Pedagogisch kader kindercentra 4 – 13 jaar
Verslag van twee bijeenkomsten participatief werken in de BSO (januari/februari 2010) Input Pedagogisch kader 4-13 jaar Verslag door Marja van Dijk, JSO Wat is kinderparticipatie? “kinderen hebben de neiging om over de grens te gaan, zodat ze de wereld verder kunnen ontdekken. Kinderparticipatie is samen met de kinderen grenzen verleggen.” “kinderen de mogelijkheid geven om te groeien op hun eigen manier zodat ze vertrouwen krijgen in zichzelf en elk kind op zijn eigen manier tot volle bloei komt”.
1.
Waarom is het belangrijk om participatief te werken in de BSO? a. Door participatief werken worden de kinderen opgevoed tot democratische burgers
Democratisch burgerschap De BSO heeft de taak om de kinderen op te voeden tot democratische burgers. Over 10 jaar moeten zij als democratisch burger participeren in de maatschappij. Daar heeft de BSO nu al een rol in. Democratisch burgerschap leer je in de BSO door te participeren in een groep. De kinderen leren dat ze wat te vertellen hebben en dat hun mening er toe doet. Kinderen leren verantwoording nemen voor de inbreng van hun eigen ideeën. Zij leren hoe zij hun mening kenbaar kunnen maken en kunnen delen met de anderen in de groep. Naast het kenbaar maken van hun eigen mening, moeten ze ook leren luisteren naar de mening van anderen. En tot slot leren ze om samen compromissen te sluiten. Kinderen leren op deze wijze ook te presenteren en te formuleren: “Hoe krijg ik de ander zover dat er geluisterd wordt naar wat ik te zeggen heb?” De BSO biedt hier een fijne oefensituatie voor. De voorwaarden zijn aanwezig: geen grote groep, bekend met de groep, een veilige situatie. Elk kind moet invloed uit kunnen oefenen. Als kinderen ervaren dat ze geen invloed hebben op de situatie in de groep, resulteert dit in negatief gedrag zoals zich afzetten, terugtrekken, slachtofferrol. Het is belangrijk om ervoor te waken dat er steeds gestemd wordt. Ook moet je zien te voorkomen dat de meerderheid altijd gelijk krijgt. De kinderen moeten leren en oefenen dat er ook andere manieren zijn om tot een keuze te komen. Kinderen kunnen worden aangesproken worden op hun eigen verantwoordelijkheid. Het gaat om het proces. De kinderen leren ervaren hoe het proces van besluitvorming gaat. Het proces maakt de kinderen tot democratisch burgers – niet het resultaat! Een kind leert wat kan er allemaal in mis gaan, hoe het niet moet en waarom iets niet kan. Ook dit vraagt veel van de pedagogisch medewerker. De pedagogisch medewerker moet kijken door de ogen van de kinderen. b. Participatief werken versterkt de persoonlijke, sociale en morele competenties Persoonlijke competenties Door participatief werken wordt: • De eigenheid van de kinderen gevormd • Het zelfstandig denken versterkt; ik heb een idee • Het zelfvertrouwen vergroot; ik krijg iets voor elkaar • De eigenwaarde vergroot; ik doe er toe
1
• De eigen identiteit ontwikkelt; ik heb een eigen mening • De eigen mening van kinderen gestimuleerd; er wordt naar mij geluisterd Sociale competenties Door participatief werken • Leren de kinderen om met elkaar in groepsverband om te gaan • Leren de kinderen van elkaar dat ze anders zijn • Wordt de saamhorigheid versterkt • Leren de kinderen compromissen te sluiten • Leren de kinderen keuzes maken • Voelen de kinderen zich verantwoordelijk en meer betrokken bij de groep • Zijn de kinderen met de pedagogisch medewerker(s) op een positieve en actieve manier in interactie • Ontdekken de kinderen dat ze invloed hebben en dat hun mening gehoord wordt. Morele competenties Door participatief werken • Leren kinderen respect op te brengen voor elkaar en elkaars ideeën • Voelen kinderen zich serieus genomen • Leren kinderen om te gaan met inspraak; ik mag meedenken, meebeslissen, uitvoeren en meedoen. • Leren kinderen dat ze invloed kunnen uitoefenen • Leren kinderen met verschillen omgaan • Leren kinderen benoemen wat ze nodig hebben Overig Het belang voor (democratisch) functioneren in de maatschappij Het is bijna onmogelijk om kinderen geen inspraak te geven, met name de oudere kinderen. Er ontstaat meer vertrouwen tussen de kinderen en de pedagogisch medewerker De pedagogisch werker laat zich inspireren door de kinderen Er ontstaat een gevarieerder activiteitenaanbod Kinderen zijn gemotiveerder Kinderen zien vaak mogelijkheden en kansen waar je ze zelf niet had vermoed 2.
