Operationeel Programma Doelstelling Europese Territoriale Samenwerking INTERREG IV-A Euregio Maas-Rijn
2007-2013 C 2007CB163PO001
Inhoudsopgave
1
Inleiding........................................................................................... 5 1.1 1.2 1.3 1.4
2
GRENSOVERSCHRIJDENDE SAMENWERKING IN DE EUREGIO MAAS-RIJN ......................................... 5 DE EUROPESE BELEIDSCONTEXT ...................................................................................... 6 NATIONALE STRATEGISCHE REFERENTIEKADERS.................................................................... 8 EUREGIONALE PRIORITEITEN VOOR SAMENWERKING ................................................................ 9
Sociaal economische analyse.......................................................... 12 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8
3
ALGEMEEN ............................................................................................................ 12 HET PROGRAMMAGEBIED PER DEELREGIO .......................................................................... 14 DEMOGRAFIE.......................................................................................................... 18 ARBEIDSMARKT ....................................................................................................... 21 ECONOMISCHE STRUCTUUR.......................................................................................... 27 KENNISINFRASTRUCTUUR, ONDERWIJS EN INNOVATIE ............................................................ 37 SOCIALE INTEGRATIE EN SOCIALE SAMENHANG ................................................................... 40 NATUUR EN MILIEU ................................................................................................... 43
SWOT ............................................................................................. 48
4
Ervaringen INTERREG III ............................................................... 55 4.1 4.2 4.3
5
INLEIDING............................................................................................................. 55 RESULTATEN VAN DE TUSSENTIJDSE EVALUATIE VAN 2003 EN DE UPDATE VAN 2005 ....................... 55 LESSEN VOOR DE TOEKOMST ........................................................................................ 55
Strategie ........................................................................................ 57 5.1 5.2 5.3 5.4
6
INLEIDING............................................................................................................. 57 ONTWIKKELINGSVISIE VOOR DE EUREGIO ......................................................................... 57 STRATEGISCHE POSITIONERING VAN DE EUREGIO MAAS-RIJN .................................................. 58 DOELSTELLINGEN EN PRIORITEITEN ................................................................................ 61
Prioriteiten ..................................................................................... 63 6.1 6.2
INLEIDING............................................................................................................. 63 PRIORITEIT 1 - VERSTERKEN VAN DE ECONOMISCHE STRUCTUUR, BEVORDEREN VAN KENNIS EN INNOVATIE EN MEER EN BETERE BANEN............................................................................. 64 PRIORITEIT 2 - NATUUR EN MILIEU, ENERGIE, NATUURLIJKE HULPBRONNEN EN MOBILITEIT ................. 68 PRIORITEIT 3 - KWALITEIT VAN LEVEN............................................................................. 70 PRIORITEIT 4 - TECHNISCHE BIJSTAND ........................................................................... 74 SAMENHANG MET ANDERE EU PROGRAMMA’S ..................................................................... 74
6.3 6.4 6.5 6.6
7
Organisatie en uitvoering ............................................................... 82 7.1 7.2
INLEIDING............................................................................................................. 82 ORGANISATIESTRUCTUUR ........................................................................................... 82
7.2.1. 7.2.2. 7.2.3. 7.2.4. 7.2.5.
7.3
8
Managementautoriteit.................................................................................................. Certificeringsautoriteit ................................................................................................. Auditautoriteit.............................................................................................................. Comité van Toezicht ..................................................................................................... Programmasecretariaat / Joint Technical Secretariaat (JTS) .......................................
82 83 86 88 88
UITVOERING VAN HET PROGRAMMA ................................................................................. 90
Financiering.................................................................................... 94 8.1 8.2 8.3
9
FINANCIERINGSPLAN ................................................................................................. 94 COFINANCIERING ..................................................................................................... 94 PARTICIPATIE VAN PARTNERS BUITEN HET PROGRAMMA GEBIED ................................................. 94
Resultaten van de ex ante evaluatie en de strategische milieueffectenbeoordeling .............................................................. 97
10
Bijlagen
10.1 10.2 10.3 10.4
INDICATOREN UITGAVENCATEGORIEËN LIJST VAN DE SUBSIDIABELE NUTS III GEBIEDEN STRUCTUUR VAN DE EUREGIO MAAS-RIJN
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
1
Inleiding
1.1
Grensoverschrijdende samenwerking in de Euregio Maas-Rijn
Dit operationele programma bevat de kaders voor grensoverschrijdende samenwerking in de Euregio Maas-Rijn in de context van het Cohesiebeleid van de Europese Unie voor de periode 2007 – 2013. Dit programma biedt actoren uit de Euregio de mogelijkheid om over de landsgrenzen heen samen te werken in projecten rond gemeenschappelijke issues op het gebied van economie, duurzaamheid en sociale aspecten. Dit programma bouwt voort op de ervaringen die zijn opgedaan met grensoverschrijdende samenwerking gedurende drie opeenvolgende INTERREG programma’s. Dit programma wordt mede gefinancierd door het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling (EFRO). De Euregio Maas Rijn (EMR) heeft inmiddels bijna drie INTERREG-perioden achter zich liggen. In die tijd is de regio door verschillende fases gegaan, van een eerste verkenning naar mogelijkheden voor grensoverschrijdende samenwerking, via pilotprojecten naar een steeds intensievere structurele en duurzame samenwerking. Daartoe behoort bijvoorbeeld de ontwikkeling van Euregionale aanvullende beroepskwalificaties. Op basis van een in het kader van INTERREG I uitgevoerd omvangrijk onderzoek en kleinschaligere pilootmaatregelen werden in het kader van het INTERREG II-programma de eerste concrete projecten geïmplementeerd voor alle deelregio’s van de EMR. Dankzij INTERREG III werden de doelstellingen, t.w. het vormen van een aanvulling op de curricula van de nationale beroepsopleidings- en nascholingssystemen, met behulp van beroepsspecifieke modules verder ontwikkeld. Een werkgroep samengesteld uit vertegenwoordigers van de verantwoordelijke ministeries, de regionale opleidingsinstanties, de Kamers van Koophandel en de sociale partners van de vijf deelregio’s is verantwoordelijk voor de begeleiding van de projectontwikkeling en garandeert de duurzame integratie van deze kwalificatie in de desbetreffende beroepsopleidingssystemen. Certificaten worden gemeenschappelijk verleend door de EMR en de betreffende ministeries en opleidingsinstanties van alle partnerregio’s en door deze erkend. Het overkoepelende project „Grensoverschrijdende gezondheidszorg“ vormt een mozaïek dat is samengesteld uit een groot aantal verschillende thema’s en deelgebieden: van grensoverschrijdende ambulancezorg tot topklinische samenwerking op het terrein van kankeronderzoek of hart- en vaatchirurgie. De grensoverschrijdende samenwerking tussen ziekenhuizen, ziektekostenverzekeraars en zorginstellingen tijdens de achtereenvolgende INTERREG-perioden heeft het voor de inwoners van de EMR veel eenvoudiger gemaakt om gebruik te maken van de gezondheidszorg in het buitenland. Daarbij vormt de Zorgpas (chipkaart) een waardevol hulpmiddel bij de onderlinge afrekening tussen de ziektekostenverzekeraars. Dankzij de verbeterde samenwerking tussen de ziekenhuizen is er daarnaast sprake van een efficiëntere benutting van dure medische voorzieningen en apparaten. Het „EuregioGezondheidsPortaal“ informeert via een eigen website burgers over de gezondheidszorg. De ontwikkeling van een Euregionaal streekvervoersplan is een andere strategische doelstelling die is voortgekomen uit eerdere INTERREG-fasen. Door de introductie van een Euregioticket en een Euregionale dienstregeling voor bus en trein alsook van pilootprojecten bij het opzetten van grensoverschrijdende treinverbindingen werd de basis gelegd voor een harmonisering van de afzonderlijke streekvervoerssystemen. Met het opzetten van een „Euregionaal OV-platform“ ontwikkelen voor het eerst alle verantwoordelijke partijen en projectdragers van de drie landen in een directe samenwerking een gemeenschappelijke, integrale en geïntegreerde strategie voor de wijziging en uitbreiding van het grensoverschrijdende openbaar vervoer.
