ParnassiaBavo Academie
Meesterschap en innovatie in de zorg Investeren in mentaal kapitaal - Lopend onderzoek bij Parnassia Bavo Groep 2010 - 2011
Meesterschap en innovatie in de zorg Investeren in mentaal kapitaal - Lopend onderzoek bij Parnassia Bavo Groep 2010 - 2011
ParnassiaBavo Academie
1
Voorwoord
Meesterschap en innovatie in de zorg
Het kan niet anders of dit boekje wekt een prettig soort jaloezie bij u op: zo veel wetenschappelijk onderzoek bij Parnassia Bavo Groep en dan ook nog zo gedegen en zo vaak gepubliceerd in proefschriften en vaktijdschriften met aanzien. Waar doen ze het van? Kan dat allemaal nog wel in deze krappe tijden? Het antwoord daarop is: ja. Dat kan niet alleen, dat moet. Elke patiënt die bij Parnassia Bavo Groep aanklopt, moet de allerbeste zorg krijgen. Tegen een scherpe prijs. Dat kan alleen als je vernieuwt, met behoud van het goede. Je moet niet alleen kijken of de behandeling verantwoord is, maar ook welke behandeling het meest effectief is en dan ook nog in relatie tot de kosten. Deze visie lag ten grondslag aan de oprichting van onze organisatie, op 29 juni 2007. En bij het vijfjarig bestaan van Parnassia Bavo Groep, in 2012, brengen ruim achtduizend professionals deze manier van werken nog steeds in de praktijk.
2
Introductie
Goed, praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek
Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek in de
gedijt pas in een klimaat waarin opleiden en
ggz is mensenwerk. Het zijn de onderzoekers en
onderzoeken vanzelfsprekend zijn, voor mede-
degenen die zij opleiden die bestaande metho-
werkers, directies en bestuurders. Bij Parnassia
dieken verder moeten brengen of moeten zoeken
Bavo Groep heerst zo’n klimaat en dat koesteren
naar de mogelijkheden van nieuwe technologie.
we. We zijn trots op deze bundeling van het
Een aantal van die onderzoekers gunnen we
onderzoek dat in de periode 2010 – 2011 bij
graag het podium. In drie dubbelinterviews
Parnassia Bavo Groep is uitgevoerd.
verkennen onderzoekers in verschillende fasen van hun loopbaan het thema meesterschap en
Onderzoekers en beleidsmakers van Parnassia
innovatie in de zorg. Klinisch of ambulant?
Bavo Groep gebruiken dit overzicht om inzicht te
Face to face of virtueel? Evidence based of
krijgen in de hoeveelheid onderzoek die wordt
experimenteel?
verricht en de aard ervan. Als je dat weet, kun je het wetenschappelijke onderzoek nog gerichter
Met veel plezier nodig ik u uit kennis te nemen
inzetten. Dat is nodig, want bij alle verande-
van hun ideeën. En blader daarna vooral verder
ringen die noodzakelijk zijn om de geestelijke
en lees meer over het onderzoek dat bij
gezondheidszorg te vernieuwen, vormt gedegen
Parnassia Bavo Groep wordt uitgevoerd. Jaloers
wetenschappelijk onderzoek de belangrijkste pij-
makend? Misschien. Maar vooral inspirerend en
ler voor een professionele aanpak. Voor patiënten
innoverend!
is het van belang dat een behandeling grondig onderzocht is op werkzaamheid, zodat ze na de
Dr. Rob Koning
behandeling hun leven weer kunnen oppakken.
Decaan Parnassia Bavo Academie
ParnassiaBavo Academie
3
Inhoudsopgave Voorwoord 2 Opleiding en Onderzoek bij Parnassia Bavo Groep
10
Meesterschap en innovatie in de zorg: Wijbrand Hoek en Karin Slotema
12
Hoogleraren verbonden aan Parnassia Bavo Groep
16
Meesterschap en innovatie in de zorg: Jaap van Weeghel en Barbara Schaefer
18
Overzicht promovendi
22
Onderzoek kort
28
Meesterschap en innovatie in de zorg: Niels Mulder en Roland van de Sande
30
Lopend onderzoek bij Parnassia Bavo Groep 2010 – 2011
36
Neuro-ontwikkelingsstoornissen 38 • Internationale Multicenter ADHD Genetica studie (IMAGE)
39
• Genome-wide association study of motor coordination problems in children with ADHD
40
• Rijden Nederlandse ADHD patiënten echt zo slecht?
41
• Seksuele problemen bij volwassenen met ADHD
42
• Validiteit van het Diagnostische Instrument Voor ADHD bij volwassenen (DIVA 2.0)
43
• De relatie tussen klinische effectiviteit van OROS-methylfenidaat in volwassenen met ADHD en de effectiviteit zoals gemeten met twee versies van de Continuous PerformanceTest (CPT): een dubbelblinde placebo gecontroleerde medicatie studie • Training van cognitieve functies bij kinderen met ADHD met behulp van een computerspel
44 45
• Een inventarisatie van de relatie tussen aandachtsproblemen, slaappatroon, stemmingsproblemen, activiteit en algemene gezondheid • Invloed van ADHD medicatie op rookgedrag en nicotinebehoefte bij volwassenen met ADHD
46 47
• Social Spectrum Study (Spectrum): een multicenter studie naar Autisme Spectrum Stoornissen in Zuid West Nederland
48
• In kaart brengen van de persoonlijkheid in het autismespectrum
49
Schizofrenie-spectrum en andere psychotische stoornissen
50
• Hallucinaties toegedicht aan djinns
51
• EDIE.nl: Early Detection and Intervention Evaluation
52
• EU-GEI: Europese studie naar gen X omgeving combinaties bij mensen at risk voor het ontwikkelen van een psychose • Geluksgevoel en schizofrenie
4
53 54
• Genetic Risk and OUtcome of Psychosis (GROUP)
55
• Onderzoek naar de nieuwe Kwaliteitstoetsing Regionaal Aanbod Schizofreniezorg (KRAS)
56
• Trial Metacognitieve training
57
• Multilevel Investigation of Neuropsychological Dimensions and Migration in Association with Psychosis
58
• Migration, psychosis and immune activation
59
• Model-free analyse van fMRI-data bij stemmenhoorders
60
• Money for Medication: Een gerandomiseerde gecontroleerde studie naar de effectiviteit van financiële beloningen ter verbetering van medicatietrouw in patiënten met een psychotische stoornis
61
• Muzikale hallucinaties
62
• REFLEX: multicenter onderzoek naar verbetering ziekte-inzicht door training in zelfreflectie bij schizofrenie
63
• De effectiviteit van tadalafil bij erectiestoornissen in mannelijke patiënten met schizofrenie die antipsychotica gebruiken
64
• Brave New Worlds: Virtual Reality Experiments Linking Psychosis and Social Environment
65
• Genetische zoektocht in psychiatrische stoornissen (GEZIN-studie)
66
• Zorgbehoefte, kwaliteit van leven en neurocognitieve symptomen bij schizofrenie op oudere leeftijd
Bipolaire, Depressieve en aanverwante stoornissen
67
68
• De invloed van kwetsbaarheid voor stress op type en beloop van de bipolaire stoornis
69
• Effectiviteit en geheugenproblemen na elektroconvulsieve therapie: een prospectieve studie
70
• Prevalentie en correlaten van apathie in patiënten met en zonder depressie
71
• Kosteneffectiviteit van de D(o)epressie cursus
72
• Hyponatriëmie bij oudere patiënten die antidepressiva gebruiken: een cross-sectionele studie naar prevalentie en risicofactoren
73
• Effectonderzoek naar de keuzehulp depressie voor Turkse en Marokkaanse GGZ-cliënten met depressie • Nederlandse Studie naar Depressie bij Ouderen (NESDO)
74 75
• Rumineren bij ouderen met depressie: Gerandomiseerde effectstudie naar een anti-piekertraining 76 • Acceptance and Commitment Therapy vs. Cognitive Therapy for the treatment of Major Depressive Disorder
77
• Effect van lichttherapie op premenstruele dysforie (PMDD)
78
• Lichttherapie en cognitieve gedragstherapie bij PMDD
79
Angststoornissen 80 • Behandeling van fobieën via het internet in de geestelijke gezondheidszorg: een doelmatigheidsstudie
81
• Meta Cognitieve Therapie (MCT) versus COMET voor piekeren bij Gegeneraliseerde Angststoornis
ParnassiaBavo Academie
82 5
Inhoudsopgave
Trauma- en stressgerelateerde stoornissen
83
• Treating Trauma in Psychosis (TTIP)
84
• Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) versus Cognitieve Gedragstherapie (CGT) in de behandeling van PTSS
85
• Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) vs. Trauma-focused Cognitive Behavioral Therapy (TF-CBT) after stabilisation in the treatment of posttraumatic stress disorder following type II trauma
86
• Aandachtstraining in de acute en laatste behandelfase van chronische Post Traumatische Stress Stoornis
87
Voedings- en eetstoornissen
88
• TRAILS Eetstoornissen
89
• Prevalentie, risicofactoren en lange-termijn uitkomst van voedingsstoornissen bij jonge kinderen 90 • DSM-5 Werkgroep Eetstoornissen
91
• Epidemiologisch onderzoek naar eetstoornissen in de eerste lijn
92
• Evaluatiestudie: boulimia de baas
93
• Een multicenter RCT naar de kosteneffectiviteit van CBT-E
94
• Impliciet en expliciet zelfbeeld bij eetstoornissen
95
Middelengebruik en verslavingsstoornissen
96
• INternational CAnabis Need of Treatment (INCANT)
97
• Gerandomiseerde studie naar de effectiviteit van multidimensionele gezinstherapie (MDFT) en cognitieve gedragstherapie (CGT) bij jongeren met een cannabis stoornis - INCANT studie
98
• Een RCT naar de kosteneffectiviteit van multidimensionele gezinstherapie (MDFT) en cognitieve gedragstherapie (CGT) bij jongeren met een cannabis stoornis
99
• Meta-Cognitieve Training in de Dubbele Diagnose-kliniek: is het haalbaar en wat is het effect?
100
• Ouderen en alcoholverslaving
101
• PerspActive: Onderzoek naar de toepassingsmogelijkheden van een ‘Personality-targeted’ interventie in de jeugdverslavingszorg
102
• Verslaving en ernstige psychopathologie: een gerandomiseerde gecontroleerde vergelijking van de effectiviteit van residentiele versus ambulante geïntegreerde behandeling van patiënten met een dubbele diagnose
103
• Cocaine Addiction Treatments to improve Control and reduce Harm (CATCH): new pharmacological treatment options for crack-cocaine dependence in the Netherlands
104
• Client Monitoring Systeem Verslaving
105
Neurocognitieve stoornissen
106
• Het mobiele delierteam voor tijdige detectie en behandeling van delier bij ouderen verwezen voor ambulante geestelijke gezondheidszorg
107
• Out of Memory: aanleren en evalueren van ondersteunende technologie voor ouderen met een Mild Cognitive Impairment of beginnende dementie 6
108
Inhoudsopgave
Persoonlijkheidsstoornissen 109 • Neurobiologie van verbale akoestische hallucinaties en de effectiviteit van fMRI-geleide TMS bij patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis
110
• De effectiviteit van digitale versus real-life psycho-educatie voor patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis 111 • De invloed van groepscohesie en therapeutische werkalliantie op het effect van groepsbehandelingen bij patiënten met persoonlijkheidsproblematiek
112
• Obsessive Compulsive Personality Disorder (OCPD): A Study into Clinical Prevalence and Treatment
113
• Persoonlijkheidsdiagnostiek voor ouderen in de GGZ: Een aanzet tot gefaseerd multidimensionaal testonderzoek
114
• De rol van zelfwaardering en empathie bij de Narcistische Persoonlijkheidsstoornis
115
• Auditieve Verbale Hallucinaties (AVH) bij patiënten met een persoonlijkheidsstoornis
116
Forensische psychiatrie
117
• Algemene en klinische kenmerken van een cohort patiënten voor wie een rechterlijke machtiging (RM) is aangevraagd
118
• Evaluatie Remise 2004-2008. Woonbegeleiding voor verslaafde veelplegers
119
• Een flankerende studie naar het effect van multidimensionele gezinstherapie (MDFT) en cognitieve gedragstherapie (CGT) op de geregistreerde criminaliteit
120
• Haagse zeer actieve veelplegers en de ketenaanpak 2000-2010. Een longitudinaal onderzoek
121
Interculturele psychiatrie
122
• Culturele validatie van de 4K’s
123
• Etnische verschillen in gebruik van psychiatrische zorg
124
• Klinische relevantie van ziekteverklaringen van psychische klachten bij allochtone patiënten
125
• Therapie-geindiceerde veranderingen in verklaringen van ziekte
126
• Voorspellers van behandelverloop en -uitkomst in interculturele psychotherapie
127
• Positie allochtone mannen
128
• Psychische ziekten en problemen onder allochtone Nederlanders
129
Terugdringen dwang en drang
130
• From physical and chemical restraint to ‘virtual restraint’ in patients with a mental health disorder. A clinical study into the feasibility of using ICT related applications in reducing restraint in an inpatient setting • Separeerervaringen in een healing environment
131 132
• Gestructureerde korte termijn risicotaxatie als ondersteuning bij separatie reductie op BOPZ units
133
• Terugdringen aantal separaties in de kliniek door toepassing van de CrisisMonitor
134
• Dwang- en drangmaatregelen verlagen door middel van Gastvrije Zorg
135
ParnassiaBavo Academie
7
Inhoudsopgave
• Effect van het vroegtijdig aanbieden van medicatie aan IBS patiënten door de acute dienst, op agressie en dwang bij psychiatrische opname
136
• Effecten van het crisisplan op het aantal crisiscontacten, (gedwongen) opnames en de opnameduur
137
Behandel-/zorgevaluatie 138 • Studie naar Ondersteuning voor Ouders met Psychische Problemen (SOOPP)
139
• N=1 studie naar het effect van neurofeedback bij kinderen en jongeren met psychiatrische problematiek
140
• Trial Illness Management and Recovery (IMR) in Bavo Europoort, onderzoek naar effecten van IMR aangeboden in groepen op het herstel van de deelnemers
141
• Competitive MemoryTraining (COMET) + Exposure door Respons Preventie (ERP) versus ERP bij dwangstoornis; een randomised controlled trial
142
• Studie naar de effectiviteit van de Toolkit suïcidaliteit vaardigheden en attitude van behandelaren 143 • Onderzoek naar gebruiksvriendelijkheid en effectiviteit van e-health modules
144
• Het effect van een gedragstherapeutische ”Nanny” training voor kinderen met ernstige gedragsstoornissen
145
• Implementatie van Critical Time Intervention bij het Team OGGZ
146
• Evidence Based Werken
147
• Bijwerkingen van langdurig lithiumgebruik bij ouderen
148
• Kwaliteitsbewaking van de effectiviteit van de orthopsychiatrische behandeling voor jongeren met een combinatie van ernstige gedragsproblemen en psychiatrische stoornissen
149
• Het behandelklimaat, op de Dagbehandeling van De Fjord
150
• Evaluatie ACT-Jeugd
151
• De (kosten-)effectiviteit en efficiëntie van kortdurend behandelen in de huisartsenpraktijk
152
• Onderzoek naar ontwrichte behandelsituaties: een onderzoek naar de aard van de ontwrichting, de behandeling en de effecten
153
• Opzetten van een ROM, geven van terugkoppeling van de resultaten per cliënt per hulpverlener en per team en uitvoeren van onderzoek
154
• Onderzoek naar Assertive Community Treatment met behulp van ROM-gegevens
155
• (Knelpunten in) continuïteit van zorg voor tienermoeders met GGZ-problematiek
156
• Zorgwekkende zorgmijders
157
• Assertive CommunityTreatment bij ouderen
158
• HoNOS pilot
159
Onderzoek niet anderszins omschreven
160
• Kwalitatief exploratief onderzoek naar filosofische overtuigingen van psychiaters op het gebied van het concept van geestesstoornis, wetenschap, oorzakelijkheid en professionele ethiek
8
161
• Victimization in patients with severe mental illness, a nationwide multi-site study
162
• Informatiebehoefte ECT
163
• Attitude van hulpverleners bij zelfbeschadigend gedrag
164
Inhoudsopgave
• Suïcidaliteit in de GGZ en een inventarisatie van diagnostische en behandelmogelijkheden van suïcidaliteit in de gesloten psychiatrie • Parasuïcideregistratie Den Haag
165 166
• Leonardo da Vinci Programme ‘European practices and procedures for the restriction of liberty of patients in psychiatric structures. Benchmarking across European Countries including case study from staff experiences
167
• Maatschappelijke stage in de GGZ
168
• Psychiatrisch casusregister Den Haag
169
• Tevredenheidonderzoek mantelzorgers Parnassia
170
• Biografisch onderzoek naar contingentiebeleving, persoonlijke levensdoelen en ultimate concerns bij patiënten met langdurende psychiatrische woongeleiding (BOC)
171
• De rol van impliciete en expliciete zelfwaardering bij verschillende psychiatrische groepen
172
• Ontwikkeling van regulatiestoornissen naar specifieke psychopathologie
173
• DSM-5 Werkgroep Beperking en handicap
174
• Betrouwbaarheid en validiteit van de WHODAS 2.0
175
Publicatieoverzicht 176
Zoeken in het onderzoeksoverzicht Wilt u zoeken in de onderzoeksinformatie, raadpleeg dan de pdf-versie van deze uitgave, onder andere te vinden op www.parnassiabavo-academie.nl.
ParnassiaBavo Academie
9
10
Opleiding en Onderzoek bij Parnassia Bavo Groep 2010 - 2011
ParnassiaBavo Academie
11
Interview
Meesterschap en innovatie in de zorg
Onderzoek houdt je scherp Onlangs promoveerde psychiater en onderwijscoördinator Karin Slotema op een hersenonderzoek naar het effect van transcraniële magnetische stimulatie (TMS) op therapieresistente patiënten die last hebben van stemmen. Met deze hypermoderne techniek worden de hersenen gestimuleerd met magneetimpulsen. Psychiater Wijbrand Hoek, opleider psychiatrie en directeur van de Parnassia Bavo Academie, is haar promotor. ‘Karin trekt vastbesloten haar eigen spoor.’ Het is lang geleden dat Slotema, als AIOS
bewegingen doen weliswaar geen pijn, maar zien
neurologie, een stage psychiatrie liep bij
er vreemd uit voor anderen, waardoor patiënten
Parnassia Bavo Groep, maar het was een beslis-
zich erg kunnen schamen.’ Slotema injecteerde
send moment in haar loopbaan. Ze vond het vak
de Botuline toxine in de spier rond de mond. Het
namelijk zo interessant dat ze overstapte naar
resultaat mocht er zijn, de dyskinesieën vermin-
Parnassia Bavo Groep en psychiater werd. Op het
derden. ‘Maar om er voorgoed vanaf te zijn, moet
snijpunt van de twee specialisaties ontmoette
de behandeling na een aantal maanden worden
ze opleider Wijbrand Hoek. ‘Karin maakte indruk
herhaald’, verzucht ze.
door haar vastberadenheid’, vertelt hij. ‘Wat me direct opviel, is dat ze me al voor het begin van
‘Slotema speelde zich met dit onderzoek in de kij-
de opleiding, in 2003, vroeg of ze daarnaast ook
ker’, meent Hoek. ‘Want voor deze invaliderende
onderzoek mocht doen.’
bewegingsstoornissen was er tot dan toe in de psychiatrie nog geen enkele behandeling.’
Geïnspireerd door de neurologie stelde Slotema voor om onderzoek te doen met behulp van func-
Aandacht en erkenning
tional Magnetic Resonance Imaging (fMRI). Daar
In 2006 kreeg Slotema alsnog de kans om een
stond Hoek van te kijken. ‘In de neurologie was
fMRI onderzoek uit te voeren. Dat was moge-
fMRI toen al vrij gangbaar, maar in de ggz niet.
lijk in samenwerking met de Rijksuniversiteit
Zelfs een grote ggz-instelling als Parnassia kon
Groningen (RUG), waar Hoek hoogleraar is,
zich geen dure fMRI scanner veroorloven.’
en het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU), onder leiding van mede-promotor Iris
12
Slotema’s alternatief was een onderzoek naar het
Sommer (UMCU). Samen met co-promotor Jan
effect van botuline toxine op tardieve dyskine-
Dirk Blom en vele arts-assistenten gaf Slotema
sieën, een onderwerp waarbij zij kennis van de
patiënten van de psychoseafdelingen uit Den
neurologie ook uitstekend kon inzetten. Tardieve
Haag een TMS-behandeling, gericht op de plaats
dyskinesieën zijn overtollige bewegingen van met
met de meeste hersenactiviteit tijdens het horen
name de spieren rond de mond en de tong, zoals
van stemmen. De onderzoeksresultaten waren
grimassen en de tong uitsteken. Ze zijn een veel-
veelbelovend. Na TMS daalde de klachtintensiteit
voorkomende bijwerking van antipsychotica. ‘De
van de stemmen gemiddeld met 25 procent en
voelden de patiënten zich rustiger. Helaas gold
dagelijks een arts die de TMS behandeling gaf.
dat ook voor de patiënten uit de placeboconditie.
Aandacht en erkenning bevorderen genezing.’
Het effect van TMS is dus nihil, maar waardoor knapten de patiënten dan op? Slotema: ‘Mogelijk
Slotema publiceerde de resultaten in gerenom-
voelden zij zich erkend in hun klachten omdat de
meerde tijdschriften, waaronder Biological
fMRI-scan een verhoogde hersenactiviteit liet
Psychiatry. Natuurlijk hadden de psychiaters
zien in de hersendelen die te maken hebben met
liever gezien dat de behandeling effectief is, want
het horen van spraak.’ Volgens Hoek vonden de
de lijdensdruk van de stemmen is enorm. Hoek:
patiënten ook alle aandacht in het onderzoek erg
‘Een patiënt vertrouwde me ooit toe: dokter, ik
prettig. ‘Therapieresistente patiënten hebben
zou mijn beide benen afstaan om ze niet meer te
vaak nog maar weinig contactmomenten met
hoeven horen.’
psychiaters. Nu werden zij per taxi naar een hypermoderne MRI afdeling in Utrecht gebracht
Overigens heeft Slotema in een zogenaamde
en daarna zagen ze in Den Haag drie weken
meta-analyse ook de effectiviteit voor de behan-
ParnassiaBavo Academie
13
Interview
deling van depressies onderzocht en daarvoor
zelf ook een maagzweer die hij verhielp met anti-
blijkt TMS wel een succesvolle interventie.
biotica. Nu pas stond zijn bevinding onomstotelijk vast.’ De hardnekkigheid van behoudzucht is van
Behoud en innovatie
alle tijden. ‘Vroeger geloofde men in de schizo-
Een veelgehoorde kritiek is dat evidence based
frenogene moeder. Stel je voor dat je kind schizo-
interventies sneller moeten worden opgeno-
frenie heeft, en dat jij daar dan als ouder ook nog
men in de behandelpraktijk. Hoe vlot was dat
de schuld van krijgt. Tien jaar nadat onderzoekers
bijvoorbeeld gegaan als de TMS behandeling
hadden vastgesteld dat de schizofrenogene moe-
wel effectief was gebleken? Hoek: ‘Helaas is
der niet bestaat, bestudeerden we nog studie-
het zo, dat zelfs als een interventie aantoonbaar
boeken waarin die misvatting standhield.’
effectief is, het vaak nog erg lang duurt voor deze geïmplementeerd wordt. Dat geldt voor TMS bij
Vernieuwingen vragen om tijd en draagvlak. Ook
depressie en zou dus waarschijnlijk ook het geval
hoeven we volgens Hoek niet te verwachten
zijn geweest bij hallucinaties.’
dat de bezuinigingen een aandrijfkracht zijn voor
Zorginnovaties zouden ook kunnen helpen om de
innovatie. ‘Het wakkert hier en daar de creativiteit
verregaande bezuinigingen het hoofd te bieden.
aan, we moeten wel, maar uiteindelijk hebben ze
Minister Schippers (VWS) liet in haar zorgbegro-
waarschijnlijk eerder een remmende werking op
ting voor 2012 weten dat die zelfs noodzakelijk
de vooruitgang.’
zijn om de ggz een ‘fundamentele omslag’ te laten maken.
Zelfredzaamheid Slotema stipt wat voorbeelden aan van ontwik-
‘Goede behandelingen moeten geen vroege dood sterven’
kelingen in de psychiatrie: ‘Er is meer aandacht voor het behandelen van ziektesymptomen in plaats van ziektebeelden. Zo hebben patiënten met schizofrenie ook cognitieve problemen, zoals moeite met aandacht en planning, die je afzonderlijk kan behandelen.’
Terecht of niet, de zorg moet goedkoper en om met beperkte middelen toch de gewenste kwa-
Ook zelfredzaamheid is een speerpunt. ‘Veel
liteit te kunnen blijven leveren, lijkt vernieuwing
behandelaars zijn gewend om symptomen van
inderdaad onvermijdelijk. Hoek: ‘Dat is soms
ziekte te bestrijden, maar veel patiënten willen
lastig. Er zijn altijd mensen die de hakken in het
vooral graag beter in hun dagelijks leven kunnen
zand zetten omdat ze het anders gewend zijn.’ En
functioneren. Daarom besteden we nu ook
dat is van alle tijden, blijkt uit zijn herinnering: ‘Als
meer aandacht aan het vinden van werk of een
student leerde je dat een maagzweer het gevolg
andere dagbesteding en het aangaan van sociale
was van stress. Totdat Barry Marshall – in 2005
contacten. Dergelijke activiteiten vergroten de
winnaar van de Nobelprijs - ontdekte dat een
levenskwaliteit. Ook preventie is een aandachts-
maagzweer veroorzaakt wordt door de bacterie
punt, maar onderzoek daarnaar staat nog in
Helicobacter pylori. In eerste instantie geloofde
de kinderschoenen. Zo is het bijvoorbeeld nog
niemand hem, want zijn idee ging faliekant
onbekend wat mensen extra kwetsbaar maakt
tegen de heersende opvatting in. Radeloos, en
voor een psychose.’
niet gespeend van gevoel voor drama, besloot
14
hij daarom om een maagsapmonster van een
Op de korte termijn verwacht Hoek voor de
patiënt bij zichzelf in te brengen. Daarop kreeg hij
klinische praktijk nog weinig van high tech
Onderzoek houdt je scherp
interventies zoals fMRI en deep brain stimulation (DBS). ‘Het duurt wel even voordat onderzoek daarover uitsluitsel geeft en we daarmee de problemen van het brein kunnen ondervangen.’ Belangrijker is ook volgens Hoek dat wat wetenschappelijk is aangetoond snel in de behandelpraktijk wordt opgenomen. ‘We moeten voorkomen dat goede, evidence based behandelingen een vroege dood sterven.’
Onderzoeksmentaliteit Nu Slotema gepromoveerd is, plegen de collega’s veelvuldig overleg over de inhoud van de opleiding tot psychiater waar Slotema inmid-
het bij minder dan één procent van de patiënten
dels zelf opleidingscoördinator is. Ook verzorgt
zorgt voor een tekort aan witte bloedcellen waar-
ze de nieuwe cursus Wetenschappelijk onder-
door het afweermechanisme mogelijk te kort kan
zoek. Hoek is daarover zeer te spreken, ‘want
schieten bij de eerste de beste infectie. Geen
gepromoveerde behandelaren die ook onderwijs
dokter wil dat op zijn geweten hebben, maar
geven, brengen samenhang tussen opleiding en
ik vind: wanneer de medische situatie daarom
onderzoek, waardoor het onderzoek minder ver
vraagt, moet je die verantwoordelijkheid wel
komt af te staan van de zorgpraktijk.’ Het belang
durven nemen, vooral omdat de kans op deze
van de wetenschap voor de psychiatrie is name-
bijwerking zo klein is. Je kunt dergelijke beslis-
lijk nog altijd groter dan door behandelaars in de
singen beter nemen als je geleerd hebt weten-
zorgpraktijk erkend wordt, merken de collega’s.
schappelijk te denken en kansen op succesvolle
‘Dat komt ook doordat artsen welbeschouwd
behandeling af te wegen tegen mogelijke risico’s.
geen wetenschappelijke achtergrond hebben.
Onderzoekservaring helpt daarbij.’
Geneeskunde is eerder een beroepsopleiding, je leert er een vak. Ook AIOS zijn vooral druk met diagnostiek en behandeling, ongeveer één op de
Psychiater Hans Wijbrand Hoek werkt sinds 1995 als
tien lukt het de psychiateropleiding te combine-
opleider psychiatrie bij Parnassia Bavo Groep in Den
ren met promotieonderzoek.’ Voor het geven van
Haag. Hij is directeur van de Parnassia Bavo Acade-
evidence based behandelingen kunnen behan-
mie en hoogleraar Psychiatrie bij de Rijksuniversiteit
delaars zich ook beroepen op wetenschappelijke
Groningen (RUG). Daarnaast heeft hij een aanstelling
publicaties van anderen, zou je zeggen, maar daar
als bijzonder hoogleraar Epidemiologie aan Columbia
kun je niet blind op vertrouwen, zegt Slotema:
University in New York.
‘Met voldoende eigen onderzoekservaring heb je geleerd kritisch te zijn. Voor een behandelaar
Karin Slotema is psychiater op de afdeling persoonlijk-
is dat belangrijk, want hoe weet je anders of een
heidsstoornissen van PsyQ, onderdeel van Parnassia
onderzoek goed is uitgevoerd en hoe interpre-
Bavo Groep. Daarnaast doet ze onderzoek en is ze
teer je de uitkomsten?’ Hoek licht toe met een
opleidingscoördinator aan de Parnassia Bavo Academie.
voorbeeld: ‘Clozapine is een antipsychoticum dat al heel lang op de markt is. Het is effectief; als ik psychotisch was, zou ik het willen hebben. Maar het wordt te weinig voorgeschreven omdat
ParnassiaBavo Academie
15
Hoogleraren verbonden aan Parnassia Bavo Groep
Wetenschappelijk onderzoek, de implementatie van nieuwe behandelmethoden en de opleiding van medewerkers dragen bij aan de kwaliteit van de zorg. Parnassia Bavo Groep hecht er daarom veel waarde aan. Eind 2011 waren er acht hoogleraren verbonden aan onze organisatie:
16
Prof. dr. M. (Mark) van der Gaag
Prof. dr. C.M.H. (Clemens) Hosman
Bijzondere leerstoel Cognitieve gedragstherapie
Bijzondere leerstoel Preventieve Geestelijke
bij psychotische stoornissen
Gezondheidszorg
Vrije Universiteit Amsterdam / EMGO Instituut,
Maastricht University ,
Afdeling Klinische Psychologie
Health, Medicine and Life Sciences, Vakgroep Psychiatrie & Neuropsychologie
Prof. dr. A.M. (Bert) van Hemert Bijzondere leerstoel Epidemiologie van de
Prof. dr. C.L. (Niels) Mulder
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ)
Bijzondere leerstoel Openbare Geestelijke
LUMC, Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde
Gezondheidszorg Erasmus Universiteit Rotterdam / Erasmus MC,
Prof. dr. H.W. (Wijbrand) Hoek
Afdeling Psychiatrie
Bijzondere leerstoel Epidemiologie Columbia University New York / Mailman School of
Prof. dr. J. (Jaap) van Weeghel
Public Health
Bijzondere leerstoel Rehabilitatie en participatie
Leerstoel Psychiatrische epidemiologie
van mensen met ernstige psychische stoornissen
Rijksuniversiteit Groningen / UMCG, Universitair
Tilburg University / Tranzo
Centrum Psychiatrie Prof. dr. J.R.L.M. (Judith) Wolf Prof. dr. E. (Erik) Hoencamp
Leerstoel Maatschappelijke zorg
Bijzondere leerstoel Klinische psychopathologie
UMC St. Radboud Nijmegen,
Universiteit Leiden, FSW Klinische, Gezondheids-
Afdeling Eerstelijnsgeneeskunde,
en Neuropsychologie
Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg
ParnassiaBavo Academie
17
Interview
Meesterschap en innovatie in de zorg
Pionieren in zorgontwikkeling Jaap van Weeghel, bijzonder hoogleraar Rehabilitatie en maatschappelijke participatie aan de Universiteit van Tilburg (UvT), en klinisch psycholoog Barbara Schaefer werken bij Dijk en Duin in Castricum al enige jaren samen aan Routine Outcome Monitoring (ROM). Deze werkwijze maakt de effectiviteit van de zorg inzichtelijk met behulp van vragenlijsten. Van Weeghel: ‘De invoering van de ROM verloopt met vallen en opstaan. Het is pionieren.’ Dijk en Duin stelde Van Weeghel in 2006 aan om
het geval zijn. Hoe de behandelevaluaties eruit
er de zorgontwikkeling op gang te brengen, vertelt
zien, bepalen de instellingen grotendeels zelf,
hij. In 2008 kwam daar de opdracht bij om ook het
maar de ROM-vragen moeten tenminste valide en
wetenschappelijk onderzoek op poten te zetten.
vergelijkbaar zijn.
‘Dijk en Duin heeft geen lange onderzoekstraditie zoals bijvoorbeeld Parnassia en Bavo Europoort.
In de klei
Mijn opdracht was om een onderzoekstak op te
In 2008 stelde Van Weeghel de klinisch psycho-
zetten en zorginnovaties te introduceren, te begin-
logen Barbara Schaefer en Julia van den Berg
nen bij de invoering van de ROM.’
(inmiddels werkzaam bij Parnassia Ouderen) aan om hem bij de ROM-invoering te helpen. Ook
De ROM maakt het mogelijk om routinematig
zij moesten in de opstartfase bedenken welke
het klachtenbeloop, dagelijks functioneren en de
vragen de verschillende ROMS moesten bevatten;
levenskwaliteit van patiënten te meten om zo de
voor de jongeren, volwassenen en ouderen in
zorgkwaliteit inzichtelijk te maken, te evalueren
zowel de kortdurende als langdurende zorg. Dat
en uiteindelijk ook te verbeteren. De hulpverlener
deden zij in onderlinge afstemming met Parnassia
vult aan het begin en einde van een behandel-
en Bavo Europoort: ‘Er was toen zelfs nog geen
traject samen met de patiënt één of enkele
infrastructuur voor onderzoek, alle professionals
vragenlijsten in.
stonden met beide benen in de klei. We stonden voor de uitdaging Dijk en Duin onderzoeksminded
18
Op landelijk niveau is het draagvlak voor de ROM
te maken.’ Van Weeghel vroeg Barbara niet alleen
groot. Vrijwel alle zorgpartijen hebben zich aan
omdat ze veel onderzoekservaring had, maar ook
de invoering gecommitteerd, waaronder GGZ
omdat ze enthousiasme uitstraalde. Hij schatte in
Nederland, de LPGGz, het Nederlands Instituut
dat zij het leuk zou vinden en ook zou volhouden
van Psychologen (NIP), de Nederlandse Vereni-
om onderzoek te doen in een instituut, dicht op
ging voor Psychiatrie (NVvP) en Zorgverzekeraars
de praktijk. Van Weeghel: ‘Barbara heeft, samen
Nederland (ZN) (bron: GGZ Nederland). In 2011
met de praktijk, een complete ROM-praktijk uit de
moesten ggz-instellingen al van twintig procent
grond getrokken. Daarvoor moet je gemotiveerd
van de patiënten een voor- en nameting leveren; in
zijn om vanaf de basis te beginnen en die indruk
2012 moet dat bij dertig procent van de patiënten
maakte zij.’
Voordat Schaefer bij Dijk en Duin kwam werken,
bovendien mee dat zij in haar promotieonderzoek
promoveerde zij aan het Academisch Medisch
al had gemerkt dat patiënten het helemaal niet erg
Centrum (AMC) in Amsterdam. Ze onderzocht
vinden om vragenlijsten in te vullen - in tegenstel-
het 5-gesprekken model: een behandelinterventie
ling tot wat vaak wordt gedacht. ‘Meestal zijn het
van maximaal vijf gesprekken, zonder wachttijd,
juist de hulpverleners die bezwaar maken, zo van:
voor de behandeling van verschillende psychische
het is vermoeiend voor mijn patiënten en wat
klachten. ‘ROM avant la lettre’, noemt Van Weeg-
levert het op?’ Hulpverleners denken vaak voor
hel het en die vergelijking past, vindt Schaefer: ‘In
hun patiënten, vult Van Weeghel aan. ‘En houden
dat promotieonderzoek namen we ook meerdere
hen daarbij soms onnodig uit de wind. Schaefer:
keren vragenlijsten af bij patiënten. Maar in tegen-
‘Zo is het regelmatig voorgekomen tijdens mijn
stelling tot de ROM koppelden we de gegevens
promotieonderzoek dat een patiënt mij belde met
van de patiënt niet terug naar die patiënt en zijn
de vraag: waarom heb ik nog geen vragenlijst, of
hulpverlener’ Het was wel de oplossingsgericht-
zou ik de resultaten alvast mogen inzien, want
heid van het model die Schaefer ook enthousi-
daardoor kom ik op inzichten die ik snel met mijn
asmeerde voor de ROM. In de kantlijn speelde
behandelaar wil delen.’ Daar raken de onderzoe-
ParnassiaBavo Academie
19
Interview
kers meteen aan een sterk punt van de ROM:
verdwijnen. Schippers wil de ggz afrekenen op
doordat patiënten directe feedback krijgen; inzicht
behandelresultaat. De ROM zou op termijn een
krijgen in hun zorgontwikkeling, raken zij meer
veel betere basis zijn voor de financiering omdat
betrokken bij de behandeling en zetten zij zich
daarmee goede initiatieven worden beloond. De
actiever in voor hun eigen rehabilitatie. ‘Hoe sterk
twee onderzoekers zijn verbaasd wanneer ze
dat effect is, is nog onbekend, en natuurlijk heel
voor het eerst worden geconfronteerd met haar
interessant om te onderzoeken.’
uitspraken. Schaefer: ‘De ROM meet behandel uitkomsten, maar dan weet je nog niet welke
‘Op landelijk niveau is het draagvlak voor de ROM groot’
zorg er is geboden; een pilletje, psychotherapie, of beide? Als je zinvolle uitspraken wilt doen over de zorgeffectiviteit vereist dat een combinatie van gegevens over het soort zorg dat is verstrekt en de daarbij horende behandeluitkomsten. Bovendien hebben we voor enkele patiëntengroepen,
Wat is er verder zo bijzonder aan de ROM? Het
zoals voor de langdurige zorg, nog niet eens voor
lijkt namelijk zo vanzelfsprekend om behande-
ogen hoe de ROM eruit moet zien. We moeten
lingen ook individueel te evalueren. ‘Vooral de
de evaluatieresultaten nog goed leren interpre-
routinematige en systematische manier waarop
teren om de behandeling te kunnen verbeteren.
het met de ROM gebeurt, is nieuw’, zegt Van
Als de ROM wordt ingezet als een effectmeting
Weeghel. ‘Voorheen werd er ook effectonderzoek
voor de zorgfinanciering lukt dat echt niet’, zegt
gedaan, maar daar werd de behandeling niet
Schaefer. ‘Want dan krijg je Gaming: het bewust
direct op afgestemd. De voortgang daarvan was
of onbewust manipuleren van ROM data.’ Van
vooral afhankelijk van de klinische blik van de
Weeghel: ‘Dat klopt. De ROM corrumpeert onmid-
behandelaar.’
dellijk wanneer verzekeraars de zorg daarmee gaan afrekenen. De kans is groot dat effectmeting
Individuele behandelingen die niet worden bijge-
door behandelaars, bewust of onbewust, wordt
stuurd door het resultaat; het was niet alleen een
verbogen naar wat zorgverzekeraars willen horen
blinde vlek van de ggz, maar van de hele medische
en zal daardoor niet meer bruikbaar zijn voor objec-
wetenschap. ‘Om systematisch de uitkomsten
tiverend onderzoek en zorgverbetering.’ Schaefer:
van je eigen handelen te meten, is voor medici
‘Dan zou de ROM, zoals wij die altijd voor ogen
nog geen gewoonte. Maar ze zullen zich moeten
hadden, niet meer bestaan.’
schikken in de wens van de zorgverzekeraars die willen weten waar ze hun geld aan spenderen.
Rommers
Dat effectmeting steeds belangrijker wordt, is
Dat de ROM zijn doel voorbijschiet als ze uitslui-
een politiek ingegeven ontwikkeling, maar wel
tend wordt aangewend als effectmeting voor de
een die de ROM een gigantische stimulans heeft
financiering, is evident, maar waarom zou ze niet
gegeven.’
multifunctioneel kunnen worden ingezet? Kan Gaming bijvoorbeeld niet voorkomen worden
20
Gaming
als onafhankelijke zorgprofessionals de vragen-
Alle ogen zijn zo sterk gericht op de ROM dat
lijsten samen met de patiënten afnemen; ROM
minister Schippers (VWS) onlangs verklaarde
interviewers die niet direct gebaat zijn bij positieve
dat ze weinig heil meer ziet in de dbc’s (diag-
behandelresultaten?
nose behandel combinaties). Die zouden zelfs
Van Weeghel: ‘Daar hebben we in eerste instantie
‘waardeloos’ zijn en wat haar betreft best mogen
ook bewust voor gekozen, ook omdat we de ROM
Pionieren in zorgontwikkeling
voor wetenschappelijke doeleinden wilden gebruiken. Een behandelaar die zijn eigen behandeling evalueert, is immers toch een beetje een slager die zijn eigen vlees keurt. Maar het idee onafhankelijke Rommers in te zetten, is mede om financiële redenen gesneuveld.’ Bovendien heeft het nog andere nadelen. ‘Zo is een eigen behandelaar beter geïnformeerd en heeft die met zijn patiënten al een vertrouwensrelatie opgebouwd.’ Toch kunnen de onderzoekers moeilijk afstand nemen van het idee. ‘Er loopt nu een vergelijkend experiment tussen teams van onafhankelijke Rommers, teams van Rommers die kruislings in elkaars team rommen, en teams waarin de eigen behandelaars de
De kritische kanttekening past in het heersende
ROM-vragenlijsten afnemen.’ De onderzoekers
herstel- en rehabilitatiedenken: behandelaars en
willen de voor- en nadelen daarvan tegen elkaar
patiënten hebben steeds meer aandacht voor het
afzetten. ‘Ook al staat min of meer al vast dat de
dagelijks functioneren en elke patiënt heeft daar
eigen behandelaars de ROM gaan afnemen. Het is
weer andere verwachtingen van. Van Weeghel:
goed om te doen, al is het alleen maar om eens te
‘Behandelingen moeten daarop worden afge-
kijken waar je in de praktijk met de ROM tegenaan
stemd. Aan welke voorwaarden moet een patiënt
loopt. Op congressen wil je niet alleen de succes-
bijvoorbeeld voldoen als hij in aanmerking wil
verhalen horen, maar ook wat er allemaal nodig is
komen voor een reguliere baan? Welke medicatie
om de ROM in de praktijk goed te laten werken.’
kan hij dan bijvoorbeeld wel of niet blijven slikken? De groeiende behoefte aan maatwerk dwingt de
Herstel en rehabilitatie
zorg andere keuzes te maken.’
Je kunt je nog afvragen in hoeverre zorgevaluaties zoals de ROM werkelijk betrekking hebben op het functioneren van de patiënten. Kan dat volledig
Jaap van Weeghel werkt sinds mei 2006 als stafmana-
worden bepaald met een effectmeting van de
ger zorgontwikkeling en onderzoek bij Dijk en Duin. Sinds
mate waarin is voldaan aan de - aanvankelijke -
2010 is hij directeur van het kenniscentrum Phrenos. Zijn
behandeldoelstelling?
leerstoel Rehabilitatie en maatschappelijke participatie van mensen met ernstige psychische aandoeningen
De onderzoekers zouden nog het liefste zien dat
is door Parnassia Bavo Groep gevestigd bij Tranzo, een
de behandelevaluaties gekoppeld zijn aan wat de
wetenschappelijk centrum op het gebied van zorg en
patiënten met hun eigen leven willen, aan wat zij
welzijn (UvT).
zelf belangrijk vinden. Van Weeghel: ‘Veel mensen kunnen prima leven met wat pathologie, zolang
Barbara Schaefer (Klinisch psycholoog) promoveerde in
ze maar hun eigen doelen kunnen bereiken. En
2004 op het proefschrift ‘Brief psychological treatment in
omgekeerd: als je na je behandeling symptoomvrij
mental health care’ (UvA). Zij werkt sinds 2008 als senior
bent, maar werkloos en daarom doodongelukkig,
onderzoeker bij Dijk en Duin waar zij, samen met collega-
had de interventie zich misschien beter ook kun-
onderzoeker Yolanda Nijssen, de ROM implementeert en
nen toespitsen op je arbeidsparticipatie.’
doet daarnaast onder andere onderzoek naar de Kwaliteitstoetsing Regionaal Aanbod Schizofreniezorg (KRAS).
ParnassiaBavo Academie
21
Overzicht promovendi
Bij Parnassia Bavo Groep lopen diverse promotietrajecten. Het betreft promovendi die bij Parnassia Bavo Groep in dienst zijn of die een arbeidscontract elders hebben (universiteit of zorginstelling), maar voor hun onderzoek samenwerken met Parnassia Bavo Groep. Een aparte categorie vormen de (externe) promotiestudies die binnen de leerstoelen van Parnassia Bavo Groep vallen.
Hieronder staat een overzicht van huidige promovendi en van promoties die sinds de vorige publicatie over het onderzoek van Parnassia Bavo Groep zijn afgerond.
Gepromoveerd • Bijlenga, D. Proefschrift getiteld “Women and/or children first. Methods to handle multiple outcomes in obstetrics”, 8 juli 2011 aan de Universiteit van Amsterdam. (Promotores: prof.dr. G.J. Bonsel en prof. dr. B.W.J. Mol; co-promotor: dr. E. Birnie). • Blanken, P. Proefschrift getiteld “Heroin-assisted treatment. From efficacy to effectiveness and longterm outcome”, 25 februari 2011 aan de Universiteit van Amsterdam. (Promotores: prof. dr. W. van den Brink en prof. dr. J.M. van Ree; co-promotor: dr. V.M. Hendriks). • Bueno de Mesquita, J. Proefschrift getiteld “Who needs adjuvant systematic treatment? Predicting prognosis in node-negative breast cancer; from bench to bedside”, 10 september 2009 aan de Universiteit van Amsterdam. (Promotores: prof. dr. M.J. van de Vijver en prof. dr. S. Rodenhuis). • Calis, E. Proefschrift getiteld “Correlates of lower respiratory tract infections and nutrition state in children with severe generalized cerebral palsy and intellectual disability”, 5 oktober 2011 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. (Promotores: prof. dr. H.M. Evenhuis, prof. dr. D. Tibboel; co-promotor: dr. C. Penning). • Dierssen, J.W. Proefschrift getiteld “Molecular pathology of mismatch repair deficient tumours with emphasis on immune escape mechanisms”, 17 november 2010 aan de Universiteit Leiden. (Promotores: prof. dr. J. Morreau en prof. dr. C.J. Cornelisse). • Fliers, E.A. Proefschrift getiteld “Motor Coordination in children with ADHD: clincal, familial and genetic aspects”, 21 september 2010 aan de Radboud Universiteit, Nijmegen. (Promotor: prof.dr.J.K. Buitelaar, co-promotor: dr. B.Franke). 22
• Ghane, S. Proefschrift getiteld “Illness attributions among ethnic minorities: Assessment and clinical relevance”, 14 september 2011 aan de Universiteit van Amsterdam. (Promotor: prof. dr. P.M.G. Emmelkamp; co-promotor: dr. A. Kolk). • Heiden, C. van der. Proefschrift getiteld “On the Diagnosis, Assessment and Treatment of Generalized Anxiety Disorder”, 1 april 2011 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. (Promotores: prof. dr. P.E.H.M. Muris, prof. dr. H.T. van der Molen). • Polman, A. Proefschrift getiteld “Dysfunctional beliefs in the understanding and treatment of obsessive compulsive disorder”, 30 juni 2010 aan de Rijksuniversiteit Groningen. (Promotores: prof. dr. J.A. den Boer, prof. dr. P.J. de Jong; co-promotor: dr. T.K. Bouman). • Prins, J. Proefschrift getiteld “Burnout among Dutch medical residents”, 17 juni 2009 aan de Rijksuniversiteit Groningen. (Promotor: prof. dr. H.B.M. van de Wiel). • Slotema, K. Proefschrift getiteld “Treatment of patients with therapy-resistant auditory verbal hallucinations”, 29 november 2011 aan de Universiteit Utrecht. (Promotores: prof. dr. I.E.C Sommer, UMC Utrecht, en prof. dr. H.W. Hoek; co-promotor: dr. J.D. Blom). • Staring, T. Proefschrift getiteld “Adherence to treatment in patients with psychosis”, 8 september 2010 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. (Promotores: prof. dr. C.L. Mulder, prof. dr. M. van der Gaag). • Verkuil, B. Proefschrift getiteld “Perseverative cognition. The impact of worry on health.”, 27 januari 2010 aan de Universiteit Leiden. (Promotor: prof. dr. C.M.J.G. Maes, co-promotor: dr. J.F. Brosschot). • Winter, R. de. Proefschrift getiteld “Towards an improvement of the differentiation of depressive disorders. A multidimensional approach”, 3 december 2009 aan de Universiteit Leiden. (Promotores: prof. dr. F.G. Zitman en dr. J.G. Goekoop).
