Opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Hogeschool van Amsterdam Domein Maatschappij en Recht Praktijkgids jaar 3
Titel
Praktijkgids MWD jaar 3
Auteurs
Anneke Wassink en Sjak v.d. Broek
Periode
Jaar 3 MWD Voltijd
Doelgroep
Praktijkbegeleiders en derde jaar studenten MWD Voltijd
Datum
September 2015
CHROHO-nr
34616
Dit exemplaar behoort aan: .............................................................................................................
[Type text]
Page 0
Inhoudsopgave
Voorwoord .......................................................................................................................... 2 Inleiding ............................................................................................................................. 3 Hoofdstuk 1: Algemeen .................................................................................................. 4 1.1. Vereisten toelating praktijkjaar ............................................................................. 4 1.2.
Inrichting praktijkjaar en beoordeling .................................................................... 4
1.3.
Begeleiding ........................................................................................................ 5
1.3.2.
Student op de opleiding ....................................................................................... 6
1.3.3.
Begeleiding vanuit de praktijk............................................................................... 6
1.3.4.
Begeleiding vanuit de opleiding ............................................................................. 7
1.3.6. Samenwerking en kennisontwikkeling .................................................................... 7 Hoofdstuk 2: Competenties en kwalificaties ....................................................................... 9 2.1. Inwerkfase ....................................................................................................... 11 2.2.
Uitvoeringsfase ................................................................................................. 13
2.3.
Verdiepingsfase ................................................................................................ 14
2.4. Criterium Gericht Interview ................................................................................ 15 Hoofdstuk 3: Programma praktijkjaar ............................................................................. 17 3.1 Opzet van het programma ................................................................................. 18 3.2
Studiebelasting en praktijkuren .......................................................................... 19
3.3 Programma per fase (blok 1, blok 2&3, blok 4) ..................................................... 20 Hoofdstuk 4: Toetsprocedure praktijkjaar ........................................................................ 23 Hoofdstuk 5: Literatuur en materiaal .............................................................................. 28 Bijlage 1: Instructie portfolio ........................................................................................ 29 Bijlage 2: Actieplan en beroepsproduct........................................................................... 30 Bijlage 3: Regelingen ................................................................................................... 31 Bijlage 4: Competenties en eindkwalificaties ................................................................... 33
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 1
Voorwoord Voor U ligt de praktijkgids jaar 3 van de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) van de Hogeschool van Amsterdam. Met deze gids willen wij studenten en praktijkbegeleiders informeren over de inrichting en inhoud van het praktijkjaar van de opleiding MWD. Praktijkbegeleiders worden geinformeerd over de wijze waarop het praktijkjaar vanuit de opleiding MWD wordt vormgegeven.Tevens wordt ingegaan op de wijze waarop wij graag met u willen samenwerken zodat studenten zich kunnen ontwikkelen tot aankomend MWD professional. Voor studenten biedt de praktijkgids informatie over de wijze waarop ze dit jaar in de praktijk en op de opleiding zullen worden begeleid. De student krijgt informatie over de centraal staande competenties, acties die daarvoor in de praktijk uitgevoerd moeten worden, producten die voor de opleiding aangeleverd moeten worden en de manier waarop deze worden beoordeeld. De praktijkgids is daarmee te lezen als een studiehandleiding. Wij hopen dat het praktijkjaar de student in staat stelt zich te ontwikkelen tot een methodisch geschoolde en normatieve professional. Een MWD professional die mensen wil activeren en ondersteunen zodat zij naar vermogen zich (kunnen) verbinden met onze aan vele culturen rijke en complexe samenleving. We hebben ernaar gestreefd deze praktijkgids zo volledig en tegelijkertijd zo compact mogelijk vorm te geven. Graag horen we van U of wij hierin zijn geslaagd. namens het jaarteam 3 MWD voltijd Sjak van den Broek, praktijkcoordinator MWD
[email protected] 0653238601 (werkdagen: dinsdag, donderdag en vrijdag) Anneke Wassink, teamleider jaar 3 MWD voltijd
[email protected] 0621158618 (werkdagen: maandag tot en met vrijdag)
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 2
Inleiding Anno 2015 staan sociaal- agogische professionals voor grote uitdagingen. Veranderingen in het denken over zorg en welzijn, nieuwe wet-en regelgeving, decentralisatie van financieringstromen en ingrijpende bezuinigingen hebben een direct en merkbaar effect op de wijze waarop het werk wordt, kan of zou moeten worden uitgevoerd. Speerpunten zijn en blijven daarbij voor de opleiding MWD het streven naar inclusie en diversiteit, sociale veiligheid, actief burgerschap en het organiseren van zorg en ondersteuning zo dichtbij mogelijk. De vraag aan het werkveld en de opleiding MWD is daarbij om studenten op te leiden die met een systemische en specifiek domein overstijgende bril professioneel kunnen handelen in complexe situaties. Hierbij gaat het om het om het ontwikkelen en verdiepen van de deskundigheid om kwetsbare mensen en hun netwerken te begeleiden en te activeren. Het doel is daarbij om de verbinding van kwetsbare mensen ( en groepen ) met zichzelf, hun omgeving en de samenleving te versterken en/of waar mogelijk te herstellen. Om dit te bereiken leert de student in de praktijk en op de opleiding om op een uitnodigende manier contact te leggen, met inhoudelijke deskundigheid mogelijkheden te vinden de zelfredzaamheid te bevorderen en daarbij de directe omgeving van de kwetsbare burger te betrekken. De student leert om intensief samen te werken met formele en informele netwerken. Ook is het aan de MWD praktijk en de student om te signaleren als kwetsbare groepen in de samenleving onder druk komen te staan. Preventie en belangenbehartiging zijn namelijk kerntaken van het beroep. Dit alles vraagt van de student om voortdurend te reflecteren op het persoonlijke en professionele handelen. De normatieve- ethische uitgangspunten van het beroep zijn daarbij leidend. Kortom dit jaar gaan studenten in de praktijk ontdekken wat hun kwaliteiten en uitdagingen als aankomend maatschappelijk werker zijn. Ze gaan ervaren welke competenties al aanwezig zijn en welke nog ontwikkeld moeten worden. In dit proces worden studenten bijgestaan door de praktijkbegeleider, de praktijkdocent en de supervisor.
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 3
Hoofdstuk 1:
Algemeen
Voordat wordt ingegaan op de inrichting en inhoud van het praktijkjaar wordt hieronder eerst algemene informatie gegeven over de beginvereisten, inrichting praktijkjaar, begeleiding en beoordeling in het 3e jaar.
1.1.
Vereisten toelating praktijkjaar
Om aan het praktijkjaar te kunnen starten dienen studenten aan de volgende vereisten te voldoen: 1. propedeuse certificaat 2. geoormerkte vakken jaar 2 en minimaal 45 studiepunten (Onderwijs Examen Reglement) 3. aangetoonde startbekwaamheid jaar 3 (via SLB eindportfolio jaar 2 en Criterium Gericht Interview jaar 2) 4. door praktijkburo goedgekeurde praktijkplaats 5. door organisatie en praktijkburo ondertekend praktijkcontract 6. aantal praktijkuren is vastgelegd in het contract 7. bij praktijk buitenland aantoonbaar contact afd. internationalisering (via contactpersoon MWD: Murat Gűndűz)
1.2.
Inrichting praktijkjaar en beoordeling
Gedurende het jaar is de student 10 maanden lang 4 dagen in de week werkzaam in de praktijk. Daarbij besteedt de student 1 dag per week aan het onderwijsprogramma op de opleiding. ( eens per 14 dagen les op school en de andere week tijd om het huiswerk te maken) Het praktijkjaar is verdeeld in drie fasen:
inwerkfase:
blok 1
uitvoeringsfase:
blok 2&3
verdiepingsfase:
blok 4
In elke fase wordt door de student in de praktijk en op de opleiding gewerkt aan een aantal specifieke, van het beroepsprofiel MWD afgeleide, competenties. In elke fase maakt de student één of meer beroepsproduct(en) en één onderwijsproduct. De beroepsproducten horen bij acties die uitgevoerd worden in de praktijk en worden gemaakt in de praktijk. De onderwijsproducten zijn de opdrachten die horen bij de lessen die op school worden gevolgd. Elke fase wordt vervolgens afgerond met een beoordelingsgesprek waar praktijkdocent, praktijkbegeleider en student bij aanwezig zijn. Per fase stelt de student leerdoelen op (afgeleid van de competenties), stelt een actieplan op en voert deze uit. Deze acties resulteren in beroepsproducten. De student reflecteert op de mate waarin deze acties hebben bijgedragen aan het ontwikkelen van de competenties. De student legt dit alles vast in zijn portfolio1 en heeft hiermee een sturingsinstrument voor zichzelf, de praktijkbegeleider en praktijkdocent. Op basis van de reflectie formuleert de student vervolgens weer leerdoelen ( professioneel en persoonlijk) en een nieuw actieplan voor de daarop volgende fase.
