STAGEGIDS JAAR 2 Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek Voltijd en deeltijd
Domein Onderwijs en Opvoeding Hogeschool van Amsterdam
Studiejaar 2015-2016
Voorwoord voor de praktijkbegeleiders Beste praktijkbegeleiders,
Hartelijk dank voor de stageplaats die u aan onze studenten biedt. In onze opleiding speelt de praktijk een belangrijke rol, ervaringen opdoen in het werkveld zijn in onze ogen een wezenlijk onderdeel van de ontwikkeling tot een goede HBO-pedagoog. Door samen met het werkveld op te leiden kunnen we de studenten optimaal voorbereiden op hun latere functies. Deze gids geeft informatie over de doelen die wij hebben op het gebied van de stages in jaar twee, de plichten die studenten hierbij hebben en de rol die van de praktijkbegeleiders wordt verwacht. Er staat ook beschreven wat de criteria voor de verslaglegging door studenten zijn. Onze studenten formuleren aan het begin van het stagejaar leerdoelen, waar zij halverwege het collegejaar en aan het eind van dit jaar schriftelijk op evalueren. Zij worden hierin geacht de koppeling te maken tussen hun ervaringen op de stage en de theorie die ze binnen onze opleiding aangeleerd krijgen. Zowel de begeleiding op de stageplek als de begeleiding op school is hierbij belangrijk, overleg tussen de student, de praktijkbegeleider en stagedocent hoort hier ook bij.
Wij willen u vast bedanken voor deze samenwerking, en hopen dat het een leerzaam en goed jaar zal worden voor zowel de studenten als de begeleiders. Op bladzijde 4 en 5 van deze gids kunt u een overzicht zien van de belangrijkste punten die in deze stagegids naar voren komen. Mochten er vragen zijn voordat er door iemand van onze opleiding contact is opgenomen, dan kunt u mij mailen (
[email protected]) of bellen (06-21156424).
Veel plezier!
Namens het stageteam van jaar twee van de opleiding Pedagogiek, Atze van den Bos (coördinator Werplekleren)
NB Let bij het printen op de vele bijlagen (per werkveld is er een apart beoordelingsformulier), print alleen het voor uw werkveld relevante formulier! In hoofdstuk 1, tabel 1, ziet u welke bladzijden dat zijn. 1 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Voorwoord voor de student Beste student, In deze gids staat wat wij van jullie verwachten in jaar twee. Tijdens de stage ben je gast op de instelling. Van een aankomende professional wordt onder andere een collegiale en solidaire houding ten opzichte van de stage-instelling en de medewerkers. Je opstelling is niet alleen een visitekaartje voor jezelf, maar ook voor de opleiding Pedagogiek.
Van de instelling mag je verwachten dat je de ruimte krijgt om te leren van de werkzaamheden en taken die je gaat uitvoeren. De (werk-)ervaring die je op de stage opdoet, vormt een belangrijk onderdeel van de voorbereiding op het beroep van hbo-pedagoog of van docent Pedagogiek.
Wij hopen dat je een leerzame en leuke stage zult hebben!
Namens het stageteam van jaar twee, Atze van den Bos (coördinator Werplekleren)
NB Let bij het printen op de vele bijlagen (per werkveld is er een apart beoordelingsformulier), print alleen het voor uw werkveld relevante formulier! In hoofdstuk 1, tabel 1, ziet u welke bladzijden dat zijn.
2 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Inhoud Overzicht van de belangrijkste punten: ...................................................................................... 4 1. De stage in jaar 2 ........................................................................................................................ 7 1.1 Competenties en taken .............................................................................................. 7 1.2 Het contact tussen de stage-instelling en de opleiding ............................................... 8
2. Beoordeling ................................................................................................................................. 11 2.1 Aanwezigheid ........................................................................................................... 11 2.2 Verslaglegging .......................................................................................................... 12 2.3 Beoordeling door de praktijkbegeleider .................................................................... 12 2.4 Eindbeoordeling ........................................................................................................ 12
3. De stageleerdoelen van jaar 2 .............................................................................................. 14 3.1 Taakgerichte- en persoonsgerichte leerdoelen ......................................................... 14 3.2 Het vullen van het portfolio ....................................................................................... 14 3.3 Het bijhouden van je logboek; stagekaart en reflectieverslagen ............................... 14 3.4 Leerwerktaken........................................................................................................... 15
4. Verslaglegging en opdrachten ................................................................................................ 16 4.1 Het stagewerkplan ................................................................................................... 16 4.2 Het tussentijdse stageverslag .................................................................................. 20 4.3 Het eindverslag........................................................................................................ 24 Bijlage 1................................................................................................................................................. 27 Stagecontract Pedagogiek 2015-2016................................................................................................. 27 Bijlage 2................................................................................................................................................. 30 Voorbeeld Stagekaart (kan dienen als logboek) ................................................................................... 30 Bijlage 3................................................................................................................................................. 31 Intimidatie op de praktijkinstelling ......................................................................................................... 31 Bijlage 4................................................................................................................................................. 32 De competenties van de opleiding Pedagogiek en de Lerarenopleiding Pedagogiek ......................... 32 Bijlage 5................................................................................................................................................. 35 Stage voor deeltijdstudenten................................................................................................................. 35 Bijlage 6................................................................................................................................................. 36 Beoordelingsformulieren stage jaar 2 van de Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek .............................................................................................................................................................. 36 Bijlage 7 Onderwijsprogramma opleidingen Pedagogiek ..................................................................... 58
3 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Overzicht van de belangrijkste punten: 1. Lengte en duur van de stage De totale duur van de stage is 320 uur (40 dagen). Dit is inclusief het schrijven van verslagen. De student is 40 weken 8 uur per week werkzaam bij een stage-instelling. Voor de voltijdopleiding zijn de stagedagen woensdag en/of donderdag. 2. Competenties en taken De focus ligt op competentiegebied 2, het ondersteunen van (mede-)opvoeders. Dit betekent dat de student binnen zijn of haar stage in ieder geval: ervaring opdoet met methodisch werken pedagogische activiteiten verricht die gericht zijn op ouders of mede-opvoeders, bijvoorbeeld pedagogisch adviseren of het begeleiden van professionele mede-opvoeders zoals bijvoorbeeld docenten educatieve activiteiten verricht, bijvoorbeeld een workshop of themabijeenkomst voor ouders organiseert
3. Leerdoelen De student dient minimaal twee taakgerichte en minimaal twee persoonsgerichte leerdoelen te formuleren en deze te koppelen aan zijn of haar competentieontwikkeling.
4. Logboek en portfolio De student verzamelt bewijs voor zijn of haar portfolio, waarmee de ontwikkeling met betrekking tot de competenties wordt aangetoond. Gedurende de stage wordt een logboek bijgehouden.
5. Praktijkbegeleiding Aandachtspunten bij de praktijkbegeleiding op de stage zijn: Wekelijks of minimaal één keer per twee weken overleg met de student over de voortgang van de stage (zoals leerdoelen, taken, algemeen functioneren en casuïstiek). Ondersteuning van het leerproces, zorg dragen voor voldoende leer- en ervaringsmogelijkheden voor de student. Bespreken van ervaringen en functioneren van de student in relatie tot de methodische werkwijze in de instelling; feedback geven op functioneren van de stagiair. Bespreken van de stageverslagen (het stagewerkplan, het tussentijdse verslag en het eindverslag).
4 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
6. Contact tussen de begeleider vanuit de HvA en de praktijkbegeleider Eerste contact: Rond oktober of november neemt de stagedocent van de HvA het initiatief voor contact met de praktijkbegeleider, dit kan zowel telefonisch als per mail. De student heeft dan het stagewerkplan af. Tussentijdse evaluatie: In januari of februari vindt aan de hand van het tussentijds stageverslag van de student een evaluatiegesprek plaats met de student, de praktijkbegeleider van de instelling en de stagedocent. Dit gesprek vindt plaats op de stage-instelling.
Eindevaluatie: In mei of juni wordt het eindevaluatiegesprek gevoerd op basis van het eindverslag, met de stagiair, de praktijkbegeleider van de instelling en de stagedocent. Dit gesprek vindt in principe plaats op de opleiding Pedagogiek (Kohnstammhuis, Wibautstraat 2-4, Amsterdam).
7. Beoordeling De praktijkbegeleider beoordeelt het functioneren van de student op de stageplek. De praktijkbegeleider vult halverwege het collegejaar en aan het eind van het collegejaar het relevante beoordelingsformulier samen met de stagiair in. Dit formulier is onderverdeeld in kennis, vaardigheden en attitude. Op elk onderdeel dient de student zich te ontwikkelen. De stage wordt met een onvoldoende beoordeeld wanneer de student op één of meer van deze onderdelen in ontwikkeling achterblijft. Indien de student een onvoldoende krijgt voor de stage, dan dienen er afspraken te worden gemaakt over de voorwaarden waaraan de student moet voldoen om toch een voldoende te behalen.
8. Belangrijke data Zie volgende bladzijde.
5 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Donderdag 24 september 2015
Meet & Greet:
9.30-13.00 uur
Praktijkbegeleiders worden uitgenodigd op de HvA om elkaar te ontmoeten en de docenten van de opleiding
Donderdag 14 januari 2016
Stagemarkt:
10.00-14.00 uur
Studenten kunnen op de stagemarkt verschillende stages voor jaar drie zien. Aanwezigheid is verplicht, dus studenten kunnen dan niet aanwezig zijn op stage
Donderdag 26 mei 2016 (onder voorbehoud)
Praktijkbegeleidersdag
9.30-13.00 uur
6 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
1. De stage in jaar 2 De tweedejaarsstage duurt van september 2015 tot en met juni 2016. De totale duur (voor voltijd en deeltijd) is 320 uur (40 dagen). Dit is inclusief schrijven van verslagen. Hierbij geldt het volgende: de student is 40 weken lang 8 uur per week werkzaam bij een stage-instelling, waarbij de stagedagen op woensdag en/of donderdag zijn. Binnen deze 40 dagen behoren de studenten tijd te krijgen om delen van hun stageverslagen te schrijven en aan praktijkopdrachten, zoals de leerwerktaken, te werken. Voor de verslaglegging heeft de student 8 uur per semester beschikbaar. De stage levert over het hele collegejaar 12 ects op (6 ects voor het eerste semester, 6 ects voor het tweede semester), dit is inclusief voorbereiding, begeleiding en verslagen.
1.1 Competenties en taken Voor het beroep van hbo-pedagoog zijn (landelijk) competenties vastgesteld. De student reflecteert op zijn/haar ontwikkelingsniveau aan de hand van deze competenties. Dit maken deel uit van de stageverslagen. De stageactiviteiten worden in overleg met de praktijkbegeleider en de stagedocent vastgelegd. Voor een overzicht van de taken waaraan de student dient te werken, kunt u het beoordelingsformulier in bijlage 6 raadplegen dat behoort bij het werkveld waar de stage onder valt (Onderwijs, Buurthuis- of Welzijnswerk, Kinderopvang/VVE, Opvoedingsondersteuning of Jeugdzorg). In tabel 1 een overzicht op welke bladzijden u deze formulieren kunt vinden. Elk formulier bevat een specifiek gedeelte voor het werkveld alsmede de generieke competenties (die voor elke student gelden). Tabel 1
Paginanummers beoordelingsformulieren per beroepenveld Onderwijs Buurthuis/welzijnswerk Kinderopvang/VVE Opvoedingsondersteuning Jeugdzorg
38-40 42-44 46-48 50-52 54-56
In de tweedejaarsstage staat methodisch werken centraal, hiermee wordt het systematisch en planmatig werken op basis van de regulatieve cyclus bedoeld. De focus ligt op competentiegebied 2, het ondersteunen van (mede-)opvoeders. De studenten krijgen in het tweede studiejaar diverse modules aangeboden die het (pedagogisch) methodisch werken betreffen (zoals PMW Opvoedingsondersteuning, PMW Jeugdzorg, PMW Onderwijs en PMW 7 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Kinderopvang). Het is de bedoeling dat de student een koppeling maakt tussen deze vakken en de stage. Verder wordt in de tweedejaarsstage van de student verwacht dat hij of zij pedagogische activiteiten verricht. Tot slot dient de student gedurende het jaar educatieve activiteiten te verrichten, zoals bijvoorbeeld het geven van een workshop.