Gepromoveerde externen binnen leerstoel van Parnassia Bavo Groep • Castelein, S. (UMC Groningen). Proefschrift getiteld “Guided peer support groups for psychosis. A randomized controlled trial“, 11 maart 2009 aan de Rijksuniversiteit Groningen. (Promotores: prof. dr. D. Wiersma en prof. dr. M. van der Gaag; co-promotores: dr. R. Bruggeman en dr. R. Knegtering). • Son, G. van. (Rivierduinen). Proefschrift getiteld “The epidemiology of eating disorders”, 27 oktober 2010 aan de Rijksuniversiteit Groningen. (Promotor: prof. dr. H.W. Hoek; co-promotores: dr. E.F. van Furth, dr. D. van Hoeken).
ParnassiaBavo Academie
23
Overzicht promovendi
Promovendi • Apil, S. Effectiviteit en uitvoerbaarheid van een stepped care preventieprogramma voor depressie bij ouderen. (Promotores: prof. dr. E. Hoencamp, prof. dr. Ph. Spinhoven; co-promotor: dr. P.M.J. Haffmans). • Audier, C. Money for medication. (Promotor: prof.dr. C.L. Mulder). • Baars, A. van. Effecten van een rechterlijke machtiging. (Promotores: prof. dr. C.L. Mulder, prof. dr. M.W. Hengeveld). • Bahler, M.: Effects and mechanisms of FACT. (Promotor: C.L. Mulder). • Berg, D. van den. EMDR versus rescripting bij mensen met PTSS en psychose. (Promotores: prof. dr. M. van der Gaag, en prof. dr. A. van Minnen). • Boer, S. de. Zin en onzin van het onderscheid in ontstaansmoment van gedragsproblemen in een orthopsychiatrische populatie. (Promotores: prof. dr. F. Verheij, prof. dr. M.C.H. Donker). • Boerhout, C. Psychomotor therapy and aggression regulation in eating disorders. (Promotores: prof. dr. H.W. Hoek, prof. dr. D. Wiersma; co-promotor: dr. J.T. van Busschbach). • Boogaard, M. van den. Study on the negotiated approach in the treatment of depressive disorders. (Promoter: prof. dr. R. van Dyck; co-promotores: prof. dr. Ph. Spinhoven en prof. dr. H. Vertommen). • Cardona Cano, S. Feeding disorders in a community cohort of children followed prospectively from prebirth (Promotores: prof.dr. H.W. Hoek, prof.dr. F.C. Verhulst). • Dommanschet, C. De behandeling van mensen met een obsessief-compulsieve stoornis: individueel versus groep en de effecten van Competitive Memory Training (COMET). (Promotores: prof. dr. M. van der Gaag en prof. dr. S. Visser; co-promotor: dr. C.W. Korrelboom). • Ekkers, W. The effects of Competitive Memory Training in elderly depressed patients. (Promotor: prof. dr. M. van der Gaag; co-promotor: dr. C.W. Korrelboom). • Groeneweg-Koolhoven, I. Quality of life in community-dwelling older persons with apathy. (Promotor: prof. dr. R.C. van der Mast; co-promotor: dr. P. Naarding). • Hazewinkel, M. ‘Virtual restraint’ in patients with a mental health disorder. Promotores: prof.dr. E. Hoencamp, prof.dr. H. de Ridder; co-promotores: dr. P. Jonker, dr. R. de Winter). • Heijden, C. van der. Gebrek aan self-esteem als risicofactor voor psychose onder niet-westerse allochtonen. (Promotor: prof. dr. C.L. Mulder; co-promotor: dr. J.P Selten). • Hek, K. Angststoornissen onder ouderen 55+. (Promotor: prof. dr. C.L. Mulder; co-promotor: prof.dr. H. Tiemeijer). • Hermans, M. Unified treatment of resilience bij uitbehandelde angstpatiënten. (Promotor: prof. dr. S. Visser; co-promotor: dr. C.W. Korrelboom). • Hogerzeil, S. Etnische verschillen in het gebruik van psychiatrische zorg – het psychiatrisch casusregister Haaglanden. (Promotores: prof. dr. A.M. van Hemert, prof. dr. H.W. Hoek). • Ising, H. Detecting ultra-high risk patients and the prevention of a first psychotic episode. (Promotores: prof. dr. M. van der Gaag en prof. dr. D.H. Linszen; co-promotor: dr. W. Veling). • Jochems, E. Motivation in Psychiatry (Promotor: C.L. Mulder). • Jong, M. de. Een multicenter RCT naar de kosteneffectiviteit van CBT-E. (Promotores: prof. dr. H.W. Hoek, prof. dr. Ph. Spinhoven; co-promotor: dr. K. Korrelboom). • Kortrijk, H. Routine Outcome Monitoring bij ACT. (Promotores: prof. dr. C.L. Mulder en prof. dr. D. Wiersma). • Krijger, J. Suïcidaliteit in de GGZ, en een inventarisatie van diagnostische en behandelmogelijkheden van suïcidaliteit in de gesloten psychiatrie. (Promotores: prof. dr. A.M. van Hemert, prof. dr. A. Kerkhof; co-promotor: dr. R. de Winter). 24
Overzicht promovendi
• Lim, A. Hallucinations and djinns. (Promotor: prof.dr. H.W. Hoek; co-promotor: dr. J.D. Blom). • Looijestijn, J. Model free analysis of brain activation during verbal auditory hallucinations – an fMRI study. (Promotores: prof. dr. H.W. Hoek, prof. dr. A. Aleman; co-promotoren: dr. J.D. Blom, dr. R. Goekoop). • Mannesse, C. (Vlietland Ziekenhuis). Hyponatriëmie bij oudere patiënten die antidepressiva gebruiken. (promotor: prof. dr. T. Egberts; co-promotores: dr. P. Jansen, dr. R. van Marum). • Melick, E. van. Somatische effecten van langdurig lithiumgebruik bij ouderen. (promotor: prof. dr. T. Egberts). • Merkx, M. Evaluation and implementation of guidelines for matching and referral in Dutch regional addiction treatment centres. (Promotores: prof. dr. G. Schippers, prof. dr. W. van den Brink). • Neyndorff, H. Genetische zoektocht in neuropsychiatrische stoornissen (Promotores: prof.dr. H.W. Hoek, prof.dr. S. Kushner; co-promotor: dr. J.D. Blom). • Orden, M. van. Shared care in de huisartsenpraktijk versus reguliere verwijzing naar de ggz. (Promotores: prof. dr. E. Hoencamp, prof. dr. Ph. Spinhoven; co-promotor: dr. P.M.J. Haffmans). • Ralston, A. Models of the mind. (promotor: prof. dr. G. Glas). • Reus, R. de. Prevalentie en behandeling van de obsessieve compulsieve persoonlijkheidsstoornis. (Promotor: prof. dr. P.M.G. Emmelkamp). • Rietdijk, J. EDIE: Early Detection and Intervention Evaluation. Pathways to at risk mental state and first episode psychosis. (Promotores: prof. dr. M. van der Gaag, prof. dr. D.H. Linszen; co-promotor: prof. dr. P. Cuijpers). • Rooij, A. de. Proefschrift getiteld “Finding benefits in adversity: the role of symbolic tools in adult development after life disruption”. (Promotor: prof.dr. P. Heymans). • Roosenschoon, B.J.: Effects of Illness Management and Recovery. (Promotores: prof.dr. C.L. Mulder, prof.dr. J. van Weeghel). • Ruchlewska, A. (Erasmus MC). RCT naar de effectiviteit van de crisiskaart. (Promotores: prof. dr. C.L. Mulder en prof. dr. M. van der Gaag). • Sande, R. van der. RCT naar de effecten van de crisismonitor op incidenten en separaties op acute opnameafdelingen. (Promotores: prof. dr. H.A. Nijman, prof. dr. C.L. Mulder, copromotores: prof.dr. C. van der Staak, dr. E.O. Noorthoorn). • Sardjoe, A. Conversion to psychosis. (Promotor: C.L. Mulder). • Schoorl, M. Aandachtstraining in de acute en laatste behandelfase van chronische post traumatische stress stoornis. (promotor: prof. dr. A.J.W. van der Does). • Smink, F. TRAILS Eetstoornissen. (Promotores: prof. dr. H.W. Hoek, prof. dr. A.J. Oldehinkel, co-promotor: dr. D. van Hoeken). • Spaans, H.-P. Effectiviteit en geheugenproblemen na elektroconvulsieve therapie. (promotores: prof. dr. P. Eikelenboom, prof. dr. E. Scherder). • Spijker, A. De invloed van kwetsbaarheid voor stress op type en beloop van de bipolaire stoornis. (Promotores: prof. dr. E. Hoencamp, prof. dr. F Zitman; co-promotor: dr. P.M.J. Haffmans). • Stobbe, J. RCT naar effecten van Assertive Community Treatment bij zorgmijdende ouderen. (Promotor: prof. dr. C.L. Mulder; co-promotor: dr. H. Kroon). • Stouten, L. Cognitie als voorspeller van outcome. (Promotor: prof. dr. M. van der Gaag; co-promotor: dr. W. Veling). • Tummers, J. Persoonlijkheidsdiagnostiek voor ouderen in de GGZ: Een aanzet tot gefaseerd multidimensionaal testonderzoek. (Promotor: prof. dr. J.J.L. Derksen; co-promotor: dr. S.P.J. van Alphen). • Venne, C. van de: Trauma and seclusion. (Promotor: prof.dr.C.L. Mulder).
ParnassiaBavo Academie
25
Overzicht promovendi
• Verwijk, E. Cognitieve stoornissen bij elektroconvulsieve therapie. (promotores: prof. dr. P. Eikelenboom, prof. dr. E. Scherder). • Wansink, H. Effecten van preventieve zorgcoördinatie op risicovolle opvoedingssituaties van ouders met psychiatrische problemen. (Promotores: prof. dr. C.M.H. Hosman en prof. dr. J.M.A.M. Janssens). • Wijnia, J. Public mental health: screening for Vit D deficiency and effects of suppletion. (Promotor: C.L. Mulder).
Externe promovendi binnen leerstoel van Parnassia Bavo Groep • Altena, A. (UMC St Radboud Nijmegen). Zwerfjongeren, practice en evidence based interventies. (Promotor: prof. dr.J. Wolf; co-promotor: M. Beijersbergen). • Balkom, I. van. (Lentis). Phenotype and epidemiology of rare neurodevelopmental disorders. (Promotores: prof. dr. H.W. Hoek, prof.dr. R.C.M. Hennekam). • Beurden, K. van (Tranzo, Universiteit van Tilburg). De effecten van richtlijntoepassing bij werknemers met psychische klachten. (promotores: prof. dr. J. van der Klink, prof.dr. J. van Weeghel; co-promotores: dr. B. Terluin, dr. E. Brouwers). • Boekel, L. van (Tranzo Universiteit van Tilburg). Stigmatisering van mensen met verslavingsproblemen. Promotores: prpf.dr. H. Garretsen en prof. dr. J. van Weeghel; co-promotor: dr. E. Brouwers). • Damen, F. (Erasmus MC). Effecten van motivatiefeedback op motivatie, compliance en behandeleffect bij patiënten met psychotische en persoonlijkheidsstoornissen. (Promotor: prof.dr. C.L. Mulder). • Dragt, S. (AMC/UvA). Gene-enviroment interactions in the development of a first psychotic episode. (Promotores: prof. dr. D.H. Linszen, en prof. dr. M. van der Gaag; co-promotor: dr. L. de Haan). • Elings, M. (Plant Research International, Universiteit van Wageningen). De meerwaarde van zorgboerderijen voor mensen met psychische problemen. (Promotor: Prof. dr. Jaap van Weeghel; co-promotores: dr. H. Michon en dr. J. Hassink). • Elzakkers, I. (Altrecht Eetstoornissen Rintveld). Mental competency in anorexia nervosa. (Promotor: prof. dr. H.W. Hoek; co-promotores: dr. A.A. van Elburg en dr. U.N. Danner). • Emmens, G (Hanze Hogeschool Groningen). De effecten van Campus Diep. Evaluatie van een ondersteuningsprogramma voor jongeren met meervoudige problemen bij leren, wonen en werken. (Promotor: prof.dr. J. van Weeghel; co-promotor: dr. L. Korevaar). • Ende, P. van der (Hanze Hogeschool Groningen). Begeleid ouderschap bij mensen met ernstige psychische aandoeningen. (promotor: prof.dr. J. van Weeghel; co-promotores: dr. L. Korevaar, dr. J. van Busschbach). • Georgieva, I. (Erasmus MC). Interventies voor terugdringen van separeergebruik: twee RCT’s naar de effecten van vroegtijdige noodmedicatie en effecten van signaleringsplannen. (Promotores: prof. dr. C.L. Mulder en prof.dr. A. Loonen). • Holl, M. (UMC St Radboud Nijmegen). Study on predictors of tenant evictions for rent arrears and profiles of high risk households for eviction. (Promotor: prof. dr.J. Wolf). • Jonker, I. (UMC St Radboud Nijmegen). Profielen, passende zorg en zorgaansluiting bij mishandelde vrouwen in vrouwenopvanginstellingen. (Promotor: prof. dr.J. Wolf; co-promotor: dr. M. Sijbrandij). • Klaassen, R. (Rivierduinen). Depression and negative symptoms in UHR, first episode patients, sibs and parents. (Promotores: prof. dr. D.H. Linszen en prof. dr. M. van der Gaag; co-promotor: dr. L. de Haan). • Knaeps, J. (LUCAS, Universiteit van Leuven). Intenties van arbeidstrajectbegeleiders en werkgevers om mensen met psychische problemen naar regulier werk toe te leiden of aan te werven: verklaring via de Theory of Planned Behavior. (promotores: prof. dr. C. Van Audenhove, prof. dr. J. van Weeghel). 26
Overzicht promovendi
• Krabbenborg, M. (UMC St Radboud Nijmegen). Effectiviteit en modelgetrouwheid van de Houvastinterventie in de opvang voor zwerfjongeren. (Promotor: prof. dr.J. Wolf; co-promotor: dr. S. Boersma). • Kroon, F. (RIBW Alliantie). De bijdrage van de RIBW’s aan de extramuralisering van de GGz. (promotor: prof.dr. J. van Weeghel). • Laan, J. van der (UMC St Radboud Nijmegen). Cohort study amongst homeless people in Amsterdam, The Hague, Rotterdam and Utrecht). (Promotoren: prof. dr.J. Wolf, prof.dr. D. van de Mheen; co-promotor: dr. S. Boersma en dr. C. Schrijvers). • Lako, D. (UMC St Radboud Nijmegen). Kwaliteit, professionaliteit en effectiviteit in de vrouwenopvang. (Promotor: prof. dr.J. Wolf; co-promotor: dr. M. Beijersbergen). • Oosterhout, B. van. (Reinier van Arkel). Meta-cognitieve training bij schizofrenie. (Promotor: prof.dr. M. van der Gaag; co-promotor: dr. L. Krabbendam, VU). • Post, Louk van der. (Arkin GGZ Amsterdam). Kans op (gedwongen) opnames in de acute psychiatrie in Amsterdam. (Promotores: prof. dr. J Dekker, prof. dr. A.J. Beekman, prof. dr. C.L. Mulder). • Rusting, T. (Ypsilon). Parental readiness for rehabilitation. (Promotor: prof.dr. J. van Weeghel; co-promotor: dr. T. van Wel). • Sanders, N. (UMC Utrecht). Honger en verzadiging bij eetstoornissen. (Promotores: prof. dr. R. Adan en prof. dr. H.W. Hoek; co-promotor: dr. A.A. van Elburg). • Sedney, P. (Hogeschool van Amsterdam). De inzet van ervaringsdeskundigheid in de beroepspraktijk van de GGz, de Maatschappelijke Opvang en de Verslavingszorg. (Promotores: Prof. dr. A. Beekman, prof. dr. J. van Weeghel; co-promotor: dr. R. Kwekkeboom). • Vet, R.de (UMC St Radboud Nijmegen). Kwaliteit, professionaliteit en effectiviteit in de maatschappelijke opvang. (Promotor: prof. dr.J. Wolf; co-promotor: dr. M. Beijersbergen). • Vleugel, B. van der (GGz Noord-Holland Noord). EMDR versus exposure versus TAU bij mensen met PTSS en psychose. (Promotors: prof.dr. M. van der Gaag, prof. dr. A. de Jongh). • Vruwink, F. (Mediant). Risicofactoren voor separaties en interventies voor het terugdringen ervan. (Promotores: prof.dr. C.L. Mulder en prof.dr. H. Nijman). • Vught, M. van. (Erasmus MC). Het verband tussen modelgetrouwheid en effect bij Assertive Community Treatment (Promotor: prof. dr. C.L. Mulder; co-promotor: dr. H. Kroon).
ParnassiaBavo Academie
27
Onderzoek kort Veni-subsidie voor Wim Veling Leadership award in research De Academy for Eating Disorders (AED) heeft prof. dr. Hans Wijbrand Hoek, opleider psychiatrie en directeur van de Parnassia Bavo Academie, de AED 2011 Leadership Award in Research toegekend. Op donderdag 4 november 2010 is hij tijdens het congres van de Nederlandse Academie voor Eetstoornissen (NAE) in Zwolle gehuldigd als erelid van de NAE. Hij kreeg de prijs en het erelidmaatschap toegekend vanwege zijn bijzondere verdiensten op het gebied van eetstoornissen in de afgelopen drie decennia.
Wim Veling, psychiater en opleider psychiatrie bij Parnassia Bavo Groep, ontving in 2011 de prestigieuze ‘Veni subsidie’ van € 250.000,- voor zijn onderzoek naar virtual reality behandelmogelijkheden bij psychose. Het is de eerste keer dat een medewerker van Parnassia Bavo Groep een dergelijke subsidie ontvangt. De prestigieuze Veni subsidie wordt toegekend aan excellente, pas gepromoveerde wetenschappers met een opvallend en origineel talent voor vernieuwend onderzoek. Naar aanleiding hiervan is Wim geïnterviewd door de NOS op 3. In november 2011 verscheen een interview met hem in De Psychiater.
In het nieuws Colin van der Heiden, GZ-psycholoog/ psychotherapeut en hoofd wetenschappelijk onderzoek bij PsyQ Rijnmond, is in 2010 en 2011 diverse keren geïnterviewd over zijn promotieonderzoek naar de behandeling van Gegeneraliseerde Angststoornis (GAS), onder andere in De Telegraaf, het Algemeen Dagblad, het Reformatorisch Dagblad, Vizier (St Angst, Dwang en Fobie), op NOS-radio Met het oog op morgen, Omroep Gelderland, Ochtendspits (TV, Wakker Nederland) en Editie.nl (RTL 4). Jan Dirk Blom, psychiater en opleider psychiatrie, is in 2010 en 2011 diverse keren geïnterviewd over zijn publicaties op het gebied van hallucinaties en stemmen horen, onder andere door de Volkskrant, Trouw en het Friesch Dagblad. Ook is zijn werk besproken in diverse Nederlandstalige en internationale vakbladen.
Ziekteverklaringen van allochtone patiënten Sam Ghane, psycholoog en onderzoekscoördinator bij i-psy, promoveerde op 14 september 2011 op een onderzoek naar ziekteverklaringen van allochtone patiënten bij psychotherapie. Hij concludeert dat allochtone patiënten andere verklaringen voor hun ziekte rapporteren aan interviewers van hun eigen etnische achtergrond dan aan autochtone interviewers. Als therapeuten en patiënten sterk verschilden in hun mening over de bijdrage aan de problemen van psychologische factoren zoals persoonlijkheid en opvoeding, zag Ghane dat patiënten minder vaak op therapieafspraken verschenen en al na drie maanden een slechter behandelresultaat hadden dan bij therapeutpatiënt combinaties die minder verschilden. Onenigheden tussen therapeuten en patiënten over andersoortige verklaringen, zoals medische en bovennatuurlijke, hadden geen relatie met het succes van psychotherapie. Resultaten van Ghane’s onderzoek worden gebruikt om cultuursensitieve behandelonderdelen te ontwikkelen die uiteindelijk de werkzaamheid van psychotherapie bij allochtone Nederlanders zullen verbeteren.
28
Stimulans voor talentvolle onderzoekers Senior Research Award Ellen Fliers, kinderarts bij Lucertis, ontving in oktober 2010 een Senior Research Award van de American Academy of Child and Adolescent Psychiatry. Aanleiding was haar publicatie in het tijdschrift Child and Adolescent Mental Health over onderbehandeling van motorische problemen bij kinderen.
Wijbrand Hoek en Jan Dirk Blom Topartsen 2011 Op de vraag ‘aan welke collega vertrouwt u uw dierbaren toe als zij psychiatrische hulp nodig hebben’, scoren psychiaters van Parnassia Bavo Groep uitstekend. Opleiders psychiatrie Wijbrand Hoek en Jan Dirk Blom werden door psychiaters uit heel Nederland zo vaak genoemd dat zij in de top 3 eindigden. In de Mednet verkiezing Topartsen 2011 konden medisch specialisten aangeven welke collega, binnen hun eigen specialisme, zij als toparts beschouwen. Nummer 1 in de psychiatrie werd Raphael Schulte, opleider psychiatrie van GGZ Noord Holland Noord. Op de tweede plaats eindigde Wijbrand Hoek, opleider psychiatrie en psychiater bij PsyQ Eetstoornissen en i-psy. De derde plaats was voor Jan Dirk Blom, opleider psychiatrie en psychiater bij Parnassia Klinisch Centrum Volwassenen. Naast Wijbrand en Jan Dirk waren er nog zeven andere psychiaters verbonden aan Parnassia Bavo groep genomineerd: Marc Blom (PsyQ), Bert van Hemert (Zorgservice tot 1-12-2011), Ellen van Hummel (Parnassia), Martijn Koerhuis (Palier), Sandra Kooij (PsyQ), Aartie Sardjoe (Bavo Europoort) en Remco de Winter (Parnassia).
ParnassiaBavo Academie
Per 1 januari 2011 heeft Parnassia Bavo Groep het stimuleringsfonds ingesteld om talentvolle onderzoekers en wetenschappelijk onderzoek te ondersteunen. Het fonds kent ook middelen toe om potentiële nieuwe onderzoeksdomeinen te verkennen. De ondersteuning bestaat uit financiële middelen en/of de inzet van de deskundigheid van de medewerkers van bureau Wetenschappelijk Onderzoek van de Parnassia Bavo Academie. In 2011 werden ruim twintig onderzoeksvoorstellen gehonoreerd.
Onderzoeksdatabase Op het intranet van de Parnassia Bavo Academie is een onderzoeksdatabase ingericht met informatie over het lopende onderzoek bij Parnassia Bavo Groep. Voor onderzoekers is het een platform om informatie over hun onderzoek te delen. Zij krijgen een eigen login, en kunnen daarmee zelf informatie over hun onderzoek aanmelden en aanvullingen plaatsen. De geplaatste teksten kunnen ze downloaden voor andere toepassingen, zoals rapportages. Nieuw geplaatst onderzoek krijgt een vermelding op de startpagina van het intranet. Voor de medewerkers van Parnassia Bavo Groep is de onderzoeksdatabase een bron van informatie over vernieuwingen in de zorg en state-of-the-art behandelmethoden. Ze kunnen zich abonneren op nieuws over onderzoeken die hun speciale interesse hebben. De onderzoeksdatabase is voor medewerkers van PBG toegankelijk via: http://intranet.pba.parnassiabavogroep.nl/academie/OnderzoeksprogrammasPBG
29
Interview
Meesterschap en innovatie in de zorg
Effectieve CrisisMonitor wordt een ‘exportproduct’ Roland van de Sande, verplegingswetenschapper en verpleegkundige bij Bavo Europoort in Rotterdam, is ten tijde van het interview in de afrondende fase van zijn promotieonderzoek rond de CrisisMonitor. Psychiater Niels Mulder (Bavo Europoort), hoogleraar Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (Erasmus MC), is zijn promotor. Samen werken ze sinds 2007 aan de ontwikkeling, toetsing en invoering van de CrisisMonitor. ‘Roland speelde daarbij een lovenswaardige rol’, vindt Mulder. ‘Hij was altijd stand-by, enthousiasmeerde aarzelaars en blies het protocol nieuw leven in als dat ergens dreigde te verwateren.’ In de Nederlandse psychiatrie zouden patiënten
ties mocht hier dan disproportioneel zijn, maar de
vaker worden gesepareerd dan in de rest van
vergelijking met andere landen is een lastige. Zo
Europa, de Verenigde Staten en Australië. Het
separeert men in Nederland wel meer dan elders,
haalde de actualiteit toen een onderzoeksteam
maar daar staat tegenover dat in andere landen
van ggz-instellingen GGNet, Mediant en de
veel vaker medicijnen onder dwang worden toe-
St. Radboud Universiteit een studie presenteerde
gediend. Dus wat vergelijk je dan eigenlijk?’
waaruit bleek dat er bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) veel minder separaties
Individuele graadmeter
werden gemeld dan er werkelijk plaatsvonden.
De CrisisMonitor bestaat uit een set scorelijs-
De cijfers bevestigden wat velen al langer ver-
ten waarop verpleegkundigen het niveau van
moedden: dat er in Nederland te vaak naar het
psychisch functioneren en de ernst van gedrags-
dwangmiddel van separatie werd gegrepen. Deze
problemen en/of middelengebruik van individuele
verontrustende bevindingen waren aanleiding
patiënten systematisch in kaart brengen. Dat
voor het verstrekken van subsidie aan dwang &
gebeurt structureel, bij elke dienstwissel, en
drang projecten, die het aantal separaties moes-
bij tussentijdse oplopende spanningen. Van de
ten verminderen. Het onderzoek van Roland van
Sande: ‘Elke 24 uur wordt de scoreschaal min-
de Sande en Niels Mulder betrof de effecten van
stens twee keer ingevuld. Daarnaast vullen ver-
korte termijn risicotaxatie, kortweg de CrisisMo-
pleegkundigen wekelijks nog een uitgebreidere
nitor genoemd, bedoeld als middel om de zorg
monitor in over de algehele mentale toestand en
veiliger te maken en het aantal separaties terug
het gedrag van de patiënt. Zo ontstaat een indivi-
te dringen.
duele graadmeter waarmee we risico’s op agressie kunnen bepalen, en kunnen bepalen of de
30
Van de Sande is overigens kritisch over de talrijke
patiënt meer vrijheid kan krijgen, overgeplaatst
internationale vergelijkingen: ‘Het aantal separa-
kan worden naar een open afdeling of zelfs over-
gedragen kan worden naar de ambulante zorg.’
patiënt een risicoprofiel dat ook gebruikt wordt
Dat geldt ook andersom: uit de CrisisMonitor kan
om de behandeling in goede banen te leiden. Van
blijken dat de toestand van een patiënt zo kritiek
de Sande: ‘Met de monitorgegevens wordt soms
is, dat een grote mate van dwang onontkoom-
samen met de patiënt een signaleringsplan opge-
baar is. ‘Maar niet voordat er met tijdige interven-
steld om terugval te voorkomen. Aan de hand van
ties alles aan gedaan is om dwang te voorkomen.
die gegevens kun je daarin ook vastleggen welke
En is een patiënt toch gesepareerd, dan wordt
interventies in een specifieke situatie effectief
de CrisisMonitor ook nog regelmatig ingevuld
waren. Dat biedt ons de mogelijkheid om afhan-
zodat meteen valt te zien wanneer de patiënt
kelijk van zijn toestand en de situatie sneller van
weer stabieler is. Hulpverleners moeten dan wel
interventie te wisselen.’
een heel goed verhaal hebben, willen ze iemand desondanks nog langer in de separeer laten.’
Daling separatieduur
Tegenwoordig wordt de CrisisMonitor breder
Van de Sande zette de CrisisMonitor ook
ingezet dan alleen om agressie en separaties te
internationaal op de kaart toen hij met onder-
voorkomen. Met het invullen ontstaat voor elke
zoek aantoonde dat de totale separatieduur er
ParnassiaBavo Academie
31
Interview
daadwerkelijk mee daalt. Het onderzoek, dat hij
dels ver over de eigen instellingsmuren. ‘GGZ
deed in 2008, werd gepubliceerd in het gerenom-
Noord- en Midden Limburg heeft het instrument
meerde wetenschappelijke tijdschrift The British
twee jaar geleden in gebruik genomen en andere
Journal of Psychiatry (2011). Het experiment:
ggz koepels volgen. Roland is voor demonstra-
Van de Sande liet twee klinische afdelingen van
ties naar het buitenland geweest, ook kwamen
Bavo Europoort werken met de CrisisMonitor en
buitenlandse geïnteresseerden hier veelvuldig
twee andere niet, om de afdelingen daarna met
op bezoek. Het is een exportproduct geworden.’
elkaar te vergelijken op het aantal separatie-uren
Het is even veelzeggend dat de Inspectie voor
en het aantal agressie-incidenten. Zijn conclusie:
de Gezondheidszorg de CrisisMonitor betitelt als
op afdelingen die de CrisisMonitor wel hadden
een best practice, maar is het ook de effectief-
gebruikt was het aantal separatie-uren gedaald
ste manier om separatie terug te dringen? ‘Dat
met zeventig procent. Bovendien was daar ook
is niet gezegd’, antwoordt Mulder, ‘dat kan op
het aantal agressie-incidenten significant gedaald.
vele manieren. Bijvoorbeeld door te investeren
Kortom, de CrisisMonitor is aan te bevelen aan
in betere omgangsvormen tussen personeel en
alle ggz-instellingen die aan dwangreductie
patiënten, met agressietrainingen voor hulpver-
doen. Van de Sande: ‘Sterker nog: het is een
leners, door attitudeverandering, met eenper-
voorwaarde voor kwaliteitszorg. Eerder werd aan
soonskamers, door minder drugsgebruik en
patiënten vaak gevraagd om veiligheidsgaranties.
door het tijdig of eerder verstrekken van (dwang)
Dat is heel merkwaardig, want patiënten zijn
medicatie.’
‘De CrisisMonitor is een voorwaarde voor kwaliteitszorg in de IC psychiatrie’ vaak zo verward dat je helemaal geen goede
Er zijn meer dan genoeg instrumenten om het
afspraken met ze kunt maken en vaak kunnen
aantal separaties jaarlijks met tien procent te
ze daar in hun toestand ook niets aan doen.
verminderen; dat streven heeft GGZ Nederland
Ziekenhuisartsen zeggen ook niet: “Kunnen we
in 2006 bij haar leden ingebracht. ‘Maar die
afspreken dat u geen hartaanval meer krijgt?”
ambitie is bij lange na niet gehaald’, merkt Mulder
Zij voorspellen terugval met fysieke parameters,
op. ‘Onlangs publiceerde de Inspectie nog een
zoals hartslag en bloeddruk; waarom zou dat niet
rapport over de teleurstellende effecten van
in de psychiatrie kunnen? Alleen, hier voorspellen
het separatiebeleid. De Inspectie heeft daarom
we dan met psychische en gedragsparameters.
nieuwe maatregelen aangekondigd. Zo mogen
En de CrisisMonitor is daarvoor een betrouwbare
patiënten niet langer alleen worden gelaten en
graadmeter.’
moet er om het uur worden geëvalueerd.’ Dat de reductiedoelstelling van GGZ Nederland jaar
32
Exportproduct
op jaar niet wordt gehaald, komt onder andere
Het totale aantal separeerruimtes bij Bavo
doordat in 2006 nog niet duidelijk was welke aan-
Europoort is teruggebracht van acht naar drie. De
pak het meest zou leiden tot vermindering van
CrisisMonitor is ook in gebruik bij Parnassia in
separaties. Instellingen konden hun eigen ideeën
Den Haag en Dijk en Duin in Castricum. Volgens
in de praktijk brengen en dat heeft niet altijd wat
promotor Niels Mulder reikt de monitor inmid-
opgeleverd. Er was een gebrek aan onderzoek
Effectieve CrisisMonitor wordt een ‘exportproduct’
naar effectieve methodieken voor terugdringen van dwang. Nu is er meer bekend en kunnen instellingen meer doen. Probleem is wel dat er geen centrale sturing is op al deze projecten, waardoor effectieve praktijken zoals de CrisisMonitor slechts langzaam worden ingevoerd. Aanvankelijk weigerden de instellingen ook een uniform registratiesysteem in te voeren, terwijl de separatiecijfers - destijds - niet betrouwbaar waren. Daardoor viel soms niet eens te controleren of ze voldeden aan de reductienorm van GGZ Nederland. Gelukkig is dat nu veranderd met de landelijke invoering van het ARGUS registratie systeem, mede doordat wij ons daar
Maar dat gebeurt niet, moppert Mulder, dus is
hard voor hebben gemaakt.’
sluiting van separeerruimtes volgens hem een beter plan. ‘Dan kunnen we inzetten op intensive
Sluit de separeer
care - extra toezicht - en die kant gaat het ook
De enige interventie die het op alle fronten beter
op, maar de vraag is nog hoe die eruit moet zien.’
doet dan de CrisisMonitor is sluiting van alle
In Siependaal is de intensive care ruimte in elk
separeerruimtes. Daarvoor koos ggz-instelling
geval minder leeg dan de separeerruimte, zijn de
Siependaal in Tiel, onderdeel van De Gelderse
materialen zachter en is het bed groen waardoor
Roos. Mulder: ‘Die bracht het aantal separaties
de kamer een minder kille uitstraling heeft. De
daarmee in 2008 radicaal terug naar nul. Er ont-
deur gaat er nooit op slot, zodat patiënten vrij in
stond wat discussie of Siependaal daarna even
en uit kunnen lopen.
lastige patiënten opnam als daarvoor, maar het heeft daar prima uitgepakt. Eerlijk gezegd vind
Vast werkonderdeel
ik dat we landelijk zouden moeten besluiten om
Bavo Europoort heeft de CrisisMonitor vijf jaar in
het aantal separeerruimtes zeer fors te reduceren
gebruik. De invoering ging niet vanzelf, herinnert
Maar niet tot nul, want sommige patiënten in
Van de Sande: ‘Om van dwangreductie, en dat
nood verkiezen de separeer boven andere maat-
geldt voor alle verbeterplannen, een succes te
regelen, zoals medicatie.’
maken, moet iedereen in de organisatie erachter staan; van bestuurders tot verpleegkundigen. Het
Maar wat doe je dan als een patiënt agressief is,
valt niet van bovenaf op te leggen; zorgprofessio-
of suïcidaal? ‘Daarvoor zijn andere oplossingen.
nals moeten het belang ervan inzien.’
Je zou bijvoorbeeld eerder, of meer, dwangmedicatie kunnen geven. Uit onderzoek blijkt dat vijftig
En als innovaties lokaal worden ingevoerd, alleen
procent van alle patiënten daaraan de voorkeur
gedragen door een groep voortrekkers, bloeden
geeft.’ Dat impliceert dat er in crisissituaties vaak
ze soms ook dood. ‘Als wij de CrisisMonitor niet
niet gebeurt wat de patiënt zou willen. ‘Idealiter
hadden geïntegreerd in de behandelplannen,
zou je hen willen vragen: wat moeten we doen
en we de verpleegkundigen, patiënten en het
als er een noodsituatie optreedt? Dat kun je dan
bestuur geen feedback hadden gegeven over het
vastleggen in een signalerings- of crisisplan.’
rendement was ook ons initiatief uitgedoofd. Wil een nieuwe interventie standhouden, dan moet het gebruik ervan vanzelfsprekend worden; een
ParnassiaBavo Academie
33
Interview
vast werkonderdeel.’ Mulder: ‘Daarvoor moet je blijvend investeren in gebruikstrainingen en de
Verplegingswetenschapper Roland van de Sande is
onderzoekstak stimuleren. Aan al die voorwaar-
docent in de Master of Advanced Nursing Practice GGZ
den was voldaan. Bovendien is de monitor niet
Programma (Hogeschool Utrecht). Naast zijn rol als onder-
duur of tijdintensief in het gebruik; niemand heeft
zoeker en verpleegkundig opleider promotieonderzoek bij
er grote opofferingen voor hoeven doen en dat
Bavo Europoort en andere onderdelen van Parnassia Bavo
scheelt.’
Groep is hij secretaris-generaal voor Horatio European Psychiatric Nurses; een aanspreekpunt voor EU-organen
Maar de communicatie blijft doorslaggevend
en andere internationale organisaties die zich bezighou-
voor een goede invoering, aldus de onderzoe-
den met innovaties in de psychiatrie.
kers, en daarin speelde vooral Van de Sande een lovenswaardige rol. Mulder. ‘Die was altijd
Niels Mulder, bijzonder hoogleraar Openbare Geestelijke
stand-by, liep over de verschillende afdelingen
Gezondheidszorg, is onderzoeker bij Bavo Europoort en
om bij te sturen, enthousiasmeerde aarzelaars en
Onderzoekcentrum O3 (Erasmus Medisch Centrum) en
blies het protocol nieuw leven in als dat ergens
publiceert over de acute psychiatrie, dwang & drang,
dreigde te verwateren.’ Vinger aan de pols, is dus
openbare geestelijke gezondheidszorg en bemoeizorg.
het devies, maar dat moet je ook in je hebben.
Hij is psychiater in een FACT-team.
Mulder: ‘Roland is niet alleen onderzoekskundig, hij heeft ook de benodigde praktijk en managementvaardigheden.’
34
ParnassiaBavo Academie
35
Lopend onderzoek bij Parnassia Bavo Groep 2010 - 2011
Introductie
In de volgende hoofdstukken wordt een overzicht gegeven van onderzoek van/bij Parnassia Bavo Groep in de periode 2010-2011. Voor de indeling van deze hoofdstukken zijn de voorgestelde DSM-5 diagnostische categorieën leidend geweest. De achterliggende gedachte is dat onze zorg (Diagnose Behandel Combinaties en zorgprogramma’s) volgens de DSM-categorieën is ingedeeld.
De categorieën zijn: • Neuro-ontwikkelingsstoornissen, inclusief ADHD: 11 studies • Schizofrenie-spectrum en andere psychotische stoornissen: 17 studies • Bipolaire, depressieve en aanverwante stoornissen: 10 studies • Angststoornissen: 2 studies • Trauma en stress-gerelateerde stoornissen: 4 studies • Voedings- en eetstoornissen: 7 studies • Middelengebruik en verslavingsstoornissen: 9 studies • Neurocognitieve stoornissen: 2 studies • Persoonlijkheidsstoornissen: 7 studies
36
Niet binnen alle voorgestelde DSM-5 categorieën vindt momenteel onderzoek plaats. De desbetreffende categorieën zijn niet als hoofdstuk in dit boek opgenomen. Verder is niet al het onderzoek dat bij Parnassia Bavo Groep plaatsvindt in te delen naar een diagnostische categorie. De resterende onderzoeken zijn ingedeeld onder een gezamenlijke noemer. Dit zijn: • Forensische psychiatrie: 4 studies • Interculturele psychiatrie: 7 studies • Terugdringen dwang en drang: 7 studies • Behandel-/zorgevaluatie: 21 studies • Onderzoek niet anderszins omschreven:
De samenstellers hebben veel moeite gedaan om al het onderzoek te verzamelen dat in dit overzicht thuishoort. Mogelijk ontbreekt er toch onderzoek. Onderzoekers die hun vermelding missen: meld je onderzoek aan in de onderzoeksdatabase die de Parnassia Bavo Academie onderhoudt op intranet Je onderzoek wordt opgenomen in het onderdeel Onderzoeksprogramma’s PBG en is voor alle collega’s raadpleegbaar. Meld je onderzoek aan via http://intranet.pba. parnassiabavogroep.nl/academie/Onderzoeksprogrammas-PBG (alleen beschikbaar als je ingelogd bent op het PBG-netwerk).
16 studies
ParnassiaBavo Academie
37
Neuroontwikkelingsstoornissen
38
Neuro-ontwikkelingsstoornissen
Internationale Multicenter ADHD Genetica studie (IMAGE) International Multicenter ADHD Genes study Zorgbedrijf
Lucertis
In samenwerking met
UMC St Radboud Nijmegen, VU Amsterdam, AMC, UMC Groningen
(Co-)promotor
prof.dr. J.K. Buitelaar, dr B. Franke
Subsidiegevers
NIH, ZonMW
Startjaar onderzoek
2004
Naam contactpersoon
Ellen Fliers
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Eén van de belangrijkste doelen van het IMAGE
Hierbij wordt gebruik gemaakt van zgn. endofeno-
onderzoek is het vinden van nieuwe genen die te
types. Zo zijn er bijvoorbeeld op chromosoom 13
maken hebben met ADHD.
waarschijnlijk genen te vinden die verband houden met een zwak verbaal geheugen waar veel kin-
ADHD is één van de meest voorkomende
deren met ADHD last van hebben. Ook bevinden
stoornissen bij kinderen in de basisschoolleef-
zich op chromosoom 2 mogelijk één of meerdere
tijd. ADHD leidt vaak tot ouder-kind problemen,
genen die verband houden met een verminderde
schoolproblemen en tot problemen in de omgang
aansturing en coördinatie van de motoriek, waar
met anderen. ADHD gaat vaak samen met andere
ook veel kinderen met ADHD last van hebben.
stoornissen. Ook op volwassen leeftijd geeft
Deze locaties zijn nu voor het eerst ontdekt door
ADHD vaak veel problemen.
het IMAGE onderzoek en zullen verder worden bekeken in de komende tijd, om precies uit te
Om de beste en meest effectieve behandeling
zoeken welke genen op welke manier het risico op
voor ADHD te ontwikkelen, is het belangrijk dat de
ADHD verhogen.
erfelijke factoren van ADHD bekend worden. In ieder geval zijn deze bevindingen één van de Aan het onderzoek doen ouders mee met twee
krachtigste tot nu toe gevonden in genetisch
kinderen tussen 5 en 18 jaar, waarbij tenminste
onderzoek naar ADHD!
1 kind (waarschijnlijk) ADHD heeft. Door te kijken op welke plekken in het genoom (verzameling van alle chromosomen) kinderen uit één gezin meer op elkaar lijken dan je normaal gezien verwacht, kunnen nieuwe risicogenen worden opgespoord.
ParnassiaBavo Academie
39
Neuro-ontwikkelingsstoornissen
Genome-wide association study of motor coordination problems in children with ADHD Zorgbedrijf
Lucertis
Startjaar onderzoek
2004
Naam contactpersoon
Ellen Fliers
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Motor coordination problems are frequent in
Although none of the findings reached
children with attention deficit/hyperactivity
genome-wide significance, bioinformatics analysis
disorder (ADHD). We performed a genome-wide
of the top-ranked findings revealed enrichment
association study to identify genes contributing to
of genes for motor neuropathy and amyotrophic
motor coordination problems, hypothesizing that
lateral sclerosis. Genes involved in neurite
the presence of such problems in children with
outgrowth and muscle function were also
ADHD may identify a sample of reduced genetic
enriched. Among the highest ranked genes were
heterogeneity.
MAP2K5, involved in restless legs syndrome, and CHD6, causing motor coordination problems
Children with ADHD from the International
in mice. Further characterization of these findings
Multicentre ADHD Genetic (IMAGE) study were
using DCD-Q subscales found nominal association
evaluated with the Parental Account of
for 15 SNPs.
Children’s Symptoms. Genetic association testing was performed in PLINK on 890 probands with
Our findings provide clues about the aetiology
genome-wide genotyping data. Bioinformatics
of motor coordination problems, but replication
enrichment-analysis was performed on highly
studies in independent samples are necessary.
ranked findings. Further characterization of the findings was conducted in 313 Dutch IMAGE children using the Developmental Coordination Disorder Questionnaire (DCD-Q).
40
Neuro-ontwikkelingsstoornissen
Rijden Nederlandse ADHD patiënten echt zo slecht? Do Dutch ADHD patients really drive that badly? Zorgbedrijf
PsyQ
In samenwerking met
PsyQ vestigingen Amsterdam, Apeldoorn, Breda, Eindhoven, Groningen, Haarlem, Den Haag, Leiden, Maastricht/Heerlen, Purmerend, Rotterdam, en Zaandam
(Co-)promotor
prof.dr. A. Beekman, dr. D. Bijlenga, dr. J.J.S. Kooij
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Annet Bron
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Amerikaans onderzoek heeft aangetoond dat
Uit de resultaten komt naar voren dat Nederlandse
patiënten met ADHD vaker illegaal rijden, vaker
ADHD patiënten tot 78% beter rijden dan ADHD
hun rijbewijs ingetrokken krijgen en meer boetes,
patiënten in de VS. Bijkomende angst, agressie,
snelheidsboetes, ongelukken en zelfveroorzaakte
jonge leeftijd en mannelijk geslacht vormen een
ongelukken hebben. Op grond hiervan zijn de
risico achter het stuur. Deze risicofactoren voor
richtlijnen vanuit het CBR verscherpt en zijn medi-
onveilig rijgedrag zijn niet specifiek voor ADHD.
sche keuringen, rijtests en verklaringen verplicht
Daarnaast normaliseert het huidige rijgedrag van
voor patiënten met ADHD die hun rijbewijs willen
patiënten bij gebruik van ADHD medicatie, wat
halen. Dit zorgt niet alleen voor hogere kosten (tot
een replicatie is van de eerdere positieve effecten
wel €450 per jaar), er ontstaat ook rechtsonge-
van ADHD medicatie op de rijprestatie.
lijkheid tussen patiënten vanwege ontbrekende criteria voor de keuring en gebrek aan kennis over risicofactoren bij keurende artsen. Deze studie heeft zich door middel van vragenlijsten gericht op de analyse van factoren die van invloed zijn op de rijvaardigheid (gedefinieerd als slechte rijuitkomsten in het verleden en onveilig rijgedrag in het heden), onder 330 volwassenen patiënten met ADHD. We hebben onze rijvaardigheidsdata vergeleken met rijvaardigheidsdata uit de VS, waarbij dezelfde vragenlijsten werden gebruikt. Tevens is gekeken naar het effect van ADHD medicatie op de zelfgerapporteerde en de door belangrijke anderen gerapporteerde rijvaardigheid.
