Pedagogisch beleid
Susan Welten 22-04-2015
Inhoud Hoofdstuk 1 Visie en doelstellingen ........................................................................................3 1.1 1.2.
Inleiding ...........................................................................................................................3 Visie op de ontwikkeling van kinderen ...............................................................3
1.3
Doelen................................................................................................................................6
1.4
Pedagogisch handelen ..................................................................................................8
Hoofdstuk 2 Kwaliteitszorg...................................................................................................... 13 2.2
Kwaliteitszorg ................................................................................................................ 13
2.3
Medewerkers.................................................................................................................. 14
2.3.1 Beroepskrachten in opleiding .............................................................................. 15 2.4
Wenbeleid ....................................................................................................................... 15
2.4.1 Wennen op de groep (extern) ............................................................................. 15 2.4.2 Intern wennen van KDV naar BSO .................................................................... 16 2.4.3 Pedagogisch handelen tijdens de wenperiode ............................................... 16 2.5 Structureel en incidenteel afnemen van extra dagen ........................................ 17 2.6
Opendeurenbeleid ........................................................................................................ 17
2.7
Normen en waarden gevoelige onderwerpen ...................................................... 17
2.7.1 Taalgebruik................................................................................................................ 17 2.7.2 Seksualiteit en intimiteit ....................................................................................... 18 2.7.3 Pesten en ruzie op de BSO ................................................................................... 20 2.7.4 Mediagebruik en gebruik mobiele telefoon door kinderen ......................... 21 2.7.5 Kinderen en ziekte .................................................................................................. 22 2.7.7 Vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling...................... 23 2.7.8 Toezicht en transparantie ..................................................................................... 23 2.7.9 Scheiden .................................................................................................................... 24 2.7.10 ‘Opvallende’ kinderen .......................................................................................... 24 2.7.11 Hygiëne .................................................................................................................... 24 2.8 Tot slot ............................................................................................................................... 24 Hoofdstuk 3 Ouders ................................................................................................................... 25 3.1
Inleiding .......................................................................................................................... 25
3.2
Oudercontacten ............................................................................................................ 25
3.3
Klachten .......................................................................................................................... 27
3.6
Afspraken....................................................................................................................... 28
4.1 Groepen ............................................................................................................................ 28 4.2
Praktische informatie .................................................................................................. 29
1
4.2.1 Structureel samenvoegen van de locaties ....................................................... 29 4.2.2 Openingstijden / personele inzet ....................................................................... 30 4.2.3 Dagranden/ 3uursregeling in vakantie ............................................................. 30 4.2.4 Toezicht/transparantie........................................................................................... 31 4.2.7 Ondersteuning van andere volwassene/achterwacht .................................. 32 4.4
Dagindeling .................................................................................................................... 34
4.5
Halen van school .......................................................................................................... 35
4.6
Mogelijkheid om kinderen van KDV en BSO op 1 locatie op te halen ........ 35
4.7
Toilet bezoek / omkleden ......................................................................................... 36
4.8
Eten/drinken/voeding ................................................................................................. 36
4.9
Activiteiten ..................................................................................................................... 36
4.9.1 Activiteiten aanbod ..................................................................................................... 37 4.9.2 Vrij spel ...................................................................................................................... 39 4.9.3 Opendeuren in de praktijk.................................................................................... 40 4.9.4 Kinderparticipatie .................................................................................................... 40 4.9.5 Buitenspelen ............................................................................................................. 40 4.10
Afspraken ..................................................................................................................... 40
4.11
Afscheid nemen van de groep ............................................................................... 41
4.12 Schoolcontacten ............................................................................................................ 41
2
Hoofdstuk 1 Visie en doelstellingen
1.1
Inleiding
Buitenschoolse opvang Puk is onderdeel van kinderopvang Puk. Buitenschoolse opvang Puk heeft twee locaties in Deurne. Locatie Klingerveld is in de Gerardusschool. Deze is geopend op maandag, dinsdag en donderdag van 15.1518.30 uur. De locatie Romboutsstraat is geopend op dinsdag van 12.15-15.15 uur, daarna gaan de kinderen naar de locatie Klingerveld. Op donderdag is de BSO Romboutsstraat geopend van 12.15-18.30 uur. Vanaf 1 april 2015 bestaat Buitenschoolse opvang Puk. Om duidelijkheid te scheppen heeft Buitenschoolse Opvang Puk een aantal doelstellingen en werkwijzen van ons pedagogisch beleid en onze pedagogische visie geformuleerd. Deze komen in hoofdstuk 1, 2 en 3 aan bod. Het doel van dit werkplan is om ons pedagogisch handelen te beschrijven aan de hand van onze visie en de bestaande wet- en regelgeving.
1.2.
Visie op de ontwikkeling van kinderen
Het kernbegrip in de visie van Puk is ‘ruimte voor ontwikkeling’. Wij zien kinderen en hun ontwikkeling op de volgende manier: • Elk kind wordt geboren met een eigen karakter • Elk kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo • Elk kind is nieuwsgierig en onderzoekend • Elk kind verwondert zich, ontdekt, ziet en leert hoe de wereld in elkaar zit door te spelen en door het opdoen van ervaringen. De omgeving – de ouder(s), de groep en de pedagogisch medewerkers – beïnvloedt de ontwikkeling van het kind. Het kind beïnvloedt ook de opvoeders en de omgeving: er is een voortdurende wisselwerking tussen kind, opvoeders en omgeving. Mensen en dus ook kinderen verschillen van elkaar en vinden verschillende dingen leuk. Ze hebben verschillende talenten en verschillende inbreng. Diversiteit is voor ons een basisgegeven en heeft een toegevoegde waarde. De voorbeelden in dit werkplan illustreren hoe wij daar op inspelen. Pedagogische uitgangspunten en pedagogische houding: In onze uitgangspunten hebben wij beschreven wat kinderen nodig hebben om zich te ontwikkelen en om plezier te hebben. De volgende uitgangspunten vormen de basis van de organisatie op de locatie, de rol van de pedagogisch medewerker en de opvoedingsdoelen: • Wij benaderen kinderen met respect. Belangrijk is dat we goed naar hen luisteren en naar hen kijken, want elk kind is anders en heeft andere behoeftes.
3
• • •
•
•
•
•
•
• • • • •
We benaderen de kinderen positief; complimenten en positieve begeleiding zijn daarbij heel belangrijk. Wij vinden het belangrijk dat een kind zich prettig voelt en plezier heeft op de BSO. Wij willen het kind uitdaging en mogelijkheden bieden voor de ontwikkeling. Dat doen we onder meer door aandacht te besteden aan speelgoed, inrichting, muziek, taalontwikkeling en beweging. Wij willen kinderen de ruimte geven om zich te ontwikkelen tot open, evenwichtige en zelfstandige mensen. We gaan ervan uit dat kinderen ontwikkelen door te leren en te ervaren en niet perse door te gehoorzamen. Binnen onze buitenschoolse opvang wordt een sfeer gecreëerd die ervoor zorgt dat de kinderen zich prettig en veilig voelen, vertrouwen hebben in eigen kunnen, voor zichzelf op kunnen komen, respect ontwikkelen voor zichzelf en voor anderen, zelfstandig en sociaal vaardig zijn. Ruimte voor de individuele ontwikkeling en behoefte van kinderen staat centraal in het pedagogisch handelen en er wordt aandacht gegeven aan het samen leven en spelen in groepsverband. Buitenschoolse opvang bevindt zich tussen de thuis- en schoolsituatie en is de vrije tijd van kinderen. Door vrij te spelen en het aanbieden van een gedifferentieerd en gevarieerd aanbod van (georganiseerde) activiteiten wordt er invulling gegeven aan die vrije tijd. Wij streven naar een goede samenwerking met andere voorzieningen in de buurt, zoals sportverenigingen, bibliotheek, muziekschool en er bestaat de mogelijkheid samen met hen activiteiten te ontwikkelen die voor de kinderen van de BSO en voor kinderen uit de buurt opengesteld worden. Dit alles gebeurt in samenwerking met de ouders met als basis wederzijds vertrouwen, openheid en respect. Concreet betekent dit, dat wij enerzijds de groep zo inrichten met materialen en hoeken dat de kinderen zelfstandig kunnen kiezen, spelen en zich ontwikkelen en anderzijds activiteiten aanbieden zodat bepaalde ontwikkelingsgebieden gericht aan bod komen. Daarnaast staat participatie (inspraak) van kinderen centraal, dit staat voor het serieus nemen van de mening en de wensen van kinderen en loopt als een rode draad door onze wijze van opvang omdat wij vinden dat: Kinderen recht hebben op participatie Het hun betrokkenheid bij de opvang stimuleert Het goed is voor de ontwikkeling van de kinderen Het getuigt van respect voor het kind Het kwaliteit verhogend voor onze opvang kan zijn
De mate waarin de kinderen betrokken worden bij de participatie kent verschillende gradaties en is afhankelijk van de leeftijd en de ontwikkeling van het kind. Voor oudere kinderen kan gelden dat zij uiteindelijk zelf initiatief nemen en zelf beslissen. In hoofdstuk 1.4 komen wij hierop terug. Om optimale
4
pedagogische kwaliteit te kunnen bieden, houden wij in de concrete uitwerking van de doelen rekening met de ouder(s) en kinderen.
5
1.3
Doelen
In het pedagogisch beleid van Buitenschoolse Opvang Puk wordt met betrekking tot de opvoeding 4 basisdoelen beschreven. Opvoedingsdoel 1: Het bieden van voldoende emotionele veiligheid aan het kind. Een kind moet zich veilig voelen om zich te kunnen ontwikkelen. Hieronder geven wij aan hoe Puk op de groepen werkt aan dit opvoedingsdoel.
Doordat er veel verschillende kinderen op de opvang komen, is de groep wisselend van samenstelling. Dit kan de kinderen een onveilig gevoel geven. Wij ondervangen dit door extra aandacht te besteden aan de groep en aan het bekend zijn met elkaar. Bijvoorbeeld door veelvuldig namen te noemen (bijv. “Charlotte, Pieter, Karin en Chaid, komen jullie?” i.p.v. “Jongens, komen jullie?”) en namenliedjes met de kinderen te doen. Ook het regelmatig samen praten over wat er is gebeurd en het maken en het ophangen van foto’s, draagt bij aan het groepsgevoel en het gevoel van veiligheid. Aan het wennen van kinderen in de groep wordt uitgebreid aandacht besteed zodat het kind zich zo snel mogelijk veilig voelt. In hoofdstuk 2 wordt het wenbeleid verder beschreven. Wij gaan zorgvuldig om met het werken met open deuren. Afhankelijk van de grootte en de locatie wordt het ‘opendeurenbeleid’ vorm gegeven. Hierbij houden we rekening met de emotionele veiligheid van het kind. In hoofdstuk 2 geven wij de kaders van het werken met open deuren. Uiteraard wordt er ook bij het inrichten van de ruimte rekening gehouden met de mogelijkheid tot het bieden van veiligheid en geborgenheid, bijv. een indeling in hoeken. De vaste structuur van de dag en de vaste pedagogisch medewerker(s) dragen bij aan het gevoel van veiligheid. In het pedagogisch handelen (zie hoofdstuk 1.4) geven wij de kinderen de ruimte om zichzelf te zijn en reageren wij adequaat op de signalen van de kinderen.
Opvoedingsdoel 2: Het bieden van voldoende mogelijkheden voor de kinderen om persoonlijke competenties te ontwikkelen. Onder persoonlijke competenties verstaan wij bijv. zelfstandigheid, zelfredzaamheid en zelfvertrouwen, maar ook de vaardigheden op de verschillende ontwikkelingsgebieden. Buitenschoolse Opvang Puk besteedt op de volgende manieren aandacht aan dit opvoedingsdoel.
Wij geven kinderen keuzes. Zo mogen de kinderen bijvoorbeeld beleg op brood kiezen, een keuze maken uit verschillende activiteiten en kiezen waarmee zij willen spelen.