Voorbeelden van taken in jaar 2: Binnen het werkveld opvoedingsondersteuning: Gesprekken voeren met de ouders of de opvoeders (intakegesprekken, voortgangsgesprekken, zorggesprekken of pedagogisch adviesgesprek), opvoeders adviseren en ondersteunen, gezinnen begeleiden, contacten leggen met ouders, voorlichting geven. Binnen het werkveld onderwijs: Verzorgen van mentorles, huiswerkbegeleiding, extra begeleiding aan een kind of groep kinderen (bijvoorbeeld wat betreft taal en rekenen, het bevorderen van begrijpend lezen bij leerlingen en begeleiden van leerlingen met dyslexie), contacten leggen met andere professionals (Zorg Advies Team, Schoolbegeleidingsdienst et cetera), voorlichting geven. Binnen het werkveld buurthuis- en welzijnswerk: Activiteiten met een groep kinderen (bedenken en) uitvoeren, voorlichting geven aan kinderen en/of opvoeders, kinderen begeleiden bij de activiteiten, themabijeenkomsten organiseren, projecten (bedenken en) uitvoeren. Binnen het werkveld kinderopvang: De begeleid(st)ers ondersteunen, locatiemanager assisteren, buitenschoolse activiteiten organiseren, voorlichting geven, contacten leggen met ouders, themabijeenkomsten organiseren voor ouders, gesprekken voeren met ouders (met betrekking tot intake, voortgang, zorg et cetera), beleid schrijven, coördinerende en/of managementtaken. Binnen het werkveld jeugdzorg: Opvoeders adviseren en ondersteunen, voorlichting geven, contacten leggen met aanmelders en andere professionals, intakegesprekken voeren, begeleiden.
1.2 Het contact tussen de stage-instelling en de opleiding De stagedocent van de opleiding begeleidt de student en is contactpersoon van de opleiding voor praktijkbegeleider en student. De praktijkbegeleider is namens de stage-instelling de contactpersoon voor opleiding en begeleider van de student. De stagedocent neemt het initiatief voor contact (telefonisch en/of per e-mail), ongeveer na de eerste maand van de stage, als de student het stagewerkplan af heeft. In dit contact zal de stagedocent:
zich persoonlijk voorstellen aan de praktijkbegeleider
nagaan of de praktijkbegeleider vragen heeft 8 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
peilen hoe de stage tot nu toe verloopt, als dit nodig is een extra afspraak inplannen
contactgegevens uitwisselen
een datum prikken voor de tussen- en de eindevaluatie
1.3 Tussentijdse evaluatie In januari of februari vindt aan de hand van het tussentijds stageverslag van de student een evaluatiegesprek plaats met de student, de praktijkbegeleider van de instelling en de stagedocent. Dit gesprek vindt (meestal) plaats op de stage-instelling. In dit gesprek geeft de praktijkbegeleider een tussentijdse beoordeling (hiervoor is een beoordelingsformulier ontwikkeld, dat de praktijkbegeleider invult en waar een cijfer uitkomt) en wordt besproken waar de student in het tweede deel van de stage aan kan werken. Het door de praktijkbegeleider gegeven cijfer is een adviescijfer. De eindverantwoordelijkheid voor het beoordelen van de student ligt bij de stagedocent, die het oordeel van de praktijkbegeleider in positieve dan wel negatieve zin kan aanpassen. Mocht dit het geval zijn, dan zal dit met de praktijkbegeleider worden besproken.
Het gesprek staat in het teken van de vraag of de student voldoende gebruik maakt van de op de stageplek geboden ontwikkelingskansen en functioneert zoals dat van een tweedejaarsstagiair verwacht mag worden, te weten actief, participerend, onderzoekend, gericht op het maken van contact met de doelgroep, gebruik makend van de reeds opgedane kennis, samenwerkend met collega’s, reflecterend en tot slot begeleidbaar. Het door de student geschreven stageverslag wordt getoetst aan de observaties van de praktijkbegeleider. Indien het verslag onvoldoende is, dient de student het te verbeteren. Zolang een stageverslag niet door de stagedocent als voldoende is beoordeeld, wordt de stage als onvoldoende beoordeeld.
Taken voor de student bij het tussentijdse gesprek De student dient het tussentijdsgesprek goed voor te bereiden. Van belang is dat de student uiterlijk een week voor het tussentijdse evaluatiegesprek het tussentijdse evaluatieverslag inlevert bij de praktijkbegeleider én bij de stagedocent. Van het tussentijdse gesprek maakt de student vervolgens een verslag, dat bij het eindverslag wordt gevoegd.
1.4 Eindevaluatie In mei of juni wordt het eindevaluatiegesprek gevoerd. Het eindgesprek wordt, net als de tussentijdse evaluatie, gevoerd met de stagiair, de praktijkbegeleider van de instelling en de stagedocent van de opleiding. Het gesprek vindt (in principe) plaats op de opleiding Pedagogiek (Kohnstammhuis, Wibautstraat 2-4, Amsterdam).
9 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Het eindgesprek volgt dezelfde lijnen als het gesprek bij de tussenevaluatie en er wordt een eindoordeel geformuleerd aan de hand van het beoordelingsformulier. Ook hier geldt dat het cijfer de eindverantwoordelijkheid van de stagedocent is, en dat de stagedocent een cijfer dat vanuit de praktijk wordt gegeven kan aanpassen als daar aanleiding voor is.
Taken van de student bij het eindgesprek Uiterlijk een week voor de eindevaluatie levert de student het eindverslag in bij de praktijkbegeleider én bij de stagedocent. Buiten de twee ‘vaste’ evaluatiemomenten is het voor de praktijkbegeleider altijd mogelijk om per mail of telefoon contact op te nemen of een afspraak te maken met de stagedocent. Het mailadres van de betreffende stagedocent kan achterhaald worden via de stagiair of via de website http://www.doo.hva.nl, via
[email protected] of bellen met: 020-5995513 / 615.
10 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
2. Beoordeling De beoordeling van het functioneren van de student en diens vooruitgang vindt zoals gezegd tweemaal plaats. De eerste beoordeling vindt plaats tijdens de tussenevaluatie, ter afsluiting van semester 1. De tweede beoordeling vindt plaats na het eindevaluatiegesprek (semester 2). De student moet werkplekleren 2.1 hebben behaald alvorens te kunnen starten met werkplekleren 2.2.
Indien de student een onvoldoende krijgt voor werkplekleren, dan worden afspraken gemaakt over: Welk onderdeel onvoldoende is (kennis/attitude/vaardigheden) Met betrekking tot welke (leer-)doelen de student ontwikkeling moet laten zien Binnen welke termijn de student verbetering moet laten zien Aan welke criteria de student moet voldoen om een voldoende te kunnen behalen Een datum en tijdstip waarop een evaluatie en beoordeling van bovenstaande plaatsvindt
De beoordeling van de student kent verschillende onderdelen die hieronder op een rijtje worden gezet.
2.1 Aanwezigheid Stage-uren. De student houdt de gewerkte stage-uren bij en kan deze op schrift verantwoorden. Gemiste uren dienen in overleg met de instelling te worden ingehaald. Dit geldt ook voor uren die een student niet kan werken vanwege het maken van een toets in de toetsweken. Reistijd geldt niet als stagetijd. Bij ziekte of overmacht dient de student voorafgaand aan de afwezigheid de stage-instelling en de opleiding te berichten. De student verstuurt onmiddellijk een schriftelijk bericht /e-mail met de reden van afwezigheid en doet een voorstel voor een oplossing. De stagebegeleiding op de opleiding bestaat uit bijeenkomsten met medestudenten en de stagedocent, waarbij aanwezigheid verplicht is. De student moet een vervangende opdracht maken als hij of zij meer dan één keer afwezig is geweest. Als een student meer dan vijf keer afwezig is geweest in de loop van het jaar dan moet worden bepaald of de stage al dan niet wordt afgebroken. De examencommissie wordt hierover geïnformeerd door de stagedocent en zal een besluit nemen. Dit besluit wordt schriftelijk aan de student kenbaar gemaakt.
11 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
2.2 Verslaglegging De stageverslagen worden beoordeeld door de stagedocent. Als een verslag te laat wordt ingeleverd dan wordt het niet beoordeeld. Een verslag dat als onvoldoende wordt beoordeeld dient te worden verbeterd, aangevuld of opnieuw te worden gemaakt. Zolang het stageverslag niet door de stagedocent als voldoende is beoordeeld, wordt de gehele stage als onvoldoende beoordeeld. In hoofdstuk 4 van deze stagegids staat omschreven waar de stageverslagen uit moeten bestaan. 2.3 Beoordeling door de praktijkbegeleider De praktijkbegeleider beoordeelt het functioneren van de student op de stageplek, de vooruitgang van de student tijdens de stage (tussenevaluatie) en aan het einde van de stage. De praktijkbegeleider beoordeelt de vooruitgang van de student door beoordelingsformulieren in te vullen. Hierbij worden de leerdoelen zoals die door de student zijn opgesteld in het stagewerkplan betrokken. In de bijlagen van deze stagegids zijn per werkveld de beoordelingsformulieren opgenomen. De praktijkbegeleider vult voorafgaand aan het evaluatiegesprek het relevante beoordelingsformulier samen met de stagiair in. De beoordelingsformulieren zijn onderverdeeld in kennis, vaardigheden en attitude. Op elk onderdeel dient de student zich te ontwikkelen. De stage wordt met een onvoldoende beoordeeld wanneer de student op één of meer van deze onderdelen in ontwikkeling achterblijft. De student moet dus op elk onderdeel voldoende ontwikkeling laten zien. Overige beoordelingscriteria zijn: De student kan omschrijven hoe hij of zij de kennis en vaardigheden uit de opleiding toepast op de stageplek. De student kan aangeleerde vaardigheden, gedrag en houdingsaspecten en inzichten zelfstandig hanteren op de stageplaats. De student kan aan de hand van eigen leerdoelen verantwoordelijkheid nemen voor zijn/haar persoonlijke en professionele ontwikkeling en deze schriftelijk zichtbaar maken. De student kan pedagogische vraagstukken (op educatief of organisatorisch gebied) op een methodische wijze (met behulp van de regulatieve cyclus) hanteren. De student kan verbanden leggen tussen leren in de opleiding en de arbeidsomgeving. De student kan reflecteren op de eigen ontwikkeling en naar aanleiding daarvan voornemens formuleren voor de derdejaars stage. 2.4 Eindbeoordeling Alle bovengenoemde onderdelen dienen voldoende te zijn. De eindverantwoordelijkheid voor de beoordeling ligt bij de opleiding Pedagogiek. De praktijkbegeleider geeft, zoals gezegd, tijdens 12 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
de tussenevaluatie en aan het einde een schriftelijk beoordelingsadvies, mede in de vorm van een cijfer. In de meeste gevallen zullen deze cijfers niet worden gewijzigd. In uitzonderingsgevallen kan de stagedocent beargumenteerd van dit cijfer afwijken. Indien de stage met een onvoldoende beoordeeld wordt, zal de student in het volgende studiejaar een verlengde tweedejaarsstage moeten doen. Hiervoor gelden dezelfde afspraken als hierboven beschreven. Zolang de stage niet met een voldoende is afgesloten, krijgt de student geen toegang tot de stage in jaar 3.
13 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
3. De stageleerdoelen van jaar 2 De stage begint met een kennismaking met de instelling. Dit betekent dat de student onder andere onderzoekt wat voor instelling het is, met welke doelgroep er wordt gewerkt, wat het doel is van de instelling en welke rol ouders en/of verzorgers binnen de instelling hebben. Vervolgens brengt de student aan het begin van het collegejaar in overleg met de stage-instelling duidelijk in kaart wat de taken zullen zijn.
3.1 Taakgerichte- en persoonsgerichte leerdoelen Nadat de taken op stage duidelijk zijn, stelt de student leerdoelen op. Door het opstellen van deze leerdoelen neemt de student verantwoordelijkheid voor zijn of haar leerproces. De student dient minimaal twee taakgerichte en minimaal twee persoonsgerichte leerdoelen te formuleren. Elk leerdoel wordt gekoppeld aan een competentie. De student kan voornemens uit jaar 1 meenemen in zijn of haar leerdoelen.
Taakgerichte leerdoelen hebben betrekking op de taken die de student heeft op zijn of haar stage. Persoonsgerichte leerdoelen geven aan waar de student zich op persoonlijk gebied in wil ontwikkelen, uiteraard wel betrekking hebbend op de stagetaken. Ook deze leerdoelen worden gekoppeld aan een competentiegebied. De leerdoelen dienen volgens het DILTE-model uitgewerkt te worden. In hoofdstuk 4 wordt dit verder uitgelegd. 3.2 Het vullen van het portfolio Om de competentieontwikkeling in kaart te brengen is het belangrijk te weten hoe de student zichtbaar kan maken dat hij of zij handelingsbekwaam wordt of is. Het portfolio is één van de instrumenten waarmee tijdens de tussenevaluatie en het eindgesprek de handelingsbekwaamheid zichtbaar kan worden gemaakt. In het protfolie verzamelt de student ‘bewijzen’ van behaalde competenties. Een selectie uit het portfolio maakt het mogelijk de ontwikkeling van de bekwaamheden van de student te onderbouwen. De studenten die de Lerarenopleiding Pedagogiek gaan volgen kunnen in de loop van jaar 2 tevens starten met het opbouwen van een vakdidactisch dossier binnen het portfolio. Producten zoals lesvoorbereidingen, lesmateriaal en toetsen kunnen daarin worden ondergebracht.