1
toelichting structuur portfolio zie bijlage
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 4
In elke fase worden lessen gegeven op school waaraan een opdracht is verbonden. De opdracht is het maken van een onderwijsproduct (verslag). Met het maken van de opdracht sluit de student de fase af. De in de praktijk uitgevoerde acties leveren een bijdrage aan de onderwijsproducten die voor de opleiding worden gemaakt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de inwerkfase waarin de studenten zicht dienen te krijgen op de positie van de organisatie in het werkveld, de structuur van de organisatie, de cliëntgroep, het methodisch handelen en de samenwerkingsprocessen (competentie 2 &4). De student stelt samen met de praktijkbegeleider een plan op en voert dit uit om dit doel te bereiken. Daarbij werkt de student in de praktijk aan 1 of meer beroepsproducten, die meetellen bij de beoordeling van het beroepshandelen. Op de opleiding wordt hier vervolgens op aangesloten met theorie en reflectie zodat de student als onderwijsproduct een organisatieverslag kan aanleveren. Het onderwijsproduct wordt beoordeeld en vormt samen met het portfolio de basis voor het beoordelingsgesprek. Uit dit gesprek vloeien 2 beoordelingen voort ( beoordeling onderwijsproduct en beoordeling beroepshandelen). Deze opzet van de beoordeling geldt voor de inwerkfase en de uitvoeringsfase. De beoordeling van de verdiepingsfase is tevens de afsluitende beoordeling van het gehele praktijkjaar. Deze beoordeling is uitgebreider en verloopt anders. Naast de beoordeling van het beroepshandelen en het onderwijsproduct wordt ook de supervisie beoordeeld en is er een afsluitend criterium gericht interview. In dit criterium gericht interview wordt beoordeeld in hoeverre de student zijn ontwikkeling als persoon en professional kan verantwoorden en kan beargumenteren tot welke visie en gewenste positionering van het beroep dit heeft geleid.
1.3.
Begeleiding
1.3.1.
Student in de praktijk
Als aankomend professional wordt van de student verwacht in toenemende mate zelfsturend en proactief te zijn. Hiervoor is het nodig om bij de start van het praktijkjaar helder te hebben wat de verwachtingen zijn vanuit de praktijk en de opleiding. In hoofdstuk 2 van deze praktijkgids wordt hier nader op ingegaan. Bij de start van het praktijkjaar worden afspraken gemaakt met de praktijkbegeleider met betrekking tot de begeleiding. In de beginfase van het praktijkjaar heeft de student wekelijks (min. 1.5 uur) op vastgestelde momenten contact met de praktijkbegeleider. Naarmate het jaar vordert zal de frequentie afnemen. De praktijkbegeleider en de student bespreken samen hoe de begeleiding vorm gaat krijgen en leggen afspraken hierover vast. Het portfolio is hierbij een belangrijk sturingsinstrument om de ontwikkeling van de student gedurende het jaar bij te houden.
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 5
Het portfolio bevat een overzicht van de competenties, de hieruit voortvloeiende persoonlijke en professionele leerdoelen, de hieraan gekoppelde actieplannen, verslaglegging van de wijze waarop de actieplannen zijn uitgevoerd ( in de vorm van beroeps- en onderwijsproducten) en reflectie op de kwaliteit van de uitgevoerde acties. De actieplannen, de verantwoording van de kwaliteit van de uitgevoerde acties en de observaties van de praktijkbegeleider (direct of indirect) vormen de basis voor de begeleiding en beoordeling door de praktijkbegeleider. De student houdt zelf aantekeningen bij van acties die hij heeft uitgevoerd en met de begeleider besproken. Die aantekeningen helpen om te reflecteren op de mate waarin persoonlijke en professionele leerdoelen m.b.t. de competenties zijn behaald.
1.3.2.
Student op de opleiding
Naast de werkdagen in de praktijk is de student 1 dag per 2 weken aanwezig op de opleiding 2. Hier volgt de student het over vier blokken verdeelde derde jaars programma bestaande uit de lessen Integratie Theorie Praktijk en de begeleidingsvorm supervisie. Voor beide onderdelen geldt een presentieplicht. Tijdens de dag op de opleiding brengt de student ervaringen vanuit de praktijk in, koppelt deze ervaringen aan de theorie en reflecteert op zijn persoonlijke en professionele ontwikkeling. In elke fase van het praktijkjaar (inwerk- uitvoerings- en verdiepingsfase) werkt de student aan een ander onderwijsproduct. Deze onderwijsproducten zijn het resultaat van in de praktijk uitgevoerde acties geïntegreerd met theorie. De onderwijs-producten worden beoordeeld met een cijfer. Daarnaast brengt de student in de supervisiegroep praktijkervaringen in waarop wordt gereflecteerd met het oog op de ontwikkeling van normatieve professionaliteit. Drie keer per jaar is er een beoordelingsgesprek in aanwezigheid van de praktijkdocent en praktijkbegeleider. Ten behoeve van deze gesprekken levert de student het onderwijsproduct en portfolio aan, die de basis zijn waarop de student wordt beoordeeld. 1.3.3.
Begeleiding vanuit de praktijk
De praktijkbegeleider is gedurende het praktijkjaar verantwoordelijk voor de condities vanuit de organisatie waaronder de student kan leren. Bij voorkeur is de praktijkbegeleider een gekwalificeerd HBO maatschappelijk werker met minimaal twee jaar werkervaring binnen het maatschappelijk werk. Mocht die niet beschikbaar zijn dan betreft het een gekwalificeerde HBO sociaal-agogische professional die maatschappelijk werk taken uitvoert. Regelmatig contact met de student ( bij de start 1.5 uur per week) is daarbij van belang. De student stelt in samenspraak met de praktijkbegeleider per fase van het jaar een actieplan op gericht op de persoonlijke en professionele ontwikkeling. Deze persoonlijke en professionele ontwikkeling is gekoppeld aan de competenties die per fase zijn vastgelegd door de opleiding. De student brengt per begeleidingsmoment verslag uit van de uitgevoerde acties en geeft daarbij aan hoe deze zijn uitgevoerd. De praktijkbegeleider geeft feedback, beoordeelt de kwaliteit van de acties en deelt met de student (directe of indirecte) observaties. Na elk begeleidingsmoment is helder wat de aandachtspunten zijn voor de student en welke vervolgacties hieruit voortvloeien.
2
Voor overige voorwaarden zie bijlage regelingen
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 6
De praktijkbegeleider heeft driemaal per jaar face- to face contact met de praktijkdocent en student. Tijdens deze momenten beoordeelt hij samen met de praktijkdocent op basis van aangeleverde producten voor de opleiding en portfolio de ontwikkeling van de student.
1.3.4.
Begeleiding vanuit de opleiding
De begeleiding vanuit de opleiding is in handen van de praktijkdocent en supervisor. De praktijkdocent heeft contact met de praktijkbegeleider, voert het programma Integratie Theorie Praktijk uit en bewaakt de voortgang van het leerproces. De praktijkdocent beoordeelt samen met de praktijkbegeleider op drie vastgestelde momenten de ontwikkeling. De praktijkdocenten voeren deze taak uit onder verantwoordelijkheid van de coordinator praktijkburo en teamleider jaar 3. De supervisor begeleidt de student in zijn of haar ontwikkeling tot normatieve professional. Hierbij wordt de kwaliteit van de reflectie op persoons- beroeps- en maatschappij opvattingen in relatie tot het beroep beoordeeld.
1.3.5.
Studieloopbaanbegeleiding ( SLB)
De praktijkdocent is tevens de studieloopbaanbegeleider van de student. Hij/zij is het eerste aanspreekpunt voor de student voor alles wat met de opleiding te maken heeft gedurende het praktijkjaar. De praktijkdocent houdt de studievoortgang van de student in de gaten en vraagt de student op gesprek wanneer daar aanleiding toe is. De student kan de SLBer om consult vragen bij alle zaken die de studievoortgang betrefffen. Dit kan gaan om persoonlijke problemen of praktische zaken i.v.m. het inhalen van een toets o.i.d. Tijdens het schooljaar wordt in de lessen regelmatig aandacht besteed aan de studievooortgang.
1.3.6.
Samenwerking en kennisontwikkeling
Tijdens het praktijkjaar vinden drie officiële beoordelingsgesprekken plaats. Hierbij zijn praktijkdocent, praktijkbegeleider en student aanwezig. Bij het laatste beoordelingsgesprek (criterium gericht interview) is een 2e examinator van de opleiding aanwezig. Het eerste gesprek vindt plaats op de praktijkplek. Het tweede en derde gesprek op de opleiding. Elk beoordelingsgesprek neemt circa een uur in beslag. Daarnaast is er contact tussen de opleiding en de praktijk tijdens de stagemarkt die elk jaar door de Hogeschool wordt georganiseerd. De student presenteert op de stagemarkt zijn of haar organisatie. Ook ontvangt de student, indien mogelijk, aankomende stagiaires op de praktijkplek zelf. Het biedt de student de mogelijkheid om de organisatie te presenteren en zichzelf te profileren als aankomende professional. Tot slot nodigt de opleiding op nog nader te bepalen momenten de praktijkbegeleiders uit om tot kennisuitwisseling te komen. Dit kan zijn in de vorm van workshops en/of trainingen.