5
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Meer van dergelijke voorbeelden zijn te vinden op de terreinen economie, toerisme, milieu alsook hulpverlening, rampenbestrijding en veiligheid. In de komende INTERREG IV-A-periode streeft de Euregio Maas-Rijn ernaar een volgende stap te zetten naar nog meer projecten met grotere impact en een aantoonbaar en structureel grensoverschrijdend karakter. Dit type projecten bestaat nu ook al, zoals hierboven is aangetoond, maar in de periode 2007-2013 willen we hierop meer accenten leggen. Het gaat om projecten die niet alleen passen bij de regionale karakteristieken, maar ook aansluiten bij de nationale agenda’s èn bij de Lissabon- en Göteborgstrategie. Op die manier krijgt het nieuwe INTERREG IVA programma Euregio Maas-Rijn nog meer impact en krijgt de volgende fase van grensoverschrijdende samenwerking een nieuw accent. Programmagebied Voor de periode 2007-2013 wordt het oude grensgebied van het programma EMR behouden. Om de grensoverschrijdende kennisinfrastructuur binnen de Euregio MaasRijn verder te kunnen versterken zal voor het programmagebied de arrondissementen Midden-Limburg (NL) en Hasselt (B) voor 100% meetellen en zullen de arrondissementen Huy-Waremme (B), Leuven (B) en Zuidoost Noord-Brabant (NL) als aangrenzende zones deel kunnen nemen aan het programma, conform artikel 21 lid 1 van de Verordening (EG) 1080/2006. Huy-Waremme maakt onderdeel uit van de Euregio Maas-Rijn maar is niet direct aan de grens gelegen In ’Leuven en Zuidoost-Noord Brabant zijn kennisinstellingen en bedrijven gevestigd die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de verdere ontwikkeling van innovatie en economie binnen de Euregio. In dit hoofdstuk wordt in het kort de beleidsmatige context geschetst op zowel het Europese als het nationale niveau, waarbinnen dit programma is opgesteld. 1.2
De Europese beleidscontext
De Verordeningen Verordening (EG) 1083/2006 is de Algemene Verordening voor de Structuurfondsen. Deze bevat de bepalingen voor de implementatie en werkingssfeer van het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds. Het voorliggende Operationeel Programma wordt, zoals aangegeven, gefinancierd uit het EFRO. Verordening (EG) 1080/2006 vormt de basis voor de programmering van de bijstandsverlening via het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). De Europese Commissie stelt de afspraken die zijn vastgelegd in Lissabon en Gothenborg centraal. Prioriteit heeft versterking van concurrentiekracht en innovatie, het creëren en instandhouden van duurzame werkgelegenheid en het zorgen voor duurzame ontwikkeling. In artikel 6 van de EFRO-Verordening worden de prioriteiten voor Europese Territoriale Samenwerking genoemd. De Verordening biedt de programma’s veel mogelijkheden. Ze geeft aan dat de inzet van middelen moet worden geconcentreerd op economische en sociale activiteiten voor duurzame territoriale ontwikkeling. Dit is met name a) stimulering ondernemerschap en ontwikkeling Midden- en (MKB/KMO), toerisme, cultuur en grensoverschrijdende handel; b) bescherming en beheer van het milieu; c) Ondersteunen van de relatie tussen stedelijk en landelijk gebied;
Kleinbedrijf
6
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
d) betere toegang tot vervoers-, informatie- en communicatienetwerken en – diensten en grensoverschrijdende systemen op het gebied van water, afval en energie; e) ontwikkeling van samenwerking, capaciteiten en gezamenlijk gebruik van infrastructuur, met name in sectoren gezondheidszorg, cultuur en onderwijs; Daarnaast kunnen middelen worden ingezet voor de integratie van grensoverschrijdende arbeidsmarkten, werkgelegenheidsinitiatieven, gelijke kansen, opleiding en sociale integratie, gezamenlijk gebruik van kapitaal en van O&O-faciliteiten. De Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid In maart 2000 stelden de Europese leiders zich tot doel van de Europese Unie tegen 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld te maken. Deze strategie moet zorgen voor een duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang en zal daarbij het leefmilieu respecteren. Deze doelstellingen samen worden de “Lissabon- en Göteborg-doelen” genoemd. Waar in dit programma gesproken wordt van ‘Lissabon’, worden daaronder zowel de doelen op gebied van kenniseconomie als op het gebied van duurzaamheid en sociale samenhang begrepen. De Lissabonstrategie wordt vaak verengd tot kenniseconomie en toptechnologie, maar is dus een veel breder concept. De Euregio Maas-Rijn hanteert deze brede benadering. Na tussentijdse evaluatie (de Commissie Kok, 2004) heeft Europese Commissie besloten om de uitvoering van de Lissabonstrategie te richten op groei en werkgelegenheid, als middelen om de brede strategie te verwezenlijken. Om de Lissabonstrategie een extra impuls te geven worden alle passende nationale en Europese middelen, inclusief het cohesiebeleid, aangewend om de doelstellingen dichterbij te brengen. Communautaire Strategische Richtsnoeren De basis voor het Cohesiebeleid van de Europese Unie is neergelegd in de Communautaire Strategische Richtsnoeren voor het Cohesiebeleid voor de periode 20072013. Volgens deze Strategische Richtsnoeren dient de nieuwe doelstelling Europese Territoriale Samenwerking evenwichtige en duurzame ontwikkeling te stimuleren via het beperken van de ‘barrière-effecten’ die landsgrenzen veroorzaken. De middelen dienen op de volgende drie terreinen te worden besteed -
aantrekkelijke lidstaten, regio’s en steden innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie meer en betere banen
De strategische richtsnoeren nemen ook de territoriale dimensie van het cohesiebeleid in aanmerking. De Commissie benadrukt het belang om de middelen te concentreren op de belangrijkste prioriteiten ter ondersteuning van groei en het creëren van werkgelegenheid. Ze maakt een onderscheid tussen grensregio’s die pas kort met elkaar samenwerken en regio’s waar al basisvoorwaarden voor grensoverschrijdende samenwerking bestaan. In dit laatste geval dient het cohesiebeleid te worden toegespitst op maatregelen die een toegevoegde waarde aan grensoverschrijdende activiteiten verlenen zoals versterking van het concurrentievermogen door innovatie en ontwikkeling, onderlinge aansluiting van netwerken (diensten en vervoer), bevorderen integratie van de arbeidsmarkt, grensoverschrijdend waterbeheer en bestrijding van overstromingen. De Euregio Maas-Rijn kan op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking als ervaren worden beschouwd, wat betekent dat de bovengenoemde gewenste toespitsing van maatregelen ook voor de Euregio geldt. De Communautaire Richtsnoeren verkleinen dus het kader dat door de verordening wordt geboden.