3.3 Het bijhouden van je logboek; stagekaart en reflectieverslagen Tijdens de stage dient de student een logboek bij te houden. Dit zorgt ervoor dat de student gedurende de stagetijd momenten van evaluatie en reflectie inbouwt. De logboekverslagen kunnen vervolgens dienen als materiaal voor de verschillende schriftelijke evaluatieverslagen en besprekingen. Bij het eindverslag zijn studenten verplicht deze logboekverslagen in de bijlage bij te voegen. 14 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Het logboek kan op verschillende manieren worden bijgehouden, afhankelijk van het soort stage en de keuzes van de student. Een voorbeeld van een manier om een logboek bij te houden is het gebruiken van een stagekaart. Dit is een kaart die door studenten is ontwikkeld en die het doelgericht werken op de stage in kaart brengt en bevordert (zie bijlage 2). Het logboek kan ook op andere manieren bijgehouden worden, bijvoorbeeld door een reflectie-format te gebruiken dat op de stage-instelling aanwezig is, of door zelf een ‘stagekaart’ samen te stellen. 3.4 Leerwerktaken
Gedurende het jaar maakt de student twee leerwerktaken. Dit zijn opdrachten waarbij de student een praktijksituatie analyseert aan de hand van de stappen in de regulatieve cyclus. De eerste leerwerktaak betreft een opdracht die is gekoppeld aan het PMW-vak ‘Opvoedingsondersteuning’. Deze leerwerktaak dient ingeleverd te worden als bijlage bij de tussentijdse evaluatie. De tweede leerwerktaak, gekoppeld aan het PMW-vak Jeugdzorg, wordt samen met het eindverslag ingeleverd. Voor deze leerwerktaak schrijft de student niet alleen een (kort) verslag, maar maakt de student ook een video-opname van het eigen handelen op de stage.
15 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
4. Verslaglegging en opdrachten Het stageverslag is een dynamisch document dat uit meerdere onderdelen bestaat en op drie momenten (geactualiseerd) ingeleverd dient te worden: Stagewerkplan
Uiterlijk zes weken na aanvang stage, uiterlijk oktober
Tussentijds- stageverslag
Eind semester 1b (januari) uiterlijk een week voor de tussenevaluatie
Eindverslag
Eind semester 2b (juni), uiterlijk een week voor het eindgesprek
Bij elk genoemd verslag is een bijbehorend beoordelingsformulier ontwikkeld dat studenten kunnen vinden op de DLWO-pagina van het vak Werkplekleren. Het beoordelingsformulier kan – naast deze stagegids – door studenten worden gebruikt als leidraad bij het schrijven van het verslag. Elk verslag wordt bij de stagedocent en bij de praktijkbegeleider ingeleverd, bij de stagedocent zowel in het postvak als via Ephorus. In dit hoofdstuk staat beschreven waar de verslagen inhoudelijk uit moeten bestaan. De technische richtlijnen voor verslagen staan in het document ‘Vormcriteria’ op DLWO (klik eerst bij ‘onderwijs’ op ‘Pedagogiek’, dan op ‘Examencommissie’ en vervolgens op ‘Algemene documenten’. Hier staat het document ‘Vormcriteria’). Omdat de student elke gebruikte bron dient te vermelden op de literatuurlijst (ook bijvoorbeeld websites die zijn gebruikt om de typering voor de instelling te kunnen schrijven), dient elk stageverslag een literatuurlijst te bevatten.
4.1
Het stagewerkplan
Het stagewerkplan dient vier tot zes weken na aanvang van de stage te worden ingeleverd. Indien de student later is gestart met de stage, dient het stagewerkplan uiterlijk in oktober ingeleverd te worden. Het stagewerkplan bestaat uit verschillende onderdelen (zie kader volgende bladzijde). In deze paragraaf wordt toegelicht waar elk onderdeel uit dient te bestaan.
Voorblad Op het voorblad dient een aantal gegevens te worden vermeld naast de ‘gewone’ zaken die op een voorblad moeten staan (zie hiervoor de vormcriteria). Er dient tevens duidelijk te worden vermeld wat de naam is van de stage-instelling en van de praktijkbegeleider.
16 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Voorblad Inhoudsopgave Inleiding Hoofdstuk 1: Typering van de instelling Hoofdstuk 2: Stagetaken Hoofdstuk 3: Taakgerichte en persoonsgerichte leerdoelen Hoofdstuk 4: Stageafspraken Hoofdstuk 5: Begeleiding tijdens stage Literatuurlijst Bijlage: stagecontract Inleiding De student geeft een korte beschrijving van de eerste kennismaking met de instelling en een introductie op het verdere stagewerkplan. De student vertelt iets over de eerste indruk van de stage-instelling en de kennismaking met de praktijkbegeleider.
Hoofdstuk 1: Typering van de instelling (maximaal 800 woorden) De student omschrijft de instelling waarin hij of zij stage loopt. Om breed naar de stageinstelling te kijken dienen de volgende punten op een samenhangende manier aan bod te komen: de visie en het doel van de stage-instelling de organisatiestructuur van de instelling (waarbij de student een organogram maakt waarin duidelijk wordt hoe de vestiging in elkaar steekt, hoe de vestiging zich verhoudt tot een eventuele grotere organisatie en welke positie de student heeft binnen de vestiging. De student kan hierbij gebruik maken van de theorie van het vak MOB1) een omschrijving van de doelgroep(-en) van de instelling en de diversiteit binnen deze doelgroep de rol van ouders/verzorgers bij deze instelling de overlegstructuren en contacten van de stage-instelling met andere instellingen binnen welk uitstroomprofiel van de opleiding de instelling past welke contacten er zijn met jeugdzorg (als er geen contacten zijn, kijk dan naar welk(e) protocol(len) er gelden als er bijvoorbeeld vermoedens ontstaan van mishandeling)
Hoofdstuk 2: Stagetaken (maximaal 800 woorden) Bij aanvang van de stage bespreekt de student met de praktijkbegeleider op de stageinstelling welke taken er zullen worden uitgevoerd. Bij het vaststellen van de taken kan de student aangeven aan welke leerdoelen hij of zij wil werken (gebruik hiervoor de feedback uit jaar 1) en op welk niveau de student op basis van eerdere ervaringen kan werken. 17 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
De student omschrijft in het verslag minimaal drie taken, en geeft bij elke taak aan bij welke competentie van jaar 2 deze taak hoort (zie bijlage 4 van deze stagegids voor deze competenties) en waarom dit het geval is. De student omschrijft daarnaast op welke manier hij of zij gedurende de stageperiode minimaal één educatieve activiteit (workshop) zal geven. Hierbij wordt duidelijk welk doel de workshop globaal heeft en aan wie de workshop zal worden gegeven. Hoofdstuk 3: Taakgerichte- en persoonlijke leerdoelen (maximaal 500 woorden per leerdoel) Uitgaande van de taken die de student zal vervullen op de stage worden er minimaal twee taakgerichte en twee persoonlijke leerdoelen geformuleerd. Deze leerdoelen moeten aan de taken die de student op de stage zal uitvoeren worden gekoppeld; het dient kortom duidelijk te worden binnen welke context de student aan het leerdoel gaat werken. Daarnaast wordt elk leerdoel aan een passende competenties gekoppeld, en wordt deze koppeling onderbouwd. De leerdoelen worden omschreven volgens het DILTE-model (zie kader), waarbij er per leerdoel niet meer dan 500 woorden worden gebruikt. Bij elk leerdoel wordt een feedbackformulier gemaakt (zie kader DILTE, bij het kopje ‘Evaluatie’), deze formulieren worden in de bijlage van het verslag gevoegd (dit is een verplichte bijlage).
DILTE Doel Wat wil de student precies leren? Binnen welke competentie valt dit leerdoel? Om hier achter te komen kan de student zichzelf vragen stellen als: Welke vaardigheid wil ik leren beheersen? Is mijn stageplek een geschikte plek om dit te leren? Hoe kan ik concreet omschrijven wat ik wil kunnen aan het eind van het collegejaar? Welke competentie kan ik koppelen aan dit leerdoel?
Het leerdoel wordt als volgt geformuleerd: ‘Ik kan….’. Vervolgens wordt de competentie genoemd waarbij dit leerdoel past.
Inhoud Bij dit punt wordt er dieper en uitgebreider ingegaan op het leerdoel en de context. Wat wil de student precies leren en binnen welke context wordt dit uitgevoerd? Waarom is het betekenisvol voor de student om aan dit leerdoel te werken?
18 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Om hier achter te komen kunnen vragen worden gesteld als: Uit welke onderdelen bestaat het leerdoel? Binnen welke activiteiten ga ik aan het leerdoel werken? Op welke manier draagt het werken aan dit leerdoel bij aan de ontwikkeling van de gekozen competentie?
Leerweg De leerweg is de weg die de student wil gaan volgen om het leerdoel te behalen. De student omschrijft globaal de stappen die hij of zij wil nemen. Welke praktijkervaringen uit de stage kunnen worden gebruikt? Welke persoonlijke kwaliteiten of verworven competenties kunnen bijdragen aan het bereiken van het leerdoel? De student geeft daarnaast aan welke theorie die hij of zij daarbij wil gebruiken. Deze theorie dient specifiek en volgens de APA-regels aangegeven te worden. Niet: ‘de theorie van Communiceren en ICT’ maar wel bijvoorbeeld ‘p. 93-103 van Oomkes en Garner (2011) over actief luisteren’. Om de leerweg te verhelderen kan de student zichzelf de volgende vragen stellen: Hoe ga ik te werk om mijn leerdoel te bereiken? Welke stappen zijn hiervoor nodig? Welke activiteiten ga ik precies verrichten? Welke activiteiten stel ik centraal? En welke theorie(ën) kan ik gebruiken ter ondersteuning?
Tijdpad Bij dit punt geeft de student aan hoe hij of zij de weg naar het te bereiken leerdoel wil gaan indelen. Er wordt duidelijk aangegeven wanneer de student welke stappen wil maken. Vragen die ter verheldering van deze stap kunnen worden gesteld zijn: Hoe lang ga ik erover doen om het leerdoel te behalen? In welke volgorde ga ik wat doen? Welke datum (maand) kan ik koppelen aan bepaalde stappen?
Evaluatie Binnen deze stap wordt aangegeven hoe het leerdoel kan worden ‘gemeten’. Welke concrete aanwijzingen geven aan of het leerdoel (deels) is behaald? De omschrijving van deze aanwijzingen dient zo concreet mogelijk te zijn. Dus niet bijvoorbeeld: ‘Het leerdoel is behaald als ik een pedagogisch gesprek kan voeren’, maar bijvoorbeeld: ‘Het leerdoel is behaald als ik de volgende gesprekstechnieken tijdens een pedagogisch gesprek heb kunnen toepassen: het doorlopen van de vijf gespreksfasen, actief luisteren en een open houding aannemen.’ De student maakt hierbij een feedbackformulier. Hier worden nog concretere vragen geformuleerd, bijvoorbeeld bij de actieve houding ‘de student zit rechtop’, ‘de student heeft de armen en benen niet gesloten’, ‘de student maakt oogcontact met de gesprekspartner’, ‘de student knikt de gesprekspartner toe’ enzovoort. Gedurende het collegejaar dient de student dit zelfgemaakte formulier te laten invullen door bijvoorbeeld de praktijkbegeleider, mede-stagiairs of de stagedocent.
19 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Hoofdstuk 4: Stageafspraken Hier geeft de student aan welke afspraken er zijn gemaakt over de stagetijden op de stageinstelling. Het stagecontract (zie bijlage 1) dient te worden ingevuld en ondertekend door alle partijen. Het stagecontract wordt als bijlage aan het stagewerkplan toegevoegd.
Hoofdstuk 5: Begeleiding tijdens je stage De student beschrijft welke afspraken er zijn gemaakt met de praktijkbegeleider over de stagebegeleiding. Op welk tijdstip en op welke manier zullen de student en de praktijkbegeleider de voortgang met elkaar bespreken? Hoe lang zullen deze gesprekken duren en hoe vaak zullen ze plaatsvinden? Dient de student zich op een bepaalde manier voor te bereiden op deze begeleidingsbijeenkomsten? Daarnaast dient de begeleiding vanuit de opleiding te worden omschreven. Hierbij kan aan zowel de stagebegeleiding van de stagedocent als aan onderdelen uit andere modules worden gedacht. In dit gedeelte van de tekst dient ook te worden aangegeven hoe de student gedurende het stagejaar het logboek (of stagekaarten of een andere vorm van regelmatige reflectie) gaat bijhouden.
Literatuurlijst Het verslag dient een literatuurlijst te bevatten die voldoet aan de APA-regels (zie hiervoor het document op de DLWO-pagina van de examencommissie Pedagogiek). Bijlagen Het stagecontract wordt als bijlage bij het stagewerkplan bijgevoegd, ingevuld en getekend door de student, de praktijkbegeleider en de stagedocent. Het stagecontract is te vinden in bijlage 1 van deze stagegids.
4.2 Het tussentijdse stageverslag Het tussentijdse stageverslag wordt uiterlijk na 20 weken stage (aan het eind van het eerste semester, in januari) ingeleverd. In het geval dat de tussenevaluatie eerder plaatsvindt, wordt het verslag uiterlijk een week voor het gesprek ingeleverd.