6
Wij hebben op de groepen verschillend en uitdagend materiaal en speelgoed dat past bij de ontwikkeling van de kinderen. Hierdoor kan een kind zich spelenderwijs op alle gebieden ontwikkelen. In het aanbieden van activiteiten geven wij kinderen de ruimte om op de verschillende ontwikkelingsgebieden te oefenen. Bijvoorbeeld een workshop dans en beweging waar kinderen hun motorische vaardigheden kunnen ontplooien of een spel met muziekinstrumenten waardoor de kinderen hun muzikale en creatieve vermogen kunnen aanspreken. In hoofdstuk 4 worden de activiteiten verder beschreven. Wij begeleiden de kinderen bij het zich verdiepen in en het uitbreiden van hun spel. Dit onderdeel wordt beschreven in hoofdstuk 1.4.
Opvoedingsdoel 3: Het bieden van voldoende mogelijkheden aan kinderen voor het ontwikkelen van sociale competenties. Een groep is bij uitstek de plaats om andere kinderen te leren kennen, om te leren omgaan met elkaar en samen plezier te hebben. Op de groep begeleiden de pedagogisch medewerkers kinderen in het zich inleven in de ander en natuurlijk spelen verdraagzaamheid en acceptatie hierbij een grote rol. Daar waar mogelijk zijn de pedagogisch medewerkers erop gericht dat kinderen goed met elkaar om leren gaan, waardoor zij groeien in hun weerbaarheid en in hun samenspel. In paragraaf 1.4 wordt dit aspect nader beschreven. Opvoedingsdoel 4: Het overdragen van waarden en normen. Wij hebben een aantal waarden en normen bepaald die aansluiten bij de Nederlandse samenleving en die de kinderen houvast geven. Bijv. ‘alsjeblieft en dankjewel zeggen’, een hand geven, luisteren naar elkaar, elkaar helpen, opruimen, aardig zijn voor elkaar en geen fysiek geweld gebruiken. Ook hebben wij een standpunt ingenomen over een aantal normgevoelige onderwerpen zoals over tafelmanieren, seksualiteit, intimiteit, taalgebruik, kleding, voeding en gebruik van media- en communicatiemiddelen. In hoofdstuk 2 en 4 beschrijven we deze standpunten. Opvoedingsdoel 5: Uitdaging, verwondering en ontdekking Bij dit • • • • •
opvoedingsdoel gaat het om de volgende kernbegrippen: Ruimte bieden (letterlijk en figuurlijk) Verwondering en uitdaging Individuele verschillen en diversiteit Ontwikkelingsmogelijkheden en keuzemogelijkheden bieden Accent op spel, fantasie en expressie
Vanuit een veilige basis verwonderen kinderen zich over de dingen die ze zien en die ze ontdekken. Verwondering en uitdaging zijn belangrijk, zo ontwikkelen kinderen zich. Bij de activiteiten die er op en rond de buitenschoolse opvang te doen zijn, speelt het ontdekken een grote rol. Dit is terug te zien in de materialen en activiteiten die de kinderen onderling of met ons ondernemen. Kinderen van verschillende leeftijden en sekse vinden op andere manieren
7
uitdaging. Jongens willen vaak doen en ervaren, meisjes kijken liever eerst even hoe anderen het doen en gaan dan kopiëren. Het is belangrijk de verschillen tussen jongens en meisjes de ruimte te geven. Het werken met thema’s is een inspiratiebron voor verschillende activiteiten. We letten bij het inrichten van de ruimten op de keuzemogelijkheden. Zo richten we verschillende speelhoeken in: een ruimte om te bewegen, een rustige ruimte, een hoek met knutselmateriaal, een gamehoek, een plek voor muziekinstrumenten, een bouwhoek en een verkleedhoek. Ook passen wij de activiteiten en het materiaal aan op de verschillende interesses en ontwikkelingsfasen van de kinderen. In hoofdstuk 4 geven wij aan hoe wij activiteiten vorm geven binnen dit doel.
1.4
Pedagogisch handelen
Door het maken van duidelijke en eenduidige afspraken t.a.v. het pedagogisch handelen, creëren wij een voorspelbare en emotioneel veilige omgeving in de BSO. Dit veilig voelen is een voorwaarde voor het kind om zich te kunnen ontwikkelen. Daarbij is het belangrijk om stil te staan en in te spelen op de eigenheid en de ontwikkelingsdrang van een kind. In een omgeving waar afspraken goed op elkaar zijn afgestemd, kunnen wij inspelen op deze behoefte en creëren wij een omgeving waarin ieder kind zich kan ontplooien. Wij geven hieronder nog concreter aan hoe wij het pedagogisch handelen in verschillende situaties zien. Het geven van emotionele ondersteuning. Hierdoor leert een kind dat zijn signalen en initiatieven worden opgemerkt, dat het serieus genomen wordt en dat het er mag zijn. Voorbeelden: • Wij benutten en creëren kansen voor oogcontact en aandacht. • Wij verwoorden onze handelingen zodat de kinderen weten wat er gaande is en zich veilig kunnen voelen. • Kinderen worden begroet bij binnenkomst. Hun naam wordt daarbij genoemd. “Goedemiddag Karin, fijn dat je er bent”. • Tijdens het wennen geven wij extra aandacht aan het nieuwe kind en zijn/haar omgeving (zie wenbeleid). • Wij geven vaak complimenten en aanmoedigingen: “Goed zo, ga zo door” of “wat heb jij hard gewerkt!”. • Wij geven regelmatig een ‘aai over de bol’. • Wij bereiden de kinderen voor op wat er komen gaat: “Over 5 minuten gaan wij opruimen”.
8
1. Het tonen van respect voor de eigenheid van het kind. Het kind wil zelf iemand zijn en wil zelf de wereld ontdekken. Dit betekent dat wij het kind de ruimte geven om op ontdekkingstocht te gaan. Wanneer een situatie gevaarlijk of ongewenst is, zoeken wij naar veilige alternatieven voor het kind. Voorbeelden: • Wij leggen kinderen uit waar het gevaar in zit en leren hen daarmee omgaan. • Wij maken gezamenlijk regels voor het stoeien, zodat de kinderen wel kunnen en mogen stoeien. • De kinderen hebben keuzevrijheid, waardoor zij zelf kunnen bepalen wat zij willen doen. • Kinderparticipatie, kinderen betrekken bij bepaalde beslissingen. • Wij denken in mogelijkheden als een kind iets wil. 2. Het structureren en grenzen stellen. Door situaties voor het kind te structuren en uit te leggen, krijgt het kind zicht op de situatie en kan het er beter mee om gaan. Voorbeelden: • Als wij een spel spelen, bespreken wij de regels van tevoren. • Wij geven kinderen verantwoordelijkheden en vrijheid binnen afspraken: bijv. zelfstandig buiten spelen met een tijdsafspraak. • Wij bereiden de kinderen voor op wat er komen gaat: “Wij gaan zo opruimen, nog 5 minuten”. • Als kinderen aan het einde van de middag nog willen verven, stellen wij vragen als: “Hoe laat is het eigenlijk?” “Hoeveel tijd is er nog voordat je gehaald wordt?” “Lukt dat nog denk je?” “Wat moet er dan nog allemaal gebeuren?” De kinderen leren op deze manier zelf nadenken, keuzes te maken en ze leren de situatie overzien. 3. Het geven van informatie en uitleg. Kinderen zijn nieuwsgierig en stellen veel vragen om nieuwe inzichten te krijgen en om kennis te verwerven. Ook wil het nieuwe uitdagingen om de zelfstandigheid en de persoonlijke competenties te kunnen ontwikkelen. Wij gaan hierop in door het kind de gevraagde kennis en inzichten bij te brengen en door het uitleg te geven. Voorbeelden: • We voeren gesprekken met de kinderen, bijv. over wat er in het nieuws is. • We geven kinderen uitleg over het verkeer als we van school naar de bso lopen.
9
•
We geven de kinderen suggesties zodat ze zich verder kunnen ontwikkelen: “Misschien kun je het ook anders doen?” “Wat zou je nog meer kunnen maken?”
4. Het begeleiden van interacties tussen kinderen. Door bewust op leeftijdsniveau de interacties tussen kinderen te begeleiden, leren zij op een positieve manier samen te zijn en samen te werken. Voorbeelden: • Kinderen mogen zelf iets organiseren als zij dat willen. Als een kind een buitenspel wil doen dan moedigen wij dit aan en zeggen bijvoorbeeld: ”Dat is een goed idee, hoe ga je dat doen, wat heb je nodig?” 5. Positieve omgang. Positieve omgang met het kind is de basis van het handelen. Dat betekent concreet dat wij zo veel mogelijk: • Een kind of de groep complimenten en uitleg geven. • Alternatieven bieden in geval van ongewenst gedrag. • Mogelijkheden aanreiken hoe, waar of wanneer iets wel kan. Zo leert het kind op een respectvolle positieve manier gewenst gedrag aan. • Mogelijkheden geven door het bieden van uitdaging, spel en speelgoed. • Kinderen begeleiden in hun spel en hierbij actief betrokken zijn (samen spelen en interactief). • Naar het kind toelopen en het op ooghoogte aanspreken. • Tussen de kinderen zitten, met hen spelen en dat we hun suggesties geven zodat zij verder komen in hun spel. • De kinderen bij de dagelijkse bezigheden betrekken, zoals de was opvouwen, vegen, opruimen, fruit schoonmaken e.d. • Positieve formuleringen gebruiken en open vragen stellen aan de kinderen. Voorbeelden: Wat zou je willen gaan doen vanmiddag? Denk je dat het gaat lukken om dat nu nog te doen (i.p.v.: nee dat kan niet)? Wanneer wil je dat gaan doen? Wij zijn consequent in het naleven van afspraken in combinatie met het bieden • van alternatieven. Wij zien kansen en grijpen deze zodat kinderen zich kunnen ontwikkelen. Wij bieden nieuwe kansen en bekrachtigen gewenst gedrag. Door de positieve benadering van de pedagogisch medewerkers hebben kinderen zin om te spelen en kunnen zij zich verder ontwikkelen.
10
6. Kinderparticipatie. Naast een positieve benadering vinden wij het belangrijk dat kinderen de mogelijkheid hebben om actief mee te denken en dat kinderen invloed hebben op hun eigen bestaan. Zo kunnen wij een positieve bijdrage leveren aan hun welbevinden en het bereiken van de opvoedingsdoelen genoemd in hoofdstuk 1.3. Verder vinden we het belangrijk om zo bij te dragen aan: • Het vergroten van zelfvertrouwen • Het stimuleren tot zelfstandig nadenken • Het uitdagen om met elkaar van gedachten te wisselen en te onderhandelen • Kinderen uitdagen om gehoord te worden en naar elkaar te luisteren • Het verhogen van de betrokkenheid bij het groepsgebeuren Kinderparticipatie is een manier van werken, die beoogt kinderen daadwerkelijk invloed te geven op de dagelijkse gang van zaken op de buitenschoolse opvang. Het is geen eenrichtingsverkeer, maar een wisselwerking tussen de kinderen en de pedagogisch medewerkers. Kinderparticipatie heeft tot doel dat kinderen medezeggenschap hebben bij zaken die hen direct en indirect aangaan. Deze
zaken hebben bijvoorbeeld betrekking op: Activiteiten/thema’s Aanschaf van materialen en speelgoed Verlangenlijst Sinterklaas Problemen op de groep Afspraken/regels op de groep Veiligheid Inrichting van de groep
Kinderparticipatie is voor alle leeftijden. Alle kinderen kunnen aangeven wat zij wel of niet leuk vinden. Wij zijn alert op het gedrag van kinderen om er op die manier achter te komen wat zij willen. Door actief te luisteren en te observeren kunnen wij signalen opvangen van de groep en van het kind. Voor de jongsten geldt dat kinderparticipatie vooral op dit ‘kinderen geven signalen’ niveau zit. Naarmate de kinderen ouder worden, kunnen zij op meerdere manieren aangeven wat zij zouden willen en kunnen wij uit verschillende methodes en werkvormen kiezen om informatie van de kinderen te krijgen. Dit aspect wordt in hoofdstuk 4 verder uitgewerkt.
