Participatiemonitor Drechtsteden 2009 Maatschappelijke deelname en voorzieningen
Onderzoekcentrum Drechtsteden drs. A.E. de Jong drs. D.M. Verkade dr. J.W. Metz februari 2010
Colofon Opdrachtgever Tekst Drukwerk Informatie
GR Drechtsteden Onderzoekcentrum Drechtsteden Impuls Publiciteit, Alblasserdam GR Drechtsteden Onderzoekcentrum Drechtsteden Postbus 619 3300 AP Dordrecht 078 – 620 65 25 www.onderzoekcentrumdrechtsteden.nl
Overnemen van delen van de tekst is toegestaan onder voorwaarde van een duidelijke bronvermelding.
Inhoud Samenvatting en conclusies ...................................................................5 1 Inleiding ....................................................................................... 11 1.1 Aanleiding en doel .......................................................................... 11 1.2 Vraagstelling.................................................................................. 11 1.3 Opzet............................................................................................ 11 1.4 Leeswijzer ..................................................................................... 12 2 Wie wonen er in de Drechtsteden?................................................ 15 2.1 Geslacht en leeftijd ......................................................................... 15 2.2 Opleiding....................................................................................... 16 2.3 Dagelijkse bezigheden..................................................................... 16 2.4 Allochtonen.................................................................................... 17 2.5 Huishoudens .................................................................................. 18 2.6 Inkomenscategorieën...................................................................... 19 2.7 Beperkingen .................................................................................. 19 2.8 Sociaal isolement ........................................................................... 20 2.9 Maatschappelijke positie.................................................................. 21 2.10 Gevoelens over discriminatie.......................................................... 22 3 De trappen van participatie ........................................................... 23 3.1 Het belang van participatie .............................................................. 23 3.2 Meten van participatie..................................................................... 25 3.3 De trappen van participatie.............................................................. 27 4 Steun bieden ................................................................................. 31 4.1 Mantelzorg .................................................................................... 31 4.2 Vrijwilligerswerk ............................................................................. 33 4.3 Actief in de buurt ....................................................... 35 4.3 Actief in de buurt............................................................................ 35 4.4 Non-deelname ............................................................................... 37 5 Deelnemen .................................................................................... 41 5.1 Lidmaatschap................................................................................. 41 5.2 Stemgedrag................................................................................... 43 5.3 Sociale contacten en sociaal isolement .............................................. 45 5.4 Sport ............................................................................................ 49 5.5 Cultuur en voorzieningen................................................................. 51 5.6 Vakantie........................................................................................ 53 5.7 Non-deelname ............................................................................... 54 6 Steun krijgen ................................................................................ 57 6.1 Steun van sociale contacten............................................................. 57 6.2 Steun vanuit professionals/instellingen.............................................. 59 6.3 Wanneer steun gemist wordt… ......................................................... 65 7 Bewoners met weinig geld ............................................................ 69 7.1 Een (zeer) laag inkomen ................................................................. 69 7.2 Inwoners met weinig geld................................................................ 70 7.3 Invloed van inkomen op steun bieden ............................................... 73 7.4 Invloed van inkomen op deelname ................................................... 75 7.5 Steun krijgen ................................................................................. 80 7.6 Inkomen heeft invloed op participatie ............................................... 82 8 Drempels voor mensen met ernstige beperking ............................ 83 8.1 Beperkingen en belemmeringen ....................................................... 83
8.2 8.3 8.4 8.5 8.6
Inwoners en hun beperkingen .......................................................... 84 Invloed van beperkingen op steun geven........................................... 88 Invloed van beperkingen op deelname .............................................. 90 Steun krijgen ................................................................................. 95 Invloed van een ernstige beperking op participatie ............................. 97
Bijlagen .............................................................................................. 100 Bijlage 1 Literatuur ............................................................................ 102 Bijlage 2 Methodologische verantwoording ............................................ 104 Bijlage 3 Aanvullende tabellen ............................................................. 110 Bijlage 4 Vragenlijst ........................................................................... 114
Samenvatting en conclusies Nagenoeg alle Drechtstedelingen doen mee met de samenleving en het overgrote deel van de bevolking krijgt van de eigen omgeving de benodigde steun. De actieve bijdrage aan de samenleving in de vorm van vrijwilligerswerk, mantelzorg of inzet voor de buurt blijft in vergelijking daarbij achter. Dit zijn de voornaamste conclusies uit de Participatiemonitor Drechtsteden van het Onderzoekcentrum Drechtsteden (OCD). De monitor schetst een portret van de bevolking van de Drechtsteden, in het bijzonder wat betreft inkomen en beperkingen. Het laat zien op welke wijzen en in welke mate de inwoners van de Drechtsteden deelnemen aan de samenleving en leert wat de bekendheid met en het gebruik van de voorzieningen is.
De Participatiemonitor Drechtsteden is door het OCD ontwikkeld in overleg met Bureau Drechtsteden en de zes Drechtstedengemeenten. De monitor gaat over sociaal maatschappelijke deelname. Dit is een nieuwe insteek, waarbij niet alleen of de totale sociaal economische, politieke of maatschappelijke participatie centraal staat, maar een combinatie en delen ervan. Het doel van de monitor is om voor zowel de Drechtsteden als de individuele Drechtsteden-gemeenten op het terrein van sociaal beleid tendensen te signaleren en informatie te genereren op basis waarvan het beleid kan worden gestuurd. Maatschappelijke participatie is de kern van sociaal beleid. Contacten tussen mensen vormen de basis van het samen leven. De monitor is gebaseerd op vragenlijstonderzoek (respons 45%), aangevuld met registratiegegevens. In deze samenvatting en conclusies presenteren wij de belangrijkste uitkomsten van de monitor. Dat doen wij aan de hand van ‘de trappen van participatie’, het theoretische model dat aan de basis ligt van de Participatiemonitor Drechtsteden. Door middel van dit model monitoren we de sociaalmaatschappelijke deelname aan de samenleving (participatie). In afzonderlijke kaders besteden wij extra aandacht aan mensen met weinig geld en aan mensen met een ernstige beperking. Inwoners met weinig geld hebben net voldoende inkomen om de noodzakelijke kosten voor levensonderhoud te betalen, of zelfs dat niet. Zij houden geen geld over voor sociale participatie. Beperkingen zijn moeilijkheden die iemand heeft met het uitvoeren van activiteiten.1 Dit kan komen door een langdurige ziekte, een aandoening of door ouderdomsklachten. Mensen met een ernstige beperking ondervinden sterke hinder door hun beperking.
Sociaal portret Drechtsteden De meeste mensen in de Drechtsteden (84%) zijn tevreden met de eigen maatschappelijke positie. Eenderde heeft last van een of meer langdurige ziekten, aandoeningen of beperkingen. Bijna drie op de tien inwoners hebben een zeer laag of laag inkomen en houden weinig tot geen geld over voor recreatie en sociale participatie. Er is een klein aandeel inwoners (4%) dat sociaal geïsoleerd is. Op deze gebieden verschillen de Drechtsteden gemeenten niet of nauwelijks van elkaar. Er zijn wel enige verschillen in inkomen, opleidingsniveau, arbeidsparticipatie huishoudensamenstelling en leeftijdsopbouw: • •
1
Alblasserdam kent minder mensen die werken of naar school gaan en relatief veel mensen die laag zijn opgeleid. Dordrecht heeft relatief veel eenpersoonshuishoudens en minder gezinnen. Daarnaast kent zij de hoogste deelname aan de arbeidsmarkt en het
ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health)
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
5
•
•
• •
onderwijs, het grootste aandeel hoogopgeleiden maar tegelijkertijd ook de meeste huishoudens met een zeer laag inkomen. Hendrik-Ido-Ambacht beschikt over het kleinste aandeel inwoners onder de 30 jaar. Verhoudingsgewijs zijn er weinig eenpersoonshuishoudens en relatief veel gezinnen met kinderen. Daarnaast kent zij het kleinste aandeel huishoudens met een laag en grootste aandeel huishoudens met een hoog inkomen. Papendrecht heeft net als Hendrik-Ido-Ambacht relatief weinig inwoners jonger dan 30 jaar en weinig eenpersoonshuishoudens. Ook hier zien we verhoudingsgewijs veel huishoudens met een hoog inkomen en weinig met een laag inkomen, al is het verschil met de Drechtsteden iets minder groot dan in Hendrik-Ido-Ambacht. Sliedrecht bestaat uit relatief weinig inwoners tussen de 30 en 54 jaar oud en samen met Alblasserdam de meeste laagopgeleiden. Zwijndrecht is de gemeente met het hoogste percentage 55+ers. Ook heeft zij relatief weinig inwoners tussen de 30 en 54 jaar.
Mensen met weinig geld Bijna drie op de tien inwoners van de Drechtsteden hebben een zeer laag of laag inkomen en houden weinig tot geen geld over voor recreatie en sociale participatie. Deze mensen met weinig geld wonen iets meer in Alblasserdam, Dordrecht en Zwijndrecht. Ze zijn lager opgeleid, vaker vrouw en allochtoon, en leven vooral in één- en meerpersoonshuishoudens (en minder in gezinnen met kinderen). Mensen met weinig geld hebben iets vaker last van een beperking. Ook zijn zij vaker ontevreden met hun maatschappelijke positie en voelen zij zich vaker gediscrimineerd (vooral op basis van hun sociaal economische status). Mensen met een ernstige beperking Een derde van de inwoners van de Drechtsteden heeft een langdurige ziekte, aandoening of beperking. Van alle inwoners voelt 7% zich door hun beperking ernstig belemmerd in het dagelijks functioneren. Deze groep woont naar rato gelijk verdeeld over de Drechtsteden gemeenten. Ze zijn lager opgeleid en hebben een lager inkomen dan gemiddeld. Verder zijn mensen met een ernstige beperking vaker vrouw, hebben minder vaak kinderen en zijn vaker boven de 40 jaar oud. Ook geven zij vaker aan ontevreden te zijn met hun maatschappelijke positie en zich vaker gediscrimineerd te voelen (door hun handicap of ziekte).
Model: De trappen van participatie Kenmerkend voor de trappen van participatie is dat het drie aparte trappen zijn, die naast elkaar staan, allen omhoog leiden en onderling in elkaar overlopen. Literatuuronderzoek leert namelijk dat er verschillende vormen van participatie zijn, die naast elkaar bestaan en ieder gradaties in mate van participatie kennen. De meeste participatietrappen in de literatuur gaan over participatie op het gebied van werk en inkomen. De trappen van participatie die we voor deze monitor hebben ontwikkeld gaan specifiek over participatie in het sociaal maatschappelijke domein. Doordat de trappen in elkaar overlopen is het mogelijk dat een persoon zich op alle drie de trappen tegelijk bevindt. Ook is het mogelijk dat een persoon zich bij een of meerdere trappen op de grond bevindt en dus niet op die wijze deelneemt aan de samenleving. Non-deelname is daarmee de keerzijde van participatie.
6
Participatiemonitor Drechtsteden
Relativiteit, Maurits Cornelius Escher (1953).
Steun bieden Steun bieden is de eerste trap van de trappen van participatie. Het verwijst naar die vorm van participatie waarin mensen actief iets bijdragen aan de maatschappij. Voorbeelden hiervan zijn mantelzorg, vrijwilligerswerk of actief zijn in de buurt. Deze actieve bijdrage is van belang voor de zelfredzaamheid van individuen en van de samenleving als geheel. Deelnemen Gebruikers - of consumptieve deelname aan de samenleving betreft de tweede trap van de trappen van participatie. Het gaat over het meedoen van mensen aan de samenleving, dat van belang is voor het eigen welbevinden en de socialisatie als burger. Op deze trap vinden we de deelname van burgers aan één of meerdere vormen van sociale interactie door gebruik te maken van vrijetijdsvoorzieningen, lidmaatschappen van verenigingen en organisaties en sociale contacten. Steun krijgen Steun krijgen is de derde en laatste trap van de trappen van participatie. Sommige mensen zijn voor kortere of langere tijd niet in staat om op eigen kracht deel te nemen aan de samenleving. Zij hebben steun nodig. Een deel van hen kan zelf de benodigde ondersteuning realiseren door een beroep te doen op hun netwerk, anderen doen daarvoor een beroep op de voorzieningen van de overheid. Steun krijgen is net als steun bieden een wijze van deelname aan de samenleving.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
7
Eerste trap: Steun bieden Bijna de helft van de inwoners van de Drechtsteden (47%) draagt actief bij aan de maatschappij; 33% doet vrijwilligerswerk, 20% biedt mantelzorg en 9% zet zich in voor de buurt. Sommige mensen zetten zich op meerdere manieren in. Het merendeel van de mensen dat actief is in mantelzorg of vrijwilligerswerk doet dat wekelijks en besteedt daaraan tussen de nul en tien uur. Actieve inzet voor de buurt vindt vooral jaarlijks plaats. Hierbij valt op dat de actieve inwoners van de Drechtsteden weinig gebruik maken van de mogelijkheden voor ondersteuning. Minder dan 1% van de bevolking maakt gebruik van de Vrijwilligers Vacaturebank en de ondersteuning van burgerinitiatieven. Daarnaast heeft 7% van alle inwoners een beroep gedaan op de mantelzorgondersteuning van MEE. In deze algemene participatiepatronen zijn er geen verschillen tussen de Drechtstedengemeenten. Er zijn tussen de gemeenten wel verschillen in de aard van de netwerken waarbinnen de actieve participatie vorm krijgt. In Sliedrecht zijn mensen vooral actief in levensbeschouwelijke organisaties en wordt er minder mantelzorg aan de partner geboden. Dordrecht kent relatief veel vrijwilligers die meer dan 20 uur per week aan vrijwilligerswerk besteden. Non-deelname De andere helft (53%) van de inwoners van de Drechtsteden biedt geen steun, dat wil zeggen, zij geven geen mantelzorg of doen geen vrijwilligerswerk en zijn niet actief in de buurt.. De drie meest genoemde redenen om niet (meer) steun te bieden voor de niet-actieve inwoners zijn: geen tijd, het spreekt niet aan, of een slechte gezondheid. Ook kunnen er in de leefomstandigheden van mensen aanleidingen zijn die leiden tot een minder of niet actieve rol in de samenleving. Mensen met een lagere opleiding, mensen die moeite hebben met de Nederlandse taal, schoolgaand zijn, of in eenoudergezin leven bieden minder steun. Daarentegen bieden mensen zonder betaald werk of school juist meer steun. Een kwart van de inwoners (ook van degenen die al actief zijn), is bereid om meer steun te verlenen.
Mensen met weinig geld staan een trede lager op de trap van steun bieden. Ze geven weliswaar evenveel mantelzorg als gemiddeld, maar verrichten minder vrijwilligerswerk en zijn minder actief in de buurt. Mensen met een ernstige beperking geven evenveel mantelzorg en verrichten evenveel vrijwilligerswerk als gemiddeld in de Drechtsteden. Alleen voor ‘actief zijn in de buurt’ geldt dat inwoners met een ernstige beperking minder participeren.
Tweede trap: Deelnemen Zeer veel Drechtstedelingen doen mee aan de samenleving door gebruik te maken van vrijetijdsvoorzieningen, lidmaatschappen van verenigingen en organisaties en sociale contacten. Zo is bijvoorbeeld vier vijfde lid van een of meerdere verenigingen of organisaties. Een groot deel (80%) heeft wekelijks contact met familie. En, drie vijfde van de Drechtstedelingen doet aan sport. Tussen de Drechtstedengemeenten bestaan vele kleine verschillen in de omvang en in de aard van de participatie. Een belangrijk deel hiervan kan worden verklaard door verschillen tussen gemeenten in het aanbod voor participatie en in de bevolkingsamenstelling. In hoofdstuk 5 vindt u deze verschillen beschreven.
8
Participatiemonitor Drechtsteden
Non-deelname Nagenoeg alle inwoners van de Drechtsteden doen in één of andere vorm mee in de maatschappij. Toch doen sommige groepen mensen minder vaak mee dan anderen. Mensen die op deze trap niet meedoen in de samenleving, hebben wat meer moeite met de Nederlandse taal, zijn vaker laag opgeleid, wonen meer in eenpersoonshuishoudens, voelen zich meer gediscrimineerd en meer (enigszins) sociaal geïsoleerd, zijn vaker (erg) ontevreden over hun maatschappelijke positie, en hebben minder vaak betaald werk of volgen een opleiding.
Mensen met weinig geld staan net als op de eerste trap van participatie, ook wat lager op de tweede trap. Ze hebben minder contacten (en beleven dat ook zo) en zijn vaker sociaal geïsoleerd. Een kleiner deel sport, is lid van een organisatie of vereniging en gaat stemmen. Ook gaan mensen met weinig geld minder vaak op vakantie. De deelname aan vrijetijdsvoorzieningen en activiteiten is daarentegen in grote lijnen wel hetzelfde als voor alle Drechtstedelingen. Een ernstige beperking heeft meer invloed op de deelname aan de samenleving dan op het bieden van steun. Mensen met een ernstige beperking hebben minder contacten (en beleven dat ook zo) en zijn vaker sociaal geïsoleerd. Daarnaast sport een kleiner deel, brengt een kleiner deel een bezoek aan vrijetijdsvoorzieningen, en zijn minder mensen met een ernstige beperking lid van een organisatie of vereniging. Op vakantie gaan ze ook minder vaak dan gemiddeld. Het buurthuis/wijkcentrum en bewonersorganisaties en buurtverenigingen zijn belangrijk voor Drechtstedelingen met een ernstige beperking. Zij zijn vaker lid van een bewonersorganisatie en een groter deel brengt wel eens een bezoek aan het buurthuis/wijkcentrum.
Derde trap: Steun krijgen Van de inwoners in de Drechtsteden krijgt 7% geen steun van hun omgeving terwijl ze deze wél missen. Het uitgangspunt van landelijk sociaal beleid is dat hulp en ondersteuning in de eerste plaats in de eigen omgeving moet worden gezocht. In de tweede plaats kunnen mensen een beroep doen op de voorzieningen van de overheid. De overgrote meerderheid van de bevolking van de Drechtsteden heeft zelf mensen in de omgeving met wie ze leuke dingen doen, die hen goede raad geven en van wie ze praktische hulp krijgen. Daarnaast heeft 4% van de Drechtstedelingen mantelzorg ontvangen. Via voorzieningen en instellingen biedt ook de (lokale) overheid ondersteuning aan burgers. De bekendheid van de voorzieningen op het terrein van educatie en op het terrein van jeugd zijn net als het gebruik van de voorzieningen voor educatie voor de zes Drechtstedengemeenten redelijk vergelijkbaar. Daarentegen bestaan er tussen de gemeenten diverse verschillen in het gebruik van de jeugdvoorzieningen en in zowel de bekendheid als het gebruik van de voorzieningen op het terrein van maatschappelijke ondersteuning en op het terrein van zorg. In paragraaf 6.2 Steun vanuit professionals en instellingen vindt u deze verschillen beschreven. Enkele algemene aandachtspunten bij de voorzieningen van de overheid zijn: •
•
wachtlijsten bij de voorzieningen voor educatie en voor jeugd. De helft van de gebruikers van de kinderopvang en Bureau Jeugdzorg heeft te maken gehad met een wachtlijst; de bekendheid van het Wmo-loket. Het Wmo-loket is bekend bij 39% van de bevolking;
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
9
• •
de bekendheid van opvoedingsondersteuning. Opvoedingsondersteuning is bekend bij 61% van de bevolking (65% van de ouders); de bekendheid van Afdeling Budgetadvies en Schuldbemiddeling. Deze afdeling van de Sociale Dienst Drechtsteden is bekend bij 62% van de bevolking.
Non-deelname Zijn er groepen inwoners in de Drechtsteden die het risico lopen te weinig steun te ontvangen vanuit hun netwerk? Zij zijn de aandachtsgroepen voor het vangnet van de overheid. De Participatiemonitor Drechtsteden leert dat de mensen die weinig steun in hun eigen netwerk vinden en het wel missen, niet minder gebruik maken van de voorzieningen. Zij weten dus in dezelfde mate de weg te vinden binnen de overheid als de andere inwoners van de Drechtsteden.
Mensen met weinig geld krijgen minder vaak de benodigde steun vanuit hun sociale netwerk. Wel zijn de ontvangers van mantelzorg vooral mensen met een (zeer) laag inkomen. Het voorzieningengebruik van mensen met weinig geld toont hetzelfde beeld. Met uitzondering van de jeugdvoorzieningen is het gebruik van de voorzieningen voor educatie, maatschappelijke ondersteuning en zorg hoger. De groep mensen met een ernstige beperking krijgt minder vaak de benodigde steun vanuit hun sociale netwerk, maar ontvangt wel meer mantelzorg. Ook maken zij meer gebruik van de voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning.
Participatie in de Drechtsteden in 2009 De Participatiemonitor Drechtsteden laat zien dat nagenoeg alle Drechtstedelingen mee doen met de samenleving en dat het overgrote deel van de bevolking van de eigen omgeving de benodigde steun krijgt. Ook zijn er geen grote knelpunten in het vangnet van de overheid. De actieve bijdrage aan de samenleving blijft daarbij achter: 47% van de inwoners van de Drechtsteden biedt actieve steun in de vorm van vrijwilligerswerk, mantelzorg of inzet voor de buurt. Belangrijk om hierbij op te merken is dat actieve bijdrage in de vorm van werken hier buiten beschouwing is gelaten. Het positieve is dat een kwart van de bevolking bereid is om meer te doen voor de samenleving in de vorm van vrijwilligerswerk, mantelzorg en actieve inzet in de buurt. Keerzijde is dat 53% niet actief bijdraagt op deze wijze en drie kwart van de Drechtstedelingen (dit is inclusief de mensen die zich wel actief inzetten) vooralsnog niet méér wil doen. Inzoomen op mensen met weinig geld en mensen met een ernstige beperking leert ons dat de participatie van mensen met een kwetsbare achtergrond achterblijft. Mensen met weinig geld en/of met een ernstige beperking voelen zich vaker gediscrimineerd, hebben minder sociale contacten en ontvangen minder vaak gemiste steun vanuit hun sociale netwerk. Ook zijn zij minder vaak lid van organisaties en maken zij minder gebruik van recreatieve, culturele en sportieve voorzieningen. Zij zijn minder tevreden met hun maatschappelijke positie en dragen minder vaak actief bij aan het samenleven. Wel maken zij meer gebruik van de voorzieningen van de verzorgingsstaat. Dit is de eerste Participatiemonitor Drechtsteden. Dat betekent dat de monitor alleen een beeld kan schetsen van de huidige stand van zaken. Over vier jaar zal blijken hoe de participatie in de Drechtsteden zich ontwikkelt.
10
Participatiemonitor Drechtsteden
1
Inleiding
Participatie is de kern van sociaal beleid. Contacten tussen mensen vormen de basis van het samen leven. Sociale relaties zijn belangrijk voor het persoonlijke welbevinden, voor hulp en ondersteuning, voor de vorming van individuen tot burger (socialisatie) en voor sociale samenhang. Sociaal beleid beoogt hieraan bij te dragen door mogelijkheden voor ontmoeting en ontplooiing te creëren, mensen te stimuleren om deel te nemen en bij te dragen aan de samenleving en ondersteuning te bieden aan degenen die hulp nodig hebben.
De Participatiemonitor Drechtsteden schetst een portret van de bevolking van de Drechtsteden. Het laat zien op welke wijze en in welke mate de inwoners van de Drechtsteden deelnemen aan de samenleving en wat de bekendheid en het gebruik van de voorzieningen is. De monitor is gebaseerd op vragenlijstonderzoek, aangevuld met registratiegegevens. De Participatiemonitor Drechtsteden is door het Onderzoekcentrum Drechtsteden ontwikkeld en in 2009 voor het eerst uitgevoerd. Het is de bedoeling dat de monitor iedere vier jaar wordt herhaald.
1.1
Aanleiding en doel
De Drechtsteden hebben behoefte aan informatie om enerzijds de effecten van sociaal beleid in de regio te kunnen monitoren en anderzijds in de toekomst het sociale beleid van de regio te kunnen bijstellen. Daarnaast is deze informatie van belang om de behoeften van de Drechtsteden aan (provinciale) middelen en ondersteuning te signaleren. Omdat sociaal beleid slechts gedeeltelijk op het niveau van de Drechtsteden wordt gemaakt, is er tevens behoefte aan informatie op gemeenteniveau. Doel Het doel van de monitor is om voor zowel de Drechtsteden als de individuele Drechtstedengemeenten op het terrein van sociaal beleid tendensen te signaleren en informatie te genereren op basis waarvan het beleid kan worden gestuurd.
1.2
Vraagstelling
We stellen twee vragen: 1. In welke mate en op welke manieren nemen de inwoners van de Drechtsteden deel aan de samenleving? 2. Hoe het is gesteld met de bekendheid, het gebruik en de wachtlijsten van de voorzieningen op het terrein van jeugd, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning en zorg?
1.3
Opzet
Bureau Drechtsteden heeft het OCD gevraagd de mogelijkheden voor een regionale sociale monitor te verkennen. Het vooronderzoek heeft geresulteerd in een opzet voor de Participatiemonitor Drechtsteden, dat in 2008 is vastgesteld door het Portefeuillehouderoverleg Sociaal. De eerste monitor wordt in 2009 uitgevoerd als onderdeel van het basispakket van het OCD. Het is de bedoeling de monitor iedere vier jaar te herhalen.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
11
Ontwikkelen monitor Het vooronderzoek is in fasen verlopen. Als eerste hebben wij door middel van deskresearch geïnventariseerd welke indicatoren in andere sociale monitoren worden gebruikt. Vervolgens hebben wij de ambtenaren ‘sociaal’ van de individuele Drechtstedengemeenten, Sociale Dienst Drechtsteden en Bureau Drechtsteden geïnterviewd over hun behoefte aan informatie. Tenslotte hebben wij op een rij gezet welke informatie reeds beschikbaar is op het terrein van sociaal beleid en dus niet opnieuw verzameld hoeft te worden. Op basis hiervan hebben wij een voorstel gedaan: Opzet Regionale Sociale Monitor Drechtsteden.2 Deze opzet is met alle betrokken partijen besproken en vastgesteld in het Portefeuillehouderoverleg Sociaal. Vragenlijst De vragenlijst voor de Participatiemonitor Drechtsteden is conform de opzet en in overleg met de individuele Drechtstedengemeenten en Bureau Drechtsteden ontwikkeld. Hierbij is rekening gehouden met continuïteit in de dataverzameling voor het meerjarenbeleid van de gemeente Dordrecht (zie bijlage 4 voor de vragenlijst). Veldwerk De vragenlijst is verspreid onder 12.640 inwoners uit de Drechtsteden. De respons bedraagt 45% (zie tabel 1.1 voor de aantallen per gemeente). Om de inwoners van de Drechtsteden beperkt met vragenlijsten lastig te vallen is het veldwerk van de Participatiemonitor Drechtsteden gecombineerd met het veldwerk voor de Integratiemonitor Dordrecht en de Integratiemonitor Zwijndrecht. Het veldwerk is uitgevoerd door I&O research. Voor meer informatie over de wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd, verwijzen wij naar de methodische verantwoording in bijlage 2.
Tabel 1.1
Uitgezette vragenlijsten en respons Dordrecht Alblasserdam uitgezette vragenlijsten 4.796 1.307 respons (%) 41% 46%
1.4
HIAmbacht 1.302 50%
Zwijndrecht 2.180 46%
Papendrecht 1.752 48%
Sliedrecht 1.303 48%
Leeswijzer
De Participatiemonitor Drechtsteden is uit drie delen opgebouwd. Het eerste deel, Inleiding, vormt de introductie op de monitor en de bevolking van de Drechtsteden. In Hoofdstuk 1 Inleiding vindt u de aanleiding, de vraagstelling en de aanpak van het onderzoek. Na dit inleidende hoofdstuk schetst hoofdstuk 2 Wie wonen er in de Drechtsteden een sociaal portret van de bevolking van de Drechtsteden. Dat doen wij op basis van de volgende achtergronden: sekse, huishoudensamenstelling, opleidingsniveau, dagbesteding, etniciteit, sociaal isolement, beperkingen, inkomen, maatschappelijke positie en discriminatie. Het sociale portret dient tevens als achtergrondinformatie bij de resultaten in de volgende hoofdstukken. Het tweede deel, Participatie en ondersteuning beschrijft de deelname van de inwoners van de Drechtsteden aan de samenleving. Hoofdstuk 3 De trappen van participatie, start met een verkenning van het verschijnsel participatie, het centrale thema van de monitor. De verkenning resulteert in een indeling om de deelname aan de samenleving te meten: de trap naar participatie. In de volgende drie hoofdstukken beschrijven wij per trap de participatie van de Drechtstedenbevolking. Hoofdstuk 4 Steun bieden schetst hoeveel inwoners uit 2
Deze notitie is op te vragen bij het OCD.