ParnassiaBavo Academie
41
Neuro-ontwikkelingsstoornissen
Seksuele problemen bij volwassenen met ADHD Sexual problems in adults with ADHD Zorgbedrijf
PsyQ
Startjaar onderzoek
2009
Naam contactpersoon
Denise Bijlenga
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Volwassenen met Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) hebben grote problemen met hun aandacht en concentratie en zijn vaak impulsief en snel verveeld. Dit zou wel eens kunnen leiden tot problemen op het gebied van seksualiteit: snel afgeleid tijdens een vrijpartij, snel verveeld door seksuele handelingen of het impulsief aangaan van contacten of ervaringen kunnen voor moeilijkheden zorgen. Er is echter nog nauwelijks onderzoek gedaan naar het voorkomen van seksuele problemen bij deze groep patiënten. Vandaar dat wij met behulp van een vragenlijst die ontwikkeld is op de afdeling Seksuele Stoornissen (de Vragenlijst Seksuele Problemen van Jos Vroege) in kaart willen brengen hoe het zit met problemen van seksuele aard bij volwassenen met ADHD. Omgekeerd onderzoekt de afdeling Seksuele Stoornissen (Cees van der Rhee) de aanwezigheid van ADHD bij alle nieuwe patiënten gedurende een aantal maanden.
42
Neuro-ontwikkelingsstoornissen
Validiteit van het Diagnostische Instrument voor ADHD bij volwassenen (DIVA 2.0) Validity of the Dutch Diagnostic Interview for ADHD in Adults (DIVA 2.0) Zorgbedrijf
PsyQ
(Co-)promotor
prof.dr. A. Beekman, dr. D. Bijlenga, dr. J.J.S. Kooij
Startjaar onderzoek
2011
Naam contactpersoon
Annet Bron
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Het Diagnostisch Interview voor ADHD bij volwassenen (DIVA 2.0) is gebaseerd op de DSM-IV criteria voor ADHD. Het heeft een hoge face validiteit, en wordt zowel nationaal als internationaal gebruikt om ADHD bij volwassenen te diagnosticeren. Het instrument is echter nog niet gevalideerd. De psychometrische eigenschappen van de DIVA 2.0 die in dit onderzoek beschreven zullen worden, zijn: - de interne consistentie van het interview (interitem correlaties en factoranalyse), - de construct validiteit (vergelijking van het disfunctioneren met kwaliteit van leven), en - de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (waarbij verschillende behandelaars een aantal video’s met een DIVA 2.0 opname beoordelen). De uiteindelijke validering van de DIVA 2.0 zal tegemoet komen aan de wetenschappelijke onderbouwing van de diagnose ADHD bij volwassenen.
ParnassiaBavo Academie
43
Neuro-ontwikkelingsstoornissen
De relatie tussen klinische effectiviteit van OROS-methylfenidaat in volwassenen met ADHD en de effectiviteit zoals gemeten met twee versies van de Continuous PerformanceTest (CPT): een dubbelblinde placebo gecontroleerde medicatie studie The relationship between clinical effectiveness of OROSmethylphenidate in adults with ADHD and effectiveness as measured with two versions of the Continuous Performance Test: a doubleblind placebo controlled medication trial Zorgbedrijf
PsyQ
Startjaar onderzoek
2009
Naam contactpersoon
Denise Bijlenga
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Volwassenen met Attention Deficit Hyperactivity
Omdat er verschillende versies van de taak
Disorder (ADHD) vinden het door hun aandachts-
commercieel beschikbaar zijn, vergelijken we in
problemen vaak moeilijk om vast te stellen of hun
dit onderzoek de twee meest bekende versies.
behandeling werkt of niet. Ze kunnen slecht ont-
Elke deelnemer maakt de test drie keer: één keer
houden hoe ze functioneerden voor de behande-
bij aanvang van het onderzoek, één keer onder
ling en zien dus ook niet of de behandeling goed
placebo en één keer onder OROS-methylfenidaat
aanslaat. Dit leidt tot staken van de behandeling
(de werkzame stof in Concerta, een van de lang-
en daarmee tot onnodige terugval in symptomen.
werkende medicijnen tegen ADHD). We hopen dat we met het onderzoek kunnen aantonen welke
Deze patiënten zouden voor het vergroten van hun
versie van de CPT het meest geschikt is om in de
therapietrouw erg gebaat zijn bij een kwantita-
klinische praktijk te gebruiken om aan patiënten
tieve, harde maat voor hun verbetering. Die is
op een kwantitatieve manier te laten zien dat hun
mogelijk te vinden in een computertaak voor het
medicatie wel degelijk werkt.
meten van aandacht en impulsiviteit (kernsymptomen van de stoornis), de zogenaamde Conti-
Zo denken we bij te kunnen dragen aan het ver-
nuous PerformanceTest (CPT). Met deze test is
groten van de therapietrouw bij deze mensen.
al herhaaldelijk aangetoond dat volwassenen met ADHD er slecht op presteren en dat deze prestatie bovendien verbetert met medicatie tegen ADHD.
44
Neuro-ontwikkelingsstoornissen
Training van cognitieve functies bij kinderen met ADHD met behulp van een computerspel Training of cognitive functions of children with ADHD by means of a computer game Zorgbedrijf
Lucertis
In samenwerking met
UvA
Subsidiegevers
Stichting Gezondheidszorg Spaarneland
Startjaar onderzoek
2009
Naam contactpersoon
Esther ten Brink
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Er is grote behoefte aan nieuwe behandelmetho-
Het onderzoek in deze derde fase behelst het
dieken voor de kinderen met ADHD bij wie medi-
vaststellen van de optimale parameters voor de
catie niet of slechts gedeeltelijk werkt. Bovendien
trainingstaken binnen het ADHD computerspel
is er behoefte aan een methodiek waarbij het
en het onderzoeken van de mogelijkheden om de
kind zelf getraind wordt in het leren reguleren
trainingstaken efficiënter te maken.
van zijn ADHD gerelateerde problemen, op een voor het kind aansprekende manier. Het gebruik
In dit onderzoek gaat het om kinderen in de leef-
van een computer game komt aan deze behoefte
tijd van 8 tot 12 jaar met ADHD. Er is reeds een
tegemoet.
pilotstudy uitgevoerd bij 60 kinderen met ADHD, aangemeld bij GGZ Dijk en Duin. Hieruit bleken
Het is bekend dat kinderen met ADHD zich veel
zeer veelbelovende resultaten (Prins et al., 2006).
beter kunnen concentreren, beter kunnen plannen
De kinderen presteerden beter dan op een regu-
en organiseren wanneer zij taken op een compu-
liere gecomputeriseerde trainingstaak wanneer zij
ter uitvoeren. Onlangs is een onderzoek versche-
de training in een game variant uitvoerden. Hun
nen waarin het werkgeheugen van kinderen met
werkgeheugen verbeterde in zeer korte tijd, in
ADHD getraind werd via een gecomputeriseerde
even sterke mate als Klingberg bereikte met een
training (Klingberg et al., 2005). Bovendien bleken
veel langer durende training. Deze interventie is
de kinderen zeer enthousiast te zijn over het
niet alleen veelbelovend, maar ook zeer kortdu-
computerspel.
rend (3 sessies van 40 minuten).
Wij zouden willen nagaan in hoeverre dit computerspel zorgt voor een reductie van het ADHD gerelateerde probleemgedrag op school en thuis op de korte en de lange termijn. Dan kan dit computerspel in zijn huidige vorm reeds ingezet worden in de reguliere behandelpraktijk.
ParnassiaBavo Academie
45
Neuro-ontwikkelingsstoornissen
Een inventarisatie van de relatie tussen aandachtsproblemen, slaappatroon, stemmingsproblemen, activiteit en algemene gezondheid An inventory of the relationship between attention problems, sleep patterns, mood problems, activity and general health Zorgbedrijf
PsyQ
In samenwerking met
Universiteit Leiden, Nederlands Kanker Instituut
Startjaar onderzoek
2009
Naam contactpersoon
Denise Bijlenga
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Er zijn aanwijzingen dat allerlei gezondheidspro-
Daarvoor moet eerst bevestigd worden dat de
blemen samenhangen met hoeveel uur mensen
klinisch waargenomen clustering van risico’s
slapen en hoe regelmatig ze dit doen. Mensen die
inderdaad voorkomt bij volwassenen met ADHD.
korter slapen of die door bijvoorbeeld wisselende
Daarvoor verzamelen we bij een grote groep
diensten een regelmatig verschuivend slaap-
volwassenen met ADHD, maar ook bij mensen
patroon hebben, lopen grotere risico’s op onder
zonder ADHD, gegevens over die risicofactoren,
andere overgewicht, hoge bloeddruk, hart- en vaat-
zodat we aan de hand daarvan verdiepende onder-
ziekten, maar ook op kanker. Deze samenhang lijkt
zoeksvragen kunnen genereren.
te maken te hebben met het een verstoring van het circadiane (dag/nacht) ritme van de mens. Bij volwassenen met Attention-Deficit/Hyperacticity Disorder (ADHD) zijn er klinisch verschillende aanwijzingen voor verstoring van ritmes te vinden: ze gaan vaak extreem laat naar bed (waardoor ze slaaptekort opbouwen), zijn ‘s avonds en ‘s nachts actief in plaats van overdag, hebben meer seizoensgebonden stemmingsklachten (ook een ritmeprobleem) en eten onregelmatiger. Deze clustering van risicofactoren voor gezondheidsproblemen zorgt er voor dat het in de groep volwassenen met ADHD van extra belang is preventief te kijken naar deze risico’s en daarmee aan de slag te gaan, bijvoorbeeld door de ritmeproblemen te behandelen met melatonine of lichttherapie.
46
Neuro-ontwikkelingsstoornissen
Invloed van ADHD medicatie op rookgedrag en nicotinebehoefte bij volwassenen met ADHD Direct and delayed effects of ADHD medication on smoking and nicotine craving in adults with ADHD Zorgbedrijf
PsyQ
(Co-)promotor
prof.dr. A. Beekman, dr. D. Bijlenga, dr. J.J.S. Kooij
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Annet Bron
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
De prevalentie van roken onder patiënten met
Er zal worden gekeken naar verschillen binnen
ADHD is gemiddeld 2 keer zo hoog als in de
patiënten tussen de baseline meting, het directe
algemene populatie. Ook beginnen zij gemiddeld
effect van stimulantia, en het uitgestelde effect
op een jongere leeftijd met roken, hebben ze een
van methylfenidaat. Daarnaast zullen deelvragen
groter risico op nicotineafhankelijkheid en zijn zij
over het dosis-respons effect op het rookgedrag,
minder succesvol in het stoppen met roken.
het effect van comorbide stoornissen op roken, en de invloed van life-events op rookgedrag worden
Uit verschillende onderzoeken komt naar voren dat
beantwoord.
er een relatie is tussen het gebruik van methylfenidaat en een toename van de nicotinebe-
Indien de resultaten wijzen op een verhoging van
hoefte. Aangezien methylfenidaat de eerste keus
de nicotinebehoefte en/of het aantal sigaretten
behandelmethode is bij ADHD, vormt dit mogelijk
dat gerookt wordt bij patiënten met ADHD die
een extra risico voor de gezondheid van deze
behandeld worden met methylfenidaat, zul-
patiëntenpopulatie.
len patiënten geïnformeerd worden over deze mogelijke bijwerking. Daarnaast kan worden
Dit onderzoek richt zich door middel van vragen-
overwogen om patiënten die roken met een ander
lijsten op het directe en uitgestelde effect van
middel dan methylfenidaat te behandelen, en het
methylfenidaat op het rookgedrag en de nicoti-
behandelaanbod te verbreden met een stoppen-
nebehoefte bij 238 volwassenen met ADHD, die
met-roken-programma parallel aan behandeling
roken of in het verleden hebben gerookt. Deze
met methylfenidaat.
patiënten vullen tijdens het eerste artsenconsult de vragenlijst over de nulmeting in, krijgen na 1 tot 3 weken gebruik van methylfenidaat de vragenlijst voor de meting van het directe effect, en na 2,5 tot 3,5 maand de vragenlijst voor de meting van het uitgestelde effect. Bij alle metingen wordt gevraagd naar het huidige rookgedrag, hoeveel sigaretten/shag/sigaren/joints ze roken, eventuele stop pogingen, en de behoefte aan roken.
ParnassiaBavo Academie
47
Neuro-ontwikkelingsstoornissen
Social Spectrum Study (Spectrum): een multicenter studie naar Autisme Spectrum Stoornissen in Zuid West Nederland Social Spectrum Study: a multicenter study on Autism Spectrum Disorders in the South West of the Netherlands Zorgbedrijf
Lucertis
In samenwerking met
Erasmus MC Sophia Kinderziekenhuis, Riagg Rijnmond, Yulius, GGZ WNB en Emergis
(Co-)promotor
prof.dr. F.C. Verhulst, dr. K. Greaves-Lord
Subsidiegevers
Endowed Chair SAR Sophia Stichting
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Jacqueline Bailly
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
De ‘Social Spectrum Study’, kortweg ‘Spectrum’,
Methode: Bij alle kinderen van 1,5 t/m 18 jaar
is een multicenterstudie naar de sociale ontwikke-
die nieuw worden aangemeld bij zes centra in
ling van kinderen verwezen naar de Jeugd GGZ en
zuidwest Nederland zullen een aantal algemene
Autisme Spectrum Stoornissen (ASS). Spectrum
kenmerken en de ontwikkeling(sproblemen) op
heeft de volgende vier doelstellingen:
verschillende gebieden in kaart worden gebracht
1. Het onderzoeken van de bijdrage in de klinische
door middel van vragenlijsten. Vervolgens worden
praktijk van het gebruik van verschillende
kinderen die op M-CHAT of SRS boven de drem-
gestandaardiseerde instrumenten voor de
pelwaarde scoren plus een controle groep van ca.
tijdige herkenning en diagnostiek van ASS en
100 kinderen die onder de drempelwaarde scoren,
bijkomende ontwikkelingsproblemen. Speciale
benaderd voor verder onderzoek. Hierbij wordt
aandacht zal daarbij uitgaan naar het gebruik
deels zoveel mogelijk gebruik gemaakt van diag-
van meerdere informanten en het inzetten van
nostische informatie die al beschikbaar is uit het
deze instrumenten bij minderheidsgroepen.
klinische diagnostische traject. Daarnaast worden
2. Het beter in kaart brengen van de diversiteit
ouders en kinderen gevraagd om mee te werken
binnen ASS door de relaties tussen autistische
aan uitgebreidere, verdiepende diagnostiek over
kenmerken en overige ontwikkelingsdomeinen
aan ASS gerelateerde ontwikkelingsproblemen,
verder te onderzoeken.
zoals mogelijke problemen in de motoriek en
3. Onderzoek naar het zorggebruik en de kwaliteit van leven van kinderen en hun ouders in relatie
digheden. Ook worden verschillende kenmerken
tot verschillende mogelijke voorspellers.
en zorgen van familieleden in kaart gebracht met
4. Onderzoek naar de rol van biologische en omgevingsfactoren en hoe verschillende kenmerken zich voordoen in de familie.
48
sensoriek, plus adaptieve en exceptionele vaar-
verschillende vragenlijsten.
Neuro-ontwikkelingsstoornissen
In kaart brengen van de persoonlijkheid in het autismespectrum Mapping the personality in the autism spectrum Zorgbedrijf
Lucertis
In samenwerking met
Erasmus MC
Startjaar onderzoek
2007
Naam contactpersoon
Richard Vuijk
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Het kennen van de persoonlijkheid heeft een
In vergelijking met onderzoek van Soderstrom
meerwaarde voor de behandeling en maakt
e.a. (2002) is onze doelgroep breder van opzet en
sterke en zwakke kanten van het individu met een
groter in aantal, namelijk het gehele autismespec-
Autisme Spectrum Stoornis (ASS) meer inzich-
trum in plaats van enkel de stoornis van Asperger
telijk. De ervaring van Horwitz (2004) is dat een
en een onderzoekspopulatie van 85 personen in
dimensionale persoonlijkheidsbeschrijving nuttiger
plaats van 31 personen.
is om na te streven dan een categoriale (zoals in de DSM-IV) persoonlijkheidsbeschrijving, met
In vergelijking met het onderzoek van Westergern
aandacht voor de adaptieve aspecten van de per-
e.a. (2006) is ons onderzoek gericht op het in kaart
soonlijkheid. Wanneer iemand een diagnose ASS
brengen van zowel de positieve (ofwel adaptieve)
heeft, dan is daarmee nog weinig gezegd over
als negatieve aspecten van de persoonlijkheid in
zijn temperament, zijn karakter, zijn persoonlijk-
plaats van enkel gericht op psychopathologie en
heid. Mensen met ASS zijn meer dan alleen hun
persoonlijkheidsstoornissen bij mensen met ASS.
stoornis. Mensen met ASS hebben temperament, hebben karakter en hebben persoonlijkheid. De persoonlijkheid, hoe gezond of hoe gestoord ook, geeft de mens een gezicht, een diepgang. Als we een bepaald persoonlijkheidsprofiel vaststellen bij mensen met ASS, dan geeft dat meer zicht, meer kleur en meer vorm aan de diagnose ASS.
ParnassiaBavo Academie
49
Schizofrenie-spectrum en andere psychotische stoornissen
50
Schizofrenie-spectrum en andere psychotische stoornissen
Hallucinaties toegedicht aan djinns Hallucinations attributed to djinns Zorgbedrijf
Parnassia Bavo Academie
(Co-)promotor
prof.dr. H.W. Hoek; dr. J.D. Blom
Startjaar onderzoek
2011
Naam contactpersoon
Anastasia Lim
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van de studie: - analyse van de fenomenologische karakteristieken van hallucinaties die worden toegedicht aan djinns, - analyse van de copingstrategieën van islamitische patiënten met dergelijke hallucinaties, - analyse van de neurobiologische correlaten van samengestelde hallucinaties, en - onderzoeken van de effectiviteit van behandelingen. Methoden: - Inventariseren van de fenomenologische karakteristieken (vragenlijsten), - inventarisatie van de copingstrategieën fMRI-scan (op indicatie), en - evaluatie effectiviteit van behandelingen.
ParnassiaBavo Academie
51
Schizofrenie-spectrum en andere psychotische stoornissen
EDIE.nl: Early Detection and Intervention Evaluation
Zorgbedrijf
Parnassia, PsyQ
In samenwerking met
VU Amsterdam, AMC, Rivierduinen, GGz Friesland
(Co-)promotor
prof.dr. M. van der Gaag, prof.dr. D.H. Linszen, prof.dr. P. Cuijpers
Subsidiegevers
ZonMW
Startjaar onderzoek
2007
Naam contactpersoon
Judith Rietdijk
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van de studie:
Patiëntbelang: de patiënten met een verhoogd
De vroegdetectie en preventie van psychosen bij
risico op een psychose worden nauwlettend in de
jonge mensen die zich aanmelden bij de deelne-
gaten gehouden, zodat de patiënt na een transitie
mende instanties en die sub-klinische psychoti-
naar een psychose direct kan worden ondersteund
sche symptomen rapporteren.
en geholpen. De duur onbehandelde psychose kan hierdoor worden teruggebracht naar 0 dagen
Methoden:
(tegen een half jaar gemiddeld in de reguliere
Bij de groep at risk mensen worden gedurende 18
zorg). Op deze manier kunnen de gevolgen beter
maanden risicofactoren voor de ontwikkeling van
worden gecontroleerd, de schade als gevolg van
een psychose in kaart gebracht. Deze risicofac-
de psychose worden beperkt en de prognose ver-
toren worden gemeten met behulp van inter-
beterd. In de toekomst kan met de kennis uit dit
views, vragenlijsten, demografische gegevens en
onderzoek psychose wellicht worden voorkomen
genetisch-materiaal (DNA).
bij nieuwe patiënten.
Wetenschappelijk belang: Het is een gerandomi-
De inclusieperiode is afgesloten met 201 inclusies.
seerde gecontroleerde trial bij patiënten waarbij het effect van een nieuwe preventieve cognitieve gedrags therapie wordt gemeten en vergeleken met treatment as usual.
52
Schizofrenie-spectrum en andere psychotische stoornissen
EU-GEI: Europese studie naar gen-X omgeving combinaties bij mensen at risk voor het ontwikkelen van een psychose Zorgbedrijf
Parnassia
In samenwerking met
VU Amsterdam, UvA en AMC; internationale gespecialiseerde instituten
Subsidiegevers
Europese Unie, beheerd door AMC/UvA
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Mark van der Gaag
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van de studie:
De oorzaak voor het ontwikkelen van psychische
Inzicht krijgen in de invloed van erfelijke eigen-
klachten is onbekend, maar wel zijn onderzoekers
schappen en omgevingsfactoren in de kwetsbaar-
het erover eens dat zowel erfelijke als omge-
heid voor het ontwikkelen van een toekomstige
vingsfactoren een rol spelen. In dit onderzoek
psychose.
richten we ons vooral op de samenhang tussen deze factoren. Er is bijvoorbeeld bekend dat
Methoden:
mensen die opgroeien in verstedelijkte gebieden
Deze studie zal blootstelling aan omgeving-
een groter risico hebben op het ontwikkelen van
stressoren en symptomen meten met behulp van
psychische klachten dan mensen die opgroeien
interviews en vragenlijsten, de afname van erfelijk
op het platteland. In dit onderzoek naar jongeren
materiaal (DNA) en hersenstructuur (MRI scan van
met hoog- risico klachten, willen we nagaan of
de hersenen). Bij de groep at risk mensen worden
de wederzijdse invloed van bepaalde erfelijke
risicofactoren en genen in kaart gebracht en gedu-
eigenschappen en omgevingsfactoren de kans op
rende twee jaar vervolgd.
psychische problemen verhoogt. Mensen zonder psychische klachten, met dezelfde etnische achtergrond en afkomstig uit dezelfde regio, worden gevraagd mee te doen om de resultaten onderling te kunnen vergelijken.
ParnassiaBavo Academie
53
Schizofrenie-spectrum en andere psychotische stoornissen
Geluksgevoel en schizofrenie Happiness and Schizophrenia Zorgbedrijf
Parnassia
Startjaar onderzoek
2011
Naam contactpersoon
Hans Oolders
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Schizofrenie is een ernstige chronische aandoe-
Kwaliteit van leven wordt doorgaans gemeten in
ning, die rond de adolescentie leeftijd tot uiting
een specifieke populatie en is er onderscheid in
komt. Een jeugdig persoon bevindt zich bij de
objectieve en subjectieve kwaliteit van leven, zoals
aanvang van het benutten van zijn levenskan-
nu in de Routine Outcome Monitoring (ROM).
sen, is gezond en er staat weinig in de weg om
Door rechtstreeks te vragen naar het geluksge-
een zinvol, gelukkig bestaan op te bouwen. De
voel van de patiënt kan een meer volledig beeld
diagnose schizofrenie kan een “streep door de
gegeven worden over zijn gevoel. Het kan ook
rekening” betekenen.
verduidelijken of patiënten met een ernstige chronische aandoening minder gelukkig zijn dan
Deze aandoening heeft ook invloed op cognitie en
mensen zonder deze aandoening.
gevoel. Anhedonie (het niet kunnen ervaren van vreugde) wordt al geruime tijd als een centraal
Deze gegevens zijn ook van belang met betrek-
kenmerk van schizofrenie beschouwd (Bleuler,
king tot het maken en geven van psycho-educatie
1950; Kraepelin, 1919/1971). Geluk is niet eenvou-
programma’s.
dig te definiëren. Termen als kwaliteit van leven, welbevinden, gezondheid, welvaart en geluk worden door elkaar gebruikt.
Ruim 820 patiënten van afdeling Parnassia Ambulant Centrum voor Volwassenen Zuid (PACV Zuid) zijn bevraagd, ruim 20% heeft gerespondeerd.
54
Schizofrenie-spectrum en andere psychotische stoornissen
Genetic Risk and OUtcome of Psychosis (GROUP)
Zorgbedrijf
Parnassia
In samenwerking met
UMC Utrecht, UMC Groningen, AMC Amsterdam, UMC Maastricht en ca. 30 perifere instellingen
(Co-)promotor
prof.dr. M. van der Gaag, prof.dr. D.H. Linszen, dr. W. Veling
Subsidiegevers
NWO
Startjaar onderzoek
2005
Naam contactpersoon
Helga Ising
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Landelijk onderzoek naar risico- en beschermende factoren voor het krijgen van een psychose. Doel van de studie: Deze landelijke studie heeft tot doel om risicofactoren, maar ook beschermende factoren voor het krijgen van een psychose in kaart te brengen. Methoden: - Ca. 30 vragenlijsten, gericht op (1) symptomatologie, (2) risico- en beschermende factoren, en (3) behandeling en beloop, - lichamelijk onderzoek, en - bloedonderzoek.
ParnassiaBavo Academie
55
Schizofrenie-spectrum en andere psychotische stoornissen
Onderzoek naar de nieuwe Kwaliteitstoetsing Regionaal Aanbod Schizofreniezorg (KRAS) Research with the second version of the Quality Assessment of Regional Treatment Systems for Schizophrenia (QUARTS) Zorgbedrijf
Dijk & Duin, Parnassia Bavo Academie
In samenwerking met
Kenniscentrum Phrenos
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Barbara Schaefer
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Met de KRAS (Kwaliteitstoetsing Regionaal
Kenniscentrum Phrenos (samenvoeging van de
Aanbod Schizofreniezorg) kan de kwaliteit van
voormalige Schizofreniestichting en het voormalig
het zorgaanbod voor cliënten met schizofrenie (of
Kenniscentrum Rehabilitatie) heeft eind 2010 aan
aanverwante psychotische stoornissen) getoetst
het ketenzorgbedrijf Dijk en Duin en de Parnassia
worden. De KRAS maakt gebruik van intercol-
Bavo Academie gevraagd om de KRAS aan te pas-
legiale toetsing: vertegenwoordigers van regio’s
sen en de nieuwe versie van de KRAS te toetsen
toetsen elkaar. De toetsing vindt plaats vanuit het
bij drie zorgregio’s.
perspectief van cliënten, familie, GGZ-medewer-
Op basis van de toetsing zullen de laatste inhou-
kers en vertegenwoordigers van andere hulp en
delijke en praktische aanpassingen gedaan worden
dienstverlenende instellingen in de regio.
zodat de nieuwe KRAS half 2012 opgenomen kan
Door het gebruik van de KRAS kan een regio
worden in de toolkit van Kenniscentrum Phrenos.
inzicht krijgen in de eigen vorderingen op het
Met de nieuwe KRAS kan in de nabije toekomst
gebied van psychosezorg en het instrument geeft
worden nagegaan of er zinvolle verbindingen te
ook aanknopingspunten voor gerichte verbeter-
leggen zijn met de toetsings- c.q. certificeringstra-
acties. Wanneer meerdere regio’s met de KRAS
jecten voor ACT- en FACT-teams in Nederland zoals
toetsen, draagt dat bij aan een beter inzicht in de
die door het CCAF worden uitgevoerd. Ook moet
staat van de psychosezorg in Nederland.
worden onderzocht hoe de KRAS-bevindingen
De KRAS is, met succes, al uitgevoerd in verschil-
(niveau van het zorgaanbod) zich verhouden tot
lende regio’s in Nederland, er is echter behoefte
bevindingen die via Routine Outcome Monitoring
de KRAS aan te passen om de volgende redenen:
(ROM; niveau van individuele zorguitkomsten)
1) De update van de multidisciplinaire richtlijn schi-
worden verkregen.
zofrenie is in 2011 gereed gekomen. Dit betekent dat de zorgstandaard waarop de KRAS is gebaseerd, inmiddels gedeeltelijk achterhaald is. 2) Toepassing van de KRAS in de eerdere toetsingstrajecten leert dat de KRAS praktische en inhoudelijke aanpassingen behoeft. De KRAS is te tijdrovend en op onderdelen inadequaat. Sommige onderdelen kunnen ingekort of vereenvoudigd worden en andere onderdelen verdienen extra uitwerking. 56
Schizofrenie-spectrum en andere psychotische stoornissen
Trial metacognitieve training
Zorgbedrijf
Parnassia
In samenwerking met
Reinier van Arkelgroep, ‘s-Hertogenbosch; VU Amsterdam; GGZ NHN, GGZ Delfland, Yulius, GGZ Drenthe
Subsidiegevers
ZonMW
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Petra Bervoets
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Laboratoriumstudies hebben bevestigd dat een
Methoden: het betreft een gerandomiseerde kli-
aantal denkstijlen verantwoordelijk zijn voor het
nische trial met twee studie armen: een controle-
ontstaan en voortduren van de achterdocht. In een
groep en een experimentele groep. Na screening
poging om deze bevindingen om te zetten in een
en informed consent vindt randomisatie plaats
interventie is de Meta Cognitieve Training (MCT)
waarbij cliënten willekeurig worden ingedeeld
ontwikkeld. Het is voor het eerst dat, na een aan-
in één van de twee condities. De experimentele
tal veelbelovende pilots, deze training onderzocht
groep start direct met de groepsgewijze training
wordt op (kosten-)effectiviteit.
van 8 sessies, parallel aan de gebruikelijke zorg. De controlegroep ontvangt gebruikelijke zorg. Er is
Doel van de studie: het betreft een effectiviteits-
een voormeting, een nameting en een follow-up
studie met een daaraan gekoppelde kostenef-
na 4 maanden.
fectiviteitsstudie van de metacognitieve training. Deze groepsgewijze training wordt verondersteld denkstijlen te beïnvloeden die verantwoordelijk zijn voor het ontstaan en voortduren van achterdocht.
ParnassiaBavo Academie
57
Schizofrenie-spectrum en andere psychotische stoornissen
Multilevel Investigation of Neuropsychological Dimensions and Migration in Association with Psychosis Zorgbedrijf
Parnassia
In samenwerking met
VU Amsterdam
(Co-)promotor
prof.dr. M. van der Gaag, dr. W. Veling
Startjaar onderzoek
2009
Naam contactpersoon
Luyken Stouten
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van de studie:
Methoden:
Het doel van de huidige studie is te onderzoeken
Assessment van 7 verschillende cognitieve
welke cross-sectionele en longitudinale relaties
domeinen door middel van 15 neurocognitieve
bestaan tussen verschillende domeinen van
subtesten bij populatie vroege psychose en
cognitief functioneren en (een verhoogd risico op)
populatie verhoogd risico op psychose. De studie
symptomen, beloop en uitkomst van de eerste
omvat een baseline inclusieperiode van 1 jaar
episode van schizofrenie/psychose.
met drie vervolgmetingen (6 maanden, 1 jaar en
Cognitieve beperkingen zijn een centraal kenmerk
2 jaar na baseline). Voor het beantwoorden van de
van schizofrenie, grotendeels onafhankelijk van
onderzoeksvragen zullen de volgende statistische
andere symptomen en waarschijnlijk een meer
technieken worden gebruikt: Pearson’s correlatie
betrouwbare voorspeller van functionele uitkomst
coëfficiënt, (M)AN(C)OVA, repeated measure
dan positieve en negatieve symptomen. Ondanks
analyse (general linear model), regressie-analyse
deze conclusie is er nog weinig gedetailleerde en
en multi-level analyse.
onomstreden kennis over de relaties tussen cognitief functioneren en schizofrenie. De resultaten van de uitgevoerde onderzoeken spreken elkaar vaak tegen, veel studies betroffen kleine samples of chronische schizofrenie patiënten en er zijn maar weinig longitudinale studies. Ook is er weinig bekend over etnische verschillen in cognitieve functiestoornissen.
58
Schizofrenie-spectrum en andere psychotische stoornissen
Migration, psychosis and immune activation
Zorgbedrijf
Parnassia
In samenwerking met
Erasmus MC
Subsidiegevers
Erasmus MC
Startjaar onderzoek
2011
Naam contactpersoon
Wim Veling
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Patiënt controle onderzoek. De activatie van monocyten en T-cellen wordt vergeleken tussen Marokkaanse mannen met schizofrenie die voor hun 5e levensjaar migreerden, Marokkaanse mannen zonder schizofrenie die in hun vroege leven migreerden, Nederlandse mannen met schizofrenie en Nederlandse mannen zonder schizofrenie. Bij alle proefpersonen wordt 50 ml bloed afgenomen. Met behulp van respectievelijk kwantitatieve PCR en FACS analyse worden mRNA in monocyten en intracellulaire cytokines in T cellen gemeten. Met vragenlijsten worden migratiegeschiedenis, andere levensgebeurtenissen en (vroege) psychosociale stress in kaart gebracht. De gemiddelde hoeveelheid mRNA en cytokines wordt tussen de groepen vergeleken, gecorrigeerd voor medicatiegebruik en andere ervaren stress.
ParnassiaBavo Academie
59
Schizofrenie-spectrum en andere psychotische stoornissen
Model-free analyse van fMRI-data bij stemmenhoorders
Zorgbedrijf
Parnassia
In samenwerking met
Neuroimaging center, RuG; Divisie Hersenen, UMC Utrecht
(Co-)promotor
prof.dr. H.W. Hoek, prof.dr. A. Aleman, dr. J.D. Blom, dr. R. Goekoop
Startjaar onderzoek
2009
Naam contactpersoon
Jasper Looijestijn
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van de studie: - Analyse van de neurobiologische correlaten van verbale akoestische hallucinaties (VAH), en - identificeren van ‘hubs’ in het auditieve netwerk die geschikt zijn voor targeting met rTMS of DBS (deep-brain stimulation). Methoden: - Model-based analyses van fMRI-data (beperkt aantal), - model-free analyses van fMRI-data, - independent-component analyses van fMRIdata, en - netwerkanalyses van fMRI-data.
60
Schizofrenie-spectrum en andere psychotische stoornissen
Money for Medication: Een gerandomiseerde gecontroleerde studie naar de effectiviteit van financiële beloningen ter verbetering van medicatietrouw in patiënten met een psychotische stoornis Money for Medication: A randomized controlled study on the effectiveness of financial incentives to improve medication adherence in patients with a psychotic disorder.
Zorgbedrijf
Palier, Parnassia, Bavo-Europoort, Brijder
In samenwerking met
Erasmus Universiteit (onderzoeksgroep O3)
(Co-)promotor
Prof.dr. C.L. Mulder
Startjaar onderzoek
2009
Naam contactpersoon
Charlotte Audier
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Money for Medication (M4M) is een gerandomi-
De huidige studie is een RCT om de effectiviteit
seerde, gecontroleerde studie naar de effectiviteit
van M4M in het verhogen van de medicatietrouw
van Contingency Management (CM) in het verbe-
bij patiënten met psychotische stoornissen te
teren van medicatietrouw met antipsychotische
onderzoeken. De patiënten zullen random worden
depot medicatie in patiënten met een psychotische
toegewezen aan de experimentele groep, waarbij
stoornis.
de patiënten M4M zullen ontvangen bovenop hun reguliere behandeling, of de controlegroep, waarbij
Het niet of gebrekkig innemen van de voorge-
de patiënten alleen hun reguliere behandeling
schreven antipsychotica is een veel voorkomend
zullen ontvangen zonder vergoeding voor medi-
probleem en wordt sterk geassocieerd met diverse
catie-inname. De interventie zal twaalf maanden
nadelige uitkomsten voor zowel de patiënt als de
duren, gevolgd door een periode van zes maanden
maatschappij. Eerder onderzoek heeft positieve
follow-up waarin de effecten van het beëindigen van
resultaten laten zien voor interventies gebaseerd
M4M op de medicatie-acceptatie gemonitord zullen
op ‘Contingency Management’ principes, waar-
worden.
bij gewenst gedrag wordt aangemoedigd door beloningen contingent op het gewenste gedrag te
Onze primaire uitkomstmaat is het percentage geac-
verschaffen.
cepteerde depots gedurende de interventie en na het beëindigen van de interventie. Onze secundaire
Er is vooralsnog weinig bekend over de effectiviteit
maten zijn de langste periode van ononderbroken
van CM in het verbeteren van de therapietrouw in
depot acceptatie, de tijd voordat het depot wordt
patiënten met psychotische stoornissen. Uit een
geaccepteerd, het aantal opnames in psychiatrische
eerder uitgevoerde pilot study van onze groep onder
instellingen, het middelenmisbruik van de patiënten,
vijf patiënten bleek het belonen van medicatie-
hun symptomen, hun sociaal en psychologische
inname samen te gaan met een sterke toename
functioneren en hun subjectieve welzijn. Ook zullen
in medicatietrouw en een aanzienlijke reductie in
we M4M onderzoeken in termen van de kosten-
(crisis-)opnames.
utiliteit vanuit het perspectief van de maatschappij.
ParnassiaBavo Academie
61
Schizofrenie-spectrum en andere psychotische stoornissen
Muzikale hallucinaties
Zorgbedrijf
Parnassia
In samenwerking met
Haga ziekenhuis, UMC Utrecht
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Jan Dirk Blom
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van de studie: - Analyse van de fenomenologische karakteristieken van muzikale hallucinaties (MH), - analyse van de neurobiologische correlaten van MH, - analyse van het beloop van MH, en - onderzoeken van de effectiviteit van behandelingen voor MH. Methoden: - Inventariseren van de fenomenologische karakteristieken van MH (vragenlijsten), - KNO-onderzoek (onder andere audiogram, - MRI-scan, en - evaluatie effectiviteit van behandelingen.
62
Schizofrenie-spectrum en andere psychotische stoornissen
REFLEX: multicenter onderzoek naar verbetering ziekteinzicht door training in zelfreflectie bij schizofrenie Zorgbedrijf
Parnassia
In samenwerking met
UMCG Groningen en 8-tal Nederlandse zorginstellingen
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Mark van der Gaag
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel:
Methoden:
Het doel van het onderzoek is via het stimuleren
Patiënten die voldoen aan de inclusie-criteria
van zelfreflectie het ziekte-inzicht te verbeteren.
(diagnose schizofrenie volgens de DSM-IV-TR,
Bij 50 tot 80% van de mensen met schizofrenie
verminderd ziekte-inzicht, stigmagevoeligheid,
is er sprake van een verminderd ziekte-inzicht. Uit
wilsbekwaam & ouder dan 18) worden door loting
onderzoek blijkt dat deze mensen minder goed
toegewezen aan een van beide condities (behan-
functioneren in het dagelijkse leven en ook minder
del- of controleconditie). Na toewijzing en de
therapietrouw zijn dan mensen bij wie het inzicht
voormeting wordt gestart met een groepsgewijze
beter is. Het verbeteren van ziekte-inzicht zou
behandeling. Deze bestaat uit 12 wekelijkse ses-
dan ook een belangrijke pijler van de behandeling
sies van elk een uur. De controleconditie bestaat
van mensen met schizofrenie moeten zijn. Tot op
uit groepsgewijze cognitieve revalidatie.
heden zijn er echter nog maar weinig interventies
Er kunnen in totaal 146 patiënten met schizofrenie
beschreven die ook daadwerkelijk leiden tot een
en verzwakt ziekte-inzicht en verhoogde stigma
verbeterd inzicht.
gevoeligheid, verdeeld over acht verschillende Nederlandse zorginstellingen deelnemen. Dit
In de REFLEX studie wordt een nieuwe training
komt neer op circa 18 patiënten per deelnemende
om het ziekte-inzicht te verbeteren onderzocht.
instelling.
De training is gebaseerd op het idee dat het ver-
Bij de uitkomstmaten voor inzicht (zgn. ‘pre-
mogen om kritisch op jezelf te kunnen reflecteren
conditions’ voor inzicht) wordt gekeken naar:
noodzakelijk is voor ziekte-inzicht. De training
zelf-reflecterend vermogen, mate van zekerheid
bestaat uit drie modules: omgaan met stigma, jij
over overtuigingen (idiosyncratic self-certainty)
en je levensloop en jij in het hier en nu.
en stigma. Deze factoren worden gemeten met 3 vragenlijsten. Secundaire uitkomstmaten zijn inzicht (een interview), effect van de interventie op symptomen (een interview en een vragenlijst), kwaliteit van leven (een vragenlijst) en sociaal functioneren (een vragenlijst).
ParnassiaBavo Academie
63
Schizofrenie-spectrum en andere psychotische stoornissen
De effectiviteit van tadalafil bij erectiestoornissen in mannelijke patiënten met schizofrenie die antipsychotica gebruiken The efficacy of tadalafil on erectile dysfunction in male patients with schizophrenia on antipsychotic medication. A double blind placebo controlled crossover trial Zorgbedrijf
Parnassia
(Co-)promotor
R. Knegtering, UMCG
Startjaar onderzoek
2009
Naam contactpersoon
Hans Oolders
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Aim: The primary objective is to show the efficacy
written informed consent has been given, patients
of tadalafil in antipsychotic induced erectile dys-
will be included in the study.
function.
In visit one the screening for drug-induced erectile dysfunction will take place to determine whether
Methods: The study design is a double blind
in- and exclusion criteria are met.
placebo controlled randomized crossover design during two times 3 weeks treatment (3 weeks
In total 26 male patients, meeting the in- and
placebo one week wash out and 3 weeks tadalafil
exclusion criteria, can participate in the study. In
10-20 mg on demand) in male patients treated with
case a patient fulfills the inclusion criteria and has
a prolactin elevating antipsychotic experiencing
given oral and written informed consent he will be
erectile dysfunction. The efficacy will be measured
subsequently randomized to receive (double blind)
with primary outcome questions used by Gopala-
the first or second treatment episode tadalafil or
krishnan and Jacob 2006 (the phrasing adjusted
placebo.
in case a patient will have no partner) evaluating erectile dysfunction at inclusion and after three and
In the first period of 3 weeks (visit 1 to 3) patients
six weeks.
receive the first set of 3 capsules weekly study
The patients will be recruited from the outpatient-
cation can be used on demand in this period. In
clinic South Side of The Hague, Mental Health Care
weekly monitoring visits the medication consump-
Centre Parnassia. More than 800 patients with a
tion and effects on erectile dysfunction and other
psychotic disorder, 60-70% male, attend this out-
dimensions of sexual performance are noted. On
patient clinic. These patients are receiving regular
visit 2 and 3 the patients receives the second and
treatment, mostly including antipsychotics.
third set of 3 capsules weekly study medication
Male patients will be interviewed by the primary
being asked. After on week wash-out, in the second
investigator for erectile dysfunctions (ED). In case
period the same weekly monitoring visits take place
erectile dysfunctions are present patients will
as in the first period. Visit 1 is baseline; visit 3 is
receive oral and written information about this study
endpoint of the first period visit 7 is endpoint of the
and asked to participate in the study. If patients
second period. This double blind crossover design
agree to participate in the study, they will be asked
will allow showing efficacy in a small population.
medication (placebo or 10mg tadalafil). This medi-
to give written informed consent. When oral and 64
Schizofrenie-spectrum en andere psychotische stoornissen
Brave New Worlds: Virtual Reality Experiments Linking Psychosis and Social Environment Zorgbedrijf
Parnassia
In samenwerking met
TU Delft, Universiteit Maastricht
Subsidiegevers
ZonMW Veni
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Wim Veling
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Topic: Epidemiological studies, my own inclu-
Approach: Four groups of individuals (N=50 in
ded, have conclusively shown high rates of
each group), with different levels of liability to
psychotic disorders in densely populated urban
psychosis, will be exposed to virtual social risk
environments and among ethnic minorities, likely
environments that have been (hypothesized to be)
reflecting the causal influence of environmental
associated with increased risk for psychotic disor-
exposures. The common denominator underlying
ders in earlier studies, i.e. high population density,
these environmental risks may be repeated experi-
low ethnic density and social defeat. In three
ence of social adversity, leading to sensitization
experiments with a cross-over design, I will inves-
in individuals with prior psychosis liability and
tigate how exposure to these environments is
culminating in progressively greater expression of
associated with development of (minor) psychotic
psychotic responses to cumulative social adversity
symptoms and physiological stress, and whether
over time.
these responses increase with higher level of prior psychosis liability and higher level of (sensitizing)
To date, these hypotheses remain essentially
cumulative lifetime social adversity.
untested, as it is difficult to accurately measure the social environment, and individuals’ psycholo-
Potential importance of results: Experimental
gical and physiological responses to it. Recently,
exposure to VR environments is a promising
however, Virtual Reality (VR) techniques have been
approach to advance research of environmental
developed, that provide the opportunity for con-
factors in psychosis. This is the very first study
trolled experimental exposure to different social
to randomize participants to virtual environments
environments.
with differential social risk characteristics and measure psychotic(-like) responses. It represents the next step in understanding the high rates of psychosis in densely populated urban environments and immigrants. Also, with the results of this study, VR treatment applications will be developed, targeted at decreasing psychotic responses to social risk environments through exposure therapy.
ParnassiaBavo Academie
65
Schizofrenie-spectrum en andere psychotische stoornissen
Genetische zoektocht in psychiatrische stoornissen (GEZIN-studie) Copy Number Variations in Patients With Schizophrenia: Examining Complex Phenotypes in Multiplex Families Zorgbedrijf
Parnassia Bavo Academie
In samenwerking met
Erasmus MC
(Co-)promotor
Prof.dr. S. Kushner, prof.dr. H.W. Hoek, dr. R. de Winter, dr. J.D. Blom
Startjaar onderzoek
2011
Naam contactpersoon
Hans Neyndorff
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Het onderzoek is gericht op het identificeren van genetische risicofactoren voor het ontwikkelen van een psychotische stoornis in families. Hiervoor worden 30 patiënten geïncludeerd die een primaire psychotische stoornis of stemmingsstoornis met psychotische component hebben (multiplex families, families die belast zijn met psychotische stoornissen). Tevens worden van deze 30 patiënten 300 familieleden gerekruteerd (met of zonder psychiatrische problematiek). Bij al deze patiënten wordt bloed afgenomen voor DNA en RNA analyse. Uit analyse moet blijken in hoeverre er in het genetische materiaal risicofactoren aan te wijzen zijn voor het ontwikkelen van een psychotisch toestandsbeeld.
66
Schizofrenie-spectrum en andere psychotische stoornissen
Zorgbehoefte, kwaliteit van leven en neurocognitieve symptomen bij schizofrenie op oudere leeftijd Symptoms, need cares, quality of life and neuropsychological functioning in older patients with schizophrenia. Zorgbedrijf
Parnassia
In samenwerking met
GGZ inGeest, Altrecht
Startjaar onderzoek
2011
Naam contactpersoon
Rob Kok
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Oudere patiënten met een stoornis in het schizofrenie-spectrum worden in kaart gebracht met de afname van vragenlijsten,, o.a. de PANSS, CANSAS, MANSA en een neuropsychologisch onderzoek. Doel is de relatie te bekijken tussen symptomen, zorgbehoefte, kwaliteit van leven en neurocognitieve functies bij oudere patiënten met schizo frenie.
ParnassiaBavo Academie
67
Bipolaire, depressieve en aanverwante stoornissen
68
Bipolaire, depressieve en aanverwante stoornissen
De invloed van kwetsbaarheid voor stress op type en beloop van de bipolaire stoornis Parameters of stress and bipolar disorder: influence of GR gene and MR gene polymorphisms and life events on course and severity of bipolar disorder Zorgbedrijf
PsyQ
(Co-)promotor
prof.dr. E. Hoencamp, prof.dr. F Zitman, dr. P.M.J. Haffmans
Startjaar onderzoek
2008
Naam contactpersoon
Annet Spijker
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Het beloop van de bipolaire stoornis is heel divers
We hopen aan het eind van het onderzoek in staat
en onvoorspelbaar. In dit onderzoek bekijken we
te zijn om in een vroeg stadium van de ziekte fac-
hoe in deze patiëntengroep de gevoeligheid voor
toren te kunnen identificeren die bijdragen aan de
stress en het stresshormoon cortisol samenhangt
prognose, zoals GR en MR varianten en neurocog-
met het neurocognitief functioneren en het beloop
nitieve functies.
van de ziekte. Inmiddels doen ca. 200 patiënten mee aan dit De individuele verschillen in stressgevoeligheid
onderzoek.
worden in dit onderzoek vastgelegd door een analyse van verschillende genetische varianten van de cortisol receptor (zowel de Mineralocorticoid Receptor als de Glucocorticoid Receptor). In eerder onderzoek vonden we al dat dragers van de GR variant 9-bèta minder vaak manisch werden dan niet-dragers. Ander onderzoek vond ook een relatie met andere varianten bij depressieve patiënten. Daarnaast onderzoeken we het neurocognitief functioneren bij de patiënten die meedoen door een uitgebreide test (Testbatterie für Aufmerksamkeitsprüfung) af te nemen. Gedurende twee jaar worden tevens stresserende factoren systematisch vastgelegd om te kijken welke rol die spelen in het verloop van de ziekte. Het beloop van de ziekte wordt in die twee jaar bijgehouden met de life chart methode.