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 7
Uiteraard blijft de praktijkdocent het hele jaar voor de praktijkbegeleider bereikbaar mocht dit noodzakelijk zijn. Bij vragen die het reguliere contact tusen praktijkdocent en praktijkbegeleider overstijgen kan er contact worden opgenomen met de teamleider van het praktijkjaar.
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 8
Inrichting praktijkjaar in beeld
Inwerkfase Praktijk
Inwerkfase Opleiding
actieplan
onderwijsproduct
beroepsproducten
organisatieverslag
beroepsproducten
Portfolio beoordeling inwerkfase
Uitvoeringsfase Praktijk
Uitvoeringsfase Opleiding
actieplan
onderwijsproduct
beroepsproducten
begeleidingsplan
Portfolio beoordeling uitvoeringsfase
Verdiepingsfase Opleiding
Verdiepingsfase Praktijk
onderwijsproduct signalering
actieplan beroepsproducten
Portfolio beoordeling verdiepingsfase + verantwoordingsverslag
CGI
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 9
Hoofdstuk 2:
Competenties en kwalificaties
Zoals gesteld in hoofdstuk 1 wordt er gedurende het jaar doelgericht en systematisch gewerkt aan de ontwikkeling van voor het maatschappelijk werk relevante competenties. Deze competenties hebben een kennis-, vaardigheids- en houdingsaspect in zich en zijn afgeleid van het beroeps- en opleidingsprofiel. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op deze competenties en op hoe de student hier in de praktijk en op de opleiding aan gaat werken. De competenties zijn verdeeld over de verschillende fasen:
inwerkfase
september-oktober
competentie 2 en 4
uitvoeringsfase
oktober-januari
competentie 1
verdiepingsfase
april-juni
competentie 3
jaarafronding
juni
competentie 7, 8 en 9
(criterium gericht interview) In de inwerkfase is de competentie ontwikkeling (competentie 2 en 4) gericht op de context van de organisatie. Aandachtsgebieden zijn hierbij:
positionering van de organisatie in het werkveld
de structuur van de organisatie
de interne en externe samenwerkingsverbanden
de clientgroep en het methodisch handelen t.b.v. de clientgroep
In de uitvoeringsfase ligt de nadruk op het methodisch en normatief handelen (competentie 1). Aandachtsgebieden zijn hierbij:
systematisch en doelgericht op inhoudelijk en interactioneel niveau uitvoeren van
theoretische onderbouwing van het methodisch handelen
reflectie op mogelijke professionele dilemma’s
begeleidingen
In de verdiepingsfase ligt de nadruk op het signaleren en preventief handelen van de maatschappelijk werker (competentie 3). De aandacht is hierbij gericht op:
het signaleren van factoren op maatschappelijk en organisatorisch niveau die van invloed
mogelijke interventies om uitval te voorkomen.
zijn op dreigende uitval van de clientgroep
Systematische reflectie op de competentie ontwikkeling per fase biedt de student de mogelijkheid om aan het eind van het jaar op basis van de persoonlijke en professionele ontwikkeling een visie te ontwikkelen en daarmee het beroep MWD te positioneren. (competenties 7, 8 en 9) Aan het eind van het jaar worden deze competenties in een criterium gericht interview beoordeeld.
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 10
Aandachtsgebieden hierbij zijn:
het sturen en bespreekbaar maken van de eigen ontwikkeling door middel van
afwegingen maken voor mogelijke handelwijzen gebaseerd op feiten, belevingen als
de keuze voor van een een bepaalde probleemaanpak verwoorden en verantwoorden op
op eigen initiatief nieuwe kennis en vaardigheden verwerven en deze uitleggen aan
beroepsdilemma’s herkennen, deze benoemen en een standpunt innemen, op basis van
op basis van reflectie op de ontwikkeling van normatieve professionaliteit keuzes maken en
aantonen op welke wijze feiten, meningen en normen en waarden van professionals een
de consequenties van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen voor het beroep
systematische reflectie op het eigen handelen maatschappelijke waarden basis van behandelde theorie en actuele methoden en technieken anderen theorie, ervaringen, ethiek en maatschappelijke ontwikkelingen. standpunten innemen bij gegeven beroepsdilemma’s rol spelen bij beslissingen in de MWD-praktijk. verwoorden. In het volgende overzicht wordt per fase nader ingegaan op de centraal staande competenties, leerdoelen en te behalen kwalificaties.
2.1.
Inwerkfase
Competentie 2:
“werkt beroepsmatig vanuit de organisatie en organiseert interorganisationele samenwerkingsverbanden”.
Leerdoelen: De student…
kan de organisatie positioneren binnen het sociaal-agogisch domein.
is in staat de missie en visie van de organisatie te relateren aan de prestatievelden van de
heeft kennis van de structuur van de organisatie.
kan de interne overlegstructuur binnen de organisatie benoemen en typeren wat betreft de
WMO.
samenwerkingsverbanden.
kan de wijze waarop de samenwerking met externen vorm krijgt benoemen.
kan de clientgroep typeren aan de hand van observatie en documenten.
heeft zicht op de methodische uitgangspunten die de instelling hanteert in relatie tot het versterken van de draagkracht en het verminderen van de draaglast van de clientgroep.
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 11
Competentie 4:
“is als medewerker loyaal aan zijn organisatorisch kader en kan daarbij geëngageerd meewerken, leiding geven en ontvangen, en kan vanuit de organisatie netwerkrelaties aangaan met andere positieve krachten (instellingen, burgers) die kunnen bijdragen aan de doelstellingen van de organisatie”.
Leerdoelen: De student…
toont aan in staat te zijn eigen werkzaamheden met behulp van een actieplan zelfstandig te
maakt aantoonbaar gebruik van de werkbegeleiding door te reflecteren op uitgevoerde
is proactief in het leggen van contacten binnen en buiten de organisatie.
kunnen plannen en structureren. acties en feedback om te zetten naar leerdoelen.
Toelichting Wil de student als professional aan de slag kunnen dan zal hij goed zicht moeten hebben op de organisatie waarvoor hij werkt. Dat betekent dat de student moet weten op welke clientgroep de organisatie zich voornamelijk richt en hoe deze organisatie omgaat met de veranderingen binnen zorg en welzijn, eerder genoemde veranderde wet- en regelgeving en de ingrijpende bezuinigingen. Kortom de student moet zicht krijgen op het beleid van de organisatie en zich hierover een mening vormen. Om de clientgroep te kunnen begeleiden moet de student weten wie, wat, wanneer doet binnen de organisatie, door wie er beslissingen kunnen worden genomen en op welke manier dat gebeurt. Hij heeft dan ook zicht nodig op de structuur en cultuur van de organisatie, de manier van werken en de wijze van samenwerking met andere organisaties. Om dit te bereiken neemt de student deel aan beleidsvergaderingen, casuïstiekbesprekingen en intervisiegroepen. Dit alles om als professional in en buiten de organisatie te kunnen werken. Daarbij dient de student aan te tonen dat hij in staat is zijn eigen leerproces vorm te geven door op een proactieve manier activiteiten uit te voeren, contacten te leggen en te reflecteren op de wijze waarop hij aan de ontwikkeling van zijn competenties heeft gewerkt.
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 12
2.2.
Uitvoeringsfase
Competentie 1
“ verleent adequaat multi methodische hulp en diensten aan individuen, systemen en groepen met problemen die zich psychisch, sociaal en/of materieel voordoen in diverse vrijwillige en onvrijwillige (maatschappelijke) contexten en bevordert daarbij interculturele communicatie, vanuit grootstedelijk perspectief”
Leerdoelen: De student…
kan op een systematische en doelgerichte wijze een clientsituatie inventariseren en analyseren.
is in staat om op systematische en doelgerichte wijze begeleidingen op inhoudelijk en interactioneel niveau uit te voeren gericht op het versterken en activeren van krachtbronnen in de client zelf en zijn omgeving.
kan samenwerken met informele en formele netwerken ten behoeve van de client en zijn
kan zijn beroepshandelen schriftelijk en mondeling verantwoorden aan beroepsgenoten,
kan het methodisch handelen vanuit theoretisch kader verantwoorden.
heeft zicht op de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de
omgeving. collega’s en cliënten.
situatie van de client en de organisatie.
is in staat te reflecteren op persoonlijke-, beroepsmatige- en maatschappelijke waardenkaders die van invloed zijn op het methodisch handelen.
kan verantwoorden en beargumenteren hoe hij met mogelijke professionele dilemma’s voortkomend uit de begeleiding omgaat.
toont aan in staat te zijn eigen werkzaamheden met behulp van een actieplan zelfstandig te plannen en structureren.
maakt aantoonbaar gebruik van de werkbegeleiding door te reflecteren op uitgevoerde activiteiten en feedback om te zetten naar leerdoelen.
toont zich betrouwbaar, congruent en zorgvuldig onder andere door gemaakte afspraken na te komen.
is in staat zich kwetsbaar op te stellen en heeft zicht op zijn kwaliteiten en valkuilen.