12
Participatiemonitor Drechtsteden
de Drechtsteden actief hun steentje bijdragen aan de samenleving in de vorm van mantelzorg, vrijwilligerswerk of actief zijn in de buurt. In hoofdstuk 5 Deelnemen zoomen we in op de deelname van Drechtstedelingen in de vorm van lidmaatschap, stemmen bij verkiezingen, sociale contacten, sport- en cultuurparticipatie. Kenmerkend aan deze vorm van participatie is dat mensen meedoen zonder een actieve bijdrage te leveren. Hoofdstuk 6 Steun krijgen brengt in beeld in welke mate bewoners ondersteuning ontvangen van de samenleving. Daarbij maken wij onderscheid tussen de steun die zij ontvangen vanuit sociale netwerken en vanuit instellingen en professionals. In de hoofdstukken 4 tot en met 6 beschrijven wij de participatie van de bevolking op het niveau van de individuele Drechtstedengemeenten, in vergelijking met het gemiddelde van de Drechtsteden. Indien relevant, gaan wij aan de hand van kaartjes in op de verschillen tussen de wijken. In het bijgevoegde tabellenboek vindt u per hoofdstuk een tabel waarin de cijfers per gemeente en per wijk nog eens op een rij staan. In het derde en laatste deel Doelgroepen van sociaal beleid zoomen wij in op de participatie van mensen met lage inkomens en mensen met beperkingen. De toenemende tweedeling in de samenleving is reden om de participatie van mensen aan de onderkant van de samenleving nader onder de loep te nemen (Schnabel, Bijl en de Hart, 2008). Vanwege de economische crisis en de toenemende schuldenproblematiek doen wij dat aan de hand van inkomen in hoofdstuk 7 Bewoners met weinig geld voor het voetlicht. Met het in werking treden van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zijn mensen met een beperking een centrale doelgroep voor sociaal beleid geworden. Er is echter nog weinig bekend over zowel de omvang en achtergronden van deze doelgroep als de wijzen waarop zij deelnemen aan de samenleving. In hoofdstuk 8 Drempels voor mensen met een ernstige beperking brengen wij dit voor het eerst in kaart.3 De participatie van de doelgroepen van sociaal beleid wordt beschreven op het niveau van de Drechtsteden in vergelijking met het gemiddelde van de totale bevolking van de Drechtsteden. Wij gaan na of hierin verschillen tussen de individuele Drechtstedengemeenten bestaan en tonen die aan de hand van kaartjes. Ook van deze hoofdstukken treft u in het bijgevoegde tabellenboek een tabel met daarin de cijfers per doelgroep en per gemeente op een rij. Bij het doornemen van de monitor zijn enkele zaken van belang: •
• •
3
In de rapportage bespreken we uitsluitend significante verschillen (zie ook bijlage 2). Het kan voorkomen dat een figuur of tabel een verschil lijkt te laten zien. Wanneer deze niet wordt besproken, betreft het geen daadwerkelijke verschil. In het bijgevoegde tabellenboek vindt u per hoofdstuk een tabel waarin de cijfers per gemeente en per wijk op een rij staan. De verschillen tussen de wijken, tonen wij aan de hand van kaartjes. Door middel van kleuren geven we aan of de percentages in een wijk boven of onder het gemiddelde van de Drechtsteden liggen. Donkerblauw is boven het gemiddelde en rood is onder het gemiddelde. Let op: de kleuren geven geen waarde oordeel.
Voor nadere beschouwing van etniciteit verwijzen wij naar de Integratiemonitor Dordrecht en de Integratiemonitor Zwijndrecht, te verschijnen januari 2010.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
13
Onderstaande figuur toont de gehanteerde wijkindeling:
Kinderdijk Blokweer
Centrum/ Souburgh Centrum HIA Molenvliet/ Krommeweg/ Volgerlanden/ Wilgendonk Sandelingen Oostpolder/ Oevers Kooij Westpolder Kraaihoek/ Middenpolder Zwijndrecht Noordflank
Staart
West Centrum Sliedrecht
Oost
Binnenstad Oud Krispijn
Reeland Nw Krispijn -
Crabbehof/ Zuidhoven Wielwijk
Stadspolders
Dubbeldam
Sterrenburg
14
Participatiemonitor Drechtsteden
2
Wie wonen er in de Drechtsteden?
Dit hoofdstuk gaat over de samenstelling van de bevolking in de Drechtsteden. Hoeveel inwoners telt de Drechtsteden, welk opleidingsniveau hebben zij en wat vinden zij hun belangrijkste dagbesteding? Welke huishoudensamenstelling komen in de zes gemeenten het meeste voor en van welk inkomen leven zij? Hoe denken burgers over hun beperkingen, sociale contacten en maatschappelijke positie? Met al deze vragen schetsen we een sociaal portret van de Drechtsteden dat ook dient als achtergrondinformatie bij de resultaten in de volgende hoofdstukken.
2.1
Geslacht en leeftijd
In de Drechtsteden wonen iets meer vrouwen (51%) dan mannen (49%)4. De verdeling tussen mannen en vrouwen is in elke gemeente nagenoeg gelijk. De leeftijdsopbouw laat iets meer verschillen tussen de gemeenten zien. Gemiddeld is ruim een derde van de inwoners ouder dan 55 jaar (zie tabel/ figuur 2.1). Van alle inwoners van 18 jaar en ouder is 28% tussen 40 en 55 jaar, 18% tussen 30 en 39 jaar en 18 % tussen 18 en 29 jaar. In Zwijndrecht wonen in verhouding de meeste 55 plussers (39% van de bewoners) en in Hendrik-Ido-Ambacht en Papendrecht wonen de minste jongeren onder de 30 jaar (zie tabel 2.1).
Figuur 2.1 Leeftijd inwoners Drechtsteden 18+
19% 35%
55 en ouder 40-54 jaar 30-39 jaar
18%
18-29 jaar
28%
Tabel 2.1
Inwoners van 18 jaar en ouder naar leeftijd en geslacht DrechtAlblasserDordrecht HIsteden dam Ambacht 18-29 jaar 19 18 20 17 30-39 jaar 18 18 18 20 40-54 jaar 28 28 29 30 55 jaar eo 35 36 33 33
Papendrecht 17 18 29 36
Sliedrecht 20 17 26 37
Zwijndrecht 18 16 27 39
totaal
100
100
100
100
100
100
100
man vrouw
49 51
49 51
49 51
49 51
49 51
49 51
48 52
Bron: GBA, per 1.1.2009
4
Bron: GBA (bewoners van 18 jaar en ouder)
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
15
2.2
Opleiding
Het opleidingsniveau is nauw verbonden met de kansen op werk en de hoogte van het inkomen. Het inkomen stelt mensen in staat te voorzien in primaire behoeften als huisvesting, kleding en voedsel. De mate waarin men hierin kan voorzien is van invloed op de leefsituatie en de gezondheid. Het opleidingsniveau kan daarmee een belangrijke indicator zijn voor deelname aan de samenleving. In de Drechtsteden heeft bijna de helft van de inwoners (45%) een laag opleidingsniveau. Een kwart (24%) heeft een hoog opleidingsniveau. Alblasserdam en Sliedrecht hebben in verhouding veel laagopgeleide en weinig hoogopgeleide inwoners. In Dordrecht wonen in verhouding veel mensen met een hoog opleidingsniveau en weinig met een opleidingniveau uit de categorie midden (zie tabel 2.2).
Tabel 2.2
laag midden hoog
Hoogst afgeronde schoolopleiding (%) DrechtAlblassersteden dam 45 51 31 31 24 18
Dordrecht 43 28 29
HIAmbacht 42 32 26
PapenDrecht 43 36 21
Sliedrecht 52 33 15
Zwijndrecht 45 32 23
Toelichting: de vetgedrukte percentages verschillen van het Drechtstedengemiddelde: boven gemiddeld of onder gemiddeld, laag= geen, basisonderwijs, vmbo, mbo-niveau 1; midden= mbo-niveau 2,3 of 4, havo, vwo; hoog=hbo, universiteit
Kaart 2.1
Laag opleidingsniveau naar wijk
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
2.3
Dagelijkse bezigheden
Wat dóen de inwoners uit de Drechtsteden overdag? Werken ze, verrichten ze vrijwilligerswerk, zijn ze werkloos of arbeidsongeschikt? Uit de antwoorden die de bewoners ons hebben gegeven blijkt in elke gemeente de meerderheid van de bevolking betaald werk of een eigen bedrijf te hebben (zie tabel 2.3). Daarna volgen huisman/huisvrouw (16%) en gepensioneerd of met de VUT (15%). Ongeveer 6% van de burgers in de Drechtsteden geven aan het grootste deel van hun dagen door te brengen met een studie. Een klein aandeel is werkloos of werkzoekend, arbeidsongeschikt of verricht vrijwilligerswerk als voornaamste bezigheid.
16
Participatiemonitor Drechtsteden
In Alblasserdam zijn minder studenten/scholieren en minder mensen met betaald werk of een eigen bedrijf. In Dordrecht zijn er meer mensen werkloos of werkzoekend, maar er zijn ook meer mensen met betaald werk of een eigen bedrijf. Zwijndrecht heeft meer inwoners die gepensioneerd of met de VUT zijn (zie tabel 2.3).
Tabel 2.3
Hoofdbezigheid (%) Drechtsteden student/ scholier 6 betaald werk of 58 eigen bedrijf huisman/ 16 huisvrouw werkloos/ 2 werkzoekend gepensioneerd/VUT 15 arbeidsongeschikt 2 vrijwilligerswerk 1
Alblasserdam 4 51
Dordrecht 6 62
HIAmbacht 6 58
Papendrecht 6 58
Sliedrecht 5 53
Zwijndrecht 7 55
25
12
17
17
24
14
1
3
1
1
0
2
15 2 2
13 3 1
16 1 1
15 2 1
15 2 1
19 3 1
Toelichting: de vetgedrukte percentages verschillen van het Drechtstedengemiddelde: boven gemiddeld of onder gemiddeld
Wanneer we kijken naar inwoners die werken of student zijn ten opzichte van de overige inwoners heeft 64% van de burgers in de Drechtsteden werk of is student. In Dordrecht ligt dit aandeel hoger (68%) en in Alblasserdam lager (55%).
Kaart 2.2
Geen werk naar wijk
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
2.4
Allochtonen
In de Drechtsteden wonen 38.366 (19%) allochtonen en 160.404 autochtonen5 (81%). In figuur 2.2 geven we een overzicht van de verdeling tussen autochtonen en allochtonen in de zes gemeenten en in de Drechtsteden.
5
Autochtoon wil zeggen dat een persoon en diens beide ouders in Nederland geboren zijn.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
17
Figuur 2.2 Aandeel allochtonen
26%
Dordrecht Zwijndrecht
17%
Papendrecht
15%
Alblasserdam
13% 12%
Hendrik-Ido-Ambacht
11%
Sliedrecht
19%
Drechtsteden 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Bron: GBA, per 1.1.2009
2.5
Huishoudens
Wonen er veel alleenstaanden in de Drechtsteden, of juist veel gezinnen? Een goed beeld hiervan is belangrijk om andere kenmerken goed te kunnen interpreteren. In figuur 2.3 geven we een overzicht van de huishoudensamenstelling in de Drechtsteden. Tussen de gemeenten in de Drechtsteden zijn enkele verschillen. In Hendrik-Ido-Ambacht, en in mindere mate ook in Papendrecht, wonen in verhouding weinig alleenstaanden (zie tabel 2.4). In Hendrik-Ido-Ambacht wonen juist veel twee-oudergezinnen met kinderen. In Dordrecht wonen relatief weinig twee-oudergezinnen met kinderen en juist veel alleenstaande ouders en alleenstaanden. In Sliedrecht wonen naar verhouding weinig alleenstaande ouders.
Figuur 2.3 Huishoudensamenstelling in de Drechtsteden
twee-persoonshuishouden 5%
twee-oudergezin met kinderen eenpersoonshuishouden
4%
37%
16%
een-oudergezin met kinderen meerpersoonshuishouden anders
18
36%
Participatiemonitor Drechtsteden
Tabel 2.4
Huishoudensamenstelling in de Drechtsteden en per gemeente (%) DrechtAlblasserDordrecht HIsteden dam Ambacht eenpersoons 16 15 19 10 huishouden tweepersoons 37 35 37 34 huishouden twee-oudergezin 36 40 33 45 met kinderen een-oudergezin 5 4 6 4 met kinderen meerpersoons4 4 4 5 huishouden anders 2 2 2 1
Papendrecht 13
Sliedrecht 15
Zwijndrecht 17
40
37
38
38
38
34
4
2
5
4
5
5
2
2
2
Toelichting: de vetgedrukte percentages verschillen van het Drechtstedengemiddelde: boven gemiddeld of onder gemiddeld
2.6
Inkomenscategorieën
Het inkomen van de inwoners zegt iets over hun mogelijkheden tot deelname aan de samenleving. Over het algemeen geldt: hoe hoger het inkomen, hoe vrijer de keus om al dan niet te participeren. Inkomen staat niet op zichzelf. Het houdt nauw verband met het huishoudentype waarin iemand woont. De indeling in figuur 2.4 is gebaseerd op een combinatie van het inkomen en het huishoudentype6. Zoals figuur 2.4 laat zien heeft Dordrecht het grootste aandeel huishoudens met een laag inkomen en Hendrik-Ido-Ambacht het kleinste aandeel.
Figuur 2.4 Inkomen per huishoudentype
Dordrecht
43% 41%
Alblasserdam Sliedrecht
39%
Zwijndrecht
38%
Papendrecht
laag
20%
18%
42%
20%
44%
23%
45%
40% 0%
17%
43%
30%
Drechtsteden
21%
42%
33%
Hendrik-Ido-Ambacht
2.7
36%
25% 41%
40% midden
60%
19% 80%
100%
hoog
Beperkingen
Beperkingen kunnen van invloed zijn op de mate waarop iemand functioneert in de maatschappij. Zij kunnen in mindere of meerdere mate een belemmering vormen om deel te nemen aan de samenleving. In de Drechtsteden heeft 32% van de zelfstandig wonende inwoners last van één of meer langdurige ziekten, aandoeningen of beperkingen. Hieronder vallen ook ouderdomsklachten of specifieke ouderdomsziekten. Hierbij zijn geen significante verschillen
6
Bron: gestandaardiseerd besteedbaar huishoudeninkomen (particuliere huishoudens) uit het Regionale Inkomens onderzoek (RIO). De exacte verantwoording is terug te vinden in bijlage 1; de methodologische verantwoording.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
19
aangetroffen tussen de zes gemeenten. Aan de mensen met een beperking hebben we ook gevraagd van welk soort beperking ze last hebben (één persoon kan natuurlijk last hebben van meerdere beperkingen). Dit zijn vooral chronische (22%) en lichamelijke (12%) beperkingen (figuur 2.5).
Figuur 2.5 Welke beperkingen hebben inwoners uit de Drechtsteden?
chronisch
22%
lichamelijk
12%
zintuiglijk
4%
psychiatrisch
2%
psychosociaal
1%
(licht) verstandelijk
1% 0%
Kaart 2.4
20%
40%
60%
80%
100%
Aandeel beperkingen naar wijk
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
2.8 Sociaal isolement Niet iedereen heeft een hechte band met familie, vrienden of buren. Ook zijn er mensen die het gevoel hebben uitgesloten te worden. Als deze gevoelens samen komen, kan dat leiden tot een sociaal isolement. In hoeverre geldt dit voor de inwoners van de Drechtsteden? Aan de hand van zes stellingen over sociale contacten hebben we vastgesteld of mensen sociaal geïsoleerd zijn7. Hieruit blijkt dat 4% van de inwoners sociaal geïsoleerd is. Er zijn geen verschillen tussen de zes gemeenten.
7
Zie de methodologische verantwoording, in bijlage 1.
20
Participatiemonitor Drechtsteden
2.9
Maatschappelijke positie
Wat vinden de inwoners uit de Drechtsteden van zichzelf in vergelijking met anderen? Zijn ze beter af, of juist niet? Van de inwoners uit de Drechtsteden voelt 6% zich achtergesteld wanneer hij of zij zich vergelijkt met mensen met een zelfde maatschappelijke achtergrond. Er zijn geen verschillen tussen de gemeenten. Figuur 2.6 laat zien dat er ook weinig verschillen zijn in gevoelens over de maatschappelijke positie. De inwoners uit Papendrecht zijn het meest tevreden met hun maatschappelijke positie en de inwoners uit Dordrecht het minst tevreden.
Figuur 2.6 Mate waarin inwoners tevreden zijn over hun maatschappelijke positie
Papendrecht
87%
11%
Hendrik-Ido-Ambacht
86%
12%
Sliedrecht
84%
14%
Zwijndrecht
84%
13%
Alblasserdam
84%
13%
Dordrecht
80%
Drechtsteden
84% 0%
(erg) tevreden
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
16%
20%
40%
4%
13% 60%
niet tevreden, niet ontevreden
80%
100%
(erg) ontevreden
21
2.10 Gevoelens over discriminatie Hoe voelt de inwoner uit de Drechtsteden zich naast de ander? Voelt hij zich gerespecteerd of juist gediscrimineerd? En om welke reden dan? In de Drechtsteden is geen verschil in de mate waarin de inwoners zich gediscrimineerd voelen. Eén op de tien (9%) van alle inwoners voelt zich om een bepaalde reden gediscrimineerd. De belangrijkste reden die hiervoor genoemd wordt is leeftijd (3%), direct gevolgd door etnische afkomst (2%) en geloof, handicap/ziekte (2%).
Kaart 2.5
Gevoel gediscrimineerd te worden naar wijk
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
22
Participatiemonitor Drechtsteden
3
De trappen van participatie
Het monitoren van participatie suggereert een meetlat. Het probleem is dat participatie een lastig begrip is, waardoor het objectief meten ervan niet eenvoudig is. Om een indicatie te kunnen geven van de mate waarin de inwoners van de Drechtsteden meedoen in samenleving, is een theoretische verkenning van het begrip participatie een noodzaak. In dit hoofdstuk gaan we in op het hoe, wat en waarom van participatie. Hoe kunnen we deelname meten? Welke vormen van participatie zijn er? En waarom is het belangrijk?
We beginnen met de vraag waarom het belangrijk is participatie in beeld te brengen. In de tweede paragraaf gaan we in op wat participatie is. Vervolgens beschrijven we in paragraaf 3 hoe we de mate van deelname in dit onderzoek meten.
3.1
Het belang van participatie
Op de vraag waarom participatie belangrijk is voor gemeenten bestaan twee antwoorden. Het eerste antwoord is beleidsmatig van aard: ontwikkelingen in landelijk beleid zetten participatie op de agenda van gemeenten. Het tweede antwoord is maatschappelijk. Participatie is een voorwaarde voor het sociale kapitaal van individuen en van de samenleving als geheel. Ontwikkelingen in sociaal beleid Het hedendaagse sociale beleid wordt gekenmerkt door drie ontwikkelingen: (1) activering, (2) het streven naar meer samenhang in beleid en uitvoering en (3) introductie van het New Public Management (NPM) (Metz, 2009). Hieronder leggen we deze ontwikkelingen één voor één uit. Aandacht voor activering is ontstaan toen sociologen nationaal en internationaal een toenemende afhankelijkheid van de overheid signaleerden als onbedoeld effect van verzorgingsstaten (Doorn & Schuyt, 1978; Adriaansens & Zijderveld, 1981; Culpitt, 1992). In de hoop deze toenemende afhankelijkheid van de overheid te doorbreken wordt eind jaren tachtig het concept activering bedacht (WRR, 1987; Adriaansens, 1989). Op dit moment krijgt activering vorm in het arbeidsmarktbeleid, bij inburgering, in de vermaatschappelijking van de zorg en met de Wmo (Metz, 2009). Het streven naar meer samenhang komt voort uit de constatering dat zowel het overheidsbeleid als de maatschappelijke dienstverlening te versnipperd zijn. Het streven naar meer samenhang krijgt vorm in de decentralisering van sociaal beleid naar gemeenten, zoals met de Wmo en met het jeugdbeleid. De verwachting is dat regionale en lokale overheden beter kunnen inspelen op de lokale behoeften en makkelijker kunnen afstemmen met de andere spelers in het veld (Haan & Duyvendak, 2002). NPM is een verzamelbegrip voor een set management ideeën dat gebaseerd is op het marktdenken. Voor overheden betekent het dat hun bedrijfsvoering en dienstverlening meer in economische termen moet worden opgevat. Kernbegrippen voor overheidssturing worden efficiëntie, effectiviteit en verantwoording (WRR, 2006; Kruiter, 2008). Sociaal beleid wordt steeds vaker geformuleerd in termen van prestatiedoelstellingen. Het meten in harde cijfers wordt ook voor ‘zachte’ onderwerpen als participatie van belang. Voor gemeenten betekenen bovengenoemde ontwikkelingen dat zij de eerste verantwoordelijken zijn geworden in de uitvoering van sociaal beleid. Gemeenten staan daarbij voor de opdracht om de participatie van burgers in de
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
23
samenleving te vergroten. Om vast te stellen of het gevoerde beleid inderdaad de beoogde resultaten behaalt, is onderzoek naar de maatschappelijke effecten van sociaal beleid nodig. Deze Participatiemonitor Drechtsteden is ontwikkeld om bij te dragen aan dat inzicht. De vraag die resteert, is welke informatie gemeenten nodig hebben om de participatie van burgers in de samenleving te kunnen volgen en vergroten? Hiervoor gaan wij te rade bij de maatschappelijke betekenis van participatie: sociaal kapitaal. Sociaal kapitaal is afhankelijk van participatie Het sociale kapitaal van de lokale samenleving als geheel en van individuele burgers is afhankelijk van participatie. Het begrip sociaal kapitaal is breed bekend geworden door het werk van de Amerikaanse socioloog Robert D. Putnam (2000). Sociaal kapitaal verwijst naar sociale relaties (het sociale netwerk) en de hulpbronnen die daarin aanwezig zijn. Die hulpbronnen kunnen heel divers van aard zijn en bijvoorbeeld variëren van tijd voor zorgtaken en vrijwilligerswerk, een vakantiehuis tot emotionele steun. De gedachte is dat een individu, via die sociale relaties toegang heeft tot de hulpbronnen die in het sociale netwerk aanwezig zijn (Metz, 2007). Sociaal kapitaal heeft drie functies voor de maatschappij en het individu: 1. De aanwezigheid van sociale relaties betekent sociale samenhang. Voor de maatschappij biedt dat sociale cohesie en voor het individu betekent dat het voorkomen van sociaal isolement (Putnam, 2000; Blokland, 2000; Hortulanus, Machielse & Meeuwese, 2003). 2. De sociale relaties zijn ook van belang voor emotioneel welbevinden, erkenning en waardering, die op hun beurt cruciaal zijn voor zelfvertrouwen en identiteit (Putnam, 1993; Engbersen en Gabriëls, 1995). 3. Tenslotte gaat het bij sociaal kapitaal om de – eerder al genoemde hulpbronnen in de sociale netwerken. De toegang daartoe bevordert de zelfredzaamheid van het individu en de samenleving als geheel (Putnam, 2000; Elchardus, Huyse & Hooghe, 2001; Hortulanus, Machielse & Meeuwese, 2003.). Belemmeringen en uitsluiting De hoeveelheid sociaal kapitaal is niet voor alle individuen en voor alle groepen gelijk. Dat heeft twee oorzaken: zowel de hulpbronnen als de sociale relaties zijn niet van iedereen hetzelfde (Elchardus, Huyse, Hooghe, 2001; Blokland, 2001, 2002; Hortulanus, Machielse & Meeuwese, 2003). Op deze twee oorzaken gaan we nu dieper in. De hoeveelheid sociaal kapitaal wordt mede bepaald door de hulpbronnen van het individu en die zijn per persoon verschillend. Drie typen hulpbronnen zijn van invloed op participatie: gezondheid, kennis en vaardigheden (competenties) en financiële middelen. Het niet of minder beschikken over bovengenoemde hulpbronnen vormen belemmeringen voor participatie (Elchardus, Huyse, Hooghe 2001; Hortulanus, Machielse & Meeuwese 2003). We kunnen drie typen belemmeringen onderscheiden: 1. Beperkingen. De eerste belemmering is dat burgers te maken kunnen hebben met beperkingen die hun functioneren belemmeren. Het hebben van reuma is hier een voorbeeld van, de betrokkene heeft pijn, heeft minder energie en is fysiek minder mobiel. Psychotisch zijn is een beperking die het contact met de omgeving bemoeilijkt omdat de persoon in kwestie in (deels) een andere werkelijkheid leeft. Mensen met een verstandelijke handicap hebben moeite met het doorzien van hun dagelijkse leefomgeving.
24
Participatiemonitor Drechtsteden
2. Gebrek aan competenties. Het niet beschikken over benodigde kennis en vaardigheden is een tweede belemmering. Voorbeelden hiervan zijn laaggeletterdheid, digibeet zijn of beperkt de Nederlandse taal eigen zijn. 3. Gebrek aan financiële middelen. Een derde belemmering is het gebrek aan financiële middelen. De meeste vormen van participatie (bijvoorbeeld lidmaatschap) kosten geld. Maar ook gratis activiteiten kunnen kosten met zich meebrengen voor vervoer, eten en drinken of presentjes. De tweede reden dat het sociaal kapitaal niet voor alle inwoners en alle groepen gelijk is, is omdat sociaal kapitaal afhankelijk is van de aanwezigheid van sociale relaties. Sommige mensen beschikken over weinig of geen sociale contacten; dit is bekend als sociaal isolement (Hortulanus, Machielse & Meeuwese, 2003). Daarnaast kunnen zowel individuen als groepen te maken hebben met uitsluiting (Van Houten, 1999; Putnam, 2000; Blokland, 2001; Schuyt & Taverne, 2004). Schuyt (2006) noemt drie oorzaken voor uitsluiting: “….. er niet meer bij mogen horen, er niet meer bij kunnen horen en er niet meer bij willen horen. Het er niet bij mogen horen slaat op mensen die opzettelijk worden geweerd of gediscrimineerd, er buiten worden gehouden. Het er niet bij kunnen horen slaat op burgers met handicaps, gebreken en onvermogens, bijvoorbeeld het onvermogen om een goede baan te vinden, die baan vast te houden. Beide groepen (niet mogen en niet kunnen) moeten moeite doen zich staande te houden in onze samenleving. Wanneer je niet meedoet, zal dat je eigen schuld wel zijn, zo wordt vaak beredeneerd. Veel van hen worden door onze maatschappij uitgesloten. Is het niet verwonderlijk dat veel uitgeslotenen dan zelf besluiten om er niet meer bij te willen horen? Zelfselectie en zelfuitsluiting, die frequent voorkomen, is vaak een rechtstreeks gevolg van afkeuring en eerdere uitsluiting van de kant van ouders, leerkrachten, politie, en andere gezagsdragers” (Schuyt 2006). Kern sociaal beleid Participatie is de kern van sociaal beleid. Contacten tussen mensen vormen de basis van de samenleving. Sociale relaties zijn belangrijk voor het persoonlijke welbevinden, voor hulp en ondersteuning, voor de vorming van individuen tot burger en voor sociale samenhang. Sociaal beleid beoogt hieraan bij te dragen door mogelijkheden voor ontmoeting en ontplooiing te creëren, mensen te stimuleren deel te nemen en bij te dragen aan het samenleven, ondersteuning te bieden aan degenen die daar hulp bij nodig hebben en uitsluiting tegen te gaan. Voor gemeenten is het daarom belangrijk om te weten op welke manieren burgers participeren in de samenleving, wat redenen zijn dat (groepen) burgers niet participeren (beperkingen en uitsluiting) en de wijzen waarop burgers steun ontvangen, van elkaar en van de overheid.
3.2
Meten van participatie
Om participatie te kunnen meten, moeten wij eerst bepalen wat wij bedoelen met het begrip participatie. Deze vraag is niet eenvoudig te beantwoorden. We kunnen wel stellen dat participatie gaat over de deelname van mensen aan de samenleving, maar dat roept onmiddellijk vervolgvragen op naar waaruit die deelname bestaat en wanneer er nu eigenlijk sprake is van participatie. In de literatuur zijn diverse invullingen te vinden van het begrip participatie. We maken een driedeling door naar de context van participatie te kijken. •
Als het begrip participatie gebruikt wordt in relatie tot het in stand houden en/of gebruik maken van de voorzieningen van de verzorgingsstaat, gaat het over sociaal-economische participatie: de toegang, deelname en bijdrage aan betaald werk, sociale zekerheid en onderwijs.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
25
•
Politieke participatie gaat over deelname aan het democratische proces. Hieronder vallen bijvoorbeeld stemgedrag en lidmaatschap van politieke partijen.
•
Een derde vorm van participatie is maatschappelijke participatie. Dit omvat de deelname van burgers aan de traditionele middenveldorganisaties (zoals vakbonden en woningbouwcorporaties) en in de civil society. Deelname aan de civil society betreft bijvoorbeeld lidmaatschap van verenigingen en actief zijn voor bewonersorganisaties. Maar ook deelname aan informele netwerken, zoals actief zijn in de buurt en vrijwilligerswerk (Metz, 2006).