11
7. Basishouding. Het vormgeven aan kinderparticipatie is voortdurend een aandachtspunt in de omgang met de kinderen. Kinderparticipatie staat of valt met onze basishouding. Deze omvat de volgende elementen: Actief kunnen luisteren Observeren, waardoor we de signalen kunnen opvangen van de groep en het kind De eigen mening op de achtergrond kunnen stellen Grenzen kunnen aangeven en kaders kunnen stellen De verantwoordelijkheid kunnen loslaten Open vragen kunnen stellen Oor hebben voor de mening van alle kinderen (niet alleen van de dominante kinderen) Niet zelf met oplossingen komen Geen oordelen uitspreken over suggesties, wensen e.d. van kinderen. In het algemeen zullen de pedagogisch medewerkers van de BSO verder gaan in de kinderparticipatie naarmate de kinderen ouder worden. De jongste groep van de BSO (kinderen 4-6 jaar) krijgen een keuze uit verschillende activiteiten, maar kunnen wel actief participeren als het gaat om bijvoorbeeld het maken van een verlanglijstje voor Sinterklaas of de aanschaf van speelmateriaal. De oudste groep (7-12 jaar) kunnen projecten uitzetten, zoals het maken van een eigen krant of het steunen van een goed doel door een ludieke actie.
12
Hoofdstuk 2 Kwaliteitszorg
2.1
Inleiding
Op onze BSO-locaties wordt dagelijks gestreefd naar het leveren van een zo groot mogelijke kwaliteit. Onder kwaliteitszorg verstaan wij enerzijds de zorg die wij bieden en de borging daarvan en anderzijds een aantal gezamenlijke afspraken omtrent normen en waarden en gevoelige onderwerpen.
2.2
Kwaliteitszorg
Wij hebben de volgende afspraken gemaakt om te borgen wat wij willen bereiken en wat wij doen in de opvang. We houden ons hierbij aan de huidige wet- en regelgeving. Hieronder geven wij aan wat wij precies doen. 1. Jaarlijks wordt de risico-inventarisatie gezondheid, veiligheid en brandveiligheid (RIG, RIV en RIBV) uitgevoerd. Na de inventarisatie wordt een actieplan opgesteld en een plan van aanpak gemaakt. Dit plan van aanpak wordt besproken met de oudercommissie en de pedagogisch medewerkers van de locatie. De actieplannen en het plan van aanpak liggen ter inzage voor alle ouders op de locatie. Ook is er een map met alle protocollen en werkinstructies/ werkafspraken die gemaakt zijn om de veiligheid en gezondheid te borgen. 2. De locatiemanager hanteert een jaarkalender ‘Kwaliteit’ m.b.t. de wet- en regelgeving, waarop wordt aangegeven wanneer, welk protocol of welke instructie in en met het team besproken wordt. Sommige protocollen worden eens per jaar besproken, andere minstens vier keer per jaar, bijv. ‘Protocol huiselijk geweld en kindermishandeling’. 3. Op onze locaties zijn opgeleide Bedrijf Hulp Verleners (BHV’ers) aanwezig. Zij zijn o.a. verantwoordelijk voor het houden en evalueren van de brandoefeningen, die 2 keer per jaar worden gehouden. Elke dag is op de locatie tenminste één BHV’er aanwezig. 4. De directie van Puk is aandachtfunctionaris ‘Kindermishandeling’ voor de locatie. Zij kent de procedure en zorgt ervoor dat dit onderwerp 4 keer per jaar in het team wordt besproken. Daarnaast wordt de directie betrokken bij een kindbespreking als er een vermoeden is van kindermishandeling (zie ook ‘Vermoeden van kindermishandeling’). 5. Jaarlijks worden alle locaties door de GGD geïnspecteerd waarbij de inspecteur kijkt of er kwalitatief goede kinderopvang wordt geleverd. Hierbij wordt gekeken of er voldaan wordt aan de kwaliteitseisen op het gebied van ouderinspraak, personeel, veiligheid en gezondheid, accommodatie en inrichting, groepsgrootte, het aantal kinderen per pedagogisch medewerker, het pedagogisch beleid en de pedagogische praktijk, klachten en voorschoolse educatie. De GGD-rapporten zijn openbaar.
13
6. De directie van Puk draagt zorg voor de deskundigheidsbevordering van de pedagogisch medewerkers. Dit gebeurt middels diverse overlegvormen: gesprekken met individuele medewerkers, groepsoverleggen en teamoverleggen. Daarnaast is er vakliteratuur aanwezig op de BSOlocaties. 7. Wij houden volgens een vast patroon onze werkoverleggen. De data van de werkoverleggen worden per jaar vastgelegd. 8. Wij volgen de kinderen in hun ontwikkeling door gebruik te maken van een kindvolgsysteem. In hoofdstuk 4 wordt aangegeven welk volgsysteem gebruikt wordt. 9. De oudercommissie is een orgaan dat ons adviseert en ons scherp houdt als het gaat om bijv. kwaliteitszorg. In hoofdstuk 3 worden de taken en de rol van de oudercommissie nader omschreven. De notulen van de oudercommissie zijn in te zien op de locatie. 10.Naar aanleiding van de Amsterdamse zedenzaak in december 2010 heeft de commissie Gunning aanbevelingen gedaan om de veiligheid van kinderen in de kinderopvang te vergroten. Het gaat vooral om het 4-ogen principe, de procedure rondom werving en selectie en het gebruik van de ‘Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling’. De concrete invulling van deze onderwerpen wordt in dit hoofdstuk en in hoofdstuk 4 behandeld.
2.3
Medewerkers
Elke groep beschikt over vaste en vertrouwde pedagogisch medewerkers. Bij afwezigheid door vakantie en/of ziekte worden zij zoveel mogelijk vervangen door collega’s of bekende invalkrachten. Alle medewerkers, inclusief invalkrachten, beschikken over een erkend diploma voor het werken in de kinderopvang en een verklaring omtrent gedrag (VOG). Tevens is er altijd iemand op de BSO aanwezig die in bezit is van een geldig diploma BHV en/of EHBO. Naast pedagogisch medewerkers kennen wij binnen onze organisatie twee directieleden die verantwoordelijk zijn: 1. Susan Welten heeft de dagelijkse leiding van het kinderdagverblijf en de buitenschoolse opvang. Ze is het aanspreekpunt en is verantwoordelijk voor V.O.F. Puk. 2. Cindy Gruijters heeft de dagelijkse leiding van het kinderdagverblijf en de buitenschoolse opvang. Ze is het aanspreekpunt en is verantwoordelijk voor V.O.F. Puk.
14
2.3.1 Beroepskrachten in opleiding Wij bieden beroepskrachten in opleiding graag de mogelijkheid om beroepservaring op te doen. De opleiding Pedagogisch Werk niveau 3 (PW3) kent hiervoor twee varianten: BOL-opleiding. Een leerling van deze opleiding krijgt les op school en loopt stage in de buitenschoolse opvang. De stagiaire is altijd boventallig (extra) op de groep aanwezig. De BOL- leerling wordt begeleid door een werkbegeleider (een ervaren pedagogisch medewerker) en een praktijkopleider. BBL-opleiding. Een leerling van deze opleiding krijgt bij ons een leerarbeidsovereenkomst voor 20 tot 30 uur per week en gaat daarnaast 1 dag in de week naar school. De BBL-leerling wordt altijd naast een ervaren pedagogisch medewerker ingezet en begeleid door een werkbegeleider (een ervaren pedagogisch medewerker) en een praktijkopleider. De inzetbaarheid van de BBLleerling kent in principe een opbouw tot inzetbaarheid van 0 tot 100 procent in het eerste en tweede leerjaar van de opleiding. Voor hoeveel procent een leerling wordt ingezet is ter beoordeling aan de praktijkopleider, school en de werkbegeleider. Indien een BBL-leerling voor bijvoorbeeld 50% inzetbaar is, kan dit als volgt ingevuld worden: De leerling kan gedurende de helft van de arbeidsovereenkomst als pedagogisch medewerker ingezet worden. De andere uren werkt de BBLleerling boventallig op de groep. De leerling wordt gedurende alle arbeidsuren op de groep ingezet, maar dan voor de helft van het aantal aanwezige kinderen. De BBL-leerling mag voor 100 procent ingezet worden vanaf de derde fase in de opleiding. In die fase is er dus vaak geen onderscheid meer tussen de BBL-leerling en de gediplomeerde pedagogisch medewerker. Het BBL-beleid is op te vragen bij de locatie.
2.4
Wenbeleid
Voor het wennen en het afscheid, nemen we de benodigde tijd. Op die manier kan niet alleen het individuele kind, maar ook de groep worden voorbereid. Dit geeft de kinderen duidelijkheid en daarmee een gevoel van veiligheid. Tevens stimuleren we hiermee het groepsproces doordat de kinderen bij elkaar betrokken worden. Voor het welbevinden en de ontwikkeling van het kind en de groep is het van belang goed en snel te wennen.
2.4.1 Wennen op de groep (extern) Als er een kind nieuw op de BSO komt mag het altijd eerst, voorafgaand aan de officiële plaatsingsdatum, twee keer een middag komen wennen, wel met in achtneming van de LKR en de maximale groepsgrootte. Voor ouders is dat een
15
gelegenheid om te zien hoe een middag verloopt. In overleg worden de wendagen afgesproken en vastgelegd. Een kopie daarvan wordt op de locatie bewaard. Omdat BSO-kinderen meer aan kunnen dan jongere kinderen, vinden wij dat bij een (bijna) volledige bezetting maximaal twee kinderen tegelijk kunnen wennen, conform de LKR. Het wennen gebeurt zoveel mogelijk tijdens reguliere schooldagen. In vakanties staat er soms een uitstapje gepland en is het dagritme net even anders. Afsluitend, na een periode van 2 à 3 maanden, vindt er een evaluatiegesprek plaats met een vaste pedagogisch medewerker en de betreffende ouder(s). Ouder(s) kunnen hun vragen stellen en wij kunnen evalueren hoe de ouder(s) het wennen ervaren hebben.
2.4.2 Intern wennen van KDV naar BSO Als een kind doorstroomt naar de BSO binnen onze organisatie wordt in overleg met de ouders een wenschema opgesteld van minimaal twee keer een dagdeel. In vakanties is het beter voor een kind om niet te wennen. De dagen zijn anders en soms is er een uitstapje gepland. Maar als het voor de ouders niet anders kan, wijken we van deze regel af. Er kunnen maximaal twee kinderen tegelijk komen wennen op de BSO. Als deze kinderen van dezelfde groep komen, kunnen zij elkaar steun bieden. Als de bezetting op de groep niet volledig is, kunnen er meerdere kinderen tegelijk komen wennen.
2.4.3 Pedagogisch handelen tijdens de wenperiode Het doel van de wenperiode is dat het kind zich veilig voelt in de nieuwe situatie en zich vrij gaat voelen om zich in de groep te voegen, te spelen en zich te ontwikkelen. Naast de tijd die het kind nodig heeft op de groep, is het begeleiden van de nieuwe kinderen van belang. Concreet betekent dit dat:
De andere kinderen op de hoogte gebracht zijn van de komst van het nieuwe kind. Het kind wordt voorgesteld in de groep en de andere kinderen die dat kunnen en willen, aan het kind mogen vertellen hoe de dag verloopt, wat de afspraken zijn e.d. Wij tijdens de wenperiode continu contact houden met het kind. Zo zitten wij naast of dichtbij het kind dat aan het wennen is en zorgen we voor oogcontact en positieve, bemoedigende woorden. Een kind van de groep neemt het kind dat komt wennen mee, leidt het rond en vertelt de regels, zo ontstaat meteen het contact tussen de kinderen. Bij jonge BSO-kinderen gaan wij mee.
16
2.5 Structureel en incidenteel afnemen van extra dagen Als ouder(s) incidenteel een extra dag of dagdeel willen afnemen (buiten de vaste contracturen) of een dag willen ruilen, dan is dit mogelijk op de eigen groep als het kinderaantal dat toelaat. Onze voorkeur gaat uit naar extra opvang op de eigen groep omdat het gevoel van veiligheid en geborgenheid voor het kind voor ons voorop staat. Indien er geen plaats is op de eigen groep, is opvang op een andere groep mogelijk, in overleg met de ouder(s) en na schriftelijke vastlegging. Als het afnemen van een extra dag of dagdeel structureel wordt, dan is ons uitgangspunt dat het kind voor de extra dag in zijn eigen groep geplaatst wordt. Wanneer de groepsgrootte dat niet toelaat, kunnen we in overleg met de ouder(s) besluiten het kind voor die dag tijdelijk in een andere groep te plaatsen. Hiervoor is schriftelijke toestemming van de ouder(s) nodig. Zodra er plaats is in de eigen groep, gaat het kind alle dagen naar die groep. De datum waarop dit gebeurt, is vastgelegd in een overeenkomst.