ParnassiaBavo Academie
69
Bipolaire, depressieve en aanverwante stoornissen
Effectiviteit en geheugenproblemen na elektroconvulsieve therapie: een prospectieve studie Efficacy and memory problems following Electro Convulsive Treatment: a prospective study Zorgbedrijf
Parnassia
In samenwerking met
Katholieke Universiteit Leuven, GGZ Delfland
(Co-)promotor
prof.dr. P. Eikelenboom, prof.dr. E. Scherder, prof.dr. M.L. Stek, dr. K.H. Kho, dr. R.M. Kok
Startjaar onderzoek
2007
Naam contactpersoon
Harm-Pieter Spaans, Esmée Verwijk
Emailadres
[email protected];
[email protected]
Samenvatting
Vergelijking van het effect van twee stimulatie-
Met dit onderzoek kan de ECT-techniek mogelijk
technieken bij ECT op depressie, geheugen en
worden verbeterd. Bovendien verschaft het ons
dagritme.
inzicht in de problemen in de informatieverwerking die (ernstig) depressieve patiënten hebben en de
Electroconvulsieve therapie (ECT) is een effectieve
verandering, vooral verbetering, die ECT hierbij
behandeling van (ernstige) depressiviteit. Een
geeft. Wellicht komt er ook meer zicht op de effec-
beperking vormen de concentratie- en geheugen-
ten van ECT op de dagritmes / de biologische klok.
problemen tijdens de behandeling en soms ook na de behandeling. Nieuwe technieken van stimule-
Vanaf 2009 participeert de Katholieke Universi-
ren geven mogelijk minder problemen op dit vlak.
teit Leuven in dit onderzoek. In augustus 2011 is gestart met het analyseren van de data van de
Vanaf april 2007 doet Parnassia onderzoek waarbij
eerste fase (gerandomiseerd) van het onderzoek.
twee stimulatietechnieken worden vergeleken.
Harm-Pieter Spaans promoveert op het onder-
We kijken naar de verbetering van de stemming
zoek naar de stemmingseffecten, Esmée Verwijk
en naar de cognitieve effecten. We hopen op
promoveert op het onderzoek naar de cognitieve
een gelijke effectiviteit tegen depressie, maar
effecten.
misschien met minder nadelen op het geheugen. Daarnaast kijken we naar het effect van ECT op het dagritme. We kijken hoe het herstel van het dagritme door ECT samenhangt met de andere effecten van ECT. Vaak ziet de omgeving al verbetering, die de patiënt nog niet beleeft. Het is interessant om te zien of dit zichtbaar is in een objectieve activiteitsverbetering.
70
Bipolaire, depressieve en aanverwante stoornissen
Prevalentie en correlaten van apathie in patiënten met en zonder depressie
Zorgbedrijf
Bavo Europoort, Parnassia
In samenwerking met
VU Amsterdam, LUMC, UMC Groningen, UMC St. Radboud, GGZ in Geest, GGNet, GGZ Nijmegen, GGZ Rivierduinen, Lentis
(Co-)promotor
Prof. dr. R.C. van der Mast, dr. P. Naarding
Subsidiegevers
ZonMW, Riverduinen
Startjaar onderzoek
2009
Naam contactpersoon
Isis Groeneweg-Koolhoven
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Onderzoek naar de prevalentie en diverse cor-
symptomen wordt apathie mogelijk onderschat en
relaten in relatie met apathie in ouderen met en
depressie overschat. Bij longitudinaal onderzoek
zonder depressie.
wordt een relatie gevonden met toename van de leeftijd, cognitieve achteruitgang. Verder blijkt de
Apathie wordt vaak gezien als een symptoom
aanwezigheid van vasculaire ziekten, zoals cere-
van een neuropsychiatrische aandoening zoals
brovasculair accident (CVA) en perifere atheroscle-
depressie, dementie en Parkinson. Apathie komt
rose een voorspeller te zijn voor apathie en niet
regelmatig voor op oudere leeftijd en de geschatte prevalentie bij ouderen met een depressie loopt
voor depressie, terwijl verhoging van het CRP wel
uiteen van 37-86%. Dit is afhankelijk van leeftijd,
geassocieerd is met de aanwezigheid van depres-
ernst van de depressie en de onderzochte popu-
sie en niet met apathie.
latie. De weinige onderzoeken naar apathie in de algemene bevolking laten prevalenties zien tussen
Er is meer onderzoek nodig om de verschillen
de 0 en 51%. Apathie blijkt een op zichzelfstaande
tussen apathie en depressie te begrijpen. Hiervoor
klinische aandoening te zijn en wordt voornamelijk
zijn 476 oudere deelnemers (> 60 jaar) uit de
gedefinieerd als een stoornis van de motivatie.
Nederlandse Studie naar Depressie bij Ouderen
Apathie zorgt voor ernstige beperkingen in het
(NESDO) geïncludeerd bij wie de volledige Apathy
dagelijks functioneren, veroorzaakt forse lijdens-
Scale (AS) is afgenomen. In totaal bleken 351
druk bij mantelzorgers en is geassocieerd met
deelnemers depressief te zijn en 126 deelnemers
een slechtere functionele uitkomst. Bij depres-
niet. Geëxcludeerd zijn deelnemers met een Mini
sieve ouderen blijkt de aanwezigheid van apathie
Mental State Examintation van 19 of minder, een
prognostisch te zijn voor een slechtere behandel-
organische of psychotische stoornis, primaire diag-
respons en een verhoogde kans op een chronisch
nose dementie, onvoldoende vaardigheden met
beloop van de depressie. Door de grote overlap in
de Nederlandse taal en onvolledige AS.
ParnassiaBavo Academie
71
Bipolaire, depressieve en aanverwante stoornissen
Kosten-effectiviteit van de D(o)epressie cursus Cost-effectiveness of D(o)epression training Zorgbedrijf
i-psy
In samenwerking met
Universiteit Utrecht
Subsidiegevers
ZonMW
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Samrad Ghane
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Depressie bij adolescenten is een groot maatschappelijk probleem vanwege de prevalentie, ziektelast, chroniciteit, comorbiditeit en het hoge aantal suïcides. Een effectieve interventie voor klinische depressie is dan ook noodzakelijk. Internationale studies laten zien dat cognitieve gedragstherapie effectief is. In Nederland is nog geen effectieve interventie voor klinische depressie voorhanden. De D(o)epressie cursus is een cognitief gedrags therapeutische interventie voor adolescenten met een klinische depressieve stoornis. In deze multicenter trial zal een RCT worden uitgevoerd waarbij de individuele D(o)epressiecursus wordt vergeleken met reguliere zorg. In totaal zullen 140 adolescenten geïncludeerd worden en er zullen 4 metingen plaatsvinden. Naast de effectiviteit zal ook de kosteneffectiviteit onderzocht worden. Tevens zal er een cost-of-illness studie worden uitgevoerd bij adolescenten met een klinische depressie en zullen moderatoren (comor biditeit, ernst van depressie, leeftijd, etniciteit, geslacht, gezinsinkomen en psychopathologie van de ouders) en mediatoren (negatieve automatische gedachten, cognitieve emotieregulatie en attributie stijl) worden onderzocht.
72
Bipolaire, depressieve en aanverwante stoornissen
Hyponatriëmie bij oudere patiënten die antidepressiva gebruiken: een cross-sectionele studie naar prevalentie en risicofactoren Zorgbedrijf
Parnassia
In samenwerking met
Vlietland Ziekenhuis, UMC Utrecht
(Co-)promotor
prof.dr. T. Egberts, dr. P. Jansen, dr. R. van Marum
Subsidiegevers
Stichting tot Steun VCVGZ
Startjaar onderzoek
2007
Naam contactpersoon
Rob Kok
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Hyponatriëmie is een bekende bijwerking van antidepressiva. De symptomen van deze electrolytafwijking kunnen atypisch zijn en lijken op de symptomen van een depressie. Maar hyponatriëmie kan ook hersenoedeem geven met ernstige neurologische klachten. Hoe vaak hyponatriëmie bij ouderen voorkomt is niet bekend. Ook is er geen eenduidigheid welke patiënten een hoger risico hebben. Voor de klinische praktijk is het belangrijk om inzicht te krijgen in de prevalentie en te weten welk patiënten vooral het risico lopen op deze bijwerking. Daarom is door Cyndie Mannesse in maart 2007 deze cross-sectionele studie gestart binnen het Klinisch Centrum Ouderen (KCO). Alle ouderen die behandeld worden op de afdelingen geriatrie of opgenomen worden bij de ouderen psychiatrie en bij wie laboratorium onderzoek en lichamelijk onderzoek is gedaan, worden opgenomen in het onderzoek. Om uitspraken te kunnen doen over de risicofactoren is berekend dat 350 patiënten nodig zijn.
ParnassiaBavo Academie
73
Bipolaire, depressieve en aanverwante stoornissen
Effectonderzoek naar de keuzehulp depressie voor Turkse en Marokkaanse GGZ-cliënten met depressie Effect of shared decision making among Turkish and Moroccan patients with depression Zorgbedrijf
i-psy, PsyQ
In samenwerking met
Trimbos Instituut
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Samrad Ghane
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Steeds meer allochtonen maken gebruik van de
Recent is een keuzehulp Depressie voor Turkse
GGZ. Toch is de relatie tussen allochtone cliënt
en Marokkaanse cliënten ontwikkeld. In een
en hulpverlener nog vaak problematisch. Dit leidt
pilotstudie werd het gebruik van deze keuzehulp in
tot ontevredenheid bij beide partijen, een slechte
de hulpverleningssetting positief geëvalueerd door
betrokkenheid bij de zorg, een beperkte therapie-
cliënten en hulpverleners.
trouw en magere behandelresultaten. Het voorliggende onderzoeksvoorstel beoogt de De afgelopen jaren is de aandacht voor het geza-
effecten van deze keuzehulp te onderzoeken op:
menlijk nemen van behandelbeslissingen door
1. de waardering van de hulpverleningsrelatie bij
cliënt en hulpverlener (shared decision making) toegenomen. Shared decision making in de GGZ leidt, zo is de gedachte, tot een grotere tevreden-
2. de tevredenheid over de behandeling bij cliënten en hulpverleners,
heid van de cliënt over de behandelrelatie en
3. de therapietrouw, en
betere behandelresultaten.
4. het behandelresultaat: depressieve klachten.
Een keuzehulp is een instrument dat shared deci-
Deze uitkomstmaten worden gemeten binnen een
sion making faciliteert. Keuzehulpen informeren
pragmatische cluster-randomised trial binnen mini-
cliënten over evidence based behandelmogelijk-
maal twee GGZ-organisaties. Hierbij wordt gebruik
heden en de voor- en nadelen ervan. Ze brengen
gemaakt van vragenlijsten en de standaardregis-
bovendien de persoonlijke behandelvoorkeuren
traties van desbetreffende organisaties.
en afwegingen van de cliënt naar voren. Keuzehulpen kunnen zelfstandig thuis worden gebruikt, maar ook in de hulpverleningssituatie. Het gebruik stimuleert het open gesprek over de behandelvoorkeuren van de cliënt.
74
cliënten en hulpverleners,
Bipolaire, depressieve en aanverwante stoornissen
Nederlandse Studie naar Depressie bij Ouderen (NESDO) Netherlands Study on Depression in Older people (NESDO) Zorgbedrijf
Parnassia
In samenwerking met
VUMC, LUMC, UMCG, UMC St. Radboud, GGNet, GGZ inGeest, Riverduinen, Lentis
Startjaar onderzoek
2008
Naam contactpersoon
Julia van den Berg
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Depressieve stoornissen komen bij ouderen veel-
Het belangrijkste einddoel van de studie is de
vuldig voor en hebben vaak een ongunstige prog-
hulpverlening te kunnen verbeteren en toe te spit-
nose. Het is nog onvoldoende bekend waardoor
sen op de specifieke problemen van depressieve
dit ongunstige beloop wordt veroorzaakt.
ouderen. De studie sluit aan, onder andere in gebruik van meetinstrumenten, bij de Nederlandse
Daarom doet de Nederlandse Studie naar Depres-
Studie naar Depressie en Angst (NESDA), waarbij
sie bij Ouderen (NESDO) een multicenter onder-
onder andere depressieve mensen van 18 tot 65
zoek onder depressieve en gezonde mensen van
jaar worden geïncludeerd. De samenwerking met
60 jaar en ouder, en volgt hen gedurende 4 jaar.
NESDA maakt het mogelijk om gegevens van
Er wordt hierbij een breed scala aan gegevens
depressieve oudere volwassenen te vergelijken
verzameld die mogelijk samenhangen met (het
met die van jongere volwassenen.
beloop van) depressie bij ouderen, zoals biologische factoren, klinische en sociale kenmerken, levensgebeurtenissen, lichamelijke gezondheid, cognitief functioneren en zorggebruik.
ParnassiaBavo Academie
75
Bipolaire, depressieve en aanverwante stoornissen
Rumineren bij ouderen met depressie: Gerandomiseerde effectstudie naar een anti-piekertraining COMET for treating rumination in depressed older adults Zorgbedrijf
Parnassia
In samenwerking met
VU Amsterdam
(Co-)promotor
prof.dr. M. van der Gaag, prof.dr. P. Cuijpers, dr. K. Korrelboom
Startjaar onderzoek
2007
Naam contactpersoon
Wilfried Ekkers
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Study aim: In the past 15 years a substantial
The intervention has been adjusted to the
amount of research on rumination has been con-
depressive elderly population and the goal of this
ducted. Rumination is construed of as repetitive
research is to investigate it’s effectivity. It is to be
thinking en worrying about one’s depressive state
expected that patients who follow this training will
and symptoms. Rumination causes, predicts,
be less depressive an ruminative.
worsens and maintains depression. Moreover it
This study investigates whether COMET is an
reduces problem solving and social skills.
effective treatment for depression and rumination in the elderly.
Until now few interventions had been designed that direcetly tackle rumination. Recently dr. Kees
Methods: RCT. The intervention was tested in
Korrelboom has written a a time-limited cognitive
older adult depressed outpatients. A total of 93
behavioral intervention (Competitive Memory
patients (aged ≥65 years with major depression
Training, or COMET for depressive rumination)
and suffering from rumination) were treated in
based on counterconditioning that aims to reduce
small groups according to the COMET protocol in
worrying in anxious people.
addition to their regular treatment. Patients were randomized to two treatment conditions: 7 weeks
This intervention differs from more classical cog-
of COMET + treatment as usual (TAU) versus TAU
nitive therapeutic interventions in that it tries to
only.
influence underlying cognitive structures instead of dysfunctional cognitions.
Results and conclusions: COMET + TAU showed a significant improvement in depression and rumina-
Although rumination is an important mediator
tion compared with TAU alone.
of depressive symptoms, there is insufficient
This study shows that the transdiagnostic COMET
proof that an intervention that specifically targets
protocol for depressive rumination might also be
rumination ameliorates the clinical condition of
successful in treating depression and rumination
depressed patients. Furthermore its effectivity has
in older adults.
only been researched with a limited number of adults and never with older people.
76
Bipolaire, depressieve en aanverwante stoornissen
Acceptance and Commitment Therapy vs. Cognitive Therapy for the treatment of Major Depressive Disorder Zorgbedrijf
PsyQ
In samenwerking met
Universiteit van Amsterdam
(Co-)promotor
Prof.dr. P. Emmelkamp, dr. N. Morina
Startjaar onderzoek
2011
Naam contactpersoon
Jacqueline A-Tjak
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Rationale: Numerous randomized trials have
Participants will be recruited from the patient
documented the efficacy of Cognitive Therapy (CT)
population of PsyQ located at Zaandam. All
for major depressive disorder (MDD) (Cuijpers et
patients (n=98) have to meet diagnostic criteria for
al., 2009). Recently, a number of so called new
nonpsychotic MDD as determined by the Structu-
“third-generation” of CBT have emerged and
red Interview for DSM–IV—AxisI. Patients will get
become popular, one of these being Acceptance
one of the psychological treatments: CT or ACT.
and Commitment Therapy (ACT).
Primary dependent variables will be self-reported distress assessed with the Beck Depression
Although there are fewer randomized controlled
Inventory and Hamilton Rating Scale for Depres-
trials with ACT than with traditional CBT, there is a
sion assessed by an independent evaluator. Each
growing body of evidence that ACT is an effective
participant will receive either ACT or CT that
approach (Powers et al., 2009). Furthermore, most
will last between 16 to 20 sessions. Based on
psychotherapy outcome studies in MDD have
previous results, it is expected that both treatment
been conducted under strict experimental control
forms will prove beneficial for the clients.
in academic settings rather than in routine clinical practice. Differences between academic settings
ACT and CT are currently standard psychological
and routine clinical practice imply that results of
treatments for MDD in PsyQ Zaandam and Pur-
academic studies may not necessarily generalize
merend, where the study is planned to take place.
to clinical practice.
There are no additional risks to be expected within this trial as compared to routine psychological
The current study aims to investigate the effecti-
treatment in PsyQ. Therapists will be trained and
veness of CT and ACT in a randomized controlled
supervised by the investigators of this study to
trial among patients with MDD in routine clinical
ensure treatment gains.
practice. Furthermore, the study will investigate whether each specific treatment approach is mediated by its proposed theoretical mechanism. Finally, the study will also assess whether aspects of adult attachment differentially moderate treatment outcome for the two treatment forms. Study design: This study will use a randomized controlled design.
ParnassiaBavo Academie
77
Bipolaire, depressieve en aanverwante stoornissen
Effect van lichttherapie op premenstruele dysforie (PMDD)
Zorgbedrijf
PsyQ
In samenwerking met
Haagsche Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
Startjaar onderzoek
2008
Naam contactpersoon
Judith Haffmans
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Bij 14 vrouwen met ernstige premenstruele symptomen (teveel of onregelmatig eten, teveel in bed liggen, teveel slapen, bang voor sociale afwijzing, grote hang naar controle) is onderzocht wat het effect van lichttherapie is. Doel is een verschuiving te bewerkstelligen van het 24-uurs ritme van melatonine. Het onderzoek loopt nog. Uit pilotonderzoek is gebleken dat lichttherapie voor deze groep effectief is.
78
Bipolaire, depressieve en aanverwante stoornissen
Lichttherapie en cognitieve gedragstherapie bij PMDD
Zorgbedrijf
PsyQ
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Judith Haffmans
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Naar schatting 40% van alle vrouwen ervaart
Cognitieve gedragstherapie (CGT) is een effec-
rondom de menstruatie en meestal in de week
tieve methode om psychische en psychiatrische
voorafgaand aan de menstruatie klachten als:
klachten te doen verminderen of verdwijnen.
teveel of onregelmatig eten, teveel in bed liggen,
De werkzaamheid is bewezen bij onder andere
teveel slapen, bang voor sociale afwijzing, grote
angststoornissen en depressie. Uit onderzoek
hang naar controle. Doorgaans wordt dit aange-
(Ussher et al. 2002) is gebleken dat deze vorm van
duid met premenstrueel syndroom (PMS). Bij 5 tot
psychotherapie goed effect heeft bij vrouwen met
8 % van de vrouwen zijn deze klachten zo heftig
klachten van PMDD.
dat zij het dagelijks leven in de week voor de menstruatie ernstig ontregelen. Als dat het geval is,
De opzet van het onderzoek is als volgt:
spreken we van premenstruele dysforie (Premen-
20 patiënten worden geïncludeerd en behandeld
strual Dysphoric Disorder), afgekort tot PMDD.
met lichttherapie. Daarna worden de patiënten
De werkzaamheid van lichttherapie is bewezen bij
verdeeld in een groep die CGT krijgt volgens het
bepaalde vormen van depressie. Er zijn aanwijzin-
(vertaalde) protocol van Ussher en een groep die
gen voor dat licht ook werkt bij de zgn. atypische
‘care as usual’ krijgt. Follow-up bij 3 en 6 maanden
depressie. De klachten bij PMDD lijken op die van
na afronden lichttherapie. Klinische verandering zal
een atypische depressie. Er zijn aanwijzingen dat
worden gemeten met behulp van vragenlijsten en
licht ook een therapeutisch effect kan hebben bij
dagboeklijsten. Daarnaast zal in speeksel worden
PMDD.
gekeken naar veranderingen in de secretie van melatonine onder invloed van de behandeling.
ParnassiaBavo Academie
79
Angststoornissen
80
Angststoornissen
Behandeling van fobieën via het internet in de geestelijke gezondheidszorg: een doelmatigheidsstudie The cost-effectiveness of computerized CBT for phobias Zorgbedrijf
PsyQ, Zorgservice
In samenwerking met
multicenter onderzoek, samen met onder andere GGZ inGeest en Prezens
Subsidiegevers
ZonMW
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Ed Beretty
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In dit project willen we de doelmatigheid onder-
een sociale fobie hebben, ook een stemmings-
zoeken van een op internet-gebaseerde begeleide
stoornis, en 61,8% heeft een andere angst-
zelfhulpmodule voor fobieën binnen de GGZ. We
stoornis naast de fobie. Fobieën geven dan
willen de hypothese testen dat begeleide zelfhulp
ook serieuze functionele beperkingen op zowel
niet minder effectief is dan de gebruikelijke zorg.
school-, sociale en werkdomeinen. Dit gaat vaak
Vanwege de aangetoonde effectiviteit in internati-
samen met een verlies van kwaliteit van leven,
onale studies, verwachten we dat deze interventie
flinke economische kosten en verhoogd zorgge-
ook hier effectief zal zijn. De economische evalu-
bruik.
atie zal daarnaast de kosten in verhouding tot de klinische effecten berekenen.
Fobieën worden meestal behandeld met farmacotherapie en/of cognitieve gedragstherapie, zoals
Een angststoornissen is de op één na meest
aanbevolen door de multidisciplinaire richtlijn voor
voorkomende ziekte in Nederland (RIVM, 2006).
angststoornissen. Bij de cognitieve gedragsthe-
Het hiermee gepaard gaande verlies van kwaliteit
rapie is blootstelling (exposure) het belangrijkste
van leven voor deze patiënten is enorm en gaat
onderdeel. De interventie bestaat uit een op
gepaard met hoge gezondheidszorgkosten.
internet gebaseerde en begeleide zelfhulpcursus
Van alle angststoornissen komen fobieën het
die gebaseerd is op ‘exposure’. Daarnaast heeft
meest voor (sociale fobie, agorafobie en specifieke
de cliënt gedurende deze cursus ongeveer 7 keer
fobie). Zeventien procent van de Nederlandse
contact met een coach via e-mail (in totaal zal dit
populatie heeft last van een fobie, waarvan 11%
tussen de 60 en 90 minuten zijn). De controle-
in het laatste jaar. Van de Nederlandse bevolking
groep zal een zelfhulpboek ontvangen. Hoewel
voldoet 7,1% aan de criteria voor een specifieke
diverse meta-analyses hebben laten zien dat bege-
fobie. Sociale fobie geeft een jaar prevalentie van
leide zelfhulp via internet effectief is bij de behan-
4,8% en agorafobie heeft een jaar prevalentie van
deling van angststoornissen, is de doelmatigheid
1,6%. Comorbiditeit komt vaak voor bij fobieën.
daarvan binnen de geestelijke gezondheidszorg
Zo heeft bijv. 40,6% van de mensen die
(GGZ) nog niet onderzocht.
ParnassiaBavo Academie
81
Angststoornissen
Meta Cognitieve therapie (MCT) versus COMET voor piekeren bij Gegeneraliseerde Angststoornis Meta Cognitive Therapy versus Competitive Memory Training (COMET) in the treatment of generelazid anxiety disorder. Zorgbedrijf
PsyQ Haaglanden / Rijnmond
Startjaar onderzoek
2011
Naam contactpersoon
Kees Korrelboom
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Tot voor kort gold de gegeneraliseerde angst stoornis (GAS) als de angststoornis die het lastigst adequaat te behandelen was. Inmiddels lijkt in deze situatie verandering te komen. Sinds men piekeren (worry) als het centrale kenmerk van GAS is gaan beschouwen en men specifieke interventies met betrekking tot piekeren heeft ontwikkeld, lijkt de stoornis beter behandelbaar te zijn. Binnen PsyQ heeft Colin van der Heiden recent in een grote RCT aangetoond dat Adrian Wells ‘Metacognitieve Therapie’ (MCT) op dit moment wellicht de beste behandeling is voor GAS. Kees Korrelboom ontwikkelde samen met anderen de zogenaamde Competitive Memory Training, oftewel COMET protocollen. In verschillende studies bleken verschillende COMET protocollen bij verschillende patiëntenpopulaties effectief. Eén van die COMET-studies ging over piekeren bij oudere depressieve patiënten. In een ongecontrolleerde pilotstudie was COMET voor piekeren ook al effectief gebleken bij een volwassen GAS populatie. In de studie worden beide protocollen met elkaar vergeleken in een gematchte effectiveness trial.
82
Trauma- en stressgerelateerde stoornissen
ParnassiaBavo Academie
83
Trauma- en stressgerelateerde stoornissen
Treating Trauma in Psychosis (TTIP)
Zorgbedrijf
Parnassia, Bavo Europoort
In samenwerking met
Altrecht, Gelderse Roos, Yulius, GGZ Drenthe, GGZ NHN, Arkin, GGNet, GGZ Oost Brabant, GGZ Eindhoven, GGZ Duin & Bollenstreek, Lentis, Mondriaan
Startjaar onderzoek
2011
(Co-)promotor
prof.dr. M. van der Gaag, prof.dr. A. van Minnen
Naam contactpersoon
David van den Berg
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
De Treating Trauma in Psychosis (TTIP) studie is zowel een prevalentieonderzoek als een multisite gerandomiseerde effectstudie naar de behandeling van posttraumatische stress stoornis (PTSS) bij mensen met psychosen. Binnen deze studie zullen 240 proefpersonen, welke gerekruteerd worden op 13 instellingen in Nederland, verdeeld worden over 3 behandelcondities: 1. treatment as usual (TAU) plus cognitieve gedragstherapie (CGT), 2. TAU plus Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR), en 3. alleen TAU. Wij hebben enkele pilot studies uitgevoerd die zeer positieve resultaten opleverden. Enkele van de belangrijkste onderzoeksvragen van het TTIP onderzoek: - Hoe vaak komt een PTSS gemiddeld voor bij patiënten met psychosen? - Is een PTSS behandeling met CGT of EMDR effectief? - Zijn deze behandelingen veilig? - Heeft het behandelen van PTSS bij deze patiënten ook (een positief) effect op de psychotische klachten? - Overige vragen zoals naar de relaties tussen trauma en latere psychotische klachten, en betreffende mechanismen van verandering.
84
Trauma- en stressgerelateerde stoornissen
Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) versus Cognitieve Gedragstherapie (CGT) in de behandeling van PTSS Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) vs. CBT in the treatment of PTSD Zorgbedrijf
PsyQ
Startjaar onderzoek
2008
Naam contactpersoon
Ingrid Wigard
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Mensen die een ingrijpende of traumatische gebeurtenis hebben meegemaakt, kampen vaak met een aantal klachten. Zo hebben zij vaak last van zich opdringende herinneringen aan de gebeurtenis, nachtmerries, een overdreven schrikreactie, slaapproblemen of concentratieproblemen en zijn ze bang voor situaties die hen aan de gebeurtenis herinneren. Als deze klachten langdurig zijn, tot spanning leiden en/of het dagelijks leven belemmeren, dan is er sprake van een posttraumatische stress stoornis (PTSS). In dit onderzoek worden twee effectieve en kortdurende behandelingen voor deze stoornis, namelijk cognitieve gedragstherapie (CGT) en Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR), met elkaar vergeleken. Hierbij worden de volgende vragen gesteld: - Welke persoon heeft bij welke behandeling de meeste baat? - Hoe en waarom werken deze behandelingen precies? - Daarnaast zijn de onderzoekers geïnteresseerd in hoe het komt dat sommige mensen na een traumatische gebeurtenis een posttraumatische stress stoornis ontwikkelen en andere mensen, die vergelijkbare trauma’s hebben meegemaakt, niet.
ParnassiaBavo Academie
85
Trauma- en stressgerelateerde stoornissen
Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) vs. Trauma-focused Cognitive Behavioral Therapy (TF-CBT) after stabilisation in the treatment of posttraumatic stress disorder following type II trauma Zorgbedrijf
PsyQ
In samenwerking met
Universiteit van Amsterdam
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Ingrid Wigard
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
The project aims to compare the efficacy of Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) versus Trauma-focused Cognitive Behavioral Therapy (TF-CBT) for post-traumatic stress disorder following type II trauma. Following clinical assessment and a research session, patients will be randomly assigned to an EMDR or TF-CBT condition. In both conditions, patients first follow an 8 week stabilisation program (STAIR) before they start the 8-12 week treatment phase, which will consist of either EMDR or TF-CBT. Follow-up assessments will be conducted at 3 and 12 months post-treatment.
86
Trauma- en stressgerelateerde stoornissen
Aandachtstraining in de acute en laatste behandelfase van chronische Post Traumatische Stress Stoornis Attentional Control Training in the acute and maintenance treatment phases of chronic Post-Traumatic Stress Disorder Zorgbedrijf
PsyQ
(Co-)promotor
Prof.dr. A.J.W. van der Does
Startjaar onderzoek
2008
Naam contactpersoon
Maartje Schoorl
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Aandachtsstoornissen spelen een grote rol bij het
In het tweede project onderzoeken we het effect
ontwikkelen van posttraumatische stress klachten.
van mindfulness training op posttraumatische
Bij veel patiënten kunnen aandachtsproblemen
stressklachten. Mindfulness is gericht op het
worden vastgesteld, maar pas recent is men
leren richten van de aandacht in het hier-en-nu.
begonnen deze aandachtsproblemen gericht te
Bij depressieve klachten is in wetenschappelijk
behandelen met cognitieve trainingen.
onderzoek aangetoond dat mindfulness training kan leiden tot verminderde terugval in depres-
Dit onderzoek bestaat uit twee projecten.
sie. Voor PTSS verwachten we ook een positief
Het eerste project is gericht op de vraag of een
effect, mede omdat mindfulness kan leiden tot
computertraining gericht op het veranderen van
verminderde vermijding, één van de belangrijkste
aandachtsstoornissen leidt tot verbetering van
symptomen van PTSS. Voor dit project vragen we
de aandachtsstoornis én van de symptomen van
40 patiënten in de laatste fase van hun behande-
PostTraumatische Stress Stoornis (PTSS). Om
ling deel te nemen aan een mindfulness training,
deze vraag te onderzoeken, vragen wij 80 patiën-
naast hun gewone behandeling. Ter vergelijking
ten in de intakefase op de afdeling psychotrauma
volgen we nog eens 40 patiënten in dezelfde
om de computertraining te volgen. De helft van
fase van hun behandeling, die naast de gewone
deze patiënten volgt een “nep”training, om de
behandeling geen mindfulness training krijgen
groepen met elkaar te kunnen vergelijken. Na
aangeboden. We verwachten dat mindfulness
afloop van de training krijgen alle patiënten de
training effect heeft op aandachtsproblemen en op
kans de “echte” training te volgen, dus patiënten
symptomen en klachten van PTSS.
die deelnemen volgen altijd minimaal één maal de training waarvan we goede resultaten verwachten. Vooraf, achteraf en enkele weken na afloop van het onderzoek, meten we het effect op aandachtsproblemen en symptomen van PTSS.
ParnassiaBavo Academie
87
Voedings- en eetstoornissen
88
Voedings- en eetstoornissen
TRAILS Eetstoornissen TRAILS Eating disorders Zorgbedrijf
Parnassia Bavo Academie
In samenwerking met
Rijksuniversiteit Groningen
(Co-)promotor
prof.dr. H.W. Hoek, prof.dr. A.J. Oldehinkel, dr. D. van Hoeken
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Frédérique Smink
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Objective:
A group at high risk for eating and weight pro-
Eating and weight problems including disordered
blems has been selected using data collected
eating behaviors, eating disorders and obesity are
at the fourth study wave. Selection criteria were
prevalent among adolescents. Research addres-
the proposed dimensions of an eating disorder
sing the full spectrum of weight-related problems
according to DSM-5: Low (<18,5) or high (>30)
is scarce. Our aim is to validate and classify the
BMI, binge eating, compensatory behaviors and
participants’ eating and weight problems accor-
distorted body image.
ding to DSM-IV criteria as well as the proposed DSM-5-criteria for eating disorders in a community sample of adolescents.
The high-risk group will be asked to participate in an interview by telephone, in which parts of the Structured Clinical Interview for DSM-IV (SCID)
Method:
and the Eating Disorder Examination (EDE) will be
This study is part of TRAILS (TRacking Adoles-
administered.
cents’ Individual Lives’ Survey), a prospective cohort study of the determinants and mechanisms of mental health and social development from preadolescence into adulthood. A representative community sample (2230 children, mean age at baseline 11 years) was obtained from community registers and schools. Recently, the cohort has finished the fourth study wave (N= 1584, response 71%, mean age 19 years).
ParnassiaBavo Academie
89
Voedings- en eetstoornissen
Prevalentie, risicofactoren en lange-termijn uitkomst van voedingsstoornissen bij jonge kinderen Prevalence, risk factors and long-term outcome of feeding disorders in young children Zorgbedrijf
Parnassia Bavo Academie
In samenwerking met
Erasmus Universiteit Rotterdam
(Co-)promotor
prof.dr. H.W. Hoek, prof.dr. F.C. Verhulst
Startjaar onderzoek
2011
Naam contactpersoon
Sebastian Cardona Cano
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Eating is an essential human activity. In children
Despite the high prevalence of eating problems,
feeding problems are common, which is a major
there is little research on FDIC and other feeding
cause of concern for parents. The estimated preva-
disorders. Information on risk factors, prevalence
lence rates of feeding problems range between
rates, comorbidity and long-term outcome (i.e.
25% and 45% of healthy children. The Dutch
homotypical, heterotypical continuity or remission)
prevalence remains unknown.
is generally lacking. Further research is needed to differentiate between feeding problems and
Most of the feeding problems typically resolve
feeding disorders.
spontaneously, but an unknown amount of children develops chronic feeding disorders which
‘Generation R’ (Gen-R) is a prospective population-
negatively impact growth, social, psychological,
based cohort study of children born in 20…
and developmental outcomes, even leading to
Currently data are available from pre-birth up to
death. The process of diagnosing feeding disor-
the age of 6. Data from this cohort can be used to
ders is complicated by different definitions used.
study feeding problems.
According to the DSM IV, feeding disorders can
The aims of the proposed study are to:
be divided into feeding disorders of infancy and
- Assess the homotypical continuity of feeding
childhood (FDIC), PICA (persistent eating of
problems in the Dutch population and address
non-nutritive, non-food substances), and rumi-
the issue of distinguishing feeding problems
nation disorder (repeated regurgitation of food without an associated medical condition). FDIC is characterised by failure to eat adequately, leading
long-term outcome of feeding disorders in
to weight loss or failure to gain weight that is not
childhood according to the proposed DSM-5
caused directly due to a medical condition or other
criteria.
mental disorder. This definition has been criticised and currently, as part of the development of DSM 5, revised criteria based on those proposed by Bryant-Waugh and colleagues are being discussed.
90
from feeding disorders - Assess the prevalence rate, risk factors and
Voedings- en eetstoornissen
DSM-5 Werkgroep Eetstoornissen DSM-5 Eating Disorders Work Group Zorgbedrijf
Parnassia Bavo Academie
In samenwerking met
American Psychiatric Association, international workgroup members
Startjaar onderzoek
2008
Naam contactpersoon
Wijbrand Hoek
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Publication of the fifth edition of the Diagnostic
Since late 2007, each work group has met
and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-
regularly, in person and on conference calls.
5) in May 2013 will mark one the most anticipated
They began by reviewing DSM-IV’s strengths and
events in the mental health field. As part of the
problems, from which research questions and
development process, the preliminary draft revisi-
hypotheses were developed, followed by thorough
ons to the current diagnostic criteria for psychiatric
investigations of literature reviews and analyses
diagnoses are now available for public review.
of existing data. Based on their comprehensive review of scientific advancements, targeted
In 2006-2007, members to the DSM-5 task force
research analyses, and clinical expertise, the work
were nominated, including the chairs of the diag-
groups have developed draft DSM-5 diagnostic
nostic work groups that will review the research
criteria. The release of the final, approved DSM-5
and literature base to form the content for DSM-5.
is expected in May 2013.
In turn, the work group chairs, together with the task force chair and vice-chair, recommended nominees widely viewed as leading experts in their field, who were then formally nominated as members of the work groups. All work group members were announced in 2008. Prof.dr. Hans W. Hoek has been nominated as member for the workgroup on Eating Disorders.
ParnassiaBavo Academie
91
Voedings- en eetstoornissen
Epidemiologisch onderzoek naar eetstoornissen in de eerste lijn Study on the epidemiology of eating disorders in primary care Zorgbedrijf
Parnassia Bavo Academie
In samenwerking met
NIVEL, Rivierduinen/ Centrum Eetstoornissen Ursula
Startjaar onderzoek
1985
Naam contactpersoon
Daphne van Hoeken
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
De eetstoornissen Anorexia Nervosa (AN) en Bou-
De registraties hebben al belangrijke informatie en
limia Nervosa (BN) zijn ernstige, vaak chronische,
publicaties opgeleverd over:
psychiatrische aandoeningen. Het merendeel (ca.
- het vóórkomen van eetstoornissen in de eerste
95%) van de patiënten is vrouw. Er is buiten de GGZ nog weinig onderzoek gedaan naar mensen met deze diagnoses, omdat eetstoornissen relatief weinig voorkomen.
lijn, - het aantal patiënten nieuw in zorg, en veranderingen hierin over de tijd vanaf 1985 tot heden, - de verdeling van AN en BN naar urbanisatiegraad van de woonplaats, en
Het NIVEL (Nederlands instituut voor onderzoek
- het beloop van eetstoornissen.
van de gezondheidszorg) werkt op verzoek van prof.dr. Wijbrand Hoek sinds 1985 mee aan de
De dataverzameling is doorlopend. Vanuit het
registratie van eetstoornissen in de eerste lijn via
project wordt tevens meegewerkt aan de internati-
de Continue Morbiditeitsregistratie (CMR) Peilsta-
onale DSM-5 werkgroep eetstoornissen.
tions. De huisartsenpraktijken die deel uitmaken van de CMR Peilstations vertegenwoordigen ongeveer 1% van de Nederlandse bevolking. In 1991-1992 en in 2001-2002 hebben follow-ups plaatsgevonden over patiënten met een eetstoornis die in 1985-1989, respectievelijk 1995-1999 gemeld waren.
92
Voedings- en eetstoornissen
Evaluatiestudie: boulimia de baas
Zorgbedrijf
PsyQ
In samenwerking met
Novarum
Startjaar onderzoek
2009
Naam contactpersoon
Peter Daansen
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Boulimia de baas is een begeleid zelfhulppro-
Een eerste drop-out analyse is inmiddels bijna
gramma voor boulimia via internet. Het pro-
afgerond. Daaruit blijkt dat ongeveer 60% van de
gramma is ontwikkeld in Zwitserland en wordt
patiënten de behandeling niet afrondt. Gedeeltelijk
intussen in een zestal Europese landen gebruikt.
hebben zij de doelstellingen bereikt, gedeeltelijk
Het programma hanteert cognitief-gedragsthera-
vinden zij de stappen via internet te moeilijk en
peutische principes.
hebben zij toch meer behoefte aan face-to-face behandeling. De drop-out cijfers zijn vergelijkbaar
Sinds juni 2006 kunnen patiënten zich zelfstan-
met de resultaten van de Zweedse partners, maar
dig aanmelden via een website. Geïncludeerd
beduidend hoger dan in andere landen. Waar-
worden patiënten vanaf 16 jaar die voldoen aan
schijnlijke reden hiervoor is dat de patiënten bij
de diagnose boulimia nervosa c.q subklinische
onze studie gemiddeld zwaardere problematiek
boulimia nervosa. Geïncludeerd worden patiënten
hebben dan in andere landen.
met automutilatie, veelvuldig purgeren (meer dan 4 keer per week), suïcidaliteit en alcohol-/drugsmisbruik. Onderzocht wordt de effectiviteit van het programma binnen een cohortstudie. Een gematchte groep dient als controle. Naast de effectiviteit wordt onderzocht of internet een medium is om patiënten te bereiken die niet eerder zijn behandeld of dat het een behandelvorm is voor patiënten die veelvuldig zonder blijvend effect zijn behandeld.
ParnassiaBavo Academie
93
Voedings- en eetstoornissen
Een multicenter RCT naar de kosteneffectiviteit van CBT-E A multicentered randomised controlled trial on the (cost-)effectiveness of enhanced cognitive behavior therapy (CBT-E) Zorgbedrijf
PsyQ Haaglanden, PsyQ Groningen
In samenwerking met
Rintveld (Altrecht), Novarum
(Co-)promotor
Prof.dr.H.W. Hoek, prof.dr. Ph. Spinhoven, dr. K. Korrelboom
Startjaar onderzoek
2011
Naam contactpersoon
Martie de Jong
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Fairburn recently published a manual entitled
CBT-E has recently been studied in a RCT and
“Cognitive Behavior Therapy and Eating Disor-
appears to be effective (Fairburn et al., 2009).
ders” (CBT-E) (2008). In this book he describes a transdiagnostic vision and treatment of eating
We will study if we can replicate these findings
disorders.
in the Netherlands and are especially interested in the cost-effectiveness of this treatment when
According to Fairburn, various eating disorders
we compare CBT-E with the treatment as usual
have more similarities than differences, especially
offered in our state of the art treatment centers.
regrding the core psychopathology (over-evaluation of shape and weight) and the expression in similar attitudes and behavior. Given that the clinical features of Bulimia Nervosa (BN) and Eating Disorder Not Otherwise Specified (ED-NOS) are very similar, it has been postulated that treatments that have beneficial effects on BN should also benefit patients with ED-NOS (Fairburn, Cooper, Shafran, 2003). This transdiagnostic vision inspired Fairburn to develop a transdiagnostic treatment, Enhanced Cognitive Behavior Therapy (CBT-E). CBT-E is a treatment for eating disorder psychopathology, rather than for separate eating disorder diagnoses.
94
Voedings- en eetstoornissen
Impliciet en expliciet zelfbeeld bij eetstoornissen Implicit en explicit self-esteem in eating disorders Zorgbedrijf
PsyQ
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Sjoukje Sinke
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In recente onderzoeksliteratuur wordt erop gewe-
In het onderzoeksvoorstel zijn de volgende hypo-
zen dat de discrepantie tussen scores op impli-
thesen geformuleerd:
ciete en expliciete maten voor zelfbeeld een rol
- Er is een verschil tussen het impliciete en het
kan spelen bij psychisch disfunctioneren (Jordan,
expliciete zelfbeeld bij eetstoornispatiënten. Bij
Spencer, Zanna, Hoshino-Browne & Correll, 2003).
eetstoornispatiënten verwachten we een negatief expliciet zelfbeeld en een positief impliciet
In dit onderzoeksproject willen we in kaart brengen hoe impliciet zelfbeeld (gemeten met de Implicit Association Test) en expliciet zelfbeeld (gemeten met de Rosenberg scale of self-esteem) zich bij eetstoornispatiënten (anorexia nervosa, boulimia nervosa en binge eetbuistoornis) en bij een gezonde populatie tot elkaar verhouden.
zelfbeeld. - Er is geen verschil tussen het impliciete en het expliciete zelfbeeld bij een gezonde populatie. - Hoe sterker de mate van perfectionisme, hoe hoger het impliciete negatief zelfbeeld en hoe lager het expliciete negatief zelfbeeld. - Hoe groter het ‘discrepant negatief zelfbeeld’,
Tevens willen we kijken of er bij de eetstoornis-
hoe ernstiger de eetpathologie en hoe meer
senpopulatie een relatie is tussen ‘het discrepant
depressieve symptomatologie, perfectionisme
negatief zelfbeeld’ met de mate van perfectio-
en faalangst.
nisme, depressieve klachten en de ernst van de eetpathologie.
ParnassiaBavo Academie
95
Middelengebruik- en verslavingsstoornissen
96
Middelengebruik- en verslavingsstoornissen
INternational CAnabis Need of Treatment (INCANT)
Zorgbedrijf
Brijder
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Renske Rigter
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Deze studie is onderdeel van de multicenter
De onderzoeksvragen zijn:
INCANT studie. Het is een onderzoek naar de
- Wat is het effect van MDFT vergeleken met
effectiviteit van de nieuwe Multi Dimensional
cognitieve gedragstherapie (CGT) om het
Family Therapy (MDFT) voor het verminderen van
gebruik van cannabis te reduceren bij jongeren?
cannabisgebruik bij jongeren. MDFT is een inten-
(hoofdonderzoeksvraag).
sieve gezinstherapie, waarbij er zowel sessies met
- Wat is het effect van MDFT in vergelijking met
alleen de jongere als sessies met alleen de ouders
CGT op het reduceren van risicogedrag dat
zijn, maar ook met beiden samen. De therapie
gepaard gaat met cannabis-afhankelijkheid/
gaat in op diverse raakvlakken van het leven van
-misbruik?
de jongere, omdat ondervonden is dat cannabisgebruik vaak samenhangt met verschillende factoren, zoals school, criminaliteit, vrienden, maar zeker ook huiselijke omgeving.
ParnassiaBavo Academie
- Haken jongeren bij MDFT minder snel af vergeleken bij CGT tijdens hun behandeling? - Zijn er verschillen m.b.t. tevredenheid en kosteneffectiviteit?
97
Middelengebruik- en verslavingsstoornissen
Gerandomiseerde studie naar de effectiviteit van multidimensionele gezinstherapie (MDFT) en cognitieve gedragstherapie (CGT) bij jongeren met een cannabis stoornis - INCANT studie Randomized trial into the effectiveness of multidimensional family therapy (MDFT) and cognitive behavioral therapy (CBT) in adolescents with cannabis use disorder - INCANT Study Zorgbedrijf
Brijder
In samenwerking met
onderzoeksinstituten in België, Frankrijk, Duitsland en Zwitserland, en met Erasmus Universiteit Rotterdam
Subsidiegevers
Ministerie van VWS
Startjaar onderzoek
2007
Naam contactpersoon
Vincent Hendriks
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Het gerandomiseerde gecontroleerde onderzoek
Secundaire doelen hebben betrekking op de
(n=109) betreft zowel een ‘stand-alone’ studie in
effectiviteit van beide behandelingen op het
Nederland als een bijdrage aan een breder Euro-
vlak van (a) delictgedrag, (b) gebruik van andere
pees onderzoeksproject, waarin wordt samenge-
psychoactieve middelen, (c) preoccupatie met
werkt met instituten in België, Frankrijk, Duitsland
psychoactieve middelen en zelf-effectiviteit, (d)
en Zwitserland.
internaliserende en externaliserende gedragsproblemen, (e) gezinsfunctioneren, (f) school- of
Het primaire doel van het Nederlandse onderzoek
werkgerelateerde problemen, (g) therapietrouw en
is het evalueren van de effectiviteit van MDFT en
intensiteit van de behandeling, (h) tevredenheid en
CGT bij jongeren van 13 t/m 18 jaar met een stoor-
(i) kosten in relatie tot de behandeluitkomsten.
nis in het gebruik van cannabis, in termen van het feitelijk gebruik van cannabis.