7
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Horizontale doelstellingen De Europese Commissie hecht een groot belang aan het bevorderen van gelijke kansen voor vrouwen en mannen. Ook duurzame ontwikkeling is een belangrijk aandachtspunt. De Euregio Maas-Rijn ondersteunt deze twee doelstellingen actief. Alle prioriteiten van het voorliggende programma zullen in meer of mindere mate bijdragen aan deze doelstellingen. Alle activiteiten die binnen dit programma zullen worden uitgevoerd, worden getoetst aan deze horizontale doelstellingen. Gelijkheid van kansen Net als in de vorige programmaperiodes vormt het gelijkheidsprincipe een belangrijk aandachtspunt voor de Euregio Maas-Rijn. Het principe wordt gehanteerd voor alle activiteiten van de Euregio. Projecten die in aanmerking willen komen voor ondersteuning uit dit programma dienen aan te tonen dat zij dit principe respecteren. Daarnaast zullen door dit programma projecten worden ondersteund die actief bijdragen aan de gelijkheid van kansen, bijvoorbeeld door bevordering van maatschappelijke integratie en versterking van de positie van bepaalde groepen in de samenleving zoals jongeren, gehandicapten, immigranten en ouderen. Ook de verbetering van de positie van vrouwen wordt hierdoor ondersteund. Duurzame ontwikkeling Volgens de vernieuwde EU Strategie voor Duurzame Ontwikkeling (SDO, mei 2006) betekent duurzame ontwikkeling dat aan de behoeften van de huidige generatie wordt voldaan zonder de mogelijkheden van komende generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. De SDO beoogt een aanhoudende verbetering van de levenskwaliteit en het welzijn op aarde voor de huidige en toekomstige generaties. Daartoe bevordert zij een dynamische economie, volledige werkgelegenheid en een hoog niveau van onderwijs, bescherming van de gezondheid, sociale en territoriale samenhang alsook milieubescherming in een wereld van vrede en veiligheid, waarin de culturele diversiteit wordt geëerbiedigd. De SDO en de strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid vullen elkaar aan. De strategie van Lissabon levert een wezenlijke bijdrage tot het overkoepelende streven naar duurzame ontwikkeling door zich in de eerste plaats te richten op acties en maatregelen ter bevordering van het concurrentievermogen, de economische groei en het scheppen van werkgelegenheid. Projecten die voor een bijdrage uit dit programma in aanmerking willen komen worden getoetst aan het duurzaamheidscriterium. Daarnaast ondersteunt dit programma het opzetten van projecten die bijdragen aan de verbetering van de duurzaamheid in de Euregio. Een ander aspect van duurzaamheid - specifiek geldend binnen het Europese programma - is de doorloop van projecten na afloop van de steunverlening. Eénmalige activiteiten worden niet gesubsidieerd. Projecten dienen vaste samenwerkingsverbanden tot stand te brengen en robuuste resultaten te behalen die duidelijk bijdragen aan de ontwikkeling van de Euregio Maas-Rijn. 1.3
Nationale Strategische Referentiekaders
De Lidstaten van de Europese Unie dienen allemaal een Nationaal Strategisch Referentiekader (NSR) op te stellen waarmee zij inzicht geven in de manier waarop zij in hun land de cohesiefondsen in de periode 2007-2013 willen inzetten. Deze NSR’s vormen vanzelfsprekend een belangrijke basis voor dit operationeel programma. Deze paragraaf geeft een overzicht van de Nationale Strategische Referentiekaders (NRS’s) van de betrokken lidstaten. Nederland Nederland heeft in haar NSR een aantal algemene uitgangspunten geformuleerd voor de programma’s die grensoverschrijdende samenwerking stimuleren. Ook wordt een aantal accenten aangebracht binnen de mogelijkheden die de Communautaire Richtsnoeren bieden.
8
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Uitgangspunt is dat programma’s inhoudelijk moeten aansluiten op de nationale beleidsagenda en de regionale programma’s onder de Doelstelling Concurrentievermogen. De focus ligt op innovatie en kenniseconomie. In het kader van attractieve regio’s en steden zet Nederland in op gezamenlijke planning en ontwikkeling van logistiek en duurzame infrastructuur, milieu-investeringen, natuurontwikkeling en een aantrekkelijk cultureel klimaat. In relatie tot innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie zijn belangrijke thema’s de samenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheden op sleutelgebieden, ondersteuning van het MKB/KMO, ontwikkeling van ICT-diensten en initiatieven gericht op duurzame energie. In relatie tot meer en betere banen ligt het accent op problematiek van grensoverschrijdende arbeid, regelingen van stage- en opleidingsplaatsen voor jongeren en werkzoekenden, gezamenlijke aanpak van integratie en inburgering. Vlaanderen Vlaanderen heeft geen specifieke bepalingen over de inhoud van de doelstelling Europese Territoriale Samenwerking opgenomen in haar NSR. Ten aanzien van het cohesiebeleid in algemene zin richt Vlaanderen zich op vier prioriteiten: • • • •
bevorderen van kenniseconomie en innovatie stimuleren van ondernemerschap verbeteren van de ruimtelijk-economische omgevingsfactoren bevorderen van stedelijke ontwikkeling
Binnen deze prioriteiten wordt specifiek aandacht geschonken aan duurzame economische ontwikkeling van het platteland. Daarnaast zullen drie horizontale thema’s in het programma worden geïntegreerd: territoriale dimensie, duurzame ontwikkeling en milieu, en interregionale samenwerking. Wallonië Wallonië geeft in haar NSR de noodzaak aan van het realiseren van complementariteit tussen de programma’s die onder de Doelstelling Convergentie en Doelstelling Concurrentie worden uitgevoerd. Zowel op economisch gebied als op het gebied van innovatie, wordt grote waarde gehecht aan de internationale dimensie. Verder benadrukt Wallonië de meerwaarde van de aansluiting bij Europese netwerken. Duitsland: Noordrijn-Westfalen / Rijnland-Pfalz Duitsland heeft in haar nationaal strategische referentiekader enkel algemene opmerkingen gemaakt die erop wijzen dat het voor Duitsland belangrijk is om de bevordering van de grensoverschrijdende samenwerking verder te zetten en dit aan de hand van een breed spectrum van maatregelen. De projecten inzake territoriale samenwerking moeten leiden tot synergie-effecten die op hun beurt tot een betere economische samenwerking zouden moeten bijdragen. 1.4
Euregionale prioriteiten voor samenwerking
De 5 partners van de Euregio Maas-Rijn hebben op basis van het Strategiedocument “de toekomstperspectieven van de Euregio Maas-Rijn na 2006” een grensoverschrijdend actieplan (GAP) opgesteld. In dit actieplan geven zij aan welke samenwerkingsmogelijkheden zij in de komende jaren zien. De 5 actieplannen zijn gebundeld tot een Euregionaal Actieplan. In het Strategiedocument zijn 8 thema’s aangewezen die in het Euregionaal Actieplan verder zijn uitgewerkt.
9
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Hieronder staan de 8 thema’s benoemd met daaronder de in het Euregionaal Actieplan genoemde elementen voor samenwerking. 1. Versterking van de economische structuur • Versterking Euregio als technologie- en innovatieregio door het ontwikkelen en versterken van clusters van onderzoeksinstellingen en MKB, het ontwikkelen van campussen en het aanbieden van voldoende en goede ruimte voor het bedrijfsleven • Ontwikkeling van initiatieven van de industrie en het MKB via stimuleren van ondernemerschap binnen speerpuntsectoren en in het algemeen en via Euregionale marketing om de Euregio als technologieregio te positioneren • Bevorderen van toerisme in de breedste zin van het woord: van ontwikkeling van toeristisch aanbod tot de gemeenschappelijke marketing ervan. Nadruk wordt gelegd op duurzaamheid en bescherming van het landschap. 2. Arbeidsmarkt en onderwijs • Bevordering van de grensoverschrijdende arbeidsmarkt via het stimuleren van mobiliteit van medewerkers, het uitbreiden van aanbod van arbeidskrachten en het creëren van werkgelegenheid voor moeilijk op de arbeidsmarkt bemiddelbare personen. • Het bevorderen van onderwijskwaliteit via ondermeer het verbeteren van de aansluiting opleiding-werk en het verbeteren van basiskwalificaties als talenkennis zijn elementen waarop grensoverschrijdende samenwerking meerwaarde kan opleveren. 3. Bescherming van het milieu Economische ontwikkeling moet hand in hand gaan met behoud van de milieusituatie en ecologische waarden. Samenwerking kan plaatsvinden op het vlak van waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief), afvalbeheer, het bevorderen van efficiënt en duurzaam energiegebruik en het behoud van (agrarische) cultuurlandschappen. 4. Verbetering van de grensoverschrijdende mobiliteit Accenten voor samenwerking liggen met name op het gebied goederenvervoer en personenvervoer. Bij goederenvervoer gaat het verplaatsing van vervoersstromen van de weg naar rail en water en verbeteren van de organisatie van het goederenvervoer. Het bevorderen personenvervoer kan plaatsvinden door verbetering van verbindingen via (inclusief aansluiting op TGV-netwerk), bus en lightrail.