Toelichting In de uitvoeringsfase ( blok 2 en 3) staat het contact met en de begeleiding van de cliënt(en) centraal. Samen met de cliënt en waar mogelijk zijn netwerk wordt een beeld gevormd van de aard en de omstandigheden van zijn of haar situatie. De student bespreekt en overlegt wat er aan de hand zou kunnen zijn en er wordt gezamenlijk gezocht naar manieren om de begeleiding zo goed en effectief mogelijk vorm te geven. Dat gebeurt niet zomaar maar op een methodische en theoretisch onderbouwde manier. Er is hierbij oog voor de mogelijkheden, krachten en kwetsbaarheden van de cliënt en zijn of haar omgeving. Methoden worden ingezet om zijn of haar zelfredzaamheid ( mogelijk met het netwerk) te bevorderen. Tijdens het werken met cliënten zal de student ingewikkelde situaties tegen kunnen komen. Situaties waarbij eigen opvattingen mogelijk in conflict zijn met de opvattingen en/of gedragingen van de clientgroep. Dit vraagt om voortdurende reflectie op de eigen waarden en normen en het omgaan met dilemma’s die spelen binnen de beroepspraktijk.
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 13
2.3.
Verdiepingsfase
Competentie 3: “werkt, waar nodig en aan: signalering, preventie en belangenbehartiging, ook ter verbetering van (maatschappelijke) omstandigheden van clienten (groepen). Leerdoelen De student.
is in staat om factoren in de situatie van de cliënt, zijn omgeving en de samenleving te
kan op basis van een analyse interventie mogelijkheden benoemen en onderbouwen.
kan een mogelijke oplossing ter voorkoming van uitval formuleren en uitwerken.
kan beargumenteren in hoeverre deze oplossing een preventieve functie heeft ter
behartigt als maatschappelijk werker en vertegenwoordiger van de organisatie de belangen
identificeren die wijzen op mogelijke uitval en/of uitsluiting.
voorkoming van uitval. van de client(groep). Toelichting In de verdiepingsfase laat de student zien in staat te zijn om bepaalde probleemveroorzakende of versterkende factoren te signaleren die van invloed zijn op het functioneren van de individuele cliënt. Ook laat hij zien dat een aantal van deze factoren mogelijk niet alleen van invloed zijn op het functioneren van de individuele cliënt maar op de cliëntgroep in zijn geheel. Het is aan de student om deze signalen nader te onderzoeken en te verbinden met ontwikkelingen die zich in de samenleving in zijn geheel voordoen. In dit signaleringsverslag wordt dieper ingegaan op de cliënt waarvoor het onderwijsproduct in de uitvoeringsfase is gemaakt (het begeleidingsplan).Vanuit een individuele cliëntsituatie wordt gegeneraliseerd naar een mogelijk knelpunt dat zich afspeelt binnen een grotere groep. Vanuit dit mogelijk knelpunt kan de student een contextanalyse te maken. Daarin wordt ingegaan op de kansen en bedreigingen die zich voordoen op het gebied van de sociale omgeving. Richtinggevende vragen zijn hierbij: welke mensen en groepen zijn van belang? Hoe zit het met de cultuur binnen het sociale netwerk? Wat is de organisatorische context (hoe wordt er samengewerkt, hoe zijn taken verdeeld tussen verschillende disciplines? Welke maatschappelijke en politieke ontwikkelingen zijn van invloed op de situatie?). Uiteindelijk wordt er een knelpunt gesignaleerd waar creatief mee aan de slag kan worden gegaan om hier een (eenvoudige) oplossing voor te bedenken. Om dit te kunnen doen dient de student eerst te “gluren bij de buren” en bij de eigen organisatie om zicht te krijgen op mogelijke oplossingen die al bedacht zijn. Bij signalering kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een alleenstaande moeder met kinderen in een bepaalde wijk in Amsterdam die in toenemende mate moeite heeft om financieel rond te komen en niet kan terugvallen op haar netwerk voor oppas. Als gevolg van veranderde wet- en regelgeving kan zij geen beroep meer doen op bepaalde voorzieningen. Dit terwijl van haar wordt verwacht dat zij in haar eigen inkomen voorziet. Als er voor deze moeder vervolgens een vrijwilliger wordt ingezet, hoe kan de maatschappelijk werker deze vrijwilligers dan werven en ondersteunen. Als aankomend professional dient de student te zien dat de situatie van deze mevrouw niet op zich staat maar dat een grotere groep vrouwen hiermee wordt geconfronteerd. Welke mogelijkheden zijn er dan om steun vanuit de omgeving te activeren? Hoe gaat de organisatie ermee om en hoe verhoudt zich dat dan tot ontwikkelingen in de samenleving waarin in toenemende mate een beroep op zelfredzaamheid wordt gedaan? Kortom de student gaat al analyserend op een creatieve manier aan de slag met het bedenken van een oplossing op basis van een signaal uit de praktijk. Dit is een mooie kans om iets tastbaars en waardevols achter te laten bij de organisatie! Daarbij geeft dit signaleringsonderzoek mogelijk richting voor een thema waar in het vierde jaar ten behoeve van het schrijven van de scriptie nader onderzoek naar gedaan kan worden.
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 14
2.4.
Criterium Gericht Interview
Met de opgedane kennis en ervaring van het gehele jaar is de student aan het eind van het studiejaar in staat om in een criterium gericht interview aan te geven hoe hij zich als persoon en professional (competentie 7 en 8) heeft ontwikkeld. Daarbij wordt verantwoord tot welke visie op het beroep deze ontwikkeling heeft geleid (competentie 9). Competentie 7 “ werkt aan persoonlijke en professionele ontwikkeling (Bildung) en ontwikkelt daarbij zijn of haar persoonlijke kwaliteiten en beroepskwaliteiten..” Leerdoelen: De student…
kan zijn eigen ontwikkeling sturen en bespreekbaar maken door middel van systematische reflectie op het eigen handelen.
kan afwegingen maken voor mogelijke handelwijzen gebaseerd op feiten, belevingen en maatschappelijke waarden.
Competentie 8 “draagt bij aan ontwikkeling van zichzelf en het beroep door reflectie, wederkerend leren, kennisontwikkeling en kenniscirculatie in opleiding en beroep, intervisie en coaching van collega’s en/of stagiaires. Leerdoelen: De student…
kan de keuze voor van een een bepaalde probleemaanpak verwoorden en verantwoorden
kan op eigen initiatief nieuwe kennis en vaardigheden verwerven en deze uitleggen aan
op basis van behandelde theorie en actuele methoden en technieken. anderen. Competentie 9: “..positioneert het beroep en entameert het publiek debat, neemt daarin stelling, is gericht op de ontwikkeling van de samenleving en toont daarin maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef..” Leerdoelen De student…
kan beroepsdilemma’s herkennen, deze benoemen en een standpunt innemen, op basis van theorie, ervaringen, ethiek en maatschappelijke ontwikkelingen.
kan op basis van reflectie op de ontwikkeling van normatieve professionaliteit keuzes maken en standpunten innemen bij gegeven beroepsdilemma’s
kan aantonen op welke wijze feiten, meningen en normen en waarden van professionals een rol spelen bij beslissingen in de MWD-praktijk.
kan de consequenties van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen voor het beroep verwoorden.
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 15
Toelichting Gedurende het jaar heeft de student zijn competentieontwikkeling zichtbaar gemaakt in zijn portfolio. Ter voorbereiding op het criterium gericht interview selecteert de student voor zijn ontwikkeling relevante situaties waaruit blijkt dat hij zich als persoon en professional heeft ontwikkeld. Hij geeft aan hoe deze ontwikkeling heeft geleid tot een visie op het beroep. Tijdens het CGI vat de student de kern van deze ontwikkeling samen en op basis hiervan wordt hij bevraagd. Het CGI vindt plaats in aanwezigheid van de praktijkdocent, 2e examinator, praktijkbegeleider en student. De praktijkdocent en 2e examinator hebben een beoordelende en de praktijkbegeleider een dwingend adviserende rol. Samenvatting Het jaar wordt dus gestart met het leren kennen van de organisatie, vervolgens wordt er samengewerkt met cliënten en aan het eind van het jaar is er zicht op de positie van een specifieke cliëntgroep in de samenleving. Dit laatste geeft mogelijk ideeën voor een specifiek thema dat in het laatste jaar van de opleiding in de vorm van een scriptie nader onderzocht kan worden. Tot slot wordt de student in een criterium gericht interview bevraagd op zijn persoonlijke en professionele ontwikkeling.