Ten behoeve van toekomstige indicatiestelling wordt tevens onderzocht welke patiëntkenmerken voorspellend zijn voor verschil in behandeluitkomst tussen MDFT en CGT.
98
Middelengebruik- en verslavingsstoornissen
Een RCT naar de kosteneffectiviteit van multidimensionele gezinstherapie (MDFT) en cognitieve gedragstherapie (CGT) bij jongeren met een cannabis stoornis An RCT into the cost-effectiveness of multidimensional family therapy (MDFT) and cognitive behavioral therapy (CBT) in adolescents with a cannabis use disorder Zorgbedrijf
Brijder
In samenwerking met
Institute for Medical Technology Assessment (iMTA) van Erasmus Universiteit Rotterdam
Subsidiegevers
Zorg Onderzoek Nederland (ZonMw): Programma Zorg voor Jeugd
Startjaar onderzoek
2011
Naam contactpersoon
Vincent Hendriks
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In samenwerking met het Institute for Medical Technology Assessment (iMTA) van Erasmus Universiteit Rotterdam wordt de kosten-effectiviteit (doelmatigheid) van multidimensionele gezinstherapie (MDFT) vergeleken met die van cognitieve gedragstherapie (CGT) volgens bestaande gezondheidseconomische methodiek. Dit gebeurt op basis van gegevens uit de INCANT-studie, een Nederlandse gerandomiseerde studie naar de effectiviteit van MDFT en CGT bij jongeren met een stoornis in het gebruik van cannabis. In dit onderzoek wordt de in gezondheidseconomische analyses gebruikelijke uitkomstmaat ‘kosten per QALY’ als primaire uitkomstmaat gehanteerd.
ParnassiaBavo Academie
99
Middelengebruik- en verslavingsstoornissen
Meta-Cognitieve Training in de Dubbele Diagnose-kliniek: is het haalbaar en wat is het effect? Metacognitive training in clients with a substance use disorder combined with a psychotic disorder: is it feasible and effective? Zorgbedrijf
Dijk & Duin
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Ellie Wekking
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Het Meta-Cognitieve Training (MCT) programma
grijze vissen en 15% oranje vissen. Telkens wordt
bestaat uit 8 gestandaardiseerde modules waarin
er een visje gevangen (grijs of oranje) en de cliënt
veel voorkomende denkfouten en een eenzijdige
moet schatten uit welke vijver deze vis komt en
manier van probleem oplossen op een speelse
aangeven hoeveel procent zeker hij is. De sleutel
manier aan bod komen.
variabele is het aantal malen dat cliënt een visje laat vangen voordat hij met zekerheid wil beslissen
Het doel van deze pilot is te onderzoeken:
uit welke vijver deze komt. Patiënten met wanen
1. Is MCT haalbaar bij cliënten met een dubbele
komen sneller (te snel) tot een beslissing dan
diagnose?
‘gezonde’ personen.
2. Verminderen foutieve denkstijlen door de MCT? 3. Is MCT zinvol bij cliënten met een dubbele
Om waanideeën en waanovertuigingen te meten
diagnose zoals blijkt uit een afname in (last en
worden de Green Paranoid Thought Scales (GPTS,
leed van) waanideeën en waanovertuiging en
ref), de Delusional Rating Scale (DRS) uit de Psy-
een toename in cognitief inzicht?
chotic Symptom Rating Scale (Psyrats) en de Beck
4. Wat is het subjectieve oordeel van de deelnemers over MCT? 5. Houden eventuele effecten aan op de langere termijn?
Cognitive Insight Scale (BCIS) gebruikt. Om het subjectieve oordeel van de cliënt over de MCT mee te nemen wordt een Visueel Analoge Schaal (VAS) gebruikt met een range van 0 tot 100, waarbij 100 een uitermate positief oordeel over
Er zijn geen strikte inclusie- of exclusiecriteria
MCT voorstelt en 0 een uitermate slecht oordeel.
behalve de dubbele diagnose en de mogelijkheid
Ook zullen de deelnemers geïnterviewd worden
om in een groep deel te kunnen nemen. Groepen
over de verschillende modules wat betreft duide-
zullen (voorlopig) uit maximaal 5 cliënten bestaan.
lijkheid en toepasbaarheid.
Meetinstrumenten: Om Jumping To Conclusions (JTC) te meten wordt de Vissentaak (variant klassieke Kralentaak) afgenomen (Moritz and Woodward, 2007). Voor deze probabilistische redeneertaak op de computer worden 2 vijvers afgebeeld: 1 met 15% grijze vissen en 85% oranje vissen en 1 met 85%
100
Middelengebruik- en verslavingsstoornissen
Ouderen en alcoholverslaving Late life alcohol dependence Zorgbedrijf
Parnassia
Startjaar onderzoek
2011
Naam contactpersoon
Julia van den Berg
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
De patiënten die opgenomen worden met alcoholverslaving op de detox-afdeling van Parnassia, divisie Ouderen, worden uitgebreid geïnterviewd en gevolgd. Vraagstelling: Zijn er verschillen in drinkgedrag, ernst en aard van de (comorbide) problematiek, en cognitief functioneren, tussen oudere patiënten met een ‘early onset’ (<25 jaar), ‘late onset’ (25-44 jaar) en ‘very late onset’ (v.a. 45 jaar) alcoholverslaving?
ParnassiaBavo Academie
101
Middelengebruik- en verslavingsstoornissen
PerspActive: Onderzoek naar de toepassingsmogelijkheden van een ‘Personality-targeted’ interventie in de jeugdverslavingszorg PerspActive: Study on the utility of a personality-targeted intervention for adolescents in addiction care Zorgbedrijf
Brijder
Startjaar onderzoek
2011
Naam contactpersoon
Renske Spijkerman
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
PerspActive, een veelbelovende nieuwe interven-
als jongeren in de algemene populatie. Indien
tie gericht op jongeren in de algemene populatie
het risicoprofiel tussen beide populaties sterk
die (nog) geen alcohol en/of drugs gebruiken, biedt
verschilt, dan dient de bestaande interventie en
mogelijk ook bruikbare invalshoeken voor jongeren
tevens de toewijzingsprocedure aangepast te
die wel problematisch gebruik vertonen.
worden aan de SURPS-profielen van de nieuwe doelgroep.
De interventie bestaat uit twee delen: een
2. Inzicht verkrijgen in de toepasbaarheid en
screening en een ‘personality-targeted’ inter-
mogelijke effectiviteit van een ‘personality-tar-
ventie. De screening gebeurt met de Substance
geted’ interventie bij jongeren met verslavings-
Use Risk Profile Screener (SURPS), een korte
problemen.
vragenlijst waarmee vier risicoprofielen (angstgevoeligheid, negatief denken, sensatie zoekgedrag,
Voor de beantwoording van de onderzoeksvragen
en impulsiviteit) in kaart worden gebracht. Een
wordt aan ongeveer 600 cliënten (12-23 jaar) van
hoge score op een of meer van deze dimensies is
Brijder Jeugd gevraagd om twee keer een online
gerelateerd aan een hoger risico op problematisch
vragenlijst in te vullen over middelengebruik en
alcohol- en drugsgebruik. De ‘personality-targeted’
risicoprofielen. De eerste meting zal bij start
interventie bestaat vervolgens uit 2 à 3 sessies
behandeling worden afgenomen en na 6 maanden
op basis van groepsgerichte Cognitieve Gedrags-
volgt een follow-up meting.
therapie (CGT) die zich specifiek richten op het geobserveerde risicoprofiel van de jongere.
De resultaten van deze metingen dienen inzicht
Binnen Brijder Jeugd zal onderzoek worden
te geven in de verdeling en voorspellende waarde
gedaan naar de mogelijkheden voor de toepassing
van de risicoprofielen bij de cliëntpopulatie van
en ontwikkeling van een soortgelijke interventie
Brijder Jeugd. Op basis van de conclusies uit dit
als ‘Preventure’ voor de behandeling van jongeren
onderzoek zal in samenwerking met behandel
met problematisch middelengebruik. Het onder-
medewerkers van Brijder Jeugd een ‘personality
zoek kent twee doelstellingen:
targeted’ interventie worden ontwikkeld en
1. Inzicht verkrijgen in welke mate en verhouding
uitgetest.
de SURPS-risicoprofielen vóórkomen bij jongeren met (beginnende) verslavingsproblematiek. Deze informatie is relevant omdat niet bekend is of jongeren met (beginnende) verslavingsproblemen een vergelijkbaar risicoprofiel vertonen 102
Middelengebruik- en verslavingsstoornissen
Verslaving en ernstige psychopathologie: een gerandomiseerde gecontroleerde vergelijking van de effectiviteit van residentiële versus ambulante geïntegreerde behandeling van patiënten met een dubbele diagnose Zorgbedrijf
Brijder, Parnassia Bavo Academie
Subsidiegevers
ZonMW, Zorgkantoor Haaglanden
Startjaar onderzoek
2004
Naam contactpersoon
Mascha Nuijten
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In dit project werd de effectiviteit van residentiële
naturalistische follow-up fase). In de ambulante
versus ambulante geïntegreerde behandeling
arm bestond het behandelaanbod uit eerst een
van zogenaamde “dubbele diagnose” patiënten
maand residentiële zorg, vervolgens vijf maanden
(patiënten met een combinatie van ernstige ver-
intensieve ambulante zorg, en vervolgens drie
slavings- en psychische problematiek) onderzocht.
maanden standaard ambulante zorg (de naturalis-
Dit is gebeurd door middel van een gerandomi-
tische follow-up fase). De metingen vonden plaats
seerde, gecontroleerde equivalentie-studie. Het
ten tijde van de aanvang van de behandeling, en
doel was te bepalen of de ambulante behandeling
na drie, zes en negen maanden. Eind 2008 wer-
even effectief of effectiever is dan de residentiële
den de data geanalyseerd. De primaire uitkomst-
behandeling. In de periode oktober 2004 -
maat die in het onderzoek gehanteerd werd, is
september 2007 zijn 86 patiënten van het Cen-
het aantal dagen dat de patiënt in de 3 maanden
trum Dubbele Problematiek (CDP) geïncludeerd;
follow-up gehospitaliseerd is geweest voor psy-
gerandomiseerd over een residentiële (N=41) en
chiatrische problemen, verslavingsproblemen en/
een ambulante arm (N=45). In de residentiële
of gezondheidsproblemen, en/of in detentie heeft
arm kregen de patiënten een behandelaanbod
doorgebracht.
van zes maanden residentiële zorg, gevolgd door drie maanden standaard ambulante zorg (de
ParnassiaBavo Academie
103
Middelengebruik- en verslavingsstoornissen
Cocaine Addiction Treatments to improve Control and reduce Harm (CATCH): new pharmacological treatment options for crack-cocaine dependence in the Netherlands Zorgbedrijf
Brijder
In samenwerking met
AMC, UvA, Amsterdam Instititute for Addiction Research (AIAR)
(Co-)promotor
Prof.dr. W. van den Brink, dr. V. Hendriks, dr. P. Blanken
Subsidiegevers
ZonMW
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Mascha Nuijten
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Afhankelijkheid van crack-cocaïne gaat vaak
Het doel van de CATCH-studie is om een of
gepaard met een grote diversiteit aan problemen
meer kandidaat-medicament(en) te vinden voor
voor zowel de gebruiker en zijn omgeving als
de behandeling van cocaïneafhankelijkheid. De
voor de samenleving. Binnen de verslavingszorg
effecten van de farmacologische behandelingen -
vormen de crackgebruikers een aanzienlijke en
als toevoeging aan een Leefstijltraining - worden
complexe groep. Effectieve zorg ontbreekt; de
geëvalueerd in termen van behandelretentie,
reguliere ambulante psychosociale behandelin-
gebruik, craving, lichamelijke en psychische
gen laten slechts matige resultaten zien, mede
klachten, en sociaal functioneren. Tevens worden
veroorzaakt door de grote uitval van patiënten en
de veiligheid en acceptatie van de medicatie
terugval in gebruik. Ook zijn er nog geen bewezen
onderzocht.
effectieve farmacotherapieën beschikbaar voor crack-cocaïne afhankelijkheid.
In augustus 2010 is de deelstudie met topiramaat gestart bij Brijder Verslavingszorg. Eind 2011- begin
In de ‘Cocaine Addiction Treatments to improve
2012 zal de CATCH-studie starten bij Jellinek
Control and reduce Harm’ (CATCH)-studie worden
Mentrum (deelstudie modafinil) en Bouman GGZ
binnen verslavingszorginstellingen in Amsterdam,
(deelstudie dexamfetamine).
Den Haag en Rotterdam drie medicamenten onderzocht die in Amerikaanse onderzoeken
De CATCH-studie is onderdeel van een bredere
veelbelovende resultaten hebben laten zien ten
studie naar prevalentie, behandelbehoeften en
aanzien van cocaïnegebruik en craving: topiramaat,
nieuwe farmacotherapieën voor crack-cocaïne
modafinil en dexamfetamine.
verslaafden.
In elk van de drie gerandomiseerde studies krijgt één groep het aanbod van een individuele Leefstijltraining, en de andere groep naast de Leefstijltraining een additionele farmacologische behandeling.
104
Middelengebruik- en verslavingsstoornissen
Client Monitoring Systeem Verslaving Client Monitoring System Addiction Zorgbedrijf
Brijder
In samenwerking met
Gemeente Den Haag
Subsidiegevers
Gemeente Den Haag
Startjaar onderzoek
1999
Naam contactpersoon
Peter Blanken
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Sinds 1999 doet het Parnassia Addiction Research Centre (PARC), mede in opdracht van de Gemeente Den Haag, onderzoek naar de aard en omvang van de patiëntenpopulatie uit Den Haag en regio, de verslavingsproblemen van patiënten, hun bijkomende problematiek en de zorg die zij hebben ontvangen bij Brijder (en haar voorgangers). Het Cliënt Monitoring Systeem (CMS) maakt gebruik van Psygis, het registratiesysteem van Brijder Verslavingszorg en de gegevens uit de Addiction Severity Index (ASI), het uitgebreide screeningsinterview dat wordt afgenomen bij patiënten die zich (op-) nieuw aanmelden voor behandeling. Het doel is om het CMS in 2011 uit te breiden met de patiënt- en zorggegevens van de behandelafdelingen van Brijder Noord-Holland.
ParnassiaBavo Academie
105
Neurocognitieve stoornissen
106
Neurocognitieve stoornissen
Het mobiele delierteam voor tijdige detectie en behandeling van delier bij ouderen verwezen voor ambulante geestelijke gezondheidszorg A mobile delirium team for early detection and treatment of delirium in elderly patients referred for ambulatory mental health care Zorgbedrijf
Parnassia
In samenwerking met
Bavo Europoort
Subsidiegevers
PBG 2007, innovatiesubsidie aan PACO Noord
Startjaar onderzoek
2009
Naam contactpersoon
Anne Stroomer
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Achtergrond en doel:
Resultaten:
Delier is een veel voorkomend psychiatrisch
Tussen januari en juli 2010 werden 275 patiënten
syndroom bij kwetsbare ouderen. Het is in prin-
aangemeld voor ambulante psychogeriatrische
cipe reversibel als de onderliggende lichamelijke
zorg. Het MDT belde 121 mantelzorgers voor
oorzaken tijdig worden opgespoord en adequaat
aanvullende informatie. 61 patiënten werden thuis
behandeld. Op een ambulante afdeling ouderen-
bezocht wegens vermoeden van delier, gemiddeld
psychiatrie van Parnassia in Den Haag werd in
1,85 dagen na de aanmelding (voorheen duurde
2009 een mobiel delierteam (MDT) opgericht met
dit 2 weken). 44 patiënten bleken een delier te
als doel de detectie en behandeling van delieren
hebben, waarmee de prevalentie op 16% kwam.
bij ambulante psychogeriatrische patiënten te
Bij de helft van de patiënten was medicatie een
bespoedigen.
faciliterende of uitlokkende factor. Het MDT behandelde 32 patiënten in de thuissituatie. Na
Werkwijze:
drie maanden woonden 29 patiënten van hen nog
Het MDT bestond uit een sociaal geriater, twee
steeds in hun (verzorgings)huis, 3 patiënten waren
verpleegkundigen en een neuropsycholoog. Zij
alsnog in een verpleeghuis opgenomen.
beoordeelden direct nadat een patiënt aangemeld was voor ambulante psychogeriatrische zorg de
Conclusie:
aangeleverde informatie op aanwijzingen voor
Delier komt vaak voor bij patiënten verwezen voor
delier. Zo nodig nam het MDT contact op met
ambulante psychogeriatrische zorg. Aanvullende
de mantelzorger voor een telefonisch interview.
informatie van mantelzorgers die direct na aanmel-
De sociaal geriater bezocht de patiënten met
ding verworven wordt, kan tijdige herkenning en
een mogelijk delier met spoed thuis. Het MDT
behandeling bevorderen. Prioritering van zorg aan
verrichtte diagnostiek, en zette een behandel-
thuiswonende patiënten met delier zal niet alleen
plan uit voor patiënten met een delier op basis
de behandeling, maar ook preventie van delier in
van 4 pijlers: opsporen en behandelen van zo
deze populatie ten goede komen.
veel mogelijk oorzaken en risicofactoren, extra ondersteunende zorg, voorlichting en instructies voor mantelzorgers en verzorgenden, en zo nodig medicamenteuze behandeling van psychotische verschijnselen.
ParnassiaBavo Academie
107
Neurocognitieve stoornissen
Out of Memory: aanleren en evalueren van ondersteunende technologie voor ouderen met een Mild Cognitive Impairment of beginnende dementie Out of Memory: learning and evaluation of assistive technology for elderly with mild cognitive impairment or early Alzheimers disease Zorgbedrijf
Dijk & Duin, Parnassia
In samenwerking met
VuMC Amsterdam
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Ellie Wekking
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
functionele cognitieve vaardigheden in het dagelijks
Out of Memory (OoM) is een toegankelijk, eenvou-
leven; Vragenlijst Zelfwaardering
dig elektronisch hulpmiddel dat het geheugen kan ondersteunen.
(Diesfeldt, 2007); Vragenlijst Ervaren autonomie (Meiland & Droës, 2006); Vragenlijst Kwaliteit van
Doel van het onderzoek:
leven (Quality of Life- Alzheimers Disease, Logsdon
Nagaan bij welke cliënten met de diagnose
et al, 1999); Verkorte gevoel van competentielijst
Mild Cognitive Impairment (MCI) of beginnende
(Vernooij-Dassen et al, 1999) af te nemen bij de
dementie OoM kan worden aangeleerd, en wat de
mantelzorger; Kwalitatieve beoordeling van gebruiks-
gebruiksvriendelijkheid, bruikbaarheid en effecten op
vriendelijkheid en bruikbaarheid van het instrument
het dagelijks functioneren zijn (gevoel van zelfwaar-
OoM (Lund, 2001).
dering en autonomie, sociale contacten, kwaliteit
Tijdens de aanleerfase van OoM wordt na elke fase
van leven).
de voortgang geëvalueerd door middel van de Compliance questionnaire. Tevens wordt geïnventari-
Methode:
seerd welke mensen OoM niet aan kunnen leren en
Zelfstandig wonende, alleenstaande ouderen
met welke achtergrondkenmerken dit samenhangt.
worden geworven vanuit de aanmeldingen naar de
Via een randomisatietabel worden deelnemers
DOC-teams Castricum, IJmuiden en Purmerend en
aan OoM of de controle conditie toegewezen. De
via de Divisie Ouderen van het zorgbedrijf Parnassia.
deelnemer ontvangt een training van 6 tot 8 weken
Alle deelnemers met een cognitieve stoornis of een
om te leren hoe met OoM om te gaan en hoe er
beginnende dementie die een computer hebben,
bijvoorbeeld afspraken in gezet en uitgehaald kun-
en waar een mantelzorger aanwezig is, kunnen in
nen worden.
het onderzoek instromen. Exclusie criteria zijn: een MMSE-score > 24, beperkingen in visus, gehoor en
De volgende fasen worden doorlopen:
praxis die interfereren met een adequaat gebruik
1. acquisitiefase: OoM wordt aangeleerd aan cliënt
van OoM. Tijdens de baseline en nameting (na zes maanden) worden de volgende instrumenten afgenomen: Mini Mental State Examination (MMSE), ter bepaling
108
(3 sessies per week), 2. applicatiefase: hoe kan OoM gebruikt worden in het dagelijks leven (2 sessies per week), en 3. Adaptatiefase: deelnemer oefent hoe OoM een
van het globale cognitief functioneren; EveryDay-
routineus gebruikt kan worden in het dagelijks
Cognition (E-Cog, Fariaset al 2006) als maat voor
leven (1 sessie per week).
Persoonlijkheids stoornissen
ParnassiaBavo Academie
109
Persoonlijkheidsstoornissen
Neurobiologie van verbale akoestische hallucinaties en de effectiviteit van fMRI-geleide TMS bij patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis Zorgbedrijf
PsyQ
In samenwerking met
UMC Utrecht
(Co-)promotor
prof.dr. I.E.C. Sommer, prof.dr. H.W. Hoek, dr. J.D. Blom
Subsidiegevers
ZonMW, Stichting tot Steun VCVGZ
Startjaar onderzoek
2007
Naam contactpersoon
Karin Slotema
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van de studie: - Analyse van de neurobiologische correlaten van verbale akoestische hallucinaties (VAH), en - onderzoeken van de effectiviteit van fMRIgeleide TMS versus TMS over T3P3 (standaardlocatie) en sham. Methode: - Inventariseren van de fenomenologische karakteristieken van VAH, - EEG, - fMRI-scan, - model-based analyse van fMRI-data (drs. K. Diederen, UMCU), - randomisatie, waarna rTMS-behandeling (N=60), - evaluatie effectiviteit van rTMS, en - analyse kosten-effectiviteit van rTMS.
110
Persoonlijkheidsstoornissen
De effectiviteit van digitale versus real-life psycho-educatie voor patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis Effectiveness of digital versus real-life psycho-education for patients with borderline personality disorder Zorgbedrijf
PsyQ
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Marlies Marissen
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In deze tijd van vernieuwingen in de zorg is er behoefte aan snelle en efficiënte vormen van communicatie tussen zorgaanbieders en cliënten. Dit blijkt bijvoorbeeld wanneer men kijkt naar succesvolle vernieuwende vormen van therapie zoals Interapy in Nederland en verschillende vormen van E-therapy over de hele wereld. Persoonlijkheidsproblematiek is een terrein waar men zich tot nu toe terughoudend heeft opgesteld in de ontwikkeling van vormen van internettherapie. Juist door problemen in het contact met anderen is het vaak moeilijk voor borderline patiënten om een groepsbehandeling te ondergaan. In deze studie wordt de effectiviteit van een digitale module genaamd ‘Borderlinewijzer’ vergeleken met een reguliere groepsbehandeling gericht op het geven van psycho-educatie aan patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis.
ParnassiaBavo Academie
111
Persoonlijkheidsstoornissen
De invloed van groepscohesie en therapeutische werkalliantie op het effect van groepsbehandelingen bij patiënten met persoonlijkheidsproblematiek Zorgbedrijf
PsyQ
In samenwerking met
Erasmus MC
Startjaar onderzoek
2003
Naam contactpersoon
Hans Snijders
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Vanaf najaar 2003 tot en met 2007 vond er binnen de afdeling persoonlijkheidsproblematiek (CPP) van PsyQ onderzoek plaats naar de kwaliteit van en de werkwijze in de groepsbehandeling. 214 patiënten waren bereid aan het onderzoek mee te werken. Het onderzoek vond plaats binnen drie behandelvormen in groepsverband in (1) deeltijdbehandeling, (2) cognitieve therapie en (30) nazorggroepen. Gedurende 54 maanden zijn er per cliënt vier vragenlijsten ingevuld om na te kunnen gaan hoe de cliënten de samenwerking met de groepstherapeuten en de groepssfeer (door ons aangeduid als ‘groepscohesie’) in hun behandelgroep beoordelen en in hoeverre deze bejegening en de groepscohesie bijdragen tot een gunstig behandeleffect. Inmiddels zijn voldoende data van deelnemers verzameld om onderbouwde conclusies te kunnen trekken. De data-analyse is in 2009 afgerond en publicaties staan gepland in 2012.
112
Persoonlijkheidsstoornissen
Obsessive Compulsive Personality Disorder (OCPD): A Study into Clinical Prevalence and Treatment Zorgbedrijf
PsyQ
In samenwerking met
Universiteit van Amsterdam
(Co-)promotor
prof.dr. P.M.G. Emmelkamp
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Rob de Reus
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
With the publication of the Diagnostic Statistical
The aim of this study is to investigate prevalence
Manual DSM-III in 1980 the multi-axial system
of OCPD and treatment possibilities within the
is introduced (American Psychiatric Association,
PsyQ outpatient population. More specifically, we
1980). From that point on personality disorders
will:
are situated on a distinct axis (II) to ensure that “consideration is given to the possible presence of disorders that are frequently overlooked when attention is directed to the more florid Axis I disorders” (American Psychiatric Association, 1980, p. 23).
1. study the prevalence in a Mental Health population, 2. develop a structured CBT treatment and evaluate this treatment in a series of cases, and 3. evaluate the effectiveness of this treatment in a randomised controlled study.
It was expected that acknowledging the importance of diagnosing the axis II personality disorders would lead to a growth of the literature on diagnosing PD’s, their prevalence and treatment. For a long time that expectation has not been lived up to (Emmelkamp & Kamphuis, 2007; Blashfield & Intoccia, 2000) particularly with respect to the anxiety-inhibited cluster of personality disorders (cluster C). Cluster C personality disorder is the most prevalent in the general population and having the highest comorbidity rates (Tyrer, 2005). Surprisingly few studies have focussed specifically on the Obsessive Compulsive Personality Disorder (OCPD) (Grilo, 2004; Villemarette-Pittman, Stanford, Greve, Houston, Mathias, 2004). Within the mental health care, the OCPD seems to be a forgotten personality disorder.
ParnassiaBavo Academie
113
Persoonlijkheidsstoornissen
Persoonlijkheidsdiagnostiek voor ouderen in de GGZ: Een aanzet tot gefaseerd multidimensionaal testonderzoek Zorgbedrijf
Parnassia
In samenwerking met
Mondriaan, UMC St. Radboud, GGzE Eindhoven, GGZ Midden Brabant
Subsidiegevers
Nuts-OHRA
Startjaar onderzoek
2006
Naam contactpersoon
Wilfried Ekkers
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Achtergrond:
plaatsvinden om reeds bestaande persoonlijk-
De beschikbaarheid van betrouwbare en valide
heidsvragenlijsten voor ouderen te normeren.
methoden voor persoonlijkheidsdiagnostiek bij
Hierbij wordt uitgegaan van een multidimensionale
oudere patiënten in de GGZ is beperkt.Deze studie
benadering gericht op temperamentfactoren,
is erop gericht de validiteit, betrouwbaarheid en
trekken en cognities. Het zeven factorenmodel
praktische bruikbaarheid van een gefaseerde, mul-
(Cloninger, 2004) dient daarbij als uitgangspunt,
tidimensionale benadering van persoonlijkheidson-
aangevuld met het vijf factorenmodel (McCrae &
derzoek bij ouderen te ontwikkelen. De specifieke
Costa, 1997) en een benadering van cognitieve
kenmerken en beperkingen van oudere patiënten
copingmechanismen (Endler & Parker, 1990).
in de GGZ vereisen namelijk aanpassing van de
Beoogd wordt de onderlinge samenhang tussen
bestaande persoonlijkheidstesten.
de drie modellen in kaart te brengen om bruikbare scoreprofielen voor persoonlijkheidsdiagnostiek
De criteriumvaliditeit en test-hertest betrouwbaar-
van oudere patiënten in de GGZ te realiseren.
heid van de huidige Gerontologische Persoonlijkheidsstoornissen Schaal (GPS) zullen nader
Diverse GGZ-instellingen in Nederland participeren
worden onderzocht. Dit instrument beoogt te
in dit onderzoekstraject. Het onderzoek zal op
screenen op de aan- of afwezigheid van persoon-
individueel patiëntniveau bijdragen aan verbetering
lijkheidspathologie, alsmede een adequate inschat-
van diagnostische en therapeutische interventies,
ting te maken voor het al dan niet noodzakelijk zijn
alsmede aan een toegespitste bejegening van de
van uitvoerige persoonlijkheidsdiagnostiek.
patiënt en psycho-educatie voor professionals als
Ten behoeve van uitvoerige persoonlijkheids
mantelzorgers.
diagnostiek zal er psychometrisch onderzoek
114
Persoonlijkheidsstoornissen
De rol van zelfwaardering en empathie bij de Narcistische Persoonlijkheidsstoornis Narcissistic Personality Disorder: The role of self-esteem and empathy Zorgbedrijf
PsyQ, Parnassia Bavo Academie
In samenwerking met
Erasmus Universiteit Rotterdam
Startjaar onderzoek
2009
Naam contactpersoon
Marlies Marissen
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Er is nog maar weinig bekend over de Narcistische Persoonlijkheidsstoornis (NPS). Eén van de theorieën is dat mensen met een NPS een verstoord zelfbeeld hebben en emotionele informatie op een andere manier verwerken. Om dit te onderzoeken is er een onderzoek gaande waarbij mensen met een NPS vergeleken worden met mensen met een Cluster C persoonlijkheidsstoornis en een gezonde controlegroep waarbij meerdere vragenlijsten en computertaken worden afgenomen. Er wordt onderzocht of personen met een NPS verschillen van een psychiatrische en een psychisch gezonde controlegroep op het niveau van expliciete en impliciete zelfwaardering en empathische vermogens.
ParnassiaBavo Academie
115
Persoonlijkheidsstoornissen
Auditieve Verbale Hallucinaties (AVH) bij patiënten met een persoonlijkheidsstoornis Zorgbedrijf
PsyQ
In samenwerking met
UMC Utrecht
Subsidiegevers
Stichting tot Steun VCVGZ
Startjaar onderzoek
2007
Naam contactpersoon
Karin Slotema
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Met enige regelmaat geven patiënten met een persoonlijkheidsstoornis aan dat zij last hebben van het horen van stemmen (auditieve verbale hallucinaties, AVH). In de literatuur is nog weinig geschreven over de aard, inhoud en impact van AVH bij deze populatie. Het is niet duidelijk welke hersengebieden betrokken zijn bij AVH bij deze aandoening en al helemaal niet wat de (eventueel erfelijke) oorzaak is van deze AVH. Ook is niet bekend in welke mate deze AVH overeenkomen of verschillen met AVH bij andere psychiatrische diagnoses waaronder schizofrenie. Om antwoord te geven op deze vragen met als doel een betere behandeling te kunnen geven, is een onderzoek gaande op de afdeling persoonlijkheidsproblematiek. Met behulp van vragenlijsten worden de aard, inhoud en eventuele hinder van AVH bij patiënten met een persoonlijkheidsstoornis in kaart gebracht. Ook wordt bloed afgenomen om te kijken naar een eventuele erfelijke aanleg. Een subgroep van de deelnemers krijgt een hersenscan (functionele MRI scan) en/of een hersenfilmpje (EEG) om te onderzoeken welke gebieden actief zijn tijdens het ervaren van AVH.
116
Forensische psychiatrie
ParnassiaBavo Academie
117
Forensische psychiatrie
Algemene en klinische kenmerken van een cohort patiënten voor wie een rechterlijke machtiging (RM) is aangevraagd Characteristics of court-ordered admission in patients with severe mental illness: a prospective study Zorgbedrijf
Bavo Europoort
(Co-)promotor
prof.dr. C.L. Mulder
Startjaar onderzoek
2003
(Co-)promotor
Prof.dr. C.L. Mulder, prof.dr. M.W. Hengeveld
Naam contactpersoon
Anneke van Leeuwen
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van het onderzoek is het beschriiven van algemene en klinische kenmerken van een cohort patiënten voor wie een rechterlijke machtiging (RM) is aangevraagd. Ook het beloop van ziekte, gevaar, ziektebesef, compliance, ervaren dwang en andere subjectieve ervaringen bij deze patiënten worden onderzocht. Daarnaast wordt onderzocht of er subgroepen patiënten zijn die het meest respectievelijk het minst baat lijken te hebben na 6 en 12 maanden follow-up. Ook worden de redenen voor een RM-aanvraag en eventuele verlenging van een RM onderzocht, alsmede het beloop van de zorg bij de verlener van mantelzorg van patiënten voor wie een RM is aangevraagd.
118
Forensische psychiatrie
Evaluatie Remise 2004-2008: Woonbegeleiding voor verslaafde veelplegers Evaluation of a Dutch Housing Program for addicted repeat offenders Zorgbedrijf
Palier, Brijder
Startjaar onderzoek
2009
Naam contactpersoon
Marina Geschiere
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Remise is een Haags woonbegeleidingsprogramma dat justitiabelen met middelenafhankelijkheid door middel van begeleiding op het gebied van wonen, dagbesteding, financiën en sociaal netwerk voorbereidt op een succesvolle resocialisatie. Na succesvolle afronding van het programma krijgt de cliënt een woning aangeboden door gemeente Den Haag. Het onderzoek gaat in op de retentie en uitstroom van 139 Remise cliënten in de periode 2004-2008. Uit de resultaten blijkt dat 45% van de cliënten na één of meer opnames succesvol uitstroomt. Succesvolle uitstromers verbleven gemiddeld 254 dagen op Remise en niet-succesvolle uitstromers 84 dagen. Cliënten met een niet-westerse herkomst bleken vaker succesvol uit te stromen dan degenen met een westerse herkomst. Cliënten zonder inkomen bij opname bleken vaker succesvol uit te stromen dan degenen met een inkomen bij opname. Cliënten met een verblijfsduur van zes maanden of langer hadden gemiddeld minder vaak in detentie gezeten dan cliënten met een verblijfsduur van minder dan zes maanden.
ParnassiaBavo Academie
119
Forensische psychiatrie
Een flankerende studie naar het effect van multidimensionele gezinstherapie (MDFT) en cognitieve gedragstherapie (CGT) op de geregistreerde criminaliteit A side-study into the effects of multidimensional family therapy and cognitive behavioral therapy on registered criminality Zorgbedrijf
Brijder
In samenwerking met
Curium-LUMC
Startjaar onderzoek
2011
Naam contactpersoon
Vincent Hendriks
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In dit flankerende onderzoek worden de gegevens uit de INCANT-studie (gerandomiseerde studie naar de effectiviteit van multidimensionele gezinstherapie (MDFT) en cognitieve gedragstherapie (CGT) bij jongeren met een stoornis in het gebruik van cannabis) anoniem gekoppeld aan gegevens van de deelnemers betreffende hun geregistreerde criminaliteit (d.w.z. het aantal aanhoudingen met proces-verbaal) in de politiedossiers (Herkenningsdienstsysteem; HKS). Voor deze koppeling is toestemming verkregen van de Medisch-ethische Toetsingscommissie Instellingen Geestelijke Gezondheidszorg (METiGG) en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. In het onderzoek, dat uitgevoerd wordt in samenwerking met Curium-LUMC, wordt de (geregistreerde) criminele carrière van de onderzoeksdeelnemers in kaart gebracht tot een zo recent mogelijke datum. Primaire focus van het onderzoek is vast te stellen of het effect van behandeling op het geregistreerde delictgedrag van de deelnemers verschilt tussen MDFT en CGT.
120
Forensische psychiatrie
Haagse zeer actieve veelplegers en de ketenaanpak 2000-2010: Een longitudinaal onderzoek Zorgbedrijf
Brijder, Palier
In samenwerking met
Gemeente Den Haag, Openbaar Ministerie, Bongerd Instituut, Ministerie van Veiligheid en Justitie, Politie Haaglanden
Subsidiegevers
Gemeente Den Haag, Palier
Startjaar onderzoek
2007
Naam contactpersoon
Tonko Hoffman
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In opdracht van de afdeling bestuurszaken van
Samengevat kan geconcludeerd worden dat in het
de gemeente Den Haag, de zorginstelling Palier
onderhavige onderzoek sprake was van een grote
van Parnassia Bavo Groep, politie Haaglanden en
mate van convergentie tussen de bevindingen
het Openbaar Ministerie heeft Brijder Onder-
uit verschillende bronnen, zowel wat betreft de
zoek (PARC) een onderzoek uitgevoerd naar de
kenmerken en problematiek van de veelplegers,
Haagse zeer actieve veelplegers. Het onderzoek
de veranderingen in hun delictgedrag over de tijd,
had betrekking op de omvang van de groep zeer
als de factoren die bij deze veranderingen een rol
actieve veelplegers in de regio Haaglanden in de
hebben gespeeld.
jaren 2000 t/m 2006 en de door hen gepleegde criminaliteit, de criminogene en persoonsken-
In het onderzoek vonden wij vanaf de introductie
merken van deze veelplegers, de effecten van
van de Haagse ketenaanpak op uiteenlopende
de Haagse ketenaanpak op de ontwikkeling in de
indicatoren een sterke daling in de criminaliteit van
aan hen gerelateerde geregistreerde criminaliteit -
de veelplegers en deze daling werd niet alleen ver-
aantal antecedenten - over de jaren 2000 t/m 2010
oorzaakt door een insluitingseffect, maar ook door
en de door hen ervaren druk/drang ten gevolge
aanzienlijke vermindering van het delictgedrag in
van de ketenaanpak.
de tijd dat de veelplegers op vrije voeten waren. De factor leeftijd - en met het ouder worden een
Het onderzoek viel uiteen in drie lagen: 1. koppeling en analyse van de registratiebestanden van politie, justitie en de geestelijke
toenemende motivatie het delictgedrag te staken - bleek in uiteenlopende analyses consistent van invloed op de criminaliteitsreductie.
gezondheidszorg, inclusief de verslavingszorg, 2. herhaalde afname, met een interval van ruim
Op grond van de gecombineerde gegevens wordt
een jaar, van een interview bij een selectie van
geconcludeerd dat de Haagse ketenaanpak,
151 veelplegers uit dit gekoppelde gegevensbe-
waarin (dreiging van) incapacitatie en een uitge-
stand, en
breid zorgaanbod centrale elementen zijn, zeer
3. herhaalde afname, met een interval van gemiddeld anderhalf jaar, van een diepte-interview bij
waarschijnlijk aan dit proces heeft bijgedragen en het proces heeft versneld.
30 van deze 151 veelplegers.
ParnassiaBavo Academie
121
Interculturele psychiatrie
122
Interculturele psychiatrie
Culturele validatie van de 4K’s Cultural validation of the 4K’s Zorgbedrijf
i-psy
Startjaar onderzoek
2011
Naam contactpersoon
Samrad Ghane
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Een efficiënte en valide ROM kan bijdragen aan de hulpverlening door: (a) het inzichtelijk maken van de voortgang van de behandeling voor patiënt en therapeut, (b) het evalueren van de effectiviteit van verschillende behandelprogramma’s, en (c) het genereren van gegevens die kunnen worden gebruikt in communicatie met verwijzers en zorgverzekeraars. Binnen i-psy vindt ROM plaats met behulp van de 4K’s. Dit instrument is echter niet gevalideerd voor gebruik bij de etnisch en linguïstisch diverse patiëntenpopulatie van i-psy. Om deze reden zal het instrument in eerste instantie voor gebruik bij de grootste herkomstgroepen worden aangepast. In het huidige valideringsonderzoek wordt de betrouwbaarheid en construct validiteit van deze aangepaste versies nagegaan.
ParnassiaBavo Academie
123
Interculturele psychiatrie
Etnische verschillen in gebruik van psychiatrische zorg
Zorgbedrijf
Zorgservice, Parnassia Bavo Academie
(Co-)promotor
prof.dr. A.M. van Hemert, prof.dr. H.W. Hoek
Subsidiegevers
ZonMW AGIKO, ZonMW-interculturaliteit, Stichting tot Steun VCVGZ
Startjaar onderzoek
2005
Naam contactpersoon
Simon Hogerzeil
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In een samenwerking tussen Zorgservice BV en de Parnassia Bavo Academie wordt met het Psychiatrisch Casusregister Den Haag een cohortonderzoek uitgevoerd naar zorggebruik van immigranten met een psychotische stoornis of een stemmingsstoornis. In dit project wordt gekeken naar de interactie tussen etnische achtergrond en socio-demo grafische factoren en hun invloed op zorggebruik en zorgtrajecten. Het zorggebruik van inwoners van Den Haag van Surinaamse,Turkse of Marokkaanse afkomst met een stemmingsstoornis of een psychotische stoornis wordt vergeleken met de autochtone bevolking. Onze hypothese is dat immigranten oververtegenwoordigd zijn in de zwaardere zorgtrajecten ten opzichte van de Nederlandse autochtone bevolking. In termen van zorggebruik verwachten wij vaker gefragmenteerde zorg, diagnostische problemen, hogere behandelkosten, frequenter gebruik van nooddiensten en problemen met continuïteit van zorg.
124
Interculturele psychiatrie
Klinische relevantie van ziekteverklaringen van psychische klachten bij allochtone patiënten Clinical relevance of lay explanations of mental illness among ethnic minorities Zorgbedrijf
i-psy, PsyQ
In samenwerking met
Universiteit van Amsterdam
Subsidiegevers
NWO
Startjaar onderzoek
2008
Naam contactpersoon
Samrad Ghane
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Illness attributions are culturally shaped views on
Results indicated that higher therapist-patient dis-
illness causation, which may affect psychotherapy
crepancies in psychological attributions at time 1
process and outcome. Poor quality of mental
and time 2 were both significantly associated with
health care among members of ethnic minorities
poorer outcome. Moreover, greater discrepancy in
is thought to result from disparities between
psychological attributions at time 1 was a signifi-
illness attributions of patients and therapists.
cant predictor of lower psychotherapy attendance. However, attendance itself was not significantly
The present study aimed to examine whether (a)
associated with outcome.
higher therapist-patient discrepancies in different types of illness attributions are associated with
In conclusion, discrepancies between patients and
poorer psychotherapy outcome, and (b) greater
their therapists in psychological attributions were
discrepancy predicts worse outcome due to
associated with worse outcome, although psycho-
patients’ lower psychotherapy attendance rates.
therapy attendance did not seem to mediate this relationship. Early assessment of patients’ illness
A sample of 66 participants was recruited among
attributions and strategies, aimed at enhancing
patients from Turkish or Moroccan origins who
therapist-patient attributional congruence, are
received outpatient treatment for mood and
important steps in the provision of adequate men-
anxiety disorders. Symptom severity, and illness
tal health care to ethnic minorities.
attributions of patients and therapists across different categories of causes were assessed at the beginning (time 1) and after three months of psychotherapy (time 2).
ParnassiaBavo Academie
125
Interculturele psychiatrie
Therapie-geindiceerde veranderingen in verklaringen van ziekte Psychotherapy-induced change in explanations of mental illness among ethnic minorities Zorgbedrijf
i-psy, PsyQ
Startjaar onderzoek
2011
Naam contactpersoon
Samrad Ghane
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Psychotherapy is thought to be most effective
Results indicated that psychotherapy induced
when therapists and patients come to share
change in some, but not all types of attributions.
common understandings of illness during the
Compared to the control group, psychotherapy
treatment process. This is perhaps even more so
was associated with a greater reduction of
in case of ethnic minority patients whose illness
religious/mystical and stress related attributions.
attributions may markedly diverge from professio-
Furthermore, in the psychotherapy condition,
nal views. However, not much is known regarding
patient-therapist discrepancy in illness attributions
the impact of psychotherapy on patients’ illness
decreased significantly from baseline to post-
attributions, and it remains the question whether
assessment, especially with regard to environ-
patient-therapist discrepancy in illness attributions
mental, religious/mystical and stress related
decreases during treatment.
attributions.
This study aimed to examine the effect of psycho-
In conclusion, psychotherapy has an effect on
therapy on illness attributions of ethnic minority
illness attributions of ethnic minority patients,
patients.
although the mechanism for this effect is unclear. Implications of the findings for research and prac-
In a randomized controlled trial patients from Turkish and Moroccan origins (N = 125) were randomly assigned to psychotherapy versus waiting-list control condition. Illness attributions of patients in both conditions and those of therapists in the psychotherapy condition were assessed at baseline and three months later.
126
tice are discussed.
Interculturele psychiatrie
Voorspellers van behandelverloop en -uitkomst in interculturele psychotherapie Predictors of psychotherapy process and outcome among ethnic minorities Zorgbedrijf
i-psy
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Samrad Ghane
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Er bestaan zeer weinig empirische gegevens over behandelverloop en -uitkomst bij allochtone patiënten. Er is met name weinig bekend over patiënt-, therapeut- en therapiefactoren die het verloop en de uitkomst van interculturele psychotherapie kunnen beïnvloeden. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van ROM gegevens om meer zicht te krijgen op deze factoren.
ParnassiaBavo Academie
127
Interculturele psychiatrie
Positie allochtone mannen
Zorgbedrijf
Zorgservice
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Cor Hoffer
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Inventarisatie van de sociaal-psychische situatie van allochtone mannen. Het doel is om de positie van allochtone mannen te versterken.
128
Interculturele psychiatrie
Psychische ziekten en problemen onder allochtone Nederlanders Psychiatric problems among migrants in The Netherlands Zorgbedrijf
Zorgservice
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Cor Hoffer
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Beschrijving van de manier waarop allochtone Nederlanders psychische ziekten en problemen beleven. Doel is te achterhalen hoe migranten en hun kinderen psychische ziekten en problemen beleven en trachten op te lossen.
ParnassiaBavo Academie
129
Terugdringen dwang en drang
130
Terugdringen dwang en drang
From physical and chemical restraint to ‘virtual restraint’ in patients with a mental health disorder: A clinical study into the feasibility of using ICT related applications in reducing restraint in an inpatient setting Zorgbedrijf
Parnassia
In samenwerking met
TU Delft, Universiteit Leiden
(Co-)promotor
Prof.dr. E. Hoencamp, prof.dr. H. de Ridder, TU Delft, dr. P. Jonker, dr. R. de Winter
Startjaar onderzoek
2011
Naam contactpersoon
Mirjam Hazewinkel
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Study aim:
- ICT intellectual self-learning monitoring system
To reduce seclusion by 30% and shorten length
‘virtual restraint’; the development and instal-
by 50%.
lation in a closed acute psychiatric ward. - Various ICT based applications ‘virtual restraint’
Methods:
compared: wristbands, existing ‘basic’ detec-
This study will consist of literature reviews, field
tion system and an intellectual self-learning
studies and experimental interventions, which are
monitoring system in a clinical setting. A con-
divided over the following chapters:
trolled study.
- Alternatives used in psychiatry for restraining measures, including available ICT based applications in the general health care and clinical trials involving ICT based applications. - Characteristics of inpatients needing subsequent restraint with an emphasis on the use of physical restraint using the separation room. - Attitudes of patients staffing seven European countries towards the use of alternatives for restraint in an inpatient setting; the development of a tool. - Attitudes of ward staff in three different types of closed psychiatric hospitals towards the use of alternatives for restraint ant ICT based monitoring applications in an inpatient setting.
ParnassiaBavo Academie
131
Terugdringen dwang en drang
Separeerervaringen in een healing environment Experiences of seclusion in a healing environment Zorgbedrijf
Palier, Parnassia Bavo Academie
(Co-)promotor
Prof.dr. C.L. Mulder
Startjaar onderzoek
2011
Naam contactpersoon
Cokky van der Venne
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Achtergrond:
Methoden:
Landelijk worden veel interventies ontwikkeld om
Alle patiënten die gesepareerd zijn geweest
separaties te voorkomen. Gezien de veelal nega-
binnen één van beide condities krijgen eenmaal
tieve ervaringen van patiënten in separeerruimten
de ‘View of Seclusion’ vragenlijst met negen
en hieraan gerelateerde negatieve gevolgen is
stellingen voorgelegd. Aanvullend worden negen
er bij zorgbedrijf Palier op de afdeling FPA een
open vragen gesteld om meer zicht te krijgen op
separeerruimte ingericht op basis van de principes
separeerervaringen van patiënten en wordt de
van ‘healing environment’. In deze ruimte is het
verblijfsduur in de separeer tussen beide condities
meubilair aangepast qua stijl, kleur en comfort en
vergeleken.
kunnen patiënten zelf invloed uitoefenen op hun omgeving.
