmingsrecht). Ouders kunnen mee beslissen in al die zaken die direct invloed hebben op de verzorging en opvoeding van hun kind. Zoals: a. externe raadpleging bij problemen; b. voedings- en verzorgingsaspecten; c. alle zaken, die te maken hebben met cultuur en geloof van de ouders en het kind.
op klachtenbehandeling. In principe gaat het team en het bestuur ervan uit dat
a. b. c. d.
de klachten van ouders in goed onderling overleg opgelost kunnen worden. Mocht dat onverhoopt niet het geval zijn dan bestaat er voor de ouders een heldere klachtenprocedure. Het feit dat de stichting beschikt over een klachtenprocedure wordt vermeld in de informatieboekje en op de website. De informatie over de procedure ligt ter inzage in kantoor. Onder “klachten” verstaan we: klachten over de wijze waarop ouders behandeld worden; klachten over de verzorging van de kinderen; klachten over het inhoudelijk aanbod van de organisatie of het pedagogisch handelen van de medewerksters; klachten over het niet nakomen van afspraken.
op bescherming van hun privacy. Alle privé-informatie dient zorgvuldig behandeld te worden. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan:
a. informatie uit de privésfeer, die door de ouders of de kinderen is verstrekt; b. informatie over het kind of de ouders, die verkregen is door middel van observaties of externe raadpleging;
c. informatie die betrekking heeft op bijvoorbeeld geloof, nationaliteit en het inkomen van de ouders.
14-12-2015 Pagina 67 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Dit recht is vastgelegd in het privacyreglement. In de informatiemap, die naar de ouders gaat staat aangegeven dat het privacyreglement op kantoor ter inzage ligt.
4.5 Informatieverstrekking Elke ouder, die zijn/haar kind bij ons kinderdagverblijf komt aanmelden ontvangt een informatieboekje per email. In dat informatieboekje is aangegeven: * Waarom ouders voor ons kinderdagverblijf kiezen; * Waar het kinderdagverblijf ligt; * Hoe het kinderdagverblijf eruit ziet; * Wie kunnen er van het kinderdagverblijf gebruik maken? * Wie werken er in het kinderdagverblijf?; * Wat zijn de plaatsingsmogelijkheden; * Wat zijn de openingstijden; * Wat de kosten zijn; * Hoeveel kinderen er per dag komen; * Inschrijven; * Plaatsingsprocedure; * De wenperiode; * De kern van het pedagogisch beleid; * De dagelijkse activiteiten met de kinderen; * De dagindeling; * Ouderbeleid; * Participatie in beleid; * Onderzoek naar tevredenheid; * Kwaliteit. Naast het informatieboekje, die de ouders bij inschrijving ontvangen hebben we bij plaatsing nog een boekje, dat heet “Wetenswaard”. Hierin is opgenomen: * Het voorstellen van de leiding; * De dagindeling; * De spelregels voor de kinderen en de ouders; * De zindelijkheidstraining; * Voeding en luiers; * Verjaardagen van de kinderen; * Hoe te handelen bij ziekte van de kinderen; * Veiligheid, gezondheid en kwaliteit; * Medicijnen; * Voorkomen wiegendood; * De overgang naar andere groepen; * Gemerkte kleding; * De fotograaf; * Foto’s; * Liedjes; * Activiteiten; * Wijzigingen van persoonlijke gegevens; * Extra komen of incidenteel ruilen van dag; * Presentielijsten; * Te laat ophalen; * Oudercontacten; * Het bestuur en de oudercommissie; * Openbaarheid van vergaderingen; * De anti-discriminatiecode; * Klachtenregeling; * Verzekering.
14-12-2015 Pagina 68 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
In het informatieboekje is verder een overzicht toegevoegd van de Algemene Voorwaarden bij plaatsing.
Door middel van het uitgegeven mededelingenblad, worden ouders op de hoogte gehouden van : * relevante interne en externe ontwikkelingen; * wisselingen in het personeelsbestand; * beleidsvoornemens en keuzen.
4.6 Onderzoek naar welbevinden Om de tevredenheid van de ouders en zo mogelijk ook van de kinderen te kunnen toetsen houdt de stichting iedere twee jaar een enquête. De resultaten van deze enquête worden aan de ouders medegedeeld en betrokken in bijstelling of verbetering van het beleid en/of vernieuwingen. Ook door middel van de kindverslagen ( één keer per jaar) en het voeren van oudergesprekken (op aanvraag) doen wij onderzoek naar het welbevinden van de kinderen.
14-12-2015 Pagina 69 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Slotwoord In ons pedagogisch beleidsplan hebben we geprobeerd zo duidelijk mogelijk weer te geven hoe we met de kinderen op kinderdagverblijf Ieni Mini om willen gaan. In het ouderbeleid hebben we geprobeerd duidelijk te maken op welke wijze wij de omgang en de rechten van de ouders gestalte willen geven. We hebben getracht de belangrijkste items ten aanzien van het pedagogisch handelen en ten aanzien van de communicatie met de ouders uit te werken maar we realiseren ons dat we niet helemaal volledig kunnen zijn. Met behulp van dit beleidsplan stellen we onze werkwijze steeds weer ter discussie en blijven we zoeken naar de juiste wijze van handelen ten aanzien van elk kind en elke ouder. Zo wordt dit beleidsplan een plan dat daadwerkelijk leeft en is het een hulpmiddel bij het bewaken van de kwaliteit van het werk binnen ons kinderdagverblijf. Namens het Team van Stichting Kinderdagverblijf Ieni Mini,
Ciska Plat Directeur
14-12-2015 Pagina 70 van 71
Pedagogisch beleid 2016, Stichting Kinderdagverblijf “Ieni Mini" Zoetermeer
Gebruikte literatuur Convenant Kwaliteit Kinderopvang en Peuterspeelzalen (december 2013) Boeken Huisman, A. Pedagogisch beleid voor kindercentrum en gastouderopvang: een handleiding;
Wolters, Regien Van peuterwerk tot peuterspel
Diverse schrijvers Handboek leiding & organisatie in de kinderopvang Uitgever: Samson H.D. Tjeenk Willink
Brochure
Stichting Zuidhollands Overleg Kindercentra Ouderbeleid SON opleidingen interne cursus: Omgaan met ouders en collega’s VOG Referentiemodel voor de kwaliteit van de kinderopvang Stichting Lezen Voorlezen aan peuters Libelle Kinderen en televisie kijken Kinderopvang mei 1997 Artikel: Televisie kijken op het kindercentrum
14-12-2015 Pagina 71 van 71