We hebben nu een driedeling van de vormen van participatie. Maar wanneer zeggen we nu dat iemand actief deelneemt, of juist niet? In de literatuur zijn voor elke genoemde vorm een of meerdere ladders of schalen bedacht, waarbij de mate van participatie kan worden weergegeven. Van elke vorm geven we een voorbeeld van de meest bekende maatstaf. Sociaal-economische participatie: de participatieladder Om de participatie van burgers in relatie tot de arbeidsmarkt te kunnen meten heeft Regioplan Beleidsonderzoek in opdracht van en samen met twaalf gemeenten de participatieladder ontwikkelt (Gent e.a., 2008). Het instrument is bedoeld om als hulpmiddel te dienen bij het voeren van gemeentelijk participatiebeleid. De ladder telt zes treden en loopt van isolement, via sociale contacten buiten de deur, deelname aan georganiseerde activiteiten, onbetaald werk en betaald werk met ondersteuning naar betaald werk. Elk participatieniveau in deze ladder is duidelijk afgebakend. Politieke participatie: actief burgerschap Actief burgerschap omhelst het (leren) deelnemen aan en verantwoordelijkheid dragen voor de publieke zaak (Tonkens, 2008). Tonkens maakt de mate van actief burgerschap meetbaar door op basis van de benodigde competenties vier dimensies van actief burgerschap te onderscheiden. De eerste dimensie is emancipatie, waarin burgers beschikken over een minimaal niveau van maatschappelijke kennis, mondigheid, (zelf)respect en communicatief vermogen, of deze vaardigheden ontwikkelen. Via het vormgeven en onderhouden van maatschappelijke verbanden (dimensie 2) en de deelname hieraan (dimensie 3) is de hoogste mate van participatie hier de oriëntatie op het algemeen belang (dimensie 4) (Tonkens, 2006). Maatschappelijke participatie: OGGZ-ladder De OGGZ (Openbare Geestelijke Gezondheidszorg) omvat preventieve zorg voor de hele bevolking en risicogroepen en zorg voor risicogroepen die overlast veroorzaken zoals daklozen en zorgmijders. Wolf heeft een ladder ontwikkeld waarmee de mate van problemen en doelgroepen van de openbare geestelijke gezondheidszorg beter in beeld kunnen worden gebracht (Wolf, 2006). Elke trede van de ladder bevat twee dimensies: • •
de ernst, de complexiteit en duur van problemen, uit te drukken in een risicoprofiel; de gewenste en benodigde ondersteuning en opvang tijdens de verschillende fases van in- en uitsluiting.
De ladder heeft vijf treden. Bij de bovenste trede is er sprake van een adequate interactie tussen individu en omgeving. Zelfzorg en mantelzorg voldoen, ook bij een tegenslag. Bij de volgende treden nemen de problemen in zwaarte en complexiteit toe en is er steeds meer zorg gewenst. Bij de laatste trede hebben kwetsbare personen de bodem van het bestaan geraakt. Zij voorzien niet in eigen onderdak en willen of kunnen geen gebruik maken van bestaande instituties. Zorg op straat is hier van belang.
26
Participatiemonitor Drechtsteden
Overlap Wanneer wij de drie aangehaalde participatieladders vergelijken valt als eerste op dat er duidelijk sprake is van overlap. Er zijn gradaties in de mate van participatie. Wanneer u de ladder opklimt, loopt u altijd van non-participatie, via treden met steeds meer contacten, naar de hoogste trede waarin deelname het meest publiek is. Het tweede wat de aangehaalde participatieladders zichtbaar maken is dat er weinig overeenstemming is in de vormen en de domeinen van participatie. De participatieladder van Regioplan is beperkt tot het domein van sociaaleconomische participatie. Wel toont zij dat er verschillende vormen van deelname zijn: sociale contacten, deelnemen aan de maatschappij (sport, bezoek aan park of buurthuis) en actief bijdragen aan de maatschappij (vrijwilligerswerk of actief zijn in de buurt).8 De dimensies van actief burgerschap richten zich op de oriëntatie op het publieke belang en is vooral relevant voor politieke participatie. De OGGZ-ladder focust op de ondersteuning die mensen nodig hebben om aan de samenleving deel te nemen en wijst er daarmee op dat steun krijgen ook een vorm van deelname kan zijn. De vergelijking van de participatieladders leert dat geen van de drie gepresenteerde participatieladders geheel voldoet voor de Participatiemonitor Drechtsteden. De ladders omvatten ieder één vorm van participatie terwijl voor de monitor drie vormen van participatie relevant zijn, die allen gekenmerkt worden door gradaties van participatie met non-deelname als vertrekpunt. Voor de Participatiemonitor Drechtsteden zijn van belang de (gebruikers) deelname aan de maatschappij inclusief sociale contacten, steun bieden (actief bijdragen) en steun krijgen.
3.3
De trappen van participatie
Voor de Participatiemonitor Drechtsteden ontwikkelen wij een nieuw model voor participatie: de sociaal maatschappelijke participatietrappen ofwel de trappen van participatie. Kenmerkend voor de trappen van participatie zijn dat het verschillende trappen naast elkaar zijn, die allen omhoog leiden en onderling in elkaar overlopen. De trappen van participatie zijn opgebouwd uit drie losse trappen: • • •
trap 1 - steun bieden; trap 2 - deelnemen; trap 3 - steun krijgen.
Doordat de drie trappen in elkaar overlopen is het mogelijk dat een persoon zich op alle drie de trappen tegelijk bevindt, bijvoorbeeld door gebruik te maken van voorzieningen voor mensen met een beperking en actief te zijn in het vereniging- en uitgaansleven. Ook is het mogelijk dat iemand zich bij alle trappen op de grond bevindt en dus op geen enkele manier sociaal maatschappelijk deelneemt aan de samenleving. Steun bieden Steun bieden is de eerste trap van de trappen van participatie. Het verwijst naar die vorm van participatie waarin mensen actief iets bijdragen aan de maatschappij. Voorbeelden hiervan zijn het geven van voetbaltraining, het realiseren van een kinderboerderij of het bieden van mantelzorg. Deze actieve bijdrage is van belang voor de zelfredzaamheid van individuen en van de samenleving als geheel. De overheid hoeft niet in te springen als mensen het onderling kunnen oplossen. In deze monitor beschrijven wij in hoofdstuk 4 Steun bieden hoeveel inwoners uit de Drechtsteden actief hun steentje 8
Het OCD brengt tevens de Monitor Economie uit. Dat is de reden dat wij in de Participatiemonitor Drechtsteden de arbeidsmarktparticipatie buiten beschouwing laten.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
27
bijdragen aan de samenleving in de vorm van mantelzorg, vrijwilligerswerk of actief zijn in de buurt.
Relativiteit, Maurits Cornelius Escher (1953)
Deelnemen Gebruikers - of consumptieve deelname aan de samenleving betreft de tweede trap van de trappen van participatie. Het gaat over het meedoen van mensen aan de samenleving, dat van belang is voor het eigen welbevinden en de socialisatie als burger. Op deze trap vinden we de deelname van burgers aan één of meerdere vormen van sociale interactie door gebruik te maken van vrijetijdsvoorzieningen, lidmaatschappen van verenigingen en organisaties en sociale contacten. In de Participatiemonitor Drechtsteden zoomen wij in hoofdstuk 5 Deelnemen in op de deelname van Drechtstedelingen in de vorm van lidmaatschap, stemmen bij verkiezingen, sociale contacten en sport- en cultuurparticipatie. Steun krijgen Sommige mensen zijn voor kortere of langere tijd niet in staat om op eigen kracht deel te nemen aan de samenleving. Zij hebben steun nodig. Een deel van hen kan zelf de benodigde ondersteuning realiseren, anderen doen daarvoor een beroep op de voorzieningen van de verzorgingsstaat. Steun krijgen is net als steun ontvangen een wijze van deelname aan de samenleving. Het ontvangen van steun is daarom de derde trap van de sociaal-maatschappelijke participatietrappen. Hoofdstuk 6 Steun krijgen van de Participatiemonitor Drechtsteden brengt in beeld in welke mate bewoners ondersteuning ontvangen
28
Participatiemonitor Drechtsteden
van de samenleving. Daarbij maken wij onderscheid tussen de steun die zij ontvangen vanuit sociale netwerken en vanuit instellingen en professionals. Non-deelname is de keerzijde van participatie. Het gaat over mensen die zich op een of meerdere trappen op de grond bevinden en geen steun bieden, niet deelnemen aan de samenleving, sociaal geïsoleerd zijn, of geen steun ontvangen van de samenleving terwijl daar wel behoefte aan is. Omdat het de inzet is van sociaal beleid de participatie van de bevolking te vergroten, brengen wij per trap ook de non-deelname in beeld. Hierbij proberen wij te achterhalen wat de redenen voor non-deelname zijn. Enerzijds biedt het inzicht in welke groepen mogelijk verder te activeren zijn en anderzijds in welke groepen mogelijk te maken hebben met uitsluiting.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
29
30
Participatiemonitor Drechtsteden
4
Steun bieden
Hoeveel inwoners uit de Drechtsteden dragen actief hun steentje bij aan de samenleving? In dit hoofdstuk staat de eerste trap van de trappen van participatie centraal: steun bieden. Hoeveel mensen bieden steun aan anderen in de vorm van mantelzorg of vrijwilligerswerk? En hoeveel inwoners zijn actief in de buurt of dienen een voorstel in voor ondersteuning van hun (burger-)initiatief? In de laatste paragraaf gaan wij in op de redenen waarom burgers niet willen of kunnen bijdragen.
Steun bieden betekent actief een bijdrage leveren aan de samenleving. Door bijvoorbeeld mantelzorg te bieden of actief te zijn in de buurt draagt iemand bij aan het algemeen belang.
4.1
Mantelzorg
Mantelzorg betekent langdurig en onbetaald zorg geven aan hulpbehoevende, zieke of gehandicapte familieleden, vrienden en buren. In deze paragraaf kijken we naar het aantal mensen dat mantelzorg geeft, aan wie ze mantelzorg geven, wat voor soort, hoe vaak en hoeveel uur. Daarnaast geven we ook een beeld van de ondersteuning die mantelzorgers zelf ontvangen bij het bieden van steun. Wie ontvangen mantelzorg? In de Drechtsteden geeft gemiddeld 20% van de inwoners aan dat ze in de afgelopen 12 maanden mantelzorg hebben gegeven. De verschillen tussen de inwoners van de zes gemeenten zijn minimaal (zie tabellenboek). Mantelzorg wordt in de Drechtsteden het meest gegeven aan ouders (zie figuur 4.1). Ook hier is er een grote overeenkomst in aan wie mantelzorg wordt geboden. Van de zes gemeenten is de enige uitzondering Sliedrecht, waar iets minder mantelzorg gegeven wordt aan de partner.
Figuur 4.1 Aan wie geeft u mantelzorg?
ouders
10%
kinderen
4%
vrienden/ kennissen
4%
familie
4%
partner
3%
broer, zus
3%
buren
3% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Er zijn verschillende soorten activiteiten waarmee je de ander steun kunt geven in het kader van mantelzorg. In de Drechtsteden wordt vooral huishoudelijke hulp gegeven (zie figuur 4.2). Ook oppassen of gezelschap houden komt veel voor. Deze worden gevolgd door hulp met persoonlijke verzorging en klussen. De minste mantelzorg wordt besteed aan medische verzorging. Tussen de
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
31
gemeenten zijn geen verschillen, behalve in Papendrecht, waar van alle gemeenten de meeste persoonlijke verzorging wordt gegeven.
Figuur 4.2 Soort mantelzorg
huishoudelijke zorg oppassen, gezelschap
12% 11%
persoonlijke verzorging
7%
klussen
7%
medische verzorging
3% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Hoeveel tijd besteden mantelzorgers? Langdurig (en onbetaald) zorg geven, zo luidt onze definitie van mantelzorg. Maar hoe veel tijd besteden de inwoners dan aan mantelzorg? Verreweg de meeste mantelzorgers doen dit wekelijks (zie figuur 4.3).
Figuur 4.3 Hoe vaak biedt u mantelzorg?
5%3% 16% wekelijks maandelijks halfjaarlijks jaarlijks 76%
In figuur 4.4 is te zien hoeveel uur per week besteed wordt aan de mantelzorg taken. Een derde van de mantelzorgers besteedt tussen de 2 en 4 uur per week aan hun taken. Bijna een kwart van de mantelzorgers besteedt tussen de 4 en 10 uur per week aan het zorgen.
32
Participatiemonitor Drechtsteden
Figuur 4.4
Uren geboden mantelzorg per week
meer dan 20 uur tussen 10 en 20 uur tussen 4 en 10 uur
11%
8% 7%
17% 24%
tussen 2 en 4 uur minder dan 2 uur 0 uur
33%
Ondersteuning mantelzorgers Iets meer dan de helft van de mensen die steun bieden in de vorm van mantelzorg ontvangt daarbij hulp van anderen. Deze hulp komt voornamelijk van familie (72%), maar ook betaalde krachten leveren hieraan een bijdrage (41%). Overige hulp komt van vrienden (13%), buren (7%) en vrijwilligers (4%). Daarnaast kunnen mantelzorgers voor ondersteuning terecht bij het steunpunt mantelzorg van Stichting MEE. Van de mantelzorgers is 77% bekend met dit steunpunt en 9% maakt hier gebruik van. Van alle inwoners, dus niet alleen van de mantelzorgers, kent 67% deze voorziening. De bekendheid en het gebruik van mantelzorgondersteuning zijn in alle gemeenten gelijk.
Spilzorg Mantelzorgers die er alleen voor staan en meer dan 20 uur uur per week zorgen vormen de spil van het leven van de hulpbehoevende. De zware belasting en de grote afhankelijkheid maakt dat deze groep het risico loopt overbelast te raken. Juist deze groep mantelzorgers vindt het moeilijk hulp te vragen, zorg uit handen te geven of kent eenvoudig de weg naar hulp niet (Tonkens e.a. 2008). Van alle inwoners in de Drechtsteden is 4% spilzorger. Voor alle gemeenten geldt een vergelijkbaar percentage.
4.2
Vrijwilligerswerk
Welk deel van de inwoners verricht vrijwilligerswerk? Hoe vaak doen inwoners dat, voor wie en hoeveel uur per week? In deze paragraaf geven we hier een antwoord op. Daarnaast laten we ook zien in welke mate mensen bekend zijn met en gebruik maken van de Vrijwilligers Vacature Bank. In de regio heeft een derde van de inwoners het afgelopen jaar vrijwilligerswerk gedaan. In Sliedrecht ligt dit percentage met 39% iets hoger dan in de overige Drechtsteden. Vrijwilligerswerk gebeurt vooral voor levensbeschouwelijke organisaties; 43% van de vrijwilligers noemde dit. Een goede tweede plaats is voor sportverenigingen met 34%. Een derde plaats is voor zorginstelling of vereniging (27%). In tabel 4.1 zien we dat er een paar verschillen zijn tussen de gemeenten. In Dordrecht staan de sportverenigingen op positie 1. In Papendrecht staan levensbeschouwelijk organisaties op de eerste plaats, maar daar wordt ook veel vrijwilligerswerk gedaan voor zorginstellingen of verenigingen. En in Sliedrecht staan de levensbeschouwelijke organisaties (de kerk) echt met stip op positie 1, maar wordt minder voor sportverenigingen gedaan.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
33
Tabel 4.1
1
Top 5 organisaties waarvoor mensen vrijwilligerswerk doen (% van vrijwilligers) DrechtAlblasDorHIPapensteden serdam drecht Ambacht drecht
Sliedrecht
Zwijndrecht
37
60
36
43
53
38
49
2
levensbeschouwelijke organisaties sportverenigingen
34
34
42
27
30
28
34
3
zorginstelling of vereniging
27
27
22
27
34
31
24
4
school, crèche of peuterspeelzaal organisatie met maatschappelijke doelen
23
23
21
20
28
26
21
19
16
19
19
17
22
21
5
Toelichting: de vetgedrukte percentages verschillen van het Drechtstedengemiddelde: boven gemiddeld of onder gemiddeld
Hoeveel tijd besteden vrijwilligers? Van de mensen die vrijwilligerswerk verrichten doet 57% dat wekelijks (figuur 4.5). Nog eens 27% verricht maandelijks vrijwilligerswerk. Een nieuwe ontwikkeling in het vrijwilligerswerk is dat mensen eens per jaar een grote klus op zich nemen, zoals het organiseren van jaarlijkse festijnen. In de Drechtsteden doen 9% van de inwoners halfjaarlijks en 7% van de inwoners jaarlijks vrijwilligerswerk. Deze verdeling is in alle gemeenten van de Drechtsteden gelijk.
Figuur 4.5 Hoe vaak doet u vrijwilligerswerk?
7% 9% wekelijks maandelijks halfjaarlijks
57%
27%
jaarlijks
Het aantal uren dat mensen gemiddeld per week besteden aan de taken loopt tussen de gemeenten weinig uiteen (figuur 4.6). In Papendrecht, Alblasserdam en Zwijndrecht worden ongeveer evenveel uur besteed als gemiddeld in de Drechtsteden. In Sliedrecht besteden minder mensen 0 uur per week en minder mensen meer dan 20 uur aan vrijwilligerswerk. In Hendrik-Ido-Ambacht besteden meer mensen minder dan 2 uur aan hun taken. In Dordrecht wordt meer dan gemiddeld meer dan 20 uur per week vrijwilligerswerk verricht.
Figuur 4.6 Uren geboden vrijwilligerswerk per week
meer dan 20 uur
6% 20%
tussen 10 en 20 uur
20%
tussen 4 en 10 uur tussen 2 en 4 uur
20%
minder dan 2 uur 0 uur
34
32%
Participatiemonitor Drechtsteden
Tabel 4.2
Vrijwilligerswerk in uren per week (%) DrechtAlblasser steden -dam 0 uur 20 19 minder dan 2 uur 20 21 tussen 2 en 4 uur 33 30 tussen 4 en 10 uur 20 23 tussen 10 en 20 uur 6 5 meer dan 20 uur 2 2
Dordrecht 21 18 31 19 7 4
HIAmbacht 18 33 28 17 3 1
Papendrecht 21 20 37 19 3 1
Sliedrecht 12 16 42 23 7 0
Zwijndrecht 21 17 33 19 6 3
Toelichting: De vetgedrukte percentages verschillen van het Drechtstedengemiddelde: boven gemiddeld of onder gemiddeld.
Ondersteuning vrijwilligers Ruim de helft van de bevolking (53%) kent de Vrijwilligers Vacaturebank, maar slechts 1% van de totale bevolking en 2% van de vrijwilligers maakt er gebruik van. Hoewel het gebruik per gemeente hetzelfde is, zijn er wel verschillen in de bekendheid per gemeente. In Sliedrecht en Dordrecht is de Vrijwilligers Vacaturebank het meest bekend (64% en 62%), Zwijndrecht en Papendrecht volgen met 48% en 47% en in Hendrik-Ido-Ambacht en Alblasserdam (43% en 36%) is de Vrijwilligers Vacaturebank het minst bekend.
Kaart 4.1
Bekendheid Vrijwilligers Vacature Bank naar wijk
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
4.3
Actief in de buurt
Om te kunnen deelnemen aan activiteiten zijn er mensen nodig die meedoen in de buurt. Actief zijn in de buurt kan op veel manieren. Enkele voorbeelden zijn het organiseren van een buurtbarbecue, het houden van een schoonmaakactie of actievoeren voor een nieuwe speelplek. Hoeveel mensen zijn het afgelopen jaar actief geweest in de buurt, hoe vaak zijn ze gemiddeld genomen actief en hoeveel uur besteden ze hieraan? In de Drechtsteden geeft 9% van de inwoners aan actief te zijn in de buurt9. Hierin zijn geen verschillen tussen de zes gemeenten.
9
In de monitor Leefbaarheid en Veiligheid 2009 (L&V) wordt ook gesproken over actief in de buurt. De definitie van van het verbeteren van deeigen buurt in L&V is veel ruimer dan de definitie van actief in de buurt zijn in deze monitor. Hier richten we ons op steun bieden, terwijl in L&V is gevraagd “Bent u in het afgelopen jaar actief geweest om uw buurt te verbeteren?” Ook bv het onderhouden van eigen huis en tuin en het weghalen van zwerfvuil waren hier onderdeel van het actief in de buurt zijn.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
35
Hoeveel tijd zijn mensen actief in de buurt? Veel van de acties vinden een of enkele keren per jaar plaats, in tegenstelling tot bijvoorbeeld vrijwilligerswerk en mantelzorg. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de meeste mensen jaarlijks actief zijn (figuur 4.7).
Figuur 4.7 Hoe vaak bent u actief in de buurt?
15%
wekelijks
40% 17%
maandelijks halfjaarlijks jaarllijks
28%
Het actief zijn in de buurt laat logischerwijs een hele andere verdeling zien van het aantal uren dat aan de activiteit wordt besteed dan mantelzorg of vrijwilligerswerk. Veel activiteiten vinden jaarlijks plaats, dat verklaart dat veel van de mensen die actief zijn toch hebben aangegeven de afgelopen week 0 uur te hebben besteed. De verdeling is voor alle gemeenten gelijk. Ondersteuning burgerinitiatieven In het gemeentelijk beleid is er ruimte voor initiatieven van inwoners, ook voor initiatieven die niet direct in het vastgelegde gemeentebeleid passen. Denk aan een initiatief voor een nieuw trapveldje in een wijk met voldoende sportvoorzieningen. Iedere inwoner van de Drechtsteden van 14 jaar en ouder kan een burgerinitiatief indienen. Er wordt bijvoorbeeld ondersteuning geboden door middel van subsidie. Bijna een derde (31%) van de burgers kent de mogelijkheid om ondersteuning te vragen door een burgerinitiatief in te dienen. In verhouding maakt bijna niemand (1%) hier gebruik van.
36
Participatiemonitor Drechtsteden
Kaart 4.2
Actief in de buurt naar wijk
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
4.4
Non-deelname
Zijn het steeds dezelfde mensen die actief zijn of doet iedereen wat? Wanneer we kijken naar het aantal inwoners dat op geen enkel aspect actief is, biedt 53% van de bevolking géén steun, dat wil zeggen, zij doen geen vrijwilligerswerk of mantelzorg en zijn niet actief in de buurt. Er zijn geen verschillen tussen de inwoners uit de gemeenten van de Drechtsteden. Wat is de reden dat mensen niet actief zijn? We kijken hier op twee manieren naar. Ten eerste hebben we aan alle mensen gevraagd waarom ze niet of niet meer actief willen zijn. Ten tweede hebben we gezocht in achtergrondkenmerken van de inwoners die niet actief zijn en deze vergeleken met inwoners die wel op actief zijn. Redenen om niet actief te zijn Desgevraagd geeft bijna een kwart (23%) van de Drechtstedelingen aan meer actief te willen zijn. Dit geldt voor inwoners uit alle gemeenten in de Drechtsteden. Van de niet-actieve inwoners wil 21% meer actief zijn. We hebben de inwoners gevraagd naar de reden waarom ze niet (méér) actief willen zijn. De belangrijkste reden die hiervoor genoemd wordt is geen tijd. Op nummer twee voor alle inwoners staat “ik doe al veel”, voor de niet-actieve inwoners is de tweede reden dat het niet aanspreekt. De derde reden die wordt genoemd is de gezondheid (tabel 4.3).
Tabel 4.3 top 3 1 2 3
Top-3 redenen om niet (méér) actief te zijn reden geen tijd ik doe al veel gezondheid
% 53 21 17
Tabel 4.3 top 3 1 2 3
Top-3 redenen van niet- actieve inwoners om niet (méér) actief te zijn reden geen tijd spreekt me niet aan gezondheid
% 51 20 18
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
37
Kaart 4.3
Niet actief naar wijk
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
Profielschets niet actieve inwoners Naast de argumenten die inwoners aangeven kunnen er in de leefomstandigheden van mensen ook aanleidingen zijn die leiden tot een minder of niet actieve rol in de samenleving. Gemiddeld zijn 53% van de inwoners niet actief. Wanneer we kijken naar opleiding, huishoudensamenstelling, het al dan niet hebben van betaald werk en moeite hebben met de Nederlandse taal zien we afwijkingen ten opzichte van dit gemiddelde. Opleiding Inwoners met een lage opleiding zijn gemiddeld minder actief dan bewoners die hoog zijn opgeleid, zie figuur 4.8.
Figuur 4.8 Niet activiteit naar opleiding
hoog opgeleid
43%
midden opgeleid
51%
laag opgeleid
60% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Huishoudensamenstelling Iets meer dan de helft van de gezinsleden van twee oudergezinnen met kinderen zijn actief, zie figuur 4.9. Deze inwoners zijn daarmee gemiddeld vaker actief dan bewoners van andere huishoudensamenstellingen. Mensen uit eenpersoonshuishoudens zijn juist minder vaak actief dan gemiddeld; van hen is 63% niet actief.
38
Participatiemonitor Drechtsteden
Figuur 4.9 Niet activiteit naar huishoudensamenstelling
anders
66%
eenpersoonshuishouden
63%
een-oudergezin met kinderen
57%
meerpersoonshuishouden
56%
tweepersoonshuishouden
54%
twee-oudergezin met kinderen
48% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Betaald werk In figuur 4.10 is te zien dat 57% van de mensen die een opleiding volgen niet actief is. Van de inwoners met betaald werk is 54% niet actief. Het minste aandeel niet actieve inwoners zijn te vinden onder de mensen zonder werk: 49% van hen is niet actief.
Figuur 4.10 Niet activiteit naar betaald werk
geen werk
49%
betaald werk
54%
57%
opleiding 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Moeite met de Nederlandse taal Inwoners die veel moeite hebben met de Nederlandse taal zijn veel minder actief dan gemiddeld. Van hen is 77% niet actief. Ook mensen die aangeven een beetje moeite te hebben met de Nederlandse taal zijn veel minder actief, van hen is 72% niet actief, zie figuur 4.11.
Figuur 4.11 Niet activiteit naar Nederlandse taal
veel moeite
77%
beetje moeite
72%
geen moeite
52% 0%
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
20%
40%
60%
80%
100%
39
40
Participatiemonitor Drechtsteden
5
Deelnemen
Meedoen in de samenleving kan op verschillende manieren. In dit hoofdstuk staat deelname centraal. Daarmee bedoelen wij meedoen in de vorm van lidmaatschap van verenigingen en clubs, stemmen bij verkiezingen, sociale contacten en sport- en cultuurparticipatie. Kenmerkend is deelname aan de samenleving zonder dat er sprake is van een actieve bijdrage aan de samenleving. Hoe participeren bewoners? Hoe vaak? Wie doen niet mee? En welke belemmeringen ervaren bewoners?
5.1
Lidmaatschap
Deelnemen aan de samenleving kan door middel van een lidmaatschap. De één doet aan toneel, de ander gaat naar de bibliotheek. Maar ook lidmaatschap van een kerk of moskee en een politieke organisatie tellen mee. Van de Drechtstedelingen is anno 2009 80% lid van één of meerdere verenigingen of organisaties (figuur 5.1). Dit betekent dat twee op de tien inwoners van geen enkele vereniging of organisatie lid zijn. In Alblasserdam, Sliedrecht en Hendrik-Ido-Ambacht hebben inwoners vaker een lidmaatschap dan gemiddeld. Voor Dordrecht geldt dat juist minder inwoners lid zijn van een organisatie of vereniging. Het aandeel inwoners dat in Zwijndrecht en Papendrecht een lidmaatschap heeft, is gelijk aan het gemiddelde van de Drechtsteden.
Figuur 5.1 Lid van een organisatie of vereniging
Alblasserdam
84%
Sliedrecht
83%
HI-Ambacht
83%
Papendrecht
80%
Zwijndrecht
79%
Dordrecht
76%
Drechtsteden
80% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Sportvereniging, kerk of moskee en bibliotheek In figuur 5.2 staan de soorten lidmaatschappen in de Drechtsteden in afnemend gebruik weergegeven. Van een sportvereniging, een kerk of moskee en een bibliotheek is 36% tot 38% van de bevolking lid. Verder zijn twee op de tien Drechtstedelingen lid van een organisatie met maatschappelijke doelen en van een werknemers- of werkgeversvereniging.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
41
Figuur 5.2 Soorten lidmaatschap
38%
sportvereniging
37% 36%
bibliotheek 21% werknemers of werkgeversorganisatie
21% 11%
bewonersorganisatie of buurtvereniging
11% 8%
vereniging met godsdienstig doel
6% 6%
jeugd- of jongerenvereniging
3% 1%
andere vereniging 0%
18% 20%
40%
60%
80%
100%
Toelichting: meerdere antwoorden waren mogelijk
Tabel 5.1
Soorten lidmaatschap (%) Drechtsteden allochtone vereniging 1 zang-, muziek- of 8 toneelvereniging kerk of moskee 37 vereniging met 6 godsdienstig doel sportvereniging 38 hobbyvereniging 11 politieke organisatie 6 organisatie met 21 maatschappelijke doelen werknemers- of 21 werkgeversvereniging bewonersorganisatie 11 of buurtvereniging jeugd- of 3 jongerenvereniging bibliotheek 36 andere vereniging of 18 organisatie
Toelichting: gemiddeld.
42
Alblasserdam 1 9
HIAmbacht 1 10
Papendrecht 1 9
Sliedrecht 13
Dordrecht 2 7
Zwijndrecht 1 7
48 9
48 7
30 5
54 12
28 4
38 5
35 12 10 21
38 10 7 21
41 9 4 21
34 13 10 20
39 10 4 22
38 11 5 21
22
21
20
23
22
20
12
6
10
8
13
12
2
6
2
4
2
4
39 20
40 18
39 16
42 19
32 17
36 20
De vetgedrukte percentages zijn verschillend van het Drechtstedengemiddelde: boven gemiddeld of onder
Participatiemonitor Drechtsteden
Wanneer we kijken naar de top-3 lidmaatschappen per gemeente (tabel 5.1) zien we dat de lidmaatschappen van een kerk of moskee, van een sportvereniging en van een bibliotheek overal het populairst zijn. Lidmaatschap van de kerk of moskee staat in vier van de zes gemeenten bovenaan, namelijk in Alblasserdam, Hendrik-Ido-Ambacht, Sliedrecht en Zwijndrecht. In Dordrecht en Papendrecht scoort lidmaatschap van een sportvereniging het hoogst.