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 16
Hoofdstuk 3:
Programma praktijkjaar
Werkwijze in de praktijk In elke fase stelt de student een actieplan3 op, voert dit uit en reflecteert op de mate waarin deze acties (resulterend in beroepsproducten) hebben bijgedragen aan de competentie ontwikkeling en het bereiken van gestelde doelen. Tijdens de begeleidingsbijeenkomsten met de praktijkbegeleider in de praktijk zijn de uitgevoerde acties en reflectie hierop onderwerp van gesprek. De student stelt de praktijkbegeleider in staat zijn ontwikkeling te volgen door een aantal acties uit te werken en deze op te nemen in het portfolio. Van deze acties wordt met behulp van de STARTT 4 methode verslag gedaan en deze worden als beroepsproducten (inclusief bewijs dat de activiteiten zijn uitgevoerd) toegevoegd aan het portfolio. De student geeft de praktijkbegeleider toegang tot dit portfolio5. Werkwijze op de opleiding Op de opleiding wordt met de lessen per fase aangesloten op de praktijk. Het programma Integratie Theorie en Praktijk (ITP) ondersteunt de student om de in de praktijk uitgevoerde acties en ervaringen te verbinden met theorie. Bij elke ITP bijeenkomst wordt aandacht besteed aan het actieplan met als doel de persoonlijke en professionele ontwikkeling in de praktijk te volgen. Hierbij wordt aandacht besteed aan de wijze waarop in het portfolio bij de centraal staande competenties en leerdoelen, beroepsproducten onderwijsproducten en reflectie verslagen worden verzameld. Het tweede deel van de lesbijeenkomst is dan gericht op de verbinding van de te ontwikkelen competenties en de uitgevoerde acties met theorie. Per fase wordt inhoudelijk toegewerkt naar een onderwijsproduct (= ITP opdracht) waarmee de fase wordt afgesloten. De in de praktijk uitgevoerde activiteiten en beroepsproducten kunnen als informatiebron gebruikt worden voor deze onderwijsproducten. Naast de ITP bijeenkomsten wordt vanaf blok 2 tot aan het einde van het studiejaar praktijksupervisie aangeboden. Tijdens de supervisie wordt gereflecteerd op de persoonlijke en professionele ontwikkeling. Met een 2-tal medestudenten en de supervisor worden concrete praktijksituaties besproken waarbij vooral houdingsaspecten aan de orde zullen komen. Praktijksupervisie6 begint in november en de groepsindeling wordt eind oktober bekend gemaakt. Voor supervisie is een aparte studiehandleiding beschikbaar.
3 4 5 6
structuur en richtvragen voor actieplan zie bijlage Situatie, Taak, Actie, Resultaat, Reflectie, Transfer de wijze waarop zal tijdens de startbijeenkomst worden toegelicht voor supervisie is een aparte studiehandleiding beschikbaar
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 17
3.1
Opzet van het programma
Het ITP programma bestaat uit werkcolleges die tijdens de opleidingsdagen plaatsvinden. De werkcolleges zijn verdeeld over de drie fasen van het praktijkjaar: inwerkfase: blok 1: competenties 2 en 4. uitvoeringsfase blok 2: competentie 1 uitvoeringsfase blok 3: competentie 1 verdiepingsfase en CGI blok 4: competentie 3,7,8 en 9 De werkcolleges worden gegeven door de praktijkdocent die tegelijkertijd studieloopbaanbegeleider is. fase/blok
competentie
portfolio
portfolio
inwerkfase
competentie 2 en 4
Onderwijsproduct
Beroepsproduct
( Opdracht)
( Suggesties)
blok 1 “werkt beroepsmatig vanuit
Organisatieverslag
visiedocument en interview
interorganisationele
structuur organisatie
samenwerkingsverbanden”.
gesprek staffunctionaris
werkproces in kaart brengen
“…kan vanuit de organisatie
interview collega’s
netwerkrelaties aangaan met
observeren samenwerking
andere positieve krachten
werkbezoek extern
de organisatie en organiseert
met leiding-gevende
(instellingen, burgers) ..” uitvoerings
competentie 1
fase blok 2 Begeleidingsplan 1:
observatie intake
methodische hulp en diensten
“ verleent adequaat multi
probleemanalyse en
opstellen intakeverslag
aan individuen, systemen en
definiering
casuistiek bespreking
voeren intakegesprek
groepen ….”
verbatim uitgewerkt uitvoerings
competentie 1
fase blok 3 “ verleent adequaat multi
Begeleidingsplan 2:
methodische hulp en diensten
uitvoering en evaluatie
opstellen en uitvoeren begeleiding
aan individuen, systemen en
voeren clientgesprek
groepen ….”
casuistiekbespreking
overleg overige instanties t.b.v. plan van aanpak
verdiepings
competentie 3
fase blok 4 “..signalering, preventie en
Signaleringsopdracht
belangenbehartiging, ook ter verbetering… “
contacten overige organisaties
" gluren bij de buren” voor mogelijke oplossingen
Competenties 7 (persoonlijke ontwikkeling) 8 (samen leren) en 9 (visie en positionering) CRITERIUM GERICHT INTERVIEW OP BASIS VAN PORTFOLIO EN VERSLAG
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 18
3.2
Studiebelasting en praktijkuren
Het praktijkgedeelte beslaat 50 EC en het ITP programma beslaat 10 EC. In zijn totaliteit betekent dit 4 dagen per week werkzaam in de praktijk en 1 dag in de week op de opleiding. Het geheel is als volgt opgebouwd: Praktijkuren
1400 uur
Contacturen: werkcolleges en consult
80 uur
lezen literatuur
90 uur
opdrachten:
actieplan schrijven
15 uur
portfolio samenstellen
15 uur
onderwijsproducten maken
80 uur
Een onderdeel van het ITP programma is de studieloopbaanbegeleiding.7 Dit beslaat 1 EC (28 uur) en wordt besteed het opstellen van het portfolio, verslag en CGI Contactuur: werkcollege voorbereiding
5 uur
Vormgeven en opstellen portfolio
8 uur
Schrijven verantwoordingsverslag
5 uur
Voorbereiden CGI met presentatie
10 uur
7
In SIS wordt bij SLB 1 EC afgetekend als aan de voorwaarden is voldaan
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 19
3.3
Programma per fase (blok 1, blok 2&3, blok 4)
Inwerkfase blok 1 september/oktober Doel: Competentie 2 & 4 “beroepsmatig vanuit de organisatie kunnen werken en interorganisatorische samenwerkingsverbanden organiseren” LESSEN LES 1: deel 1 kennismaking en inhoud programma ITP opstellen actieplan portfolio deel 2
relevante maatschappelijke ontwikkelingen/domeinen en prestatievelden
maatschappelijk werker als generalist missie/visie en doelgroep organisatie samenwerkende organisaties LES 2: structuur organisatie en overlegvormen werkproces cliënt- hulpverlener (methodische cyclus) LES 3: deel 1 beelden van organisaties (organisatie typen) leiderschapsstijlen teamprocessen in- en extern (groepsdynamisch) samenwerking rolgedrag in teams deel 2 voorbereiding beoordeling inwerkfase portfolio ( verwerken onderwijs- en beroepsproducten) Onderwijsproduct: Organisatieverslag met theoretische onderbouwing Beroepshandelen : portfolio met beroepsproducten
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 20
Uitvoeringsfase blok 2 oktober/januari Doel: Competentie 1 “adequaat multi-methodisch hulp en diensten aan individuen, systemen en groepen verlenen” LESSEN LES 1: deel 1 inhoud programma uitvoeringsfase opstellen activiteitenplan uitvoeringsfase deel 2 introductie methodisch handelen: probleeminhoud, relatie gericht op cliëntontwikkeling multi causale analyse LES 2: hypothese formuleren m.b.v. kritisch reflectiemodel (referentiekaders) LES 3: werkzame factoren relatie cliënt/systeem verantwoording probleemdefiniëring en doelen voorbereiding beoordeling uitvoeringsfase (middenevaluatie) portfolio (verwerken onderwijs- en beroepsproducten) evaluatie met evalytics Onderwijsproduct: Begeleidingsplan 1 (Inlevertermijn: toetsweek blok 2) Beroepshandelen : portfolio met beroepsproducten Uitvoeringsfase blok 3 februari/april Doel: Competentie 1 “adequaat multi-methodisch hulp en diensten aan individuen, systemen en groepen verlenen” LESSEN LES 1: deel 1 opstellen actieplan n.a.v. middenevaluatie deel 2 op basis van doelen plan van aanpak opstellen keuze methoden LES 2: uitvoeren plan evaluatie LES 3: waardenkaders en dilemma’s uitwerking dilemma’s stand van zaken evaluatie met evalytics Onderwijsproduct: Begeleidingsplan 2 (Inlevertermijn (inclusief begeleidingsplan1):1 week voor gesprek uitvoeringsfase) Beroepshandelen : portfolio met beroepsproducten
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 21
Verdiepingsfase blok 4 april/juni Doel: Competentie 3 “signalering, preventie en belangenbehartiging” Doel: Competentie 7,8 &9 “persoonlijke-, beroeps- en visie ontwikkeling LESSEN LES 1: deel 1 opstellen actieplan verdiepingsfase (blok 4) deel 2 voorbereiding signalering LES 2: theoretische oriëntatie thema signalering LES 3: visie op beroep op basis van persoonlijke en professionele ontwikkeling presentatie signaleringsopdracht en visie beroep portfolio (verwerken opleiding- beroepsproducten) voorbereiding CGI: verantwoordingsverslag en gesprek evaluatie met evalytics en afronding Les 4: toelichting en voorbereiding CGI samenstelling portfolio en verantwoordingsverslag Onderwijsproduct: Signaleringsopdracht Beroepshandelen : portfolio met beroepsproducten en verantwoordingsverslag