Met het tussentijds stageverslag wordt verder gewerkt in het document van het stagewerkplan. De feedback die op het stagewerkplan is gegeven dient te worden verwerkt in de tussentijdse evaluatie. Om duidelijk aan te geven welk tekstgedeelte nieuw is, dienen de aanvullingen cursief te worden gemaakt. Daarnaast worden nieuwe alinea’s voorzien van het tussenkopje ‘tussentijdse evaluatie’. 20 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Onderdelen verslag tussentijdse evaluatie Inhoudsopgave Inleiding Hoofdstuk 1: Typering instelling Hoofdstuk 2: Stagetaken Hoofdstuk 3: Taakgerichte en persoonsgerichte leerdoelen (STARRT) Hoofdstuk 4: Stageafspraken Hoofdstuk 5: Begeleiding tijdens stage Hoofdstuk 6: Voornemens Literatuurlijst Bijlagen
De volgende elementen dienen ten opzichte van het stagewerkplan te worden aangepast of toegevoegd:
Inleiding De student schrijft een nieuwe inleiding. Hierin wordt beschreven hoe de eerste periode van de stage is bevallen (Wat is er meegevallen? Wat is er tegengevallen?) en wat de verwachtingen van de komende periode zijn. Taken binnen de instelling Bij elke taak geeft de student aan hoe de uitvoering tot dusver is verlopen en hoe er de komende stageperiode verder zal worden gewerkt aan deze taak. De student omschrijft hoe hij of zij methodisch heeft gewerkt binnen elke taak. Deze aanvullingen dienen in totaal niet meer dan een A4 te beslaan.
Taakgerichte- en persoonlijke leerdoelen (maximaal 500 woorden per leerdoel) Per leerdoel omschrijft de student hoe er de afgelopen periode aan is gewerkt. Eerst omschrijft de student de leerweg en het bijbehorende tijdpad. Heeft de student alle stappen die tot dusver op de planning stonden doorlopen? Hoe verliepen deze stappen? Wat moet er nog gebeuren? Om inhoudelijk op het leerdoel te reflecteren wordt het STARRT-model gebruikt (zie kader op bladzijde 23). Hierin wordt beschreven welke theorie, vaardigheden en methodes (uit de opleiding) door de student zijn gebruikt, en hoe dit het handelen van de student heeft beïnvloed of gestuurd. Bij de evaluatie van het leerdoel wordt verwezen naar ingevulde feedbackformulieren, die in de bijlage worden toegevoegd 21 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Begeleiding tijdens de stage Hier wordt beschreven welke werkwijze er is gevolgd tijdens de praktijkbegeleiding en hoe dit is verlopen. Zijn er zaken die het komende halfjaar anders zullen of moeten gaan? De stagebegeleiding vanuit de opleiding wordt geëvalueerd en de student omschrijft de leerervaringen die daarbij zijn opgedaan. Voornemens (maximaal 300 woorden) De student kijkt in grote lijnen terug op het eigen leerproces tijdens de eerste stageperiode. Op basis van deze terugblik kijkt de student vervolgens vooruit naar het tweede deel van de stage. Vindt er voor de tweede stageperiode een bijstelling plaats van de leerdoelen? Zijn er nieuwe afspraken over de te verrichten werkzaamheden? Welke voornemens heeft de student?
Bijlagen Voeg de verplichte bijlagen toe: 1.
Leerwerktaak 1: PMW Opvoedingsondersteuning.
2.
(Ingevulde) feedbackformulieren die je hebt ontwikkeld.
3.
Minimaal 5 stagekaarten/reflectieverslagen/logboekpagina’s.
22 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
STARRT Situatie • De student omschrijft een specifieke en concrete situatie. Er wordt beschreven in welke context de student aan het werk was. • Voorbeeld: Ik was op een huisbezoek bij een kindje van drie-en-een-half jaar oud (hierna te noem B.). B. heeft een taalachterstand, hij kent enkele woorden maar kan nog geen zinnetjes zeggen. De moeder van B. was ook thuis, en zijn twee kleine zusjes (één en twee jaar oud ) ook. Alle gezinsleden en ik waren in de woonkamer aanwezig. Taak • De student licht toe welke taak of taken hij of zij had binnen de omschreven specifieke situatie. • Voorbeeld: Het was mijn taak om met B. spelletjes te doen die bijdragen aan zijn taalontwikkeling. Daarnaast was het de bedoeling dat ik de moeder van B. zou betrekken bij het spel, zodat zij kan leren hoe ze met B. kan spelen en hoe ze zijn taalontwikkeling kan stimuleren. Actie • De student omschrijft welke concrete handelingen hij of zij heeft uitgevoerd om aan de taak te voldoen. De student maakt daarnaast duidelijk op welke theorie het handelen was gebaseerd. • Voorbeeld: Tijdens het spelen merkte ik dat moeder met name op B. reageerde met afwijzingen, zoals bijvoorbeeld ‘nee, zo zeg je dat woord niet’, of ‘ik versta jou echt nooit?’. Ik heb aan moeder gevraagd: ‘zou je ook op een andere manier kunnen reageren als B. zijn woordjes niet goed zegt? Misschien vind hij dat wel leuk?’ Ik heb een suggestie gegeven maar moeder zelf laten nadenken over hoe zij anders kon reageren. Als suggestie gaf ik ook nog ‘Misschien kan je B. soms trots laten zijn op zichzelf als hij iets goed doet?’. Ik heb hierbij gehandeld volgens de theorie van motiverende gespreksvoering (Donders, 2011). Resultaat • De student omschrijft welk effect zijn handelen had (op het kind, de ouder of de collega, dat hangt af van het leerdoel). • Voorbeeld: Moeder vond het eerst lastig om een andere manier te bedenken, maar na een tijdje kwam ze met ‘Misschien moet ik de woordjes goed herhalen?’ – waarop ik zei dat mij dat een goed idee leek. Later zei ze tegen B. ook ‘goed zo’ toen hij een banaan juist benoemde. Reflectie • De student omschrijft hoe hij of zij terugkijkt op het eigen handelen. Had het handelen het beoogde resultaat? Wat ging er achteraf gezien goed en wat ging er minder goed? Hoe kan dit verklaard worden met gebruik van de literatuur? • Voorbeeld: Ik vond het mooi om te zien dat moeder zelf oplossingen bedacht, en dat ze het dan ook daadwerkelijk deed. De weken die op de situatie volgden bleef zij positiever tegen B.. Ik denk wel dat ik een te directe toon tegen de moeder had (dit is ook mijn valkuil), ik kwam vrij snel met de suggesties en ik denk dat het haar een beetje overviel. Als je de gesprekspartner te snel in een bepaalde richting stuurt, kan dat drammerig overkomen (Donders, 2011, p. 227). Ik had haar denk ik ook nog meer zelf kunnen laten nadenken over het anders reageren, nu zei ik eigenlijk al een beetje dat ze dat moest doen, maar misschien is het beter om dit ook door de ouder zelf te laten bedenken. Je kan dan bijvoorbeeld vragen: ‘Wat zou je willen bereiken bij B.? Hoe zou je dat kunnen bereiken?’. Door de ouder zelf over de belangen te laten nadenken, gaat hij of zij eerder meedenken over oplossingen (Donders, 2011, p. 220) Transfer • De student omschrijft wat hij of zij bewust mee kan nemen naar andere situaties en wat hij of zij juist anders zou willen doen een volgende keer. De student maakt hierbij duidelijk waarom deze manier van handelen bijdraagt aan de beroepsuitoefening van een pedagoog • Voorbeeld: De volgende keer zou ik ouders wel weer zelf laten meedenken, maar ik zou eerder vragen naar hun belangen dan zelf al een suggestie doen. Ik zou ook een iets andere houding aannemen, minder direct maar nog wat meer ruimte geven aan moeder, door bijvoorbeeld eerst tijd te nemen om wederzijds vertrouwen op te bouwen en dan pas rustig te vragen wat zij vindt dat er kan worden verbeterd. Een goede relatie is belangrijk om samen tot oplossingen te kunnen komen (Donders, 2011, p. 65). 23 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
4.3
Het eindverslag
Het eindverslag wordt ingeleverd aan het eind van het collegejaar. In het geval dat de eindevaluatie eerder plaatsvindt, wordt het verslag uiterlijk een week voor het gesprek ingeleverd. Als het verslag niet op tijd is ingeleverd, zal het evaluatiegesprek met de praktijkbegeleider en de stagedocent worden afgezegd.
Het eindverslag bestaat uit een eindevaluatie van de stage. Er wordt een balans opgemaakt van de stage-ervaringen enerzijds en de theorieën uit de opleiding anderzijds. Bij het eindverslag wordt verder gewerkt in het document van het tussentijdsstageverslag.
Om duidelijk aan te geven welk tekstgedeelte nieuw is, dienen de aanvullingen cursief te worden gemaakt. Daarnaast worden nieuwe alinea’s voorzien van het tussenkopje ‘eindevaluatie’.
Onderdelen eindverslag Inhoudsopgave Inleiding Hoofdstuk 1: Typering van de instelling Hoofdstuk 2: Stagetaken en evaluatie Hoofdstuk 3: Samenvatting tussentijdse evaluatie Hoofdstuk 4: Taakgerichte en persoonsgerichte leerdoelen (STARRT) Hoofdstuk 5: Begeleiding tijdens stage Hoofdstuk 6: Ontwikkeling als pedagoog Literatuurlijst Bijlagen
Inleiding De student past de inleiding aan, waarbij wordt ingegaan op de ervaringen in de afgelopen stageperiode.
Taken De student geeft per taak aan hoe er in de laatste stageperiode aan de taken is gewerkt. De student omschrijft hierbij bij elke taak op welke manier er methodisch is gewerkt. Deze aanvullingen dienen in totaal niet meer dan een A4 te beslaan.
24 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Samenvatting tussentijdse evaluatie (maximaal 200 woorden) De student omschrijft welke feedback hij of zij tijdens de tussenevaluatie heeft gekregen, waarbij zowel op het tussentijdse evaluatiegesprek als het tussentijdse beoordelingsformulier in kan worden gegaan. Taakgerichte en persoonlijke leerdoelen (maximaal 500 woorden per leerdoel) Net als bij de tussentijdse evaluatie omschrijft de student hoe hij of zij de afgelopen periode aan de leerdoelen heeft gewerkt. De student gaat eerst in op de leerweg en het tijdspad. Zijn alle geplande stappen doorlopen? Waarom wel of niet? Er wordt vervolgens weer gebruik gemaakt van het STARRT-model (zie bladzijde 23) om inhoudelijk op het leerdoel te reflecteren. Door dit model te gebruiken wordt beschreven welke theorie, vaardigheden en methodes (uit de opleiding) in de tweede helft van de stageperiode door de student zijn gebruikt, en hoe dit zijn of haar handelen heeft beïnvloed of gestuurd. Bij de evaluatie van het leerdoel wordt verwezen naar ingevulde feedbackformulieren, die in de bijlage worden toegevoegd (dit is een verplichte bijlage).
Begeleiding tijdens de stage De student beschrijft hoe de begeleiding de afgelopen stageperiode is verlopen, waarbij zowel wordt ingegaan op de begeleiding vanuit de praktijkinstelling als vanuit de opleiding. De student omschrijft wat hij of zij het afgelopen stagejaar heeft geleerd van de begeleiding.
Ontwikkeling als pedagoog (maximaal 300 woorden) De student reflecteert op de gehele stage en geeft aan wat de belangrijkste verschillen zijn tussen het begin van de stage en nu. Hierbij zijn twee ontwikkelingslijnen te onderscheiden. Ten eerste de taakgerichte ontwikkeling, waar wordt ingegaan op bijvoorbeeld de kwaliteit van de uitvoering van de taken, het samenwerken met collega’s of de kennis die is ingezet. Daarnaast wordt de persoonlijke ontwikkeling beschreven, hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld de houding van de student als stagiaire, de bevlogenheid, motivatie en inzet van de student of de positie als stagiaire binnen een instelling. De student besluit met een vooruitblik naar de derdejaars stage: welke verwachtingen, leerdoelen, voornemens en wensen heeft de student ten aanzien van de derdejaars stage? 25 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Literatuurlijst Zie informatie bij tussentijdse evaluatie en technische richtlijnen.
Verplichte bijlagen 1.
Leerwerktaak 2
2.
Ingevulde feedbackformulieren.
3.
Minimaal vijf stagekaarten/reflectieverslagen/logboekpagina’s.