Tabel 5.2 Top-3 lidmaatschappen Drechtsteden Alblasserdam 1 sportvereniging kerk of moskee 2 kerk of moskee bibliotheek 3 bibliotheek sportvereniging
Kaart 5.1
HI-Ambacht kerk of moskee bibliotheek sportvereniging
Papendrecht sportvereniging bibliotheek kerk of moskee
Sliedrecht kerk of moskee bibliotheek sportvereniging
Dordrecht sportvereniging bibliotheek kerk of moskee
Lid van een vereniging of organisatie
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
5.2
Stemgedrag
Vanuit sociaal-maatschappelijk oogpunt is stemmen een uiting van betrokkenheid bij de samenleving. In hoeverre hebben de burgers van de Drechtsteden de intentie om te stemmen bij gemeenteraadsverkiezingen? In de regio zouden zes op de tien inwoners zeker gaan stemmen als er op dit moment gemeenteraadsverkiezingen zouden worden gehouden (figuur 5.3). Een kwart gaat misschien stemmen en de rest is niet van plan een stem uit te brengen.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
43
Zwijndrecht kerk of moskee sportvereniging bibliotheek
Figuur 5.3 Zou u stemmen?
12%
ja, zeker ja, misschien
26%
nee
62%
In Papendrecht wonen de meeste twijfelaars: drie op de tien inwoners zeggen misschien te stemmen (tabel 5.3). Een duidelijke uitschieter zijn de inwoners van Sliedrecht, daar is de stemintentie het hoogst. De inwoners van Dordrecht zeggen vaker dan gemiddeld niet te zullen stemmen. De rest van de gemeenten bevinden zich op het niveau van het Drechtstedengemiddelde.
Tabel 5.3 Stemintentie (%) gemeente Alblasserdam Hendrik Ido Ambacht Papendrecht Sliedrecht Dordrecht Zwijndrecht Drechtsteden
ja, zeker 64 68 58 70 60 61 62
ja, misschien 24 22 30 23 26 26 26
nee 13 10 12 7 14 13 12
Toelichting: De vetgedrukte percentages zijn verschillend van het Drechtstedengemiddelde: boven gemiddeld of onder gemiddeld.
44
Participatiemonitor Drechtsteden
Kaart 5.2
Stemintentie ( ja, zeker)
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
5.3
Sociale contacten en sociaal isolement
Sociale contacten spelen een belangrijke rol in het welzijn van mensen. Door middel van sociale contacten staan mensen midden in de maatschappij. We bespreken in deze paragraaf zowel de objectieve (aard en intensiteit) als subjectieve (beleving) aspecten van sociale contacten. Contact met naasten Met wie hebben de Drechtstedelingen het meest contact? Het gaat hierbij om contact in de vorm van ontmoetingen, telefonische en schriftelijke gesprekken en contacten per e-mail. Met familie en vrienden onderhouden de Drechtstedelingen het meeste contact: acht op de tien inwoners zien hun familieleden (die niet bij hen thuis wonen) één keer per week of vaker (tabel 5.4). Twee derde ziet vrienden, vriendinnen en kennissen één keer per week of vaker. Met buren wordt ook contact gehouden, al is de groep die zelden contact heeft met buren relatief groter (14% tegenover 2% en 3%). Twee op de tien inwoners van de Drechtsteden hebben (buiten het werk) één keer per week of vaker contact met collega’s. De groep Drechtstedelingen die zelden contact heeft met collega’s is relatief groot (42%).
Tabel 5.4 Mate van contact met familie, vrienden, buren en collega’s (%) contacten 1 keer per 1 keer per 1 keer per week of vaker twee weken maand familieleden 80 11 5 vrienden 64 19 10 buren 53 19 9 collega’s 19 11 14
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
minder dan 1 keer per maand 2 4 5 14
zelden 2 3 14 42
45
Tussen de gemeenten zijn geen verschillen, behalve Hendrik-Ido-Ambacht, waar bewoners meer contact hebben met hun buren (tabel 3 in bijlage 2).
Kaart 5.3
Contact met buren (zelden)
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
Contacten tussen allochtonen en autochtonen Eén op de vijf Drechtstedelingen hebben een andere culturele of etnische herkomst dan de Nederlandse (zijn allochtoon). De verschillende culturen leven naast elkaar, maar in hoeverre leven zij met elkaar? We hebben gekeken naar contacten tussen allochtonen en autochtonen op het werk, in de wijk en in de vrije tijd. We sluiten hierbij aan bij de definitie van het CBS: een allochtoon is 'een persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren’. Tabel 1 uit bijlage 3 geeft het contact dat autochtonen met allochtonen hebben weer en tabel 2 uit bijlage 3 het contact dat allochtonen met autochtonen hebben. Er vindt vooral intercultureel contact plaats op de werkvloer: 45% van de autochtonen heeft daar (heel) vaak contact met allochtonen en drie kwart van de allochtonen heeft daar (heel) vaak contact met autochtonen. In de wijk en in de vrije tijd leven autochtonen en allochtonen minder met elkaar. Autochtone inwoners van Sliedrecht hebben minder contact met allochtonen op het werk, in de wijk en in de vrije tijd dan gemiddeld. In Sliedrecht wonen dan ook verhoudingsgewijs de minste allochtonen. In Dordrecht, waar de meeste allochtonen wonen, hebben de autochtonen juist vaker contact met de allochtone inwoners in de wijk en in de vrije tijd. Daarnaast zijn er geen verschillen tussen gemeenten in het contact dat autochtonen met allochtonen hebben. Het contact dat allochtonen hebben met autochtonen is niet verschillend per gemeente.
46
Participatiemonitor Drechtsteden
Kaart 5.5
Autochtonen, (heel) vaak contact in de wijk
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
Kaart 5.6
Allochtonen, (heel) vaak contact in de wijk
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
Sociaal isolement Niet alle bewoners van de Drechtsteden hebben een goed sociaal netwerk. Aan de hand van zes stellingen over sociale contacten kunnen we bepalen of mensen sociaal geïsoleerd zijn of niet. Twee voorbeelden hiervan zijn: ‘Er zijn mensen waarmee ik goed kan praten’ en ‘Ik voel me van andere mensen geïsoleerd’ (bijlage 2). We hebben eerder, in hoofdstuk 2, gezien dat 4% van de bewoners in de Drechtsteden sociaal geïsoleerd is. Een iets grotere groep voelt zich enigszins sociaal geïsoleerd (8%). Daarnaast neemt de helft van de Drechtstedelingen een middenpositie in en is ruim een derde niet sociaal geïsoleerd. Deze percentages zijn voor alle gemeenten nagenoeg gelijk (tabel 5.5).
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
47
Tabel 5.5 Mate van sociaal geïsoleerd zijn (%) gemeente sociaal enigszins geïsoleerd sociaal geïsoleerd Alblasserdam 5 8 HI-Ambacht 4 7 Papendrecht 5 5 Sliedrecht 3 9 Dordrecht 4 8 Zwijndrecht 4 9 Drechtsteden 4 8
neutraal
niet sociaal geïsoleerd
54 51 50 50 53 51 52
33 38 40 38 35 36 36
Voor de uitsplitsingen naar wijk kunt u het tabellenboek raadplegen. Beleving sociale contacten Wanneer we kijken naar de beleving van de inwoners, zien we dat 80% vindt dat zij in het algemeen voldoende contacten hebben.10 Daarnaast vindt 13% dat ze voldoende contacten hebben, maar er wel wat meer zou willen en 7% vindt dat zij te weinig contacten hebben. Dit komt overeen met de mate van sociaal isolement. In Dordrecht ligt het aandeel inwoners dat zegt onvoldoende contacten te hebben hoger dan gemiddeld (9% tegenover 7%). Papendrecht en Sliedrecht wijken met 5% en 4% duidelijk positief af. Het aandeel inwoners van Zwijndrecht en Hendrik-Ido-Ambacht dat onvoldoende contacten heeft, ligt op het niveau van het regiogemiddelde (figuur 5.4).
Figuur 5.4 Niet voldoende contacten
9%
Dordrecht Alblasserdam
8%
Zwijndrecht
8%
HI-Ambacht
6% 5%
Papendrecht Sliedrecht
4%
Drechtsteden totaal
7% 0%
10
10%
20%
30%
40%
50%
Daarbij worden contacten op werk of school en in het eigen huishouden niet meegerekend.
48
Participatiemonitor Drechtsteden
Kaart 5.7
Niet voldoende contacten
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
5.4
Sport
Doen de inwoners van de Drechtsteden aan sport? Naast lidmaatschap en sociale contacten zegt de manier waarop mensen hun vrije tijd doorbrengen iets over de mate waarin zij deelnemen aan de maatschappij. Sport kan hierbij een belangrijke rol spelen. Sport is niet alleen belangrijk als ontspanning en goed voor de gezondheid, het is ook een manier om in contact te komen met anderen. Hoe vaak sport de bevolking van de Drechtsteden? In figuur 5.5 zien we dat 57% van de Drechtstedelingen sport. Drie op de tien sporten meer dan één keer per week en 43% sport helemaal niet.
Figuur 5.5 Sportfrequentie
0x 29% < 1 x per maand 43% 1 tot 3x per maand 1 x per week > 1 x per week
18% 7%
In de gemeenten Sliedrecht en Alblasserdam is het percentage sporters lager dan gemiddeld (beide 50%). In de rest van de gemeenten ligt het percentage sporters op het gemiddelde van de Drechtsteden (figuur 5.6). Wel sporten meer Dordtenaren minder frequent dan gemiddeld (tabel 5.6).
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
49
Figuur 5.6 Deelname aan sport, naar gemeente
Papendrecht
61%
Zwijndrecht
58%
Dordrecht
58%
HI-Ambacht
57%
Sliedrecht
50%
Alblasserdam
50% 57%
Drechtsteden totaal 0%
Tabel 5.6 Sportfrequentie (%) gemeente 0x < 1x per maand Alblasserdam 50 2 HI-Ambacht 43 3 Papendrecht 39 4 Sliedrecht 50 2 Dordrecht 42 4 Zwijndrecht 42 2 Drechtsteden 43 3
20%
40%
1 tot 3 x per maand 4 7 6 7 8 6 7
60%
1 x per week 20 19 20 19 17 19 18
80%
100%
> 1 x per week 24 28 31 22 28 31 29
Toelichting: De vetgedrukte percentages zijn verschillend van het Drechtstedengemiddelde: boven of onder gemiddeld.
Kaart 5.8
Sportdeelname
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
50
Participatiemonitor Drechtsteden
Takken van sport De meest populaire tak van sport is fitness, vechtsport, aerobics en dans (tabel 5.7). Op de tweede plaats staat wandel-, fietssport en skaten. Watersport en denksport zijn in de Drechtsteden minder populair. Grote verschillen tussen de gemeenten zijn er niet.
Tabel 5.7 Takken van sport (%) gemeente fitness, vechtsport, aerobics, dans Alblasserdam 23 HI-Ambacht 30 Papendrecht 31 Sliedrecht 21 Dordrecht 30 Zwijndrecht 33 Drechtsteden 29
wandelfietssport, skaten 19 19 23 20 19 19 20
balsport
watersport
denksport
anders
13 13 13 10 14 13 13
8 10 9 10 8 9 9
4 3 5 3 5 6 5
12 14 18 14 16 14 15
Toelichting: Meerdere antwoorden waren mogelijk, de vetgedrukte percentages zijn verschillend van het Drechtstedengemiddelde: boven of onder gemiddeld.
Waar sporten de Drechtstedelingen zoal? Twee op de tien inwoners van 18 jaar en ouder sporten in een sportzaal of sporthal (tabel 5.8). In een sportschool, op een buitensportterrein en in de openbare ruimte sporten 13% tot 15% van de Drechtstedelingen. Ook sport bijna één op de tien in het zwembad en thuis. De inwoners van Sliedrecht sporten vaker dan gemiddeld in een zwembad en juist minder in een sportschool. Dordtenaren zeggen vaker gebruik te maken van de openbare ruimte om te sporten en maken minder gebruik van het zwembad. In Alblasserdam maken de bewoners meer gebruik van een buitensportterrein om te sporten dan gemiddeld. Voor de rest zijn er geen verschillen ten opzichte van het Drechtstedengemiddelde.
Tabel 5.8 Locatie sport (%) gemeente sportzaal (hal) Alblasserdam 20 HI-Ambacht 22 Papendrecht 21 Sliedrecht 18 Dordrecht 21 Zwijndrecht 23 Drechtsteden 21
zwembad
sportschool
7 9 9 10 7 8 8
12 18 18 10 15 17 15
buitensport terrein 15 10 13 9 13 11 13
openbare ruimte 11 13 13 9 15 12 13
thuis
anders
6 8 9 7 9 10 9
10 12 14 16 13 12 13
Toelichting: Meerdere antwoorden waren mogelijk, de vetgedrukte percentages zijn verschillend van het Drechtstedengemiddelde: boven of onder gemiddeld.
5.5
Cultuur en voorzieningen
Mensen brengen hun vrije tijd ook door met het maken van uitstapjes door bijvoorbeeld naar de bioscoop of een skatebaan gaan. In hun vrije tijd brengen de Drechtstedelingen het liefst een bezoek aan een park of een natuurgebied. Daarna worden muziek- en theatervoorstellingen, cafés, thee- of koffiehuizen en bioscopen of filmhuizen het meest bezocht (figuur 5.7).
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
51
Figuur 5.7 Vrijetijdsvoorzieningen of activiteiten, bezoek (%)
76%
Park, natuurgebied 56%
muziek- theatervoorstelling café, thee- of koffiehuis
54%
film
53% 47%
cultureel feest, festival, evenement museum
40%
bibliotheek
40%
kinderboerderij, speeltuin
38%
kerk
36% 22%
dansavond / houseparty trapveldje, skatebaan
11%
buurthuis, wijkcentrum
10%
moskee 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Wanneer we kijken naar de top-3 vrijetijdsvoorzieningen en activiteiten in de gemeenten zien we dat een bezoek aan een park of een natuurgebied in alle Drechtstedengemeenten bovenaan staat (tabel 5.9). Daarna volgen bij veel gemeenten een muziek- of theatervoorstelling en een bezoek aan het café-, thee- of koffiehuis op de tweede en/of derde plaats. In Alblasserdam staat echter een cultureel feest, festival of evenement op de tweede plaats en in Sliedrecht staat een bezoek aan de kerk op de derde plaats.
Tabel 5.9 Top-3 vrijetijdsvoorzieningen en activiteiten Drechtsteden AlblasserHIdam Ambacht 1 park, park, natuur park, natuur natuurgebied gebied gebied 2 muziek/ theater cultureel muziek/ voorstelling feest, theater festival, voorstelling evenement 3 café, thee- of muziek/ café, thee- of koffiehuis theater koffiehuis voorstelling
Papendrecht park, natuur gebied muziek/ theater voorstelling
Sliedrecht park, natuur gebied muziek/ theater voorstelling
Dordrecht park, natuur gebied café, thee- of koffiehuis
Zwijndrecht park, natuur gebied muziek/ theater voorstelling
café, thee- of koffiehuis
kerk
muziek/ theater voorstelling
café, thee- of koffiehuis
Naast overeenkomsten zijn er ook verschillen in het bezoek aan voorzieningen/activiteiten tussen gemeenten (tabel 3 van bijlage 3). De meeste verschillen liggen voor de hand. In Dordrecht zijn er bijvoorbeeld meer voorzieningen en worden er bijvoorbeeld meer evenementen georganiseerd. Dit zien we terug in de tabel: meer bezoeken aan een café-, thee- of koffiehuis en aan een cultureel feest, festival of evenement. Dordtenaren bezoeken de
52
Participatiemonitor Drechtsteden
moskee ook vaker dan gemiddeld. Daar wonen dan ook (relatief) de meeste allochtonen (paragraaf 2.4). Daarnaast laat tabel 3 van bijlage 3 bij sommige voorzieningen/activiteiten hetzelfde beeld zien als tabel 5.1 ‘soorten lidmaatschap’: het bezoek aan/lidmaatschap van de kerk en het bezoek aan/lidmaatschap van de bibliotheek. Andere noemenswaardige verschillen met het Drechtstedengemiddelde zijn: • •
• •
meer Dordtenaren en minder bewoners uit Alblasserdam bezoeken een park of een natuurgebied; minder bewoners uit Alblasserdam en Sliedrecht brengen een bezoek aan een muziek- of theatervoorstelling. Voor de bewoners in Sliedrecht geldt dat ook voor de bioscoop en een house- of dansavond en voor de bewoners uit Alblasserdam voor een bezoek aan het museum; bewoners uit Sliedrecht gaan juist vaker naar de kinderboerderij of een speeltuin; ten slotte is de aanloop bij het buurthuis/wijkcentrum relatief groter in Zwijndrecht en Dordrecht dan in de rest van de Drechtstedengemeenten.
Van alle Drechtstedelingen heeft 3% het afgelopen jaar van geen enkele bovenstaande vrijetijdsvoorziening of activiteit gebruik gemaakt. Wanneer we kijken naar de uitsplitsing naar gemeenten zien we geen verschillen van betekenis.
5.6
Vakantie
Veel mensen gaan in hun vrije tijd op vakantie. Dit zorgt voor ontspanning en is daarbij ook een manier om contacten te leggen. Acht op de tien Drechtstedelingen zijn in de afgelopen 12 maanden op vakantie geweest, waarvan ruim de helft meer dan één keer. Het aandeel vakantiegangers ligt in Papendrecht (87%) wat hoger en in Dordrecht (80%) wat lager. In de andere gemeenten ligt dit percentage op het niveau van het gemiddelde (figuur 5.8).
Figuur 5.8 Aandeel dat het afgelopen jaar op vakantie is geweest
Papendrecht
87%
HI-Ambacht
85%
84%
Zwijndrecht
Alblasserdam
82%
Sliedrecht
80%
Dordrecht
80%
83%
Drechtsteden 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Toelichting: We spreken van vakantie wanneer men minimaal vier nachten buiten de eigen woning verblijft.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
53
Kaart 5.9
Op vakantie (afgelopen jaar)
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
5.7
Non-deelname
In de vorige paragrafen van dit hoofdstuk hebben we beschreven welk aandeel van de burgers meedoen aan de samenleving zonder daaraan per se een actieve bijdrage te leveren. Nu is het de vraag of er ook mensen zijn die niet of nauwelijks aan de samenleving deelnemen. Deze groep bevindt zich (nog) onderaan de trap voor deelname aan de samenleving. In tabel 5.11 staat een overzicht van de non-deelname naar gemeente. Diverse vormen van sociaalmaatschappelijke participatie staan daar onder elkaar. In het algemeen kunnen we zien dat de grote meerderheid Drechtstedelingen, met uitzondering van sport, meedoen in de samenleving. Wanneer we kijken naar verschillen tussen gemeenten zien we bijvoorbeeld dat Dordrecht op twee vlakken (lidmaatschap en vakantie) slecht scoort wat betreft sociaal-maatschappelijke participatie. Sliedrecht en Alblasserdam scoren op één vlak slechter dan gemiddeld en op één vlak juist beter: de bewoners sporten minder vaak, maar ze zijn vaker lid van een organisatie. Bewoners uit Hendrik-Ido-Ambacht hebben vaker een lidmaatschap en Papendrechters gaan gemiddeld vaker op vakantie.
Tabel 5.11 Sociale participatie naar gemeente (%) DrechtAlblassersteden dam nooit sporten 43 50 geen lid van 20 16 organisaties geen vakantie 17 18 geen stemintentie 12 12 sociaal geïsoleerd 4 5 geen gebruik van 3 4 vrijetijdsvoorzieningen
HIAmbacht 43 17
Papendrecht 39 20
Sliedrecht 50 17
Dordrecht 42 24
Zwijndrecht 42 21
15 10 4 4
13 12 5 3
20 7 3 3
20 14 4 3
16 13 4 4
Toelichting: De vetgedrukte percentages zijn verschillend van het Drechtstedengemiddelde: boven of onder gemiddeld.
54
Participatiemonitor Drechtsteden
Profielschets non-deelnemers Hoewel de meeste Drechtstedelingen wel meedoen in de samenleving, kijken we toch naar de achtergronden van mensen die niet meedoen. Voor de drie grootste groepen non-deelname (nooit sporten 43%, geen lid 20% en geen vakantie 17%) hebben we gekeken naar de overlap. Van alle Drechtstedelingen is 5% geen lid van een vereniging of organisatie en geen sporter en geen vakantieganger. Dit is een relatief grote groep. Voor deze groep en voor de twee kleinste groepen non-deelname (geen gebruik van voorzieningen 3% en sociaal geïsoleerd 4%) hebben we gekeken naar achtergrondkenmerken. Dit om te kijken wie deze groepen mensen zijn. Waarom nemen ze niet deel? Wat zijn mogelijke knelpunten? In tabel 5.12 staan deze drie groepen uitgesplitst naar achtergronden. Welke doelgroepen maken relatief vaker deel uit van deze drie groepen? • • • • • • •
bewoners die veel moeite hebben met de Nederlandse taal; bewoners met een lage opleiding; bewoners met een eenpersoonshuishouden; bewoners die zich gediscrimineerd voelen; bewoners die (erg) ontevreden zijn over hun maatschappelijke positie; bewoners die enigszins sociaal geïsoleerd of sociaal geïsoleerd zijn; en bewoners zonder betaald werk en opleiding.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
55
Tabel 5.12 Non-deelname naar achtergrond (%) nooit sport, geen lidmaatschap en geen vakantie moeite Nederlandse taal 14 geen moeite beetje moeite 14 veel moeite 5
geen gebruik voorzieningen
sociaal geïsoleerd
3 6 10
4 10 13
9 2 1
6 1 1
6 3 3
huishoudensituatie eenpersoons tweepersoons twee-oudergezin een-oudergezin meerpersoons anders
11 4 2 11 7 12
6 4 1 2 3 7
6 5 3 3 4 4
discriminatie wel niet
10 5
3 3
9 4
maatschappelijke positie (erg) tevreden neutraal (erg) ontevreden
3 9 19
3 3 11
3 10 18
sociaal isolement sociaal geïsoleerd enigszins sociaal geïsoleerd neutraal niet sociaal geïsoleerd
15 11 5 2
12 7 3 1
-
betaald werk/opleiding betaald werk opleiding geen betaald werk/opleiding
3 2 8
1 2 6
3 1 7
geslacht man vrouw
4 6
3 4
5 4
5%
3%
4%
opleiding laag midden hoog
Drechtstedengemiddelde
Toelichting: De vetgedrukte percentages zijn verschillend van het Drechtstedengemiddelde: boven of onder gemiddeld.
56
Participatiemonitor Drechtsteden
6
Steun krijgen
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de invulling en uitvoering van sociaal beleid. De eigen verantwoordelijkheid van de burger heeft daarbij een centrale plek. In hoeverre missen inwoners van de Drechtsteden steun vanuit hun sociale netwerk? En zijn zij bekend met het ondersteuningsaanbod vanuit de gemeenten? Kortom, zijn hulpbronnen aanwezig en weten mensen die ook te vinden?
Sommige mensen zijn voor kortere of langere tijd niet in staat om op eigen kracht deel te nemen aan de samenleving. Zij hebben steun nodig. Een deel van hen kan zelf de benodigde ondersteuning realiseren, anderen doen daarvoor een beroep op de voorzieningen van de verzorgingsstaat. In dit hoofdstuk beschrijven wij de steun die Drechtstedelingen krijgen van hun sociale contacten, van professionals en van instellingen. Verder gaan we nader in op de groep die steun mist.
6.1
Steun van sociale contacten
Het uitgangspunt van beleid is dat hulp en ondersteuning in de eerste plaats in de eigen omgeving moet worden gezocht. Het gaat hier om de steun in de eigen netwerken. De vraag is of burgers dit daar ook kunnen vinden. De overgrote meerderheid van de bevolking van de Drechtsteden geeft aan dat er mensen zijn met wie ze leuke dingen doen, die ze goede raad geven en van wie ze praktische hulp krijgen. Tabel 6.1 beschrijft hoeveel mensen deze steun niet krijgen. Hierin zijn geen verschillen tussen de Drechtstedengemeenten. Steun krijgen in de vorm van geld lenen/geven gebeurt het minst: 72% leent/krijgt nooit geld (tabel 6.1). Hierbij zijn er wel verschillen tussen gemeenten. In Alblasserdam en Papendrecht lenen/krijgen minder bewoners geld. Terwijl meer Dordtenaren van iemand geld lenen/krijgen. Voor Zwijndrecht, Sliedrecht en Hendrik-Ido-Ambacht ligt dit op het gemiddelde. De meeste mensen die bepaalde steun niet krijgen, missen die niet (tabel 6.1). Vooral geld lenen/krijgen wordt niet vaak gemist. Het geven van goede raad en praktische hulp wordt iets vaker gemist, maar nog steeds betreft dit slechts minder dan 10% van de bewoners zonder deze steun. Van de bewoners die geen leuke dingen doen met anderen, missen twee op de tien bewoners dat. Hierbij zijn er geen noemenswaardige verschillen tussen gemeenten.
Tabel 6.1
Geen steun (%). Zo nee, mis je dat (% van de groep zonder steun) DrechtAlblasserHIPapensteden dam Ambacht drecht geld lenen/krijgen 72 76 74 75 zo nee, mis je dat? 1 1 0 0
Sliedrecht 71 0
Dordrecht 68 1
Zwijndrecht 72 1
praktische hulp zo nee, mis je dat?
30 8
30 5
31 9
30 6
29 8
29 9
29 6
leuke dingen doen zo nee, mis je dat?
11 19
14 14
11 15
10 13
12 20
11 22
11 26
goede raad krijgen zo nee, mis je dat?
14 8
15 6
13 8
15 2
14 9
14 11
15 9
Toelichting: De vetgedrukte percentages zijn verschillend van het Drechtstedengemiddelde: boven of onder gemiddeld.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
57
Van de inwoners in de Drechtsteden krijgt 7% geen steun van hun omgeving terwijl ze het wel missen (figuur 6.1). Dit zijn de bewoners die op alle vier of op drie van de vier terreinen geen steun krijgen en het wel missen. Hierin zijn geen verschillen tussen de gemeenten. Daarnaast krijgt 87% van de Drechtstedelingen wel benodigde steun; zij kunnen op alle vier of drie van de vier terreinen steun krijgen of het niet missen. Afsluitend bevindt 6% van de bewoners zich in de middengroep. Ook hier zijn geen noemenswaardige verschillen tussen de Drechtsteden-gemeenten. U kunt bijlage 2 raadplegen voor de precieze wijze van berekenen.
Figuur 6.1 (Erg) slecht steun krijgen
Zwijndrecht
8%
HI-Ambacht
7%
Alblasserdam
7%
Dordrecht
7%
Papendrecht
6%
Sliedrecht
5%
Drechtsteden
7% 0%
Kaart 6.1
10%
20%
30%
40%
50%
(Erg) steun krijgen
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
Mantelzorg ontvangen In hoofdstuk 4 hebben we al gelezen dat mantelzorg langdurige en onbetaalde zorg is aan een hulpbehoevende, zieke of gehandicapte dat iemand krijgt van familieleden, vrienden en buren. Van de Drechtstedelingen heeft 4% mantelzorg ontvangen. Dit percentage is voor alle gemeenten gelijk.
58
Participatiemonitor Drechtsteden
Het aantal mantelzorgontvangers is daarmee lager dan het aantal mantelzorgers; 4% versus 20%. Een verklaring hiervoor is dat iets meer dan de helft van de mantelzorgers hulp krijgen van anderen (paragraaf 4.1). Verder is het mogelijk dat ontvangers van mantelzorg de zorg die ze krijgen niet herkennen als mantelzorg. Een laatste reden voor het verschil is dat de mensen die in verzorgingshuizen en verpleeghuizen wonen niet zijn opgenomen in de steekproef, terwijl zij wel belangrijke ontvangers van mantelzorg zijn.11 In kaart 6.2 ziet u de verschillen naar wijk.
Kaart 6.2
Mantelzorg ontvangen
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
6.2
Steun vanuit professionals/instellingen
Via voorzieningen en instellingen biedt ook de (lokale) overheid ondersteuning aan burgers. Het is de vraag in hoeverre de inwoners van de Drechtsteden bekend zijn met deze voorzieningen. Maken de Drechtstedelingen gebruik van de voorzieningen? En zijn er wachtlijsten? Educatie De Drechtsteden kennen de volgende voorzieningen voor educatie: inburgeringtraject, volwassenenonderwijs en alfabetiseringsonderwijs. Het volwassenenonderwijs is het meest bekend onder de Drechtstedelingen (71%). Van de bevolking is 68% bekend met het inburgeringtraject. Het alfabetiseringsonderwijs is bij de helft van de bevolking bekend (figuur 6.2). Deze percentages zijn voor alle gemeenten nagenoeg gelijk.