Resultaten: De kwantitatieve gegevens zullen zicht geven op
Doel:
mogelijke verschillen op groepsniveau in sepa-
Separeerervaringen in de nieuwe separeerruimte
reerervaringen tussen de twee separatiecondities.
(experimentele conditie) worden met ervarin-
Met de kwalitatieve gegevens wordt beoogd de
gen in regulier vormgegeven separeerruimten
kwantitatieve gegevens te expliciteren en mogelijk
(controleconditie) vergeleken. Hypothese is dat
concrete verbetersuggesties van patiënten te
gevoelens zoals angst, verdriet en boosheid in
achterhalen.
de experimentele conditie minder zijn dan in de controleconditie, maar dat ook de verblijfsduur in de experimentele conditie korter zal zijn.
132
Terugdringen dwang en drang
Gestructureerde korte termijn risicotaxatie als ondersteuning bij separatie reductie op BOPZ units Stuctured short term risk assessment to support the reduction of seclusion in acute psychiatric wards Zorgbedrijf
Bavo Europoort
(Co-)promotor
Prof.dr. H.A. Nijman, prof.dr. CL. Mulder, prof.dr. C. van der Staak, dr. E.O. Noorthoorn
Subsidiegevers
Ministerie van VWS
Startjaar onderzoek
2007
Naam contactpersoon
Roland van de Sande
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Op BOPZ units is het tijdig taxeren van contro-
Resultaten:
leverlies bij patiënten nodig om separaties af te
Na een baseline periode van 10 weken en de
wenden. Dit kan objectiever worden vormgege-
aansluitende experimentele periode van 30 weken
ven door het dagelijks gebruik van korte termijn
bleek dat de duur van de separaties en het aantal
risicotaxatie schalen. De studie richt zich op het
agressie-incidenten op de experimentele units sig-
separatie-reducerende rendement van gestructu-
nificant waren afgenomen, terwijl op de controle
reerde korte termijn risicotaxatie en op het deter-
units geen significante dalingen zichtbaar waren.
mineren van risicovolle symptoomprofielen waarbij
Het absolute aantal gesepareerde patiënten is niet
de kans op separatie is verhoogd. Het betreft
significant afgenomen tijdens deze cluster geran-
hier een samengestelde set van observatiescha-
domiseerde trial. In het verlengde hiervan werden
len die dagelijks en wekelijks worden gebruikt
diverse retrospectieve risicoanalyses uitgevoerd
als onderdeel van de gangbare rapportage van
betreffende waargenomen symptoomprofielen en
verpleegkundigen.
gevaarstypen bij patiënten op de participerende BOPZ units.
Het effect van dit risicotaxatie model (CrisisMonitor) werd getoetst in een cluster gerandomiseerde
Deze analyses vormen een bijdrage aan de ont-
trial. Hierbij werden de verschillen in agressie-
wikkeling van kennis hoe het risico op separatie
incidenten en separatietijd tussen de controle en
kan worden voorspeld en hoe door systematische
experimentele units vergeleken. In deze studie
taxatie preventieve en dwangreducerende inter-
werden alle 660 patiënten op de vier acute
venties kunnen worden ingezet.
opname units geïncludeerd in het onderzoek.
ParnassiaBavo Academie
133
Terugdringen dwang en drang
Terugdringen aantal separaties in de kliniek door toepassing van de CrisisMonitor Zorgbedrijf
Bavo Europoort
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Roland van de Sande
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
De CrisisMonitor betreft een combinatie van beoordelingsschalen waarvan één dagelijks en andere schalen wekelijks worden afgenomen door een verpleegkundige. Deze brengen zo risico’s op korte termijn in kaart waarop kan worden geanticipeerd. Het effect van de CrisisMonitor op het aantal separaties wordt onderzocht in een quasi-experimenteel design door het instrument in te zetten op twee opname units en dit niet te doen op twee andere vergelijkbare units. Verwacht werd dat de CrisisMonitor het aantal agressie incidenten en separeertoepassingen met 20% zou doen afnemen. De toepassing van de CrisisMonitor blijkt zeer effectief te zijn. Op de experimentele units werd een aanzienlijke daling van het aantal en de ernst van agressie incidenten en separatie-uren waargenomen.
134
Terugdringen dwang en drang
Dwang- en drangmaatregelen verlagen door middel van Gastvrije Zorg
Zorgbedrijf
Parnassia, Palier
Startjaar onderzoek
2006
Naam contactpersoon
Daphne van Hoeken
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Een belangrijk verbeterpunt blijkt het activiteiten-
Het project Gastvrije Zorg is de benaming binnen
aanbod: op de meeste afdelingen geven patiënten
Parnassia Bavo Groep voor het landelijke project
aan dat dit niet aansluit bij hun wensen, en dat zij
Dwang & Drang II, uitgezet door GGZ Nederland.
met name behoefte aan meer buitenactiviteiten hebben. Medewerkers geven op de meeste afde-
Het doel hiervan is het terugdringen van het aantal
lingen aan niet tevreden te zijn over de kwaliteit
separaties en dwang- en drangmaatregelen. Hier-
van de schoonmaak. De dwang- en drangmaatre-
toe worden binnen de gesloten afdelingen van de
gelen bestonden voor ruim 70% uit separaties. Uit
zorgbedrijven Parnassia en Palier gastvrijheidprinci-
de zorgregistraties blijkt dat het gemiddeld aantal
pes afkomstig uit de hotellerie toegepast.
dagen waarop gesepareerd werd in twee jaar tijd met 31% afnam.
Het project Gastvrije Zorg is in de periode 2006-2009 door de afdeling Wetenschappelijk
Deze conclusies vormden het uitgangspunt voor
Onderzoek van de Parnassia Bavo Academie
een vervolgtraject binnen zorgbedrijf Parnassia
geëvalueerd. Gedurende anderhalf jaar zijn elke
waarbij specifiek op de verbeterpunten gerichte
drie maanden (in totaal zes keer) patiënten,
interventies worden ingezet. Hierbij wordt ook
medewerkers en contactpersonen geënquêteerd.
gebruik gemaakt van concrete suggesties die bij
De mate van ervaren gastvrijheid is gemeten
de open vragen zijn gedaan. Binnen Parnassia
met open en gesloten vragen over bejegening,
BV zijn nog een aantal vervolgmetingen van de
communicatie, veiligheid, privacy, huisvesting
ervaren gastvrijheid verricht.
en maaltijden. Daarnaast is het aantal dagen dat separaties en dwang- en drangmaatregelen
Vanaf medio 2011 wordt de projectstatus opgehe-
werden toegepast vergeleken tussen het jaar vóór
ven, en vormt het werken volgens gastvrijheids-
aanvang, het eerste en het tweede jaar van het
principes onderdeel van de reguliere zorg.
project. Hiervoor is informatie uit het Psychiatrisch Casusregister Den Haag gebruikt.
Meer informatie over het project Gastvrije Zorg en de meetresultaten is op te vragen bij Esther van
Uit de enquêtes komt naar voren dat de patiën-
der Leur, projectleider Gastvrije Zorg Parnassia.
ten gedurende de meetperiode van anderhalf jaar positiever zijn geworden over de gastvrijheid in het algemeen. Het blijkt voor patiënten op de meeste afdelingen duidelijk te zijn bij wie ze terecht kunnen voor hun vragen en klachten. Ook geven medewerkers en patiënten aan dat zich bij opname iemand over de patiënten ontfermt.
ParnassiaBavo Academie
135
Terugdringen dwang en drang
Effect van het vroegtijdig aanbieden van medicatie aan IBS patiënten door de acute dienst, op agressie en dwang bij psychiatrische opname Zorgbedrijf
Bavo Europoort, Zorgservice
In samenwerking met
Bouman GGz, Delta PC, Erasmus MC, RIAGG Rijnmond
Startjaar onderzoek
2011
Naam contactpersoon
Jolanda Stobbe
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Het doel van dit gerandomiseerde onderzoek is
De primaire uitkomstmaat is de mate van agitatie
om te onderzoeken of het aanbieden van medica-
en agressie. Secundaire uitkomstmaten zijn het
tie, door de acute dienst aan psychiatrische patiën-
aantal agressie-incidenten op de afdeling, het
ten die met een in bewaring stelling (IBS) worden
aantal keren dat noodmedicatie moet worden
opgenomen, voorafgaand aan het transport naar
toegepast, het aantal en de duur van de separa-
het psychiatrisch ziekenhuis, het optreden van
ties, de opnameduur en het aantal inbewaring-
agressie op de psychiatrische opnameafdeling kan
stellingen die voortijdig worden opgeheven. Aan
voorkomen en de behandeling sneller kan worden
de artsen/psychiaters van de opnameafdelingen
gestart.
worden tevens enkele gestructureerde vragen
In de regio Rotterdam-Rijnmond worden op
gesteld over hun ervaringen met de patiënten die
jaarbasis ongeveer 800 patiënten met een IBS
medicatie aangeboden hebben gekregen, de voor-
vanuit de acute dienst opgenomen. In een
geschreven medicatie en hoe snel de behandeling
aantal gevallen treden op de opnameafdeling
van de patiënt van start is gegaan.
agressie-incidenten op, waarvan ongeveer de helft
Door vroegtijdig te starten met de behandeling
resulteert in separatie (Vruwink et al. submit-
(door voorafgaand aan de gedwongen opname
ted). Medicatie toedienen voorafgaand aan het
medicatie te geven), kan de opname mogelijk
transport zou ervoor kunnen zorgen dat patiënten
soepeler verlopen.
minder geagiteerd zijn wanneer zij op de afdeling komen, en dat agressie-incidenten minder vaak
Indien blijkt dat de agressie op de afdeling
voorkomen zodat er minder vaak noodmedicatie
afneemt door de interventie, middelen en maat-
toegediend hoeft te worden of gesepareerd hoeft
regelen zoals noodmedicatie en separatie kunnen
te worden. Ook kan het toedienen van medicatie
worden voorkomen en de behandeling sneller kan
voor transport mogelijk zorgen voor een snellere
worden gestart, kan deze praktijk breed worden
behandelovereenkomst met de patiënt.
ingevoerd in de werkwijze van de acute diensten.
De interventie bestaat uit het aanbieden van medicatie aan patiënten die met een IBS worden opgenomen. De medicatie wordt aangeboden door de arts/psychiater van de acute dienst, voorafgaand aan het transport door de ambulance naar de gesloten opnameafdeling.
136
Terugdringen dwang en drang
Effecten van het crisisplan op het aantal crisiscontacten, (gedwongen) opnames en de opnameduur Zorgbedrijf
Bavo Europoort
In samenwerking met
Erasmus MC, Delta PC, (voormalig) Basisberaad, Riagg Rijnmond
(Co-)promotor
prof.dr. C.L. Mulder, prof.dr. M. van der Gaag, dr. A. Kamperman
Subsidiegevers
ZonMW
Startjaar onderzoek
2006
Naam contactpersoon
Asia Ruchlewska (Erasmus MC)
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
De effectiviteit van de crisishulpverlening kan
samen met de behandelaar, zonder een consulent.
mogelijk worden verbeterd door het opstellen
De achtergrond van het vergelijken van deze twee
van een crisiskaart en daarbij inschakelen van een
interventies is dat het mogelijk effectiever is om
onafhankelijke consulent. De crisiskaart is een
de crisiskaart op te stellen samen met een onaf-
combinatie van een crisisplan en samenvatting
hankelijke consulent dan met de behandelaar. Met
ervan op een soort bankpasje. De crisiskaart is
behulp van een onafhankelijke partij is de patiënt
bedoeld om signalen van dreigende crisissen tijdig
mogelijk vrijer om te bespreken wat hij/zij wel of
te herkennen, en vervolgens te kunnen handelen
niet wil tijdens een crisis. Een nadeel is dat het tijd
volgens de afspraken die in het crisisplan zijn vast-
kost en een extra schakel betekent bij het opstel-
gelegd. Uit eerder onderzoek zijn er aanwijzingen
len van een crisisplan. Dit kan drempelverhogend
dat met de crisiskaart crisissen en (gedwongen)
werken voor het opstellen van een crisiskaart.
opnames kunnen worden voorkomen. Het is de
In het voorliggende onderzoek willen we daarom
vraag op welke manier een crisiskaart het beste
onderzoeken of het inschakelen van een crisis-
kan worden opgesteld.
kaartconsulent de vraaggerichtheid en het aantal crisissen en (gedwongen) opnames positief
Deze studie betreft een gerandomiseerd onder-
beïnvloedt.
zoek naar het effect van de crisiskaart met of zonder het inschakelen van een crisiskaartconsulent
Het onderzoek heeft betrekking op patiënten met
op het aantal crisissen en (gedwongen) opnames.
psychotische of bipolaire stoornissen die in de
Het onderzoek is van belang, ten eerste omdat
afgelopen twee jaar één of meer crisiscontacten
crisissen en (gedwongen) opnames een grote
of opnames hebben gehad. Zij worden geworven
impact hebben. Ten tweede omdat de aantallen
door behandelaars uit teams voor patiënten met
crisissen en (gedwongen) opnames de laatste
ernstige psychiatrische stoornissen.
jaren toenemen. Ten derde omdat er een tekort bestaat aan werkzame interventies om crisissen en (gedwongen) opnames te voorkomen. Tenslotte is het onderzoek van belang omdat er twijfels zijn over de effectiviteit van de crisishulpverlening. In het voorliggende onderzoek worden twee mogelijkheden onderzocht: (1) de crisiskaart opgesteld samen met een onafhankelijke crisiskaartconsulent en (2) de crisiskaart opgesteld
ParnassiaBavo Academie
137
Behandel-/zorgevaluatie
138
Behandel-/zorgevaluatie
Studie naar Ondersteuning voor Ouders met Psychische Problemen (SOOPP) Zorgbedrijf
Zorgservice (Context), PsyQ
(Co-)promotor
prof.dr. C.M.H. Hosman, prof.dr. J.M.A.M. Janssens
Subsidiegevers
ZonMW, Nuts Ohra
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Henny Wansink
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
SOOPP staat voor Studie naar Ondersteuning voor Ouders met Psychische Problemen. Context en PsyQ bieden patiënten ondersteuning aan bij de opvoeding om eventuele problemen vroegtijdig te voorkomen. Het doel hiervan is om een gezonde ontwikkeling bij kinderen te bevorderen. In dit onderzoek worden de effecten van Basiszorgcoördinatie onderzocht en vergeleken met een meer vrijblijvend aanbod bestaande uit een folder en de mogelijkheid voor adviesgesprekken en deelname aan preventieve activiteiten. De opvoedingssituatie, de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen en gebruik van (preventieve) voorzieningen worden vergeleken. Meer informatie: http://www.soopp.nl
ParnassiaBavo Academie
139
Behandel-/zorgevaluatie
N=1 studie naar het effect van neurofeedback bij kinderen en jongeren met psychiatrische problematiek Zorgbedrijf
Lucertis
In samenwerking met
Neurofeedback Centrum Hilversum
Subsidiegevers
Stichting Gezondheidszorg Spaarneland
Startjaar onderzoek
2008
Naam contactpersoon
Albert Ponsioen
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In 2006 is binnen de Kinder- en Jeugd GGZ van
De verdere ontwikkeling van neurofeedback
Dijk en Duin (tegenwoordig Lucertis) gestart met
zien wij als één van de grote innovaties van de
een project Neurofeedback in samenwerking met
toekomst, aangezien het neuropsychologisch
het Neurofeedback Centrum Hilversum. Het doel
onderzoek en neurologisch onderzoek allerlei aan-
van de samenwerking was om na te gaan of de
wijzingen opleveren voor het feit dat de hersenen
neurofeedback als behandelmethode binnen de
als orgaan getraind kunnen worden in het uitvoe-
Kinder- en Jeugd GGZ verder ontwikkeld zou kun-
ren van bepaalde gewenste functies, dan wel in
nen worden voor de behandeling van verschillende
staat zijn om niet functionerende hersengebieden
soorten stoornissen. Met name de behandeling
te compenseren vanuit andere hersengebieden.
van ADHD bood en biedt hierin interessante
Door de activiteit van een aantal vooraf bepaalde
perspectieven, vooral in het terugdringen van het
hersengebieden te meten en in kaart te brengen
medicijngebruik.
kan een specifiek trainingsprogramma via de computer worden samengesteld om de interactie tus-
140
De Stichting Gezondheidszorg Spaarneland heeft
sen gebieden te stimuleren, overactieve gebieden
hiervoor een startsubsidie gegeven waardoor er
meer tot rust te brengen en passieve gebieden
een eerste pilot gedaan kon worden, met daarop
te stimuleren. Via een trainingsprogramma van
volgend een vervolg van 20 trainingssessies. Met
ongeveer 40 zittingen kan hierdoor een blijvende
het revalidatiecentrum Heliomare lopen contac-
verandering worden bewerkstelligd die ook leidt
ten over de neurofeedback, aangezien daar heel
tot een verandering in het gedrag. Stemming
goede ervaringen worden opgedaan met deze
kan verbeteren, concentratie, leerproblemen en
methode bij kinderen met een niet-aangeboren
werkgeheugen kunnen verbeteren, dyslectische
hersenletsel.
problemen kunnen worden verbeterd etcetera.
Behandel-/zorgevaluatie
Trial Illness Management and Recovery (IMR) in Bavo Europoort, onderzoek naar effecten van IMR aangeboden in groepen op het herstel van de deelnemers Trial Illness Management and Recovery (IMR) in Bavo Europoort, Randomized Clinical Trial on IMR in groups
Zorgbedrijf
Bavo Europoort, Parnassia Bavo Academie
(Co-)promotor
prof. dr. C.L. Mulder, prof. dr. J. van Weeghel
Startjaar onderzoek
2011
Naam contactpersoon
Bert-Jan Roosenschoon
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Het onderzoek gaat om het aantonen van de effec-
- Kosteneffectiviteit: de vraag is of verbetering
tiviteit van de Illness Management and Recovery
van de toestand van de deelnemers leidt tot
(IMR) methode op het herstel van de deelnemers:
verminderd zorggebruik, met name minder
mensen met ernstige chronische psychiatrische
opnames, en daarmee tot minder kosten.
aandoeningen. De studie betreft een gerandomiseerd onderzoek waarbij patiënten worden
Het betreft een mixed-model design met 3 meet-
toegewezen aan een experimentele conditie en
momenten:
een controlegroep:
1. vooraf (bij de intake voor IMR),
Groep 1. IMR programma + ‘care-as-usual’ (CAU).
2. na afloop van de training (dit tijdstip kan
Groep 2. ‘care-as-usual’ (CAU)
variëren afhankelijk van de doorlooptijd van de groep), en
Onderzoeksvragen zijn: Wat zijn de effecten van ‘IMR + CAU’ in vergelij-
3. bij de follow-up meting een jaar na de eindmeting.
king met ‘CAU only’ op: - Ziektemanagement en herstel: onder ziektemanagement valt o.a. kennis over eigen problematiek, sociale- en copingvaardigheden, mate van subjectief ervaren regie over het eigen leven; onder herstel valt: onder andere Empowerment, ervaren zelf-stigma, het stellen en realiseren van betekenisvolle doelen. - Symptomen, functioneren, kwaliteit van leven: Effecten op Ziektemanagement en herstel zouden kunnen leiden tot effecten op symptomen, functioneren, kwaliteit van leven.
ParnassiaBavo Academie
141
Behandel-/zorgevaluatie
Competitive Memory Training (COMET) + Exposure door Respons Preventie (ERP) versus ERP bij dwangstoornis; een randomised controlled trial Competitive Memory Training (COMET) + Exposure by Response Prevention (ERP) versus ERP for obsessive compulsive disorder; a randomised controlled trial Zorgbedrijf
PsyQ
Startjaar onderzoek
2008
(Co-)promotor
prof.dr. M. van der Gaag, prof.dr. S. Visser, dr. K. Korrelboom
Naam contactpersoon
Chantal Dommanschet
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Exposure door responspreventie (ERP) geldt als
COMET voor obsessies heeft in een eerste pilot-
de meest effectieve psychologische behandel-
studie beloftevolle resultaten opgeleverd bij een
methode bij een dwangstoornis. Toch is er ruimte
groep therapieresistente dwangpatiënten. Deze
voor verbetering. Het is bekend dat cognitieve
RCT is een vervolgstudie waarin de waarde wordt
therapie (CT) die zich richt op obsessies effectief
onderzocht van het toevoegen van COMET aan
kan zijn en wellicht in combinatie met ERP een
ERP. 128 patiënten met een dwangstoornis zullen
nog krachtiger interventie kan vormen. Compe-
worden gerandomiseerd over twee condities. De
titive MemoryTraining (COMET) is een vorm van
ene groep krijgt 8 sessies COMET, gevolgd door 8
CT waarbij de emotionele beleving van de patiënt
sessies ERP, terwijl patiënten in de andere groep
rechtstreeks wordt aangesproken.
16 sessies ERP krijgen. Na 8 sessies, 16 sessies en vervolgens respectievelijk 3 en 6 maanden na
Er is een COMET protocol ontwikkeld dat speci-
afloop van de behandeling worden de effecten van
fiek is gericht op het beïnvloeden van obsessies.
beide interventies met elkaar vergeleken.
COMET voor obsessies kent twee invalshoeken. Bij de eerste leert de patiënt andere functionele betekenissen beter toegankelijk te maken. Bij de tweede leert de patiënt meer afstand te nemen van zijn obsessies.
142
Behandel-/zorgevaluatie
Studie naar de effectiviteit van de Toolkit suïcidaliteit vaardigheden en attitude van behandelaren Efficacy of a comprehensive manual for dealing with suicidality Zorgbedrijf
Parnassia
(Co-)promotor
prof.dr. M. van der Gaag, dr. K. Korrelboom
In samenwerking met
VU Amsterdam
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Wilfried Ekkers
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Suïcidaliteit is een veel voorkomend probleem in
Een verbeterde kwaliteit van de omgang met
de ambulante ouderenpsychiatrie. Zo blijkt het
suïcidale patiënten zou uiteindelijke wellicht zelfs
aantal suïcides onder oudere mannen het hoogst
suïcides kunnen voorkomen.
te zijn (Kerkhof, 2010). Om de attitude ten opzichte van suïcidaliteit in de Suïcide blijkt binnen de hulpverlening vaak een
professionele hulpverlening te verbeteren, hebben
beladen onderwerp. Wanneer een patiënt suïcide
we een toolkit ontwikkeld. Deze toolkit bestaat uit
pleegt, kan dit leiden tot persoonlijke reacties die
een handleiding en een klinische les ter introduc-
vergelijkbaar zijn met de reacties van nabestaan-
tie. In de handleiding wordt uitgelegd hoe de ernst
den. Zo kan de desbetreffende hulpverlener
van de suïcidedreiging vastgesteld kan worden en
gevoelens van verbijstering, schaamte, schuldge-
daarna wordt in stappenplannen beschreven hoe
voel en verdriet ervaren. Een ander gevolg is dat
te handelen. De klinische les bestaat uit theorie
de professional grote kans heeft te gaan twijfelen
rondom suïcide en casuïstiek.
aan zijn/haar deskundigheid en een gevoel van falen heeft. Dit alles kan ertoe leiden dat hulpverleners angstig tegenover suïcidale patiënten staan, waardoor ze liever niet meer met zulke patiënten werken of niet weten hoe ze zich in dit soort contact moeten opstellen (Graat, Zavasnik & Groleger, 1997). Hulpverleners weten zich dus vaak geen houding te geven als het om suïcidaliteit gaat. Uit onderzoek blijkt dat met name juist deze houding/attitude van professionals bepalend is voor de kwaliteit van de omgang met suïcidale patiënten.
ParnassiaBavo Academie
143
Behandel-/zorgevaluatie
Onderzoek naar gebruiksvriendelijkheid en effectiviteit van e-health modules Zorgbedrijf
Parnassia Bavo Academie
In samenwerking met
Zorgbedrijven PBG, RedMax
Startjaar onderzoek
2008
Naam contactpersoon
Mirjam van Orden
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Het streven naar efficiëntere behandelmetho-
Continue wetenschappelijke evaluatie is een
den is een belangrijk onderdeel van de strategie
essentieel onderdeel van de ontwikkeling van
van Parnassia Bavo Groep (zie Bedrijfsplan PBG
het e-health warenhuis. Middels gerandomiseerd
2009-2010). Eén van de programma’s waarmee de
gecontroleerde studies worden alle nieuwe modu-
organisatie efficiëntiewinst beoogt te bereiken is
les die in het warenhuis worden aangeboden op
de (verdere) ontwikkeling van e-health. Er wordt
hun gebruiksvriendelijkheid en effectiviteit getest,
op dit moment een e-health warenhuis ontwik-
voordat ze uiteindelijk beschikbaar worden gesteld
keld, waar de zorgbedrijven van de organisatie een
aan alle patiënten van de Parnassia Bavo Groep.
consistent en op elkaar afgestemd aantal e-health
De procedure is door de METIGG getoetst en
behandelmodules online aan patiënten aanbieden.
akkoord bevonden.
De e-health modules dienen ter ondersteuning van en aanvulling op het reguliere behandelaanbod van patiënten van Parnassia Bavo Groep. In de eerste fase van het ontwikkelingstraject staat het creëren en implementeren van generieke e-health modules centraal. Voorbeelden zijn de modules ‘Slaap-/waakritme, ‘Klachtenregistratie & dagboek’, ‘Psycho-educatie slaap’, ‘Assertiviteit’ en ‘Piekeren onder controle’. Dit zijn fundamentele modules, die bij elke vorm van behandeling medicamenteus, psychotherapeutisch of anderszins een rol kunnen spelen. In latere fases worden klacht- of ziektegerichte e-health modules ontwikkeld en geïmplementeerd.
144
Behandel-/zorgevaluatie
Het effect van een gedragstherapeutische ”Nanny” training voor kinderen met ernstige gedragsstoornissen Zorgbedrijf(/-ven)
Lucertis
Startjaar onderzoek
2009
Naam contactpersoon
Esther ten Brink
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Het doel van dit initiatief is gelegen in het ontwik-
Gezinnen waarbij er sprake is van opvoedings-
kelen en aanbieden van de diensten van een GGZ-
problematiek in die mate waarbij een intensieve
Nanny op voor het desbetreffende gezin cruciale
behandeling gerechtvaardigd is, kunnen meedoen.
momenten, wanneer nodig in het begin meerdere
Ondanks aanwezige ouder- en omgevingsfacto-
malen per week.
ren moeten ouders voldoende in staat zijn hun aandacht te richten op de opvoedingsproblematiek
Naast de behandeling van het kind op locatie van
en in staat zijn adviezen onder begeleiding uit te
de GGZ hebben ouders intensieve begeleiding
voeren. Indien er sprake is van kindproblematiek
nodig in het omgaan met een kind dat een psychi-
moet deze voldoende helder in kaart zijn gebracht,
atrische stoornis heeft of dreigt deze te ontwikke-
heeft hierover psycho-educatie plaatsgevonden
len. Hardnekkige disfunctionele gedragspatronen
met de ouders, en is het kind indien nodig reeds
worden doorbroken, waardoor de risico’s op een
ingesteld op medicatie.
vergaande verstoring van de cognitieve en sociaalemotionele ontwikkeling van het kind afnemen
Voor het toetsen van de effectiviteit van de
en/of kinderen minder last zullen ondervinden van
behandeling zal gebruik worden gemaakt van een
hun eigen psychiatrische problematiek. Ook zullen
gerandomiseerde, gecontroleerde trial. Nadat
ouders hun taak als ouder en opvoeder weer op
de gezinnen (N=20) geselecteerd zijn, zullen zij
zich kunnen nemen. Naar verwachting zal met de
at random verdeeld worden over een van beide
juiste interventies bovendien het aantal opnames
behandelcondities (reguliere zorg of het Nanny-
van kinderen in de kinder- en jeugdpsychiatrie en
programma).
jeugdhulpverlening verminderen en zullen ouders minder een beroep doen op de (geestelijke) gezondheidszorg.
ParnassiaBavo Academie
145
Behandel-/zorgevaluatie
Implementatie van Critical Time Intervention bij het Team OGGZ
Zorgbedrijf
Zorgservice, Parnassia, Parnassia Bavo Academie
Subsidiegevers
Stichting Nuts OHRA, stimuleringsfonds PBG
Startjaar onderzoek
2008
Naam contactpersoon
Daphne van Hoeken
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In een samenwerking tussen Zorgservice, Parnassia en de Parnassia Bavo Academie is onderzoek gedaan naar de ontwikkeling en implementatie van Critical Time Intervention (CTI), een methodiek voor gestructureerde zorgtoeleiding. CTI richt zich op patiënten met meervoudige problematiek die door de zorg onvoldoende worden bereikt. Met een systematische werkwijze wordt deze doelgroep toegeleid naar beschikbare zorgvoorzieningen. CTI moet de verbinding tot stand brengen tussen complexe zorgvragen en het bestaande zorgaanbod. Een belangrijke doelstelling van dit programma is om de toegankelijkheid en continuïteit van de zorg voor de moeilijkst bereikbare doelgroepen te verbeteren.
146
Behandel-/zorgevaluatie
Evidence Based Werken
Zorgbedrijf
Parnassia Bavo Academie
In samenwerking met
Zorgbedrijven PBG, VU Amsterdam
Startjaar onderzoek
2008
Naam contactpersoon
Annemiek Polman
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Het project ‘evidence based werken’ is ontstaan
Met behulp van een vragenlijst - de Quickscan - en
uit de aanname dat werken volgens (multidiscipli-
gesprekken met het team en het management
naire) richtlijnen voor zorgprogramma’s binnen de
wordt er geïnventariseerd hoe er op een afde-
GGZ van toenemend belang is. Richtlijnen worden
ling gewerkt wordt en wat belemmerende en
gebaseerd op resultaten uit wetenschappelijk
bevorderende factoren zijn in het werken aan de
onderzoek met als doel het bieden van optimale
hand van richtlijnen. Door multidisciplinair vast te
zorg.
stellen waar de knelpunten liggen die het werken
Evidence based werken houdt in dat er behande-
met richtlijnen belemmeren, kan gezamenlijk naar
lingen worden aangeboden waarvan op grond van
mogelijke oplossingen gezocht worden. De effec-
wetenschappelijk onderzoek het hoogst haalbare
tiviteit van de aangeboden behandelingen wordt
effect mag worden verwacht (Van Balkom & Oos-
geëvalueerd op basis van gegevens uit de Routine
terbaan, 2008). Onder auspiciën van de Landelijke
Outcome Monitoring.
Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ zijn de afgelopen jaren multidiscipli-
Door informatie uit richtlijnen, inbreng van
naire richtlijnen ontwikkeld voor verschillende
behandelteams en gegevens over effectiviteit van
zorgprogramma’s. Echter, implementatie van deze
de aangeboden behandelingen te combineren,
richtlijnen is niet altijd eenvoudig.
beoogt het project de kwaliteit van behandelingen en zorg voor de patiënt te optimaliseren.
Het project evidence based werken beoogt: 1. te inventariseren hoe er op afdelingen wordt gewerkt, 2. aanbevelingen te geven om evidence based werken te bevorderen,
Vanuit verschillende zorgbedrijven zijn aanvragen voor toepassing van het onderzoek naar evidence based werken, waaronder PsyQ, Parnassia en Brijder.
3. implementatie van deze aanbevelingen te evalueren, en 4. de effectiviteit van de aangeboden interventies te evalueren.
ParnassiaBavo Academie
147
Behandel-/zorgevaluatie
Bijwerkingen van langdurig lithiumgebruik bij ouderen Adverse effects of longterm lithium treatment in the elderly Zorgbedrijf
Parnassia
In samenwerking met
Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU)
(Co-)promotor
prof.dr. T. Egberts
Startjaar onderzoek
2004
Naam contactpersoon
Rob Kok
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Lithium is een geneesmiddel dat al lang op de
Het onderzoek behelst een aantal onderdelen:
markt is, maar nog steeds een duidelijke plaats
- Onderzoek naar de relatie tussen lithiumgebruik
heeft bij de behandeling van bipolaire stoornis-
en de nierfunctie: hierbij wordt gekeken naar de
sen en therapie-resistente depressies. Voor deze
kreatinine klaring en het concentrerend vermo-
indicaties moet lithium meestal langdurig gebruikt
gen van de nieren. Een cross-sectionele studie
worden. Bij mensen ouder dan 65 is echter nauwelijks tot geen onderzoek gedaan naar de bijwerkingen van lithium. Omdat lithium mogelijk ook beschermende effecten heeft met betrekking tot neurodegeneratieve aandoeningen, zoals Alzheimer, is het extra relevant om bij ouderen te onderzoeken wat langdurig lithiumgebruik voor veranderingen kan veroorzaken in het lichaam.
is afgerond, een longitudinale studie loopt nog. - Onderzoek naar de prevalentie van schildklieraandoeningen bij lithiumgebruik. - Onderzoek naar de prevalentie van bijschildklierafwijkingen bij lithiumgebruik. - Database onderzoek naar de prevalentie van lithiumgebruik bij ouderen in Nederland in de afgelopen 10 jaar. - Onderzoek naar effecten van lithium op de cognitie: nadelen en mogelijke voordelen.
148
Behandel-/zorgevaluatie
Kwaliteitsbewaking van de effectiviteit van de orthopsychiatrische behandeling voor jongeren met een combinatie van ernstige gedragsproblemen en psychiatrische stoornissen Zorgbedrijf
Lucertis
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Albert Boon
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Voor jongeren met een combinatie van ernstige
De gegevens van dit onderzoek worden standaard
gedragsproblemen en psychiatrische stoornissen
op individueel niveau aan de behandelaren gerap-
was in de tijd voordat De Fjord startte geen pas-
porteerd, daarnaast worden regelmatig overzichts-
send behandelaanbod.
gegevens aan het behandelteam gepresenteerd.
De effectiviteit van de orthopsychiatrische
Het onderzoek laat onder andere zien dat de
behandeling zoals die is ontwikkeld in De Fjord
behandelresultaten voor een meerderheid van de
wordt doorlopend getoetst. Dit gebeurt door
jongeren gunstig zijn en dat het bereikte behandel-
het structureel verzamelen en analyseren van
resultaat bij de meeste van hen stabiel blijft tot de
patiënt- en behandelingsgegevens. Dit levert niet
follow up een jaar na beëindiging van de behande-
alleen voldoende empirisch materiaal om beleid
ling. Een uitzondering op deze laatste bevinding
of doelstellingen te toetsen en gefundeerde
geldt voor de jongeren die terugvallen in misbruik
beleidsbeslissingen te nemen, maar vormt ook de
van middelen. Naar aanleiding van dit onderzoeks-
basis voor de andere onderzoeksactiviteiten van
resultaat wordt in de voorbereiding tot ontslag
de afdeling.
extra aandacht aan het middelengebruik besteed.
ParnassiaBavo Academie
149
Behandel-/zorgevaluatie
Het behandelklimaat, op de Dagbehandeling van De Fjord The therapeutic relationship in an orthopsychiatric daycare clinic Zorgbedrijf
Lucertis
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Danielle Braspenning
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Dit onderzoek richt zich op het verwerven van meer inzicht in de therapeutische relatie binnen de groepsbehandeling van een dagbehandeling. De onderzoeksvragen voor deze studie zijn: - Hoe beoordelen patiënten de therapeutische relatie op de dagbehandeling? - Is er een verband tussen het patiëntoordeel over de therapeutische relatie en hun welbevinden? - Is er een verband tussen het patiëntoordeel over de therapeutische relatie en die van het behandelteam? - Welke factoren zijn van invloed op de thera peutische relatie?
150
Behandel-/zorgevaluatie
Evaluatie ACT-Jeugd
Zorgbedrijf
Lucertis
Startjaar onderzoek
2009
Naam contactpersoon
Anyke Kramer
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doelstelling van het onderzoek is het ACT-Jeugd zorgaanbod en de behaalde doelen van de zorg bij de jongeren in beeld te brengen en te toetsen, voor interne en externe doeleinden. Het onderzoek omvat een proces- en een effectevaluatie. Het onderzoek zal met een beschrijving van de zorgverlening en van resultaten bij de jongeren bijdragen aan een reflectie op het zorgaanbod en aan de kwaliteitsbevordering. Extern kan het verwijzers en beleidsmakers meer zicht geven op de functie die ACT-Jeugd vervult voor een moeilijk te bereiken doelgroep. In zomer en najaar 2008 werden in de voorfase de onderzoeksvragen en methoden vastgesteld. In november 2008 is de gegevensverzameling gestart. Toetsing van ACT werkwijze vindt plaats via DACTS visitatie. Er zal tweemaal een HoNOS meting plaatsvinden. Aanvullende onderzoeksactiviteiten zijn interviews en dossieranalyse.
ParnassiaBavo Academie
151
Behandel-/zorgevaluatie
De (kosten-)effectiviteit en efficiëntie van kortdurend behandelen in de huisartsenpraktijk (Cost-)effectiveness and efficiency of collaborative mental health care compared to care as usual Zorgbedrijf
Zorgservice, Indigo
In samenwerking met
Universiteit Leiden
(Co-)promotor
prof.dr. E. Hoencamp, prof.dr. Ph. Spinhoven, dr. P.M.J. Haffmans
Subsidiegevers
Fonds Nuts OHRA
Startjaar onderzoek
2003
Naam contactpersoon
Mirjam van Orden
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In 69% van de huisartsenpraktijken in de regio
Uit het onderzoek blijkt dat zowel bij de patiënten
Haaglanden is een medewerker vanuit Parnassia
die doorgaan naar de 2e lijnszorg als de patiënten
Bavo Groep (sociaal psychiatrisch verpleegkundi-
die door de GGZ-specialist in de huisartsenprak-
gen en psychologen, ondersteund door psychia-
tijk worden behandeld, de klachtenreductie, de
ters) werkzaam. Ter plekke worden diagnostiek
verbetering van kwaliteit van leven en de tevre-
en kortdurende behandelingen van maximaal 5
denheid even groot is. Maar de wachttijd voor de
gesprekken aangeboden aan mensen die psychi-
behandeling en de duur van de behandeling voor
sche klachten hebben en in aanmerking komen
de huisartsenpraktijk groep is significant korter, en
voor gespecialiseerde zorg.
het aantal contacten en gerelateerde kosten zijn
Jaarlijks worden op deze wijze zo’n 5000 volwas-
significant lager dan in de reguliere zorg groep.
sen patiënten per jaar geholpen. Per patiënt blijkt
Ook de huisartsen waarvan de patiënten in hun
gemiddeld 3,4 gesprek in de huisartsenpraktijk
praktijk behandeld zijn, blijken meer tevreden over
afdoende te zijn om hetzij de klachten het hoofd
de aangeboden zorg.
te bieden, hetzij om te kunnen doorverwijzen naar andere specialistische zorgprogramma’s in de regio. Dat laatste gebeurt bij een kwart van de patiënten. In het onderzoek is een vergelijking gemaakt tussen patiënten die door een GGZ-hulpverlener in de praktijk van de huisarts zijn behandeld en patiënten die volgens de gebruikelijke weg door de huisarts zijn verwezen naar 1e of 2e lijns GGZ zorg (reguliere zorg). Om te beoordelen welke zorg het meest effectief en efficiënt is, is gekeken naar de mate van verandering van klachten, de kwaliteit van leven van patiënten, de tevredenheid bij huisartsen en patiënten, het zorggebruik en de daaraan gerelateerde kosten.
152
Behandel-/zorgevaluatie
Onderzoek naar ontwrichte behandelsituaties: een onderzoek naar de aard van de ontwrichting, de behandeling en de effecten Zorgbedrijf
Palier
Startjaar onderzoek
2008
Naam contactpersoon
Nienke Kool
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Bij de behandeling van psychiatrische patiënten
Het doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen
ontstaat in een aantal gevallen ontwrichting in de
in de aard van de ontwrichting, de doelen die
behandelrelatie. Een dergelijke ontwrichting kan
gesteld worden in de behandeling en de effecten
ontstaan in situaties waarin een patiënt regelma-
van de feitelijk ingezette behandeling op het CIB.
tig grensoverschrijdend gedrag vertoont, zoals in geval van ernstige zelfverwonding of (dreigen met)
Er heeft dossieronderzoek plaatsgevonden over de
fysieke agressie. Ontwrichting komt niet alleen
periode 2005 - 2008 binnen de gesloten afdeling
voort uit gedrag van de patiënt, maar ontstaat in
van het CIB (N=109). Deze gegevens worden
de interactie met de omgeving: de wijze van rea-
geanalyseerd. Vervolgens zal er kwalitatief onder-
geren op het gedrag van de patiënt bepaalt of het
zoek plaatsvinden naar de ervaringen van patiën-
probleemgedrag toe- of afneemt. De ‘schuld’ voor
ten die aan het eind van hun behandeling zijn en
de ontwrichte situatie wordt echter vaak eenzijdig
zullen hulpverleners binnen het CIB geïnterviewd
bij de patiënt neergelegd, die vervolgens wordt
worden over de wijze waarop zij invulling geven
getypeerd als een ‘moeilijke patiënt’. Er zijn in de
aan de behandeling.
literatuur geen evidence based methoden gevonden voor het effectief omgaan met ontwrichte behandelsituaties. Het Centrum Intensieve Behandeling (CIB) is opgericht om hulp te bieden aan GGZ-professionals en patiënten die in een ontwrichte behandelsituatie terecht zijn gekomen.
ParnassiaBavo Academie
153
Behandel-/zorgevaluatie
Opzetten van een ROM, geven van terugkoppeling van de resultaten per cliënt per hulpverlener en per team en uitvoeren van onderzoek Zorgbedrijf
Bavo Europoort
(Co-)promotor
prof.dr. C.L. Mulder, prof.dr. D. Wiersma
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Hans Kortrijk
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Na de fusie tussen Bavo RNO Groep en GGZ Groep Europoort is door Regionale Ketenzorg (RKZ) de aandacht gericht op het synchroniseren van een systeem van ‘routine outcome monitoring’ (ROM) voor alle (inmiddels zeven) ACT-teams. Hierbij wordt gebruik gemaakt van speciale dataverzamelaars. Met gebruikmaking van de dataset worden terugkoppelingen naar de teams gegeven en wordt onderzoek uitgevoerd onder andere in de vorm van beloopstudies. De databestanden van de voormalige Bavo RNO Groep en het voormalige GGZ Europoort zijn geïntegreerd en gecontroleerd. De verzamelde data worden ingevoerd en periodiek teruggekoppeld per team. De verdere gebruiksmogelijkheden worden besproken, ook binnen het concern Parnassia Bavo Groep. De organisatie, de instrumenten, het gebruik, koppeling met het EPD en de wijze van rapportage van de periodieke toestandsmetingen worden verder ontwikkeld en afgestemd met de andere ketenzorgbedrijven van Parnassia Bavo Groep. Als de ROM wordt uitgebreid naar meer teams wordt in een samenwerking van RKZ en Onderzoek en Ontwikkeling een infrastructuur voor invoer, beheer, rapportage en onderzoek opgezet.
154
Behandel-/zorgevaluatie
Onderzoek naar Assertive Community Treatment met behulp van ROM-gegevens Studies on Assertive Community Treatment using Routine Outcome data Zorgbedrijf
Bavo Europoort
Samenwerking met
Erasmus Universiteit Rotterdam O3 Research Centre
(Co-)promotor
prof.dr. C.M. Mulder, prof.dr. D. Wiersma
Startjaar onderzoek
2008
Naam contactpersoon
Hans Kortrijk
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Deze studies bevatten unieke informatie over
De studies laten zien dat er grote motivationele
patiënten die lijden aan een ernstige psychiatri-
problemen bestaan bij de patiënten die ACT
sche aandoening en die niet gemotiveerd zijn
ontvangen. Dit gaat vaak gepaard met ongun-
voor behandeling in de context van Assertive
stige behandeluitkomsten, zeker bij de patiënten
Community Treatment (ACT). Deze patiënten doen
met psychotische klachten en een comorbide
vaak niet mee aan onderzoek. De routinematig
verslaving. Echter bij patiënten die gedwongen
verzamelde gegevens uit onze Routine Outcome
opgenomen zijn, zien we dat zowel de motivatie
Monitor (ROM) bevatten belangrijke en relevante
voor behandeling als het toestandsbeeld sterk
informatie over motivatie voor behandeling, versla-
verbeteren. Uiteindelijk is er echter maar een
ving en behandeluitkomsten.
bescheiden proportie patiënten die symptomatische en functionele remissie bereikt. Met name
Een centrale doelstelling van het onderzoek op
functionele remissie gaat gepaard met een toege-
deze gegevens was om zicht te krijgen op het
nomen kwaliteit van leven.
beloop van de toestand van patiënten die ACT ontvangen en welke rol motivatie en verslaving
Belangrijk bij het interpreteren van groepsdata
hierin spelen. Vervolgens is ook stil gestaan bij de
op basis van de ROM gegevens is dat rekening
manier hoe we routinematig verzamelde gege-
gehouden moet worden met de duur van hulp-
vens in het kader van de ROM hiervoor kunnen
verlening aangezien ACT teams met name een
gebruiken.
populatie met een ongunstige prognose binnenboord houden.
ParnassiaBavo Academie
155
Behandel-/zorgevaluatie
(Knelpunten in) continuïteit van zorg voor tienermoeders met GGZ-problematiek Zorgbedrijf
Lucertis, Parnassia Bavo Academie
Startjaar onderzoek
2009
Naam contactpersoon
Daphne van Hoeken
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In opdracht van Lucertis is door de Parnassia Bavo
kind op zowel psychisch als fysiek gebied baart
Academie onderzoek gedaan naar de behoefte
het grote zorgen dat deze kwetsbare groep niet in
aan hulp en ervaren knelpunten in de continuïteit
zorg komt of blijft.
van zorg voor jonge moeders met psychische problemen.