van om het van rail
5. Verbetering van grensoverschrijdende samenwerking in de gezondheidszorg en toegang tot het zorgaanbod Dit is een thema wat door de partners op heel uiteenlopende wijze wordt ingevuld. Aan aantal gezamenlijke belangen die te destilleren zijn uit de GAP’s zijn het delen van kennis en methodes voor behandelingen, het afstemmen van specialistische gezondheidszorg, het totstandbrengen van een euregionale meldkamer voor ongevallen en het structureel samenwerken van zorgverzekeraars, patiëntenorganisaties en ziekenhuizen. 6. Versterking van de maatschappelijke integratie Het versterken van sociale cohesie en het voorkomen van armoede en uitsluiting staan centraal in dit thema. Prioriteit heeft enerzijds het behouden van ouderen voor het arbeidsproces en het creëren van mogelijkheden voor actieve deelname van ouderen aan het maatschappelijke verkeer en anderzijds het voorkomen van uitsluiting van immigranten, mensen in achterstandswijken en andere risicogroepen. Dit kan bijvoorbeeld door het verbeteren van samenwerking tussen medische, sociale en charitatieve instellingen. Verschillende partners vragen specifiek aandacht voor jongeren, gehandicapten, psychisch zieken, de taalkennis van immigranten en de koppeling van zorg aan economie. 10
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
7. Versterking van de culturele identiteit in de Euregio Maas-Rijn Versterken van een Euregionaal bewustzijn en het intensiveren van contacten tussen burgers in de Euregio kan plaatsvinden via het bevorderen van cultuurtoerisme, coördinatie van evenementen en gezamenlijke marketing. De meeste GAP’s noemen ook de verbetering van het euregionale televisie –en media-aanbod. 8. Samenwerking tussen de verschillende bestuurslagen, overheden en instellingen Samenwerking van overheidsinstellingen is nodig om de verschillen in regelgeving tussen de regio’s te slechten of om binnen deze verschillen in regelgeving gemeenschappelijke noemers voor samenwerking te vinden. Deze samenwerking is nodig op alle verschillende overheidsniveaus en thema’s. Voor de samenwerking in de Euregio Maas-Rijn is het thema veiligheid als prioriteit aangewezen. Politie en reddingsdiensten moeten nog meer gaan samenwerken en coördinatie bij rampen als epidemieën en het vrijkomen van gevaarlijke stoffen moet worden georganiseerd. Een ander element wat door meerdere partners is genoemd, is het verder werken aan het oplossen van (juridische) problemen voor grensgangers.
11
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
2
Sociaal economische analyse
2.1
Algemeen
De Euregio Maas-Rijn strekt zich uit over drie landen; de provincies Limburg (B) en Luik (B) en de Duitstalige gemeenschap in België grenzend aan Duitsland, de regio Aken (D)en het zuidelijke deel van de Nederlandse provincie Limburg (NL). Een deel van de regio Rheinland-Pfalz (D), bestaande uit de Kreis Bitburg-Prüm en de Kreis Daun, betreft een aangrenzend gebied dat de mogelijkheid krijgt te participeren in het operationele programma INTERREG IV-A Euregio Maas-Rijn 2007-2013. De Euregio kent drie gangbare talen te weten Duits, Frans en Nederlands. Gekoppeld aan de NUTS-III-gebieden onderscheiden we vijf delen met een verschillende culturele inslag. Dit zijn drie Belgische delen (een Duitstalig, een Franstalig en een Vlaams deel), een Duits deel en een Nederlands deel. In het gebied liggen vijf belangrijke steden (Aken, Luik, Maastricht, Heerlen en Hasselt). Daarnaast kunnen een aantal steden worden genoemd met meer regionale uitstraling, zoals Genk, Verviers, Eupen, Jülich, Düren, Roermond en Sittard/Geleen. Maastricht, Hasselt, Heerlen, Aken en Luik (samenwerking MAHHL) vormen de stedelijke knooppunten binnen de Euregio Maas-Rijn. De Euregio Maas-Rijn kent een relatief gunstige centrale ligging in het NoordwestEuropees economisch kerngebied. Hierbij wordt geduid op de ligging binnen de zone Zuidoost Engeland, de Benelux (Antwerpen-Brussel-Gent, Randstad en Luxemburg/Trier), Noord- en Oost-Frankrijk, Zuid- en West-Duitsland (o.a. Ruhrgebied) en Noord-Italië. Wel kennen de afzonderlijke deelgebieden binnen de nationale economieën een perifere ligging. Onderstaande kaart geeft de relatieve ligging weer.
Kaart: Economische ligging Euregio Maas-Rijn
12
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Historie De staatsgrenzen binnen de Euregio zijn sterk aan veranderingen onderhevig geweest. De huidige grenzen dateren pas van 1963. Toch was er ook in het verleden nooit sprake van een eenheid, integendeel. Kenmerk van de Euregio is juist de enorme diversiteit aan tradities, culturen, talen en dialecten. Het gebied bestond eeuwenlang uit een mengelmoes van tientallen elkaar beconcurrerende hertogdommen, graafschappen, prinsdommen, keurvorstendommen, bisdommen en vrije steden. Door de vele verschuivingen van administratieve grenzen heeft er uiteindelijk een grote uitwisseling en vermenging plaatsgehad tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Dit heeft geleid tot een enorme diversiteit op korte afstand. Die diversiteit kan nu juist worden gezien als een belangrijk handelsmerk. De regio wordt vaak een ‘Europa in het klein’ genoemd. De dynamische geschiedenis van de Euregio is een afspiegeling van de Europese historie. De eerste landbouwers, de Kelten, de Romeinen, de Franken onder Karel de Grote, de Fransen onder Napoleon en de invasies tijdens de 1e en 2e wereldoorlog; elk van deze tijdperken heeft zijn sporen nagelaten in het landschap en de cultuur van het gebied. Ook nu is een groot deel van de Europese verscheidenheid, mogelijkheden en problemen in de Euregio terug te vinden. Toch zijn er in de Euregionale geschiedenis ook gemeenschappelijkheden aan te wijzen. De industriële ontwikkeling is daarvan waarschijnlijk de belangrijkste: de Euregio MaasRijn is één van de oudste en belangrijkste centra van industriële nijverheid en van vroege industrialisering in Europa met talrijke kolenmijnen, ertswinning, productie van ijzer- en messingwaren, lakennijverheid en pottenbakkerij. Luik gold als de "Smederij van Europa". Scheibler, de lakenfabrikant uit Monschau, voerde reeds in de 18de eeuw wol in uit Spanje en exporteerde de fijnste lakens. Pottenbakkerswaren uit Langerwehe en Raeren worden nu nog bij opgravingen in heel Europa gevonden.1 Ruimtelijke structuur De economische concentratiegebieden zijn verkeerstechnisch goed bereikbaar via een netwerk van autowegen en spoorverbindingen, zowel voor personen- als goederenvervoer. Dit geldt echter niet voor alle steden en ook niet voor de perifere gebieden in de regio. De hindernissen binnen de bestaande netwerken situeren zich hoofdzakelijk op het euregionale overleg. De pendelstromen van werknemers zijn een bewijs van euregionale verbondenheid inzake werkgelegenheid. Iedere dag steken ongeveer 22.000 personen de grens over om te gaan werken in hun buurland. Het is dus van kapitaal belang dat heel de Euregio beschikt over een adequaat wegennet en over een geschikte synchronisatie met verschillende transportmodaliteiten. De twee regionale luchthavens bij Maastricht (met name vrachtvervoer over korte afstanden) en Luik (met name vrachtvervoer over lange afstanden), alsmede de nabijgelegen internationale luchthavens in Brussel, Keulen/Bonn en Düsseldorf, zorgen voor Europese en intercontinentale verbindingen. De haven van Luik is de derde binnenhaven van Europa. De haven heeft een rechtstreekse verbinding met de zeehavens van Antwerpen en Rotterdam via het Albertkanaal en het Julianakanaal. De Euregio Maas-Rijn, met haar twee haltes voor HST in Aken en Luik, maakt deel uit van het Europees HST-netwerk. Vanuit Aken en Luik zijn belangrijke Europese steden goed bereikbaar per Thalys en ICE. In 2007 zal Maastricht ook rechtstreeks zijn aangesloten op het HST-netwerk. Bovendien zal eind 2007 het ultramoderne, door Calatrava ontworpen nieuwe station van Luik in gebruik worden genomen, en zal de vervoerstijd naar de aangrenzende landen korter zijn geworden. Het grensoverschrijdende streekvervoer (spoor- en busvervoer) laat echter nog te wensen over. Diverse initiatieven zijn gestart om hieraan tegemoet te komen. 1