Hoe wordt rekening gehouden met de verschillende leeftijden en moet je rekening houden met sekseverschillen?
De vorm van kinderparticipatie pas je aan, aan de leeftijdsgroep en belevingswereld van de kinderen. • Oudere kinderen kunnen deelnemen aan bijvoorbeeld kindervergaderingen (vanaf 8/9 jaar). Zij hebben zelf al in ruime mate het besef wat mogelijk is binnen gestelde grenzen. • Jonge kinderen bied je een wat meer beperkte keuze mogelijkheid (bijv. Een keuzelijstje wat betreft eten in een vakantie). Zo leren ze langzaamaan deel te nemen aan het participatief werken. Sekseverschillen Er zijn verschillen in interesses tussen jongens en meisjes, en deze verschillen mogen er zijn. Je houdt rekening met sekseverschillen, maar je laat je er niet door beperken. Meisjes kunnen zich over het algemeen langer focussen en jongens zijn meestal meer to-the-point. Kinderen worden steeds meer alleen maar door vrouwen opgevoed. In het onderwijs en ook in de kinderopvang/BSO werken voornamelijk vrouwen. Belangrijk is dat de Pedagogisch medewerker zich bewust is van zijn/haar eigen opvattingen over de verschillende rolpatronen. Hoe kijken de Pedagogisch medewerkers aan tegen de sekseverschillen en hoe gaan zij daar mee om? Er is geen goed of fout als het gaat over sekseverschillen. Bij de BSO van Vlietkinderen werd door de kinderen gekozen voor een aparte meidenkamer. De kinderen van de BSO van Kinderrijk kozen voor een lounge, die de ene keer door de meiden gebruikt wordt en de andere keer door de jongens. De wens van de groep moet worden gevolgd. De denkbeelden van de PM kunnen daarbij wel in de weg staan (bv. Inrichting ruimte of activiteitenaanbod)
2
Het gaat niet zozeer om leeftijd- of sekseverschillen, maar het zijn allemaal andere kinderen. Er moeten verschillende vormen worden gebruikt, zodat ieder kind tot zijn recht komt. In het dagelijks werk zijn de kinderen meestal verdeeld naar leeftijd; kinderparticipatie wordt dan aangepast aan de leeftijdsgroep. Jongens en meisjes verschillen qua interesse en aanpak, hier wordt zo veel mogelijk rekening mee gehouden. In de praktijk blijkt het voor veel vrouwelijke PMers lastig te zijn om zich te verplaatsen in wat jongens leuk vinden. Zij zijn sneller geneigd om de ideeen en het gedrag van de jongens te verwerpen. Bijvoorbeeld het naspelen van tekenfilms waarin schieten een rol speelt. Veel vrouwelijke PMers hebben hier moeite mee terwijl ze dit niet hebben bij bijvoorbeeld het naspelen van Idols. 3.