26 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Bijlage 1 Stagecontract Pedagogiek 2015-2016 Ondergetekenden: Hogeschool van Amsterdam, Domein Onderwijs en Opvoeding Opleiding Pedagogiek, gevestigd te Amsterdam Stagedocent of medewerker Stagebureau Pedagogiek (hierna te noemen: “Hogeschool”) Vertegenwoordigd door (naam stagedocent HvA) en Stage-instelling Naam stage-instelling Adres Postcode, plaats Telefoonnummer Praktijkbegeleider E-mailadres praktijkbegeleider Functie praktijkbegeleider en Student Naam Adres Postcode, plaats Geboortedatum Studentnummer E-mail Telefoonnummer Opleidingstype (vol- of deeltijd) Opleidingsjaar
Verklaren het volgende te zijn overeengekomen (zie volgende bladzijden):
27 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Artikel 1: De stage-instelling zal in overleg met de stagedocent de student in principe werkzaamheden opdragen die een duidelijke leerfunctie hebben. De stage-instelling draagt er zorg voor dat de werkplek en - situatie van de student voldoet aan de geldende (Arbo-) wet - en regelgeving. De instelling is verantwoordelijk voor de stagebegeleiding. De opleiding is verantwoordelijk voor de supervisie, de opleidingsbegeleiding en de eindbeoordeling. Artikel 2: De stageperiode loopt van:…………………………….tot……………………………………. De opleidingsdagen zijn:…………………………………………………………………………. De student heeft recht op ……………vakantiedagen. Artikel 3: De werktijden van de student worden in overleg met de stage-instelling bepaald. Bij de vaststelling van de werktijden wordt rekening gehouden met het volgen van onderwijsbijeenkomsten van de opleiding. Artikel 4: De student zal voorschriften, aanwijzingen en regels, welke voor de werknemers van de stage-instelling gelden, in acht nemen. De student houdt zich aan de binnen de afdeling waar hij geplaatst is geldende gedragsregels en werktijden. De student is verplicht tot geheimhouding van gegevens, waarvan hij tijdens zijn verblijf in de stageinstelling kennis neemt en waarvan kan worden vermoed dat deze vertrouwelijk zijn en/of onder geheimhouding vallen. Bij twijfels overlegt de student met de praktijkbegeleider. Artikel 5: Uitgangspunt voor de inhoud, begeleiding en toetsing van de stage is de stagegids. Alle betrokkenen verklaren hiermee akkoord te gaan. Artikel 6: De student ontvangt wel / geen vergoeding*. Deze vergoeding bedraagt €…. per … Artikel 7: De student verklaart een WA-verzekering te hebben afgesloten. De student is door de stage-instelling verzekerd tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid ter zake van schade aan derden die bij de uitvoering van zijn/haar werkzaamheden is ontstaan. De student voorziet zichzelf in een zorgverzekering. Bij gebruik van een eigen motorvoertuig voor uitvoering van de werkzaamheden is de student verplicht tot een W.A.-verzekering. Een inzittendenverzekering is verplicht / niet verplicht*. Artikel 8: De stage-instelling stelt wel / geen* medische keuring van de student verplicht. De stage-instelling eist wel / geen* verklaring omtrent het gedrag van de student. De kosten verbonden aan de keuring en aan de verklaring omtrent het gedrag komen voor rekening van de stage-instelling. De stage-instelling regelt de keuring. Eventuele afspraken omtrent inentingen: …………………………………………………………………………………………………… Artikel 9: Indien de student ziek is of anderszins verhinderd is zijn stage-ervaring te verrichten, stelt hij de stage-instelling hiervan, zo mogelijk vooraf, doch in geval van ziekte uiterlijk op de eerste dag van afwezigheid, in kennis met opgaaf van redenen. Duurt het verzuim langer dan 1 week dan informeert de student de opleiding. Artikel 10: Het intellectuele eigendom van de binnen de stageperiode tot stand gekomen onderwijsproducten berust bij de opleiding. Het staat de Hogeschool vrij om de door de student opgedane praktijkervaring en overige informatie die door de stage-instelling aan de opleiding is verstrekt, te gebruiken voor het onderwijs. Artikel 11: Dit stagecontract is geen arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 12: Het stagecontract eindigt aan het einde van het onder artikel 2 genoemde tijdvak. Dit stagecontract kan tussentijds worden opgezegd:
28 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
door opleiding, indien na overleg met de opleiding komt vast te staan dat de door de stage-instelling opgedragen werkzaamheden zich niet verhouden tot de vooraf overeengekomen werkzaamheden en dat de stage-instelling, na daarop te zijn geattendeerd, niet tot aanpassing van de werkzaamheden bereid is. door de stage-instelling na overleg met de opleiding is komen vast te staan dat student de opgedragen werkzaamheden niet naar behoren vervult. Indien de student zijn/haar inschrijving als student aan de opleiding beëindigt.
Artikel 13: De volgende aanvullende afspraken zijn gemaakt:
.
* doorhalen wat niet van toepassing is
Aldus overeengekomen en in drievoud opgemaakt en voor akkoord ondertekend: Datum: ………………………………………
Plaats:………………………………………….
Hogeschool van Amsterdam Naam stagedocent Handtekening
Stage-instelling Naam contactpersoon Handtekening
Student Naam student Handtekening
29 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Bijlage 2 Voorbeeld Stagekaart (kan dienen als logboek) Naam student:
Klas:
Datum:
Voorafgaand aan de stagedag
Terugblik einde stagedag
Welke taken ga ik vandaag uitvoeren?
Welke situatie heeft zich voorgedaan met betrekking tot de uitvoering van de taak?
Welke leerdoelen zijn daaraan gekoppeld?
Welke persoonlijke kwaliteit heb ik ingezet?
Wie/wat heb ik hierbij nodig?
Op welke manier heb ik de methode en/of theorieën toegepast?
Welke theorie ga ik toepassen?
Hoe kijk ik terug op mijn handelen? Welke nieuwe inzichten heb ik verworven? Wat heb ik geleerd?
Welke methode kan ik hierbij toepassen?
Wat zijn mijn voornemens? Welke feedback betrek ik hierbij?
30 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Bijlage 3 Intimidatie op de praktijkinstelling Het kan iedereen gebeuren en praten erover helpt! Soms kan het gebeuren dat je van iemand op de opleiding of je stageplek op een speciale manier aandacht krijgt die je niet prettig vindt. Die aandacht kan bijvoorbeeld bestaan uit ‘grappige’ opmerkingen over je uiterlijk, dubbelzinnige opmerkingen en gebaren, de manier waarop naar je gekeken wordt, hardnekkige toenaderingspogingen of zelfs handtastelijkheden. Dergelijk gedrag wordt wel genoemd: seksuele intimidatie of ongewenste intimiteiten. Hiertoe kan alles worden gerekend wat iemand ervaart als ongewenst of lastig, ook als een ander er niet op uit is te kwetsen. Naast dergelijk ongewenste seksueel getinte aandacht is er ook ander gedrag waardoor je je onder druk gezet kunt voelen. Pesten, buitensluiten, machtsmisbruik of onthouding van belangrijke informatie die nodig is voor je functioneren als student of stagiair(e) zijn daar voorbeelden van. Lastig gevallen worden door een medewerker van de hogeschool, een medestudent, iemand op de stageplek: het kan iedereen overkomen. In een aantal gevallen kan het psychische spanningen veroorzaken. Je kunt je gevoel van vrijheid en zelfstandigheid kwijtraken. Je probeert wellicht de nare situatie te vermijden: je wordt ziek, blijft weg, wilt van klas, opleiding of stage veranderen…. Wat kun je doen? Je kunt laten merken dat je het gedrag storend en vervelend vindt. Maar zeker als er sprake is van een machtsverschil vanwege de posities is dat niet altijd eenvoudig. Als communiceren erover met degene van wie je last hebt niet helpt, kun je erover praten met een medestudent, een goede vriendin of vriend of een begeleider vanuit de stage of iemand van de opleiding pedagogiek (mentor). Aan de HvA is bovendien iemand specifiek aangesteld om jou te steunen als je dit overkomt: de vertrouwenspersoon. Bij de vertrouwenspersoon kun je je verhaal kwijt. Je overlegt met haar hoe je verder wilt en welke actie zij, jijzelf of iemand anders kan ondernemen om het ongewenste gedrag te stoppen en er (daarbij) voor te zorgen dat jij geen schade ondervindt. Eventueel kan ze doorverwijzen naar hulpverlening binnen of buiten de HvA. Ook als je niet zeker weet of wat je overkomt ernstig genoeg is, kun je daar over praten. De vertrouwenspersoon houdt zich tevens bezig met voorlichting over en preventie van (seksuele) intimidatie en ongewenst gedrag. Daarom is het van belang dat je dit gedrag meldt bij de vertrouwenspersoon, ook wanneer het niet jezelf betreft of wanneer je het zelf wel weet op te lossen. De inhoud van de gesprekken wordt vertrouwelijk behandeld.
31 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Bijlage 4 De competenties van de opleiding Pedagogiek en de Lerarenopleiding Pedagogiek Beschrijving eindniveau opleiding in competenties Het eindniveau waaraan een student van een opleiding in het hbo moet voldoen wordt omschreven in algemene termen en in opleidingsspecifieke termen. De eindniveaus worden beschreven in termen van competenties. Dit is het geheel van kennis, vaardigheden en houding dat nodig is om werk op hbo-niveau effectief te kunnen uitvoeren. Er zijn per opleiding twee competentiesets, beide in deze bijlage te vinden: generieke hbo-competenties (die voor alle opleidingen gelijk zijn) opleidingsspecifieke competenties Wij bieden twee opleidingen aan, Pedagogiek en de Lerarenopleiding Pedagogiek. Voor beide opleidingen zijn opleidingsspecifieke competentiesets gemaakt die in de volgende paragrafen vermeld staan.
Generieke hbo-competenties Voor alle hbo-opleidingen is een set van competenties ontwikkeld die het algemene denk- en handelingsniveau beschrijft van een hbo professional (commissie Franssen, 20011). Deze generieke hbo-kwalificaties zijn in onze opleiding gerelateerd aan de specifieke opleidingsgerichte competenties. Vanuit het verband tussen deze twee competentiesets en de specificatie op niveau werken wij met studenten aan hun startbekwaamheid wat betreft beroepscompetenties en hbo-niveau. De generieke hbo-competenties 1
Brede professionalisering
Voert zelfstandig taken uit als beginnend beroepsbeoefenaar in een organisatie en is toegerust voor de verdere professionalisering van de eigen beroepsuitoefening.
2
Multidisciplinaire integratie
Integreert vanuit het perspectief van beroepsmatig handelen kennis, inhoud en vaardigheden op verschillende vakgebieden.
3
Wetenschappelijke toepassing
4
Transfer en brede inzetbaarheid
Past uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek toe bij vraagstukken waarmee hij in zijn beroepsuitoefening wordt geconfronteerd. Past kennis, inzichten en vaardigheden toe in uiteenlopende beroepssituaties.
5
Creativiteit en complexiteit in handelen
Weet om te gaan met vraagstukken waarvan het probleem op voorhand niet duidelijk is omschreven en waarop standaardprocedures niet van toepassing zijn.
6
Probleemgericht werken
7
Methodische en reflectief denken en handelen
Definieert en analyseert complexe probleemsituaties zelfstandig. Stelt realistische doelen, pakt werkzaamheden planmatig aan en reflecteert op het beroepsmatig handelen.
8
Sociaal communicatieve bekwaamheid
Communiceert en werkt samen met anderen in een multiculturele, internationale of multidisciplinaire werkomgeving.
9
Basiskwalificering managementfuncties
Kan eenvoudige leidinggevende en managementtaken uitvoeren.
10 Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid
1
Toont zich betrokken bij maatschappelijke, in het bijzonder ethische vragen die samenhangen met de beroepspraktijk.
Bron: www.hbo-raad.nl/upload/bestand/Pedagogiek%20%20bijlage.doc – 1 juli 2008
32 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Specifieke competenties van de opleiding Pedagogiek I.
Ontwikkeling van het kind stimuleren
Focus
Kinderen en jongeren
Kerntaak/taken
Professioneel mede-opvoeden en ontwikkeling stimuleren in dagelijkse zin
Competenties
1. Signaleert en analyseert opvoedingsvragen, en oriënteert zich op de opvoedingssituatie 2. Gaat een pedagogische relatie aan en onderhoudt deze 3. Geeft vorm aan een pedagogisch klimaat dat ontwikkelingskansen biedt
II.
(Mede-)opvoeders ondersteunen bij de opvoeding
Focus
Ouders/opvoeders en mede-opvoeders/leerkrachten
Kerntaak/taken
Competenties
III.