Structuur en wensbeelden drielandenpark, European Route of industrial heritage
13
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Momenteel wordt vooral ingezet op de verbetering van de spoorverbindingen. Pilotprojecten uit de afgelopen jaren zijn het Euregionale Ticket, de Euregiobahn, de EuregioAIXpress en de ontwikkeling van een elektronische Euregionale dienstregeling.. De Euregiobahn verbindt sinds 2001 de regio Aken met Zuid-Limburg (Heerlen). Tot 2008 zullen nog meer halteplaatsen en deeltrajecten in het grensgebied worden gerealiseerd. Doelstelling is om een hoogwaardig openbaar vervoerssysteem op te zetten en om de bereikbaarheid van de hele Euregio Maas-Rijn en de toegang tot de transEuropese netwerken (TEN) te verbeteren, met name met behulp van de HST. De belangrijkste ontsluiting van de Euregio via autowegen vindt plaats via de E25 (Eindhoven, Maastricht richting Luik), de E313 (Luik, richting Hasselt, Antwerpen), de E314 (Aken, richting Sittard-Geleen, Brussel), de E40 (Aken, richting Luik, Brussel,) en de A44 (Aken, richting Düsseldorf/Ruhrgebied). De E42 ontsluit Aken en Luik via de E40 in zuidelijke richting (Malmedy en St. Vith), de E40 ontsluit Aken richting Keulen. 2.2
Het programmagebied per deelregio
Het programmagebied van de Euregio Maas-Rijn strekt zich uit van Roermond tot Daun en van Tessenderlo tot Euskirchen. Het is in vele opzichten een gevarieerd gebied. Een aantal ruimtelijke en historische kenmerken maakt dat de Euregio ondanks alle verschillen zich ook al een geheel kan presenteren. Dit komt tot uiting in de volgende omschrijving van de regio’s die deel uitmaken van het programma. De volgende kaart geeft het programmagebied weer. Het gaat hier om de volgende NUTS-3-zones: Midden- en Zuid-Limburg, de Arrondissementen Maaseik, Tongeren, Hasselt, Verviers waaronder apart te benoemen de Duitstalige gemeenschap, en Luik, Kreisfreie Stadt Aachen, de Kreise Aachen, Düren, Euskirchen, Heinsberg, Bitburg-Prüm en Daun. In het kader van de 20% flexibiliteitsregeling voor aangrenzende gebieden nemen deel: de Arrondissementen Leuven, Huy en Waremme2 (B) evenals Zuidoost-Noord Brabant (NL). Lijst van de subsidiabele NUTS III gebieden BE BE BE BE BE
222 223 332 333 221
DEA DEA DEA DEA DEA DEB DEB
21 25 26 28 29 23 24
Arrondissement Arrondissement Arrondissement Arrondissement Arrondissement
Maaseik Tongeren Luik Verviers Hasselt
Kreisfreie Stadt Aachen Kreis Aachen Kreis Düren Kreis Euskirchen Kreis Heinsberg Kreis Bitburg-Prüm Kreis Daun
NL 423 Zuid-Limburg NL 422 Midden-Limburg In het kader van de flexibiliteitsregeling kunnen de volgende aangrenzende NUTS III gebieden als 20% gebied aan het programma deelnemen: BE BE BE NL
331 334 242 414
Arrondissement Huy Arrondissement Waremme Leuven Zuidoost-Noord-Brabant
2
De arrondissements Huy en Waremme worden gemeenschappelijk beheerd. Daarom wordt vanaf nu de omschrijving “arrondissmement Huy-Waremme” gebruikt.
14
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Het programmagebied is dichtbevolkt en telt ongeveer bijna 4 miljoen inwoners in een gebied van ongeveer 13.000 km2 (301 inwoners / km2). Daarvan leven er ongeveer 1,4 miljoen aan de Duitse zijde, 0,7 miljoen aan de Nederlandse zijde en 1,8 miljoen aan de Belgische zijde. Het meest dichtbevolkt zijn de steden Luik, Maastricht en Aken en Düren, alsmede de delen waar vroeger mijnbouw een belangrijke economische activiteit was.
15
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Provincie Luik De provincie Luik heeft ruim 1 miljoen inwoners3. Via een luchthaven, een HST-station en een grote binnenhaven is het gebied goed bereikbaar. De stad Luik is de economische hoofdstad van Wallonië, heeft een volwaardige universiteit en herbergt niet alleen een aantal grote bedrijven – met name dankzij de ontwikkeling van de luchthaven (bijv. TNT) – maar ook tal van onderzoekscentra. In de afgelopen decennia is de industriële werkgelegenheid sterk afgenomen. Dit leidde tot relatief hoge werkloosheidscijfers die tot op de dag van vandaag bestaan. Allerlei maatregelen om de economische structuur te diversifiëren, beginnen nu vruchten af te werpen, onder meer met steun van het Waals Gewest via het programma ‘prioritaire acties voor de toekomst van Wallonië’. Dit heeft met name geleid tot de vorming van ‘pôles de compétitivité’ (innovatieclusters). Belangrijke sectoren zijn vervoer en logistiek, life sciences, de metaalsector, mechanische techniek, de ruimtevaart en agro-food. De provincie staat bekend om haar mooie landschappen en wateren (Maas, meren, enz.). De Belgische Ardennen in het zuidoosten van de provincie trekken tal van binnenlandse en buitenlandse toeristen. Naast de mogelijkheid om buitensporten uit te oefenen, kent de provincie een ruim aanbod aan ontspanningsmogelijkheden: kuuroorden (Spa, Chaudfontaine), belangrijke attracties (Plopsa Coo), het autocircuit van Francorchamps, allerlei musea, interessante architectuur, culturele voorzieningen, enz. Ook is er een Outlet Centre in Verviers. Provincie Belgisch-Limburg In Belgisch-Limburg wonen ruim 800.00 inwoners verspreid over middelgrote steden en kleine dorpen. Het stedelijke gebied Hasselt-Genk vormt het kloppende hart voor administratie, diensten en shopping. De Mijnstreek kenmerkt zich door een verleden van gesloten steenkolenmijnen die hebben plaatsgemaakt voor industrieën als autoassemblage en chemische industrie. Tekenende landschappen zijn de Kempen met heide, duinen en bossen en de Voerstreek met bosrijke dalen en kalkgraslanden. Belangrijke steden, vooral ook voor het toerisme, zijn Tongeren, Hasselt en Maaseik. Tongeren is de oudste stad van België en kent bijvoorbeeld de grootste antiekmarkt van de Benelux. Limburg profileert zich als fietsprovincie van België. Daarnaast bezit het attracties als Domein Bokrijk, Plopsaland Hasselt, Maasmechelen Outlet Village en het Nationaal Park Hoge Kempen. Bovendien bestaan er in de provincie Belgisch-Limburg sterk uitgebouwde netwerken inzake onderwijs (universiteiten, hogescholen), life sciences en logistiek. Zuid- en Midden-Limburg (Nederland) Zuid- en Midden-Limburg is de kleinste en dichtstbevolkte regio binnen de Euregio MaasRijn. De regio is bereikbaar via verschillende snelwegen en Maastricht-Aachen-Airport. Ook Nederlands-Limburg kent een geschiedenis met een industrieverleden en mijnsluitingen. Via herstelprogramma’s werd en wordt getracht de economie te diversificeren en te versterken. Huidige belangrijke sectoren zijn life sciences, hightechmaterialen, “Health, care and cure”, nieuwe energiebronnen, chemie, automotive en kantoormachines evenals grote toeristische attracties (centrum Maastricht, Woonboulevard Heerlen, DOC Roermond), Parkstad Limburg en Snowworld. De rivier de Maas speelt een grote rol in de ontwikkeling van de industrie. Relatief veel werkgelegenheid is er in de dienstensector, horeca en transportsector. Het Limburgse Heuvelland en de oudste stad van Nederland, Maastricht, trekken veel bezoekers uit binnen- en buitenland. Belangrijke attracties en evenementen zijn Thermae 2000 in Valkenburg, het Bonnefantenmuseum en het Preuvenemint in Maastricht en het Design – Outlet te Roermond.
