OPLEIDING KINDERVERPLEEGKUNDIGE
1.
Deskundigheidsgebied van de kinderverpleegkundige
blad 2 van 12
2.
Eindtermen voor de opleiding kinderverpleegkundige
blad 7 van 12
LRVV Deel 2: Opleiding Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 1 van 12
OPLEIDING KINDERVERPLEEGKUNDIGE
De opleiding tot kinderverpleegkundige heeft tot doel de cursist de vereiste kennis en vaardigheden eigen te laten maken, die hem / haar in staat stelt verantwoordelijkheid te dragen voor de verpleegkundige zorg aan zieke kinderen. De cursist dient aan het einde van de opleiding te voldoen aan het gestelde in het deskundigheidsgebied, zoals nader uitgewerkt in de eindtermen.
Deskundigheidsgebied van de kinderverpleegkundige De beschrijving van het deskundigheidsgebied van de Kinderverpleegkundige is ontleend aan het functieprofiel Kinderverpleegkundige (april 1999) van de Vereniging van Kinder Verpleegkundigen (VVKV). Het deskundigheidsgebied van kinderverpleegkundige is vastgesteld door het College Verpleegkundige Vervolgopleidingen Ziekenhuizen (februari 2001) en kent een geldigheid van drie jaar.
1.
De handelingscontext
Op het gebied van de zorg aan kinderen, heeft de verpleegkundige te maken met kinderen en hun ouders/verzorgers. Voor beiden heeft zij een specifieke verantwoordelijkheid, omdat kind en ouders een onlosmakelijke eenheid vormen. De zorg strekt zich uit van pasgeborenen tot en met adolescenten, kinderen in verschillende ontwikkelingsfasen die elk een eigen benaderingswijze vragen. Een belangrijk kenmerk van de zorg aan deze categorie patiënten is dat verpleegkundigen te maken hebben met individuen die in ontwikkeling zijn, waarbij elk ontwikkelingsniveau een eigen benadering vraagt. Het ontwikkelingsniveau van het kind is primair bepalend voor de zorg. Een kind reageert op zijn eigen wijze op zijn ziek-zijn en dit komt tot uiting op zowel psychisch, somatisch als op sociaal vlak. Een kind heeft zijn eigen interpretatie van de werkelijkheid en een bepaald verbaal vermogen om dit te uiten. Een bijzonder aspect is tevens dat aandoening, behandeling en ziekenhuisverblijf een impact kunnen hebben op de verdere ontwikkeling van het kind. Hierdoor is het van essentieel belang het normale leef- en ontwikkelingsritme zo veel mogelijk te continueren en te stimuleren. Een kind heeft ondersteuning in de zorg nodig, aangepast aan diens ontwikkelingsniveau en mate van zelfredzaamheid. Verpleegkundige zorg voor kinderen vindt plaats in zowel intra-, trans- als extramurale zorgsituaties. Intramuraal wordt verpleegkundige zorg voor kinderen verleend op de kinderafdelingen in algemene ziekenhuizen en academische ziekenhuizen, in kinderklinieken, op kinder-intensieve zorgafdelingen, op spoedeisende hulpafdelingen, op (kinder)poliklinieken, in revalidatie-klinieken, in categorale instellingen voor de kinderpsychiatrie en in instellingen voor kinderen met lichamelijke en/of verstandelijke handicap. Transmurale zorg betreft de zorg waarbij ouders hun kinderen die langdurig ziek zijn, zoveel mogelijk in de thuissituatie kunnen verzorgen: zij worden daarin bijgestaan door kinderverpleegkundigen die de ouders op professionele wijze kunnen ondersteunen. Extramuraal wordt verpleegkundige zorg aan kinderen gegeven door verpleegkundigen van de thuiszorgorganisaties. De verpleegkundige hoort rekening te houden met de omstandigheden waaronder de zorg geboden wordt, onder andere; • de aard en omvang van de organisatie waarbinnen zij werkzaam is; • het al dan niet aanwezig zijn van andere disciplines, aard en inhoud van onderzoek en behandeling door andere disciplines; • de intensiteit van de samenwerking met andere disciplines in de gezondheidszorg; LRVV Deel 2: Opleiding Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 2 van 12
• • • •
de aanwezigheid van mantelzorg; het al dan niet aanwezig zijn van specifieke hulpmiddelen, aangepast aan de leeftijd-/ en ontwikkelingsfase van het kind; het gebruik maken van een specifieke methode, aangepast aan het ontwikkelingsniveau van het kind; dermate waarin de omgeving herkenbaar, betrouwbaar, veilig en acceptabel is, aangepast aan de ontwikkelingsfase van het kind.