2.6
Opendeurenbeleid
De BSO-locaties hebben meerdere ruimtes, er kan gewerkt worden met het opendeurenbeleid. De kinderen verlaten dan hun basisgroep en maken gebruik van de verschillende ruimtes. In hoofdstuk 4 wordt beschreven hoe er op de betreffende locatie invulling wordt gegeven aan het werken met opendeuren. Tijdens het werken met ‘opendeuren’ kan de leidster-kindratio (LKR) tijdelijk worden losgelaten omdat de LKR op basisgroepsniveau bepaald is. In die zin wordt deze dus niet daadwerkelijk losgelaten.
2.7
Normen en waarden gevoelige onderwerpen
2.7.1 Taalgebruik Wij communiceren in het Nederlands met de kinderen op de BSO. Er mag van pedagogisch medewerkers verwacht worden dat zij correct Nederlands spreken. Als een kind bijvoorbeeld zegt: “Hij is groter als hem”, reageren wij erop door te zeggen: “Oh, is hij groter dan jij?’’ Wij corrigeren op een natuurlijke manier de taal. Tijdens diverse activiteiten wordt aandacht gegeven aan de taalontwikkeling. Door veel en goed met de kinderen te praten, te zingen en door voor te lezen, wordt de taalontwikkeling gestimuleerd. Maar ook door het geven van uitleg en door samen te spelen, kunnen we de taalontwikkeling ondersteunen. Zowel de kinderen als de pedagogisch medewerkers mogen niet schelden en schreeuwen. Kinderen worden altijd aangesproken op taalgebruik dat anderen kan kwetsen of
17
anderszins niet aan de algemeen geldende normen voldoet. We gebruiken de taal ook om normen en waarden door te geven. Zo leren wij kinderen om dingen op een prettige manier aan anderen te vragen: “Wil je dat even pakken?” i.p.v. “Pak dat”. Wij zeggen ‘alsjeblieft’ en ‘dank je wel’. Er wordt netjes met anderen gesproken en hierin hebben de pedagogisch medewerkers een voorbeeldfunctie. 2.7.2 Seksualiteit en intimiteit
Seksuele ontwikkeling Vanaf een paar maanden oud wordt een kind zich al bewust van het eigen lichaam. Het begint met het ontdekken van de handjes en de voetjes en wat je ermee kunt doen. Later komen ook andere lichaamsdelen aan bod. De verkenning van het eigen lichaam is natuurlijk heel onschuldig maar het is wel belangrijk hoe we hiermee omgaan. De seksuele ontwikkeling bij kinderen kent verschillende fasen met de volgende kenmerken: Kinderen van 0 – 2 jaar - Worden egocentrisch geboren, alles draait om hen. - Zijn gericht op lustbevrediging (drinken, slapen, eten en aandacht). - Ontdekken hun eigen lichaam en kunnen dat als prettig ervaren. - Worden graag geknuffeld. Kinderen van 2 – 4 jaar - Worden zich meer bewust van hun eigen lichaam. - Ontdekken de geslachtsverschillen. - Gaan spelenderwijs op ontdekking uit door bijv. te ‘kijken’ bij leeftijdsgenootjes. - Hebben net als baby’s veel behoefte aan lichamelijk contact. Kinderen van 4 – 8 jaar - Spelen soms spelletjes zoals ‘vadertje en moedertje’ of ‘doktertje’. - Mogelijk begin van schaamtegevoelens. - Gaan soms vragen stellen over seks en voortplanting. Kinderen van 8 – 10 jaar - Kunnen voor het eerst verliefd worden. - Seksualiteit wordt interessanter, kinderen gaan soms meer op ontdekking uit. - Hebben soms seksueel spel met andere kinderen, ook van hetzelfde geslacht. Kinderen van 10 – 13 jaar - Sommige jongens krijgen hun eerste zaadlozing. - Sommige meisjes hun eerste menstruatie. - Verliefdheden kunnen wat serieuzer worden, meer doelgericht en seksgericht. - Gaan experimenteren met seksualiteit door bijv. te masturberen.
18
Intimiteit Op de BSO wordt er veel geknuffeld en gestoeid met de kinderen. Kinderen zitten op schoot, worden gedragen en gaan naar het toilet waarbij soms een van de pedagogisch medewerkers aanwezig is. Wij hebben afspraken om de kinderen en onszelf te beschermen tegen ongewenste intimiteiten. Op het moment dat een kind een van deze fysieke contactmomenten niet wil, doen wij het niet. Voor kinderen onderling geldt dat ook. Bij (seksueel) grensoverschrijdend gedrag handelen wij volgens de ‘Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling’. Als kinderen nieuwsgierig worden naar hun eigen lichaam of van dat van de andere kinderen en van ons, gaan wij daar zo normaal mogelijk mee om. Natuurlijk stellen wij grenzen om onszelf en de andere kinderen te beschermen tegen ongewenste intimiteiten. Een paar voorbeelden: Als een kind aan het ‘masturberen’ is, straffen wij het niet. We leiden het kind af door bijv. te zeggen dat dat iets is dat je beter kunt doen als je alleen bent of dat het iets is voor jezelf. Of we geven een alternatief, bijv. door te zeggen dat het kind de handen maar even op de knieën moet leggen. Kinderen mogen het zeggen als ze een aanraking niet fijn vinden. Kinderen mogen ‘doktertje’ spelen maar de kleren blijven aan. We kussen de kinderen op de wang en alleen dan, wanneer het initiatief vanuit het kind komt. Kinderen geven zelf aan hoe zij afscheid willen nemen als ze naar huis gaan, bijv. door een ‘high five’ of een knuffel te geven. Wij hebben besloten om de geslachtdelen te benoemen. Voor het meisje gebruiken we spleetje en voor de jongen plasser. Als kinderen van huis uit een ander woord meekrijgen, geven wij aan dat dat ook kan, maar dat wij piemel c.q. plasser zeggen. Verder gebruiken we de woorden poep en plas. Verkleden Als kinderen zich willen verkleden, gebeurt dat altijd onder toezicht van ons. Bij het aantrekken van verkleedkleren wordt in ieder geval altijd het ondergoed aangehouden, ook i.v.m. de hygiëne. Omdat wij aansluiten bij de interesses en behoeftes van de kinderen, kunnen jongens zich verkleden als meisje (prinses) en lippenstift/nagellak opdoen en de meisjes mogen zich, als ze dat willen, verkleden als soldaat of piraat. Toilet De toiletten zijn op ieder locatie anders gesitueerd. Om de privacy te respecteren, zijn er afspraken gemaakt over het toiletgebruik. Voortplanting Als kinderen met vragen komen over voortplanting, proberen wij die, lettend op de leeftijd, zo goed en eerlijk mogelijk te beantwoorden. Met ouders bespreken wij dat kinderen met vragen zitten. Zo weten de ouder(s) en de pedagogisch
19
medewerkers van elkaar waar het kind vragen over heeft en wat er verteld wordt. Zindelijkheid Op de BSO hebben we te maken met kinderen die zindelijk zijn. Maar ondanks dat kunnen er toch ongelukjes gebeuren. Kinderen worden op het moment van een ongelukje even apart genomen om schone kleding aan te doen. Tevens vinden we het belangrijk om de kinderen te zeggen dat het kan gebeuren en dat het niet erg is.
2.7.3 Pesten en ruzie op de BSO “Rot op met je stomme kop, we willen jou hier niet want je stinkt”, aldus de 11jarige Freek. Wanneer wij merken dat een kind geplaagd of buitengesloten wordt, zijn wij heel duidelijk. Net als op school wordt schelden en pesten niet getolereerd. Wij besteden hier zowel individueel als in de groep aandacht aan zodat kinderen inzicht krijgen in wat het verschil is tussen plagen (een grapje maken) en pesten. Wij proberen uit te leggen wat pestgedrag voor gevolgen kan hebben en hoe het voelt om gepest te worden. Kinderen tussen vier en acht jaar verkeren dagelijks in een groep met leeftijdgenoten. Zij doen daar veel ervaring op en kijken naar elkaars gedrag. Ze zien hoe het ene kind iets van een ander gedaan probeert te krijgen. Zij merken ook dat bepaalde kinderen bijna nooit mogen meedoen met andere kinderen. Al kijkend en handelend leren zij, met vallen en opstaan, hoe zij met anderen kunnen omgaan. Kleuters kunnen rollen verdelen en daar hele verhalen bij bedenken. Zij leren ook steeds beter om hun spel af te stemmen op degenen met wie zij spelen. Kleuters reageren dan vooral op het gedrag van de ander. Zij gaan ervan uit dat er een direct verband is tussen iets wat er gebeurt en de emoties die zij bij de ander kunnen zien: als er iets van je wordt afgepakt, word je boos en dat laat je merken. Kleuters kunnen nog niet goed inschatten hoe hun eigen gedrag invloed kan hebben op andere kinderen. In de loop van hun schooljaren leren zij dat steeds beter. Kinderen gaan ook steeds beter beseffen dat eenzelfde gebeurtenis niet bij elk kind dezelfde emotie hoeft op te roepen. Pas in de hoogste klassen van de basisschool zijn kinderen in staat om de gevoelens en eigenschappen van anderen goed te beschrijven en te onderscheiden. Om sociale vaardigheden te leren, hebben kinderen vooral elkaar nodig. Meestal slagen zij erin om zelf hun ruzies op te lossen of om zelf te bepalen wie de baas mag zijn. Als dat niet lukt, moeten zij weten dat wij hen steunen. Kinderen van deze leeftijd zijn vaak al goed in staat om met de hulp van een volwassene te bekijken wat nu eigenlijk het probleem is en hoe dat opgelost kan worden. Daarbij kunnen de vier- en vijfjarigen het beste uit de voeten met eenvoudige oplossingen.
20
Bij de wat oudere kinderen (vanaf zeven jaar) kan een beroep worden gedaan op hun inlevingsvermogen. Goede voorbeelden en een verstandige aanpak door volwassenen helpen kinderen bij het leren samendoen en samenleven. Kinderen leren het meeste van de oplossingen die ze zelf uitvinden. Dat geldt ook bij het oplossen van ruzies. Het is daarom niet verstandig om kinderruzies meteen te stoppen of de kinderen een kant-en-klare oplossing aan te bieden. Het helpt wel om kinderen steun te geven als zij er zelf niet uitkomen. Een voorstel om ‘om de beurt’ met de pop te spelen of om ‘samen’ met alle poppen te spelen, kan kinderen helpen bij het oplossen van hun ruzie om de pop. Ruzietjes tussen kinderen van deze leeftijd vallen niet onder het begrip pesten. Bij pesten zijn het steeds dezelfde kinderen die het slachtoffer zijn. Wij vinden het belangrijk dat er op de groepen een sfeer wordt gecreëerd van openheid, vertrouwen en acceptatie. Wij doen dat op de volgende manier:
We geven zelf het goede voorbeeld, dit is van groot belang voor een goede, open sfeer en voorkomt pestgedrag. Er zal minder gepest worden in een klimaat waar duidelijkheid heerst over de omgang met elkaar, waar ruzies niet met geweld worden opgelost maar worden uitgesproken, waar kinderen gerespecteerd worden in hun eigenheid en waar agressief gedrag van kinderen en pedagogisch medewerkers niet wordt geaccepteerd. Door samen (met de kinderen) gedragsregels af te spreken. Wij laten aan de kinderen zien dat iedereen verschillend is en dat iedereen zijn eigen talenten heeft. Dit benoemen we, net als de sfeer in de groep. Wij geven de kinderen en de groep als geheel vaak en bewust complimentjes. Wij laten kinderen elkaar helpen en geven complimenten als ze dat doen.
Hoewel wij er alles aan doen om pesten te voorkomen, hebben wij een pestprotocol waarin stapsgewijs aangegeven wordt hoe er gehandeld dient te worden wanneer er sprake is van pestgedrag. Hierbij is er aandacht voor het kind dat gepest wordt, de pester en de andere kinderen.