3
De provincie Luik, een van de tien Belgische provincies, omvat het gehele grondgebied van de Duitstalige Gemeenschap. In de diverse statistische tabellen zal daarom worden aangegeven of bij de provincie Luik de Duitstalige Gemeenschap is meegeteld of niet.
16
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Regio Aken De Regio Aken is het grootste gebied binnen de Euregio en heeft bijna 1,3 miljoen inwoners. Het is geen homogene regio. De stad Aken is relatief dichtbevolkt en kenmerkt zich door attracties als de Dom, die op de UNESCO-werelderfgoedlijst staat, en een aantal vooraanstaande kenniscentra zoals de RWTH. De overige delen van de Regio Aken zijn landelijk van aard. In het noorden worden revitaliseringsprojecten voor oude industriegebieden uitgevoerd. De zuidelijke delen van de Kreise Aachen, Düren en Euskirchen hebben veel te bieden op het gebied van handnijverheid en dienstverlening. Ze zijn gelegen in het Natuurpark Hoge Venen-Eifel. Dit gebied heeft een groot toeristisch potentieel, vooral vanwege het nationale park Eifel en Burg Vogelsang. De historische stadjes met hun culturele aanbod, de natuurlijke landschappen en de dalen met hun stuwmeren en rivieren zijn bepalend voor de omgeving. De Regio Aken presenteert zich als technologie- en kennisregio. Zowel een groot aanbod aan kennisinstellingen, een aantrekkelijk leefklimaat en de aanwezigheid en ontwikkeling van de industrie dragen hieraan bij. Belangrijke industriële sectoren zijn automotive, life sciences, industriebouw, voedingsmiddelenindustrie, de papiersector en ICT. Aken is aangesloten op het HST-netwerk, en is vanuit Nederland en België over de weg via de A76 en de A3/E40 te bereiken. Duitstalige Gemeenschap De Duitstalige Gemeenschap maakt onderdeel uit van de provincie Luik. Het gebied is relatief dunbevolkt en qua inwoneraantal veruit het kleinste van alle regio’s. Van de ruim 73.000 mensen woont bijna een kwart in Eupen. Het zuiden van de Duitstalige Gemeenschap wordt gevormd door de landelijke Belgische Eifel. Voor het toerisme in de regio is dit gebied belangrijk. Daarnaast is er werkgelegenheid in de houtindustrie en agrarische sector. Het noorden is aangesloten op de snelweg E40 en ligt dichtbij grotere steden als Luik en Aken. Belangrijke economische sectoren in het noorden zijn de maakindustrie, de handel en de reparatiesector. Opkomende sectoren zijn de hout- en de metaalverwerking. Daarnaast wordt in het gehele gebied de dienstensector steeds belangrijker. Bitburg/Prüm en Daun De Kreis Bitburg/Prüm ligt in het zuidelijke deel van de Eifel. Het is een relatief dunbevolkt gebied waar veel cultuurhistorische elementen te vinden zijn die terugverwijzen naar de Romeinse tijd. De mooie natuur met riviertjes, watervallen en plateaus trekt veel toeristen. De Kreis Daun ligt in de Vulkaaneifel. Het is een aantrekkelijk gebied voor wandelaars en fietsers. Ook dit is een relatief dunbevolkte regio. Door de aanleg van de ontbrekende A1-verbinding zal de bereikbaarheid van de regio sterk verbeteren. Beide Kreise bestaan uit kleinere steden en dorpen. De hele regio is bosrijk. De aangrenzende gebieden: de arrondissementen Huy-Waremme (B) en Leuven (B) en de regio Zuidoost-Noord-Brabant (NL) Het arrondissement Huy-Waremme (B), dat al van oudsher deel uitmaakt van de Euregio Maas-Rijn, is aangemerkt als aangrenzend gebied (20%) in het INTERREG IV-A Euregio Maas-Rijn programma. De Euregio Maas Rijn zal daarnaast twee nieuwe aangrenzende NUTS III gebieden (20%) behelzen voor de periode 2007-2013. Het gaat om het arrondissement Leuven (B) en de COROP Zuidoost-Noord Brabant (NL). Deze twee nieuwe aangrenzende gebieden bieden nieuwe perspectieven voor de grensoverschrijdende samenwerking. Deze uitbreiding wordt gerechtvaardigd door het economische elan dat zij voor het gehele gebied betekent. Daarom zullen alle initiatieven komende uit deze nieuwe gebieden een maximum aan projectuitvoerders uit elke partnerregio van de Euregio moeten bevatten en moet tenminste een projectpartner uit een 100 % partnerregio van het programma geïntegreerd zijn. 17
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Indien een 100% partnerregio niet kan deelnemen, zal dit goed gemotiveerd aan het Comité van Toezicht moeten worden, waarna het Comité een definitief besluit zal nemen. Het arrondissement Huy-Waremme wordt eveneens gekenmerkt door een populatie van 174.915 inwoners op een oppervlakte van 1049km². Het economische weefsel, samengesteld uit 3.592 bedrijven die voorzien in 44.790 arbeidsplaatsen, bestaat hoofdzakelijk uit KMO’s die actief zijn in de dienstensector, de groothandel en de maakindustrie. Het arrondissement Leuven maakt deel uit van de provincie Vlaams-Brabant en telt zo’n 468.000 inwoners. Leuven is de hoofdstad van Vlaams-Brabant en is onder meer bekend vanwege de Katholieke Universiteit Leuven (KUL), waar meer dan 32.000 studenten onderwijs volgen aan 14 faculteiten. Daarnaast zijn er diverse onderzoeksinstituten, zoals het IMEC, en tal van ondernemingen gevestigd. De regio Zuidoost-Noord-Brabant heeft circa 700.000 inwoners en een gevarieerd landschap, met enerzijds grote steden zoals Eindhoven, en anderzijds natuurgebieden zoals de Kempen en de Peel. Zuidoost-Noord-Brabant profileert zich als technologieregio: in de regio bevinden zich onder meer de Technische Universiteit (met 9 faculteiten en 7200 studenten), de Fontys Hogeschool en een aantal vooraanstaande hightechbedrijven. 2.3
Demografie
In deze paragraaf wordt een beeld gegeven van de ontwikkelingen in bevolkingsomvang en leeftijdsopbouw. Ook de welvaart komt aan bod. Bevolkingsomvang Het totale aantal inwoners van het programmagebied bedroeg in het jaar 2005 bijna 4 miljoen (zie tabel 2.1). Ten opzichte van het jaar 2000 is er sprake van een lichte stijging. Niet alle deelgebieden hebben te maken met een groeiend inwoneraantal. Zo is er sprake van een licht dalende tendens in Zuid Limburg (NL) (-1,9%)en de Kreise Bitbürg-Prum en Daun (D) (-0,5%). Het inwonertal van de provincies Luik en Limburg (B) is achtereenvolgens toegenomen met 1,4 en 2,4%. De regio Aken (D) en de Duitstalige gemeenschap (D) zijn het hardst gegroeid met 3,1 en 3,4%. De bevolking in de totale programmaregio is toegenomen met bijna 60.000 en kent hiermee een relatieve groei van 1,5% in een periode van vijf jaar. Tabel 2.1 Bevolking Oppervlakte gebied (km2) Zuid-Limburg (NL) Regio Aken (D) Kreis Bitburg-Prüm/ Daun (D) Provincie Limburg (B) Provincie Luik (B), excl. DG Duitstalige Gemeenschap (B) Programmagebied