11
Verkade, D.M., J.W. Metz (2008). Mantelzorg in Dordrecht. Onderzoekcentrum Drechtsteden
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
59
Figuur 6.2 Bekendheid organisatie voor onderwijs
volwassenenonderwijs
71%
inburgeringstraject
68%
alfabetiseringsonderwijs
50%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Aan de Drechtstedelingen die bekend zijn met de voorzieningen voor onderwijs hebben we gevraagd of ze er gebruik van maken. Van het volwassenenonderwijs maakt 3% van alle bewoners gebruik en van een inburgeringstraject 1%. Niemand maakt gebruik van alfabetiseringsonderwijs.12 In Dordrecht en Zwijndrecht maken bewoners vaker gebruik van het inburgeringtraject (beide 2%). Verder zijn er geen verschillen met het Drechtstedengemiddelde. Was er sprake van een wachtlijst bij deze voorzieningen voor onderwijs? Van de gebruikers geeft 6% bij het volwassenenonderwijs en 16% bij het inburgeringtraject aan dat er sprake was van een wachtlijst. Jeugd De Drechtsteden kennen drie typen voorzieningen voor de jeugd en hun opvoeders. Algemene voorzieningen zoals de peuterspeelzaal, kinderdagopvang en buitenschoolse opvang. Ook zijn er preventieve voorzieningen zoals opvoedingsondersteuning en schoolmaatschappelijk werk. Tenslotte is er de jeugdhulpverlening via Bureau Jeugdzorg. De meeste inwoners kennen de voorzieningen voor de jeugd. Alleen de twee preventieve voorzieningen, schoolmaatschappelijk werk (67%) en opvoedingsondersteuning (61%), zijn bij wat minder bewoners bekend (figuur 6.3). Hierin zijn er weinig verschillen tussen de gemeenten. Uitzondering is Alblasserdam, waar de bekendheid van, schoolmaatschappelijk werk (61%) en Bureau Jeugdzorg (73%) minder groot is.
12
Deze uitkomsten, gebaseerd op enquête gegevens, worden bevestigd door de WEB gegevens 2008 en de Uitvoering WEB 2008. Daarin staat namelijk ook dat het gebruik van alfabetiseringsonderwijs niet hoog is: 63 personen op Drechtstedenniveau, waarvan 52 in Dordrecht, 7 in Zwijndrecht, 2 in Alblasserdam, 1 in Sliedrecht en 1 in Papendrecht.
60
Participatiemonitor Drechtsteden
Figuur 6.3 Bekendheid organisatie voor jeugd
peuterspeelzaal
85%
kinderdagopvang
84%
buitenschoolse opvang
81%
Bureau Jeugdzorg
78%
schoolmaatschappelijk werk
67%
opvoedingsondersteuning
61%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
In tegenstelling tot de bekendheid, verschilt het gebruik van de voorziening per voorziening en per gemeente. Het gebruik van de algemene voorzieningen ligt heel dicht bij elkaar: de kinderdagopvang met 7%, op de voet gevolgd door de peuterspeelzaal en de buitenschoolse opvang met beide 6%. Van de peuterspeelzaal maken Papendrechters minder gebruik (4%) en bewoners uit Sliedrecht juist meer (8%). Van de drie minst bekende voorzieningen voor de jeugd wordt ook het minst gebruik gemaakt: de voorziening voor jeugdhulpverlening (Bureau Jeugdzorg 3%) en de twee preventieve voorzieningen (opvoedingsondersteuning en schoolmaatschappelijk werk: beide 2%). Ten slotte maken bewoners van Sliedrecht meer gebruik van Bureau Jeugdzorg dan gemiddeld (4% versus 3%). Ook hier konden de gebruikers aangeven of er sprake was van een wachtlijst (figuur 6.4). Van de algemene voorzieningen is er bij de kinderdagopvang het vaakst sprake van een wachtlijst (51% van de gebruikers geeft dit aan). Verder geeft ongeveer een derde aan dat er een wachtlijst is bij de peuterspeelzaal (39%), en de buitenschoolse opvang (31%). Van de preventieve voorzieningen stond 37% van de gebruikers van opvoedingsondersteuning op een wachtlijst, gevolgd door 17% van de gebruikers van het schoolmaatschappelijk werk. Bij Bureau Jeugdzorg heeft 49% van de gebruikers op een wachtlijst gestaan. Er zijn geen verschillen tussen de Drechtstedengemeenten.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
61
Figuur 6.4 Wachtlijst organisatie voor jeugd
kinderdagopvang
51%
Bureau Jeugdzorg
49%
39%
peuterspeelzaal
37%
opvoedingsondersteuning
buitenschoolse opvang
31%
schoolmaatschappelijk werk
17%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
In tabel 6.2 staat de bekendheid, het gebruik en de wachtlijst van de voorzieningen voor de jeugd als percentage van de ouders weergegeven. Achter in het tabellenboek staan de uitsplitsingen naar gemeente en wijk.
Tabel 6.2
Bekendheid, gebruik en wachtlijst (% van de ouders) bekendheid gebruik
kinderdagopvang Bureau Jeugdzorg peuterspeelzaal opvoedingsondersteuning buitenschoolse opvang schoolmaatschappelijk werk
89 83 92 65 86 73
14 5 12 3 11 3
wachtlijst (% van gebruikers) 50 49 39 38 30 15
Maatschappelijke ondersteuning Het Juridisch loket, het Wmo-loket en de individuele hulpmiddelen hebben tot doel individuele bewoners ondersteuning te bieden in hun dagelijkse bestaan. De voorzieningen die gericht zijn op actieve participatie en deelname, staan beschreven in hoofdstuk 4 Steun bieden en hoofdstuk 5 Meedoen in de maatschappij. De hulpmiddelen zijn in alle gemeenten bekend onder 78% van de Drechtstedelingen (figuur 6.5). Daarentegen zijn de loketten minder bekend onder de inwoners. Het WMO-loket geniet bekendheid onder 39% van de bewoners in de regio. Met uitzondering van Sliedrecht waar de bekendheid met 49% groter is, is de bekendheid in alle gemeenten even groot. Dit is logisch vanwege de extra voorzieningen voor mensen met een beperking in Sliedrecht. Het Juridisch Loket is bij ruim de helft van de bewoners bekend. In Dordrecht is het wat bekender (66%) en in Alblasserdam (45%) en Hendrik-Ido-Ambacht (49%) juist minder bekend. De bekendheid van Het Juridisch Loket in Zwijndrecht, Papendrecht en Sliedrecht is gelijk aan het Drechtstedengemiddelde.
62
Participatiemonitor Drechtsteden
Figuur 6.5 Bekendheid organisatie voor maatschappelijke ondersteuning
hulpmiddelen
78%
67%
mantelzorgondersteuning
Het Juridisch Loket
56%
vrijwilligers vacature bank
53%
WMO-loket
39%
ondersteuning burgerinitiatieven
31% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Van de Drechtstedelingen maakt 6% gebruik van hulpmiddelen voor maatschappelijke ondersteuning, 3% van het Wmo-loket en 3% van Het Juridisch Loket. In Dordrecht maken de bewoners meer gebruik van Het Juridisch Loket (4%) en in Sliedrecht juist minder (1%). Daarentegen maken bewoners van Sliedrecht meer gebruik van het Wmo-loket (6%). Bewoners van Hendrik-Ido-Ambacht lopen minder het Wmo-loket binnen (1%). Voor het overige zijn er geen verschillen tussen de gemeenten. Zorg Van tandarts tot Afdeling Budgetadvies en Schuldbemiddeling; hoe staat het met de bekendheid en het gebruik van de zorgvoorzieningen? De tandarts is het meest bekend (96%), gevolgd door de thuiszorg en Bureau Slachtofferhulp (76%) (figuur 6.6). In Hendrik-Ido-Ambacht is de tandarts nóg iets bekender, namelijk bij 99% van de bevolking. Bureau Slachtofferhulp is in Papendrecht het meest bekend (80%). Tweederde van de inwoners uit de regio kennen het algemeen maatschappelijk werk, de GGZ, Meldpunt huiselijk geweld en Afdeling Budgetadvies en Schuldbemiddeling. De GGZ is wat bekender in Dordrecht (74%) en wat minder bekend in Alblasserdam (63%) en Hendrik-Ido-Ambacht (65%). In Papendrecht en Dordrecht (beide 73%) is het Meldpunt huiselijk geweld een stuk bekender dan gemiddeld. Met 39% geniet deze voorziening mindere bekendheid in Zwijndrecht. Als laatste is Afdeling Budgetadvies en Schuldbemiddeling bekender dan gemiddeld in Dordrecht: 67% van de Dordtenaren kent deze organisatie.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
63
Figuur 6.6 Bekendheid zorgvoorzieningen
Bureau Slachtofferhulp
96%
83%
76%
71%
Afdeling Budgetadvies en Schuldhulpbemiddeling
69%
66%
62% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
In tabel 6.3 staat het gebruik van de zorgvoorzieningen weergegeven. Ook het gebruik van de tandarts is het hoogst (78%). De GGZ (5%) en de thuiszorg (5%) volgen daarna. In Alblasserdam maken de bewoners meer gebruik van de thuiszorg (8%). Van de rest van de voorzieningen maakt minder dan 3% gebruik.
Tabel 6.3
Gebruik organisaties voor zorg (%) DrechtAlblasserSteden dam tandarts 78 78 GGZ 5 6 thuiszorg 5 8 algemeen 2 3 maatschappelijk werk Bureau 1 1 Slachtofferhulp Afdeling Budgetadvies 1 0 en Schuldbemiddeling Meldpunt huiselijk 1 1 geweld
HIAmbacht 81 4 5 2
Papendrecht 79 4 4 1
Sliedrecht 79 5 7 3
Dordrecht 76 6 5 2
Zwijndrecht 79 4 5 3
1
1
1
2
2
1
0
0
2
1
1
1
1
1
0
Toelichting: De vetgedrukte percentages zijn verschillend van het Drechtstedengemiddelde: boven of onder gemiddeld.
Gemeentespecifieke voorzieningen Gemeenten bepalen zelf welke voorzieningen zij bieden. Onderstaande tabel geeft de bekendheid en het gebruik van de voorzieningen weer. De voorzieningen zijn niet in alle gemeenten aanwezig: waar aanwezig staat een percentage voor bekendheid (tabel 6.4) en voor gebruik (tabel 6.5). Omdat de voorzieningen gemeentespecifiek zijn, beschrijven we ze niet.
64
Participatiemonitor Drechtsteden
Tabel 6.4
Welke voorziening in welke gemeente? (% bekendheid) Dordrecht AlblasserHIdam Ambacht
maaltijdservice wijkplatforms Diverz welzijnswerk ouderenwerk boodschappendienst klussendienst personenalarmering Bureau Sociaal Raadslieden Tienplus
Papendrecht
Sliedrecht
Zwijndrecht 70 54 54
. . . . . . . 28
78 . . 34 40 40 37 38
72 . . 40 50 47 42 .
68 52 . 39 41 38 39 .
75 54 . 74 54 46 47 26
44 45 40 35
25
.
.
.
.
.
Toelichting: De vetgedrukte percentages zijn verschillend van het Drechtstedengemiddelde: boven of onder gemiddeld.
Tabel 6.5
Welke voorziening in welke gemeente? (% gebruik) Dordrecht AlblasserHIdam Ambacht
maaltijdservice wijkplatforms Diverz welzijnswerk ouderenwerk boodschappendienst klussendienst personenalarmering Bureau Sociaal Raadslieden Tienplus
Papendrecht
Sliedrecht
Zwijndrecht
. . . . . . . 1
1 . . 0 0 1 2 3
1 . . 0 0 1 1 .
1 1 . 0 0 0 2 .
1 4 . 3 0 1 2 0
1 1 2 0 0 0 1 2
6
.
.
.
.
.
Toelichting: De vetgedrukte percentages zijn verschillend van het Drechtstedengemiddelde: boven of onder gemiddeld.
6.3
Wanneer steun gemist wordt…
In de vorige twee paragrafen hebben wij beschreven welke ondersteuning de inwoners van de Drechtsteden ontvangen uit hun sociale netwerk en van de verzorgingsstaat. De vraag die resteert is of degenen die bepaalde steun missen, dat ook ontvangen van hun netwerk of van de verzorgingsstaat. Het antwoord brengen wij op twee manieren in beeld. Wij gaan na in hoeverre degenen die zeggen steun te missen, meer of minder gebruik maken van de voorzieningen van de verzorgingsstaat. Daarnaast brengen wij in kaart wat de achtergronden zijn van de mensen die steun missen en wie degenen zijn die juist wel voorzieningen verzorgingsstaat weten te vinden. We hebben gezien dat 7% van de bevolking van de Drechtsteden in relatief grote mate steun missen. Maken zij wel gebruik van de steun die de verzorgingsstaat hen aanreikt? In tabel 4 van bijlage 3 is te zien dat de inwoners die niet voldoende steun ontvangen meer gebruik maken van twee voorzieningen voor educatie (alfabetiseringsonderwijs en inburgeringtraject), twee voorzieningen voor de jeugd (schoolmaatschappelijk werk en opvoedingsondersteuning), één voorziening voor maatschappelijke ondersteuning (hulpmiddelen) en twee voor zorg (Bureau Slachtofferhulp en de thuiszorg). Zij maken juist minder gebruik van de kinderdagopvang, mantelzorgondersteuning en de tandarts. Voor de rest van de voorzieningen is het gebruik gelijk aan het Drechtstedengemiddelde. Profiel bewoners met gebrek aan steun vanuit netwerk Welke groepen bewoners lopen het risico te weinig steun te krijgen wanneer dat nodig is? Wij brengen dat in tabel 5 van bijlage 3 in kaart door de achtergronden te schetsen van de mensen die onvoldoende steun van hun netwerk krijgen terwijl ze dat wel missen.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
65
We zien bijvoorbeeld dat inwoners met een laag opleidingsniveau of die alleenstaand zijn minder steun ontvangen. De volgende groepen ervaren vaker een gebrek aan steun: • • • • • • •
bewoners die een beetje (16%) of veel (26%) moeite hebben met de Nederlandse taal; bewoners met een lage opleiding (10%); bewoners met een eenpersoonshuishouden (12%); bewoners die gediscrimineerd worden (10%); bewoners die een neutraal oordeel geven (8%) of (erg) ontevreden (15%) zijn over hun maatschappelijke positie; bewoners die enigszins sociaal geïsoleerd (8%) of sociaal geïsoleerd (17%) zijn; bewoners zonder betaald werk/opleiding (9%).
Profiel gebruikers voorzieningen Wie zijn degenen die juist wel de voorzieningen van de verzorgingsstaat weten te vinden? Voor acht voorzieningen die gericht zijn op het bieden van ondersteuning in het dagelijks leven hebben we gekeken naar de achtergronden van bewoners die van één of meer van deze voorzieningen gebruik maken (tabel 6.6). Het gaat om de volgende voorzieningen: volwassenenonderwijs, opvoedingsondersteuning, kinderopvang, individuele hulpmiddelen, Wmo-loket, thuiszorg en/of algemeen maatschappelijk werk. Bewoners die gebruik maken van één of meer van deze voorzieningen: • •
• • • •
66
hebben vaker moeite met de Nederlandse taal; maken minder vaak deel uit van een tweepersoonshuishouden en een meerpersoonshuishouden, maar juist vaker van een eenpersoonshuishouden of een twee-oudergezin; hebben vaker ervaring met discriminatie; zijn minder tevreden over hun maatschappelijke positie; hebben minder vaak een opleiding en zijn juist vaker werkloos; zijn vaker sociaal geïsoleerd.
Participatiemonitor Drechtsteden
Er zijn geen verschillen in opleiding en geslacht.
Tabel 6.6 Gebruik voorzieningen, profiel (%) gebruik één of meer van de acht geen voorzieningen gebruik moeite Nederlandse taal geen moeite 98 beetje moeite 2 veel moeite 0
gebruik
gemiddeld
94 4 2
97 2 1
opleiding laag midden hoog
41 34 25
42 32 26
41 34 25
huishoudensituatie eenpersoons tweepersoons twee-oudergezin een-oudergezin meerpersoons anders
14 38 37 4 5 2
17 24 48 6 3 2
14 35 40 5 4 2
discriminatie wel niet
7 93
13 87
9 91
tevredenheid maatschappelijke positie (erg) tevreden neutraal (erg) ontevreden
85 12 3
77 19 5
84 13 3
sociaal isolement sociaal geïsoleerd enigszins sociaal geïsoleerd neutraal niet sociaal geïsoleerd
3 7 52 37
5 10 51 34
4 8 49 37
betaald werk/opleiding betaald werk opleiding geen betaald werk/opleiding
67 7 26
61 5 34
66 6 28
geslacht man vrouw
47 53
46 54
46 54
Toelichting: De vetgedrukte percentages zijn verschillend van het Drechtstedengemiddelde: boven of onder gemiddeld.
Welke groepen inwoners lopen nu het risico te weinig ondersteuning te ontvangen wanneer zij dat nodig hebben, en zijn dus de aandachtsgroepen voor de voorzieningen van de verzorgingsstaat? Wij zijn dit nagegaan door op een rij te zetten wat enerzijds de achtergronden zijn van de mensen die steun missen vanuit hun netwerk en anderzijds ook minder dan gemiddeld de voorzieningen van de verzorgingsstaat weten te vinden. Hieruit blijkt echter dat de mensen die steun missen vanuit hun netwerk, niet minder gebruik maken van de voorzieningen. Zij weten dus in minimaal dezelfde mate als gemiddeld de weg te vinden binnen de verzorgingsstaat.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
67
In de volgende twee hoofdstukken gaan we dieper in op twee eerder nog niet behandelde doelgroepen: mensen met een laag inkomen en mensen met beperkingen.
68
Participatiemonitor Drechtsteden
7
Bewoners met weinig geld
In dit hoofdstuk staan mensen met een (zeer) laag inkomen centraal. Wie zijn deze inwoners? Wat voor invloed heeft een (zeer) laag inkomen op participatie? Zijn ze net zoveel lid van verenigingen en organisaties als andere inwoners? Hebben ze voldoende sociale contacten? Ontvangen mensen met een (zeer) laag inkomen meer steun of geven ze juist meer steun dan gemiddeld in de Drechtsteden? Weten mensen met een (zeer) laag inkomen net zo goed de weg naar instellingen te vinden?
Wat is een (zeer) laag inkomen? En wie bepaalt dat? Voor het in beeld brengen van de participatie van mensen met een laag inkomen in de Drechtsteden hebben wij de grens voor lage inkomens van de voorzieningen voor inkomensondersteuning en schuldbemiddeling gehanteerd13. Op basis van deze grenzen hebben we een indeling gemaakt naar een zeer laag, laag, midden en hoog inkomen. In dit hoofdstuk staan de mensen met een zeer laag en laag inkomen centraal.
7.1
Een (zeer) laag inkomen
Om iets meer te kunnen vertellen over de participatie van inwoners die op of onder de armoedegrens leven onderscheiden we vier inkomensgroepen14. De eerste groep betreft mensen met een zeer laag inkomen. Zij hebben niet voldoende bestedingsruimte om aan hun verplichtingen te voldoen. Zij leven op of onder de armoedegrens. De tweede groep betreft inwoners met een laag inkomen. Zij hebben net voldoende te besteden om de noodzakelijke kosten voor levensonderhoud te betalen. Die kosten bestaan uit de vaste lasten (met name huur, energie en ziektekosten) en uitgaven voor boodschappen en andere (kleine) rekeningen. Zij houden geen geld over voor sociale participatie en recreatie. De derde groep bestaat uit huishoudens die deze financiële middelen wel hebben, tot huishoudens die wat ruimer in hun slappe was zitten. De laatste groep zijn inwoners met een hoog inkomen. Zij verdienen minimaal twee keer zoveel als de lage inkomens. Volgens deze indeling heeft ruim één op de tien inwoners in de Drechtsteden een zeer laag inkomen. Nog eens 15% heeft een laag inkomen (figuur 7.1). Dat betekent dat bij elkaar 27% van de Drechtstedelingen een (zeer) laag inkomen15 heeft, door ons in dit hoofdstuk aangeduid als inwoners met weinig geld.
13 14 15
Armoedemonitor 2007, Centraal Bureau voor Statistiek. Zie typering inkomen, gegevens enquête, in de methodologische verantwoording, bijlage 2. Op basis van enquêtegegevens, zie methodologische verantwoording, bijlage 2.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
69
Figuur 7.1 Hoogte inkomen 12%
37%
15%
zeer laag laag midden hoog
36%
7.2
Inwoners met weinig geld
We beschrijven hier de geografische verdeling van de inwoners met weinig geld. Vervolgens kijken we naar een aantal belangrijke kenmerken van deze inwoners. Inkomen per gemeente Wanneer we kijken naar inwoners met weinig geld, blijkt dat Alblasserdam het grootste aandeel inwoners met weinig geld heeft, direct gevolgd door Dordrecht (figuur 7.2). Hendrik-Ido-Ambacht heeft het laagste aandeel inwoners met weinig geld.
Figuur 7.2 Aandeel inwoners met weinig geld
Alblasserdam
30%
Dordrecht
29%
28%
Zwijndrecht
Papendrecht
23%
Sliedrecht
21%
Hendrik-IdoAmbacht
19%
26%
Drechtsteden 0%
10%
20%
30%
40%
50%
Inkomen en opleidingsniveau Het opleidingsniveau is nauw verbonden met de kansen op werk en de hoogte van het inkomen. Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe hoger het inkomen. Dat zien we ook terug in tabel 7.1: inwoners met een laag inkomen zijn lager opgeleid dan inwoners met een hoger inkomen.
70
Participatiemonitor Drechtsteden
Tabel 7.1 Opleiding en inkomen (%) inkomenopleiding gemiddeld laag 44 midden 32 hoog 24
laag 66 25 9
midden 48 36 16
hoog 23 33 43
Toelichting: De vetgedrukte percentages verschillen van het Drechtstedengemiddelde: boven of onder gemiddeld.
Mannelijke en vrouwelijke inwoners en hun leeftijd Nog steeds verschillen de inkomens van mannen en vrouwen van elkaar. Het aandeel vrouwen met weinig geld is groter dan het aandeel mannen (figuur 7.3).
Figuur 7.3 Weinig geld, naar sekse
43% mannen
49%
51%
vro uwen
57%
Drechtsteden
weinig geld
Wat betreft de leeftijdsgroepen zien we in figuur 7.4 dat bewoners met weinig geld vaker dan gemiddeld voorkomen in de jongste en twee oudste leeftijdsgroepen (18-24 en 65 jaar en ouder).
Figuur 7.4 Aandeel inwoners met weinig geld, naar leeftijd
18%
weinig geld
alle inwoners
11%
0% 18-24 jr
13%
15%
20% 25-34 jr
14%
20%
14%
19%
40% 35-44 jr
16%
13%
17%
60% 45-54 jr
55-64 jr
10%
80% 65-74 jr
12%
8%
100% 75 eo
Allochtonen en autochtonen Zoals in figuur 7.5 is te zien, is het aandeel inwoners met weinig geld onder allochtonen een stuk hoger dan onder autochtonen. Dat is niet verwonderlijk, want we zagen eerder al (hoofdstuk 2.2) dat allochtonen gemiddeld ook lager zijn opgeleid.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
71
Figuur 7.5 Aandeel inwoners met weinig geld, naar allochtoon/autochtoon
23%
45%
(zeer) laag midden o f ho o g
55%
77%
auto chto nen
allo chto nen
Huishoudensamenstelling We hebben per huishoudensamenstelling gekeken naar het inkomen. In welk type huishoudens komen veel inwoners met weinig geld voor? In de regio bestaat 9% van de huishoudens uit eennpersoonshuishoudens (hoofdstuk 2.5). In figuur 7.6 is te zien dat 50% daarvan weinig geld heeft. Ook bij meerpersoonshuishoudens heeft een groot aandeel (45%) weinig geld. Het kleinste aandeel vinden we bij twee oudergezinnen met kinderen.
Figuur 7.6 Aandeel inwoners met weinig geld per huishoudentype (%)
eenoudergezin met kinderen
50%
meerpersoonshuishouden
45%
eennpersoonshuishouden
28%
tweepersoonshuishouden
27%
twee oudergezin met kinderen
20% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
Beperkingen In de Drechtsteden heeft 32% van de inwoners last van één of meer langdurige ziekten, aandoeningen of beperkingen (hoofdstuk 2.7). Inwoners met weinig geld hebben vaker last van een beperking (40%).
Tevredenheid met de maatschappelijke positie Zijn inwoners met weinig geld minder tevreden met hun maatschappelijke positie? Figuur 7.7 laat zien dat dit inderdaad zo is: inwoners met weinig geld zijn minder tevreden met hun maatschappelijke positie.
72
Participatiemonitor Drechtsteden
Figuur 7.7 Mate van tevredenheid met de maatschappelijke positie (%)
weinig geld
68%
Drechtsteden
84%
0%
20%
(erg) tevreden
Kaart 7.1
24%
40% neutraal
8%
13%
60%
80%
100%
(erg) ontevreden
Erg tevreden met maatschappelijke positie
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
Gevoelens over discriminatie Gemiddeld voelt bijna één op de tien inwoners zich om een of andere reden gediscrimineerd. Van de inwoners met weinig geld is dit aandeel bijna twee keer zo hoog. Inwoners met weinig geld voelen zich meer gediscrimineerd op sociaal economische status (17% versus 12%).
7.3
Invloed van inkomen op steun bieden
Steun bieden is de eerste trap van de trappen van participatie. In deze paragraaf staan de inwoners met weinig geld op deze trap centraal. Heeft de hoogte van het inkomen invloed op de mate waarin mensen steun bieden? En zo ja, op welke wijze? Mantelzorg Het aandeel mantelzorgers onder inwoners met een laag inkomen is gelijk aan het gemiddelde (20%). Ook het aantal bestede uren per week is bij beide groepen gelijk.
Inwoners met een midden inkomen geven juist vaker mantelzorg (22%) en inwoners met een hoog inkomen minder vaak (18%) dan gemiddeld in de Drechtsteden.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
73
Mantelzorgers die er alleen voor staan en meer dan 20 uur per week zorgen vormen de spil van het leven van de hulpbehoevende. Het inkomen heeft geen invloed op het al dan niet verlenen van spilzorg. Vrijwilligerswerk Verrichten mensen met weinig geld meer of minder vrijwilligerswerk dan gemiddeld? Van de inwoners met weinig geld doet 27% vrijwilligerswerk. Dat is minder dan gemiddeld in de Drechtsteden (zie figuur 7.8).
Figuur 7.8 Aandeel dat vrijwilligerswerk verricht
27%
weinig geld Drechtstede n
0%
Kaart 7.2
20%
40%
60%
80%
100%
Vrijwilligerswerk gedaan
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
Actief in de buurt Mensen uit de lage inkomensgroepen zijn wat minder vaak actief in de buurt (figuur 7.9). In het aantal uren dat aan de taken wordt besteed zijn geen verschillen tussen de inkomensgroepen.
Figuur 7.9 Aandeel dat actief is in de buurt
6%
weinig geld Drechtsteden
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Inwoners met een midden inkomen zijn even actief als de gemiddelde Drechtstedeling, terwijl inwoners met een hoog inkomen juist actiever zijn.
74
Participatiemonitor Drechtsteden
Ondersteuning burgerinitiatieven Bijna een derde van de burgers kent de mogelijkheid om ondersteuning te vragen door een burgerinitiatief in te dienen. Inwoners met een (zeer) laag inkomen zijn hier weliswaar iets minder bekend mee (28%), maar het gebruik is bij alle groepen nihil.
7.4
Invloed van inkomen op deelname
Waar staan inwoners met weinig geld op de tweede trap van de trappen van participatie? In deze paragraaf laten we zien of en hoe het inkomen van inwoners van invloed is op hun deelname aan de samenleving. Lidmaatschap Inwoners met weinig geld zijn minder vaak lid van een organisatie of vereniging (figuur 7.10).
Figuur 7.10 Lid van een organisatie of vereniging
70%
weinig geld Drechtsteden
0%
20%
40%
60%
80%
100%
In figuur 7.11 staan de soorten lidmaatschappen van mensen met weinig geld in afnemend gebruik weergegeven. Inwoners met weinig geld zijn minder lid van de meeste soorten organisaties, even vaak lid van hobbyverenigingen en jeugden jongerenverenigingen, en vaker lid van een allochtone vereniging of (zelf)organisatie in vergelijking met het Drechtstedengemiddelde.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
75
Figuur 7.11 Lidmaatschap naar soort (%) 33%
kerk o f mo skee
28%
biblio theek
27%
spo rtvereniging
werknemers o f werkgeverso rganisatie
15%
o rganisatie met maatschappelijke do elen
13%
11%
ho bbyvereniging
bewo nerso rganisatie o f buurtvereniging
Drechtsteden
levensbescho uwelijke o rganisatie
7%
zang-, muziek o f to neelvereniging
po litieke o rganisatie
weinig geld
9%
6%
4%
jeugd- o f jo ngerenvereniging
3%
allo chto ne vereniging o f (zelf)o rganisatie
2%
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
Toelichting: meerdere antwoorden waren mogelijk
Kaart 7.3
(Weinig geld en) geen lid
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
76
Participatiemonitor Drechtsteden
Stemgedrag Inwoners met een (zeer) laag inkomen zijn er minder vaak zeker van dat ze gaan stemmen (figuur 7.12). Zij gaan vaker misschien, of niet stemmen.
Figuur 7.12 Inwoners die zeker gaan stemmen
52%
weinig geld Drechtsteden
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Sociale contacten en sociaal isolement Sociale contacten spelen een belangrijke rol in het welzijn van mensen. Hebben inwoners met weinig geld meer of minder contacten met anderen? En is er verschil in de beleving hiervan? Drechtstedelingen met een (zeer) laag inkomen hebben minder contact met familie, vrienden of kennissen, buren en collega’s dan gemiddeld in de Drechtsteden (figuur 7.13).
Figuur 7.13 Zelden contact met …
49%
collega's
21%
buren
weinig geld Drechtsteden
5%
vrienden, kennissen
4%
familie
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Sociaal isolement Inwoners van de Drechtsteden met een laag inkomen zijn vaker sociaal geïsoleerd (8% vs. 4% figuur 7.14).