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 22
Hoofdstuk 4:
Toetsprocedure praktijkjaar
Gedurende het praktijkjaar vindt na elk van de 3 fasen een beoordeling plaats bestaande uit een schriftelijk en mondeling deel. Met deze beoordelingen worden competenties getoetst op niveau 3 van de opleiding. Niveau 3 wil zeggen dat de student zelfstandig is en initiatief neemt. De problematiek waarmee de student aan het werk gaat is meervoudig en de context ongestructureerd. De student moet kennis uit meerdere bronnen combineren en deze productief kunnen inzetten. Daarbij kan hij culturele, maatschappelijke en politieke ontwikkelingen betrekken bij de verantwoording van het eigen handelen. Dit vraagt om kritische reflectie op het eigen handelen, dit op basis van een eigen visie en ervaringen en feedback van derden. Werkwijze De student neemt het initiatief om de beoordelingsgesprekken tot stand te brengen. Hij zorgt ervoor dat in een vroegtijdig stadium afspraken worden gepland. In verband met roosters van zowel praktijkbegeleiders en praktijkdocenten is het van belang dat dit zorgvuldig gebeurt. Planning in de maanden oktober, februari en juni kan als richtlijn worden aangehouden. Een week voor het gesprek bespreekt de student het portfolio met de praktijkbegeleider. De praktijkbegeleider geeft de student een voorlopige beoordeling van het beroepshandelen. Daarbij levert de student voor het gesprek het onderwijsproduct van de betreffende fase in bij de praktijkdocent. Het portfolio is te allen tijde door zowel praktijkbegeleider als praktijkdocent in te zien. De praktijkbegeleider brengt tijdens de beoordelingsgesprekken advies uit over de ontwikkeling van de student gebaseerd op het portfolio en zijn of haar observatie van het beroepshandelen. De praktijkdocent heeft de eindverantwoordelijkheid voor de beoordeling van de praktijk, het portfolio en de onderwijsproducten. Bij deze beoordelingen maakt de praktijkdocent gebruik van het advies van de praktijkbegeleider. De schriftelijke toetsing bestaat in elke fase uit 2 onderdelen: 1) een onderwijsproduct 2) het portfolio beroepshandelen, dit bevat de volgende onderdelen: a) competentie- leerdoelen b) actieplan c) beschrijving uitvoering activiteiten (=beroepsproducten:) via STARTT-werkwijze waaruit blijkt welke activiteiten zijn uitgevoerd) d) reflectie op competentie ontwikkeling in relatie tot gestelde doelen De mondelinge toetsing bestaat uit beoordelingsgesprekken ter afsluiting van de inwerk- en uitvoeringsfase en een Criterium Gericht Interview.
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 23
Alle beoordelingen in schema: Fase Inwerkfase
Globale duur periode ±2 maanden
Beoordeling handelen (observatie en portfolio praktijkbegeleider) Organisatieverslag Presentie organisatie
Cijfer
Cijfer Voldaan/niet voldaan
±3,5 maand
Beoordeling handelen (observatie en portfolio praktijkbegeleider) Begeleidingsverslag 1+2 Presentie methodiek
Beoordelaar
2
Praktijkdocent/SLB’er Praktijkdocent/SLB’er
Praktijkbegeleider
Cijfer
Cijfer Voldaan/niet voldaan
Totaal 20 ects 17
3
Praktijkbegeleider
Praktijkdocent/SLB’er Praktijkdocent/SLB’er
2e gesprek met student, praktijkbegeleider en praktijkdocent
Verdiepingsfase
±4,5 maand
Beoordeling handelen (observatie en portfolio praktijkbegeleider) Signaleringsverslag Presentie signalering
Cijfer
Cijfer Voldaan/niet voldaan
Eind/Verdiepingsfase SLB/CGI SLB Verantwoordingsverslag /Portfolio
Studie punten Totaal 12 ects 10
1e gesprek met student, praktijkbegeleider en praktijkdocent
Uitvoeringsfase
Type beoordeling
Cijfer Voldaan/niet voldaan
Totaal 24 ects 20
4
Totaal 1 ects 1
Praktijkbegeleider
Praktijkdocent/SLB’er Praktijkdocent/SLB’er
Praktijkdocent/SLB’er Praktijkdocent/SLB’er
3e gesprek met student, praktijkbegeleider, praktijkdocent en 2e examinator
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 24
Toelichting Toetsopdrachten Onderwijsproduct Het onderwijsproduct bestaat uit een verslag waarin in de praktijk uitgevoerde activiteiten theoretisch worden onderbouwd. Per fase wordt het onderwijsproduct ingeleverd en beoordeeld door de praktijkdocent. Beoordeling vindt plaats op basis van vooraf vastgestelde criteria. Deze criteria worden voor elke fase beschikbaar gesteld in de vorm van een beoordelingsformulier en zijn te lezen als uitwerkingen van de centraal staande competenties. De criteria zijn tevens richtinggevend voor de inhoud van de lessen. Portfolio In het portfolio wordt per fase een door de praktijkbegeleider goedgekeurd actieplan opgenomen. Dit actieplan komt voort uit de centraal staande competentie(s) en leerdoelen. De student selecteert per competentie minimaal 2 acties en/of activiteiten, beschrijft deze (middels STARRT) en neemt deze op in het portfolio. Vervolgens reflecteert de student schriftelijk per fase op de wijze waarop de uitgevoerde acties hebben bijgedragen aan het behalen van de gestelde leerdoelen en competentie ontwikkeling. In het portfolio worden tevens de onderwijsproducten opgenomen. Het portfolio dient te voldoen aan een aantal vorm- en inhoudelijke vereisten (zie bijlage portfolio). Een door de praktijkbegeleider en docent goedgekeurd portfolio is voorwaardelijk voor deelname aan het beoordelingsgesprek. Presentie opleiding Voor het ITP programma geldt een 80% aanwezigheidsverplichting voor het gehele schooljaar. Indien niet aan deze verplichting wordt voldaan volgt een inhaalopdracht. Deze inhaalopdracht bestaat uit een extra literatuuronderzoek op het gebied van de organisatie, het methodisch handelen of de positie van het maatschappelijk werk. Deze opdrachten worden in overleg met de praktijkdocent vastgesteld. Aanwezigheid praktijk Gedurende het jaar is de student 4 dagen per week 10 maanden in de praktijk aan het werk. Het betekent in totaal 50 EC = 1400 uur. De student heeft hierbij recht op minimaal 12 vakantiedagen. Deze dagen kunnen worden opgenomen in overleg met de praktijkplek. Weging De beoordelingen van de onderwijsproducten en het beroepshandelen dienen allen afzonderlijk met een 5.5 te worden behaald.
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 25
Criterium Gericht Interview Aan het eind van het praktijkjaar vindt er een laatste beoordeling plaats. in de vorm van een Criterium Gericht Interview(CGI). Voorwaarde voor het doorgaan van het CGI is dat alle daaraan voorafgaande beoordelingen met een voldoende zijn afgerond. Voorwaarden:
portfolio met alle goedgekeurde onderwijs- en beroepsproducten van het gehele praktijkleren jaar 3 inclusief alle beoordelingsformulieren en verantwoordingsverslag
Beoordeling portfolio Voor het Criterium Gericht Interview wordt een goedgekeurd portolio aangeleverd. In dit portfolio zijn alle aan het CGI voorafgaande beoordelingen aangeleverd. De student bereidt zich schriftelijk voor op het CGI. De student selecteert de voor zijn ontwikkeling relevante situaties waaruit blijkt dat hij zich als persoon en professional (competentie 7 & 8) heeft ontwikkeld. Hij geeft aan hoe deze ontwikkeling heeft geleid tot een visie op het beroep (competentie 9). Dit resulteert in een verslag wat wordt opgenomen in het portfolio (verantwoordingsverslag). Tijdens het CGI vat de student de kern van dit verslag samen en wordt hier vervolgens op bevraagd. Het portfolio wordt 7 werkdagen voor het afrondend gesprek aangeleverd. Het geheel is ter inzage en wordt digitaal beschikbaar gesteld aan praktijkdocent, 2e examinator en praktijkbegeleider. De praktijkdocent en 2e examinator zijn door de examencommissie aangesteld als examinator. De examinatoren en praktijkbegeleider lezen ter voorbereiding op het CGI het portfolio De beoordeling van het verslag gebeurt aan de hand van het beoordelingsformulier.Het tijdig aanleveren van het portfolio conform de vereisten is voorwaarde om tot het Criterium Gericht Interview te worden toegelaten. Indien niet aan deze voorwaarde is voldaan komt de student automatisch in aanmerking voor een herkansing. Beoordeling CGI Bij het CGI zijn de praktijkbegeleider, praktijkdocent, 2e examinator en de student aanwezig. Om de onderwerpkeuze(s) van het gesprek te bepalen, gaan de praktijkbegeleider, 2e examinator en praktijkdocent 10 minuten voor aanvang van het CGI in overleg. De student wordt 5 minuten voor aanvang van het gesprek binnen gelaten en krijgt de procedure uitgelegd. De student start het gesprek met een samenvatting van het verantwoordingsverslag waarin de kern van de ontwikkeling wordt weergegeven. Het gesprek wordt beoordeeld aan de hand van vastgestelde criteria. De student wordt verzocht om de ruimte te verlaten en praktijkbegeleider,2e examinator en praktijkdocenten komen tot overeenstemming met betrekking tot een cijfer. Bij het vaststellen van het cijfer geeft de praktijkdocent uiteindelijk de doorslag. Weging Het Criterium Gericht Interview moet minimaal met een 5.5 beoordeeld zijn.