Opvoeders en mede-opvoeders ondersteunen om kinderen en jongeren op te voeden in dagelijkse situaties Begeleiding, ondersteuning en interventie bij problematische opvoedingssituaties
4. Informeert en verzorgt voorlichting / scholing, op basis van een analyse van opvoedingsvragen van individuen of groepen 5. Adviseert over opvoedingsvragen en -problemen, zowel vraaggericht als directief, schat daarbij de haalbaarheid van de adviezen in, en verwijst waar nodig door naar specialistische hulpverlening 6. Begeleidt en ondersteunt (mede-)opvoeders bij het creëren van (meer) ontwikkelingskansen, op basis van een analyse van het ontwikkelingsniveau van de kinderen en het pedagogisch handelen van de (mede-)opvoeders 7. Hanteert een behandelmethodiek die is afgestemd op doelgroep en de opvoedingsvraag 8. Zorgt als ‘verbindingspersoon’ voor toeleiding van kind en opvoeders naar specifieke voorzieningen of specialistische hulpverlening
Voorwaarden scheppen voor opvoeding
Focus
Instellingen met een pedagogische taak en de overheid
Kerntaak/taken
Voorwaarden scheppen voor ontwikkeling en opvoeding van kinderen en jongeren Beleidsmatige sturing en advisering bij pedagogische problematiek 9. Signaleert pedagogische problematieken, doet nader onderzoek en vertaalt de uitkomsten naar pedagogisch beleid 10. Initieert, implementeert en evalueert pedagogisch beleid / jeugdbeleid (van zowel instellingen met een pedagogische taak als lokale en regionale overheid), en hanteert daarbij innovatieve werkwijzen 11. Brengt inhoudelijke afstemming tot stand over de terreinen en grenzen van deskundigheden en instellingen heen, op het gebied van pedagogisch
Competenties
Niet-cliëntgebonden competenties 33 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Naast deze elf competenties die vereist zijn om op een professionele wijze om te gaan met cliënten zijn er ook enkele competenties die daarvan los staan. Het zijn de competenties die in ‘Vele takken, één stam’ zijn gerelateerd aan de taakgebieden 2 (Organisatorische en bedrijfsmatige taken) en 3 (Professionaliseringstaken). Focus
Algemeen
Competenties
12. Communiceert informatie, ideeën en oplossingen intern en extern, werkt team- en ketengericht samen en geeft leiding aan projecten in een multidisciplinaire context 13. Ondersteunt anderen, zowel individuen als groepen, in het oog hebben voor en omgaan met maatschappelijke en culturele diversiteit 14. Neemt verantwoordelijkheid voor het eigen beroepsmatig handelen, reflecteert erop en geeft sturing aan de verdere ontwikkeling ervan en kan zich voorts een oordeel vormen over de waarde-gebonden opvattingen die het pedagogisch handelen bepalen en heeft daarop zelf een visie ontwikkeld
Specifieke competenties van de Lerarenopleiding Pedagogiek (ontleend aan de SBL competenties in lijn met VO/BVE) De net afgestudeerde docent is op de volgende onderdelen competent: 1
Interpersoonlijk competent
zorgt ervoor dat in zijn klas of lessen een goede sfeer van omgaan en samenwerken met zijn leerlingen heerst. zorgt voor een veilige leeromgeving in zijn klas of lessen. Hij bevordert de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van de leerlingen. Hij helpt hen een zelfstandig en verantwoordelijk persoon te worden. zorgt voor een krachtige leeromgeving. Hij helpt de leerlingen zich de culturele bagage eigen te maken die iedereen in de samenleving nodig heeft om volwaardig te kunnen functioneren.
2
Pedagogisch competent
3
Vakinhoudelijk en didactisch competent
4
Organisatorisch competent
5
Competent in het samenwerken met collega’s
zorgt ervoor, dat zijn werk en dat van zijn collega ’s op school goed op elkaar afgestemd is. Hij draagt ook bij aan het goed functioneren van de schoolorganisatie.
6
Competent in het samenwerken met de omgeving
7
Competent in reflectie en ontwikkeling
zorgt ervoor, dat zijn professioneel handelen en dat van anderen buiten de school (ouders, instanties) goed op elkaar afgestemd is. denkt na over zijn beroepsopvattingen en bekwaamheid en is voortdurend bezig zich verder te ontwikkelen en te professionaliseren.
zorgt voor een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte sfeer.
34 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Bijlage 5 Stage voor deeltijdstudenten Deeltijdstudenten die niet in het werkveld werkzaam zijn: Voor deeltijdstudenten die niet in het pedagogisch werkveld werkzaam zijn geldt voor de stage in jaar 1 en 2 dat alle uren en stageverplichtingen gelijk aan voltijdstudenten. In jaar 3 kunnen door deeltijdstudenten op aanvraag een deel van de taken op het gebied van onderzoek en beleid (competentiegebied 3), in overleg met de stage-instelling, thuis worden uitgevoerd in een door de student zelf te plannen tijdspanne. Er geldt echter een minimum van twee dagen aanwezigheid op de stageplek tijdens de derdejaars stage.
Deeltijdstudenten die reeds in het pedagogisch werkveld werkzaam zijn: Studenten die in het pedagogisch werkveld werkzaam zijn kunnen, in overleg met de opleiding en met de werkgever, de stagetaken uitvoeren op het eigen werk en in eigen werktijd. Voor sommige studenten geldt dat zij de beoordelingseisen die gesteld worden aan het eindniveau van de eerste,- tweede,- en derdejaars stage sneller kunnen bereiken. In overleg met de opleiding, de examencommissie en de werkgever kan dan, wat betreft het werkplekleren, een versneld traject worden afgelegd. Wanneer studenten denken voor dit traject in aanmerking te komen wordt hen verzocht contact op te nemen met de mentor. Er wordt dus geen vrijstelling verleend voor de stage jaar 2 en 3.
35 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Bijlage 6 Beoordelingsformulieren stage jaar 2 van de Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek Aanwijzingen voor het gebruik van de beoordelingsformulieren
Bij de opleiding Pedagogiek hanteren we vier competentiegebieden. Aan de hand van deze competentiegebieden hebben we beoordelingsformulieren ontwikkeld. Elk competentiegebied is uitgewerkt naar de kennis, vaardigheden en attitudes die studenten behoren te verwerven bij de betreffende competenties. In de beoordelingsformulieren kan de praktijkbegeleider bij de kennis, vaardigheden en attitudes aangegeven of hij of zij vind dat de student goed (kolom 1), voldoende (kolom 2), of onvoldoende (kolom 3) functioneerde. Het kan zijn dat sommige onderdelen binnen de gebieden kennis, vaardigheid of attitude niet relevant zijn bij het uitvoeren stagetaken in de (specifieke) context van de instelling. Als dit het geval is kan dat worden aangegeven in kolom 4. In het tweede studiejaar staat methodisch werken centraal. Dit houdt in dat de student ervaring opdoet met methodisch werken en leert hoe het is om te handelen volgens een stappenplan. Daarbij is het de bedoeling dat de student de theorie uit de opleiding (met betrekking tot de verschillende fasen/stappen) leert toepassen in de praktijk op de stage-instelling. Aangezien onze studenten bij verschillende soorten instellingen stage lopen, hebben we voor jaar 2 beoordelingsformulieren ontwikkeld per beroepenveld. In de formulieren in deze bijlage zijn per beroepenveld ook de generieke competenties toegevoegd. Tabel 1 In de tabel hieronder is te zien op welke pagina het formulier van ieder beroepenveld staat, zodat om de formulieren in te vullen alleen deze pagina’s geprint kunnen worden.
Paginanummers beoordelingsformulieren per beroepenveld Onderwijs Buurthuis/welzijnswerk Kinderopvang/VVE Opvoedingsondersteuning Jeugdzorg
38-40 42-44 46-48 50-52 54-56
De opleiding verwacht een ingevuld formulier van het beroepenveld waarbinnen de student stage loopt en een beoordeling van competentiegebied 4, de generieke competenties (deze zijn bij elk werkveld aan het beoordelingsformulier toegevoegd).
36 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Indien de student een taak uitvoert die valt onder competentiegebied 3, kan het bijbehorende formulier eveneens gebruikt worden. Voorbeelden van deze taken zijn onderzoek doen, beleid schrijven, coördinerende taken of managementtaken.
Zowel de praktijkbegeleider als de student vullen de relevante beoordelingsformulieren in en bespreken samen de ontwikkeling van de student. Gezien de grote verschillen tussen de stageplaatsen kan de opleiding geen specifieke normering qua niveau voorschrijven. De praktijkbegeleider is degene die bepaalt of de student per aangegeven competentie aan het benodigde niveau voldoet.
Colofon beoordelingsformulieren: Soort document : beoordelingsformulier stage jaar 2
Auteur: Jola Jakson/P.Hogervorst Bestemd voor: werkplekcoördinatoren, curriculumcommissie, opleidingsmanager
Domein Onderwijs en Opvoeding
Vastgesteld op: 25 oktober 2011
37 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Beoordelingsformulier stage jaar 2, opleiding Pedagogiek, Hogeschool van Amsterdam Beroepenveld: Onderwijs
Ingevuld door
Student / Praktijkbegeleider
(omcirkel)
Naam student Naam praktijkbegeleider Instelling Naam mentor/ stagebegeleider Datum van invullen Soort beoordeling
Tussentijdse evaluatie / Eindevaluatie
(omcirkel)
Stagetaken Verzorgen van mentorles, huiswerkbegeleiding, extra begeleiding aan een kind of groep kinderen (bijvoorbeeld wat betreft taal en rekenen, het bevorderen van begrijpend lezen bij leerlingen en begeleiden van leerlingen met dyslexie), contacten leggen met andere professionals (Zorg Adviesteam, Schoolbegeleidingsdienst etcetera), voorlichting geven. Competentiegebied 1 : Ontwikkeling van het kind stimuleren Competentiegebied 2 : (Mede-)opvoeders ondersteunen bij de opvoeding
Goed 8-10 Kennis
Vaardigheden
Voldoende 6-7
Onvoldoende ≤5
Niet relevant
De student heeft: kennis van de ontwikkeling en ontwikkelingsfasen van het kind (o.a. taalontwikkeling, sociale, emotionele en motorische ontwikkeling) kennis van psychosociale ontwikkeling en psychopathologie kennis over leerproblemen (waaronder specifieke problematiek van de doelgroep) kennis over sociale interactie kennis van de didactische cyclus, regulatieve cyclus en methodieken De student kan: een eenvoudig pedagogisch plan opstellen op basis van een theoretisch kader en dit verantwoorden, uitvoeren en evalueren het belang van methodisch werken verwoorden verbanden leggen tussen de theorie en de praktijk en dit toepassen in zijn handelen uitleg geven op verschillende manieren
38 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Goed 8-10
Attitude
Voldoende 6-7
Onvoldoende ≤5
Niet relevant
Onvoldoende ≤5
Niet relevant
aansluiten bij de behoeften en het belevingsniveau van het kind contact maken met het kind/de jongere, dit contact onderhouden en daarbij inspelen op individuele verschillen een pedagogische relatie opbouwen met een groep kinderen en/of met een individueel kind gedrag observeren en hiervan verslag doen. een veilige sfeer creëren voorlichtingsmateriaal of een les ontwerpen op basis van didactische kennis De student: werkt planmatig is begaan met de belangen van het kind staat open voor het kind heeft respect voor het kind en zijn beleving kan zijn opvattingen, normen en waarden verwoorden is betrouwbaar en wekt vertrouwen is geïnteresseerd is tactvol stelt eigen grenzen en hanteert deze is geduldig
Competentiegebied 4 : Generieke competenties Goed
Voldoende
8-10 6-7 Kennis
Vaardigheden
De student heeft: kennis over de organisatie en haar beleid kennis over sociale interactie kennis van de beleidscyclus kennis van diversiteit De student kan: effectief communiceren met medestagiaires en professionals in het kader van samenwerking in een team en evt. instelling (inclusief professionele verslaglegging). een goede inbreng hebben bij verschillende overlegvormen binnen de stage-instelling
Attitude
eenvoudige werkzaamheden in en tussen pedagogische basisvoorzieningen coördineren feedback geven en ontvangen. professionele contacten met organisaties buiten de eigen organisatie aangaan en onderhouden projectmatig werken op adequate wijze mondeling en schriftelijk communiceren De student: werkt planmatig houdt rekening met de belangen van het team neemt verantwoordelijkheid op zich staat open voor (meningen van) anderen streeft naar democratische verhoudingen binnen zijn team neemt initiatief komt zijn afspraken na is realistisch over zijn te behalen doelstellingen
39 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
is enthousiast stelt eigen grenzen en hanteert deze is kritisch ten opzichte van eigen prestatie (mentorles) en streeft naar verbeteringen stelt zich vragen over eigen normen en waarden en over het eigen handelen verbindt deze met zijn beroepsvisie
Aanvullende opmerkingen praktijkbegeleider:
Cijfer:
Handtekening praktijkbegeleider: (of opsturen per eigen mail)
Handtekening student: (of opsturen per eigen mail)
40 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
41 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Beoordelingsformulier stage jaar 2, opleiding Pedagogiek, Hogeschool van Amsterdam Beroepenveld: Buurthuiswerk en/of Welzijnswerk
Ingevuld door
Student / Praktijkbegeleider
(omcirkel)
Naam student Naam praktijkbegeleider Instelling Naam mentor/ stagebegeleider Datum van invullen Soort beoordeling
Tussentijdse evaluatie / Eindevaluatie
(omcirkel)
Stagetaken Activiteiten met groep kinderen (bedenken en) uitvoeren, voorlichting geven aan kinderen en/of opvoeders, kinderen begeleiden bij de activiteiten, themabijeenkomsten organiseren, projecten (bedenken en) uitvoeren. Competentiegebied 1 : Ontwikkeling van het kind stimuleren Competentiegebied 2 : (Mede-)opvoeders ondersteunen bij de opvoeding
Goed 8-10 Kennis
Vaardigheden
Voldoende 6-7
Onvoldoende ≤5
Niet relevant
De student heeft: kennis van de ontwikkeling en ontwikkelingsfasen van het kind (o.a. taalontwikkeling, sociale, emotionele en motorische ontwikkeling), vooral met betrekking tot de doelgroep kennis over sociale interactie en groepsdynamica kennis van spelactiviteiten kennis van begeleidingsvaardigheden kennis van de regulatieve cyclus en didactische cyclus. De student kan: activiteiten ontwerpen en voorbereiden vanuit een methodisch stappenplan, uitvoeren en evalueren het belang van methodisch werken verwoorden verbanden leggen tussen de theorie en de praktijk en dit toepassen in zijn handelen aansluiten bij de behoeften en het belevings-niveau van het individuele kind of jongere contact maken met het kind/de jongere, dit contact onderhouden en daarbij inspelen op individuele verschillen
42 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Goed 8-10
Attitude
Voldoende 6-7
Onvoldoende ≤5
Niet relevant
Onvoldoende ≤5
Niet relevant
een pedagogische relatie opbouwen met een groep kinderen en/of met een individueel kind (met toepassing van methodieken) activiteiten ontwerpen ter stimulering van de ontwikkeling (met toepassing van methodieken en pedagogische kennis) structuur houden in de groep De student: werkt planmatig is begaan met de belangen van het kind neemt eigen initiatief en is pro-actief is tactvol stelt eigen grenzen en hanteert deze kan zijn opvattingen, normen en waarden verwoorden is geduldig