Participatief werken en de rol van de Pedagogisch medewerker
Belangrijk is dat de Pedagogisch medewerkers een duidelijk beeld hebben van democratisch burgerschap. Democratisch burgerschap zou binnen de gehele organisatie moeten worden voorgeleefd en in de organisatie verankerd moeten zijn. Ook de Pedagogisch medewerkers moeten hun invloed kunnen uitoefenen. De pedagogisch medewerker vindt haar/zijn inspiratie door nieuwsgierig te zijn naar wat de kinderen willen. Het zou de basishouding van de pedagogisch medewerker moeten zijn: “door te luisteren kan ik mij door de kinderen laten inspireren”. Binnen kinderopvangorganisatie Kinderrijk wordt veel gewerkt volgens de principes van de pedagoog Malaguzzi. Binnen deze werkwijze is het belangrijk dat kinderen voor vol worden aangezien, als onderzoekers. Het is de taak van de pedagogisch medewerkers om de ideeën van de kinderen te helpen verwezenlijken. Dit komt tot uiting in het handelen van de pedagogisch medewerker en bijvoorbeeld in de inrichting van de ruimte. De werkwijze volgens de pedagoog Malaguzzi ( Reggio Emilia) gaat uit van een open, nieuwsgierige houding naar het kind en geeft het kind de ruimte en stimuleert het kind om zijn/haar gedachten en gevoelens onder woorden te brengen. Het kind leert zijn gevoelens en mening onder woorden te brengen en zichzelf en de ander serieus te nemen. Belangrijk bij kinderparticipatie is dat het niet een kunstje is wat we elke laatste vrijdag van de maand doen, maar een rode draad door het werk. De BSO kan eigenlijk niet om kinderparticipatie heen. Als de pedagogisch medewerker niet luistert naar het kind, is er een grote kans dat het kind zich gaat afzetten. Het is belangrijk dat de pedagogisch medewerker zich hiervan bewust is. De houding en de rol van de pedagogisch medewerker komt de volgende keer uitgebreider aanbod. Welke houding vereist participatief werken van de PM? Kinderparticipatie is een grondhouding. De PM moet kansen grijpen. De PM moet zichzelf niet blokkeren in de mogelijkheden die kinderen zien; de PM moet dus niet direct de deur dichtdoen, als kinderen met vragen komen die ongebruikelijk zijn. Soms is het makkelijker om nee te zeggen of ik wil dat niet. Het gaat er juist om op dat moment de kans te zien, dit brengt nieuwe initiatieven en perspectieven met zich mee. Houding naar kind: • Open/toegankelijk • Flexibel • Spontaan • Brede blik: mogelijkheden en kansen zien • Actief luisteren • Nieuwsgierig • Inlevingsvermogen • Voortdurend in interactie • Geen angst voor ongebaande paden • Respect voor individu Hoe bewerkstellig je zo’n houding? Je beroepshouding naar het kind is ook je houding naar je mede teamleden toe. Respect voor het individu is belangrijk; iedereen is anders, maar heeft een eigen inbreng. Het is belangrijk dat iedereen zich veilig voelt en dat de grenzen worden aangeven. Het vereist een heel traject. Niet ieder team is toe aan kinderparticipatie. Dit moet je met elkaar opbouwen. Vertrouwen hebben in elkaar. Weten wat je aan elkaar hebt.
3
Welke vaardigheden zijn nodig? Naast een aantal vaardigheden is het is ook belangrijk om kennis te hebben van of inzicht te hebben in de ontwikkelingsfases van kinderen. Door deze kennis kan de PM aanhaken op de ontwikkeling, en bijvoorbeeld weten waar een vraag vandaan kan komen. Hier moet je ook je werkvormen op afstemmen. Vaardigheden: o Luisteren naar kinderen o Geduld hebben o Eigen opvattingen los kunnen laten o Meedenken, uitvragen o Proces begeleiden o Reflecteren op eigen handelen o Verschillende werkvormen kunnen gebruiken Houding naar het team: • Overleg/afstemming/eenduidigheid • Zelfde einddoel met respect voor individu Houding naar ouders: • Communicatie o Info o Uitleg o Wisselwerking Door middel van digitale foto’s, internet en nieuwsbrieven Over het algemeen staan ouders open voor het participatief werken, tenzij de veiligheid van het kind in het geding komt. Ouders zijn vaak (te) beschermend, dit werkt beperkend. Ouders betalen veel geld voor de opvang, er wordt wel eens gezegd: “ik wil dat mijn kind geëntertaind wordt”, terwijl de BSO de kinderen zelf laten bepalen wat ze willen doen. Dit vraagt veel communicatie met ouders. Het is vaak 1 richtingsverkeer. Je moet inzichtelijk maken wat je doet. Daadwerkelijk laten zijn wat er wordt gedaan. Ouders worden dan nieuwsgierig.