2.7.4 Mediagebruik en gebruik mobiele telefoon door kinderen Wij hebben het gebruik van internet en mobiele telefoon door kinderen op de BSO ingeperkt vanwege de veiligheid en de privacy. Het contact tussen ouders en de BSO willen wij graag via ons laten lopen; wij zijn immers verantwoordelijk voor de kinderen die op de BSO zijn. Daarnaast hebben veel kinderen Smartphones waarmee foto’s en/of filmpjes gemaakt kunnen worden (en op Facebook gezet zouden kunnen worden). In ons foto- en filmbeleid staat dat wij alleen foto’s en films maken met een camera van de locatie en alleen voor intern gebruik en educatieve doeleinden. In dit verband kan het niet anders dan dat wij de kinderen vragen om de mobiele telefoons in bewaring te geven bij ons.
21
Mocht er een computer op de locatie zijn met een internetverbinding dan zijn er afspraken over toezicht. Deze komen in hoofdstuk 4 aan de orde.
2.7.5 Kinderen en ziekte Als ouder(s) met een ziek kind sta je voor een dilemma. Breng ik mijn kind wel of niet naar de BSO of houd ik hem thuis? Voor ons staat het welbevinden van het kind voorop en hierbij zijn de volgende vragen van belang:
Voelt het kind zich niet lekker? Huilt het meer dan normaal? Wil het niet eten of slapen? Heeft het meer aandacht nodig dan wij het op dat moment kunnen geven?
Dan vinden wij het beter dat het kind wordt opgehaald. Koorts is niet altijd een goede graadmeter. Het kan voorkomen dat een kind verhoging heeft, maar zich verder wel lekker voelt. In dat geval zou het kind kunnen blijven. Terwijl een kind zonder koorts zich erg naar kan voelen en beter wel opgehaald kan worden. Wel of niet naar de BSO Soms is het lastig om als ouder(s) te bepalen of hun kind zich goed genoeg voelt om naar de BSO te gaan. Het kind was bijvoorbeeld de vorige dag niet zo lekker, maar de volgende morgen valt het wel weer mee. Bij twijfel kunnen ouder(s) hun kind gewoon brengen, maar het is belangrijk dat wij goed ingelicht worden en dat we contact op kunnen nemen als het niet gaat. Wel of niet ophalen van de BSO Als wij merken dat een kind niet lekker is, bellen wij de ouders op en overleggen wij over de situatie. Soms is een kind zo ziek, dat het beter is als het zo snel mogelijk wordt opgehaald. Het kan echter ook zo zijn dat we met de ouders afspreken dat we het nog even aankijken. Besmettingsgevaar Als uw kind een besmettelijke ziekte of aandoening heeft, bijv. de waterpokken of een ontstoken oog, kan de rest van de groep worden besmet. Dit is vervelend, maar kan niet altijd worden voorkomen. Sommige ziektes zijn immers al besmettelijk voordat er symptomen optreden. In andere gevallen kunnen wij verspreiding voorkomen door een goede hygiëne. Wij adviseren de ouder(s) te overleggen met ons over de te nemen maatregelen ter voorkoming van besmetting op de BSO. Het kan voorkomen dat door de BSO wordt geadviseerd dat kinderen met bepaalde symptomen beter niet, of onder bepaalde voorwaarden naar de BSO kunnen komen. Wij volgen hierin de richtlijnen van de GGD t.a.v. infectieziekten.
22
2.7.6 Medicijngebruik Als uw kind (nog) medicijnen gebruikt als het naar de BSO gaat, wordt verwezen naar het protocol “Toediening geneesmiddelen”, dat op elke locatie aanwezig is. Voor de gezondheid van uw kind is het van belang zorgvuldig om te gaan met het toedienen van medicijnen door de pedagogisch medewerkers en zij vragen u dan ook een formulier daarvoor in te vullen en te ondertekenen. Dit formulier is vanuit de website te downloaden, www.bso-puk.nl
2.7.7 Vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling Wanneer op de buitenschoolse opvang het vermoeden bestaat dat een kind mishandeld of seksueel misbruikt wordt, zal er, na intern overleg tussen de pedagogisch medewerkers en directie gehandeld worden volgens de ‘Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’. In deze meldcode worden drie te volgen routes beschreven wanneer er sprake is van vermoeden van kindermishandeling: 1. Route bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling 2. Route bij signalen van kindermishandeling door een beroepskracht 3. Route bij signalen van seksueel-grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling Wij bespreken vier maal per jaar het onderwerp kindermishandeling aan de hand van diverse casus en situatieschetsen. De Meldcode is opgenomen in de jaarkalender kwaliteit.
2.7.8 Toezicht en transparantie Het doel van het vier-ogenprincipe is dat er beter toezicht is op de kinderen. Het houdt in dat er altijd iemand moet kunnen meekijken of moet kunnen meeluisteren. De ondernemer dient bij de invulling van het vier-ogenprincipe rekening te houden met de voorspelbaarheid, mogelijkheid en frequentie waarin een medewerker alleen op de groep of in de BSO is. Hoewel het vier-ogen principe volgens de wet- en regelgeving niet voor de bso ingevuld hoeft te worden, wordt toch er toch aandacht aan besteed, ter bescherming van de kinderen en medewerkers. Daarbij willen wij de nadruk leggen op het zicht op het gedrag van kinderen onderling. De groepsruimte kan bijvoorbeeld hoeken hebben waarbij het toezicht moeilijk is. Afspraken over (toe)zicht is dus in dit verband van belang. In hoofdstuk 4 wordt beschreven hoe er toezicht wordt gehouden.
23
2.7.9 Scheiden Wanneer ouders gaan scheiden, gaan wij hier zo zorgvuldig mogelijk mee om. Er wordt rekening gehouden met het begripsvermogen van het kind en de kinderen in de groep. Wij kiezen geen partij en stellen het belang van het kind voorop.
2.7.10 ‘Opvallende’ kinderen Als pedagogisch medewerkers vragen hebben over de omgang, het gedrag of de zorg van een kind wordt dit met de ouder(s) besproken. Ook kan tijdens een groepsvergadering met de directie ingegaan worden op de vragen die er leven rondom een kind. Dit kan vervolgens weer met de ouder(s) worden besproken. Een kind kan eventueel met behulp van een observatieformulier geobserveerd worden. Naar aanleiding van de observatie kunnen er afspraken gemaakt worden over bijv. een plan van aanpak. Uiteraard worden ouder(s) betrokken bij de te nemen stappen en bij de plannen. In de sociale kaart van de locatie wordt aangegeven met welke externe instanties wij kunnen samenwerken als wij vragen hebben over kinderen.
2.7.11 Hygiëne Jaarlijks wordt er een risico inventarisatie gezondheid uitgevoerd, dit is op basis van de richtlijnen van de GGD. Op basis hiervan worden werkafspraken geformuleerd zodat de pedagogisch medewerkers weten hoe de hygiëne geborgd dient te worden op de locatie.
2.8 Tot slot Door te werken met protocollen, afspraken en duidelijke instructies, werken wij eenduidig en bieden we een zo’n veilig mogelijke opvang. Daarbij registreren wij alle ‘ongevallen’, dus ook de kleine ongevallen. Naar aanleiding van een (klein) ongeval maken we nieuwe afspraken om het betreffende ongeval in de toekomst te voorkomen en onze opvang nog meer te optimaliseren.
24
Hoofdstuk 3 Ouders
3.1
Inleiding
Vanuit onze visie vinden wij het belangrijk dat ouder(s) en de BSO (pedagogisch medewerkers en locatiemanager) goed contact hebben met elkaar. Wij vinden het onze verantwoordelijkheid om de ouder(s) kenbaar te maken wat we doen en hoe wij werken. Ons doel is om beide opvoedingsmilieus (thuis en de opvang) zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen voor het optimaal welbevinden van het kind. Daarom vinden we het belangrijk dat ouder(s) bereikbaar zijn in geval van calamiteiten of ziekte. Daarnaast stellen wij het op prijs als ouder(s) open zijn over de ontwikkeling van hun kind en over de thuissituatie, als deze van invloed zou kunnen zijn op het welbevinden van het kind. Het dagelijkse contact met de ouder(s) vinden we ook belangrijk en het is prettig als we daar samen de tijd voor kunnen nemen.
3.2
Oudercontacten
Hieronder wordt beschreven welke contactmomenten er tussen ouders en BSO plaatsvinden. Van ouders verwachten wij dat zij actief deelnemen aan deze vormen van communicatie en contact. Hieronder wordt beschreven welke contactmomenten er tussen ouder(s) en de BSO plaatsvinden. Van ouder(s) verwachten wij dat zij actief deelnemen aan deze vormen van communicatie en contact. Rondleiding Wij vertellen over de BSO en laten het zien. De ouder krijgt een beeld van de locatie en de groepen en kan zo nodig vragen stellen. Intakegesprek Alle nieuwe ouders worden uitgenodigd voor een intakegesprek. Hier wordt informatie gegeven over de organisatie, over de BSO en over de groep waarin het kind is geplaatst. Aan de ouder(s) wordt gevraagd informatie te geven over hun kind, zodat het voor ons mogelijk wordt om het kind zo goed mogelijk te begeleiden. Er worden wenafspraken gemaakt en ook wordt er meteen een afspraak gemaakt voor het eerste evaluatiegesprek. Evaluatiegesprek Twee à drie maanden na aanvang van de opvang van hun kind krijgen ouder(s) de gelegenheid de wenperiode te evalueren en eventuele vragen te stellen in een evaluatiegesprek. Centraal hierin staan het welbevinden van het kind en de bevindingen van de ouder(s).
25
Oudergesprekken Jaarlijks nodigen wij de ouders uit voor een gesprek. Dit gesprek vindt plaats met ouder(s) en de vaste pedagogisch medewerker en gaat over de ontwikkeling van hun kind. Als basis voor dit gesprek dienen de ingevulde lijsten van het kind-volg-systeem. Op verzoek van de ouder(s) of van de pedagogisch medewerkers kan er altijd tussendoor een extra gesprek plaatsvinden.
Eindgesprek-formulier/eindgesprek Wanneer een kind de opvang verlaat, is er gelegenheid tot het invullen van een eindgesprek-formulier. Naast het feit dat het voor ouder(s) prettig is de afgelopen periode te evalueren, is het voor de pedagogisch medewerkers goed om het beleid scherp te houden. Uiteraard kan er op verzoek ook een eindgesprek plaatsvinden. Daarnaast kunnen de redenen van vertrek besproken worden met de oudercommissie. Breng- en haalcontacten Aan het begin (in vakanties) en aan het einde van de dag proberen wij tijd vrij te maken om met de ouder(s) te praten over het kind en zijn belevenissen. Deze dagelijkse gesprekjes tussen de ouder(s) en pedagogisch medewerkers kunnen naar onze mening een grote bijdrage leveren aan de vertrouwensband. Wij proberen zo goed mogelijk onze aandacht en tijd te verdelen over de ouders. Soms kan dit wel eens moeilijk zijn, bijvoorbeeld omdat er veel ouders tegelijk binnenkomen of omdat de kinderen aandacht nodig hebben. Brengen/halen door anderen Het kan voorkomen dat een ander persoon het kind komt halen en/of brengen. Het is belangrijk dat ouder(s) dit van te voren aangeven, zodat de pedagogisch medewerkers hiervan op de hoogte zijn. Als het kind wordt opgehaald geven wij het niet mee aan iemand anders, indien de ouder(s) ons niet van te voren op de hoogte heeft gebracht. Wij nemen dan eerst contact op met de ouder(s) alvorens wij het kind meegeven. Wanneer een onbekende het kind komt halen, vragen we altijd om zich te legitimeren. Ouderavonden Eén tot twee keer per jaar wordt er een ouderavond georganiseerd. De inhoud van deze avonden is zeer divers. Soms wordt er gekozen voor een opvoedingsthema en een andere keer staat de gezelligheid centraal, zoals bijvoorbeeld een knutselavond voor Sinterklaas. De onderwerpen voor de ouderavonden worden aangedragen door zowel het team als door de oudercommissie. Oudercommissie BSO Puk beschikt over een oudercommissie. Deze overlegt een aantal keer per jaar met de directie van Kinderdagverblijf Puk over het interne beleid van de Buiten Schoolse Opvang. Het gaat daarbij om zaken als de uitvoering van het pedagogisch beleidsplan, voedingsaangelegenheden en de Risico-Inventarisatie
26
en Evaluatie Veiligheid en Gezondheid (RIE) . De oudercommissie heeft op deze zaken adviesrecht. Daarnaast is de oudercommissie soms betrokken bij het organiseren van ouderavonden en feesten. In dit pedagogisch beleid vindt u bij het stukje bij ons op locatie meer informatie over de oudercommissie. Activiteiten waarbij ouder(s) betrokken worden Af en toe worden ouders betrokken bij de organisatie en/of uitvoering van activiteiten. Het spreekt voor zich dat ouders zelf bepalen of zij hier tijd voor vrij kunnen maken. Schriftelijke informatie Naast mondelinge informatie ontvangen ouders ook regelmatig schriftelijke informatie van de BSO. Bij belangrijke gebeurtenissen, bijvoorbeeld bij personeelswisselingen en het samenvoegen van groepen, worden ouders middels een extra nieuwsbrief op de hoogte gesteld. Ouders ontvangen van de BSO ook informatie per e-mail en via de website.