De vraag is dan ook: hoe functioneert het huidige zorgaanbod voor jonge moeders en hun kind/
Een tienermoeder is geen doorsnee moeder die
kinderen? Wat ontbreekt eraan? Wat loopt goed
enkel met een zorgvraag over het pasgeboren
en wat schiet tekort?
kind bij een consultatiebureau komt. De ervaring leert dat ongeveer 80% van de tienermoeders
Het Ministerie van VWS heeft aan Parnassia Bavo
psychische problemen heeft; dit varieert van lichte
Groep subsidie verstrekt om dit te onderzoeken.
en kortdurende aandoeningen zoals angst- en paniekstoornissen tot zwaar chronische aandoe-
In de regio Rotterdam zijn zowel jonge moeders
ningen zoals borderline persoonlijkheidsstoornis-
als vertegenwoordigers van instanties die betrok-
sen, depressiviteit en ADHD. Daarnaast hebben
ken zijn bij de zorg voor jonge moeders geïnter-
deze jonge moeders vaak een beperkt sociaal
viewd. Aan jonge moeders is gevraagd welke
netwerk, hebben zij moeite met het nakomen van
problemen zij in hun dagelijks leven ervaren,
afspraken en hebben zij veelal schulden die hun
welke hulpbehoefte zij hebben, en hoe zij de ont-
problemen verergeren. Het vermoeden is dat veel
vangen hulpverlening ervaren. Aan hulpverleners
kwetsbare tienermoeders met problemen op het
is gevraagd op welk(e) gebied(en) zij hulp bieden
gebied van de geestelijke gezondheidszorg (en
aan jonge moeders. Aan beiden is gevraagd wat er
hun kind/kinderen) uit handen van de zorg glippen,
aan de huidige hulpverlening ontbreekt, en welke
bijvoorbeeld uit angst om gescheiden te worden
suggesties voor verbetering zij hebben. Daarbij is
van hun kind of doordat zij zich bij een zorginstan-
met name aandacht besteed aan de zorgketen/
tie niet op hun gemak voelen. De hulpvraag is
afstemming en continuïteit van zorg.
immers complex. Vanwege de potentieel ernstige gevolgen voor de ontwikkeling van moeder en
156
Behandel-/zorgevaluatie
Zorgwekkende zorgmijders Patients with severe mental illness who avoid care are a cause for concern Zorgbedrijf
Bavo Europoort
(Co-)promotor
Prof.dr. C.M. Mulder
Startjaar onderzoek
2011
Naam contactpersoon
Carlo van Leeuwen
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Uit onderzoek blijkt dat patiënten met ernstige
In het huidige onderzoek worden 3 groepen pati-
psychiatrische aandoeningen (EPA) die zich ont-
ënten met elkaar vergeleken. Groep 1 bestaat uit
trekken aan behandeling geassocieerd worden
patiënten die worden ingeschreven bij een ACT-
met meer klinische en sociaal-economische
team, maar die binnen 2 jaar weer worden uitge-
problemen, zoals meer psychiatrische problemen,
schreven, omdat er geen behandelrelatie mee kon
een minder gunstige behandeluitkomst, meer
worden opgebouwd. Groep 2 bestaat uit patiënten
opnames, een verhoogd risico op suïcide en epi-
die 2 jaar ACT-behandeling hebben ontvangen,
sodes van geweld. Het is daarom van belang om
maar niet tot actieve behandeling komen van
in kaart te brengen welke factoren gepaard gaan
hun psychiatrische stoornis. En groep 3 bestaat
met drop-out.
uit patiënten die 2 jaar ACT-behandeling hebben ontvangen en wel tot actieve behandeling van hun
Eerder onderzoek was vooral gericht op de
psychiatrische stoornis komen.
groep patiënten waar in eerste instantie wel een behandelrelatie mee was opgebouwd, maar die
Het onderzoek tracht de overeenkomsten en
zich later onttrokken aan behandeling. Bij deze
verschillen tussen deze drie groepen op een aantal
patiënten waren een recent verleden van dakloos-
factoren in kaart te brengen.
heid en eerdere inschrijvingen bij “gebruikelijke” zorgprogramma’s geassocieerd met kortere behandelrelaties. Uit een recent onderzoek van Green, McGuirde, Ashworth en Valmaggia (2010) blijkt dat 21% van de mensen die verwezen werden naar een behandelprogramma, bedoeld voor mensen met een verhoogde kans op psychose, niet in behandeling kwamen. Ongeveer de helft van deze groep werd gediagnosticeerd met een psychische stoornis, 23% had, of ontwikkelde later, een psychose.
ParnassiaBavo Academie
157
Behandel-/zorgevaluatie
Assertive Community Treatment bij ouderen Assertive Community Treatment for the elderly Zorgbedrijf
Bavo Europoort
(Co-)promotor
prof.dr. C.L. Mulder, dr. H. Kroon
In samenwerking met
Erasmus MC / O3
Startjaar onderzoek
2008
Naam contactpersoon
Jolanda Stobbe
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Het aantal ouderen met psychiatrische problemen
De resultaten van dit onderzoek leveren inzichten
neemt toe.Tot deze groep behoort een subgroep
op in de werkzaamheid van ACT bij ouderen en of
met ernstige gecombineerde problemen die ‘zorg
deze methodiek meerwaarde heeft ten opzichte
mijdt’ en die niet wordt bereikt door de reguliere
van standaardzorg.
hulpverlening (de Boer & Smits, 2003). In de volwassenenpsychiatrie wordt aan deze groep hulp
De implementatie van het onderzoek zal leiden tot
geboden door middel van Assertive Community
een toename van de kennis over de diverse vor-
Treatment (ACT), een veelvuldig onderzochte en
men van hulpverlening aan ouderen met ernstige
gebruikte organisatievorm voor het aanbieden van
psychiatrische problematiek en zou kunnen leiden
bemoeizorg.
tot een evidence based interventie aan patiënten in de genoemde doelgroep.
Er is tot op heden geen specifiek ACT-team voor ouderen. Doel van het onderzoek is het evalueren van de effecten van ACT bij ouderen, in vergelijking met Care As Usual. Dit gebeurt door middel van Routine Outcome Monitoring. Er zijn onderzoeksvragen opgesteld over het psychosociale functioneren en het psychiatrische beeld van de patiënt. Daarnaast wordt gekeken naar het aantal patiënten dat in zorg blijft, het aantal (gedwongen) opnamen en naar de tevredenheid over de hulpverlening en de subjectieve beleving van kwaliteit van leven.
158
Behandel-/zorgevaluatie
HoNOS pilot
Zorgbedrijf
Parnassia
Startjaar onderzoek
2011
Naam contactpersoon
Narda Miedema
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van de studie: - Bepalen van haalbaarheid om de HoNOS bij elke opgenomen patiënt van het KCAP af te nemen. - Bepalen van de mogelijkheid om in de HoNOSresultaten verschillende patiëntprofielen terug te vinden. Methoden: Tussen 1 januari 2011 en 1 januari 2012 wordt bij alle patiënten (uitgezonderd BOR-regelingen), de HoNOS bij opname en ontslag ingevuld. Dit zal gaan om ongeveer 1300 opnames. De HoNOS (ontwikkeld door Mulder, Staring, Loos, Buwalda, Kuijpers, Sytema en Wierdsma in 2004) wordt beschouwd als een goede kandidaat voor het omschrijven van de toestand van de patiënt in de dagelijkse praktijk van de geestelijke gezondheidszorg. De HoNOS meet meerdere domeinen, namelijk: psychiatrische symptomen, verslaving, somatiek en algemeen functioneren.
ParnassiaBavo Academie
159
Onderzoek niet anderszins omschreven
160
Onderzoek niet anderszins omschreven
Kwalitatief exploratief onderzoek naar filosofische overtuigingen van psychiaters op het gebied van het concept van geestesstoornis, wetenschap, oorzakelijkheid en professionele ethiek Zorgbedrijf
Dijk en Duin
In samenwerking met
Universiteit Leiden, Zwolse Poort
(Co-)promotor
prof.dr. G. Glas
Startjaar onderzoek
2009
Naam contactpersoon
Alan Ralston
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Kwalitatief exploratief onderzoek naar filosofische overtuigingen van psychiaters op het gebied van het concept van geestesstoornis, wetenschap, oorzakelijkheid en professionele ethiek.Er is beperkt empirisch en sociologisch/ethnografisch onderzoek gedaan naar denkmodellen van artsen en psychiaters. Dergelijke modellen volgen doorgaans een op modellen gebaseerde aanpak. De validering van dergelijke modellen is echter weinig uitgewerkt. In deze studie wordt taalanalyse als uitgangspunt genomen, gebaseerd op transcripties van intakegesprekken en analyse van de gerelateerde intakeverslagen. Dmv taalanalyse door 2 onafhankelijke onderzoekers worden filosofische overtuigingen van de psychiater gelokaliseerd. Voorts wordt de Maudsley Attitudes Questionnaire afgenomen. Als laatste wordt op basis van de resultaten van de eerste stappen een semi-gestructureerd interview met de psychiater gehouden. De transcriptie van het interview wordt weer onderworpen aan taalanalyse door de onderzoekers, met als uiteindelijk resultaat een overzicht van filosofische overtuigingen van de subject. 30 psychiaters afkomstig uit de klinische, academische, en vrijgevestigde settings, worden in het onderzoek geïncludeerd.
ParnassiaBavo Academie
161
Onderzoek niet anderszins omschreven
Victimization in patients with severe mental illness, a nationwide multi-site study Zorgbedrijf
Bavo Europoort, Parnassia
In samenwerking met
Erasmus MC Onderzoekscentrum O3, Universiteit van Tilburg, INTERVICT
(Co-)promotor
Prof.dr. C.M. Mulder
Subsidiegevers
NWO
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Niels Mulder
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
The aims of this study are to:
Methods:
1. determine the 12-month prevalence of victimi-
We will conduct a nationwide multi-site cross-
sation for persons with SMI, i.e. the percentage
sectional survey among 940 SMI patients. At
of the study population that has been a victim
each site a random sample, stratified on sex and
of violent crimes in the preceding 12 months,
age, will be selected. In a structured interview,
and to determine the 12-month incidence of
we will assess experiences and consequences of
victimisation, i.e. the number of incidents of
victimisation, discrimination and self stigmatiza-
violent crimes per 1000 persons in the past
tion, perpetration of violence, childhood trauma,
12 months;
symptom severity and co-morbid psychopathology
2. compare 12-month prevalence and 12-month incidence of victimisation for persons with SMI
compared with a matched sample from the Dutch
with general population data from the IVM;
general population.
3. determine the direct consequences of victimisation for persons with SMI; 4. establish risk factors for victimisation of persons with SMI: (1) psychiatric and psychological problems, (2) material, context-related and criminogenic factors, (3) historical and traumarelated factors; 5. develop a preliminary theoretical and conceptual model based on the findings above.
162
(e.g. anger, PTSD). Research findings will be
Onderzoek niet anderszins omschreven
Informatiebehoefte ECT
Zorgbedrijf
Parnassia
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Simone Schade
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Uit een analyse van de huidige praktijk kwam naar
Resultaten:
voren dat de begeleiding van patiënten en naasten
Uit de interviews kwamen de hoofdthema’s
omtrent ECT-gerelateerde complicaties meer aan-
besluitvorming en beeldvorming naar voren. Het
dacht behoeft. De literatuur biedt hiervoor geen
besluitvormingsproces bleek voor patiënten vooral
oplossingen, maar bevestigt dat de hulpverlener
een emotioneel proces, waarbij de informatie
aandacht dient te hebben voor het totaal aan
omtrent ECT relatief onbelangrijk is. Naasten wil-
gevolgen van ECT voor de kwaliteit van leven. Het
len juist meer voorgelicht en bij de besluitvorming
begeleidingsproces begint met informatievoorzie-
betrokken worden, om zo niet de patiënt hiermee
ning naar de patiënt en diens naasten omtrent de
te belasten. De verwachting van patiënten ten
gevolgen van ECT op de kwaliteit van leven.
aanzien van de beleving van de ECT-behandeling zorgde vooraf voor spanningen, maar bleek ach-
Methode:
teraf ongegrond. Deze onterechte verwachtingen
Oud-ECT-patiënten van Parnassia worden
worden mede veroorzaakt door verouderde beeld-
geïnterviewd middels een semi-gestructureerde
vorming omtrent ECT in de samenleving. Van het
vragenlijst over hun ervaringen met ECT. De
ECT-team wordt een proactieve houding verwacht
interviews worden getranscribeerd, gecodeerd en
in het bijstellen van dit beeld van ECT. Daarnaast is
samen met aanvullende informatie uit observaties
ongedwongen lotgenotencontact belangrijk voor
geanalyseerd.
zowel patiënten als naasten in het verwerken van de behandeling.
ParnassiaBavo Academie
163
Onderzoek niet anderszins omschreven
Attitude van hulpverleners bij zelfbeschadigend gedrag Caregiver attitudes towards deliberate self-harm Zorgbedrijf
Palier
In samenwerking met
Inholland, Landelijke Stichting Zelfbeschadiging
(Co-)promotor
Prof.dr. A. Kerkhof, dr. B. van Meijel, dr. B. Koekkoek
Subsidiegevers
Project Met Mij Alles Goed
Startjaar onderzoek
2009
Naam contactpersoon
Nienke Kool
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Hulpverleners hebben een negatieve attitude ten
Het totale onderzoek bestaat uit 4 deelstudies:
opzichte van patiënten die zichzelf beschadigen
- Literatuuronderzoek naar de perspectieven van
doordat het hen ontbreekt aan inzicht in de bele-
patiënten en hulpverleners ten opzichte van
ving van mensen die zichzelf beschadigen. Het ontbreken van effectieve methodische interventies om met patiënten die zichzelf beschadigen om te gaan, is een complicerende factor in dit probleem. Een negatieve attitude ten opzichte van patiënten
wonding: een kwalitatief onderzoek naar het patiëntenperspectief. - Programma-evaluatie van de behandeling van
kan in uitzonderlijke gevallen leiden tot ontwrich-
ontwrichte behandelsituaties in de psychiatrie:
ting in de hulpverlenersrelatie: de behandelrelatie
een kwantitatief onderzoek naar patiëntken-
loopt vast en er kan geen goede zorg meer ver-
merken, behandeling en behandelresultaten.
leend worden aan vaak ernstig zieke mensen.
Tevens wordt het patiëntenperspectief van
Dit leidt tot de volgende vraagstellingen:
patiënten die deze behandeling gevolgd heb-
- Wat zijn de perspectieven van patiënten en
ben, onderzocht.
hulpverleners ten opzichte van zelfbeschadi-
- Onderzoek naar de resultaten van het project
gend gedrag en hoe verhouden deze zich tot
Met Mij Alles Goed. Dit is een project van de
elkaar?
Landelijke Stichting Zelfbeschadiging in samen-
- Hoe ziet het proces van het stoppen van zelfbe-
werking met het lectoraat GGZ-verpleegkunde
schadigend gedrag eruit en wat draagt daaraan
van Inholland en het Nationaal Museum Het
bij?
Dolhuys. Hierbij worden 400 hulpverleners
- Als een behandelrelatie stagneert, welke
getraind in het Interventiepakket Zelfverwon-
behandeling is dan mogelijk en wat zijn de
ding, dat eerder binnen het lectoraat is ontwik-
resultaten van deze behandeling?
keld. De training wordt gegeven binnen10
- Leidt een specifiek trainingsprogramma voor
GGZ-instellingen die tezamen met de cursus
het omgaan met zelfbeschadigend gedrag,
een kunstmanifestatie krijgen aangeboden met
gebruik makend van de expertise van erva-
als onderwerp Zelfverwonding.
ringsdeskundigen, tot attitudeverandering bij hulpverleners?
164
zelfbeschadigend gedrag. - Onderzoek naar herstel van ernstige zelfver-
Onderzoek niet anderszins omschreven
Suïcidaliteit in de GGZ en een inventarisatie van diagnostische en behandelmogelijkheden van suïcidaliteit in de gesloten psychiatrie Zorgbedrijf
Zorgservice
In samenwerking met
Universiteit Leiden
(Co-)promotor
prof.dr. A.M. van Hemert, prof.dr. A. Kerkhof, dr. R. de Winter
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Jacomien Krijger
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van de studie:
praktijk zal de haalbaarheid en werkbaarheid van
Inventarisatie van suïcidaliteit in hoge risicogroe-
deze risicotaxatie moeten worden onderzocht.
pen in vergelijking met suïcidaliteit in de algemene
Daarnaast zijn we voor dit onderzoek geïnteres-
bevolking. Verdere ontwikkeling van identificatie
seerd in de deelpopulatie van suïcidale patiënten
van een hoog-risicogroep in de acute gesloten
binnen de GGZ. De verwachting is dat naarmate
setting en de diagnostische en behandelmogelijk-
de intensiteit van de behandeling toeneemt, de
heden van suïcidaliteit binnen deze setting.
kans op suïcide ook vergroot. Dit zou betekenen dat op de klinische afdeling het risico op suïcide
Methoden:
hoger is dan in de ambulante populatie, en dat
Tot op heden vindt beoordeling van suïcidaal
deze weer groter is dan onder de algemene
gedrag met name plaats op basis van kennis en
Haagse bevolking.
ervaring van de beoordelaar met suïcidaliteit. Naar aanleiding van de wens tot meer structuur in de
De verhouding tussen de verschillende populaties
risicotaxatie met betrekking tot suïcidaliteit is er
en hun risico op suïcide zal over de afgelopen
een multidisciplinaire richtlijn ontwikkeld. In deze
10 jaar worden berekend. Vervolgens zal in de te
richtlijn wordt uitgebreid aandacht besteed aan de
verwachten ‘hoog-risico’ groep (patiënten opge-
risicotaxatie. De beoordeling van suïcidaliteit zal
nomen in de acute kliniek (KCAP)) de systemati-
idealiter door middel van systematische risicotaxa-
sche risicotaxatie, zoals beschreven in de richtlijn,
tie volgens 6 stappen dienen te verlopen. In de
worden onderzocht.
ParnassiaBavo Academie
165
Onderzoek niet anderszins omschreven
Parasuïcideregistratie Den Haag
Zorgbedrijf
Zorgservice, Parnassia Bavo Academie
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Jacomien Krijger
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Samen met GGD Den Haag wordt voor alle inwoners van Den Haag een registratie bijgehouden van alle suïcidepogingen. Deze gegevens worden onder andere gebruikt om onderzoek te doen naar de relatie tussen suïcidepogingen en etniciteit.
166
Onderzoek niet anderszins omschreven
Leonardo da Vinci Programme ‘European practices and procedures for the restriction of liberty of patients in psychiatric structures’ Benchmarking across European Countries including case study from staff experiences Zorgbedrijf
Parnassia
Subsidiegevers
Leonardo da Vinci Programme (Lifelong Learning Programme)
Startjaar onderzoek
2011
Naam contactpersoon
Mirjam Hazewinkel
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Doel van de studie:
Methoden:
Het project heeft als doel om op Europees niveau
Het project bestaat uit werkbezoeken (‘mobilities’)
kennis met elkaar te delen omtrent gehanteerde
die door vertegenwoordigers of belangstellenden
dwang- en drangmaatregelen. Dergelijke proce-
van de deelnemende instellingen worden afgelegd
dures die de vrijheid van opgenomen patiënten in
aan elke deelnemende instelling (‘partners’). Op
de psychiatrie beperken, zijn het onderwerp van
deze wijze wordt er een levendig beeld verkregen
talrijke medische en juridische discussies. Het
van de werkwijze van de partners op het gebied
doel van dit innovatieve project is om een vergelij-
van dwang en drang. Een dergelijk werkbezoek
kende analyse tussen de deelnemende Europese
bestrijkt minstens vier dagen waarin onder meer
landen te maken en met elkaar te zoeken naar
een ‘kijkje in de keuken’ wordt genomen bij de
alternatieven op het gebied van dwang en drang
gastpartner (denk aan: psychiatrische ziekenhui-
en uiteindelijk aanbevelingen op dit gebied te
zen, units gespecialiseerd voor moeilijke pati-
publiceren. Het uiteindelijke streven is om met
ënten, gevangenissen) en workshops worden
elkaar een Europese richtlijn omtrent dwang- en
gehouden. In de workshops worden thema’s
drangmaatregelen op te stellen. Daarnaast is het
onderzocht, zoals: gehanteerde dwang en drang
doel om een gezamenlijk instrument te ontwerpen
middelen en maatregelen, uitrusting van separeer-
dat op het gebied van dwang- en drang inzicht kan
ruimtes, mate waarin patiënten worden betrokken
geven in de verschillende klinieken binnen Europa.
in de procedures, perspectieven van patiënten/ medewerkers op de vrijheidsbeperkende maatregelen en alternatieve mogelijkheden voor dwang en drang.
ParnassiaBavo Academie
167
Onderzoek niet anderszins omschreven
Maatschappelijke stage in de GGZ
Zorgbedrijf
Parnassia, Parnassia Bavo Academie
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Cokky van der Venne
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Uit prognoses komt naar voren dat er binnen
Om inzicht te krijgen in een mogelijke verandering
afzienbare tijd in de GGZ tekorten aan verpleeg-
van mening van de leerlingen over de psychiatrie,
kundigen, verzorgenden en agogen gaan ontstaan.
vullen alle stagiaires zowel voor als na de stage
Deze situatie wordt onder andere veroorzaakt door
een vragenlijst in. In deze vragenlijst worden
het negatieve beeld van het werken in de psychia-
stellingen voorgelegd die met een cijfer van
trie, vooroordelen ten opzichte van psychiatrische
nul (helemaal oneens) tot tien (helemaal eens)
patiënten en onduidelijke carrièremogelijkheden.
gewaardeerd kunnen worden. Daarnaast wordt er per stelling om een motivatie van het cijfer
Eén manier om deze trend te doorbreken is jonge-
gevraagd. De vragenlijst eindigt met de mogelijk-
ren kennis te laten maken met de psychiatrie. Het
heid om in eigen bewoordingen de ervaringen
aanbieden van maatschappelijke stageplaatsen in
van de stage te beschrijven. Per leerling wordt er
de GGZ aan middelbare schoolleerlingen kan hier-
per stelling een vergelijking gemaakt tussen de
toe een probaat middel zijn. Parnassia Bavo Groep
mening die voor en na de stage werd gegeven.
biedt middelbare scholen daarom in 2010 en 2011 bij zorgbedrijf Parnassia stagemogelijkheden aan.
Daarnaast krijgen medewerkers van de stageafdelingen en docenten van de deelnemende scholen
Dit onderzoek wordt uitgevoerd teneinde zicht te
vragenlijsten met open en gesloten vragen. Aan
krijgen op de stage-ervaringen van de leerlingen
medewerkers wordt gevraagd wat hun ervaringen
en het beeld van leerlingen over het werken in de
zijn met het bieden van stageplaatsen op de des-
psychiatrie, psychiatrische patiënten en carrière
betreffende afdelingen. Docenten wordt gevraagd
perspectieven in de psychiatrie.
wat hun mening is ten aanzien van het bieden van stageplaatsen in de GGZ en de samenwerking met Parnassia hieromtrent.
168
Onderzoek niet anderszins omschreven
Psychiatrisch casusregister Den Haag
Zorgbedrijf
Parnassia Bavo Academie, Zorgservice, Service Centrum
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Daphne van Hoeken
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In een samenwerking tussen de Parnassia Bavo Academie, Zorgservice en het Servicecentrum afdeling Bedrijfsinformatie & Kwaliteit is het casusregister van Parnassia Bavo Groep voor de regio Haaglanden ontwikkeld. Doelstelling is om de gegevens van de zorgregistratie van Parnassia Bavo Groep systematisch, betrouwbaar en veilig toegankelijk te maken voor wetenschappelijk onderzoek. Dit moet leiden tot beter inzicht in de zorgprocessen van de instelling en tot betere patiëntenzorg.
ParnassiaBavo Academie
169
Onderzoek niet anderszins omschreven
Tevredenheidsonderzoek mantelzorgers Parnassia
Zorgbedrijf
Parnassia, Parnassia Bavo Academie
In samenwerking met
Cliëntenraad
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Cokky van der Venne
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Dit onderzoek is geïnitieerd door de cliëntenraad van zorgbedrijf Parnassia. Mantelzorgers vormen in de zorg voor patiënten een belangrijke schakel tussen patiënten en zorgprofessionals. Teneinde de ervaringsdeskundigheid van mantelzorgers zo optimaal mogelijk in te zetten in de behandeling is een goed contact en goede communicatie tussen de mantelzorgers en zorgprofessionals van groot belang. Het doel van dit onderzoek is zicht te krijgen op de tevredenheid van mantelzorgers over de communicatie en het contact met zorgprofessionals van zorgbedrijf Parnassia. Er zullen vragen worden gesteld over de deelgebieden informatievoorziening, behandeling, bejegening en ondersteuning. Met de resultaten kunnen in overleg met de directie van zorgbedrijf Parnassia eventueel noodzakelijke verbetertrajecten worden geformuleerd.
170
Onderzoek niet anderszins omschreven
Biografisch onderzoek naar contingentiebeleving, persoonlijke levensdoelen en ultimate concerns bij patiënten met langdurende psychiatrische woonbegeleiding (BOC) Zorgbedrijf
Zorgservice
In samenwerking met
St Radboud Universiteit Nijmegen
Startjaar onderzoek
2010
Naam contactpersoon
Corrie van Straten
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Via de levenslijn met hoogte- en dieptepunten wordt gekeken hoe mensen met een langdurende psychiatrische stoornis betekenis geven aan diepingrijpende levenservaringen, en welke betekenissen dit zijn. De betekenisgeving kan geschieden op het basisniveau, het existentiële niveau en/of het religieuze niveau. De resultaten van dit onderzoek kunnen bijdragen aan meer inzicht op het gebied van betekenisverlening en nieuwe theorievorming. Tevens kunnen de nieuwe inzichten bijdragen aan professionelere begeleiding, zorg en behandeling door geestelijk verzorgers en professionele zorgverleners. Dit onderzoek is een onderdeel van een groots opgezet onderzoek van de St Radboud Universiteit Nijmegen.
ParnassiaBavo Academie
171
Onderzoek niet anderszins omschreven
De rol van impliciete en expliciete zelfwaardering bij verschillende psychiatrische groepen Implicit and explicit self-esteem among psychiatric patients Zorgbedrijf
PsyQ
In samenwerking met
Erasmus Universiteit Rotterdam
Startjaar onderzoek
2009
Naam contactpersoon
Marlies Marissen
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
In deze studie wordt gekeken naar impliciete en expliciete zelfwaardering bij groepen met verschillende psychiatrische stoornissen. Naast vragenlijsten die de expliciete zelfwaardering meten, wordt er een computertaak afgenomen welke de impliciete zelfwaardering beoogt te meten, de zogenaamde Implicit Association Task (IAT). Inmiddels zijn deze metingen afgenomen bij zowel patiënten met een persoonlijkheidsstoornis (borderline, cluster C, narcistisch) als bij mensen met een angststoornis (sociale fobie).
172
Onderzoek niet anderszins omschreven
Ontwikkeling van regulatiestoornissen naar specifieke psychopathologie Development of regulation disorders into specific psychopathology Zorgbedrijf
Lucertis
In samenwerking met
Erasmus MC
Startjaar onderzoek
2009
Naam contactpersoon
Annet Bron
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Kinderen met regulatiestoornissen (RD) hebben
Tussen subtypes werden onverwachte verschil-
problemen met het reguleren van emoties en
len in ontwikkelingsuitkomsten gevonden. Zo
gedrag. Mogelijk ligt hier een onderliggend gebrek
vertoonde het angstige type onder andere meer
in zelfregulatie en sensorische verwerking aan
aandachtsproblemen en meer regelovertredend
ten grondslag, wat kan leiden tot emotionele en
gedrag.
gedragsproblemen als het kind opgroeit. Er is echter weinig bekend over de ontwikkelingsuit-
Er kan geconcludeerd worden dat kinderen die op
komsten en specifieke ontwikkeling van kinderen
jonge leeftijd de diagnose RD hebben gekregen in
die op jonge leeftijd (0 tot 3 jaar) een diagnose
de midden kindertijd en adolescentie nog steeds
regulatiestoornis hebben gekregen. Dit follow-up
een verhoogde mate van emotionele en gedrags-
onderzoek richt zich daartoe op de emotionele en
problemen laten zien. De vroege problematiek
gedragsproblemen die deze kinderen vertonen
blijft dus bestaan, en neigt zelfs te differentiëren
op 6- tot 16-jarige leeftijd, waarbij de specifieke
naar andere gebieden.
psychopathologie wordt gemeten met de Child Behavior Checklist (CBCL; door ouder) en de Tea-
Dit geeft aan dat RD kinderen een kwetsbare
cher Report Form (TRF; door leerkracht). Daarbij
groep vormen, waar tot op heden nog te weinig
wordt er ook gekeken naar eventuele verschillen
aandacht voor is. Specifiek moet er aandacht zijn
tussen subtypes regulatiestoornissen.
voor de verschillende subtypes regulatiestoornissen, waarvoor differentiële ontwikkelingsuitkom-
Volgens ouderrapportages vertoont 39% tot 69%
sten kunnen worden gevonden.
van de kinderen met RD bij follow-up een bovengemiddelde mate van internaliserende, externaliserende en totale problemen vergeleken met gezonde kinderen van dezelfde leeftijd. Daarnaast vertonen kinderen met RD een hogere mate van affectieve, angstige, aandachtstekort/hyperactieve, oppositionele en ernstige gedragsmatige problemen.
ParnassiaBavo Academie
173
Onderzoek niet anderszins omschreven
DSM-5 Studiegroep Beperking en handicap DSM-5 Impairment and Disability Study Group Zorgbedrijf
Parnassia Bavo Academie
In samenwerking met
American Psychiatric Association, international workgroup members
Startjaar onderzoek
2008
Naam contactpersoon
Wijbrand Hoek
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
Publication of the fifth edition of Diagnostic and
Prof.dr. Hans W. Hoek has been nominated as
Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5)
member on the Impairment and Disability Study
in May 2013 will mark one the most anticipated
Group. This Group is chaired by Jane S. Paulsen,
events in the mental health field. As part of the
Ph.D. The study group is charged with reviewing
development process, the preliminary draft revisi-
the ways in which disability and distress are repre-
ons to the current diagnostic criteria for psychiatric
sented in the current DSM-IV and assessing their
diagnoses are now available for public review.
impact on the diagnosis of psychiatric disorders. This includes discussing ways in which disabi-
In 2006-2007, members to the DSM-5 task force
lity specifically can be better captured without
were nominated, including the chairs of the diag-
including a “clinical significance criterion” as a part
nostic work groups that will review the research
of the diagnostic criteria for mental disorders. In
and literature base to form the content for DSM-5.
order to accomplish this, study group members
In turn, the work group chairs, together with the
are consulting with the various work groups to
task force chair and vice-chair, recommended
provide assistance in how to best address disabi-
nominees widely viewed as leading experts in
lity and distress amongst their specific diagnoses.
their field, who were then formally nominated
Further, one of the study group’s goals is to deve-
as members of the work groups. All work group
lop a plan for DSM-5 to operationalize disability
members were announced in 2008.
in a way that is more consistent with the World Health Organization’s approach in the International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF).
174
Onderzoek niet anderszins omschreven
Betrouwbaarheid en validiteit van de WHODAS 2.0 Reliability and validity of the WHODAS 2.0 Zorgbedrijf
Parnassia Bavo Academie
In samenwerking met
Wereld Gezondheids Organisatie, National Institutes of Health, RIVM/ Nederlands Centrum voor de WHO-FIC
Startjaar onderzoek
1997
Naam contactpersoon
Daphne van Hoeken
Emailadres
[email protected]
Samenvatting
De World Health Organisation Disability Assess-
Uitkomst van het onderzoek was dat de WHODAS
ment Schedule II (WHODAS 2.0) is ontwikkeld
2.0 een betrouwbaar en valide instrument is voor
door de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO)
het meten van dagelijks functioneren in zowel
en de National Institutes of Health (NIH). De
klinische als onderzoekssituaties, en over verschil-
WHODAS 2.0 is een instrument om het (dis-)
lende landen / culturen. De WHODAS 2.0 zorgt
functioneren ten gevolge van medische aandoe-
voor een gezamenlijke meetlat om de gevolgen
ningen te meten op zes domeinen van dagelijks
van psychische aandoeningen en middelengebruik
functioneren.
tot lichamelijke problemen te vergelijken, en om veranderingen na interventies te evalueren. De
In 1997 is een internationaal, multicenter onder-
aldus verkregen informatie kan gebruikt worden
zoek gestart naar de psychometrische kenmerken
om te adviseren ten aanzien van gezondheidsbe-
van de WHODAS 2.0. Parnassia Bavo Groep is via
leid op lokaal, regionaal en internationaal niveau.
prof.dr. Wijbrand Hoek aangewezen als Field Trial
De oorspronkelijke WHO-DAS 2.0 is een 36-item
Centre voor Nederland, en heeft aan deze studie
interview. Inmiddels zijn hier verkorte en zelf-invul
meegewerkt.
versies van afgeleid. Bij de revisie van de DSM-5 wordt de WHO-DAS 2.0 aangemerkt als voorkeursinstrument om de Global Assessment of Functioning (GAF) te vervangen voor het meten van beperkingen en handicaps.
ParnassiaBavo Academie
175
176
Introductie
Publicatieoverzicht
ParnassiaBavo Academie
177
Publicatieoverzicht
Wetenschappelijke publicaties medewerkers Parnassia Bavo Groep periode 2010-2011 A • A’Campo, L., E. Wekking, et al. (2010). “The benefits of a standardized patient education program for patients with Parkinson’s disease and their caregivers.” Parkinsonism & Related Disorders 16(2): 89-95. • A’Campo, L. E., E. M. Wekking, et al. (2012). “Treatment effect modifiers for the patient education programme for Parkinson’s disease.” International Journal of Clinical Practice 66(1): 77-83. • Adriaanse, M., W. Veling, et al. (2010). “Screening for self-reported psychotic-like experiences in children aged 9-16 years of different ethnicities in the Netherlands.” Early Intervention in Psychiatry 4: 126. • Altink, M. E., N. N. Rommelse, et al. (2011, Epub). “The dopamine receptor D4 7-repeat allele influences neurocognitive functioning, but this effect is moderated by age and ADHD status: An exploratory study.” World Journal of Biological Psychiatry • Anderson, P., E. Jane-Llopis, et al. (2011). “Reducing the silent burden of impaired mental health.” Health Promotion International 26 Suppl 1: i4-i9. • Andreoli, P., M. Ganzevles, et al. (2011). Rehabilitatie in de ouderenpsychiatrie. Een verkenning van goede praktijken. Amsterdam, SWP. • Apil, S. R., E. Hoencamp, et al. (2011, Epub). “A stepped care relapse prevention program for depression in older people: a randomized controlled trial.” International Journal of Geriatric Psychiatry. • Arias-Vasquez, A., M. E. Altink, et al. (2011). “CDH13 is associated with working memory performance in attention deficit/hyperactivity disorder.” Genes, Brain and Behavior 10(8): 844-851.
B • Berndsen, J., M. Brugman, et al. (2011). Herstelondersteuning. Van kans naar realiteit! Utrecht, Initiatiefgroep Herstelondersteuning. • Bijlenga, D., K. B. van der Heiden, et al. (In press). “Associations between sleep characteristics, seasonal depressive symptoms, lifestyle, and attention-deficit disorder (ADHD) symptoms in adults.” Journal of Attention Disorders. • Blanken, P., V. M. Hendriks, et al. (2011, Epub). “Craving and illicit heroin use among patients in heroinassisted treatment.” Drug and Alcohol Dependence • Blanken, P., V. M. Hendriks, et al. (2010). “Outcome of long-term heroin-assisted treatment offered to chronic, treatment-resistant heroin addicts in the Netherlands.” Addiction 105(2): 300-308. • Blanken, P., W. van den Brink, et al. (2010). “Heroin-assisted treatment in the Netherlands: History, findings, and international context.” European Neuropsychopharmacology 20 Suppl 2: S105-158. • Blom, J. D. (2010). A dictionary of hallucinations. New York, Springer. • Blom, J. D. (2010). “Positieve visuele waarnemingsstoornissen; nomenclatuur en classificatie.” Tijdschrift voor Psychiatrie 52(3): 155-167. • Blom, J. D. (2011). “Ezechiël op de sofa: van mystieke ervaring tot religieuze waan?” Psyche & Geloof 22: 2-7. • Blom, J. D. (2011). Kritiek op het concept. Handboek Schizofrenie. W. Cahn, L. Krabbendam, R. MyinGermeys, R. Bruggeman and L. De Haan. Utrecht, Uitgeverij De Tijdstroom: 25-34.
178
Publicatieoverzicht
• Blom, J. D. (2011). “On the borders of sanity and the neurophysiology of mystic experiences.” Psyche & Geloof 22: 72-78. • Blom, J. D. (In press). Hallucinations and other sensory deceptions in psychiatric disorders. The neuroscience of hallucinations. R. Jardri, P. Thomas, A. Cachia and D. Pins. New York, Springer. • Blom, J. D. (2011). Psychotische stoornissen. Handboek Psychiatrie, religie en spiritualiteit. P. J. Verhagen and H. J. G. M. van Megen. Utrecht, Uitgeverij De Tijdstroom. • Blom, J. D. (In press). Schizofrenie. Handboek psychiatrie en filosofie. D. Denys and G. Meynen. Utrecht, Uitgeverij De Tijdstroom. • Blom, J. D., H. Eker, et al. (2010). “Hallucinaties toegedicht aan djinns.” Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 154: A973. • Blom, J. D. and C. Hoffer (2012). Djinns. Hallucinations. Research and practice. J. D. Blom and I. E. C. Sommer. New York, Springer. • Blom, J. D. and J. J. S. Kooij (in press). “De ADD-psychose: behandeling met antipsychotica en methylfenidaat?” Tijdschrift voor Psychiatrie. • Blom, J. D., J. Looijestijn, et al. (2011). “Treatment of Alice in Wonderland syndrome and verbal auditory hallucinations using repetitive transcranial magnetic stimulation: a case report with fMRI findings.” Psychopathology 44(5): 337-344. • Blom, J. D., A. Neven, et al. (2010). “De coenesthesiopathieën “ Tijdschrift voor Psychiatrie 52(10): 695-704. • Blom, J. D. and I. E. Sommer (2010). “Auditory hallucinations: nomenclature and classification.” Cogn Behav Neurol 23(1): 55-62. • Blom, J. D. and I. E. Sommer (2011). “Akoestische hallucinaties. Nomenclatuur en classificatie.” Tijdschrift voor Psychiatrie 53(1): 15-25. • Blom, J. D. and I. E. C. Sommer (2012). Hallucinations of bodily sensations. Hallucinations. Research and practice. J. D. Blom and I. E. C. Sommer. New York, Springer. • Blom, J. D. and I. E. C. Sommer, Eds. (2012). Hallucinations. Research and practice. New York, Springer. • Blom, J. D. and H. M. Van Praag (In press). “Functionalization revisited. A reply to Jablensky’s ‘Schizophrenia: Cracked but on the way to repair’.” Israel Journal of Psychiatry and Related sciences. • Blom, J. D. and H. M. Van Praag (In press). “Schizophrenia: it’s broken and it can’t be fixed. A conceptual analysis at the centenary of Bleuler’s Dementia praecox oder Gruppe der Schizophrenien.” Israel Journal of Psychiatry and Related sciences. • Blom, M. B., H. W. Hoek, et al. (2010). “Treatment of depression in patients from ethnic minority groups in the Netherlands.” Transcult Psychiatry 47(3): 473-490. • Bohnen, E. M. A., R. F. P. De Winter, et al. (2011). “Korte bijdrage - Diagnostiek met MINI-plus in de acute psychiatrie.” Tijdschrift voor Psychiatrie 53(4): 239-245. • Boonstra, A. M., J. J. S. Kooij, et al. (2010). “To act or not to act, that’s the problem: primarily inhibition difficulties in adult ADHD.” Neuropsychology 24(2): 209-221. • Borra, R., R. van Dijk, et al., Eds. (2011). Cultuur en Psychodiagnostiek. Cultuurbewust werken met psychodiagnostische instrumenten. Houten, BSL. • Borra, R., R. van Dijk, et al. (2011). Cultuurbewuste diagnostiek: een methodische aanpak. Cultuur en psychodiagnostiek. Cultuurbewust werken met psychodiagnostische instrumenten. R. Borra, R. van Dijk and R. Verboom. Houten, BSL: 271-283.
ParnassiaBavo Academie
179
Publicatieoverzicht
• Bos, M., N. Kool-Goudzwaard, et al. (2011, Epub). “The treatment of ‘difficult’ patients in a secure unit of a specialized psychiatric hospital: the patient’s perspective.” Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing • Brinkman, W. P., W. Veling, et al. (2011). “Virtual reality to study responses to social environmental stressors in individuals with and without psychosis.” Studies in Health Technology & Informatics 167: 86-91. • Bron, T. I., E. H. M. van Rijen, et al. (In press). “Development of regulation disorders into specific psychopathology.” Infant Mental Health Journal. • Bruggeman, R., H. Van Busschbag, et al. (2010). “Altered mRNA levels of chemokines and cytokines in schizophrenia and bipolar disorder.” Schizophrenia Research 117(2): 251-253. • Bruijn, D. J. and J. D. Blom (2010). “Katatonie.” Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 154: A2284. • Buitelaar, J. K., M. Casas, et al. (2012). “Functional improvement and correlations with symptomatic improvement in adults with attention deficit hyperactivity disorder receiving long-acting methylphenidate.” Psychol Med 42(1): 195-204. • Buitelaar, J. K., J. J. Kooij, et al. (2011). “Predictors of treatment outcome in adults with ADHD treated with OROS(R) methylphenidate.” Prog Neuropsychopharmacol Biol Psychiatry 35(2): 554-560. • Buitelaar, J. K., G. E. Trott, et al. (2011). “Long-term efficacy and safety outcomes with OROS-MPH in adults with ADHD.” Int J Neuropsychopharmacol: 1-13. • Burger, I., C. Van der Linden, et al. (2010). “Voorkomen van parasuïde in Den Haag op basis van instellingsregistratie in de jaren 2008-2009.” Epidemiologisch Bulletin 45: 1-11. • Buwalda, V., A. Nugter, et al. (2011). Praktijkboek Routine Outcome Monitoring in de GGz. Utrecht, De Tijdstroom.
C • Caro, A., J. Visser, et al. (2011). “Perspectieven op herstelgerichte woonzorg: Nederlandse bevindingen in een Europese Delphi-studie.” Tijdschrift voor Rehabilitatie 20: 50-61. • Castelein, S., R. Bruggeman, et al. (2010). “Predictors of successful participation in peer support groups for psychosis.” Schizophrenia Research 117(2-3): 276-277. • Castelein, S., R. Bruggeman, et al. (2010). “Lotgenotengroepen voor mensen met een psychose verbeteren kwaliteit van leven.” Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 154(15): 687-693. • Castelein, S., M. van der Gaag, et al. (2010). “The effectiveness of peer support groups and the involvement of peer providers in multidisciplinary teams.” Early Intervention in Psychiatry 4: 183. • Comijs, H., H. van Marwijk, et al. (2011). “The Netherlands study of depression in older persons (NESDO); a prospective cohort study.” BMC Research Notes 4(1): 524.
D • Daalman, K., M. P. Boks, et al. (2011). “The same or different? A phenomenological comparison of auditory verbal hallucinations in healthy and psychotic individuals.” J Clin Psychiatry 72(3): 320-325. • Daansen, P. J. (2010). “Obesitas: Voer voor psychologen.” De Psycholoog 45(2): 11-20. • Daansen, P. J. and J. Haffmans (2010). “Reducing symptoms in women with chronic anorexia nervosa. A pilot study on the effects of bright light therapy.” Neuroendocrinology Letters 31(3): 290-296. • Daansen, P. J., R. Hartings, et al. (2011). “Van aanbod naar vraagregulering. Marktwerking in de GGZ.” Tijdschrift voor Psychotherapie 37(2): 84-98.
180
Publicatieoverzicht
• De Jong, J., P. Wauben, et al. (2010). “Doxazosin treatment for posttraumatic stress disorder.” Journal of Clinical Psychopharmacology 30(1): 84-85. • De Reus, R. J. M. and P. M. G. Emmelkamp (2010, Epub). “Obsessive–compulsive personality disorder: a review of current empirical findings.” Personality and Mental Health. • De Reus, R. J. M., J. F. van den Berg, et al. (2011, Epub). “Personality Diagnostic Questionnaire 4+ is not Useful as a Screener in Clinical Practice.” Clinical Psychology & Psychotherapy. • De Smidt, C. and H. P. Spaans (2011). “Serotonine syndroom bij tranylcypromine en lage dosis trazodon; 5-ht2a, 5-ht1a, sert en selectiviteit.” Psyfar(3): 50-53. • De Vries, S., A. Kamperman, et al. (2011). “Geweld tegen psychiatrische patienten.” Maandblad Geestelijke Volksgezondheid 66(1-2): 8-19. • De Winter, R. F. P., W. J. G. Krijger, et al. (2011). “Fasering bij suïcidaliteit op een gesloten acute opnameafdeling.” Psychopraktijk 3(2): 19-23. • Den Hollander, D. and J. van Weeghel (2011). Epiloog: perspectief op ontwikkeling. Rehabilitatie in de ouderenpsychiatrie. Een verkenning van goede praktijken. P. Andreoli, M. Ganzevles and J. van Weeghel. Amsterdam, SWP: 135-149. • Depla, M. F., R. de Graaf, et al. (2005). “The role of stigma in the quality of life of older adults with severe mental illness.” Int J Geriatr Psychiatry 20(2): 146-153. • Diederen, K. M., K. Daalman, et al. (2011, Epub). “Auditory Hallucinations Elicit Similar Brain Activation in Psychotic and Nonpsychotic Individuals.” Schizophr Bull. • Diederen, K. M., A. D. de Weijer, et al. (2010). “Decreased language lateralization is characteristic of psychosis, not auditory hallucinations.” Brain 133(Pt 12): 3734-3744. • Diederen, K. M., S. F. Neggers, et al. (2010). “Deactivation of the parahippocampal gyrus preceding auditory hallucinations in schizophrenia.” Am J Psychiatry 167(4): 427-435. • Dragt, S., D. H. Nieman, et al. (2010). “Does cannabis use influence the severity of symptoms and impair daily functioning in help-seeking young people with an at-risk mental state for psychosis?” Early Intervention in Psychiatry 4: 98. • Droes, J. and J. van Weeghel (2011). Maatschappelijke steunsystemen (MSS), Assertive Community treatment (ACT) en rehabilitatie. Handboek rehabilitatie voor zorg en welzijn. L. Korevaar and J. Droes. Bussum, Coutinho: 169-183.
E • Ekkers, W., K. Korrelboom, et al. (2011). “Competitive Memory Training for treating depression and rumination in depressed older adults: a randomized controlled trial.” Behaviour Research and Therapy 49(10): 588-596. • Elzinga, B. M., P. Spinhoven, et al. (2010). “The role of childhood abuse in HPA-axis reactivity in Social Anxiety Disorder: a pilot study.” Biological Psychiatry 83(1): 1-6.
F • Ferwerda, J., K. Boer, et al. (2010). “Metacognitieve training voor patiënten met een psychotische kwetsbaarheid. Een pilotonderzoek.” Directieve Therapie 30(4): 263-280. • Ffytche, D. H., J. D. Blom, et al. (2010). “Disorders of visual perception.” J Neurol Neurosurg Psychiatry 81(11): 1280-1287. • Fliers, E., B. Franke, et al. (2011). “Motorische problemen bij kinderen met ADHD, onderbelicht in de dagelijkse praktijk.” Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 155(50):A3559
ParnassiaBavo Academie
181
Publicatieoverzicht
• Fliers, E. A., M. L. de Hoog, et al. (2010). “Actual motor performance and self-perceived motor competence in children with attention-deficit hyperactivity disorder compared with healthy siblings and peers.” Journal of Developmental & Behavioral Pediatrics 31(1): 35-40. • Fliers, E. A., A. A. Vasquez, et al. (2011, Epub). “Genome-wide association study of motor coordination problems in ADHD identifies genes for brain and muscle function.” World Journal of Biological Psychiatry • Fluri, D. and C. W. Korrelboom (2011). “Competitive Memory Training (COMET) voor lage zelfwaardering.” Psychopraktijk 3(3): 12-14. • Franke, B., A. A. Vasquez, et al. (2010). “Multicenter analysis of the SLC6A3/DAT1 VNTR haplotype in persistent ADHD suggests differential involvement of the gene in childhood and persistent ADHD.” Neuropsychopharmacology 35(3): 656-664.