De betrokkenheid van andere disciplines bij het behandel- en beleidsplan is afhankelijk van de aard van het probleem waarvoor kinderen zijn opgenomen. In interdisciplinaire teams werken onder meer samen: medisch specialisten waaronder kinderartsen, kinderchirurgen en anderen, kinderverpleegkundigen, pedagogisch medewerker, medisch maatschappelijk werker, psycholoog, diëtist, logopedist, ergotherapeut en fysiotherapeut en orthopedagoog. Het is duidelijk dat binnen geschetste handelingscontext de beroepsspecifieke vaardigheden, zoals verworven door een initiële opleiding ontoereikend zijn. Kinderverpleegkundigen worden geacht te beschikken over specifieke kennis en specifieke vaardigheden.
2.
De specifieke eisen om als kinderverpleegkundige te kunnen functioneren
In zijn algemeenheid is te stellen dat het specifieke karakter van het functioneren van deze gespecialiseerde verpleegkundige, gelegen is in de kennis van leeftijd- en ontwikkelingsfasen van het kind, de in deze fasen voorkomende pathologie en medische behandeling hiervan en de toepassing van deze kennis op alle aspecten van het verpleegkundig handelen. Deze kennis dient bij de kinderverpleegkundige tot uiting te komen in: • het relateren van het methodisch handelen aan het leeftijds- en ontwikkelingsniveau van het kind; • het pedagogisch handelen, in nauwe samenwerking en afstemming met de ouders, pedagogisch medewerker, kinderpsycholoog en maatschappelijk werker; • specifieke psycho-motorische vaardigheden wat betreft observatietechnieken, technische uitvoering, materiaal- en apparatuurgebruik; • communicatieve vaardigheden, toegespitst op het ontwikkelingsniveau en belevingswereld van het kind; • handelingen gericht op continuering en stimulering van het normale leef- en ontwikkelingsritme; • het hanteren van werkwijzen bij de uitvoering van verpleegkundige zorg, die gerelateerd zijn aan de leeftijd, het ontwikkelingsniveau en de mogelijkheden van het kind; • nauw samenwerken en afstemming zoeken met de ouders. De beroepshouding van de kinderverpleegkundige dient gekenmerkt te worden door: • een gerichtheid op het kind of een groep kinderen; • de houding naar zijn of hun ouders; • het ingaan op de noden en de behoeften van het kind en ouders; • het aansluiten bij de belevingswereld van het kind, zodat het kind veiligheid en geborgenheid ervaart.
3.
Specifieke kenmerken van de zorg
Refererend aan ‘Gekwalificeerd voor de Toekomst’ (1996) wordt met gebruikmaking van onderstaande clusters van activiteiten en interventies van verpleegkundigen gewezen op specifieke kenmerken van een kinderverpleegkundige.
LRVV Deel 2: Opleiding Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 3 van 12
3.1
Methodische beroepsuitoefening
3.1.1 Verzamelen en interpreteren van gegevens De kinderverpleegkundige verzamelt gegevens van het kind in samenwerking met de ouders over somatische, psychische, sociale, spirituele- en omgevingsaspecten. 3.1.2 Plannen van zorg Vergelijkbaar met verpleegkundigen verwerkt de kinderverpleegkundige gegevens systematisch verpleegplan.