3.3 Klachten Buitenschoolse Opvang Puk vindt professionaliteit en kwaliteit van haar BSO belangrijk. Wij zijn ons bewust van de bijzondere positie die wij hebben omdat de ouder(s) hun kind aan ons toevertrouwen. Buitenschoolse Opvang Puk vindt het dan ook van groot belang dat het kind met een gerust hart aan onze zorg overgelaten kan worden. Desondanks kunnen er zich momenten of situaties voordoen die leiden tot bezorgdheid of ontevredenheid en waar de ouder(s) een klacht over zou willen indienen. Hiervoor hebben wij een ‘Klachtenregeling ouder(s)’ en een ‘Klachtenregeling oudercommissie’. Deze regelingen zijn te vinden op de website van Buitenschoolse Opvang Puk en zijn op te vragen bij de directie.
3.5
Privacy
Wij verstrekken privacygegevens nooit aan derden. Dit is conform de wetgeving op dit gebied. Op het gebied van fotograferen en filmen hebben we ons foto- en filmbeleid. Indien ouder(s) zich hierin kunnen vinden, kunnen zij hiervoor tekenen.
27
3.6 Afspraken Om de veiligheid en structuur te borgen hebben wij een aantal afspraken gemaakt. Wij verwachten dat iedereen die de locatie betreedt zich aan deze afspraken houdt. Deze afspraken zijn bij de directie op te vragen en nieuwe klanten worden hiervan op de hoogte gesteld.
Hoofdstuk 4 Bij ons op de locatie
In dit hoofdstuk beschrijven wij hoe wij werken op de locatie en hoe wij aan bovenstaande vormgeven op onze locatie.
4.1 Groepen Buitenschoolse Opvang Puk heeft twee locaties, namelijk Klingerveld en Romboutsstraat. Op de locatie Klingerveld kunnen we maximaal 20 kinderen per dag opvangen. Op de locatie Romboutsstraat kunnen we 20 kinderen per dag opvangen. Op beide locaties kunnen kinderen van 4 t/m 12 jaar worden opgevangen. Hierbij geldt één pedagogisch medewerker per 10 kinderen. Voor kinderen vanaf 8 jaar in een groep van maximaal 30 kinderen hoeft de 3de volwassene niet perse een pedagogisch medewerker te zijn. Buitenschoolse Opvang Puk heeft meerdere ruimtes tot haar beschikking. Op beide locaties heeft BSO Puk de mogelijkheid om gebruik te maken van de speelzaal, computerruimte en buitenspeelplaats. De basisgroepen verzamelen en eten in hun eigen ruimte. Na het eten gaan de deuren open en kunnen de kinderen, in overleg met de pedagogisch medewerkers, gebruik maken van alle ruimtes. Buitenschoolse Opvang Puk biedt opvang na schooltijd, in vakanties en op roostervrije dagen. BSO Puk biedt voorschoolse opvang. Dit wordt aangeboden op de locatie Klingerveld. Deze opvang vindt plaats op maandag, dinsdag en donderdag van half 8 tot en met half 9. De kinderen hebben de mogelijkheid om bij de VSO te eten en drinken. Na het ontbijt mogen de kinderen een activiteit doen, dit kan creatief zijn, lezen, wat de kinderen willen. Rond half 9 gaan de kinderen naar het toilet. De kinderen gaan door het gebouw naar het klaslokaal, dus ze gaan niet naar buiten. De pedagogisch medewerker loopt mee tot aan de blauwe deur. Zo kan hij/zij kijken of de kinderen naar de klas gaan. Als er behoefte voor is voor VSO op de locatie Romboutsstraat dan is dit bij voldoende belangstelling, in overleg mogelijk.
28
4.2
Praktische informatie
Onder praktische informatie verstaan wij de informatie rondom de opvang die de kaders aangeeft binnen het werk op de groep. 4.2.1 Structureel samenvoegen van de locaties In de wet- en regelgeving staat vermeld dat een kind in de dagopvang en de buitenschoolse opvang in één vaste groep kinderen geplaatst wordt. Voor de buitenschoolse opvang wordt deze groep kinderen een ‘basisgroep’ genoemd. De wet biedt ruimte om tijdelijk af te wijken van deze regel. Met schriftelijke toestemming van de ouders kan (extra) opvang tijdelijk in een andere groep dan de basisgroep van het kind plaatsvinden. Een basisgroep bestaat bij Buitenschoolse opvang Puk uit maximaal 30 kinderen voor de locatie Klingerveld en maximaal 25 kinderen voor de locatie Romboutsstraat. Op verschillende dagen kunnen verschillende basisgroepen gevormd zijn, ten gevolge van de andere groepssamenstelling en het aantal aanwezige kinderen. In deze samengevoegde groep is er meer keus voor kinderen om samen te spelen en ontstaat meer gelegenheid om specifieke activiteiten aan te bieden, bijvoorbeeld aan kinderen van dezelfde leeftijd of aan kinderen met dezelfde interesse. Bij de samenvoeging zijn vaste pedagogisch medewerkers aanwezig en is de structuur van de dag gelijk, dus herkenbaar voor uw kind. Wanneer wordt uw kind in meer dan één basisgroep geplaatst?
Uw kind kan op verschillende dagen in de week geplaatst zijn op verschillende locaties. U wordt hierover geïnformeerd bij de offerte. Dit is bijvoorbeeld het geval omdat er op bepaalde dagen, maandag en dinsdag een lage kind-bezetting op beide locaties is. De kinderen van beide locaties worden structureel samengevoegd op één van de BSOlocaties. Indien voor een aangevraagde ruildag geen plaats is op de vaste basisgroep van uw kind. Indien voor een aangevraagde extra opvangdag geen plaats is op de vaste basisgroep van uw kind.
De wet verplicht ons om u te informeren en schriftelijke toestemming te vragen voor het plaatsen van uw kind in een tweede basisgroep, ook als dat op dezelfde locatie is. Dat kan incidenteel of gedurende een bepaalde periode voorkomen, bijvoorbeeld door het samenvoegen van groepen. Er zijn verschillende manieren om uw toestemming eenmalig of voor een langere periode te geven voor het plaatsen van uw kind op twee basisgroepen: 1. 2. 3. 4.
met het ondertekenen van de offerte via de toestemmingsverklaring opvang in basisgroepen met het ondertekenen van het aanvraagformulier ruildag met het ondertekenen van het formulier voor incidentele opvang
29
Nieuwe ouders geven middels het ondertekenen van de offerte hun schriftelijke toestemming. Ouders waarvan het kind al gebruik maakt van de buitenschoolse opvang geven door het invullen en verzenden van de 'toestemmingsverklaring opvang in basisgroepen' aan op de hoogte te zijn van bovenstaande informatie en akkoord te gaan. Op de offerte is vermeld op welke locatie en op de maandelijkse factuur in welke basisgroep, uw kind structureel is geplaatst. De medewerkers op de groep informeren u over de eventuele incidentele of tussentijdse samenvoegingen of wijzigingen. Uiteraard kunt u ook de medewerkers van de groep vragen u meer te vertellen de werkwijze.
4.2.2 Openingstijden / personele inzet Klingerveld is op de schooldagen maandag, dinsdag en donderdag van 15.00 uur tot 18.30 uur geopend. In de vakantie en tijdens schoolloze dagen zijn we open van 07.30 uur tot 18.30 uur. Romboutsstraat is op de schooldag maandag van 14.45-18.30 geopend. Op schooldag dinsdag en donderdag is de BSO geopend vanaf 12.00-18.30 uur. Op maandag en dinsdag worden de twee locaties samengevoegd op de locatie Klingerveld. Op donderdag blijft de BSO op de Romboutsstraat. Tijdens vakanties en studiedagen worden de twee BSO’s samengevoegd op locatie Klingerveld. Wij zijn het gehele jaar geopend met uitzondering van de nationale feestdagen. Ieder kind maakt deel uit van een vaste stamgroep met vaste pedagogisch medewerkers. Het team bestaat momenteel uit 3 vaste medewerkers. De personele inzet is conform wet- en regelgeving.
4.2.3 Dagranden/ 3uursregeling in vakantie Op een schooldag mag er maximaal een half uur per dag worden afgeweken van de beroepskracht-kindratio. Op schoolloze dagen en in vakanties mag er maximaal 3 uur worden afgeweken van de beroepskracht-kindratio. Wanneer er wordt afgeweken en er slechts een pedagogisch medewerker in het gebouw aanwezig is, dan is Susan Welten (06-23450848) of Kinderdagverblijf Puk (0493843582), Cindy Gruijters (0623510569) achterwacht. De achterwacht zijn binnen een periode van maximaal 15 minuten aanwezig. Per dag wordt er bekeken wie achterwacht is. Dit wordt op de presentielijst genoteerd. Schooldagen Op schooldagen gaat een pedagogisch medewerker de kinderen op de Romboutsstraat ophalen, de andere pedagogisch medewerker gaat de kinderen van de kleuterklassen ophalen. De overige kinderen komen zelfstandig naar de BSO-ruimt toe. Wij kiezen ervoor om aan het begin van de dag af te wijken van het beroepskracht-kindratio. Aan het eind van de dag wijken wij niet af van het
30
beroepskracht-kindratio. Eén pedagogisch medewerker is aanwezig tot 18:30 uur. De andere pedagogisch medewerker is aanwezig totdat de beroepskrachtkindratio dusdanig is dat één pedagogisch medewerker de groep alleen kan draaien. Op het rooster wordt aangegeven hoe dit op deze dag geregeld is. We hebben een breng- en ophaallijst op de BSO hangen. Zo is duidelijk hoe laat de kinderen opgehaald worden In de vakantie In de vakantie en op schoolloze dagen kan het voorkomen dat er één pedagogisch medewerker als enige volwassene in het pand aanwezig is. Op het rooster wordt aangegeven het op deze dag geregeld is met de achterwacht. Op de presentielijsten houden we de werktijden van de medewerkers bij en de breng- en haaltijden van de kinderen. Zo kunnen we bewaken dat de beroepskracht-kindratio niet langer dan 3 uur per dag wordt overschreden. De medewerkers hebben tussen 13.00 en 15.00 uur pauze. Ook deze tijden worden op de presentielijst bijgehouden.
4.2.4 Toezicht/transparantie Hoewel wij voor de wet niet verplicht zijn het vier-ogenprincipe te beschrijven, hebben wij ter bescherming van de kinderen en medewerkers afspraken over toezicht gemaakt.
Privé camera’s en mobiele telefoons zijn niet toegestaan op de groep. Ouders geven aan als iemand anders het kind komt halen. Is dit niet aangegeven, dan nemen de pedagogisch medewerkers eerst contact op met de ouder(s) voor het kind wordt mee gegeven. De pedagogisch medewerkers hebben zicht op de toiletten. Zij weten welke kinderen er naar het toilet gaan. De pedagogisch medewerkers bewaken dat kinderen niet samen in hetzelfde toilet gaan. De deur naar de BSO, daar kun je niet doorheen kijken. Deze deur staat daarom altijd open. Zo kunnen we zicht houden op de kinderen en op elkaar. Een of twee medewerkers lopen rond over de BSO. Ook op deze manier borgen we een goede sociale controle.
4.2.5 Oudercommissie. De Wet Kinderopvang die sinds 1 januari 2005 van kracht is, geeft ouders het recht onze kinderopvang te beïnvloeden op belangrijke beleidsonderwerpen. Wilt u met ons meepraten en meebeslissen, meld u dan aan voor de vrijwillige functie van oudercommissielid.