Figuur 7.14 Sociaal isolement
8% weinig geld Drechtsteden 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Inwoners met een hoog inkomen hebben juist meer contact met anderen en zijn minder vaak (enigszins) geïsoleerd.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
77
Beleving sociale contacten We zien dat mensen met een laag inkomen vaker sociaal geïsoleerd zijn. Dit komt overeen met de mate waarin zij vinden dat ze onvoldoende contacten hebben: 11% tegenover 7% van alle inwoners (figuur 7.15).
Figuur 7.15 Niet voldoende contacten
11%
weinig geld Drechtsteden
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Sport Sommige sporten kosten geld. De inwoners met weinig geld hebben geen financiële middelen voor recreatie of participatie. Is er verschil tussen de inkomensgroepen als we kijken naar de mate waarin wordt gesport? Of in het soort sport dat inwoners doen? In figuur 7.16 zien we dat inwoners met een laag inkomen minder sporten.
Figuur 7.16 Sporten
45% weinig geld Drechtsteden 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Wanneer we kijken naar het soort sport valt op dat inwoners met een laag inkomen minder wandelen, fietsen en skaten en minder aan balsport doen. Terwijl dat juist de sporten zijn die de minste financiële lasten met zich meebrengen. Het inkomen op zich lijkt dan ook geen doorslaggevende rol te spelen in de reden om niet te sporten.
Ook inwoners met een gemiddeld inkomen sporten minder. Alleen de inwoners met een hoog inkomen sporten meer dan gemiddeld (72%).
Kaart 7.4
Wandelen, fietsen of skaten
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
78
Participatiemonitor Drechtsteden
Cultuur en voorzieningen Inwoners met weinig geld maken over het algemeen genomen net zoveel gebruik van vrijetijdsvoorzieningen en activiteiten als anderen. Wel zijn er verschillen in het soort activiteiten waaraan mee gedaan wordt. Inwoners met weinig geld gaan minder vaak naar de film, het museum en het theater. Ook het bezoek aan parken, café of koffiehuis en culturele feesten is minder dan gemiddeld, evenals het bezoek aan de bibliotheek (figuur 7.17). Ze gaan vaker naar het buurthuis en naar een dansavond of houseparty.
Figuur 7.17 Vrijetijdsvoorzieningen of activiteiten, bezoek
el m fe ki uz es nd ca ie t, ker fé fe , bo pa th th st er ea rk ee i v de , te al na , ri rv of ev j, bi tu o ko or bl sp en ur io st ff ee ge e i t el eh m he ltu ke bi fil lin e u ed e nt rk m in is g k
71%
47%
45%
42%
40%
39%
weinig geld Drechtsteden
31%
27%
26%
16%
da n
bu tr ur sa ap th vo ve ui nd ld s, je / w , ho i sk jk us m ce at m us ep nt eb os eu ru ar aa ke m ty m n e
cu ltu re
36%
11%
6%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Vakantie Vakantie lijkt bij uitstek een activiteit voor mensen met geld. Hoe meer inkomen, hoe meer vakantie. Of toch niet? Acht op de tien Drechtstedelingen zijn in de afgelopen 12 maanden op vakantie geweest. Van de inwoners met weinig geld gingen zeven op de tien het afgelopen jaar op vakantie (figuur 7.18).
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
79
Figuur 7.18 Vakantie
70%
weinig geld Drechtsteden
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Toelichting: We spreken van vakantie wanneer men minimaal vier nachten buiten de eigen woning verblijft.
Kaart 7.6
Weinig geld en geen enkele keer op vakantie
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
7.5
Steun krijgen
In deze paragraaf kijken we naar inwoners met weinig geld op de derde trap van de trappen van participatie; steun krijgen. Krijgen inwoners met weinig geld genoeg steun van hun sociale contacten? Ontvangen ze mantelzorg? En zijn ze bekend met de voorzieningen van de verzorgingsstaat? Steun van sociale contacten Inwoners uit de Drechtsteden met een (zeer) laag inkomen missen vaker steun uit hun sociale netwerk. Van deze groep krijgt 12% de benodigde steun niet, terwijl ze dat wel zouden willen, tegenover 7% in de Drechtsteden (figuur 7.19).
Figuur 7.19 Steun krijgen, wanneer missen 7%
12%
6%
8% (erg) slecht gemiddeld (erg) go ed
80%
87%
weinig geld
80
Drechtsteden
Participatiemonitor Drechtsteden
Mantelzorg ontvangen Van de inwoners van de Drechtsteden heeft 4% mantelzorg ontvangen (hoofdstuk 6.1). De ontvangers van mantelzorg zijn vooral mensen met weinig geld. Bijna één op de tien van hen ontvangt mantelzorg.
Bijna niemand uit de hoge inkomensgroepen ontvangt mantelzorg (1%). Van de inwoners met een midden inkomen is dat 3%.
Steun vanuit professionals/instellingen Naast de steun die inwoners uit hun eigen netwerk ontvangen, wordt vanuit de verzorgingsstaat ook steun gegeven in de vorm van voorzieningen en instellingen. Weet de groep inwoners met weinig geld deze voorzieningen net zo goed te vinden als gemiddeld? In tabel 7.2 staan de verschillen in de bekendheid en het gebruik met het gemiddelde van de Drechtsteden. Behalve de tandarts zijn alle voorzieningen minder bekend bij de inwoners met weinig geld. Daarentegen maken mensen met weinig geld over het algemeen meer gebruik van de voorzieningen. Van de voorzieningen voor educatie wordt meer gebruik gemaakt van het inburgeringtraject en alfabetiseringsonderwijs. Van de voorzieningen voor de jeugd wordt minder gebruik gemaakt van kinderdagopvang, buitenschoolse opvang en het consultatiebureau. Van de voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning wordt meer gebruik gemaakt, met uitzondering van de vrijwilligersvacaturebank en ondersteuning burgerinitiatieven. Van de voorzieningen voor zorg wordt ook meer gebruik van gemaakt, behalve van de tandarts (waar het gebruik minder is) en van het meldpunt huiselijk geweld. Tabel 7.2 Bekendheid, gebruik voorzieningen van mensen met weinig geld t.o.v. Drechtstedengemiddelde soort bekendheid educatie inburgeringtraject volwassenenonderwijs alfabetiseringsonderwijs
gebruik
jeugd peuterspeelzaal kinderdagopvang opvoedingsondersteuning schoolmaatschappelijk werk Bureau Jeugdzorg buitenschoolse opvang consultatiebureau
maatschappelijke ondersteuning buurthuis/wijkcentrum mantelzorgondersteuning hulpmiddelen Wmo-loket Juridisch Loket Vrijwilligers Vacature Bank ondersteuning burgerinitiatieven
zorg algemeen maatschappelijk werk tandarts thuiszorg Afdeling Budgetadvies en Schuldbemiddeling GGZ Bureau Slachtofferhulp meldpunt huiselijk geweld
= significant meer bekendheid/gebruik van mensen met weinig geld t.o.v Drechtstedengemiddelde = significant minder bekendheid/gebruik van mensen met weinig geld t.o.v Drechtstedengemiddelde = geen significant verschil
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
81
7.6
Inkomen heeft invloed op participatie
Bijna drie op de tien inwoners van de Drechtsteden hebben een zeer laag of laag inkomen. Dit zijn de inwoners die weinig tot geen geld overhouden voor recreatie en sociale participatie. In het rapport noemen wij ze inwoners met weinig geld. Heeft het lage inkomen nu invloed op de participatie in de samenleving? Het portret Mensen met weinig geld wonen verdeeld over de Drechtsteden. In Dordrecht wonen meer mensen met weinig geld dan gemiddeld in de Drechtsteden. Ze zijn lager opgeleid dan gemiddeld. Verder zijn ze vaker vrouw of allochtoon, en vinden we hen vooral in één en meerpersoonshuishoudens. Ze hebben iets vaker last van een beperking. Ook zijn zij vaker ontevreden met hun maatschappelijke positie en voelen zij zich vaker gediscrimineerd (vooral door hun sociaal economische status). De eerste trap: steun bieden Mensen met weinig geld staan duidelijk een treetje lager op de trap van steun bieden dan gemiddeld. Ze geven weliswaar evenveel mantelzorg als gemiddeld, maar in vergelijking met inwoners met een hoog inkomen blijven ze hierin toch achter. Ook verrichten ze ( ten opzichte van de gemiddelde Drechtstedeling) minder vrijwilligerswerk en zijn ze minder actief in de buurt. Hoewel de bekendheid met de ondersteuning burgerinitiatieven minder is, is het gebruik hiervan wel gelijk. De tweede trap: deelnemen Ook wat betreft de tweede trap van de trappen van participatie, staan de inwoners met weinig geld wat treden lager dan gemiddeld. Ze hebben minder contacten (en beleven dat ook zo) en zijn vaker sociaal geïsoleerd. Daarnaast sport een kleiner deel en zijn minder mensen met weinig geld lid van een organisatie of vereniging. Minder inwoners met een (zeer) laag inkomen gaan stemmen. Ook gaan ze minder vaak op vakantie dan gemiddeld. Het bezoek aan vrijetijdsvoorzieningen en activiteiten daarentegen is, ondanks accentverschillen, wel hetzelfde als voor alle Drechtstedelingen. De derde trap: steun krijgen De derde en laatste trap van de trappen van participatie betreft steun krijgen. De groep mensen met weinig geld krijgt mist vaker steun vanuit hun sociale netwerk. Toch zijn de ontvangers van mantelzorg vooral mensen met een (zeer) laag inkomen. Vanuit de verzorgingsstaat krijgen mensen met weinig geld, enige uitzonderingen daargelaten, meer steun. Hoewel alle voorzieningen, behalve de tandarts bij deze groep minder bekend zijn, zien we dat in het gebruik niet terug. Van de voorzieningen voor jeugd wordt minder gebruik gemaakt, maar van de voorzieningen voor educatie, maatschappelijke ondersteuning en zorg is het gebruik hoger.
82
Participatiemonitor Drechtsteden
8
Drempels voor mensen met ernstige beperking
Dit hoofdstuk gaat over mensen met beperkingen in de Drechtsteden. Door een beperking wordt het functioneren van iemand (gedeeltelijk) belemmerd, en dat zou gevolgen kunnen hebben voor de participatie in de samenleving. We zien dat er met de nieuwe welzijnswet (de Wmo) bij beleid steeds meer aandacht is voor mensen met een beperking. In hoeverre doen Drechtstedelingen met een beperking mee in de samenleving? Welke kenmerken hebben mensen met een beperking?
8.1
Beperkingen en belemmeringen
Wat is een beperking? Beperkingen zijn moeilijkheden die iemand heeft met het uitvoeren van activiteiten.16 Dit kan komen door een langdurige ziekte, een aandoening of door ouderdomsklachten. In hoofdstuk 2 heeft u kunnen lezen dat 32% van de mensen in de zes Drechtstedengemeenten naar eigen zeggen één of meer beperking(en) heeft. Daarbij willen wij nogmaals benadrukken dat bewoners van sommige instellingen hierin niet zijn meegenomen; het gaat om mensen die zelfstandig wonen. Deze mensen hebben wij gevraagd waarvan zij precies last hebben. Het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) deelt soorten beperkingen in op bepaalde grondslagen (van de AWBZ). Op basis van die grondslagen hebben wij een indeling gemaakt naar soort beperking: lichamelijk, zintuiglijk, (licht) verstandelijk, een psychiatrische aandoening, een psychosociaal probleem en een chronische ziekte. In figuur 8.1 zien we dat verreweg de meeste mensen met een beperking een chronische ziekte hebben (70%), zoals artrose en diabetes. Daarnaast hebben vier op de tien een lichamelijke beperking en ruim één op de tien een zintuiglijke beperking. De andere drie soorten komen voor bij 5% of minder van de Drechtstedelingen met een beperking. Mensen kunnen meerdere beperkingen hebben, daarom tellen de percentages in figuur 8.1 op tot meer dan 100%. Bij het soort beperking zijn geen verschillen naar gemeente.
Figuur 8.1 Soort beperking
70%
chronische ziekte
lichamelijk
39%
zintuiglijk
12%
psychiatrisch
psychosociaal
verstandelijk 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Toelichting: van mensen met beperkingen
16
ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health)
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
83
Het gegeven dat mensen een beperking hebben, betekent niet automatisch dat het hun functioneren ook daadwerkelijk belemmert. Om die reden hebben wij gevraagd naar de mate van belemmeringen die mensen ervaren in vier situaties (tabel 8.1). De Drechtstedelingen met een beperking hebben vooral problemen bij hun vrijetijdsbesteding (24% sterk belemmerd).
Tabel 8.1 Mate van belemmering in vier situaties (%) categorie niet licht bij uw vrijetijdsbesteding 31 45 bij uitvoeren van dagelijkse bezigheden thuis 39 46 bij uitvoeren van dagelijkse bezigheden op 48 36 school/werk bij het onderhouden sociale contacten 63 29 Toelichting: percentage van alle mensen met een beperking in de Drechtsteden
sterk 24 15 16 8
Als we de mate van belemmering bij elkaar optellen, kunnen we zien welk deel van de Drechtstedenbevolking sterk, licht of niet/nauwelijks belemmerd wordt door hun beperking in het algemeen (bijlage 1). Een kwart van de mensen met een beperking wordt hierdoor sterk belemmerd; dit noemen wij een ernstige beperking. Dit is 7% van de totale bevolking van de Drechtsteden (figuur 8.2). Verder wordt een even groot deel licht belemmerd als niet/nauwelijks belemmerd (11%). Hierbij zijn geen verschillen naar gemeente.
Figuur 8.2 Beperking en mate van belemmering
7%
ja, sterk belemmerd
11%
ja, licht belemmerd ja, niet/nauwelijks belemmerd
11%
71%
nee
Toelichting: % van alle bewoners
In de rest van het hoofdstuk zoomen wij in op de achtergronden en participatie van mensen die ernstig beperkt zijn. Deze groep ervaart veel belemmeringen in hun dagelijks leven. De vraag is hoe het gesteld is met hun deelname aan de samenleving.17
8.2
Inwoners en hun beperkingen
We hebben gezien dat 7% van de bewoners in de Drechtsteden een ernstige beperking heeft. In deze paragraaf kijken we naar de geografische verdeling en naar een aantal belangrijke kenmerken van deze inwoners. Zo schetsen we een portret van mensen met een ernstige beperking.
17
Voor dit hoofdstuk zijn twee tabellen opgenomen in de bijlage: één met de uitsplitsing sterk belemmerd door een beperking naar gemeente en één met de uitsplitsing mate van belemmering.
84
Participatiemonitor Drechtsteden
Sterk belemmerd per gemeente Bewoners die sterk belemmerd zijn door hun beperking wonen verdeeld over de Drechtsteden. Er zijn geen verschillen naar gemeente (figuur 8.3).
Figuur 8.3 Aandeel inwoners die sterk belemmerd worden, naar gemeente
Alblasserdam
10%
Sliedrecht
8%
Papendrecht
7%
Hendrik-Ido-Ambacht
7%
Dordrecht
7%
Zwijndrecht
7%
Drechtsteden
7% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Beperking en opleidingsniveau Bewoners in de Drechtsteden met een ernstige beperking zijn lager opgeleid dan gemiddeld (figuur 8.4). De middengroep en de hoog opgeleide groep zijn kleiner dan gemiddeld, respectievelijk 19% en 11% tegenover 32% en 24%.
Figuur 8.4 Aandeel inwoners die sterk belemmerd worden, naar opleiding
sterk belemmerd
70%
alle inwoners
19%
44% 0%
20%
32% 40%
laag
60% midden
11% 24%
80%
100% hoog
Mannelijke en vrouwelijke inwoners en hun leeftijd Wat is de verdeling man-vrouw en hoe is de leeftijdsverdeling in de groep bewoners die sterk belemmerd zijn door hun beperking? We zien, wanneer we de twee onderstaande cirkeldiagrammen vergelijken, dat meer vrouwen dan mannen ernstig beperkt zijn (63% is vrouw ten opzichte van 51% gemiddeld in de Drechtsteden).
Figuur 8.5 Ernstige beperking, naar geslacht (%)
37% mannen
49%
51%
vro uwen 63%
sterk belemmerd
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
alle inwo ners
85
Wat betreft de leeftijdsgroepen: bewoners die sterk belemmerd zijn door hun beperking maken minder vaak deel uit van de jongste vier leeftijdsgroepen (1824 jaar, 25-34 jaar, 35-44 jaar en 45-54 jaar) en juist vaker van de oudste drie leeftijdsgroepen (55-64 jaar, 65-74 jaar en 75 jaar en ouder). Concluderend, ouderdom speelt logischerwijze een rol in de mate van (belemmering door) beperking.
Figuur 8.6 Aandeel inwoners die sterk belemmerd worden, naar leeftijd
sterk belemmerd
alle inwoners
5% 10%
11%
15%
0% 18-24 jr
14%
23%
20%
20% 25-34 jr
35-44 jr
17%
19%
40% 45-54 jr
29%
17%
60% 55-64 jr
10%
8%
80%
100%
65-74 jr
75 eo
Allochtonen en autochtonen De verdeling allochtoon/autochtoon is dezelfde als de verdeling voor het geheel van de Drechtsteden. Huishoudensamenstelling We hebben gekeken naar het type huishouden waarin mensen met een ernstige beperking wonen. Mensen met een ernstige beperking wonen vaker in een tweepersoonshuishouden (47% tegenover 38% gemiddeld) en een eenpersoonshuishouden (30% tegenover 16% gemiddeld). Minder vaak maken zij deel uit van een twee-oudergezin (13% tegenover 37% gemiddeld). Dus, mensen met een ernstige beperking hebben minder vaak kinderen dan gemiddeld.
86
Participatiemonitor Drechtsteden
Figuur 8.7 Aandeel inwoners die sterk belemmerd worden, naar huishoudensamenstelling
sterk belemmerd
47%
alle inwoners
30%
38%
0%
tweepersoons
20%
eenpersoons
16%
40%
twee-oudergezin
13%
37%
60%
4%
5%
80%
een-oudergezin
100%
meerpersoons
Inkomen De inkomens van bewoners met een ernstige beperking zijn vaker laag en minder vaak hoog dan gemiddeld.
Figuur 8.8 Aandeel inwoners die sterk belemmerd worden, naar inkomen
sterk belemmerd
48%
alle inwo ners
26%
0%
39%
37%
20%
laag
40%
13%
37%
60%
80%
midden
100%
ho o g
Tevredenheid met de maatschappelijke positie Zijn inwoners die sterk belemmerd zijn door hun beperking minder tevreden met hun maatschappelijke positie? Ja, dat is zo. Ze zijn minder vaak tevreden en juist vaker ontevreden of neutraal (figuur 8.9).
Figuur 8.9 Ernstige beperking, naar maatschappelijke positie
8%
13%
(erg) tevreden
27%
neutraal (erg) o ntevreden 65%
84% sterk belemmerd
alle inwo ners
Gevoelens over discriminatie Van de inwoners die sterk belemmerd worden door een beperking, voelt 18% zich gediscrimineerd. Dit is vaker dan gemiddeld in de Drechtstedenbevolking (9%). De inwoners met een ernstige beperking voelen zich relatief vaak gediscrimineerd door een handicap of ziekte (10% versus 2%).
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
87
Tabel 8.2
Reden van discriminatie naar beperking (% van de totale bevolking) sterk belemmerd alle inwoners leeftijd 5 3 2 etnische afkomst 3 handicap/ziekte 10 2 geloof 2 2 geslacht 2 1 sociaal-economische status 2 1 uiterlijk 1 1 seksuele geaardheid 0 0
Toelichting: De vetgedrukte percentages verschillen van het Drechtstedengemiddelde: boven gemiddeld of onder gemiddeld.
Ook voor inwoners die licht belemmerd zijn door hun beperking zien we een soortgelijk beeld bij bijvoorbeeld opleiding, discriminatie en huishoudensamenstelling. De verdeling is alleen iets minder scherp.
8.3
Invloed van beperkingen op steun geven
Heeft het hebben van een beperking invloed op de mate waarin mensen steun bieden? En zo ja, op welke wijze dan? In deze paragraaf beschrijven we de eerste trap van de trappen van participatie voor de mensen met een ernstige beperking. Mantelzorg Bewoners met een ernstige beperking geven evenveel mantelzorg als gemiddeld in de Drechtsteden (figuur 8.10). Een beperking hoeft dus geen drempel te zijn om te mantelzorgen.
Figuur 8.10 Aandeel dat mantelzorg geeft
19%
mantelzorg
sterk belemmerd alle inwoners
0%
20%
40%
60%
80%
100%
De verdeling over het aantal geboden uren mantelzorg is ook hetzelfde als voor de Drechtsteden gemiddeld.
Echter, wanneer we verder kijken naar bewoners met minder ernstige beperkingen zien we dat die juist meer mantelzorg bieden (26%).
Vrijwilligerswerk Verrichten mensen met een ernstige beperking minder vrijwilligerswerk dan gemiddeld? En zijn er verschillen in de tijd die ze besteden? Het aandeel dat vrijwilligerswerk doet van de inwoners met een ernstige beperking is gelijk aan het gemiddelde aandeel van de totale Drechtstedenbevolking (8.11).
88
Participatiemonitor Drechtsteden
Figuur 8.11 Aandeel dat vrijwilligerswerk verricht
29%
vrijwilligerswerk
sterk belemmerd alle inwoners
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Inwoners die licht belemmerd zijn door hun beperking verrichten vaker vrijwilligerswerk dan gemiddeld (39%).
Het aantal uren dat inwoners met een ernstige beperking gemiddeld per week besteden aan vrijwilligerswerk verschilt wel van het gemiddelde (8.12): ze geven minder vaak aan dat ze afgelopen week 0 uur vrijwilligerswerk hebben gedaan (10% versus 20%). Dit betekent dat mensen met een ernstige beperking vaker continu actief zijn in het vrijwilligerswerk.
Figuur 8.12 Vrijwilligerswerk in uren per week
0 uur
10%
20%
minder dan 2 uur
37%
tussen 2 en 4 uur
tussen 4 en 10 uur tussen 10 en 20 uur
sterk belemmerd alle inwoners
23%
10%
1%
meer dan 20 uur
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Actief in de buurt Mensen met een beperking waardoor ze sterk belemmerd worden, zijn minder actief in de buurt dan gemiddeld in de Drechtsteden (6% versus 9%) (figuur 8.13).
Figuur 8.13 Aandeel dat actief is in de buurt
6%
actief in de buurt
sterk belemmerd Drechtsteden
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Wanneer ze actief zijn, besteden ze er in dezelfde mate als gemiddeld tijd aan.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
89
Kaart 8.1
Actief in de buurt
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
Ondersteuning burgerinitiatieven Drie op de tien burgers kent de mogelijkheid om ondersteuning te vragen door een burgerinitiatief in te dienen. Dit percentage is gelijk voor de groep bewoners met een sterke belemmering door hun beperking. Dit geldt ook voor het gebruik.
8.4
Invloed van beperkingen op deelname
Meedoen in de samenleving kan op meerdere fronten. In deze paragraaf laten we zien of het hebben van een ernstige beperking van invloed is op deelname. Dit is deelname aan de samenleving zonder per se een actieve bijdrage te leveren aan de samenleving. Zijn mensen met een ernstige beperking lid van een organisatie of vereniging? Stemmen mensen met een ernstige beperking? Gaan ze op vakantie? Hebben ze voldoende sociale contacten? We beschrijven de tweede trap van de trappen van participatie: deelname aan de maatschappij. Lidmaatschap Inwoners met een ernstige beperking zijn minder vaak lid van een organisatie of een vereniging (figuur 8.14).
Figuur 8.14 Lid van een organisatie of vereniging
73%
lidmaatschap
sterk belemmerd alle inwoners
0%
20%
40%
60%
80%
100%
In figuur 8.15 staan de soorten lidmaatschappen in de Drechtsteden in afnemend gebruik weergegeven. Daarbij zijn de soorten lidmaatschap afgebeeld van de bewoners met een ernstige beperking. Bewoners die sterk belemmerd worden door hun beperking zijn minder vaak lid van een sportvereniging, een bibliotheek en een jeugd- of jongerenvereniging en juist vaker van een hobbyvereniging en een bewonersorganisatie of buurtvereniging.
90
Participatiemonitor Drechtsteden
Figuur 8.15 Soorten lidmaatschap
21%
sportvereniging
40%
kerk of moskee
29%
bibliotheek
organisatie met maatschappelijke doelen
22%
18%
werknemers of werkgeversorganisatie
17%
hobbyvereniging
17%
bewonersorganisatie of buurtvereniging
alle inwoners
zang-, muziek of toneelvereniging
7%
vereniging met godsdienstig doel
7%
politieke organisatie
jeugd- of jongerenvereniging
sterk belemmerd
6%
1%
3%
allochtone vereniging of (zelf)organisatie
23%
andere vereniging
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Toelichting: meerdere antwoorden waren mogelijk
Stemgedrag Wanneer er nu gemeenteraadsverkiezingen zouden plaatsvinden dan stemt er een even groot aandeel mensen met een ernstige beperking als gemiddeld in de Drechtsteden (figuur 8.16).
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
91
Figuur 8.16 Inwoners die gaan stemmen
87%
stemmen
sterk belemmerd alle inwoners
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Sociale contacten en sociaal isolement Hebben inwoners met een ernstige beperking meer of minder contacten met anderen? En is er verschil in de beleving hiervan? Drechtstedelingen die sterk belemmerd zijn door hun beperking hebben minder contact met familie, vrienden of kennissen, buren en collega’s dan gemiddeld in de Drechtsteden (figuur 8.17).
Figuur 8.17 Zelden contact met …
66%
collega's
18%
buren
vrienden, kennissen
sterk belemmerd alle inwoners
6%
4%
familie
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Inwoners die licht belemmerd zijn door hun beperking hebben ook minder contact met deze vier groepen dan gemiddeld, al is het verschil met het gemiddelde iets minder groot.
Sociaal isolement Inwoners van de Drechtsteden met een ernstige beperking zijn vaker sociaal geïsoleerd dan gemiddeld (14% versus 4%) (figuur 8.18). Verder zijn zij ook vaker enigszins sociaal geïsoleerd (13% versus 8%).
Figuur 8.18 Sociaal isolement
sociaal isolement
0%
92
sterk belemmerd alle inwoners
14%
20%
40%
60%
80%
100%
Participatiemonitor Drechtsteden
Beleving sociale contacten We zien dat mensen die sterk belemmerd zijn door hun beperking vaker sociaal geïsoleerd zijn. Geeft de beleving een zelfde beeld? Ja, 70% van de inwoners met een ernstige beperking geeft aan zeker voldoende contacten te hebben. Dit is 10%-punt minder dan gemiddeld in de Drechtsteden. Dit percentage van 70% komt overeen met de mate van sociaal isolement; de percentages bij ‘gemiddeld’ plus bij ‘niet sociaal geïsoleerd’ vormen samen ook ongeveer 70% (55% + 18% = 73%). In figuur 8.19 staat de groep weergegeven die onvoldoende contacten ervaart. We zien dat mensen met een ernstige beperking vaker die ervaring hebben dan gemiddeld in de Drechtsteden (14% versus 7%).
Figuur 8.19 Niet voldoende contacten
14%
onvoldoende contact
0%
Kaart 8.2
sterk belemmerd alle inwoners 20%
40%
60%
80%
100%
Onvoldoende contact
boven het gemiddelde gemiddeld onder het gemiddelde
Sport In figuur 8.20 zien we dat bewoners met een ernstige beperking minder aan sport doen dan gemiddeld (31% versus 57%).
Figuur 8.20 Sporten
31%
sport
0%
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
20%
sterk belemmerd alle inwoners 40%
60%
80%
100%
93
Wat is de meest populaire sport onder mensen met een ernstige beperking? Dit blijft net als gemiddeld voor de Drechtsteden fitness en vechtsport en wandel/fietssport en skaten. Alleen worden alle soorten sporten minder vaak uitgeoefend. Cultuur en voorzieningen Inwoners die sterk belemmerd zijn door hun beperking maken over het algemeen minder gebruik van vrijetijdsvoorzieningen of activiteiten (figuur 8.21). Wel valt op dat het buurthuis/wijkcentrum juist een belangrijkere plek inneemt bij mensen met een ernstige beperking.
94
Participatiemonitor Drechtsteden
Figuur 8.21 Vrijetijdsvoorzieningen of activiteiten, bezoek (%)
34% 37% 25% 25% 28% sterk belemmerd alle inwoners
33% 29%
cu ltu re
el m fe uz es ca ie bu t n tr ke f , é ur s r ap fe ,t bo av pa th th s v h o e tiv ea rk el ui e n r de edj s, ,n d te al e, / ri ,e rv w of at j h b ijk , oo sk uu ve ou ib k s m of ce at pe rs lio ne m rg se u f t nt eb i os el th eb s e e p m e k l hu ar ru tu fil aa lin ee ke e u e ie nt rk ty m m m in is n d g k e
63%
31%
ki nd
6% 4%
da
13% 4%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%
Vakantie Acht op de tien Drechtstedelingen zijn in de afgelopen 12 maanden op vakantie geweest. Wanneer we kijken naar mensen met een ernstige beperking zien we dat het aandeel veel kleiner is, namelijk 58%.