G • Geers, J., S. Dragt, et al. (2010). “More frequent moving residence in the past is associated with more severe positive CAARMS symptoms and lower SOFAS score.” Early Intervention in Psychiatry 4: 94. • Georgieva, I., G. de Haan, et al. (2010). “Successful reduction of seclusion in a newly developed psychiatric intensive care unit.” Journal of Psychiatric Intensive Care 6(1): 31-38. • Georgieva, I., C. Mulder, et al. (2011). “Patients’ Preference and Experiences of Forced Medication and Seclusion.” Psychiatric Quarterly: 1-13. • Gilden, J., A. B. P. Staring, et al. (2011). “Does Treatment Adherence Therapy reduce expense of healthcare use in patients with psychotic disorders? Cost-minimization analysis in a randomized controlled trial.” Schizophrenia Research 133(1-3): 47-53. • Glymour, M. M., W. Veling, et al. (2011). Integrating Knowledge of Genetic and Environmental Pathways to Complete the Developmental Map. The Dynamic Genome and Mental Health: The Role of Genes and Environments in Youth Development. S. Jaffee and D. Romer. Oxford, Oxford University Press. • Goekoop, J. G. and R. F. de Winter (2011, Epub). “Temperament and character in psychotic depression compared with other subcategories of depression and normal controls.” Depression Research and Treatment. • Goekoop, J. G., R. F. de Winter, et al. (2011, Epub). “An increase of the character function of SelfDirectedness is centrally involved in symptom reduction during remission from major depression.” Depression Research and Treatment. • Goekoop, J. G., R. F. de Winter, et al. (2011). “Evidence of vasopressinergic-noradrenergic mechanisms in depression with above-normal plasma vasopressin concentration with and without psychotic features.” Journal of Psychopharmacology 25(3): 345-352. • Goekoop, J. G. and J. Looijestijn (2012). A network models of hallucinations. Hallucinations, research and practice. J. D. Blom and I. E. C. Sommer. New York, Springer. • Grund, J., P. Coffin, et al. (2010). The fast and furieus: cocaine, amphetamines and harm reduction. Harm reduction: Evidence, impacts and challenges. T. Rhodes and D. Hedrich. Lissabon, European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction: 191-232.
182
Publicatieoverzicht
H • Hek, K., C. L. Mulder, et al. (2010). “The PCLO gene and depressive disorders: replication in a population-based study.” Human Molecular Genetics 19(4): 731-734. • Hek, K., H. Tiemeier, et al. (2011). “Anxiety disorders and comorbid depression in community dwelling older adults.” International Journal of Methods in Psychiatric Research 20(3): 157-168. • Hendriks, V. M. and T. O. Hoffman (2011). Haagse zeer actieve veelplegers en de ketenaanpak 2000-2010. Een longitudinaal onderzoek. B. O. e. O. P. Parnassia Addiction Research Centre (PARC). • Hendriks, V. M., E. van der Schee, et al. (2011). The effectiveness of multidimensional family therapy and cognitive behavioral therapy in Dutch adolescents with a cannabis use disorder : A randomized controlled trial, Ministerie van VWS. Parnassia Addiction Research Centre (PARC). • Hendriks, V. M., E. van der Schee, et al. (2011). “Treatment of adolescents with a cannabis use disorder: main findings of a randomized controlled trial comparing multidimensional family therapy and cognitive behavioral therapy in The Netherlands.” Drug and Alcohol Dependence 119(1-2): 64-71. • Hermens, M., H. van Wetten, et al. (2010). “Op weg naar een betere zorg voor mensen met suïcidaal gedrag.” Tijdschrift voor Maatschappelijke Gezondheidszorg 2010(65): 507-514. • Hoencamp, E. (2011). “De patiënt krijgt online inzage in zijn dossier.” Medisch Contact 2011(4): 230231. • Hoencamp, E. and P. M. J. Haffmans (2011). Psychoeducatie voor de GZ-psycholoog. Handboek voor gz-psychologen M. Verbraak, S. Visser, P. Muris and C. Hoogduin. Amsterdam, Boom. • Hoevenaar-Blom, M. P., A. M. Spijkerman, et al. (2011). “Sleep Duration and Sleep Quality in Relation to 12-Year Cardiovascular Disease Incidence: The MORGEN Study.” Sleep 34(11): 1487-1492. • Hoffer, C. (2011). Fenomenologisch geïnspireerd onderzoek naar religieuze geneeswijzen en de betekenis daarvan voor de GGZ. Handboek psychiatrie, religie en spiritualiteit. P. J. Verhagen and H. J. G. M. van Megen. Utrecht, De Tijdstroom. • Hoffer, C. (2011). Volksgeloof en religieuze geneeswijzen in multicultureel Nederland: implicaties voor de GGZ-praktijk. Handboek psychiatrie, religie en spiritualiteit. P. J. Verhagen and H. J. G. M. van Megen. Utrecht, De Tijdstroom. • Hoyer, J., C. van der Heiden, et al. (2011). “Psychotherapy for generalized anxiety disorder.” Psychiatric Annals 41(2): 87-94.
I • Ising, H., J. Rietdijk, et al. (2010). “Specificity and sensitivity of a two-stage screening procedure to detect patients with an at risk mental state in a general helpseeking population.” Early Intervention in Psychiatry 4: 100.
J • Janssen, W. A., R. van de Sande, et al. (2011). “Methodological issues in monitoring the use of coercive measures.” International Journal of Law and Psychiatry 34(6): 429-438. • Jochems, E. C., C. L. Mulder, et al. (2011). “A critical analysis of the utility and compatibility of motivation theories in psychiatric treatment.” Current Psychiatry Reviews 7(4): 298-312. • Johansson, S., A. Halmoy, et al. (2010). “Common variants in the TPH1 and TPH2 regions are not associated with persistent ADHD in a combined sample of 1,636 adult cases and 1,923 controls from four European populations.” American Journal of Medical Genetics Part B: Neuropsychiatric Genetics 153B(5): 1008-1015.
ParnassiaBavo Academie
183
Publicatieoverzicht
K • Keijsers, G. P. J., M. J. P. M. Verbraak, et al. (2010). “Werken met protocollaire behandelingen.” GZpsychologie 2: 10 - 15. • Kersten-Alvarez, L. E., C. M. Hosman, et al. (2011). “Which preventive interventions effectively enhance depressed mothers’ sensitivity? A meta-analysis.” Infant Mental Health Journal 32(3): 362376. • Kersten-Alvarez, L. E., C. M. Hosman, et al. (2010). “Long-term effects of a home-visiting intervention for depressed mothers and their infants.” Journal of Child Psychology and Psychiatry 51(10): 11601170. • Kersten-Alvarez, L. E., C. M. Hosman, et al. (2011, Epub). “Early School Outcomes for Children of Postpartum Depressed Mothers: Comparison with a Community Sample.” Child Psychiatry and Human Development • Kok, R. M. (2010). Antidepressiva en ouderen. Keuzecriteria voor antidepressiva. R. J. Verkes and H. G. Ruhe. Alphen aan de Rijn, Van Zuiden Communications. • Kok, R. M., T. Heeren, et al. (2010). “Treatment of psychotic depression in the elderly compared with nonpsychotic depression.” Journal of Clinical Psychopharmacology 30(4): 465-467. • Kok, R. M., T. J. Heeren, et al. (2011). “Continuing treatment of depression in the elderly: a systematic review and meta-analysis of double-blinded randomized controlled trials with antidepressants.” American Journal of Geriatric Psychiatry 19(3): 249-255. • Kok, R. M. and M. L. Stek (2010). Depressie. Handboek Ouderenpsychiatrie. R. C. van der Mast, T. Heeren, M. Kat, M. Vandenbulcke and F. Verhey. Utrecht, Tijdstroom. • Kok, R. M. and F. Verhey (2010). Richtlijnen in de ouderenpsychiatrie. Handboek Ouderenpsychiatrie. R. C. van der Mast, T. Heeren, M. Kat, M. Vandenbulcke and F. Verhey. Utrecht, de Tijdstroom. • Kooij, J. J. S. (2010). Adult ADHD. Diagnostic Assessment and Treatment. Amsterdam, Pearson Assessment and Information. • Kooij, J. J. S. (2010). “Leven en werken met ADHD.” BG Magazine 6. • Kooij, J. J. S. (2010). Medication management in adult ADHD. ADHD in adulthood. J. Buitelaar, C. Kan and P. Asherson. Cambrigde, Cambridge University Press. • Kooij, J. J. S., S. Bejerot, et al. (2010). “European consensus statement on diagnosis and treatment of adult ADHD: The European Network Adult ADHD.” BMC Psychiatry 10: 67. • Kool, N., A. M. Eliens, et al. (2011). Zelfbeschadigend gedrag. Effectief verplegen. G. J. J. W. Boers, E. A.M. and N. C. M. Strijbol. Dwingeloo, Kavanah. • Kool, N., W. Pollen, et al. (2010). “Klinische les: Zelfbeschadigend gedrag.” Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 154(15): 707-710. • Korrelboom, C. W. (2011). Groeptrainingen voor specifieke klachten. Handboek voor gz-psychologen. M. Verbraak, S. Visser, P. Muris and C. Hoogduin. Amsterdam, Boom Uitgevers: 249-260. • Korrelboom, C. W., M. Marissen, et al. (2011). “Competitive Memory Training (COMET) for low selfesteem in patients with personality disorders: a randomized effectiveness study.” Behavioral and Cognitive Psychotherapy 39(1): 1-19. • Kortrijk, H., H. J. Duivenvoorden, et al. (In press). “Duration of treatment and ROM in ACT.” Australian New Zealand Journal of Psychiatry. • Kortrijk, H., A. B. P. Staring, et al. (2010). “Involuntary admission may support treatment outcome in patients receiving assertive community treatment “Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology 45: 245-252.
184
Publicatieoverzicht
• Kortrijk, H. E., C. L. Mulder, et al. (2010). “Treatment outcome in patients receiving assertive community treatment.” Community Mental Health Journal 46(4): 330-336.
L • Landaas, E. T., S. Johansson, et al. (2010). “An international multicenter association study of the serotonin transporter gene in persistent ADHD.” Genes, Brain and Behavior 9(5): 449-458. • Laroi, F., I. Sommer, et al. (In press). “The phenomenological features of auditory verbal hallucinations in schizophrenia and across clinical disorders: A state-of-the-art overview and critical evaluation.” Schizophr Bull. • Luijendijk, H. J., H. Tiemeier, et al. (2010). “Heart failure and incident late-life depression.” Journal of the American Geriatrics Society 58(8): 1441-1448. • Luijendijk, H. J., J. F. van den Berg, et al. (2011). “Beta-blockers and the risk of incident depression in the elderly.” Journal of Clinical Psychopharmacology 31(1): 45-50.
M • Maarsingh, M., C. W. Korrelboom, et al. (2010). “Competitive Memory Training (COMET) voor een negatief zelfbeeld als aanvullende behandeling bij depressieve patiënten; een pilotstudie.” Directieve Therapie 30(2): 94-112. • Marissen, M. A., L. Meuleman, et al. (2010). “Altered emotional information processing in borderline personality disorder: an electrophysiological study.” Psychiatry Res 181(3): 226-232. • Marissen, M. A. E., N. Arnold, et al. (In press). “Anhedonia in Borderline Personality Disorder and its Relation to Symptoms of Impulsivity.” Psychopathology. • Marissen, M. A. E. and K. Slotema (In press). Cluster A Persoonlijkheidsstoornissen. Basisboek psychopathologie I. H. A. Franken, P. Muris and D. Denys. • Melchior, K. and C. van der Heiden (2011). “Metacognitieve therapie voor gegeneraliseerde angststoornis: De stand van zaken.” Directieve Therapie 31(2): 117-130. • Meulendijks, D., C. K. Mannesse, et al. (2010). “Antipsychotic-induced hyponatraemia: a systematic review of the published evidence.” Drug Safety 33(2): 101-114. • Michon, H., D. Ketelaars, et al. (1998). “Accessibility of government-run sheltered workshops to people with psychiatric histories.” Soc Psychiatry Psychiatr Epidemiol 33(6): 252-257. • Michon, H. W., H. Kroon, et al. (2004). “The Generic Work Behavior Questionnaire (GWBQ): assessment of core dimensions of generic work behavior of people with severe mental illnesses in vocational rehabilitation.” Psychiatr Rehabil J 28(1): 40-47. • Michon, H. W., M. ten Have, et al. (2008). “Mental disorders and personality traits as determinants of impaired work functioning.” Psychol Med 38(11): 1627-1637. • Michon, H. W., L. van Erp, et al. (2011). Arbeidsrehabilitatie en de Individuele Rehabilitatiebenadering. Handboek rehabilitatie voor zorg en welzijn. L. Korevaar and J. Droes. Bussum, Coutinho: 203-218. • Michon, H. W. and J. van Weeghel (2010). “Rehabilitatieonderzoek in Nederland. Overzicht van onderzoek en synthese van bevindingen 2000-2008.” Tijdschrift voor Psychiatrie 52(10): 683-694. • Michon, H. W., J. van Weeghel, et al. (2011). “Illness self-management assessment in psychiatric vocational rehabilitation.” Psychiatr Rehabil J 35(1): 21-27. • Monsma, M., B. J. Roosenschoon, et al. (2010). “Lukt modelgetrouwe implementatie van Integrated Dual Disorder Treatment (IDDT)? Resultaten van het doorbraakproject dubbele diagnose.” Tijdschr Rehabilitatie 19(2): 30-43.
ParnassiaBavo Academie
185
Publicatieoverzicht
• Mulder, C. L. (2010). “Reactie op T-score als middel voor interpretatie van ROM resultaten.” Maandblad Geestelijke Volksgezondheid 65: 840-841. • Mulder, C. L., M. van der Gaag, et al. (2010). “Routine outcome monitoring voor patiënten met ernstige psychiatrische aandoeningen; een consensusdocument.” Tijdschrift voor Psychiatrie 52(3): 169-179. • Mulder, C. L. and A. M. van Hemert (2011). Epidemiologie van spoedeisende psychiatrie. Handboek spoedeisende psychiatrie. V. Beerthuis, A. Achilles and W. van Ewijk. Amsterdam, Benecke N.I.: 20-35.
N • Nieboer, R. M., L. Wunderink, et al. (2010). “Detection of patients at risk for psychosis by screening the help-seeking population referred to mental health care services by a self-report questionnaire.” Schizophrenia Research 117(2-3): 301. • Nieman, D. H., H. Becker, et al. (2010). “Prescription of antipsychotic medication to patients at ultra high risk for developing psychosis in a naturalistic setting.” Schizophrenia Research 117(2-3): 301. • Nieman, D. H., H. E. Becker, et al. (2010). “Naturalistic medication prescription to patients at ultra high risk for developing psychosis.” Early Intervention in Psychiatry 4: 106. • Nieman, D. H., A. L. Sutterland, et al. (2011, Epub). “Treating prolactinoma and psychosis: Medication and cognitive behavioural therapy.” BMJ Case Reports. • Nijmeijer, J. S., A. Arias-Vasquez, et al. (2010). “Identifying loci for the overlap between attention-deficit/hyperactivity disorder and autism spectrum disorder using a genome-wide QTL linkage approach.” Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry 49(7): 675-685. • Nijmeijer, J. S., C. A. Hartman, et al. (2010). “Perinatal risk factors interacting with catechol O-methyltransferase and the serotonin transporter gene predict ASD symptoms in children with ADHD.” The Journal of Child Psychology and Psychiatry 51(11): 1242-1250. • Nuijten, M., P. Blanken, et al. (2011). “Cocaine Addiction Treatments to improve Control and reduce Harm (CATCH): new pharmacological treatment options for crack-cocaine dependence in the Netherlands.” BMC Psychiatry 11: 135. • Nuijten, M., P. Blanken, et al. (2011, Epub). “A randomised controlled trial of outpatient versus inpatient integrated treatment of dual diagnosis patients: a failed but informative study.” Mental Health and Substance Use.
O • Oosterbaan, H., M. Bogaards, et al. (2011). “Clienten over herstel; onderzoek in een Rehabilitatiecentrum.” Maandblad Geestelijke Volksgezondheid 66(3): 147-160.
P • Pereira, R. R., J. J. S. Kooij, et al. (2011). “ADHD is zeker geen modegril.” Medisch Contact 66(3). • Pijnenborg, G. H. M., M. van der Gaag, et al. (2011). “REFLEX, a social-cognitive group treatment to improve insight in schizophrenia: Study protocol of a multi-center RCT.” BMC Psychiatry 11: 161. • Plooy, A. and J. van Weeghel (2011). Uitsluiting en discriminatie. Over het stigma van mensen met psychische aandoeningen en hoe dat tegen te gaan. Handboek voor zorg en welzijn. L. Korevaar and J. Droes. Bussum, Couthino: 51-68. • Ponds, R., C. van Heugten, et al. (2010). Neuropsychologische behandeling. Amsterdam, Boom.
186
Publicatieoverzicht
• Post, L. F. M., C. L. Mulder, et al. (In press). “Inbewaringstelling als uitkomst. De Amsterdam Study of Acute Psychiatry.” Tijdschrift voor Psychiatrie. • Prins, P., A. Ponsioen, et al. (2011). “Gebruik je hersens! Het verbeteren van executieve functies bij kinderen door oefenening en training “ De Psycholoog 46: 14-23. • Prins, P. J. M., S. Dovis, et al. (2011). “Does computerized working memory training with game elements enhance motivation and training efficacy in children with ADHD?” Cyberpsychology, bevior, and social networking 14(3): 115-122.
Q • Quee, P. J., L. van der Meer, et al. (2011). “Insight in psychosis: relationship with neurocognition, social cognition and clinical symptoms depends on phase of illness.” Schizophr Bull 37(1): 29-37.
R • Reif, A., T. T. Nguyen, et al. (2011). “DIRAS2 is associated with adult ADHD, related traits, and comorbid disorders.” Neuropsychopharmacology 36(11): 2318-2327. • Rietdijk, J., S. Dragt, et al. (2010). “A single blind randomized controlled trial of cognitive behavioural therapy in a help-seeking population with an At Risk Mental State for psychosis: the Dutch Early Detection and Intervention Evaluation (EDIE-NL) trial.” Trials 11: 30. • Rietdijk, J., S. Hogerzeil, et al. (2010). “Different pathways to psychosis in a premorbid helpseeking population.” Early Intervention in Psychiatry 4: 176. • Rietdijk, J., S. J. Hogerzeil, et al. (2011). “Pathways to psychosis: Help-seeking behavior in the prodromal phase.” Schizophrenia Research 132(2-3): 213-219. • Rietdijk, J., L. Valmaggia, et al. (2010). “Psychotic-like experiences in patients accessing secondary mental health services. A latent-class analysis.” Early Intervention in Psychiatry 4: 108. • Rietdijk, J., J. Van Os, et al. (2010). “Are social anxiety and Paranoia associated, and which comes first?” Schizophrenia Research 117(2-3): 317-318. • Rigter, H., I. Pelc, et al. (2010). “INCANT: A transnational randomized trial of Multidimensional Family Therapy versus treatment as usual for adolescents with cannabis use disorder.” BMC Psychiatry 10: 28. • Rohlof, H., S. Groen, et al. (2010). “De Cultural Formulation of Diagnosis: huidige staat van onderzoek en implementatie.” Cultuur Migratie Gezondheid 7(3): 76-88. • Rooijmans, H. G. M. and A. M. van Hemert (2010). “Meer wetenschap in de psychiatrie.” Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2010(154): 676-677. • Roosenschoon, B. J., A. A. van der Kwaak, et al. (2010). “Structureren en verwennen. Vormgeving langdurige intensieve zorg op afdeling Molenduin.” Tijdschr Rehabilitatie 19(2): 18-28.
S • Sacks, O. and J. D. Blom (2012). Musical hallucinations. Hallucinations. Research and practice. J. D. Blom and I. E. C. Sommer. New York, Springer. • Sanchez-Mora, C., M. Ribases, et al. (2011). “Exploring DRD4 and its interaction with SLC6A3 as possible risk factors for adult ADHD: a meta-analysis in four European populations.” American Journal of Medical Genetics Part B: Neuropsychiatric Genetics 156(5): 600-612. • Sanchez-Mora, C., M. Ribases, et al. (2010). “Meta-analysis of brain-derived neurotrophic factor p.Val66Met in adult ADHD in four European populations.” American Journal of Medical Genetics Part B: Neuropsychiatric Genetics 153B(2): 512-523.
ParnassiaBavo Academie
187
Publicatieoverzicht
• Schaefer, B., Y. Nijssen, et al. (2011). Behandelaars - van meten naar oplossingsgericht werken. Van meten naar weten. ROM in de ggz. S. Van Hees, P. Van der Vlist and N. Mulder. Amsterdam, Boom: 89-96. • Schoonbrood, D. F. M. E. and R. M. Kok (2011). “Alcohol en Ouderen.” Psyfar 4: 44-48. • Segers-van Rijn, J. M. and J. D. Blom (2011). “Een kunstenaar met neurolues en AIDS.” Tijdschrift voor Psychiatrie 53(4): 245-250. • Selten, J. P., W. Laan, et al. (2010). “Incidence of schizophrenia among Moroccan immigrants to the Netherlands.” Schizophr Res 124(1-3): 240-241. • Slooff, C. J., R. Veldhuizen, et al. (2010). “Highlighs update Dutch multidisciplinary guideline on schizophrenia in international perspective.” Early Intervention in Psychiatry 4(1): 25. • Slotema, C. W., J. D. Blom, et al. (2011). “Can low-frequency repetitive transcranial magnetic stimulation really relieve medication-resistant auditory verbal hallucinations? Negative results from a large randomized controlled trial.” Biol Psychiatry 69(5): 450-456. • Slotema, C. W., J. D. Blom, et al. (2011, Epub). “Priming does not enhance the efficacy of 1 hertz repetitive transcranial magnetic stimulation for the treatment of auditory verbal hallucinations: results of a randomized controlled study.” Brain Stimul. • Slotema, C. W., J. D. Blom, et al. (2010). “Should we expand the toolbox of psychiatric treatment methods to include Repetitive Transcranial Magnetic Stimulation (rTMS)? A meta-analysis of the efficacy of rTMS in psychiatric disorders.” J Clin Psychiatry 71(7): 873-884. • Slotema, C. W. and Z. J. Daskalakis (2012). Experimental somatic treatments: transcranial magnetic stimilation in the treatment of auditory verbal hallucinations. A meta-analyses and review. Hallucinations, Research and Practice. J. D. Blom and I. E. Sommer. New York, Springer. • Slotema, C. W. and D. G. Kingdon (2012). Auditory verbal hallucinations in patients with borderline personality disorder Hallucinations, Research and Practice. J. D. Blom and I. E. Sommer. New York, Springer. • Smits, C. T. and M. van der Gaag (2010). “Cognitieve gedragstherapie bij schizofrenie.” Tijdschrift voor Psychiatrie 52(2): 99-109. • Smits, C. T. and M. van der Gaag (2010). “Cognitieve gedragstherapie voor primaire insomnia : effectiviteit in een klinische setting.” Tijdschrift voor Psychiatrie 52(2): 78-89. • Sommer, I. E., J. P. Selten, et al. (2010). “Dissecting auditory verbal hallucinations into two components: audibility (Gedankenlautwerden) and alienation (thought insertion).” Psychopathology 43(2): 137-140. • Sommer, I. E. C. and J. D. Blom (2012). Classical somatic treatments: Pharmacotherapy and ECT. Hallucinations. Research and practice. J. D. Blom and I. E. C. Sommer. New York, Springer. • Sommer, I. E. C. and J. D. Blom (In press). “Differential diagnosis of auditory hallucinations.” Schizophr Bull. • Spijker, A. T., E. J. Giltay, et al. (2011). “Glucocorticoid and mineralocorticoid receptor polymorphisms and clinical characteristics in bipolar disorder patients.” Psychoneuroendocrinology 36(10): 14601469. • Standaert, W. J. M., J. J. S. Kooij, et al. (2010). “De behandeling van ADHD bij ouderen.” Psyfar 4: 26-29. • Stant, D. A., S. Castelein, et al. (2011). “Economic aspects of peer support groups for psychosis.” Community Mental Health Journal 47(1): 99-105.
188
Publicatieoverzicht
• Staring, A. B. P., E. Blaauw, et al. (2011, Epub). “The Effects of Assertive Community Treatment Including Integrated Dual Diagnosis Treatment on Nuisance Acts and Crimes in Dual-Diagnosis Patients.” Community Mental Health Journal. • Staring, A. B. P. and C. L. Mulder (In press). “Continuiteit van antipsychotische medicatie. Referaat.” Tijdschrift voor Psychiatrie. • Staring, A. B. P., C. L. Mulder, et al. (2010). “Financial incentives to improve adherence to medication in five patients with schizophrenia in the Netherlands.” Psychopharmacology Bulletin 43(1): 5-10. • Staring, A. B. P. and M. van der Gaag (2010). “Cognitieve therapie voor demoralisatie bij schizofrenie.” Gedragstherapie 43(3): 205-225. • Staring, A. B. P., M. van der Gaag, et al. (2011). “Why do patients with schizophrenia who have poor insight still take antipsychotics? Memory deficits as moderators between adherence belief and behavior.” Journal of Psychiatric Practice 17(5): 320-329. • Staring, A. B. P., M. van der Gaag, et al. (2010). “Treatment adherence therapy in people with psychotic disorders: Randomised controlled trial.” British Journal of Psychiatry 197(6): 448-455. • Staring, A. B. P., M. van der Gaag, et al. (2011). “Individueel toegesneden therapie bevordert therapitrouw in patienten met een psychotische stoornis.” Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 155: 31-35. • Staring, A. B. P., M. van der Gaag, et al. (2011). “Recovery style predicts remission at one-year followup in outpatients with schizophrenia spectrum disorders.” Journal of Nervous & Mental Disease 199(5): 295-300. • Stobbe, J., N. C. Mulder, et al. (2010). “Assertive community treatment for elderly people with severe mental illness.” BMC Psychiatry 10: 84. • Stouten, L., W. Veling, et al. (2010). “Cognitive functioning and ethnicity in first episode psychosis.” Early Intervention in Psychiatry 4: 82. • Strater, A. and M. van der Gaag (2010). “Preventie van psychose door cognitieve gedragstherapie van invaliderende intrusies. Een gevalsbeschijving.” Directieve Therapie 30(4): 247-263. • Stroomer-van Wijk, A. J. M. and H. J. Luijendijk (2011). “Het mobiele delierteam voor tijdige detectie en behandeling van delier bij ouderen verwezen voor ambulante geestelijke gezondheidszorg.” Tijdschrift voor Ouderengeneeskunde 36(4): 127-133. • Sytema, S., A. Nugter, et al. (2011). ROM en wetenschappelijk onderzoek. Handboek Routine Outcome Monitoring in de GGz. V. Buwalda, A. Nugter, C. L. Mulder and J. Swinkels. Utrecht, De Tijdstroom.
T • Ten Broeke, E., C. W. Korrelboom, et al. (2011). Geïntegreerde cognitieve gedragstherapie. Handboek voor gz-psychologen M. Verbraak, S. Visser, P. Muris and K. Hoogduin. Amsterdam, Boom Uitgeverij: 153-174. • Termorshuizen, F., B. E. A. van der Hoorn, et al. (2012). “Continuity of care and risk of hospital readmission among dual diagnosis patients.” Mental Health and Substance Use 5(1): 20-30.
ParnassiaBavo Academie
189
Publicatieoverzicht
V • Van Baars, A., A. Wierdsma, et al. (2010). “Predictors of perceived benefit among patients committed by court order in the Netherlands: one-year follow-up.” Psychiatric Services 61(10): 1024-1027. • Van Balkom, I. D. C., A. Shaw, et al. (2011). “Development and behaviour in Marshall-Smith syndrome: An exploratory study of cognition, phenotype and autism.” Journal of Intellectual Disability Research 55(10): 973-987. • Van de Sande, R. (2011). “Gezondheidsraadadvies: wens en werkelijkheid “ Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 155: B674. • Van de Sande, R. and E. Hellendoorn (2011). Developments in mental health care provision in the Netherlands. Mental Health Care Services in Europe: provision and practice. P. Nolan and N. Brimblecombe. Oxford, Radclife Publishing Ltd. • Van de Sande, R., E. Hellendoorn, et al. (In press). “Korte termijn voorspellers van escalaties en dwang interventies op acute psychiatrische opname afdelingen.” Tijdschrift voor Psychiatrie. • Van de Sande, R., H. Nijman, et al. (In press). “Reduction of agressive incidents and selusion by means of short term risk assessment on acute psychiatric wards, a cluster randomized trial.” British Journal of Psychiatry. • Van de Sande, R., H. L. Nijman, et al. (2011). “Aggression and seclusion on acute psychiatric wards: effect of short-term risk assessment.” British Journal of Psychiatry 199: 473-478. • Van den Berg, D. P. G. and M. van der Gaag (2010). “PTSS-behandeling bij psychosen, gewoon doen!” Directieve Therapie 31(4): 398-410. • Van den Berg, D. P. G. and M. van der Gaag (2012). “Treating trauma in psychosis with EMDR: A pilot study.” Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry 43(1): 664-671. • Van den Boogaard, T. M., P. F. Verhaak, et al. (2011). “The impact of causal attributions on diagnosis and successful referral of depressed patients in primary care.” Soc Sci Med 73(12): 1733-1740. • Van den Hoek, H. L., W. J. Bos, et al. (2011). “Statins and prevention of infections: systematic review and meta-analysis of data from large randomised placebo controlled trials.” BMJ 343: d7281. • Van der Gaag, M., H. Ising, et al. (2010). “The preliminary results of CBT versus TAU for people with an axis-1 disorder plus an UHR.” Early Intervention in Psychiatry 4: 92. • Van der Gaag, M. and C. W. Korrelboom (2010). Competitive Memory Training. Hallucinations. A guide to treatment and management. F. Laroi and A. Aleman. Oxford, Oxford University Press. • Van der Gaag, M., J. Rietdijk, et al. (2011). “Predictors of persistence of ultrahigh risk symptoms and predictors of transition into psychosis.” European Psychiatry 26. • Van der Gaag, M., C. J. Slooff, et al. (2010). “Cognitive Behavioural Therapy for psychosis: Development of guidelines and implementation.” Early Intervention in Psychiatry 4: 183. • Van der Gaag, M., D. A. Stant, et al. (2011). “Cognitive-behavioural therapy for persistent and recurrent psychosis in people with schizophrenia-spectrum disorder: cost-effectiveness analysis.” British Journal of Psychiatry 198: 59-65, sup 51. • Van der Gaag, M., B. van Oosterhout, et al. (2010). “Competitive Memory Training (COMET) can change appraisals of voices.” Schizophrenia Research 117(2-3): 159-160. • Van der Gaag, M., B. van Oosterhout, et al. (2011, Epub). “Initial evaluation of the effects of competitive memory training (COMET) on depression in schizophrenia-spectrum patients with persistent auditory verbal hallucinations: A randomized controlled trial.” British Journal of Clinical Psychology. • Van der Gaag, M., J. van Weeghel, et al. (2010). “The Dutch multidisciplinary guideline for schizophrenia on ultra high risk patients.” Early Intervention in Psychiatry 4: 26.
190
Publicatieoverzicht
• Van der Heiden, C. (2010). “Metacognitieve therapie voor de gegeneraliseerde angststoornis.” Psychopraktijk 2: 11-14. • Van der Heiden, C. (2011). “Diagnose, meting en behandeling van de gegeneraliseerde angststoornis.” De Psycholoog 46: 38-49. • Van der Heiden, C. (2011). “Protocol cognitieve gedragstherapie bij aanpassingsstoornissen.” Psychopraktijk 3: 28-30. • Van der Heiden, C. (2011). Protocollaire behandeling van gegeneraliseerde angststoornis. Protocollaire behandeling in de GGZ. G. Keijsers, A. van Minnen and C. Hoogduin. Amsterdam, Boom. • Van der Heiden, C. (In press). “Behandeling van de gegeneraliseerde angststoornis: anders leren denken over piekeren of leren verdragen van onzekerheden? Een gerandomiseerde, gecontroleerde studie.” Gedragstherapie. • Van der Heiden, C. and K. Melchior (2010). “De Nederlandstalige versie van de Intolerance of Uncertainty Scale: Onderzoek naar de psychometrische kwaliteiten in een volwassen steekproef van patiënten met een gegeneraliseerde angststoornis.” Directieve Therapie 30: 160-176. • Van der Heiden, C., K. Melchior, et al. (2010). “A hierarchical model for the relationships between general and specific vulnerability factors and symptom levels of generalized anxiety disorder.” J Anxiety Disord 24(2): 284-289. • Van der Heiden, C., K. Melchior, et al. (2010). “Tiendaagse intensieve cognitieve gedragstherapie voor patiënten met een paniekstoornis die onvoldoende baat hebben bij een reguliere behandeling: Een pilotonderzoek.” Gedragstherapie 43: 293-306. • Van der Heiden, C., G. Methorst, et al. (2011). “Generalized anxiety disorder: clinical presentation, diagnostic features, and guidelines for clinical practice.” J Clin Psychol 67(1): 58-73. • Van der Heiden, C., P. Muris, et al. (2010). “Factor structure of the Dutch version of the Penn State Worry Questionnaire.” J Behav Ther Exp Psychiatry 41(3): 304-309. • Van der Heiden, C., P. Muris, et al. (2011). “Randomized controlled trial on the effectiveness of metacognitive therapy and intolerance-of-uncertainty therapy for generalized anxiety disorder.” Behav Res Ther. • Van der Heiden, C. and M. J. P. M. Verbraak (2010). Behandelprotocol bij aanpassingsstoornissen : Therapeutenboek en werkboek. Amsterdam, Boom. • Van der Krieke, L., S. Sytema, et al. (2011). “Evaluating the CANSAS self-report (CANSAS-P) as a screening instrument for care needs in people with psychotic and affective disorders.” Psychiatry Res 188(3): 456-458. • Van der Loos, M. L., P. Mulder, et al. (2010). “Efficacy and safety of two treatment algorithms in bipolar depression consisting of a combination of lithium, lamotrigine or placebo and paroxetine.” Acta Psychiatrica Scandinavica 122(3): 246-254. • Van der Loos, M. L., P. Mulder, et al. (2011). “Long-term outcome of bipolar depressed patients receiving lamotrigine as add-on to lithium with the possibility of the addition of paroxetine in nonresponders: a randomized, placebo-controlled trial with a novel design.” Bipolar Disorders 13(1): 111-117. • Van der Plas, A. G. M., S. Abdoelbasier, et al. (2010). “Zorgwekkende zorgmijders toeleiden naar zorg met Critical Time Intervention.” Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 154: 728-731. • Van der Plas, A. G. M., H. W. Hoek, et al. (2011, Epub). “Perceptions of quality of life and disability in homeless persons with schizophrenia and persons with schizophrenia living in non-institutional housing.” Int J Soc Psychiatry.
ParnassiaBavo Academie
191
Publicatieoverzicht
• Van der Post, L. F., J. J. Dekker, et al. (2010). “Crisis intervention and acute psychiatry in Amsterdam, 20 years of change: a historical comparison of consultations in 1983 and 2004-2005.” International Journal of Social Psychiatry 56(4): 348-358. • Van der Post, L. F., I. Visch, et al. (2011, Epub). “Factors associated with higher risks of emergency compulsory admission for immigrants: A report from the ASAP study.” International Journal of Social Psychiatry. • Van der Waerden, J. E., C. Hoefnagels, et al. (2011). “Psychosocial preventive interventions to reduce depressive symptoms in low-SES women at risk: a meta-analysis.” Journal of Affective Disorders 128(1-2): 10-23. • Van der Waerden, J. E., C. Hoefnagels, et al. (2010). “Exploring recruitment, willingness to participate, and retention of low-SES women in stress and depression prevention.” BMC Public Health 10: 588. • Van Dijk, R. (2011). The cultural interview: connecting people. Roads and boundaries: travels in search of (re-)connection. M. Tankink and M. Vysma. Diemen, AMB: 56-66. • Van Dijk, R. (2011). “Cultuurbewuste psychodiagnostiek; een methodische aanpak.” Psychopraktijk 3(4): 30-34. • Van Dijk, R. (2011). Het Culturele interview: instrument of intentie. Het culturele interview. R. van Dijk, H. Beijers and S. Groen. Utrecht, Pharos. • Van Dijk, R. (2011). “Het verschil als probleem. Enkele kanttekeningen bij Sander Kramers analyse van het vertoog over migranten, vluchtelingen en cultuur.” Cultuur Migratie Gezondheid 8(2): 101-105. • Van Dijk, R. (2011). Vragen staat vrij. Een introductie in het culturele interview. Het culturele interview. R. van Dijk, H. Beijers and S. Groen. Utrecht, Pharos. • Van Dijk, R., H. Beijers, et al. (2011). De implementatie van het Culturele interview. Het culturele interview. R. van Dijk, H. Beijers and S. Groen. Utrecht, Pharos. • Van Dijk, R., H. Beijers, et al., Eds. (2011). Het culturele interview. Utrecht, Pharos. • Van Dongen-Boomsma, M., M. M. Lansbergen, et al. (2010). “Relation between resting EEG to cognitive performance and clinical symptoms in adults with attention-deficit/hyperactivity disorder.” Neuroscience Letters 469(1): 102-106. • Van Elburg, A. A., J. J. Hillebrand, et al. (2011, Epub). “Mandometer treatment not superior to treatment as usual for anorexia nervosa.” International Journal of Eating Disorders • Van Erp, N. H., F. B. Giesen, et al. (2007). “A multisite study of implementing supported employment in the Netherlands.” Psychiatr Serv 58(11): 1421-1426. • Van Hemert, A. M. (2010). “Van exluderende naar includerende zorg.” Epidemiologisch Bulletin 2010(45): 20-21. • Van Hemert, A. M. and J.R.L.M. Wolf (2011). “Wat is OGGZ?” Epidemiologisch Bulletin 2011(46): 14-22. • Van Hemert, A. M. and C. L. Mulder (2011 ). Evidentie en wetenschappelijke onderbouwing. Handboek spoedeisende psychiatrie. V. Beerthuis, A. Achilles and W. van Ewijk. Amsterdam, Benecke N.I. 2011: 45-49. • Van Hemert, A. M. and W. van Tilburg (2011). Spoedeisende psychiatrie, een deelspecialisme? Handboek spoedeisende psychiatrie. V. Beerthuis, A. Achilles and W. van Ewijk. Amsterdam, Benecke N.I. 45-49. • Van Hoeken, D., W. Veling, et al. (2010). “The incidence of anorexia nervosa in Netherlands Antilles immigrants in the Netherlands.” European Eating Disorders Review 18(5): 399-403.
192
Publicatieoverzicht
• Van Melick, E. J., I. Wilting, et al. (2010). “Prevalence and determinants of thyroid disorders in elderly patients with affective disorders: lithium and nonlithium patients.” American Journal of Geriatric Psychiatry 18(5): 395-403. • Van Peperstraten, H., C. J. Slooff, et al. (2010). Psycho-educatie voor mensen met een psychose en hun familieleden. Assen, Van Gorcum. • Van Rooijen, S. and J. van Weeghel (2010). Psychiatrische rehabilitatie. Jaarboek 2010-2011. Amsterdam, SWP. • Van Son, G. E., D. van Hoeken, et al. (2010). “Course and outcome of eating disorders in a primary care-based cohort.” International Journal of Eating Disorders 43(2): 130-138. • Van Veen, M. M., J. J. S. Kooij, et al. (2010). “Delayed circadian rhythm in adults with attention-deficit/ hyperactivity disorder and chronic sleep-onset insomnia.” Biological Psychiatry 67(11): 1091-1096. • Van Vught, M., H. Kroon, et al. (In press). “Consumer providers in Assertive Community Treatment Programs: associations with outcomes.” Psychiatric Services. • Van Vught, M., J. R. Veldhuizen, et al. (2011). “Ontwikkeling van een modelgetrouwheidsschaal voor Functie-AssertiveCommunity Treatment.” Tijdschrift voor Psychiatrie 53: 119-124. • Van Vugt, M. D., H. Kroon, et al. (2011). “Assertive community treatment in the Netherlands: outcome and model fidelity.” Can J Psychiatry 56(3): 154-160. • Van Weeghel, J. (2010). Verlangen naar volwaardig burgerschap; maar wat doen we in de tussentijd? Tilburg, PrismaPrint. • Van Weeghel, J. (2011). Rehabilitatie. Handboek Schizofrenie. L. Cahn, I. Crabbendam, R. Myin-Germeys, R. Bruggeman and L. De Haan. Utrecht, De Tijdstroom: 463-474. • Van Weeghel, J. (In press). “Verlangen naar volwaardig burgerschap.” Tijdschrift voor Rehabilitatie. • Van Weeghel, J., H. van Busschbag, et al. (2010). “Individual Placement and Support in the Netherlands.” Early Intervention in Psychiatry 4(1): 26. • Van Weeghel, J., S. van de Lindt, et al. (2011). “A regional assessment of the quality of care for people with schizophrenia in The Netherlands.” Psychiatr Serv 62(7): 789-792. • Van Zonneveld, T. H., R. M. Kok, et al. (2010). “Apathie “ Psyfar 1: 42-46. • Veling, W. (2010). “Migratie en psychose.” Maandblad Geestelijke Volksgezondheid 65(7-8): 581-592. • Veling, W. (2010). “Ondergebruik van ggz door jeugd van niet-Nederlandse herkomst; voorbij een statistisch verband.” Tijdschrift voor Psychiatrie 52(9): 659-661. • Veling, W. (2011). “Allochtonen in de TBS.” Maandblad Geestelijke Volksgezondheid 66(7-8): 486-488. • Veling, W., H. W. Hoek, et al. (2010). “Age at migration and the increased incidence of psychotic disorders among immigrants in the Netherlands: A test of selective migration.” Early Intervention in Psychiatry 4: 82. • Veling, W., H. W. Hoek, et al. (2011). “Age at migration and future risk of psychotic disorders among immigrants in the Netherlands: 7-year incidence study.” Am J Psychiatry 168: 1278-1285. • Veling, W., H. W. Hoek, et al. (2010). “Ethnic identity and the risk of schizophrenia in ethnic minorities: a case-control study.” Schizophr Bull 36(6): 1149-1156. • Veling, W., L. H. Lumey, et al. (2011). Environmental studies as a tool for detecting epigenetic mechanisms in schizophrenia. Epigenetics and Human Health: Brain, Behavior and Epigenetics. A. Petronis and J. Mill. Heidelberg, Springer. • Veling, W. and E. Susser (2011). “Migration and psychotic disorders.” Expert Review of Neurotherapeutics 11(1): 65-76. • Veling, W., E. Susser, et al. (2010). “Etnische dichtheid van wijken en incidentie van psychotische stoornissen bij immigranten.” Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 154: A1767.
ParnassiaBavo Academie
193
Publicatieoverzicht
• Velthorst, E., D. Nieman, et al. (2011, Epub). “Ethnicity and baseline symptomatology in patients with an At Risk Mental State for psychosis.” Psychol Med. • Verbeken, S., C. Braet, et al. (2011). “Training van werkgeheugen en inhibitie bij kinderen en adolescenten met obesitas.” Psychopraktijk 3(5): 20-22. • Verkuil, B., J. F. Brosschot, et al. (2011). “Pretreatment of worry enhances the effects of stress management therapy: a randomized clinical trial.” Psychotherapy and Psychosomatics 80(3): 189-190. • Verschueren, S., N. Kool-Goudzwaard, et al. (2011). “Patiënten over zelfverwonding. Een review van kwalitatief onderzoek naar motieven en gevolgen.” Maandblad Geestelijke Volksgezondheid 66(5): 319-329. • Verster, J. C., E. M. Bekker, et al. (2010). “Methylphenidate significantly improves declarative memory functioning of adults with ADHD.” Psychopharmacology (Berl) 212(2): 277-281. • Verwey, B. and A. M. van Hemert (2011). Suïcidaliteit. Het psychiatrisch formularium. Houten, Bohn, Stafleu en Van Loghum. • Vink, D., A. T. F. Dhondt, et al. (2011). Apathie bij ouderen. Amsterdam, Pearson Assesment & Information. • Vink, I. and R. van Dijk (2011). Ik en de Ander: van testen naar probleem oplossen. Cultuur en psychodiagnostiek. Cultuurbewust werken met psychodiagnostische instrumenten. R. Borra, R. van Dijk and R. Verboom. Houten, BSL: 73-83. • Vinkers, D. J., M. Barendregt, et al. (2011). “Etnische verschillen tussen pro Justitia gerapporteerde verdachten.” Tijdschrift voor Psychiatrie 53(11): 801-811. • Vinkers, D. J., E. de Beurs, et al. (2011). “The relationship between mental disorders and different types of crime.” Criminal Behaviour and Mental Health 21(5): 307-320. • Vinkers, D. J., E. de Beurs, et al. (2010). “Pre-trial psychiatric evaluations and ethnicity in The Netherlands.” International Journal of Law and Psychiatry 33(3): 192-196. • Vinkers, D. J., S. C. de Vries, et al. (2010). “Ethnicity and dangerousness criteria for court ordered admission to a psychiatric hospital.” Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology 45(2): 221-224. • Vinkers, D. J., F. G. Heytel, et al. (2010). “Rapportages pro Justitia van Antilliaanse verdachten in Nederland en op de Nederlandse Antillen.” Tijdschrift voor Psychiatrie 52(11): 745-752. • Vinkers, D. J., H. W. Hoek, et al. (2011). “Psychiatric morbidity in prisoners with intellectual disabilities.” British Journal of Psychiatry 199: 514. • Visser, I., E. M. Wekking, et al. (2011). “Prevalence of psychiatric disorders in patients with chronic solvent induced encephalopathy (CSE).” NeuroToxicology 32(6): 916-922.
W • Wagenaar, O., M. Wieringa, et al. (2010). “A cognitive model of tinnitus and hyperacusis; a clinical tool for patient information, appeasement and assessment.” International Tinnitus Journal 16(1): 66-72. • Wierdsma, A. I., P. D. Marle, et al. (2010). “Aantallen en patronen van inbewaringstelling en rechterlijke machtigingen in Maastricht, Groningen en Rotterdam.” Tijdschrift voor Psychiatrie 3: 143-155. • Wierdsma, A. I., M. van der Schee, et al. (2011). “Breakdown of continuity in public mental healthcare in the Netherlands: a longitudinal case study.” International Journal of Intergrated Care 11: e126. • Wigboldus, M., E. ten Broeke, et al. (In press). “Metacognitieve therapie voor GAS vanuit een geïntegreerd cognitief gedragstherapeutisch perspectief: een gevalsbeschrijving.” Gedragstherapie. • Wunderink, L., N. Boonstra, et al. (2010). “Results of phase 2B eagle trial: a double blind placebo control study evaluating the efficacy and safety of BL-1020, a gaba enhanced antipsychotic for the treatment of schizophrenia.” Schizophrenia Research 117(2): 288-290. 194
ParnassiaBavo Academie
195
Colofon
Parnassia Bavo Groep
Met dank aan
Monsterseweg 93
De onderzoekscoördinatoren PBG: Mark van der Gaag
2553 RJ Den Haag
(Parnassia Volwassenen), Rob Kok (Parnassia Ouderen), Kees Korrelboom (PsyQ Haaglanden), Colin van der
Samenstelling en coördinatie
Heiden (PsyQ Rijnmond), Julia van den Berg (PsyQ
Daphne van Hoeken, Judith Offringa,
Noord-Holland), Vincent Hendriks (Brijder/ Palier), Mirjam
Nathalie Schinkel, Renée Vegt
van Orden (Zorgservice), Niels Mulder (Bavo Europoort), Albert Boon (Lucertis), Jaap van Weeghel (Dijk en Duin)
Redactieraad
en Sam Ghane (i-psy), en PBA Bibliotheek voor het
Wijbrand Hoek, Rob Koning, Frans Vermeulen
publicatieoverzicht.
Interviews
Meesterschap en innovatie in de zorg is een uitgave
Jorn Hövels, Haarlem
van de Parnassia Bavo Academie. Het overzicht van het lopende onderzoek bij de PBG verschijnt eenmaal per
Fotografie
twee jaar.
Mylène Siegers Fotografie, Den Haag www.parnassiabavo-academie.nl Vormgeving Buro Eigen, grafisch ontwerp, Delfgauw
Contact
[email protected]
Druk DeltaHage bv, Den Haag Februari 2012 ISBN 978-90-77877-12-8
196
© Parnassia Bavo Academie Internet: www.parnassiabavo-academie.nl
Februari 2012 De Parnassia Bavo Academie is onderdeel van Parnassia Bavo Groep
ParnassiaBavo Academie