31
Oudercommissieleden kunnen bijvoorbeeld met elkaar praten over de organisatie van de Dag van Leidster, de prijs van de opvang, de omgang van de pedagogisch medewerker met ouders, het pedagogisch beleidsplan, het organiseren van feesten en hoe er met klachten wordt omgegaan door de organisatie. De oudercommissie: - overlegt met de vestigingmanager - adviseert gevraagd en ongevraagd de vestigingsmanager - bevordert een goede en heldere informatie aan ouders - onderhoudt contacten met andere ouders - bevordert de betrokkenheid van ouders bij de kinderopvang, bijvoorbeeld door ouderavonden mee te helpen organiseren. - fungeert als aanspreekpunt voor ouders mat klachtenen informeert hen zo nodig over de klachtenprocedure - adviseert over het pedagogisch beleidsplan, voedingsaangelegenheden, Risico-inventarisatie, openingstijden, prijzen van de kinderopvang. Wij zoeken ouders die: -
Mee willen praten en beslissen De kwaliteit van de kinderopvang positief willen beinvloeden Willen samenwerken met andere ouders in de oudercommissie Hun (professionele) deskundigheid willen inzetten voor onze kinderopvang Twee/drie keer per jaar beschikbaar zijn voor een vergadering.
Bij BSO Puk hebben we voor beide locaties een gezamelijke oudercommisie samengesteld. Dit hebben we gedaan, omdat de beide locaties niet groot zijn. Zo hebben we toch een draagvlak vanuit de ouders.
4.2.6 Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling In hoofdstuk 2 hebben wij al aangegeven dat wij werken met de Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling waarin 3 routes beschreven zijn. Op de locatie is een protocollen map aanwezig waarin de Meldcode en de sociale kaart zijn bijgevoegd. De pedagogisch medewerkers zijn bekend met de inhoud van de protocollen map.
4.2.7 Ondersteuning van andere volwassene/achterwacht Pedagogisch medewerkers zijn soms alleen met kinderen op de locatie. Voor calamiteiten kan ook altijd contact opgenomen worden met de locatie en directie van: Kinderopvang Puk:
0493-843582 of 06-81874062
32
Susan Welten:
06-23450848
Cindy Gruijters:
06-23510569
4.3 Wennen De eerste dagen, de basisgroep en mentor Bij plaatsing op de BSO belt Susan Welten (directie) voor een kennismakingsgesprek. Tijdens dit gesprek wordt er uitleg gegeven over de BSO en ouders kunnen bijzonderheden doorgeven over hun kind. De locatie afspraken, de klachten procedure en ons beleid zieke kinderen worden met de ouders doorgenomen. Op de BSO is geen uitgebreide wenperiode zoals op het kinderdagverblijf. Meestal hebben de kinderen op de BSO ook al vriendjes van school die ze kennen. Maar de eerste periode kan soms nog moeilijk zijn voor kinderen. Vooral jonge kleuters kunnen erg moe zijn in het begin. Een wenperiode is natuurlijk bespreekbaar, mocht hier behoefte aan zijn. Een kind van ons kinderdagverblijf kan voor de startdatum alvast een kijkje nemen en een paar keer meespelen. De kinderen die nieuw zijn krijgen in hun wenperiode extra aandacht. We kijken of een kind zich prettig voelt en of het aansluiting vindt bij de groep. Zo nodig helpen we daarbij. Verder wijzen we waar de jassen hangen en waar het bakje voor de persoonlijke spullen staat. Nieuwe kinderen kunnen gekoppeld worden aan een broer of zus of een vriendje van school, op deze manier zullen ze zich ook eerder veilig en vertrouwd voelen op de groep. Ook worden kinderen gekoppeld aan een contactleidster. De contactleidster van het kind begeleidt het kind een beetje extra tijdens de wenperiode, indien nodig. Als er een nieuw kind in de groep is doen we een voorstelrondje met alle kinderen en pedagogisch medewerkers. Onze BSO telt twee basisgroepen. Op maandag en dinsdag is allen de groep op Klingerveld geopend. Op donderdag zijn beide groepen geopend. De kinderen uit de groep zitten samen aan tafel om wat te eten na schooltijd. De dag wordt dus gestart in de basisgroep. Na het eten bieden we activiteiten aan naar leeftijd en interesse. Kinderen zijn dan niet meer gebonden aan hun basisgroep. Elk kind krijgt een contactleidster. De contactleidster is meestal gekoppeld aan de basisgroep van het kind. Deze pedagogisch medewerker is verantwoordelijk voor een goede startperiode van het kind, de administratie rondom het kind, de afspraken met de ouder(s) en hij/zij zorgt dat deze nagekomen worden, de zorg voor het feest bij de verjaardagen en de andere speciale dingen.
33
4.4
Dagindeling
Het is voor alle kinderen belangrijk dat ze de structuur kennen: de vaste punten van een dag. Dit maakt de dag voor kinderen voorspelbaar en begrijpelijk. Hierdoor voelen ze zich veilig en vertrouwd. Als de kinderen uit school komen (Klingerveld), wacht een pedagogisch medewerker de kleuters op. Samen lopen we naar de BSO. De andere kinderen komen naar de BSO-ruimte gelopen. De kinderen van locatie Romboutsstraat worden op maandag en dinsdag opgehaald en naar de locatie Klingerveld gebracht. Op donderdag blijven zij op de Romboutsstraat. De eerste pedagogisch medewerker die op de BSO aankomt dekt met de al aanwezige kinderen de tafel. Als eenmaal alle kinderen er zijn, ruimen de kinderen die aan het spelen waren hun speelgoed op. Daarna gaan we met z’n allen aan tafel. Alle kinderen wassen hun handen voor we aan tafel gaan. Aan tafel wordt flink gekletst. De kinderen vertellen over hun schooldag en de pedagogisch medewerkers vertellen over de activiteiten die aangeboden worden die dag. Kinderen kiezen uit de activiteiten of besluiten iets voor zichzelf te gaan doen. We eten fruit en drinken slimpie of water. Na het eten ruimen we samen de tafel af, de kinderen wassen hun handen en starten we met de activiteiten of vrij spel. De kinderen mogen zelf kiezen welke activiteit zij willen doen. Dit kan betekenen dat kinderen daardoor niet in hun eigen basisgroep zitten. Naast het doen van activiteiten op de groep, gaan we ook vaak lekker naar buiten. Aan het eind van de dag bieden we de kinderen nog wat te drinken aan, en eventueel een lichte versnapering zoals slimpie of water en een soepstengel of cracker met smeerkaas. Bij het afhaalmoment vertellen de pedagogisch medewerkers de ouder(s) wat hun kind heeft gedaan en of er bijzonderheden zijn. Dit gebeurt aan de hand van de dagritmelijst die we bijhouden. Een goede overdracht kan vóór 18.30 uur gegeven worden. Daarna ruimen de pedagogisch medewerkers de groep op en sluiten om 18.30 uur de deuren. Op schoolloze dagen en in de vakanties bieden we de hele dag opvang aan. Onze deuren openen om 07.30 uur. Tot 09.00 komen de kinderen binnen. Tot die tijd kunnen de kinderen vrij spelen. Vaak wordt er wel iets neergezet wat uitnodigt om te gaan spelen. Om 09.15 uur gaan we aan tafel om fruit/groenten te eten en wat te drinken. Na het fruit eten worden er altijd activiteiten aangeboden waar de kinderen aan mee kunnen doen. Rond 12.00 uur gaan we aan tafel voor de lunch. Na de lunch worden er weer activiteiten aangeboden. Rond 15.00 uur cracker/ontbijtkoek/rijstwafel eten. Rond 15.30 uur worden er activiteiten aangeboden en kunnen de kinderen ook vrij spelen. Op lange dagen gaan we, als het weer het toelaat, elke dag ook buiten spelen. Wanneer we een uitstapje maken vertrekken we vaak na het fruit eten. De lunch nemen we dan mee.
34
4.5
Halen van school
BSO Puk (Klingerveld) De meeste kinderen van BSO Puk Klingerveld komen van de Gerarardusschool. Een pedagogisch medewerker gaat de kleuters bij de kleuterklas ophalen. De andere kinderen komen zelfstandig naar de BSO-ruimte. BSO Puk (Romboutstraat) Op basisschool de Ratelaar zijn de onderbouw groepen op dinsdag en donderdag om 12:00 uit. De pedagogisch medewerker gaat de kleuters in de klas ophalen en lopen gezamenlijk naar de BSO ruimte. De overige kinderen komen zelfstandig naar de BSO ruimte gelopen. Om 15:00 uur is de bovenbouw uit en deze kinderen komen zelfstandig naar de BSO ruimte gelopen. Op maandag en dinsdag worden BSO Klingerveld en Romboutsstraat samengevoegd. De kinderen van de BSO Puk Romboutsstraat verzamelen op maandag en dinsdag in de BSO ruimte en worden door de vaste pedagogisch medewerker per auto naar de BSO Klingerveld gebracht. Op donderdag blijven zij op BSO Puk Romboutstraat. Met behulp van de presentielijst wordt gecontroleerd of alle kinderen aanwezig zijn. Op de presentielijst staan alle kinderen genoteerd die deze dag naar de BSO komen. Ook kinderen die bijvoorbeeld een extra dag komen, staan op deze lijst. Er wordt gecontroleerd of alle kinderen aanwezig zijn. Als er een kind ‘vermist’ wordt dan bespreken we dit met de leerkracht van het kind of hij of zij weet of het kind ziek is of door de ouders is opgehaald. Als hier geen duidelijkheid uit komt dan belt de pedagogisch medewerker de ouders. Opvang voor kinderen vanuit andere scholen: Als uw kind op een andere school zit, maar u wil graag gebruik maken van BSO Puk, dan is dit mogelijk. Een vaste medewerker komt uw kind op school ophalen en brengt uw kind naar de betreffende BSO locatie.
4.6
Mogelijkheid om kinderen van KDV en BSO op 1 locatie op te halen
Wij van BSO en KDV Puk bieden de mogelijkheid dat als u kinderen op het kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang heeft dat u dan toch maar naar 1 locatie hoeft te gaan. Wij kunnen ons voor stellen dat als u de hele dag gewerkt heeft, dat het dan fijn is om zo snel mogelijk met uw kinderen naar huis te gaan. Deze mogelijkheid is er, maar het verplicht u tot niets. De kinderen van de buitenschoolse opvang worden dan op het einde van de dag naar het kinderdagverblijf gebracht. Dit gebeurt door een pedagogisch medewerker. Op de buitenschoolse opvang blijft een pedagogisch medewerker.
35
4.7
Toilet bezoek / omkleden
Voor we aan tafel gaan kunnen de kinderen naar de wc. De kinderen op de bso gaan zelfstandig naar het toilet. De allerjongste kinderen kunnen nog wel begeleid worden als ze daar om vragen. We leren de kinderen dat ze hun handen wassen als ze naar het toilet zijn geweest. Soms gebeurt er een ongelukje waardoor een kind schone kleren aan moet. De kinderen krijgen schone kleren en kleden zich dan zelf om op de toiletten. Wanneer een kind hier begeleiding bij nodig heeft gaat een pedagogisch medewerker mee. Dit wordt altijd bij de collega gemeld.
4.8
Eten/drinken/voeding
We eten op een lange schooldag fruit/groenten crackers, ontbijtkoek of rijstwafels. Op tafel kunnen ze pakken wat ze willen en smeren zelf hun crackers. We drinken slimpie of water. We bieden geen hele maaltijd aan als de kinderen uit school komen omdat kinderen anders thuis niet meer eten of teveel aangeboden krijgen. Hierbij hanteren we het advies van het Voedingscentrum. Het is niet verplicht om te eten en drinken, natuurlijk bieden de pedagogisch medewerkers wel altijd wat aan de kinderen aan. Aan het einde van de dag bieden we de kinderen wat fruit en/of groente, crackers, ontbijtkoek of rijstwafels aan. Op locatie Romboutstraat zijn de onderbouwkinderen op dinsdag en donderdag om 12:00 uur uit. Op woensdag zijn de kinderen op de Romboutstraat om 12.45 uur uit. De andere scholen zijn om 12.30 uur uit. Op deze dagen bieden we de kinderen een broodmaaltijd aan als ze uit school komen. Tijdens schoolloze dagen en in de vakanties verzorgen wij naast de lunch en de cracker ’s middags ook een “fruitmoment”. De kinderen krijgen dan fruit en wat te drinken. Bij voedselallergieën bespreken de ouder(s) en de pedagogisch medewerkers welk alternatief er aangeboden kan worden. Verder houden we rekening met religieuze overwegingen, zoals het niet eten van varkensvlees. Soms wordt er iets bijzonders gemaakt met de kinderen. Dat kunnen wraps zijn, soep, fruitspiesjes of bijv. wentelteefjes.