Aantal inwoners
Bevolkingsdichthei d (inwoners/km2) 2000 2005
2000
2005
661 3.525
635.801 1.252.029
623.929 1.291.100
962 355
944 366
2.537
160.575
159.696
63
63
2.422 3.008 854
791.178 949.323 70.119
809.942 961.512 72.512
327 316 83
334 320 85
297
301
13.008
3.859.025
3.918.691
Bron: CBS (Statline), FOD Economie(www.statbel.fgov.be), Statistisches Bundesamt Deutschland (www.destatis.de) 2006, ABEO
18
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
De regio met de hoogste bevolkingsdichtheid is Zuid-Limburg. Op grote afstand volgen Aken, en de provincies Belgisch-Limburg en Luik. De Duitstalige Gemeenschap en de Kreise Bitburg-Prüm/Daun zijn relatief zeer dunbevolkt. Het programmagebied heeft gemiddeld 301 inwoners per vierkante kilometer. Bevolkingssamenstelling Onderstaande tabel geeft inzicht in het aantal en aandeel buitenlanders woonachtig in de verschillende deelgebieden. Dit is uitgesplitst naar het aandeel dat afkomstig is uit een ander EU land en het aandeel dat afkomstig is uit een land buiten de EU. Tabel 2.2 Bevolkingssamenstelling aandeel buitenlanders 2004 2004 EU Aandeel Zuid-Limburg (NL) Regio Aken (D) Kreis Bitburg-Prüm/Daun (D) Provincie Limburg (B) Provincie Luik (B), excl. DG Duitstalige gemeenschap (B)
5,1% 8% 9,6% 17,9%
Programmagebied
19.689 139.113 6.544 51.705 68.686 12.020
buiten EU
3,1% 6,4% 7,2% 16,7%
Aandeel
12.492 Nb. Nb. 12.739 22.616 831
2,0% 1,6% 2,4% 1,2%
-
-
297.757
Bron: Euregionale Informatie Service (EIS), 2006
Het aandeel buitenlanders per deelgebied verschilt sterk. De regio Zuid-Limburg kent in het jaar 2004 een aandeel van 5,1% aan buitenlanders, waarvan 3,1% afkomstig van binnen de EU en 2,0% van buiten de EU. De Duitstalige gemeenschap daarentegen kent een percentage van 17,9%. 16,7% daarvan komt uit EU landen, met name uit Duitsland, 1,2% is afkomstig van buiten de EU. In totaal wonen meer dan 10.000 mensen uit Duitsland in het gebied.4 Daar tussen in bevinden zich de provincie Limburg (B) met 8,0% (6,4 EU en 1,6% niet-EU) en de provincie Luik met 9,5% (7,2% EU en 2,4% niet-EU). Voor de regio Aken zijn onvoldoende gegevens bekend om de percentages te kunnen berekenen. Het grootste aandeel buitenlanders is in elk deelgebied afkomstig uit andere EU landen. Slechts een klein deel is afkomstig van buiten de EU. Daarin scoort Zuid-Limburg met een laag totaalaandeel buitenlanders relatief hoog. Leeftijdsopbouw Leeftijdsopbouw zegt iets over de omvang van de bevolking in de toekomst. Onderstaande tabellen geven inzicht in de leeftijdsopbouw van de inwoners van de afzonderlijke deelgebieden en het programmagebied. De leeftijdsklassen zijn verdeeld in categorieën van personen tot 15 jaar, 15 tot en met 64 jaar en 65 jaar en ouder. Tabel 2.3 Bevolkingsopbouw naar leeftijd 1998-2005 1998 ≤ 14 jaar Zuid-Limburg (NL) Regio Aken (D) Kreis BitburgPrüm/Daun (D) Provincie Limburg (B) Provincie Luik (B) (1997) Duitstalige gemeenschap (B)5
4 5
Leeftijdsklassen (percentage) 15-64 jaar ≥ 65 jaar
Totaal
119.654 (16,0%) 250.321 (20,1%)
516.007 (69,0%) 803.269 (64,5%)
112.175 (15,0%) 194.279 (15,6%)
747.835 1.245.379
Nb. 139.539 (17,8%)
Nb. 541.694 (69,1%)
Nb. 102.694 (13,1%)
160.725 783.927
173.236 (18,3%)
615.318 (65,0%)
158.089(16,7%)
946.643
13.265 (18,9%)
46.174 (65,9%)
10.680 (15,2%)
70.119
In 2004 woonden er 10.429 personen met de Duitse nationaliteit in de DG. Cijfers van 2003. Cijfers 2004 zijn reeds opgenomen bij provincie Luik, genoemde cijfers tellen niet mee in de berekening.
19
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
2005 ≤ 14 jaar Zuid-Limburg (NL) Regio Aken (D) Kreis BitburgPrüm/Daun (D) Provincie Limburg (B) Provincie Luik (B) Duitstalige gemeenschap (B)6
Leeftijdsklassen (absoluut en percentage) 15-64 jaar ≥ 65 jaar
Totaal
96.276 (15,4%) 202.320 (15,7%)
421.487 (67,6%) 860.533 (66,7%)
105.783 (17,0%) 228.247 (17,7%)
623.546 1.291.100
25.989 (16,3%) 132.211 (16,3%) 168.501 (17,5%)
101.111 (63,3%) 551.981 (68,2%) 625.785 (65,1%)
32.596 (20,4%) 125.750 (15,5%) 167.226 (17,4%)
159.696 809.942 961.512
12.919 (17,8%)
47.163 (65,0%)
12.430 (17,1%)
72.512
Programmagebied 638.216 (16,3%) 2.608.060 (66,6%) 672.032 (17,2%) 3.918.309 totaal Bron: ETIL, Bezirksregierung Köln, INS, „Programme INTERREG III anayse des points forts et faibles du territoire de la Province de Liège”, Abeo, EIS 2005, Eurostat 2006
Zuid-Limburg kent een relatief laag aandeel jongeren (15,4%), zowel in vergelijking tot de deelgebieden als het nationale niveau (18,5%). Daarnaast kent Zuid-Limburg een hogere vergrijzing dan Nederland totaal (17,0% ten opzichte van 14,0%). De Duitstalige Gemeenschap kent relatief het hoogste aandeel jongeren met 17,8%. Dit is eveneens hoger dan in Vlaanderen en Wallonië (17,2%). De beide Duitse deelgebieden kennen een hoger aandeel jongeren (15,7% en 16,3%) dan in Noordrijn-Westfalen (15,4%). De Kreise Bitburg-Prüm en Daun kennen een hoger aandeel (20,4%) en de regio Aken (17,7%) een lager aandeel 65 plussers dan in Noordrijn-Westfalen (18,7%). De Vlaamse en Waalse deelgebieden volgen de nationale verdeling redelijk op. Alleen in de provincie Limburg (B) is sprake van een minder sterke vergrijzing met 15,5%. Voor het programmagebied geldt een aandeel van 16,3% jonger dan 14 jaar en een aandeel van 17,2% 65 plussers. Over de hele linie zien we in de Euregio in de achterliggende periode een proces van vergrijzing en ontgroening (vergelijk gegevens 1998 en 2005). In de meeste deelgebieden leidt dit ook tot een afname van de potentiële beroepsbevolking7, zijnde de bevolking tussen 15-64 jaar. Die groeit nog relatief in de regio Aken, maar wordt in aandeel kleiner in de overige deelgebieden van de Euregio. In deze ontwikkeling is de Euregio overigens niet uniek: vergrijzing en ontgroening en afname van het relatieve economisch potentieel is in grote delen van de Europese Unie aan de orde. Lagere geboortecijfers (door een hogere leeftijd waarop het eerste kind wordt geboren in combinatie met een kleiner aantal kinderen per vrouw en een hoger aandeel vrouwen zonder kinderen) en hogere levensverwachtingen zijn de belangrijkste demografische processen achter deze ontwikkeling. Ook voor de nabije toekomst is dit in de Euregio en daarbuiten aan de orde. Welvaart Welvaart kan afgemeten worden aan het bruto nationaal product (BNP) per hoofd van de bevolking. De ontwikkeling hiervan is in tabel 2.4 voor de periode 1999 tot en met 2003 in beeld gebracht8.