Competentiegebied 4 : Generieke competenties Goed
Voldoende
8-10 6-7 Kennis
Vaardigheden
De student heeft: kennis over de organisatie en haar beleid kennis over sociale interactie kennis van de beleidscyclus kennis van diversiteit De student kan: effectief communiceren met medestagiaires en professionals in het kader van samenwerking in een team en evt. instelling (inclusief professionele verslaglegging). een goede inbreng hebben bij verschillende overlegvormen binnen de stage-instelling
Attitude
eenvoudige werkzaamheden in en tussen pedagogische basisvoorzieningen coördineren feedback geven en ontvangen. professionele contacten met organisaties buiten de eigen organisatie aangaan en onderhouden projectmatig werken op adequate wijze mondeling en schriftelijk communiceren De student: werkt planmatig houdt rekening met de belangen van het team neemt verantwoordelijkheid op zich staat open voor (meningen van) anderen streeft naar democratische verhoudingen binnen zijn team neemt initiatief komt zijn afspraken na is realistisch over zijn te behalen doelstellingen is enthousiast stelt eigen grenzen en hanteert deze is kritisch ten opzichte van eigen prestatie (mentorles) en streeft naar verbeteringen
43 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
stelt zich vragen over eigen normen en waarden en over het eigen handelen verbindt deze met zijn beroepsvisie
Aanvullende opmerkingen praktijkbegeleider:
Cijfer:
Handtekening praktijkbegeleider: (of opsturen per eigen mail)
Handtekening student: (of opsturen per eigen mail)
44 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
45 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Beoordelingsformulier stage jaar 2, opleiding Pedagogiek, Hogeschool van Amsterdam Beroepenveld: Kinderopvang/VVE
Ingevuld door
Student / Praktijkbegeleider
(omcirkel)
Naam student Naam praktijkbegeleider Instelling Naam mentor/ stagebegeleider Datum van invullen Soort beoordeling
Tussentijdse evaluatie / Eindevaluatie
(omcirkel)
Stagetaken De begeleid(st)ers ondersteunen, locatiemanager assisteren, buitenschoolse activiteiten organiseren, voorlichting geven, contacten leggen met ouders, themabijeenkomsten organiseren voor ouders, gesprekken voeren met ouders (m.b.t. intake, voortgang, zorg etcetera). Competentiegebied 1 : Ontwikkeling van het kind stimuleren Competentiegebied 2 : (Mede-)opvoeders ondersteunen bij de opvoeding
Goed 8-10 Kennis
Vaardigheden
Voldoende 6-7
Onvoldoende ≤5
Niet relevant
De student heeft: kennis van de ontwikkeling ontwikkelingsfasen van het kind (o.a. taalontwikkeling, sociale, emotionele en motorische ontwikkeling), vooral met betrekking tot de doelgroep kennis van de procedures van de instelling kennis van de didactische cyclus en regulatieve cyclus kennis van sociale interactie kennis gesprektechnieken kennis van culturele diversiteit De student kan: een eenvoudig pedagogisch plan opstellen op basis van een theoretisch kader en dit verantwoorden, uitvoeren en evalueren het belang van methodisch werken verwoorden verbanden leggen tussen pedagogische kennis en opvoedingsvragen een analyse maken van het ontwikkelingsniveau van het kind en het pedagogisch handelen van opvoeders
46 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Goed 8-10
Voldoende 6-7
Onvoldoende ≤5
Niet relevant
Onvoldoende ≤5
Niet relevant
in samenspraak met opvoeders pedagogische adviseringsactiviteiten uitvoeren een pedagogische relatie opbouwen met een groep kinderen en/of met een individueel kind en daarbij aansluiten bij de behoeften en het belevingsniveau activiteiten ontwerpen ter stimulering van de ontwikkeling (met toepassing van methodieken en pedagogische kennis) observeren (volgens stappenplan) bijdrage leveren aan protocollen ontwikkelen (mede-) organiseren van themabijeenkomsten (op basis van didactische kennis) relevante informatie geven op een heldere manier aan gesprek leiding geven rekening houden met de reacties van de gesprekpartner mogelijke problemen op pedagogisch terrein signaleren voorlichtingsmateriaal ontwerpen (op basis van didactische kennis) interactie met de doelgroep stimuleren Attitude
De student: werkt planmatig is begaan met de belangen van het kind staat open voor de opvoeder heeft respect voor de opvoeder en zijn beleving kan zijn opvattingen, normen en waarden verwoorden en bespreken met de opvoeder is betrouwbaar en wekt vertrouwen is tactvol stelt eigen grenzen en hanteert deze
Competentiegebied 4 : Generieke competenties Goed
Voldoende
8-10 6-7 Kennis
Vaardigheden
De student heeft: kennis over de organisatie en haar beleid kennis over sociale interactie kennis van de beleidscyclus kennis van diversiteit De student kan: effectief communiceren met medestagiaires en professionals in het kader van samenwerking in een team en evt. instelling (inclusief professionele verslaglegging). een goede inbreng hebben bij verschillende overlegvormen binnen de stage-instelling
Attitude
eenvoudige werkzaamheden in en tussen pedagogische basisvoorzieningen coördineren feedback geven en ontvangen. professionele contacten met organisaties buiten de eigen organisatie aangaan en onderhouden projectmatig werken op adequate wijze mondeling en schriftelijk communiceren De student: werkt planmatig
47 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
houdt rekening met de belangen van het team neemt verantwoordelijkheid op zich staat open voor (meningen van) anderen streeft naar democratische verhoudingen binnen zijn team neemt initiatief komt zijn afspraken na is realistisch over zijn te behalen doelstellingen is enthousiast stelt eigen grenzen en hanteert deze is kritisch ten opzichte van eigen prestatie (mentorles) en streeft naar verbeteringen stelt zich vragen over eigen normen en waarden en over het eigen handelen verbindt deze met zijn beroepsvisie
Aanvullende opmerkingen praktijkbegeleider:
Cijfer:
Handtekening praktijkbegeleider: (of opsturen per eigen mail)
Handtekening student: (of opsturen per eigen mail)
48 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
49 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Beoordelingsformulier stage jaar 2, opleiding Pedagogiek, Hogeschool van Amsterdam Beroepenveld: Opvoedingsondersteuning
Ingevuld door
Student / Praktijkbegeleider
(omcirkel)
Naam student Naam praktijkbegeleider Instelling Naam mentor/ stagebegeleider Datum van invullen Soort beoordeling
Tussentijdse evaluatie / Eindevaluatie
(omcirkel)
Stagetaken Gesprekken voeren met de ouders/opvoeders (intake, voortgang, zorggesprek, pedagogisch adviesgesprek), opvoeders adviseren en ondersteunen, gezinnen begeleiden, contacten leggen met ouders, voorlichting geven. Competentiegebied 1 : Ontwikkeling van het kind stimuleren Competentiegebied 2 : (Mede-)opvoeders ondersteunen bij de opvoeding
Goed
Voldoende
8-10
Onvoldoende ≤5
Niet relevant
6-7 Kennis
Vaardigheden
De student heeft: kennis van de ontwikkeling en ontwikkelingsfasen van het kind (o.a. taalontwikkeling, sociale, emotionele en motorische ontwikkeling), vooral met betrekking tot de doelgroep kennis over psychosociale ontwikkeling en ontwikkelingspsychopathologie kennis van procedures binnen de instelling kennis van sociale interactie kennis van gesprektechnieken kennis van de regulatieve cyclus en methodieken kennis van culturele diversiteit De student kan: een eenvoudig pedagogisch plan opstellen op basis van een theoretisch kader en dit verantwoorden, uitvoeren en evalueren het belang van methodisch werken uitleggen planmatig werken
50 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Goed
Voldoende
8-10
Onvoldoende ≤5
Niet relevant
Onvoldoende ≤5
Niet relevant
6-7 een analyse maken van het ontwikkelingsniveau van het kind en het pedagogisch handelen van opvoeders verbanden leggen tussen pedagogische kennis en opvoedingsvragen een pedagogische relatie opbouwen met het kind en/of opvoeder en daarbij aansluiten bij de behoeften en het belevingsniveau samen met de opvoeders werken aan het formuleren van de hulpvraag opvoeders begeleiden op methodische wijze activiteiten ontwerpen ter stimulering van de ontwikkeling (met toepassing van methodieken en pedagogische kennis) rekening houden met de reacties van de gesprekpartner mogelijke problemen op pedagogisch terrein signaleren opvoeders naar gespecialiseerde hulpverleners doorverwijzen voorlichtingsmateriaal ontwerpen (op basis van didactische kennis) interactie met de doelgroep stimuleren Attitude
De student: is betrouwbaar en wekt vertrouwen is begaan met de belangen van het kind staat open voor de opvoeder heeft respect voor de opvoeder en zijn beleving kan zijn opvattingen, normen en waarden verwoorden en bespreken met de opvoeder is tactvol stelt eigen grenzen en hanteert deze
Competentiegebied 4 : Generieke competenties Goed
Voldoende
8-10 6-7 Kennis
Vaardigheden
De student heeft: kennis over de organisatie en haar beleid kennis over sociale interactie kennis van de beleidscyclus kennis van diversiteit De student kan: effectief communiceren met medestagiaires en professionals in het kader van samenwerking in een team en evt. instelling (inclusief professionele verslaglegging). een goede inbreng hebben bij verschillende overlegvormen binnen de stage-instelling
eenvoudige werkzaamheden in en tussen pedagogische basisvoorzieningen coördineren feedback geven en ontvangen. professionele contacten met organisaties buiten de eigen organisatie aangaan en onderhouden projectmatig werken op adequate wijze mondeling en schriftelijk communiceren
51 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Attitude
De student: werkt planmatig houdt rekening met de belangen van het team neemt verantwoordelijkheid op zich staat open voor (meningen van) anderen streeft naar democratische verhoudingen binnen zijn team neemt initiatief komt zijn afspraken na is realistisch over zijn te behalen doelstellingen is enthousiast stelt eigen grenzen en hanteert deze is kritisch ten opzichte van eigen prestatie (mentorles) en streeft naar verbeteringen stelt zich vragen over eigen normen en waarden en over het eigen handelen verbindt deze met zijn beroepsvisie
Aanvullende opmerkingen praktijkbegeleider:
Cijfer:
Handtekening praktijkbegeleider: (of opsturen per eigen mail)
Handtekening student: (of opsturen per eigen mail)
52 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
53 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Beoordelingsformulier stage jaar 2, opleiding Pedagogiek, Hogeschool van Amsterdam Beroepenveld: Jeugdzorg
Ingevuld door
Student / Praktijkbegeleider
(omcirkel)
Naam student Naam praktijkbegeleider Instelling Naam mentor/ stagebegeleider Datum van invullen Soort beoordeling
Tussentijdse evaluatie / Eindevaluatie
(omcirkel)
Stagetaken Opvoeders adviseren en ondersteunen, voorlichting geven, contacten leggen met aanmelders en andere professionals, intakegesprekken voeren, begeleiden. Competentiegebied 1 : Ontwikkeling van het kind stimuleren Competentiegebied 2 : (Mede-)opvoeders ondersteunen bij de opvoeding
Goed
Voldoen de
8-10
Onvoldoende ≤5
Niet relevant
6-7 Kennis
Vaardigheden
De student heeft: kennis van de ontwikkeling en ontwikkelingsfasen van het kind (o.a. taalontwikkeling, sociale, emotionele en motorische ontwikkeling) enige kennis van problematische psychosociale ontwikkeling en van specifieke voorzieningen hulpverlening kennis van sociale interactie kennis van de regulatieve cyclus Kennis van de sociale kaart De student kan: een eenvoudig pedagogisch plan opstellen op basis van een theoretisch kader en dit verantwoorden, uitvoeren en evalueren het belang van methodisch werken verwoorden verbanden leggen tussen pedagogische kennis en opvoedingsvragen een analyse maken van het ontwikkelingsniveau van het kind en het pedagogisch handelen van opvoeders
54 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Goed
Voldoen de
8-10
Onvoldoende ≤5
Niet relevant
Onvoldoende ≤5
Niet relevant
6-7
Attitude
een pedagogische relatie opbouwen met het kind en daarbij aansluiten bij de behoeften en het belevingsniveau activiteiten ontwerpen ter stimulering van de ontwikkeling (met toepassing van methodieken en pedagogische kennis) samen met de opvoeders werken aan het formuleren van de hulpvraag opvoeders begeleiden op methodische wijze opvoeders voorlichting geven op het gebied van opvoeden relevante informatie geven op een heldere manier rekening houden met de reacties van de gesprekpartner mogelijke problemen op pedagogisch terrein signaleren opvoeders naar gespecialiseerde hulpverleners doorverwijzen De student: werkt planmatig is begaan met de belangen van het kind staat open voor de opvoeder heeft respect voor de ouder en zijn beleving kan zijn opvattingen, normen en waarden verwoorden en bespreken met de opvoeder is tactvol is betrouwbaar en wekt vertrouwen stelt eigen grenzen en hanteert deze
Competentiegebied 4 : Generieke competenties Goed
Voldoende
8-10 6-7 Kennis
Vaardigheden
De student heeft: kennis over de organisatie en haar beleid kennis over sociale interactie kennis van de beleidcyclus kennis van diversiteit De student kan: effectief communiceren met medestagiaires en professionals in het kader van samenwerking in een team en evt. instelling (inclusief professionele verslaglegging). een goede inbreng hebben bij verschillende overlegvormen binnen de stage-instelling
Attitude
eenvoudige werkzaamheden in en tussen pedagogische basisvoorzieningen coördineren feedback geven en ontvangen. professionele contacten met organisaties buiten de eigen organisatie aangaan en onderhouden projectmatig werken op adequate wijze mondeling en schriftelijk communiceren De student: werkt planmatig houdt rekening met de belangen van het team neemt verantwoordelijkheid op zich
55 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
staat open voor (meningen van) anderen streeft naar democratische verhoudingen binnen zijn team neemt initiatief komt zijn afspraken na is realistisch over zijn te behalen doelstellingen is enthousiast stelt eigen grenzen en hanteert deze is kritisch ten opzichte van eigen prestatie (mentorles) en streeft naar verbeteringen stelt zich vragen over eigen normen en waarden en over het eigen handelen verbindt deze met zijn beroepsvisie
Aanvullende opmerkingen praktijkbegeleider:
Cijfer:
Handtekening praktijkbegeleider: (of opsturen per eigen mail)
Handtekening student: (of opsturen per eigen mail)
56 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Competentiegebied 3 Let op, alleen van toepassing als de student de volgende stagetaken uitvoert: Onderzoek doen, beleid schrijven, coördinerende en/of managementtaken Deze taken zijn niet vreplicht in jaar 2, maar kunnen wel voorkomen. Het onderstaande formulier kan dan ter beoordeling worden gebruikt.