4.9
Activiteiten
Gedurende de dag worden er verschillende activiteiten aangeboden en kunnen de kinderen door het aanbod van materialen zich in vrij spel ontwikkelen. In deze
36
paragraaf geven wij aan hoe wij de activiteiten georganiseerd hebben en gelegenheid bieden tot optimaal vrij spel.
4.9.1 Activiteiten aanbod Inrichting van de ruimtes In het lokaal zijn verschillende hoeken ingericht voor verschillende speelmogelijkheden. Op de groep staat een spelletjeskast. De kinderen kunnen aan de grote tafel knutselen. Bij de speelmat staat al het bouwmateriaal voor de kleinere kinderen. Op de groep staat ook de televisie en de Wii spelcomputer en de Swinxs. De indeling van deze groep is zo dat de spullen gemakkelijk aan de kant kunnen worden geschoven om lekker te bewegen met de kinderen. Vooral op dagen die zich er minder voor lenen om buiten te spelen. Op de locatie Romboutsstraat hebben de kinderen van 8 jaar en ouder een apart hoekje boven. Hier kunnen zij zich terugtrekken van de kleinere kinderen. Er wordt ook regelmatig aan de kinderen gevraagd wat voor speelgoed ze leuk vinden en of ze wensen hebben met betrekking tot de inrichting. We luisteren goed naar de kinderen en hun wensen worden dan meegenomen. Activiteiten en leeftijd gericht werken Buitenschoolse opvang is vrije tijd. Wij leggen daarom de nadruk op ontspanning en leren kinderen om een zinvolle invulling aan hun vrije tijd te geven en daar van te genieten. Door ons gevarieerde activiteitenaanbod leren kinderen waar hun belangstelling ligt. Wij werken met terugkerende thema’s zoals de seizoenen en de feestdagen, deze worden aangevuld met andere thema’s die per jaar kunnen wisselen. De thema’s zijn bedoeld als inspiratiebron voor allerlei activiteiten: knutselen, sport en spel, muziek, (voor)lezen, kunst, binnen en buiten. Het team bedenkt in samenspraak met de kinderen activiteiten bij elk thema waarbij alle ontwikkelingsgebieden aan bod komen. Door kinderen in aanraking te laten komen met dingen die ze niet dagelijks tegenkomen bieden we ze de uitdaging en verwondering die hen prikkelt om de wereld verder te gaan ontdekken. Ook de kinderen zelf komen met originele ideeën. Kinderen zijn niet verplicht met activiteiten mee te doen. Op school moeten ze al veel, dus als ze vrij willen spelen of gewoon ‘even niks’ willen doen, dan mag dat. We werken leeftijdsgericht. Een pedagogisch medewerker kan besluiten met een groepje kleuters wat te gaan doen. Of bedenkt een uitdagend spel voor de oudste kinderen, zonder dat ze gestoord worden door de kleintjes. Voor de vakanties maken we een programma. We plannen diverse activiteiten en uitstapjes. We bezoeken bijvoorbeeld in de lente een kinderboerderij. Bij uitstapjes maken we duidelijke afspraken met de kinderen.
37
Natuurlijk is er ook ruimte voor onderwerpen buiten het thema. Stel dat veel kinderen helemaal vol zijn van de aankomende finale van Holland’s Got Talent, dan organiseren we een show voor jonge singer-songwriters, stoere luchtgitaar spelers en andere aanstormende talenten, BSO’s Got talent. Om ons activiteitenaanbod nog aantrekkelijker te maken, geven we de kinderen de ruimte om met hun eigen ideeën te komen voor thema’s en activiteiten.
Sport en spel Sporten is leuk, én goed! Juist op de BSO kunnen kinderen diverse sport-, spelen bewegingsactiviteiten ondernemen. Het gaat dan vooral om het plezier in bewegen; tenslotte is BSO vrije tijd. Kinderen leren iets in groepsverband te ondernemen. Als groep kun je winnen of verliezen. Je kunt samen heel trots zijn, ‘we hebben gewonnen’ of je krijgt samen een teleurstelling te verwerken ‘we hebben verloren’. Dit versterkt het saamhorigheidsgevoel. In de zomermaanden spelen we veel buiten en doen dan ook veel sport en spel. Ook wordt er goed naar de ontwikkeling van de kinderen gekeken en passen we de activiteiten hier eventueel op aan. Zo stimuleren we de motorische vaardigheden van de kinderen. We kunnen op beide locatie terecht in de gymzaal. De oudere kinderen, die daarvoor toestemming hebben van hun ouders, mogen ook alleen buiten spelen op de speelplaats. Hier hebben we natuurlijk zicht op. De sport en spel-activiteiten worden in de speelzaal of buiten gedaan. Computeren Moderne media zijn niet weg te denken uit ons leven. Veel kinderen, en vooral onze jongens op de BSO, zijn dol op gamen. Bij het samen spelen van computerspellen komt de behoefte van kinderen (en vooral jongens) om competitief bezig te zijn aan bod. Wij vinden het belangrijk dat kinderen voldoende beweging krijgen en niet alleen maar achter de spelcomputer zitten. Het is dus een kwestie van zoeken naar de juiste balans, maar het wordt wel aangeboden op onze BSO. Op de BSO hebben we gekozen voor een Wii spelcomputer en een swinxs. Op de Wii kunnen spelletjes op gespeeld worden waarbij óók bewogen wordt. We zorgen ervoor dat kinderen niet langer dan 20 minuten per dag op de spelcomputer spelen. De Wii staat op de basisgroep. De swinx is gemakkelijk verplaatsbaar. De ene keer wordt deze op de basisgroep gebruikt, de andere keer in de speelzaal en weer een andere keer nemen we deze mee naar buiten. De kinderen hebben ook de mogelijkheid om aan de computers van school te werken. Zij verlaten dan de basisgroep. De pedagogisch medewerker gaat met regelmaat kijken bij de computers.
38
Televisie Op woensdagen of lange dagen wordt er wel eens een DVD gekeken met de kinderen. Er wordt goed opgelet of de films qua leeftijd geschikt zijn voor de aanwezige kinderen. De televisie staat op de basisgroep. Vakantie en uitstapjes In de vakantie is de BSO om half acht geopend en kunnen de kinderen tot 09.00 uur binnen komen. Graag horen we tijdig wanneer de kinderen niet naar de opvang komen. Dit is mede om de planning van de uitstapjes en van het personeel goed te kunnen laten verlopen of een eventuele aanvraag van een ruil dag te kunnen honoreren. De kinderen worden betrokken in wat voor uitstapjes ze willen beleven in de vakantie. Vieringen Als er een jarige op de groep is, wordt dit kind op de BSO in het zonnetje gezet. De jarige job mag op de stoel staan, wordt uitgebreid toegezongen en krijgt een cadeautje. Op school hebben de kinderen al wat uitgedeeld. Wij verwachten niet dat kinderen ook nog trakteren op de BSO maar het mag wel. We vragen de ouders dan wel om een gezonde traktatie mee te geven. Wanneer er toch snoep wordt uitgedeeld, krijgen de kinderen dat mee naar huis. Feestdagen We besteden aandacht aan de feestdagen. We bieden activiteiten aan die daar mee te maken hebben en brengen de groepen in de sfeer. Ook de kinderen zelf denken mee hoe we hier vorm aan geven.
4.9.2 Vrij spel Naast het meedoen met activiteiten is er ook ruimte voor de kinderen om hun eigen keuzes te maken. Ze kunnen kiezen wat ze gaan doen en met wie. De pedagogisch medewerker heeft hierin een faciliterende rol. De groepen zijn aantrekkelijk ingericht. Het speelgoed staat binnen het bereik en zicht van de kinderen. De speelhoeken zijn ingericht zodat ze uitnodigen tot spel. De pedagogisch medewerkers spelen ook mee met de kinderen. Bijvoorbeeld bij het doen van een bordspel is het handig dat een volwassene de spelregels de eerste keer met de kinderen doorneemt. Kinderen vinden het ook vaak gezellig als een pedagogisch medewerker mee speelt. Kinderen groeien in hun zelfstandigheid en zelfredzaamheid. Dit houdt in, eigen keuzes leren maken, zelf kiezen met wie je speelt, zelf kiezen wat je speelt. De rol van de pedagogisch medewerker is die van begeleider. Hoe ouder een kind wordt, hoe meer behoefte het krijgt dingen zelfstandig te ondernemen. Bij
39
zelfstandigheid hoort ook verantwoordelijkheid. We leren de kinderen om eerst op te ruimen waar je mee hebt gespeeld voordat je met iets anders gaat spelen.
4.9.3 Opendeuren in de praktijk Sommige kinderen kennen elkaar van school. Anderen ontwikkelen vriendschappen op de BSO. We geven kinderen de ruimte elkaar op te zoeken. Ze kunnen van elke ruimte en elke speelhoek gebruik maken, en aan activiteiten deelnemen. Als de deuren open zijn is er een pedagogisch medewerker op de groep bij de kinderen de andere pedagogisch medewerker kan de kinderen die buitenspelen controleren of ze zich aan de regels houden of de kinderen observeren.
4.9.4 Kinderparticipatie Door kinderen mee te laten denken wordt hun betrokkenheid bij de BSO vergroot. Daarom zullen we de kinderen altijd vragen wat zij graag willen doen, welk uitstapje zij graag willen maken in de vakantie en bijvoorbeeld welk speelmateriaal zij graag op de BSO zouden zien. Vervolgens is het belangrijk om hier binnen de mogelijkheden dan ook gehoor aan te geven. Niet alle wensen kunnen gehonoreerd worden. Het is belangrijk hier terugkoppeling over te geven aan de kinderen en uitleg te geven over de keuzes die gemaakt zijn. Samen met de kinderen zijn er afspraken gemaakt over hoe we ons op de BSO gedragen. Door deze afspraken samen met de kinderen te maken zijn ze eerder geneigd om zich er aan te houden. De afspraken hangen duidelijk in het zicht op de groepen.
4.9.5 Buitenspelen Er zijn kinderen die alleen onder begeleiding buitenspelen. Dit geldt in ieder geval voor alle kinderen onder de 8 jaar. Als we buitenspelen weten de kinderen aan welke afspraken ze zich moeten houden. Buitenspelen kan lekker vrij spelen zijn maar wij zullen ook regelmatig activiteiten aanbieden bij het buitenspelen. Voetballen, maar ook wroeten in de aarde kan vlekken opleveren. Wij vragen daarom rekening te houden met de kledingkeuze van de kinderen en hen kleding aan te trekken waarin ze lekker kunnen spelen. Zo kunnen ze ongestoord ravotten, ontdekken en plezier hebben!
4.10
Afspraken
De afspraken over hoe we ons gedragen op de BSO worden samen met de kinderen gemaakt. Daarbij maken we ook afspraken hoe we conflicten willen
40
oplossen. Door de kinderen meer verantwoordelijkheid te geven worden ze betrokken bij het groepsproces. Zij bepalen daardoor ook voor een deel de sfeer op de groep. De regels zijn samen met de kinderen geschreven, in positieve termen en hangen zichtbaar op de groep.
4.11
Afscheid nemen van de groep
Aan het eind van de dag vertellen we de ouder die het kind komt ophalen hoe de dag is verlopen en wat we hebben gedaan. Wanneer kinderen worden opgehaald groeten ze de pedagogisch medewerkers van die dag voor ze naar huis gaan. Als kinderen hun laatste dag hebben op de opvang wordt hier altijd aandacht aan besteed in de groep. 4.12 Schoolcontacten Gerardusschool Klingerveld 6 5752 AK Deurne Tel. 0493 – 314144 Directeur: Mirella Adams Willibrordus/Ratelaar Romboutsstraat 2 5751BW Deurne Tel. 0493 - 312660 Directeur: Helen Senior
41