in een individueel
3.1.3 Uitvoeren van zorg In de uitvoering van zorg, onderscheiden naar somatische-, psychische-, sociale- en omgevingsaspecten zijn onderstaande activiteiten specifiek voor een kinderverpleegkundige. • • -
• -
Somatische aspecten: gevoelens en vragen van het kind rond seksualiteit en voortplanting serieus nemen; alert zijn op signalen van mishandeling; ondersteuning bieden bij de lichaamshygiene en uiterlijke verzorging van het kind; het kind ondersteuning bieden bij de uitscheiding; het slaap-waakritme van het kind stimuleren en ondersteunen; zorg dragen voor houding en (voort)beweging van het kind; ondersteuning bieden aan het kind bij het recht op medische verzorging; gevoelens en vragen van het kind rond seksualiteit en voortplanting serieus nemen; alert zijn op signalen van mishandeling. Psychische aspecten: de harmonische ontwikkeling van de persoonlijkheid van het kind stimuleren, er zorg voor dragen dat, met uitzondering van bijzondere omstandigheden, het kind niet van de ouders gescheiden wordt; ondersteunen en stimuleren van de mogelijkheden om te spelen, zich te vermaken, al naar gelang de leeftijd en lichamelijke conditie van het kind; de mogelijkheden voor onderwijs aan het kind aanbieden; opstellen en bewaken van het dagprogramma van het kind; het kind begeleiden, waarbij rekening gehouden wordt met het taalgebruik en het ontwikkelingsniveau van het kind; ondersteuning bieden aan een kind in een (levens)bedreigende situatie; het kind begeleiden bij psychosomatische en psychosociale problemen; een kind met stoornissen in het gedrag begeleiden en in zijn interactie met de omgeving structuur bieden; het kind beschermen tegen overbodige handelingen en onderzoeken en tegen oneigenlijk gebruik van de persoonlijke gegevens; wijze van communicatie en waarneming bij kinderen aanpassen wat betreft ontwikkelingsniveau en ook bij kinderen die de Nederlandse taal niet beheersen. Sociale aspecten: ondersteuning bieden bij de zorg voor sociale vrijheid; met het oog hierop stimuleert de kinderverpleegkundige de speciale zorg aan het kind en zijn ouders; ervoor zorg dragen dat kinderen in eenzelfde leeftijds- en ontwikkelingsfase contact met elkaar hebben; ervoor zorg dragen dat ouders bij het zieke kind aanwezig kunnen zijn; ervoor zorg dragen dat het sociale netwerk onderhouden wordt.
LRVV Deel 2: Opleiding Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 4 van 12
• -
Spirituele en culturele aspecten: gelegenheid bieden om spirituele aspecten die belangrijk zijn voor het kind en de ouders te continueren, rekening houdend met de situatie waarin het kind zich bevindt; gelegenheid geven om culturele gebruiken te continueren, die belangrijk zijn voor het kind en zijn ouders.
3.1.4 Verpleegtechnische handelingen Op het terrein van de medische diagnostiek en behandeling; • verrichtingen toepassen en handelingen uitvoeren op basis van juridische verantwoorde voorschriften van de arts, conform regelgeving van de wet BIG. Bij het uitvoeren van diagnostische en therapeutische taken de werkwijze hanteren, die mede bepaald wordt door de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind; • deze werkwijze methodisch en consequent toepassen. 3.1.5 Zorg voor de omgeving Specifieke voor de kinderverpleegkundige is de zorg voor: • het aanbieden aan het kind van een stimulerende, veilige omgeving waar voldoende deskundig toezicht is en die berekend is op kinderen van alle leeftijds- en ontwikkelingsniveaus; • de woonomgeving, door ouders te adviseren over de aspecten waaraan de woonomgeving voor een kind moet voldoen en waar nodig verwijzen naar andere hulpverleners. 