Competentiegebied 3: Voorwaarden scheppen voor opvoeding Goed 8-10 Kennis
Vaardigheden
Attitude
Voldoende 6-7
Onvoldoende ≤5
Niet relevant
De student heeft: kennis van onderzoeksmethodes basale kennis over het onderzoeksonderwerp en geeft daarbij blijk van verdieping, actualisering en/of problematisering van deze kennis inzicht in praktijkgerichte onderzoeksvragen die bruikbaar zijn voor de instelling De student kan: zelfstandig een eenvoudig onderzoek verrichten, waarbij hij op een juiste manier gebruik maakt van onderzoekstechnieken goed luisteren en doorvragen zijn ideeën uitstekend schriftelijk verwoorden. (Het onderzoekverslag beantwoordt aan de eisen van de Richtlijnen Schriftelijke Werkstukken van de Opleiding Pedagogiek) observeren verbanden leggen tussen theorie en praktijk onderzoeken en andere informatiebronnen beoordelen op kwaliteit en bruikbaarheid het eigen onderzoek evalueren een overzichtelijk en helder verslag geven van eigen onderzoek en/of presentatie over eigen onderzoek geven De student: werkt planmatig staat open, is in staat de eigen vooroordelen te problematiseren is kritisch ten opzichte van eigen onderzoek en streeft naar verbeteringen. onderzoekt (meer dan incidenteel) wat waar is en waarom m.b.t. theorie en praktijk (heeft een onderzoekende grondhouding) is nieuwsgierig (o.a. naar pedagogische visies en ontwikkelingen in de pedagogische praktijk) is zorgvuldig
Toelichting
57 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Bijlage 7 Onderwijsprogramma opleidingen Pedagogiek Mei 2014 Visie opleidingen Pedagogiek Hogeschool van Amsterdam “Wij dragen als gemeenschap en daarom ieder van ons als individu, gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van kinderen, burgers in wording.” - Andries van Dantzig De opleidingen Pedagogiek leveren een bijdrage aan de ondersteuning van ouders, opvoeders en kinderen gericht op (herstel van) het 'gewone leven'. We willen bijdragen aan het vermogen van de mens om zelf zijn leven vorm te geven, gebaseerd op universele waarden als menselijke waardigheid, mondigheid, vrijheid, verdraagzaamheid en verantwoordelijkheid, zoals verwoord in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Internationale Verdrag van de Rechten van het Kind. Ons onderwijs stelt zich ten doel kritische, nieuwsgierige en zelfstandige pedagogen op te leiden die oog hebben voor diversiteit en zichzelf zien als reflexieve professionals. Het accent van de opleidingen ligt in het verbinden van theoretische kennis en praktische know- how om pedagogen en leraren op te leiden die in complexe situaties pro-actief kunnen optreden. De opleidingen zijn opgezet vanuit een systeemgerichte visie waarin de mens deel uit maakt van een groter geheel en verbonden is met zijn omgeving. Het onderwijsprogramma Het programma van de opleiding is opgebouwd uit de volgende leerlijnen: pedagogiek, mensenwetenschappen, communicatie, onderzoek, management- en beleid, PPO en werkplekleren. In het nieuwe curriculum is ruimte gebleven voor sociaalwetenschappelijke ‘steun-’vakken als sociologie, psychologie en filosofie, waarmee de student de benodigde theoretische basis verwerft. Met de modules Diversiteit 1 en 2 wordt specifieke aandacht besteed aan interculturele en grootstedelijke vraagstukken. Met oog op de grootstedelijke context kennen ook andere modules verschillende diversiteitvraagstukken en wordt gebruik gemaakt van internationale literatuur. Onderzoek is in een leerlijn een belangrijker onderdeel geworden van de opleiding en kent een duidelijke opbouw. In het eerste jaar leren de studenten basisvaardigheden voor het doen van onderzoek, in de hoofdfase leren de studenten opeenvolgend kwantitatief en kwalitatief onderzoek uitvoeren, waarna de studenten in staat worden geacht de opgedane kennis en vaardigheden te kunnen inzetten voor de afstudeeropdracht. In het werkplekleren wordt nadrukkelijker aandacht besteed aan de verbinding tussen theorie en praktijk. Door middel van leerwerktaken en onderzoeksopdrachten op verschillende niveaus, kunnen de studenten opgedane kennis meteen in de praktijk toepassen. In de eerste twee studiejaren krijgen de studenten in de vorm van intervisiegroepen hierin extra begeleiding. Daarnaast is zowel in PPO als in de intervisiegroepen veel ruimte voor het bespreken van casuïstiek. Het PPO kent een duidelijker opbouw: de studenten krijgen in de propedeuse vooral de gelegenheid hun eigen studievaardigheden te ontwikkelen en oriënteren zich op het beroep van pedagoog, in de hoofdfase leren de studenten zich als aankomend professional te verhouden tot de beroepspraktijk en in de afstudeerfase zijn de studenten vooral bezig met hun eigen profilering. In het PPO is een lijn te zien van toenemende zelfstandigheid. Er is een keuze gemaakt om supervisie in het derde jaar te handhaven, om de integratie van hart, hoofd en handen te optimaliseren. Met behulp van de competentiemeter kan de student reflecteren op zijn persoonlijke en professionele ontwikkeling en naar aanleiding daarvan aanpassingen doen in zijn persoonlijk ontwikkelingsplan.
58 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Een ander aandachtspunt van PPO is studie- en loopbaanbegeleiding. De student wordt ondersteund bij zijn/haar studie, waarbij wordt gestreefd naar het succesvol afronden van de studie binnen 4 jaar. Visualisatie van het onderwijsprogramma
59 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
Het onderwijsprogramma
60 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
61 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
JAAR 2
1A
1B
2A
2B
(ABV en LV)
Pedagogiek
Menswetenschappen
Communicatie
Onderzoek
PMW Opvoedingsondersteuning In deze module wordt op verschillende manieren kennis gemaakt met het pedagogisch methodisch werken in de opvoedingsondersteuning.
Diversiteit in de grote stad 2 In deze module wordt de verbinding tussen de individuele opvoeding in het gezin en de maatschappelijke opvoeding (burgerschapsvorming) gelegd. Begeleidingsvaardigheden In deze module komen begeleidingsvaardigheden aan bod. Onder begeleidingsvaardigheden wordt verstaan een pakket aan verschillende interventies die in een specifieke werkcontext ingezet kunnen worden. Onderzoeksmethoden 2 In deze module worden enkele vaardigheden uit de onderzoekslijn toegepast. In groepen worden een kwantitatief, praktijkgericht onderzoek uitgevoerd.
PMW Jeugdzorg In deze module wordt voortgebouwd op de ‘Inleiding Jeugdzorg’ uit het eerste jaar. De nadruk ligt op het ontwikkelen van vaardigheden voor methodische reflectie, hoewel theoretische en persoonlijke reflectie ook aan de orde komen. Didactische vaardigheden In deze module staat het ontwikkelen van didactische vaardigheden centraal. Deze kunde sluit aan op functies als pedagoog of docent in de werkvelden opvoedingsondersteuning, kinderopvang, jeugdzorg en onderwijs.
SAV 1 In dit eerste deel van signaleren, adviseren en verwijzen gaan we ons richten op het herkennen van probleemgedrag bij kinderen en jongeren en problematische psychosociale ontwikkeling van kinderen en hun gezinnen (signaleren), het geven van adviezen in die situaties (adviseren) en het inroepen van de juiste hulp daarbij (verwijzen).
SAV 2 In deze module wordt het kennisbestand van de ontwikkelingspsychopathologie in verband gebracht met dat van de orthopedagogiek rondom thema's als: hechting, trauma, depressie, rouw en gedragsstoornissen.
Ontwikkelingspsychologie 2 Ontwikkelingspsychologie 2 behandelt basistheorieën en onderzoeksbevindingen met betrekking tot de jeugd: de schooltijd en de adolescentie.
Management en beleid
Werkplekleren
PMW Onderwijs In deze module wordt gekeken naar de rol van de pedagoog in het onderwijs.
Pedagogiek 2 In de module komen de morele opvoeding, de seksuele opvoeding en de media opvoeding aan de orde. Wat betreft de morele opvoeding komen thema's zoals waarden en normen, fatsoen, betrouwbaarheid, vrijheid, schaamte en schuld aan de orde. PMW Kinderopvang In deze module, die aansluit op de ‘Inleiding Kinderopvang’ uit het eerste jaar, wordt aandacht besteed aan het methodisch werken in de kinderopvang en de VVE.
Werkplekleren 2.1 In deze module voert de student taken vn pedagogische aard uit. De taken hebben in het tweede jaar een ondersteunend karakter.
Pedagogisch adviseren Binnen deze training wordt gewerkt aan het vergroten van pedagogische kennis rondom lichte opvoedingsvragen en het verkrijgen van communicatievaardigheden.
Management Organisatie en Beleid 2 In de module wordt op verschillende manieren kennis gemaakt met de contouren van het denken over organisatie, management en beleid. Aan bod komen thema’s zoals: professionele organisaties, het werken in teams en groepen, leidinggeven, verschillende leiderschapsstijlen en organisatieveranderingsprocessen. Werkplekleren 2.2 In deze module voert de student taken vn pedagogische aard uit. De taken hebben in het tweede jaar een ondersteunend karakter
62 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding
PPO
PPO 2.1 PPO heeft drie aspecten te weten: studiebegeleiding, loopbaanbegeleiding en het "schilderen" van een pedagogisch zelfportret. Studiebegeleiding in jaar 2 heeft tot doel de student te ondersteunen bij het behalen van de propedeuse (voor zover nog niet behaald)
PPO 2.2 PPO heeft drie aspecten te weten: studiebegeleiding, loopbaanbegeleiding en het "schilderen" van een pedagogisch zelfportret. Studiebegeleiding in jaar 2 heeft tot doel de student te ondersteunen bij het behalen van de propedeuse (voor zover nog niet behaald)
63 Hogeschool van Amsterdam, Opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding Pedagogiek, Domein Onderwijs en Opvoeding