Figuur 8.22 Aandeel dat het afgelopen jaar op vakantie is geweest (%)
58%
vakantie
0%
20%
40%
60%
sterk belemmerd alle inwoners 80%
100%
Toelichting: Minimaal vier nachten buiten de eigen woning verblijven.
8.5
Steun krijgen
In deze paragraaf bespreken we de derde en laatste trap van de trappen van participatie voor mensen met een ernstige beperking: steun krijgen. Krijgen zij genoeg steun van hun sociale contacten? Ontvangen zij mantelzorg? En zijn zij bekend met de voorzieningen van de verzorgingsstaat?
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
95
Steun van sociale contacten Drechtstedelingen met een ernstige beperking krijgen minder vaak de steun die ze wel missen uit hun sociale netwerk dan gemiddeld (figuur 8.23).
Figuur 8.23 Steun krijgen, wanneer missen (%)
7%
15%
6%
10%
(erg) slecht gemiddeld (erg) go ed 75%
87%
sterk belemmerd
alle inwo ners
Mantelzorg ontvangen Logischerwijze ontvangen mensen met een ernstige beperking vaker mantelzorg dan gemiddeld in de Drechtsteden (21% versus 4%).
Figuur 8.24 Mantelzorg ontvangen (%)
21%
mantelzorg ontvangen
0%
20%
sterk belemmerd Drechtsteden 40%
60%
80%
100%
Ook inwoners die licht belemmerd zijn door hun beperking ontvangen vaker mantelzorg, al is het verschil met het gemiddelde veel kleiner, namelijk 7% versus 4%.
Voorzieningen Welke voorzieningen zijn meer of minder bekend bij de Drechtstedelingen met een ernstige beperking? En van welke voorzieningen maken zij meer of minder gebruik? In tabel 8.3 staan de verschillen met het Drechtstedengemiddelde weergegeven. De voorzieningen voor educatie, zorg en voor de jeugd zijn minder bekend. Dat de voorzieningen voor de jeugd minder bekend zijn komt waarschijnlijk doordat mensen met een ernstige beperking minder vaak kinderen hebben (figuur 8.8). Het Wmo-loket is daarentegen juist bekender. En, er wordt meer gebruik gemaakt van het Wmo-loket, mantelzorgondersteuning, hulpmiddelen en het buurthuis/wijkcentrum.
96
Participatiemonitor Drechtsteden
Tabel 8.3 Bekendheid, gebruik voorzieningen van mensen met een ernstige beperking t.o.v. Drechtstedengemiddelde soort bekendheid gebruik educatie inburgeringstraject volwassenenonderwijs alfabetiseringsonderwijs jeugd peuterspeelzaal kinderdagopvang opvoedingsondersteuning schoolmaatschappelijk werk Bureau Jeugdzorg buitenschoolse opvang consultatiebureau maatschappelijke ondersteuning buurthuis/wijkcentrum mantelzorgondersteuning hulpmiddelen Wmo-loket Juridisch Loket Vrijwilligers Vacature Bank ondersteuning burgerinitiatieven zorg algemeen maatschappelijk werk tandarts thuiszorg Afdeling Budgetadvies en Schuldbemiddeling GGZ Bureau Slachtofferhulp meldpunt huiselijk geweld = significant meer bekendheid/gebruik van mensen met een ernstige beperking t.o.v Drechtstedengemiddelde = significant minder bekendheid/gebruik van mensen met een ernstige beperking t.o.v Drechtstedengemiddelde = geen significant verschil
8.6
Invloed van een ernstige beperking op participatie
Een derde van de inwoners van de Drechtsteden heeft een beperking. 7% van de bevolking is sterk belemmerd, dit noemen wij ernstig beperkt. In dit hoofdstuk hebben we de situatie van Drechtstedelingen die ernstig beperkt zijn, beschreven aan de hand van de drie trappen van participatie. Het portret Mensen met een ernstige beperking wonen verdeeld over de Drechtsteden. Ze zijn lager opgeleid en hebben een lager inkomen dan gemiddeld. Verder zijn ze vaker vrouw, hebben minder vaak kinderen en zijn vaker boven de 40 jaar oud. Ook geven zij vaker aan ontevreden te zijn met hun maatschappelijke positie en zich vaker gediscrimineerd te voelen (door hun handicap of ziekte). De eerste trap: steun bieden Mensen met een ernstige beperking bieden niet per definitie minder steun. Ze geven evenveel mantelzorg en verrichten evenveel vrijwilligerswerk als gemiddeld in de Drechtsteden. Alleen voor ‘actief zijn in de buurt’ geldt wel dat inwoners met een ernstige beperking minder participeren. De bekendheid en het gebruik van de ondersteuning burgerinitiatieven is weer wel gelijk aan het gemiddelde. De tweede trap: deelnemen Wat betreft de tweede trap van de trappen van participatie, staan de inwoners met een ernstige beperking wat treden lager dan gemiddeld. Ze hebben minder contacten (en beleven dat ook zo) en zijn vaker sociaal geïsoleerd. Daarnaast sport een kleiner deel, brengt een kleiner deel een bezoek aan
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
97
vrijetijdsvoorzieningen, en zijn minder mensen met een ernstige beperking lid van een organisatie of vereniging. Op vakantie gaan ze ook minder vaak dan gemiddeld. De intentie om te gaan stemmen is daarentegen wel even groot als voor alle Drechtstedelingen gemiddeld. Opvallend is de plek die het buurthuis/wijkcentrum en de bewonersorganisatie of buurtvereniging innemen: Drechtstedelingen met een ernstige beperking zijn vaker lid van een bewonersorganisatie of buurtvereniging en een groter deel brengt wel eens een bezoek aan het buurthuis/wijkcentrum. De derde trap: steun krijgen De derde en laatste trap van de trappen van participatie betreft steun krijgen. De groep mensen met een ernstige beperking krijgt minder vaak de benodigde steun vanuit hun sociale netwerk. Maar, ze krijgt vanzelfsprekend wel meer mantelzorg in vergelijking met het Drechtstedengemiddelde. Vanuit de verzorgingsstaat krijgen mensen met een beperking wisselend steun. Vooral de voorzieningen voor educatie, zorg en jeugd zijn minder bekend bij de mensen met een ernstige beperking. Het Wmo-loket, een voorziening voor maatschappelijke ondersteuning, is juist meer bekend. Daarbij maken mensen met een ernstige beperking meer gebruik van vier voorzieningen van maatschappelijke ondersteuning: het buurthuis/wijkcentrum, mantelzorgondersteuning, hulpmiddelen en het Wmo-loket.
98
Participatiemonitor Drechtsteden
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
99
Bijlagen
100
Participatiemonitor Drechtsteden
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
101
Bijlage 1 Literatuur Adriaansens, H.P.M. (1989), Arbeid en burgerschap: een nieuwe dimensie, Utrecht. Adriaansens, H.P.M. en A.C. Zijderveld (1981), Vrijwillig initiatief en de verzorgingsstaat. Cultuursociologische analyse van een beleidsprobleem, Deventer: Van Loghum Slaterus. Blokland, T. (2001). Robert Putnam: Over de waarde van sociaal kapitaal. Facta, juni, 10-14. ss Blokland, T. (2002). Stand van zaken: waarom de populariteit van Putnam zorgwekkend is. Beleid en Maatschappij, 29, 2, 10-14. Culpitt, I. (1992),Welfare and citizenship.. Beyond the crisis of the welfare state? London: Sage. Doorn, J.J.A. en C.J.M. Schuyt (1978), De stagnerende verzorgingsstaat, Meppel: Boom. Elchardus, M., L. Huyse & M. Hooghe (2001). Het maatschappelijk middenveld in Vlaanderen; een onderzoek naar de sociale constructie van democratisch burgerschap. Brussel: VUB Press. Engbersen, G en Gabriels, R (1995), Sferen van integratie, Naar een gedifferentieerd allochtonenbeleid, Boom, Amsterdam. Gent, Van Horssen, Mallee, Slotboom (2008), De participatieladder, Regioplan Beleidsonderzoek, Amsterdam. Haan, I. de & J.W. Duyvendak (2002). In het hart van de verzorgingsstaat: het Ministerie van het Maatschappelijk Werk en zijn opvolgers (CRM, WVC en VWS), 1952–2002. Zutphen: Walburg Pers. Hortulanus, R.P., A. Machielse & L. Meeuwese (2003). Sociaal isolement. Een studie over sociale contacten en sociaal isolement in Nederland. Amsterdam: Reed Business. Houten, Douwe van (1999). De standaard mens voorbij: over zorg, verzorgingsstaat en burgerschap. Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom. Kruiter, A.J. e.a. (2008). De rotonde van Hamed. Maatwerk voor mensen met meervoudige problemen. Den Haag: Nicis Institute. Metz, Judith (2006). De tweeledige werking van intermediairen voor burgerparticipatie. Amsterdam: Humanistic University Press. Metz, Judith (2007). Redactioneel: geheimen van netwerk ontrafeld. Tijdschrift voor Genderstudies, nr 3. Metz, JW (2008), Anatomisch model van de cicil society voor de WMO, Onderzoekcentrum Drechtsteden, Stadsdrukkerij Dordrecht. Metz, Judith (2009). Zoeken naar zicht. Functioneren Dordtse sociale Verdiepingsonderzoek Sociale Staat. Zwijndrecht: Onderzoekcentrum Drechtsteden.
infrastructuur.
Putnam, Robert D. (1993). Making democracy work; civic traditions in modern Italy. Princeton: Princeton University Press. Putnam, Robert D. (2000). Bowling alone. The collapse and the revival of American community. New York: Simon & Schuster. P. Schnabel, R. Bijl en J. de Hart (eds.) Betrekkelijke betrokkenheid. Studies in sociale cohesie. Sociaal Cultureel Rapport 2008. Den Haar: Sociaal en Cultureel Planbureau. Schuyt, Kees (2006). Steunberen van de samenleving. Amsterdam: Amsterdam University Press.
102
Participatiemonitor Drechtsteden
Schuyt, Kees & Erik Taverne (2004). 1950 Prosperity and welfare. New York. Tonkens, Evelien, Jennifer van den Broeke en Marc Hoijtink (2008). Op zoek naar weerkaatst plezier. Samenwerking tussen mantelzorgers, cliënten, vrijwilligers en professionals in de multiculturele stad. Den Haag: NICIS. WEB, Uitvoering WEB 2008, rapportage en evaluatie en gegevens WEB-deelnemers 2008 (excell) Wolf, J (2006), Handreiking OGGZ in de WMO, St Radbout Nijmijgen, Nijmegen University. WRR (1987), Activerend arbeidsmarktbeleid, Den Haag: Sdu. WRR (2006). Lerende overheid: een pleidooi voor probleemgerichte politiek. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
103
Bijlage 2 Methodologische verantwoording Steekproef De steekproef voor de Participatiemonitor Drechtsteden bestaat uit een naar wijk gestratificeerde steekproef van 12.640 inwoners van de Drechtsteden van 18 jaar en ouder. Bewoners van verzorgingstehuizen en andere instellingen zijn hierin niet meegenomen. Per huishouden benaderden we één persoon. Voor dit onderzoek zijn binnen de zes Drechtstedengemeenten wijken samengevoegd zodat de aantallen respondenten per wijk groot genoeg zijn om significante verschillen te kunnen vinden. Uiteindelijk hebben we voor dit onderzoek 24 wijken gevormd, verdeeld over 5 gemeenten. Zwijndrecht heeft ervoor gekozen geen wijken samen te voegen, daarom rapporteren we voor Zwijndrecht alleen voor de gemeente in zijn geheel. In tabel 1 ziet u de wijkindeling. Veldwerk Het veldwerk is verzorgd door I&O Research. Zij benaderden de personen in de steekproef zijn in de eerste week van maart met een schriftelijke vragenlijst. De vragenlijst is verstuurd met een begeleidende brief van de betreffende burgemeester (met tekst en uitleg over het onderzoek) en een retourenvelop. Ook is er voorafgaand aan het onderzoek een bericht geplaatst in de plaatselijke huisaan-huisbladen om extra aandacht op het onderzoek te vestigen. I&O Research heeft twee keer gerappelleerd: na ruim één week door middel van een herinneringskaartje en na weer iets meer dan een week met het volledige pakket (vragenlijst, brief van het OCD en retourenvelop). Een aandachtspunt voor de toekomst is om het veldwerk uit te zetten in een rustige periode (een periode waarin geen andere grote vragenlijsten uitgezet worden). Het veldwerk voor de Participatiemonitor Drechtsteden en de Integratiemonitor (samen één vragenlijst) liep namelijk parallel met het veldwerk voor de monitor Leefbaarheid & Veiligheid Drechtsteden en de Gezondheidsmonitor van de GGD. Het invullen van meerdere lange vragenlijsten is veel gevraagd van mensen. Respons De uiteindelijke respons bedraagt 45%. We hebben het databestand herwogen naar de achtergrondkenmerken leeftijd, geslacht en wijk. Tabel 1 geeft een overzicht van de respons naar gemeente en wijk weer.
Tabel 1
Responsoverzicht naar gemeente en wijk aantal verstuurde enquêtes 436 436 435 1.307
aantal respons 197 207 194 598
respons (%) 45 47 45 46
Binnenstad Noordflank Oud-Krispijn Nieuw-Krispijn het Reeland Staart Wielwijk Crabbehof/Zuidhoven Sterrenburg Dubbeldam Stadspolders Dordrecht
436 436 436 436 436 436 436 436 436 436 436 4.796
196 182 174 172 186 166 141 161 176 209 182 1.945
45 42 40 39 43 38 32 37 40 48 42 41
Centrum/Antoniapolder Krommeweg/Sandelingen-Ambacht de Volgerlanden/de Oevers Hendrik-Ido-Ambacht
432 436 434 1.302
227 230 189 646
53 53 44 50
Kinderdijk Blokweer Centrum en Souburg Alblasserdam
104
Participatiemonitor Drechtsteden
Vervolg tabel 1 Responsoverzicht naar gemeente en wijk aantal verstuurde enquêtes Westpolder 436 Molenvliet en Wilgendonk 436 Kraaihoek en Middenpolder 434 De Kooij, Oosteind en Oostpolder 436 Papendrecht 1.752
aantal respons 231 216 203 195 1 845
respons (%) 53 50 47 45 48
Oost West Centrum Sliedrecht
434 435 434 1.303
216 209 202 627
50 48 47 48
Zwijndrecht
2.180
1.007
46
12.640
5.669
45
totaal
Betrouwbaarheidsmarges In steekproefonderzoek heb je te maken met een zekere onnauwkeurigheid. Bij herhaling van het onderzoek kan de waarde met een bepaalde marge afwijken van het percentage dat wij gemeten hebben. Deze marges noemen we statistische betrouwbaarheidsmarges. Wij gebruiken een betrouwbaarheidsmarge van 95%. De betekenis hiervan is, dat wanneer we de meting zouden herhalen, we met 95% zekerheid kunnen zeggen dat de werkelijke waarde zich binnen de betrouwbaarheidsmarge zal bevinden. Een betrouwbaarheidsmarge (dus: de onnauwkeurigheid) is kleiner naarmate de steekproef groter is, maar verschilt ook met het gemeten percentage: percentages van rond de 50% hebben absoluut gezien de grootste onnauwkeurigheid. Hoe verder het percentage van de 50% af zit, hoe kleiner de onnauwkeurigheid. Tabel 2 geeft voor de totale steekproef en relevante doelgroepen gemeten percentages de betrouwbaarheidsmarges voor een meting van 50% en ter illustratie ook voor een meting van 10- of 90%. We hebben verschillende Aan de Participatiemonitor Drechtsteden 2009 hebben in totaal ± 5.669 respondenten deelgenomen. Wanneer 50% van hen zegt een laag opleidingsniveau te hebben, moet dit gelezen worden als 48% à 52%.
Tabel 2 De 95%-betrouwbaarheidsmarges van gemeten percentages bij een respons van: is 10% eigenlijk: wijken (200) 10% ± 4% ernstige beperking (400) 10% ± 3% gemeenten (750) 10% ± 2% weinig inkomen (1.400) 10% ± 2% totaal 5.669 10% ± 1%
is 50% eigenlijk: 50% ± 7% 50% ± 5% 50% ± 4% 50% ± 3% 50% ± 2%
is 90% eigenlijk 90% ± 4% 90% ± 3% 90% ± 2% 10% ± 2% 10% ± 1%
Vergelijkingen Om te toetsen of verschillen in percentages of gemiddelden veroorzaakt zijn door het toevalskarakter van de steekproef of dat er werkelijk een verschil is, maken we gebruik van statistische toetsen. Wij rapporteren alleen echte (significante) verschillen. In deze gehele rapportage zijn alle uitkomsten voor gemeenten, wijken en doelgroepen getoetst ten opzichte van het Drechtstedengemiddelde. In de tabellen in deze rapportage zijn de significante verschillen vetgedrukt en gekleurd.
Typering inkomen Bij de interpretatie van inkomensgegevens op basis van steekproef onderzoek dient omzichtig omgegaan te worden met de resultaten. De opgave van het inkomen kan afwijken van de werkelijkheid. Er kan mogelijk een ondervertegenwoordiging van bepaalde inkomensgroepen optreden. Om die reden is steekproef onderzoek niet geschikt voor het samenstellen van de inkomensverdeling van de onderzoeksgroep en gebruiken we daar gegevens van het RIO. Voor de vergelijking van de
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
105
onderzoeksresultaten (zoals in hoofdstuk 7 in dit onderzoek) tussen bepaalde inkomensgroepen is steekproef onderzoek wel een betrouwbare methode, mits er voldoende waarnemingen zijn. Gegevens RIO Het OCD maakt voor het in beeld brengen van de inkomensverdeling per gemeente en wijk (hoofdstuk 2 in deze rapportage) gebruik van het gestandaardiseerde besteedbaar huishoudeninkomen (particulier huishoudens) uit de Regionale Inkomens onderzoek (RIO). Gestandaardiseerd wil zeggen dat rekening wordt gehouden met de grootte en samenstelling van het huishouden. Een alleenstaande met een besteedbaar inkomen van 10 duizend euro en een echtpaar met een besteedbaar inkomen van 13,8 duizend euro bevinden zich op een gelijk welvaartsniveau: na standaardisatie bedraagt het inkomen in beide situaties 10 duizend euro. Het RIO levert een betrouwbaar beeld van de inkomens. De steekproef van huishoudens bij het RIO is dusdanig groot dat een verschil van 2%-punten ook echt een verschil is. Het RIO is onderzoek dat jaarlijks wordt uitgevoerd. Informatieverstrekkers zijn het Ministerie van Financiën (belastingadministratie), de IB Groep (studiefinanciering), en tot 2006 het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (individuele huursubsidie). De cijfers van het RIO zijn twee jaar na dato beschikbaar. In hoofdstuk 2 is het inkomen van de Drechtstedenbevolking beschreven op basis van gegevens uit 2006. Voor de inkomensindeling laag, midden en hoog in het RIO sluiten we aan bij outcome indicator inkomen in de aandachtswijken. In het RIO zijn de inkomens verdeeld in 20% groepen van de landelijke verdeling. Definitie: laag inkomen 1e en 2de inkomensgroepen, midden inkomen 3e en 4e inkomensgroep, hoog inkomen 5e inkomensgroep. Gegevens enquête Voor het in beeld brengen van de participatie van mensen met een laag inkomen in de Drechtsteden (hoofdstuk 7) hebben wij de grens voor lage inkomens van de voorzieningen voor inkomensondersteuning en schuldbemiddeling gehanteerd. Deze is gebaseerd op de lage inkomensgrens van de armoedemonitor en twee varianten van de budgetgerelateerde grens als indelingscriterium voor armoede. Deze grens is zo bepaald dat de huishoudens die wij categoriseren als “laag inkomen” geen financiële middelen hebben voor sociale participatie en recreatie. Praktisch betekent dit dat huishoudens die leven van de bijstand of de AOW binnen deze categorie vallen en de grenzen net iets boven de bijstandsnorm van de Drechtsteden liggen. Omdat we de participatie van de inkomensgroepen onderling willen vergelijken, gebruiken we voor informatie over sociale participatie de enquêtegegevens. De steekproef omvat voldoende waarnemingen om een dergelijke vergelijking mogelijk te maken.
onderwerp vraag antwoordcategorieën
typering inkomen
inkomensniveau In welke categorie valt het netto maandinkomen van uw huishouden? (vakantiegeld en toeslagen niet meetellen) 1. lager dan € 860 2. € 860 tot € 1.100 3. €1.100 tot 1.220 4. € 1.220 tot € 1.650 5. €1.650 tot € 2.750 6. € 2.750 of meer alleenstaande een-oudergezin twee (of meer-) persoonshuishouden 1. lager dan € 860 zeer laag zeer laag zeer laag 2. € 860 tot € 1.100 laag zeer laag zeer laag 3. €1.100 tot 1.220 midden laag zeer laag 4. € 1.220 tot € 1.650 midden midden laag 5. €1.650 tot € 2.750 hoog hoog midden 6. € 2.750 of meer hoog hoog hoog
Achtergrond: grenzen van Inkomensmonitor (bijstandsnormen/armoedegrens)
Schaal sociaal isolement We gebruiken in deze rapportage de sociaal isolementschaal van het Sociaal Cultureel Planbureau. Ook in onze integratiemonitor gebruiken we deze schaal.
106
Participatiemonitor Drechtsteden
De schaal is gebaseerd op zes stellingen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Er zijn mensen waarmee ik goed kan praten; Ik voel me van andere mensen geïsoleerd; Er zijn mensen bij wie ik terecht kan; Er zijn mensen die me echt begrijpen; Ik maak deel uit van een groep vrienden; Mijn sociale contacten zijn oppervlakkig’.
De bewoners van de Drechtsteden konden aangeven of hier wel, soms of geen sprake van was. Vervolgens hebben we de scores opgeteld. Aan elk antwoord op een stelling koppelen we een score (ja=3, soms=2, nee=1). De tweede en de zesde stelling krijgen de omgekeerde score (ja=1, soms =2, nee=3) omdat hier, in tegenstelling tot de andere stellingen, het antwoord ‘ja’ duidt op sociaal isolement. De somscore bepaalt de mate van sociaal isolement. Kortom: hoe hoger de score, hoe minder sociaal geïsoleerd. De De De De
somscore somscore somscore somscore
6 t/m 11 is sociaal geïsoleerd. 12 en 13 is enigszins sociaal geïsoleerd. 14 t/m 17 is neutraal. 18 is niet sociaal geïsoleerd.
Schaal steun missen We gebruiken in deze rapportage een schaal voor steun missen vanuit je netwerk. Deze schaal hebben we zelf ontwikkeld. De schaal is gebaseerd op vier vragen: Gebeurt het wel eens dat iemand: 1. u geld leent of geeft? Zo nee, mist u dat?; 2. samen met u leuke dingen doet? Zo nee, mist u dat?; 3. u goede raad geeft? Zo nee, mist u dat?; 4. u praktische hulp biedt bij alledaagse dingen? Zo nee, mist u dat? De bewoners van de Drechtsteden konden aangeven of hier sprake van was. Vervolgens hebben we de antwoorden gekoppeld aan het gemis van steun. Aan elk antwoord op een vraag koppelen we een score (ja=1, nee en gemis=0, nee en geen gemis=1). De somscore bepaalt de mate van het krijgen van steun. Kortom: hoe hoger de score, hoe minder steun gemist wordt. De somscore 0 en 1 is (erg) slecht. De somscore 2 is gemiddeld. De somscore 3 en 4 is (erg) goed. Schaal belemmering door beperking We gebruiken in deze rapportage een schaal voor de mate van belemmering bij een beperking. Deze schaal hebben we zelf ontwikkeld. De schaal is gebaseerd op vier vragen: In 1. 2. 3. 4.
welke mate wordt u door uw beperking belemmerd? bij het uitvoeren van dagelijkse bezigheden thuis?; bij uw vrijetijdsbesteding?; bij het uitvoeren van dagelijkse bezigheden op school of op het werk?; bij het onderhouden van sociale contacten?
Bij elk van deze vier vragen kon niet belemmerd, licht belemmerd en sterk belemmerd worden ingevuld. Op basis van deze vragen hebben wij een indeling gemaakt naar niet/nauwelijks belemmerd, licht belemmerd en sterk belemmerd. Aan elk antwoord op een vraag koppelen we een score (sterk=1, licht=2, niet=3). De somscore bepaalt de mate van het kunnen vinden van steun in hun netwerk. Kortom: hoe lager de score, hoe meer belemmerd iemand is.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
107
1. Mensen met een beperking die sterk belemmerd worden, ondervinden sterke hinder door hun beperking in alle vier de situaties tot minimaal in twee situaties sterke hinder en twee situaties lichte hinder. Door rekening te houden met de basisgedachte van de eerder genoemde vragen hebben wij de grenzen van een sterke belemmering zo vastgesteld dat inwoners die sterk belemmerd worden hoogstwaarschijnlijk problemen hebben met het participeren en recreëren in de samenleving. 2. De groep die niet of nauwelijks belemmerd wordt, bestaat uit de mensen die in alle vier de situaties geen hinder ervaren door hun beperking tot maximaal in twee situaties geen hinder en in twee situaties lichte hinder ervaren. 3. De Drechtstedelingen ondervinden een lichte belemmering in alle tussenliggende gevallen, bijvoorbeeld in alle vier de situaties worden zij licht gehinderd. De somscore 4 t/m 6 is sterk belemmerd. De somscore 7 t/m 9 is licht belemmerd. De somscore 10 t/m 12 is niet/nauwelijks belemmerd.
108
Participatiemonitor Drechtsteden
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
109
Bijlage 3 Aanvullende tabellen Tabel 1 Intercultureel contact, autochtonen, naar gemeente (%) gemeente (bijna) nooit op uw werk Alblasserdam 32 HI-Ambacht 24 Papendrecht 23 Sliedrecht 33 Dordrecht 26 Zwijndrecht 27 Drechtsteden 27
soms
(heel) vaak
28 30 30 28 27 26 28
40 46 47 39 47 47 45
in uw wijk Alblasserdam HI-Ambacht Papendrecht Sliedrecht Dordrecht Zwijndrecht Drechtsteden
62 67 64 63 52 66 60
31 26 28 32 36 27 31
7 7 8 5 13 7 9
in uw vrije tijd Alblasserdam HI-Ambacht Papendrecht Sliedrecht Dordrecht Zwijndrecht Drechtsteden
58 54 55 61 49 54 54
30 35 33 30 35 33 33
12 11 12 9 16 13 13
Toelichting: De vetgedrukte percentages zijn verschillend van het Drechtstedengemiddelde: boven gemiddeld of onder gemiddeld.
Tabel 2 Intercultureel contact, allochtonen, naar gemeente (%) gemeente (bijna) nooit op uw werk Alblasserdam 15 HI-Ambacht 17 Papendrecht 8 Sliedrecht 20 Dordrecht 11 Zwijndrecht 14 Drechtsteden 12
soms
(heel) vaak
6 12 9 5 14 14 12
79 71 84 75 74 71 76
in uw wijk Alblasserdam HI-Ambacht Papendrecht Sliedrecht Dordrecht Zwijndrecht Drechtsteden
18 24 16 18 22 21 20
47 21 34 41 38 40 37
35 56 50 41 40 38 42
in uw vrije tijd Alblasserdam HI-Ambacht Papendrecht Sliedrecht Dordrecht Zwijndrecht Drechtsteden
11 18 15 14 22 15 18
36 18 29 21 30 34 30
53 64 56 65 48 51 52
Toelichting: De vetgedrukte percentages zijn verschillend van het Drechtstedengemiddelde: boven gemiddeld of onder gemiddeld.
110
Participatiemonitor Drechtsteden
Tabel 3
Bezoek aan voorzieningen/activiteiten (%) DrechtAlblasserHIsteden dam Ambacht park, natuurgebied 76 70 79 muziek56 48 59 theatervoorstelling café, thee- of 54 46 56 koffiehuis film 53 53 53 cultureel feest, 47 49 43 festival, evenement museum 40 34 40 bibliotheek 40 41 46 kinderboerderij 38 37 41 speeltuin kerk 36 47 46 dansavond, 22 19 21 houseparty trapveldje, 12 11 12 skatebaan buurthuis, 10 7 7 wijkcentrum moskee 3 3 1
Papendrecht 75 58
Sliedrecht
Dordrecht
73 50
80 59
Zwijndrecht 73 56
56
46
58
52
55 45
40 46
55 53
51 39
39 41 37
40 42 44
43 37 38
37 39 36
30 22
49 15
30 24
36 24
10
10
12
14
6
4
14
14
1
2
4
3
Toelichting: De vetgedrukte percentages zijn verschillend van het Drechtstedengemiddelde: boven gemiddeld of onder gemiddeld
Tabel 4 Gebruik voorzieningen (%) voorziening groep die niet de benodigde steun krijgt vanuit netwerk educatie alfabetiseringsonderwijs 2 inburgeringtraject 5 volwassenenonderwijs 3 jeugd schoolmaatschappelijk werk opvoedingsondersteuning Bureau Jeugdzorg buitenschoolse opvang peuterspeelzaal kinderdagopvang maatschappelijke ondersteuning ondersteuning burgerinitiatieven Vrijwilligers Vacature Bank Het Juridisch Loket Wmo-loket hulpmiddelen mantelzorgondersteuning zorg Afdeling Budgetadvies en Schuldbemiddeling Meldpunt huiselijk geweld Bureau Slachtofferhulp algemeen maatschappelijk werk GGZ thuiszorg tandarts
Drechtstedengemiddelde
0 1 3
5
2
4 5 4 5 4
2 3 6 6 7
0
0
1 5 4 12 3
1 3 3 8 9
3
1
3 4 4
1 1 2
8 9 61
5 5 78
Toelichting: De vetgedrukte percentages zijn verschillend van het Drechtstedengemiddelde: boven gemiddeld of onder gemiddeld.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
111
Tabel 5 steun
Steun naar achtergronden (%) (erg) weinig steun
gemiddeld
(erg) veel steun
moeite Nederlandse taal geen moeite beetje moeite veel moeite
6 16 26
5 15 25
89 68 49
opleiding laag midden hoog
10 4 3
8 4 4
82 92 93
huishoudensituatie eenpersoons tweepersoons twee-oudergezin een-oudergezin meerpersoons anders
12 8 3 4 6 10
9 7 3 8 2 1
79 85 94 89 92 89
discriminatie wel niet
10 6
12 5
78 90
tevredenheid maatschappelijke positie (erg) tevreden neutraal (erg) ontevreden
5 8 15
5 9 18
90 83 67
sociaal isolement sociaal geisoleerd enigszins sociaal geisoleerd neutraal niet sociaal geisoleerd
17 8 2 1
21 11 4 3
62 81 94 96
betaald werk/opleiding betaald werk opleiding geen betaald werk/opleiding
4 3 9
4 1 9
93 96 82
geslacht man vrouw
6 7
5 7
87 86
Drechtstedengemiddelde
7
6
87
Toelichting: De vetgedrukte percentages zijn verschillend van het Drechtstedengemiddelde: boven gemiddeld of onder gemiddeld
112
Participatiemonitor Drechtsteden
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
113
Bijlage 4 Vragenlijst Wij danken u alvast hartelijk voor het invullen van de vragenlijst.