Wat mag je verwachten van een PM (gemiddeld) Niet alle PM’ers hoeven bovenstaande houding en vaardigheden te bezitten, maar in de teamsamenstelling kun je er wel voor zorgen dat alle vaardigheden aanwezig zijn. De PM moet in ieder geval de wil hebben en nieuwsgierig zijn om met kinderparticipatie aan de slag gaan. De PM moet bereid zijn om zichzelf te ontwikkelen. De PM moet een lerende houding hebben en kunnen reflecteren op eigen handelen. Als PM’ers van de opleiding komen hebben ze wel de kennis paraat, maar binnen de organisatie moeten deze jonge mensen worden gecoacht en geschoold op kinderparticipatie. Kinderparticipatie zou niet een los onderdeel binnen de opleiding moeten zijn maar het moet ook daar de basis zijn. De PM in opleiding zou het aan de lijve moeten voelen wat participatie is in de eigen opleidingsgroep. Daarnaast zou het goed zijn als een BSO stage verplicht zou worden voor zowel een groep jonge kinderen als een groep oudere kinderen. Als PM’ers weerstand hebben om met kinderparticipatie aan de slag te gaan, dan moet het vanuit het management worden aangestuurd. 4.
Hoe geef je kinderparticipatie een structurele plek?
Binnen de hiërarchische organisatie van de BSO moet kinderparticipatie vorm worden gegeven. Dit zal op alle niveaus moeten gebeuren. Het moet zo worden vormgegeven dat het voor iedereen prioriteit heeft en in alle lagen van de organisatie serieus wordt genomen. Hiervoor is een hoger doel nodig, en moet worden geformuleerd waarom het zo belangrijk is. Een duidelijke visie op participatief werken is noodzakelijk. Participatief werken zal op alle niveaus binnen de organisatie zichtbaar en voelbaar moeten zijn. Het moet opgenomen worden in de structuur en in de cultuur van de organisatie.
4
Opnemen in de structuur van de organisatie • Kinderparticipatie een plek geven in functioneringsgesprekken, beoordelingsgesprekken en sollicitatiegesprekken • Kinderparticipatie opnemen in het functieprofiel • Het middenkader zal meer pedagogisch inhoudelijk onderlegd moeten zijn Cultuur: • Kinderparticipatie zal meer geïntegreerd moeten worden in de cultuur van de organisatie. Nu nog te vrijblijvend • Er zal een duidelijke visie op kinderparticipatie geformuleerd moeten worden en een beleid. Nu veelal losse stukken en geen consistente lijn • Participatief werken zal een basishouding moeten zijn voor alle medewerkers binnen de organisatie. Het vormt een onderdeel van de beroepsinhoud Overig • Kinderparticipatie opnemen in de opleidingen SPW • train de trainer middenkader Op welke manier wordt het participatief werken ondersteund en gestimuleerd door het management? De rode draad in de discussie is dat het management ruimte moet laten voor de PM en de PM moet ruimte laten aan kind. Participatie niet alleen richting kinderen, maar ook vanuit het management richting PM. “Je kunt als management wel willen dat PM participatief werken, maar het management moet het zelf ook voorleven.”