3.1.6 Zorg voor het pedagogisch klimaat Het kind heeft ondersteuning in de zorg nodig, aangepast aan het ontwikkelingsniveau en de mate van zelfredzaamheid. Hiertoe behoren ook opvoedende taken omdat het van belang is dat het normale leef- en ontwikkelingsritme zo veel mogelijk gecontinueerd en gestimuleerd wordt. Zowel de verzorgende alsook de opvoedende taken moeten in nauwe samenwerking en afstemming met de ouders en pedagogisch medewerker worden uitgevoerd. Dit betekent onder andere dat de kinderverpleegkundige er zorg voor draagt dat: • ouders in de zorg om hun kind participeren; • er instructie gegeven wordt aan ouders en/of kinderen; • de dag indeling van het kind zoveel mogelijk gehandhaafd blijft, bijvoorbeeld het volgen van onderwijs. De pedagogische taken van de kinderverpleegkundige kunnen beschreven worden als algemene pedagogische vaardigheden in het omgaan met kinderen, waardoor structuur, veiligheid en geborgenheid geboden wordt. Uitgangspunt in aansluiting bij wat zich in de belevingswereld van het kind afspeelt. Hieraan kan op de volgende wijze inhoud gegeven worden: • het ondersteunen van de ouders in hun opvoedende taken; • het creëren van een klimaat waarin kinderen zich zo positief mogelijk kunnen ontwikkelen en hun ontplooiing zo min mogelijk wordt geschaad; • het tonen van begrip, geduld en liefde voor kinderen; • het geven van veiligheid en geborgenheid van kinderen in een voor hen vreemde omgeving; • het continueren van de opvoedende taken van de ouders; • het beschermen van het kind tegen alle vormen van verwaarlozing, wreedheid en uitbuiting. 3.1.7 Begeleiden en instrueren van ouders De begeleiding van ouders is een specifieke taak van een kinderverpleegkundige. Dit betekent dat zij: • ouders verpleegtechnische vaardigheden aanleert, zodat zij deze in de thuissituatie bij hun kind kunnen uitvoeren en/of aanleren; • tijdens de dagelijkse zorg voor het kind tijd neemt voor persoonlijk contact met de ouders; • op deze momenten informatie verstrekt en afspraken maakt over de participatie van de ouders bij de zorg van het kind en wijze waarop zij voorbereid worden; • de ouders begeleidt en ondersteunt in de relatie tot hun kind. LRVV Deel 2: Opleiding Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 5 van 12
3.1.8 Rapporteren van en evalueren over verleende zorg Hierin zijn geen verschillen te duiden tussen verpleegkundige en kinderverpleegkundige.
3.2 Preventie en GVO De kinderverpleegkundige past primaire, secundaire en tertiaire preventie toe. Hierin verschilt zij niet van andere verpleegkundigen. Specifiek voor de kinderverpleegkundige betreft de wijze waarop deze wordt uitgevoerd, dit wordt mede bepaald door de ontwikkelingsfase waarin het kind zich bevindt. Van de kinderverpleegkundige wordt verwacht dat zij in staat is zowel verbale als non-verbale signalen van het kind op de juiste wijze te interpreteren.
3.3
Coördineren en organiseren van zorg
De kinderverpleegkundige dient in staat te zijn verantwoordelijkheid te dragen voor de organisatie van de zorg rond individuele zorgvragers Zij kan overleg voeren met de eigen discipline en andere disciplines. Daarnaast kan de kinderverpleegkundige een zorginhoudelijke regiefunctie vervullen. Hierin verschilt zij niet van de coördinatie en organisatie van zorg door verpleegkundigen. Specifiek voor de kinderverpleegkundige is wel: • de coördinatie van verrichtingen die, na overleg met de ouders, door de ouders uitgevoerd zullen worden; • de opstelling als intermediair tussen het kind en andere hulpverleners.
3.4
Kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering
Ook op het gebied van kwaliteitszorg en deskundigheidsbevordering heeft een kinderverpleegkundige haar verantwoordelijkheden en taken. In dat opzicht verschilt zij niet van een verpleegkundige, zij het dat het object ‘gekleurd’ wordt door de patiëntencategorie. Op basis van de specifieke deskundigheid is de kinderverpleegkundige in staat om gevraagd en ongevraagd consult te verlenen aan andere hulp- en zorgverleners. Het specifieke van de consultfunctie is gelegen in de ervaringskennis van kinderverpleegkundigen m.b.t. de uitvoering van complexe interventies, waarbij niet op standaardprocedures kan worden teruggevallen. Ook de ervaringskennis m.b.t. kinderen met specifieke gezondheidsproblemen en/of in problematische psycho-sociale situaties maakt de consultfunctie specifiek.
LRVV Deel 2: Opleiding Kinderverpleegkundige
november 2001; blad 6 van 12