A.
MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE
De volgende vragen gaan over de manier waarop u meedoet in de samenleving. 1.
Bent u lid van één of meer van de volgende verenigingen en/of organisaties? (Kruis per vereniging/organisatie ’ja’ of ‘nee’ aan). A. allochtone vereniging of (zelf)organisatie B. zang-, muziek- of toneelvereniging C. kerk of moskee D. vereniging met godsdienstig doel (geen kerkgenootschap) E. sportvereniging F. hobbyvereniging G. politieke organisatie
ja
nee
H. organisatie met maatschappelijke doelen (bv. mensenrechten, natuur- of dierenbescherming) I. werknemers- of werkgeversorganisatie (bv. vakbond) J. bewonersorganisatie of buurtvereniging K. jeugd- of jongerenvereniging L. bibliotheek M. andere organisatie of vereniging* * van hoeveel andere verenigingen of organisaties bent u lid?
andere organisaties
2.
Als er op dit moment verkiezingen voor de gemeenteraad zouden worden gehouden, zou u dan gaan stemmen?
ja, zeker ja, misschien nee 3.
In hoeverre bent u het eens met de volgende stellingen? (Kruis één antwoord aan). eens
oneens
weet
niet A. Mijn ideeën en wensen vind ik in geen enkele politieke partij terug. B. Door te stemmen heb je echt invloed op de politiek. C. In mijn gemeente wordt er rekening gehouden met wat de burgers willen. D. Ik neem voldoende deel aan de maatschappij.
4.
Heeft u in de afgelopen 12 maanden vrijwilligerswerk gedaan?
ja nee -->ga verder met vraag 8
114
Participatiemonitor Drechtsteden
5.
Doet u vrijwilligerswerk voor één of meerdere van de volgende organisaties?(Kruis per organisatie ’ja’ of ‘nee’ aan). A. allochtone vereniging of organisatie/ zelforganisatie B. zangvereniging, muziekvereniging of toneelvereniging
ja
nee
C. godsdienstige of levensbeschouwelijke organisatie (ook kerk of moskee) D. sportvereniging (als vrijwilliger, niet als beoefenaar) E. hobbyvereniging F. politieke organisatie G. organisatie met maatschappelijke doelen (bv. mensenrechten, natuur- of dierenbescherming) H. werknemers- of werkgeversorganisatie (bv. vakbond) I.
buurtvereniging of buurtcentrum
J. jeugd- of jongerenvereniging K. school, crèche of peuterspeelzaal L. zorginstelling of vereniging (buren-, bejaardenof gehandicaptenhulp) M. bij een ander soort organisatie, vereniging of instelling* * voor hoeveel andere organisaties bent u actief? andere organisaties
6.
Hoe vaak doet u vrijwilligerswerk?
7.
Hoeveel uur heeft u de afgelopen week vrijwilligerswerk gedaan?
wekelijks maandelijks halfjaarlijks jaarlijks
0 uur minder dan 2 uur tussen 2 en 4 uur tussen 4 en 10 uur tussen 10 en 20 uur meer dan 20 uur 8.
Bent u in de afgelopen 12 maanden actief geweest in uw buurt? (Bijvoorbeeld buurtBBQ, schoonmaakactie of actievoeren voor een nieuwe speelplek).
ja nee --> ga verder met vraag 11
9.
Hoe vaak bent u actief in de buurt?
wekelijks maandelijks halfjaarlijks jaarlijks
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
115
10.
Hoeveel uur bent u de afgelopen week actief geweest in uw buurt?
0 uur minder dan 2 uur tussen 2 en 4 uur tussen 4 en 10 uur tussen 10 en 20 uur meer dan 20 uur 11.
12.
Wilt u (meer) actief zijn in de samenleving?
ja --> ga verder met vragenblok B nee
Waarom wilt u niet (meer) actief zijn in de samenleving?
vanwege gezondheid geen tijd ik doe nu al veel het spreekt mij niet aan ik vind het een taak voor professionals ik ben bang dat ik iets verkeerd doe ik voel mij niet op mijn gemak anders B.
SOCIALE CONTACTEN EN STEUN
Nu een paar vragen over sociale contacten. Het gaat hierbij om ontmoetingen, telefonische en schriftelijke contacten, maar ook om contacten per e-mail. 1.
Hoe vaak heeft u contact met: 1 keer per week of vaker
1 keer per twee weken
1 keer per maand
minder dan 1 keer per maand
zelden
A. familieleden (die niet bij u thuis wonen)? B. vrienden, vriendinnen, goede kennissen? C. buren? D. collega’s (buiten het werk)?
2.
Vindt u in het algemeen dat u voldoende contacten met andere mensen hebt, dat wil zeggen buiten werk, school en eigen huishouden?
ja, zeker ja, maar ik zou wel wat meer contacten willen nee, ik vind dat ik te weinig contacten heb
116
Participatiemonitor Drechtsteden
3.
Hieronder volgt een aantal uitspraken over uzelf en uw contacten met andere mensen. Wilt u bij elke uitspraak aangeven of deze op u van toepassing is? ja B. Ik voel me van andere mensen geïsoleerd. C. Er zijn mensen bij wie ik terecht kan. D. Er zijn mensen die me echt begrijpen. E. Ik maak deel uit van een groep vrienden. F. Mijn sociale contacten zijn oppervlakkig.
4.
soms
nee
A. Er zijn mensen met wie ik goed kan praten.
Kunt u aangeven of de volgende dingen wel eens gebeuren? En of u het mist als het niet gebeurt? Gebeurt het wel eens dat iemand: Zo nee, mist u dat? ja
A. u geld leent of geeft? B. samen met u leuke dingen doet? C. u goede raad geeft?
nee
→ → →
ja
soms
nee
D. u praktische hulp biedt bij alledaagse dingen (bv. bij klusjes of u ergens heen brengen)?
5.
bijna nooit
soms
vaak
→
In welke mate heeft u contact met: nooit A. autochtonen op uw werk? B. allochtonen op uw werk? C. autochtonen in uw wijk? D. allochtonen in uw wijk? E. autochtonen in uw vrije tijd? F. allochtonen in uw vrije tijd?
6.
heel vaak
nvt
Mantelzorg betekent langdurig en onbetaald zorg geven aan hulpbehoevende, zieke of gehandicapte familieleden, vrienden en buren. Heeft u in de afgelopen 12 maanden mantelzorg gegeven?
ja nee --> ga verder met vraag 13. 7.
Aan wie geeft u mantelzorg? (meerdere antwoorden mogelijk).
partner kinderen ouders broer, zus familie (ooms, tantes, neven, nichten) vrienden, kennissen buren
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
117
8.
Wat voor soort mantelzorg geeft u? (meerdere antwoorden mogelijk).
oppassen/gezelschap huishoudelijke zorg (eten koken, kleding wassen, boodschappen doen, vuilnis buiten zetten)
medische verzorging persoonlijke verzorging klussen (tuin, lamp ophangen, reparaties) 9.
10.
Hoe vaak geeft u mantelzorg?
wekelijks maandelijks halfjaarlijks jaarlijks
Hoeveel uur heeft u de afgelopen week mantelzorg gegeven?
0 uur minder dan 2 uur tussen 2 en 4 uur tussen 4 en 10 uur tussen 10 en 20 uur meer dan 20 uur 11.
Heeft u bij de mantelzorg die u geeft hulp van anderen?
ja nee --> ga verder met vraag 13. 12.
Van wie krijgt u hulp bij de mantelzorg die u geeft?
familie vrienden buren vrijwilligers betaalde krachten, zoals de thuiszorg 13.
Ontvangt u mantelzorg?
ja nee C.
VRIJE TIJD
Dit vragenblok gaat over deelname aan sport, vrije tijd en hobby’s. 1.
Heeft u de afgelopen 12 maanden aan sport gedaan? Niet: vissen en denksporten.
ja nee --> ga verder met vraag 5 2.
118
Hoeveel sporten doet u in totaal?
sporten
Participatiemonitor Drechtsteden
3.
Hoe vaak sport u in totaal gemiddeld?
minder dan 1 keer per maand 1 tot 3 keer per maand 1 keer per week vaker dan 1 keer per week, namelijk 4.
keer per week
Welk soort sport heeft u in de afgelopen twaalf maanden gedaan? (meerdere antwoorden mogelijk).
fitness, vechtsport, aerobics, dans watersport wandelsport, fietssport, skaten balsport denksport (kaarten, schaken, dammen) anders
5.
Waar sport u? (meerdere antwoorden mogelijk).
sportzaal of hal (binnensportaccommodatie) zwembad sportschool buitensportterrein openbare ruimte thuis anders 6.
Hoe vaak heeft u in de afgelopen 12 maanden in uw vrije tijd de volgende voorzieningen of activiteiten bezocht? niet bezocht
1 keer per jaar
2-3 keer per jaar
4-11 keer per jaar
A. muziek- of theatervoorstelling B. film C. museum D. dansavond of house-party E. café / thee- of koffiehuis
1 keer per maand of vaker
F. cultureel feest / festival / evenement G. bibliotheek H. kerk I. moskee J. buurthuis/wijkcentrum K. kinderboerderij/speeltuin L. park/natuurgebied M. trapveldjes en skatebaan
7.
Heeft u hobby’s?
ja nee --> ga verder met vraag 9.
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
119
8.
Hoeveel hobby’s heeft u?
9.
Hoe vaak bent u de afgelopen 12 maanden op vakantie geweest? (minimaal vier nachten buiten de eigen woning).
hobby’s
geen enkele keer --> ga verder met vragenblok D één keer meer dan één keer Bent u in de afgelopen 12 maanden in het buitenland op vakantie geweest?
10.
ja nee D.
ZELFREDZAAMHEID IN DE SAMENLEVING
De volgende vragen gaan over de beheersing van de Nederlandse taal, het begrijpen van brieven en het invullen van formulieren. Ook worden er vragen gesteld over betalen en computergebruik. 1.
Kunt u aangeven of u moeite heeft met de Nederlandse taal?
A. Heeft u moeite met het spreken van Nederlands?
veel moeite
een beetje moeite
geen moeite
B. Heeft u moeite met het lezen van Nederlands bij het lezen van kranten, brieven of folders? C. Heeft u moeite met het schrijven van Nederlands? D. Heeft u moeite een gesprek in het Nederlands te volgen?
2.
Mensen krijgen vaak brieven van officiële instanties. Heeft u moeite om deze brieven te begrijpen?
nee ja, soms ja, vaak ja, altijd 3.
Er moeten vaak formulieren ingevuld worden voor officiële instanties. Kunt u deze formulieren meestal zelf invullen of heeft u hierbij hulp nodig?
ik kan het altijd zelf invullen ik heb soms hulp nodig ik heb vaak hulp nodig ik heb altijd hulp nodig 4.
Deze vragen gaan over betalings- en communicatiemogelijkheden. Weet u hoe u: A. geld moet pinnen? B. met een mobiele telefoon moet bellen?
120
ja
nee
Participatiemonitor Drechtsteden
C. een treinkaartje of strippenkaart uit de kaartautomaat moet halen? Kunt u: D. op de computer met een tekstverwerkingsprogramma werken (bv. Word)? E. een e-mail versturen?
ja
nee
F. op internet praktische dingen opzoeken (bv. telefoonnummers of treintijden)?
E.
GEZONDHEID
De volgende vragen gaan over uw gezondheid. 1.
Heeft u last van één of meer langdurige ziekten, aandoeningen of beperkingen? Ook ouderdomsklachten of specifieke ouderdomsziekten tellen mee.
ja nee --> ga verder met vragenblok F weet niet --> ga verder met vragenblok F 2.
Waarvan heeft u last? (meerdere antwoorden mogelijk).
3.
In welke mate wordt u hierdoor belemmerd?
een lichamelijke beperking een zintuiglijke beperking (slechthorend, doof, slechtziend of blind) een (licht) verstandelijke beperking een psychiatrische aandoening een psychosociale probleem een chronische ziekte (bv. cara, hart- en vaatziekten, artrose, diabetes, cva, reuma, copd) sterk belemmerd
licht belemmerd
niet belemmerd
A. bij het uitvoeren van dagelijkse bezigheden thuis (huishouden, persoonlijke verzorging)? B. bij uw vrijetijdsbesteding (bv. bij sporten of reizen)? C. bij het uitvoeren van dagelijkse bezigheden op school of op het werk (alleen als u 12 uur of meer per week werkt of een opleiding volgt) D. bij het onderhouden van sociale contacten
F.
INKOMEN EN RONDKOMEN
De volgende vragen gaan over uw inkomen, rondkomen en de spullen die in uw huishouden aanwezig zijn. 1.
In welke categorie valt het netto maandinkomen van uw huishouden? (vakantiegeld en toeslagen niet meetellen).
lager dan € 860 € 860 tot €1100
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
121
€ 1100 tot € 1220 € 1220 tot € 1650 € 1.650 tot € 2.750 € 2.750 of meer 2.
Hoe is op dit moment de financiële situatie van uw gezin of huishouden?
moet schulden maken moet spaarmiddelen aanspreken kan precies rondkomen kan beetje geld overhouden kan veel geld overhouden 3.
Heeft u of uw gezin de volgende zaken in bezit? Als u iets niet bezit: Is dat dan om financiële redenen? bezit? ja
B. dvd-speler C. televisie D. wasmachine E. wasdroger F. magnetron G. vaatwasmachine H. computer (geen spelcomputer) I. abonnement op een krant J. telefoon K. toegang tot internet A. auto
4.
Indien niet in bezit: Is dat om financiële redenen? ja nee
nee
→ → → → → → → → → → →
Heeft uw huishouden voldoende geld om: ja
nee
A. eenmaal per dag een warme maaltijd met vlees, kip, vis of volwaardige vegetarische maaltijd te betalen? B. regelmatig nieuwe kleren te kopen? C. uw huis voldoende te verwarmen? D. versleten meubilair te vervangen door nieuwe? E. uitstapjes te maken met het gezin (bv. naar een pretpark)? F. lidmaatschap te betalen voor een sport- of hobbyclub? G. indien u kinderen heeft, de schoolkosten van uw kinderen te betalen (schoolgeld, boeken en lesmateriaal, uitstapjes)?
Mensen kunnen achterstand oplopen bij het afbetalen van leningen of bij de betaling van vaste lasten of andere verplichtingen.
122
Participatiemonitor Drechtsteden
5.
Heeft u in de afgelopen 12 maanden betalingsachterstanden gehad bij de aflossing of betaling van: ja
nee
A. een persoonlijke lening of doorlopend krediet bij uw bank of een andere financiële instelling? B. de huur of hypotheek? C. de rekening voor gas, water, licht? D. de telefoonrekening? E. belasting (motorrijtuigen-, gemeentelijke- of inkomstenbelasting)? F. verzekering (ziektekosten-, inboedel-, WA-, auto- of andere verzekering)? G. aankoop op afbetaling? H. boetes?
G.
MAATSCHAPPELIJKE POSITIE
De volgende vragen gaan over uw positie in de samenleving. 1.
Welke van de onderstaande situaties is het meest op u van toepassing? (kruis één antwoord aan).
ik zit nog op school of volg een opleiding of studie ik heb momenteel betaald werk ik heb momenteel geen betaald werk, maar heb dat vroeger wel gehad ik heb (nog) nooit betaald werk gehad 2.
In welke mate bent u tevreden met uw huidige maatschappelijke positie?
erg tevreden tevreden niet tevreden / niet ontevreden ontevreden erg ontevreden weet niet 2. Voelt u zich om een bepaalde reden gediscrimineerd? (meerdere antwoorden mogelijk)
nee --> ga verder met vragenblok I ja, vanwege mijn leeftijd ja, vanwege mijn geslacht ja, vanwege mijn geloof ja, vanwege mijn handicap / ziekte ja, vanwege mijn etnische afkomst ja, vanwege mijn seksuele geaardheid ja, vanwege mijn uiterlijk ja, vanwege mijn sociaal-economische status
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
123
6.
Wanneer voelt u zich gediscrimineerd? (meerdere antwoorden mogelijk).
bij het zoeken van werk bij het vinden van een woning bij het volgen van een opleiding tijdens mijn vrijetijdsbesteding (bv. bij het sporten of bij het uitgaan) bij contacten met andere mensen in het openbaar (bv. op straat of in de winkel) H.
VOORZIENINGEN
De volgende vragen gaan over de bekendheid en gebruik van instanties en voorzieningen. Ook worden er vragen gesteld over de aanwezigheid van wachtlijsten. 1.
Heeft u of iemand van uw huishouden de afgelopen 12 maanden gebruik gemaakt van tijdelijke begeleiding om (opnieuw) een vaardigheid of gedrag aan te leren (activerende begeleiding)?
ja nee --> ga verder met vraag 3
2.
Om welke vorm van activerende begeleiding ging dat?
3.
Kent u de volgende voorzieningen voor onderwijs? Zo ja, heeft u in de afgelopen 12 maanden gebruik gemaakt van deze voorzieningen? En was er sprake van een wachtlijst?
huishoudelijke zorg persoonlijke verzorging vervoer naar activiteiten individuele of groepsbegeleiding leren omgaan met beperkingen anders
bekend? a. inburgeringtraject b. volwassenenonderwijs c. alfabetiseringsonderwijs
4.
wachtlijst?
ja
nee
ja
nee
ja
nee
Kent u de volgende instanties en voorzieningen voor jeugd? Zo ja, heeft u in de afgelopen 12 maanden gebruik gemaakt van deze instanties en voorzieningen? En was er sprake van een wachtlijst? bekend?
124
gebruik?
gebruik?
wachtlijst?
ja
nee
ja
nee
ja
nee
a. peuterspeelzaal b. kinderdagopvang c. opvoedingsondersteuning
d. e. f. g.
schoolmaatschappelijk werk Bureau Jeugdzorg buitenschoolse opvang consultatiebureau
Participatiemonitor Drechtsteden
5.
Kent u de volgende instanties en voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning? Zo ja, heeft u in de afgelopen 12 maanden gebruik gemaakt van deze instanties en voorzieningen? bekend?
6.
gebruik?
ja
nee
ja
nee
a. buurthuis/wijkcentrum b. mantelzorgondersteuning c. hulpmiddelen (bv. rollator, tillift, scootmobiel)
d. e. f. g.
WMO-loket Het Juridisch Loket Vrijwilligers Vacature Bank ondersteuning burgerinitiatieven
Kent u de volgende instanties voor zorg? Zo ja, heeft u in de afgelopen 12 maanden gebruik gemaakt van deze instanties? En was er sprake van een wachtlijst? bekend?
gebruik?
wachtlijst?
ja
nee
ja
nee
ja
nee
a. algemeen maatschappelijk werk b. tandarts c. thuiszorg
d. Bureau Schuldhulpverlening e. GGZ (bv. Grote Rivieren of Boumanshuis) f. Bureau Slachtofferhulp g. Meldpunt huiselijk geweld (voor Zwijndrecht: Meldpunt Zorg en Overlast)
ZWIJNDRECHT 7. Tenslotte de voorzieningen die specifiek voor uw gemeente zijn. Kent u de volgende instanties en voorzieningen in uw gemeente? Zo ja, heeft u in de afgelopen 12 maanden gebruik gemaakt van deze instanties? bekend?
gebruik?
ja
nee
ja
nee
a. Bureau Sociaal Raadslieden b. personenalarmering c. maaltijdservice
d. e. f. g.
klussendienst boodschappendienst wijkplatforms Diverz, welzijnswerk
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
125
DORDRECHT 7. Tenslotte de voorzieningen die specifiek voor uw gemeente zijn. Kent u de volgende instanties en voorzieningen in uw gemeente? Zo ja, heeft u in de afgelopen 12 maanden gebruik gemaakt van deze instanties? En was er sprake van een wachtlijst? bekend? a. Bureau Sociaal Raadslieden b. Tienplus (wijkkranten)
gebruik?
wachtlijst?
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ALBLASSERDAM, HENDRIK-IDO-AMBACHT, PAPENDRECHT, SLIEDRECHT 7. Tenslotte de voorzieningen die specifiek voor uw gemeente zijn. Kent u de volgende instanties en voorzieningen in uw gemeente? Zo ja, heeft u in de afgelopen 12 maanden gebruik gemaakt van deze instanties? En was er sprake van een wachtlijst? bekend? ja
nee
ja
nee
ja
nee
d. boodschappendienst e. ouderenwerk (voor Sliedrecht: de Reling)
Voor inwoners van Papendrecht: wijkplatforms
g. Voor inwoners van Alblasserdam: Bureau Sociaal Raadslieden
1.
wachtlijst?
a. personenalarmering b. maaltijdservice c. klussendienst
f
L.
gebruik?
ALGEMENE VRAGEN Hoe ziet uw huishouden eruit?
éénpersoonshuishouden tweepersoonshuishouden (gehuwd of samenwonend) twee-oudergezin met kind(eren) één-oudergezin met kind(eren) meerpersoonshuishouden (3 of meer volwassenen) anders 2.
Wat is uw hoofdbezigheid overdag? (Gelieve slechts één antwoord aan te kruisen)
student / scholier betaald werk, met een vast contract betaald werk, via een uitzendbureau of tijdelijk contract eigen bedrijf huisman / huisvrouw werkloos / werkzoekend gepensioneerd / VUT arbeidsongeschikt vrijwilligerswerk
126
Participatiemonitor Drechtsteden
3.
Wat is de hoogste schoolopleiding die u hebt afgerond?
geen onderwijs lagere school of basisonderwijs VMBO, MAVO, MULO, LBO MBO, niveau 1 MBO, niveau 2, 3 of 4 HAVO, VWO, HBS, MMS HBO of universiteit 4.
Als u opmerkingen over de vragenlijst hebt, wilt u die dan hieronder weergeven?
HARTELIJK DANK VOOR UW MEDEWERKING
Maatschappelijke deelname en voorzieningen
127
Publicaties van het Onderzoekcentrum Drechtsteden Algemeen Trends Toekomst van Dordrecht Kerncijfers Drechtsteden 2008 Staat van de Drechtsteden Prognose plechtigheden op de Essenhof in Dordrecht 2005-2020 Bestuur en Imago Imago Oud Krispijn, Herhalingsmeting Vertrouwen in het bestuur en oordeel over de raadscommunicatie 2007 Imago onderzoek De Grote Rivieren Imago Oud-Krispijn Bekend maakt bemind Monitor Beeld van Dordt Wijkpanel Staart Imago
2009 2009 2008 2006
2008 2008 2007 2006 2005 2005
Bevolking Bevolkingsprognose per wijk gemeente Dordrecht 2007-2020 2008 Integrale leerlingenprognose gemeente Dordrecht 2002-2018 2003 Dordt op z’n droogst jaarlijks Dienstverlening Klanttevredenheidsonderzoek Sociale Dienst Drechtsteden Klanttevredenheidsonderzoek Wijklijn Klanttevredenheidsonderzoek Drechthopper Klanttevredenheidsonderzoek Monumenten Klanttevredenheidsonderzoek Parkeren 2006 Bekendheid, gebruik en tevredenheid website en E-loket Bekendheid en wensen Ondernemersloket Evaluatie waarderingsgesprekken
2009 2007 2006 2006 2006 2006 2005 2005
Economie en Arbeidsmarkt Monitor Binnenstad 2007 2008 Bedrijvenregister Drechtsteden 2007 2008 Monitor Route 23 Dordrecht en Drechtsteden ‘07 2008 Situatie, toekomstperspectief en randvoorwaarden voor ontwikkeling bedrijven buitengebied Dordrecht 2007 Passantenenquête Kernwinkelgebied 2007 Jongerenonderzoek Route 23 2006 Evaluatie vrijdagmiddagmarkt 2005 Koopgedrag, koopstromen en het functioneren van het aanbod in de sector dagelijkse artikelen 2005 Inkomen en Armoede Inkomensmonitor Dordt-West 2008 0-Meting SMS-Kinderfonds
2008 2006
Leefbaarheid en Veiligheid Veiligheidsbeleving op school 2008 2008 Sturen aan de wal, Brede aanpak jeugdcriminaliteit uitgelicht 2008 Politiekeurmerk Veilig wonen 0- en 1- meting 2007 Leefbaarheid en veiligheid Dordrecht 2007 2007 De burger over de buurtagent 2007 Evaluatie stadswachten in de wijken 2007 Leefbaarheid en veiligheid Zwijndrecht 2005 2006 Leefbaarheid en veiligheid in de Drechtsteden ‘05 2006 Leefbaarheid en veiligheid Oud-Beijerland 2006 2006 Wijkpanel Veilig opgroeien in de Staart 2006 Leefbaarheid en veiligheid in Sliedrecht 2005 2005 Leefbaarheid en veiligheid in Alblasserdam 2005 2005 Mobiliteit en Milieu Milieu in de Drechtsteden 2007 2008 Gebruik bestrijdingsmiddelen en meststoffen onder hoveniers nulmeting 2007 Evaluatie Wijkverkeersplannen 2006 Milieumonitor Dordrecht 2005 2006 Evaluatie Verkeersplan Binnenstad 2006
128
Belevingswaardeonderzoek oppervlaktewater Goeree-Overflakkee Evaluatie proef mini-container papier
2006 2005
Onderwijs Onderwijsmonitor Dordrecht 2006-2007 Overgang basisonderwijs - voortgezet onderwijs Huiswerkbegeleiding bij Dordtse zelforganisaties Laaggeletterdheid in Dordrecht Jongeren en huiswerk Kiezen voor beroepsonderwijs
2007 2007 2006 2006 2005 2005
Vrije tijd Recreatie in Dordrecht Vrijetijdsmonitor Dordrecht 2008 Evaluatie festival- en evenementenbeleid Dordrecht Publieksprofiel en economische en toeristische betekenis Sinterklaashuis 2006 Bereik en waardering RTV Dordrecht – herhalingsmeting Evaluatie Internationaal Poppentheater Festival Cultuurbereik 2005 Welzijn Bekendheid en gebruik Openbare Bibliotheek Dordrecht 2007 Inventarisatie behoefte dagarrangementen Hendrik-Ido-Ambacht Jongerenmonitor 2007 Mantelzorg Dordrecht 2007 Anatomische model van de civil society voor de WMO Factsheet Antilliaanse Dordtenaren 2008 Factsheet Jongerenparticipatie Ouderenmonitor 2007 Leefsituatie ouderen in Zwijndrecht 2006 Ban yuda otro – Antilliaans moederschap in Dordt Sociale voorzieningen in Hendrik-Ido-Ambacht Factsheet Sociale Staat van Dordrecht 2005 Integratiemonitor Dordrecht 2005 Realisatie- en exploitatiemogelijkheden hostelvoorziening Evaluatie kwaliteitsimpuls Stadspolder Opinie buurtwerk Inventarisatie WMO Drechtsteden Wonen Woonmonitor Drechtsteden 2008 Woonwensen senioren en aanbod van complexen Opinieonderzoek structuurvisie Papendrecht 2020 Opinieonderzoek structuurvisie Dordrecht 2020 Verhuisonderzoek Drechtsteden 2005 en 2006 Bewonersoordeel openbaar groen Enquête onderzoek Woonkeus en woonruimteverdelingssysteem Behoefte aanleunwoningen Sterrenburg
2009 2008 2007 2007 2006 2005 2005
2008 2008 2008 2008 2008 2008 2008 2008 2007 2007 2007 2006 2006 2006 2006 2005 2005
2008 2008 2008 2007 2007 2007 2006 2005
Bovenstaande lijst bevat een selectie van publicaties van het OCD
Meer cijfers en trends kunt u vinden op onze website www.onderzoekcentrumdrechtsteden.nl
Informatie/bestellen: (078) 620 65 25 Onderzoekcentrum Drechtsteden Postbus 619 - 3300 AP DORDRECHT
[email protected] www.onderzoekcentrumdrechtsteden.nl
Participatiemonitor Drechtsteden