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 26
Beoordelingsformulieren Alle beoordelingen worden gedaan met behulp van beoordelingsformulieren. In elke fase worden aparte formulieren gebruikt voor de beoordeling van het onderwijsproduct en van het beroeps handelen. In de beoordelingsformulieren zijn de beoordelingscriteria8 weergegeven. De beoordelingsformulieren worden tijdens het studiejaar gepubliceerd op DLWO voor studenten. De studenten stellen deze beoordelingsformulieren per fase beschikbaar aan de praktijkbegeleiders. Herkansingen Als één van de bovengenoemde onderdelen onvoldoende is, heeft de student recht op een herkansing. Voor onderwijsproducten geldt dat deze binnen 2 weken na de beoordeling opnieuw kunnen worden ingeleverd. De praktijkdocent kan besluiten dat het onderwijsproduct moet worden aangevuld en in verbeterde vorm geaccepteerd zal worden als herkansing. Als het gaat om beroepshandelen krijgt de student de kans om binnen 6 weken aan te tonen dat hij wel voldoet aan de gestelde eisen. Als het beroepshandelen ook in de herkansing met onvoldoende wordt beoordeeld betekent dit het volgende: ≫ onvoldoende beroepshandelen na herkansing inwerkfase: student moet stoppen en stage opnieuw aanvangen in februari/september (afhankelijk van start). ≫ onvoldoende beroepshandelen na herkansing uitvoeringsfase: student moet stoppen, een nieuwe plek zoeken opnieuw starten op een nieuwe plek. ≫ onvoldoende beroepshandelen na herkansing verdiepingsfase: student moet een half jaar praktijk over doen, de punten van de inwerk- en uitvoeringsfase blijven gehandhaafd. Bij een onvoldoende beoordeling van het CGI heeft de student recht op een herkansing. Herkansing van het CGI zal dan plaatsvinden voor de start van het nieuwe studiejaar Indien er sprake is van een onvoldoende voor supervisie komt de student in aanmerking voor een herkansing na 6 weken (3 supervisiezittingen verder). Tot slot Het onderwijs examenreglement (OER) biedt de student de mogelijkheid om een beroep te doen op de examencommissie indien hij niet akkoord gaat met de beoordeling. De examencommissie stelt als regel dat er altijd eerst overleg is geweest met de beoordelende docent.
8
Ter ondersteuning van de beoordeling wordt een niveau bepaling aangegeven
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 27
Hoofdstuk 5:
Literatuur en materiaal
Verplichte literatuur (3de en 4de jaar)
Snellen, A. (2014). Basismodel voor methodisch hulpverlenen in het maatschappelijk werk. Bussum: Coutinho
Scholte, M. (2007). Opgelet, systematisch signaleren in het maatschappelijk werk. Bussum: Coutiho
Verplichte Literatuur (1ste en 2de jaar)
Visser, W. (2003). Leren organiseren. Bussum: Coutinho
Mönnink, H. de (2005). De gereedschapskist van de maatschappelijk werker. Maarsen: Elzevier
Alblas, G. 2010). Inleiding groepsdynamica. Houten: Noordhoff Uitgevers
NVMW (2006). Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker. Utrecht: Anraad.
NVMW (2006). Beroepscode voor de maatschappelijk werker. Utrecht: Anraad
Aanbevolen literatuur
Klaase, F. (2004). Beroepsethiek voor Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Baarn: Hbuitgevers
Tonkens, E. (2008). Mondige burgers, getemde professionals. Amsterdam: Van Gennep
Sprinkhuizen, A. (2012). De sociale kwestie hervat.Houten: BSL
Studie aanwijzingen De literatuurlijst, het overzicht van het programma en de uitgewerkte lessen op de digitale site DLWO van de HvA geven aan wat er per college gelezen moet worden.
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 28
Bijlage 1:
Instructie portfolio
Het portfolio bevat een overzicht van de competenties, de hieruit voortvloeiende persoonlijke en professionele leerdoelen, de hieraan gekoppelde actieplannen, verslaglegging van de wijze waarop de actieplannen zijn uitgevoerd ( in de vorm van beroeps- en onderwijsproducten) en reflectie op de kwaliteit van de uitgevoerde acties. Opbouw Algemene gegevens Naam: Studentnummer: Praktijkplek en begeleider: Praktijkdocent:
Structuur 1. Inwerkfase 1.1. Competentie 2&4 1.2. Leerdoelen (mede vanuit 7,8&9) 1.3. Actieplan 1.4. Beroepsproducten (minimaal 2) 1.4.1. Situatie-Taak-Actie-Resultaat-Reflectie-Transfer (=STARTT) 1.4.2. Bewijs (bijv. handtekening-product) 1.5. Onderwijsproduct organisatieverslag 1.6. Reflectie competentie ontwikkeling 2&4 op basis van uitgevoerde activiteiten 1.7. Beoordeling inwerkfase: 1.7.1. Beoordeling beroepshandelen 1.7.2. Beoordeling onderwijsproduct organisatieverslag 2. Uitvoeringsfase 2.1. Competentie 1 2.2. Leerdoelen (mede vanuit 7,8&9) 2.3. Actieplan 2.4. Beroepsproducten (minimaal 2) 2.4.1. STARRT 2.4.2. Bewijs (bijv. handtekening-product) 2.5. Onderwijsproduct begeleidingsplan 1 &2 2.6. Reflectie competentie ontwikkeling 1 op basis van uitgevoerde activiteiten 2.7. Beoordeling uitvoeringsfase: 2.7.1. Beoordeling beroepshandelen 2.7.2. Beoordeling onderwijsproduct begeleidingsplan 3. Verdiepingsfase 3.1. Competentie 3 3.2. Leerdoelen (mede vanuit 7,8&9) 3.3. Actieplan 3.4. Beroepsproduct (minimaal 1) 3.4.1. STARRT 3.4.2. Bewijs (bijv. presentatie-product) 3.5. Onderwijsproduct signaleringsopdracht 3.6. Reflectie competentie ontwikkeling 3 op basis van uitgevoerde activiteiten 3.7. Beoordeling verdiepingsfase: 3.7.1. Beoordeling beroepshandelen 3.7.2. Beoordeling onderwijsproduct signalering 4. Verantwoordingsverslag ten behoeve van CGI 4.1. Reflectie competentie 7,8 &9
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 29
Bijlage 2:
Actieplan en beroepsproduct
Per fase stelt de student leerdoelen op (afgeleid van de competenties), stelt een actieplan op en voert deze uit. In dit actieplan wordt aangegeven wat, wanneer, waar en hoe bepaalde acties worden uitgevoerd om de centraal staande competenties per fase te ontwikkelen. Het actieplan is daarbij voor de student en praktijkbegeleider een middel om de begeleidingsgesprekken vorm te geven. Zie onderstaand voorbeeld: wanneer waar hoe keuze wat beroepsproduct september (data op lokatie lezen documenten; werkproces in noteren) gesprekken kaart brengen begeleiders observeren
september-
samenwerking
oktober (data
op lokatie
bijwonen teamvergadering
noteren)
beleid en casuïstiek; observatie punten noteren
werkbezoek
september-
extern
oktober
in de wijk
actief zelf afspraken maken;
(data noteren)
sociale kaart bestuderen
client contact
september-
tijdens
afspraken maken;
observeren
oktober (data
huisbezoek
observatie punten
noteren)
noteren; nabespreken; inlezen clientprofiel
Beroepsproduct Op basis van de centraal staande competentie- leerdoel en uitgevoerde acties selecteert minimaal 2 acties. De student reflecteert op de mate waarin de acties hebben bijgedragen aan het ontwikkelen van de competenties door deze te beschrijven met behulp van de STARRT methode. S Situatie: Beschrijf kort de situatie (=context) waarbinnen de actie is uitgevoerd. Geef tevens aan wie of wat betrokken waren bij de situatie. T Taak: Beschrijf de exacte taak die je (gezien je leerdoelen) had en de rol die je daarin vervulde. A Activiteiten: Beschrijf kort de aanpak die je hebt gehanteerd: welke activiteiten, in welke volgorde, welke voorbereiding was nodig? Van welk materiaal heb je gebruik gemaakt? (Welk materiaal Maak duidelijk welke activiteiten (acties) voor jouw rekening kwamen, hoe zelfstandig je die hebt uitgevoerd en hoe de samenwerking met anderen verliep. R Resultaat: beschrijf het resultaat van de acties en jouw aanpak. Hoe is het resultaat beoordeeld, door wie en waarop? Wat is er vervolgens met dat resultaat gebeurd? R Reflectie: geef aan waarover je tevreden/minder tevreden was m.b.t. je handelen in relatie tot het gestelde doel (en competentie ontwikkeling) en waarom. T Transfer: wat zou je een volgende keer bij een vergelijkbare situatie anders aanpakken en waarom? Tot welke vervolgacties kan dit leiden?