Door middel van bijscholing PM PM de mogelijkheden geven om bijvoorbeeld mee te discussiëren over concept beleid Regelmatig het onderwerp kinderparticipatie agenderen op vergaderingen Kindtevredenheids-onderzoeken houden o Op welbevinden focus op kind o Op project evaluatie focus op project (bijv. Sport BSO) Zelfsturende teams Participeren moet je leren o Introductie voor nieuwe medewerkers “Good practice” laten zien (door management)
Welke plek heeft participatief werken in het personeelsbeleid: aannamebeleid, functieprofiel, de functioneringsgesprekken? Kinderparticipatie is de grondhouding van de medewerkers. Maar het gaat niet alleen om medewerkers, het gaat ook om management en de hele organisatie. Daar horen een aantal vaardigheden bij. Als je dit hebt vastgesteld als organisaties, kun je het ook meenemen in je profiel en naar de vragen in je sollicitatiegesprekken. 5. Welke werkvormen kun je gebruiken om kinderen te laten participeren? De kunst is om kinderparticipatie levendig te houden en open te staan voor verschillende werkvormen. De Kinderraad wordt vaak ingezet, maar op verschillende manieren. Een van de organisaties vergadert ’s avonds met de kinderen. Na eerst samen gegeten te hebben. Een andere organisatie werkt met een afvaardiging van verschillende BSO’s en vergadert overdag. Alleen de oudere kinderen participeren in de Kinderraad. De jongere kinderen geven d.m.v. bijvoorbeeld tekeningen aan wat ze zouden willen. Deze tekeningen worden door de oudere kinderen meegenomen naar de vergadering. Kinderparticipatie is moeilijker naarmate kinderen jonger zijn. Voor de hele jonge kinderen is vergaderen niet interessant, maar ze moeten wel worden gehoord. Dit gebeurt spelenderwijs en kan op allerlei manieren, als ze maar betrokken worden. De Kinderraad is optie, geen must
5
Stel je hebt een groep van 20 kinderen, die kinderen komen allemaal met ideeën, hoe ga je daarmee om? Je kunt natuurlijk niet altijd elk idee honoreren, hoe geef je dat dan vorm? - Je zult duidelijk moeten maken wat al dan niet mogelijk is op dat moment. Goed dat je ideeën hebt, maar niet alles kan gehonoreerd worden. De kracht zit in het waarderen en belonen van initiatief. Uitleg en kaderen is belangrijk. Niet alles kan altijd en al helemaal niet tegelijk. Dat is ook een leerproces voor kinderen. - Soms kan je niet meteen iets ergens mee doen. Je moet dan wel bewaken, dat je het na het parkeren wel weer oppakt. Een kind komt niet altijd nog een keer met hetzelfde idee. Je moet het dus onthouden. Beter is natuurlijk het ijzer te smeden als het heet is. Later is het misschien minder interessant. Wat zou je kunnen doen om het niet te vergeten? - De beste vorm is nog niet gevonden. Triangel gebruikt een deur waar alle wensen op vast kunnen worden gelegd. Daar kan een kind alles kwijt. Wasko heeft daar een prikbord voor. De deur wordt in de kinderraad afgehandeld. Prikbord gaat onder de arm mee naar de kinderraad. Overige werkvormen - bak met foto’s van activiteiten - individuele gesprekken - gesprekken aan tafel - kindervergadering - kinderraad - prikbord - wensendeur - De kinderen krijgen 100 euro om speelgoed te kopen, dit gaan ze met elkaar kopen. Niet alleen praten maar ook doen. Dus ook overleggen met elkaar en leren van fouten (bijvoorbeeld als blijkt dat iets snel kapot gaat) Waar haal je je ideeën vandaan? - van de kinderen - je laten inspireren door het kind - map van JSO - cursus kinderparticipatie - boekje van Korczak. Er is ook een boekje hierover van Joop Berding Voorbeeld van Triangel De kinderen wilden graag cola en hazelnootpasta. Dit was op dat moment niet aanwezig. Vervolgens zijn de kinderen het zelf gaan maken. Er wordt opgemerkt dat er een spanningsveld zit tussen resultaat en proces. Ouders willen graag resultaat zien (het mooie olifantje), terwijl de PM wil dat iemand lekker zit te knutselen op eigen initiatief. Participatief werken gaat om het proces waar het kind door heen gaat. Het vereist veel van de PM om ouders uit te leggen waarom iets is zoals het is. Belangrijkste vraag is: Wat willen de kinderen. Soms is dit in strijd met wat ouders willen. Dit geeft regelmatig wrijving want je wilt het leukste/beste voor de kinderen maar de ouder blijft de betalende klant.
Het Pedagogisch kader kindercentra 4 – 13 jaar wordt ontwikkeld in opdracht van Bureau Kwaliteit Kinderopvang / BKK te Utrecht door het Kohnstamm Instituut en het Nederlands Jeugdinstituut.
6