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 30
Bijlage 3:
Regelingen
Inleiding Tijdens het praktijkjaar wordt de student door de praktijkbegeleider, praktijkdocent en supervisor begeleid en beoordeeld. De praktijkdocent als vertegenwoordiger van de opleiding bewaakt de zorgvuldigheid van beoordelingsprocedures en heeft de eindverantwoordelijkheid voor de beoordelingen heeft. Een beoordelingsprotocol omschrijft heldere, toetsbare leerdoelen en procedures die aansluiten bij de fase van het praktijkjaar. Van de beschreven procedures kan in overleg met en na goedkeuring door alle relevante partijen worden afgeweken. Het beoordelingsprotocol stelt de partijen in staat in ‘beroep’ te gaan. Voor de student is de formele beroepsprocedure geregeld in het studentenstatuut van de Hogeschool van Amsterdam. Vanzelfsprekend kan de student bij een ‘conflict’ bemiddeling vragen bij de teamleider en/of stage coördinator van het praktijkjaar. Voor praktijkbegeleiders bestaat geen formele beroepsprocedure. Zij kunnen ook de teamleider vragen te bemiddelen. Leiding in de beoordelingsgesprekken In de gesprekken met de praktijkbegeleider en de student heeft de praktijkdocent een leidende rol. De praktijkdocent houdt voor elke student een dossier bij en zorgt ervoor dat de beoordelingen op tijd worden ingevoerd. Voorbereiding op de beoordelingsgesprekken De praktijkbegeleider dient de beoordelingsgesprekken voor te bereiden door met de student de beoordeling vooraf te bespreken. Herkansingen Bij een onvoldoende beoordeling van de verslaggeving van de student is herkansing, ook in de vorm van aanvullingen, mogelijk. Deze herkansing dient binnen drie weken plaats te vinden. Bij een onvoldoende beoordeling van de praktijk of bij de constatering dat zonder veranderingen bij de student een onvoldoende wordt voorspeld, met name bij de tussentijdse evaluatie, wordt een extra beoordelingsmoment afgesproken binnen een bij het leerproces van de student passende termijn. Eventueel is aan het eind van het praktijkjaar een herkansing in de vorm van een verlenging van de stage periode mogelijk. Bij een onvoldoende beoordeling van de praktijksupervisie wordt in overleg met praktijkbegeleider, praktijkdocent en student door de supervisor een traject uitgezet om de praktijksupervisie zo mogelijk tot een voldoende resultaat te brengen. Beroepsprocedure In het studentenstatuut is de beroepsprocedure geregeld. Voorafgaand aan deze formele beroepsmogelijkheid kan de student bemiddeling vragen bij de praktijkdocent of de teamleider. Vakantieregeling De studenten hebben recht op totaal 12 vakantiedagen tijdens de 10 maanden, uitgezonderd vastgestelde feestdagen. In overleg met de praktijkbegeleider kan van deze data worden afgeweken. De student dient wel voldoende praktijkuren (= 1400 uren) te hebben volbracht binnen de 10 maanden. Periode loopt in principe van 1 september tot en met 1 juli.
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 31
Veranderen van stageplaats in de loop van het derde jaar Verandering van stageplek is in uitzonderlijke gevallen mogelijk. Wanneer de student van praktijkplek moet of wil veranderen, moet de student de redenen en omstandigheden die leiden tot het afbreken van de praktijk schriftelijk aan de praktijkdocent doorgeven. De praktijk kan pas afgebroken worden na overleg met de praktijkdocent en de praktijkbegeleider. Het veranderen van stageplek heeft consequenties voor studietempo en studiepunten. De student moet in overleg met de praktijkdocent een nieuw traject uitzetten, waarin onder andere fasering en afsluitende producten voor het nieuwe praktijkjaar worden vastgelegd. Dit nieuwe traject moet worden goedgekeurd door de praktijkdocent en praktijkbureau na overleg met de teamleider. Verzuim Bij verzuim langer dan 16 werkdagen, wordt de einddatum van het praktijkjaar verschoven en wel in die zin dat alle dagen boventallig aan de periode gecompenseerd moeten worden. Deze regeling geldt voor het totale verzuim, zowel aaneengesloten als onderbroken. Wanneer er sprake is van meer dan 32 werkdagen verzuim, is overleg met de opleiding noodzakelijk. Onderwijsactiviteiten De student moet door de praktijkinstelling in staat worden gesteld om onderwijsactiviteiten te volgen zoals die zijn aangegeven in de praktijkgids. Voor andere onderwijsactiviteiten (herkansingen/toetsen uit voorgaande studiejaren) overlegt de student met de praktijkinstelling. Hier bij geldt het beginsel dat studenten in staat moeten zijn toetsen te maken. Verder geeft de praktijkinstelling gelegenheid aan de student om te werken aan zijn beroeps en onderwijsproducten tijdens de stageperiode. Deze activiteiten mogen vanzelfsprekend de studievoortgang binnen de praktijk niet hinderen. Men kan een richtlijn hanteren van 4 uur per week voor het kunnen werken aan beroeps en onderwijsproducten. WA-verzekering Studenten verrichten tijdens de praktijk hun werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van de stageverlenende instelling. Indien de student tijdens de praktijk onopzettelijk schade veroorzaakt aan derden (bijvoorbeeld cliënten of bezoekers) dan dekt de aansprakelijkheidsverzekering van de instelling deze schade, volgens verzekeringsvoorwaarden. Voor de schade tijdens de praktijkperiode veroorzaakt door de student aan de stageverlenende instelling is de Hogeschool van Amsterdam niet aansprakelijk. Voor zover er geen sprake is van verwijtbaar gedrag kan ook de betrokken student niet voor de schade verantwoordelijk worden gesteld. N.B. Voor een afdekking van een aantal risico's is het in het algemeen raadzaam dat men een eigen ziektekosten-, ongevallen- en W.A.-verzekering afsluit.
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 32
Bijlage 4:
Competenties en eindkwalificaties
competentie- competentie inhoud nummer MWD HvA
eindkwalificatie Landelijk opleidingsprofiel MWD contact, samenwerken
1
2
interculturele communicatie
9
Methodisch werken beeld probleem met individuen, hulpverleningsplan maken gezinnen en groepen regulatieve cyclus hanteren
2
(Keten)samenwerking vanuit de organisatie t.b.v. cliënt
3
Signalering, preventie en belangenbehartiging
4
Organisatieidentiteit, leiding geven samenwerken met relevante anderen t.b.v. doel
5
3 4
methodisch inclusief rapportage
5
evalueren, afsluiten
6
normen uitdragen
17
multidisciplinair overleg
18
pro-actieve bijdrage
19
profileren en verantwoorden
20
consulteren, coachen
21
professionals aanspreken
22
signaleren factoren
7
preventief handelen
8
interculturele communicatie
9
omgaan spanningsveld micro meso
10.a
loyaliteit eigen maken
12
in teamverband werken
13
vrijwilligers begeleiden
10.b
informele krachten aanspreken
HvA1
pro-actief sociaal ondernemer
11
Beleidsontwikkeling bijdrage vernieuwingsprojecten en kwaliteitsbeleid kwaliteitsrapportage
14 15
ict en afrekening
16 27
6
Onderzoek en innovatie
innovatie en beroepsontwikkeling reflecteren en ontwikkeling sturen
23
7
Persoonlijke ontwikkeling en beroepsidentiteit
normatief ethisch handelen
24
beroepscode en dilemma's
25
8
9
(bijdrage) onderzoek
Leven lang leren en consulteren, coachen samen leren bijdrage leveren opleiden stelling nemen in debat Visieontwikkeling code hanteren in debat en maatschappelijk eigen visie op beroep stelling nemen normen uitdragen
9
nr eindkwalificatie LOP9 1
HvA2
21 26 HvA3 HvA4 HvA5 17
Afkorting van het Landelijk OpleidingsProfiel is LOP
Praktijkgids HvA MWD 2015-2016
Pag. 33