6
Cijfers van 2003. Cijfers 2004 zijn reeds opgenomen bij provincie Luik, genoemde cijfers tellen niet mee in de berekening. NB: de potentiële beroepsbevolking is niet hetzelfde als de beroepsbevolking! 8 Voor enkele deelgebieden zijn cijfers over 2004 aangeleverd, maar vanwege de vergelijkbaarheid wordt in de tabel de voorkeur gegeven aan Eurostatcijfers; in de tekst wordt de meer recente ontwikkeling toegelicht. 7
20
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Tabel 2.4 Bruto nationaal product per hoofd van de bevolking BNP per hoofd (Euro) 1999 2003 Zuid-Limburg (NL) Regio Aken (D) Kreis Bitburg-Prüm en Daun (D) Provincie Limburg (B) Provincie Luik (B) DG (schatting9) EU-15
Ontwikkeling
21.906 Nb.
27.528 21.859
25,7% -
Nb.
19.400
19.550 17.790 19.326
22.096 19.594 20.206
13,0% 10,1% 4,6%
21.656
24.770
14,3%
Bron: Eurostat 2006, Statistische dienst van het Ministerie van de DG
Bovenstaande tabel laat zien dat het BNP/hoofd relatief laag is, zowel ten opzichte van de nationale of deelstaatcijfers als ten opzichte van het EU-15-gemiddelde10, met uitzondering van Zuid-Limburg. De achterstand is in de hier beschreven periode – voor zover dat uit deze cijfers valt op te maken – gegroeid. Uit de tabel blijkt daarnaast dat het BNP per hoofd van de bevolking alleen in ZuidLimburg sterker is toegenomen dan gemiddeld bij de EU-15. In vergelijking tot NoordrijnWestfalen en de EU-15 is er een aanzienlijk verschil. De beschreven ontwikkeling heeft zich grosso modo ook na 2003 voortgezet, zij het dat de absolute groei zich wat positiever heeft ontwikkeld. Dit is in lijn met de conjuncturele verbetering, zo blijkt uit de vanuit verschillende deelgebieden aangeleverde regionale statistische informatie. Die extra informatie wordt hier niet cijfermatig gepresenteerd omdat deze gegevens onderling en ten opzichte van de cijfers uit de tabel niet vergelijkbaar zijn. Een belangrijk signaal dat van deze cijfers uitgaat is dat in grensregio’s zoals de EMR de economische groei zowel absoluut als relatief nog altijd achter blijft bij de economische ontwikkeling op hogere geografische en bestuurlijke schaalniveaus. Verdere investeringen om die positie te verbeteren zijn dus wenselijk. Uitdagingen Euregio voor de komende jaren • Vergrijzing • Ontgroening • Toenemende immigratie • Economische groei in grensregio blijft absoluut en relatief achter 2.4
Arbeidsmarkt
Een profiel van de arbeidsmarkt van de Euregio wordt geschetst via gegevens over beroepsbevolking, werkgelegenheid en opleidingsniveau. Daarnaast bieden cijfers over pendelstromen inzicht in de mate van aanwezigheid van een grensoverschrijdende arbeidsmarkt.
9
Voor de jaren 2000-2003 Het gemiddelde van de 15 lidstaten van de Europese Unie voor de toetreding van de Oost-Europese landen
10
21
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Beroepsbevolking De beroepsbevolking van de Euregio bestaat uit zo’n 1,7 miljoen personen. Het grootste gedeelte komt uit het Duitse deelgebied en de provincies Luik en Limburg (B). Tabel 2.5 Beroepsbevolking Beroepsbevolking (x 1000) 2004 Groei t.o.v. 1999 Zuid-Limburg (NL) Regio Aken (D) Kreis Bitburg-Prüm en Daun (D) Provincie Limburg (B) Provincie Luik (B) incl. DG Programmagebied totaal
306,4 556,3
-1,3% 5,7%
73,1
-
359,9 426,2
1,3% -
1.721,9
-
Bron: Eurostat 2006
Er is in vrijwel alle deelgebieden sprake van een toenemende beroepsbevolking. Alleen Zuid-Limburg kent een afname van -1,3% in de periode 1999-2004. In vergelijking met de landelijke groei is dit opvallend te noemen. Nederland kent de sterkste toename van de beroepsbevolking (7,6%) in vergelijking tot de overige landen en deelgebieden. De regio Aken (5,7%) kent een aanzienlijk sterkere toename dan Noordrijn-Westfalen (0,8%). De provincie Limburg (B) scoort onder het nationale gemiddelde met 1,3% tegenover 3,1%. De tabel is echter niet compleet waardoor voorzichtigheid moet worden betracht bij doen van uitspraken over een deelgebied ten opzichte van andere gebieden. De Duitstalige Gemeenschap heeft in 2005 47.163 inwoners in de leeftijdscategorie 1564. Ten opzichte van 2000 is het aantal absoluut met 880 gegroeid11. Eerder is geconstateerd dat in relatieve zin de potentiële beroepsbevolking afnam (zie tabellen 2.3 en 2.4). Dat heeft zich nog niet geuit in de ontwikkeling van de beroepsbevolking, doordat er parallel hieraan sprake is van een stijgende participatie (meer mensen die willen werken, met name onder vrouwen). Voor de komende jaren zal de groei stabiliseren en uiteindelijk zal de beroepsbevolking afnemen door de vergrijzing en afnemend aantal geboorten. Onderstaande tabel geeft de beroepsbevolking onderverdeeld naar geslacht weer. Tabel 2.6 Beroepsbevolking naar geslacht 2004 Totaal Zuid-Limburg (NL) Regio Aken (D) Kreis Bitburg-Prüm en Daun (D) Provincie Limburg (B) Provincie Luik (B) incl. DG Programmagebied totaal EU-15
Beroepsbevolking (x 1000) Vrouwen
Aandeel
306,4 556,3 73,1 359,9 426,2
135,7 235,2 30,9 155,1 185,1
44,3% 42,2% 42,2% 43,1% 43,4%
1.721,9
742,0
43,1%
180.889,4
80.031,5
44,2%
Bron: Eurostat 2006
In alle deelgebieden is het aandeel mannen hoger dan het aandeel vrouwen. Ter vergelijking: tot ongeveer 1997 is een toename van het aandeel vrouwen in het arbeidsproces te concluderen voor alle deelgebieden. In het kader van de horizontale doelstellingen van de Europese Commissie is dit een positieve ontwikkeling. Daarnaast draagt het feit dat meer mensen werken bij aan meer welvaart.
11
Bron: Abeo, 2006
22
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Het kleinste aandeel vrouwen dat participeert in het arbeidsproces vinden we in de regio Aken en de Kreise Bittburg-Prüm en Daun. Het hoogste aandeel vrouwen participeert in Zuid-Limburg, voor Nederland als geheel is dit zelfs nog iets hoger. Het aandeel participerende vrouwen ligt voor de EU-15 op 44,2%. Alleen de regio Zuid-Limburg gaat hier overheen. Het percentage voor de Euregio ligt lager. Werkgelegenheid Tabel 2.7 geeft inzicht in de verhouding tussen de werkgelegenheid en de beroepsbevolking (15 – 65 jaar ). Daar werkgelegenheidscijfers niet op NUTS-3-niveau beschikbaar bleken zijn cijfers van een hoger(e) schaalniveau(s) opgenomen. Hierbij is getracht een zoveel mogelijk vergelijkbaar niveau te nemen. Tabel 2.7 Beroepsbevolking ten opzichte van de werkgelegenheid 2004 Werkgelegenheid Beroepsbevolking (x1000) (x1000) Provincie Limburg (NL) Noordrijn-Westfalen (D) Provincie Limburg (B) Provincie Luik (B) Incl. DG EU-15
Werkgelegenheid t.o.v. beroepsbevolking
542,6 7.276 335 367
571,7 8.049,7 358,3 423,7
94,9% 90,4% 93,5% 86,6%
163.343
178.382,7
91,6%
Bron: Eurostat 2006
Nederlands-Limburg kent het hoogste aandeel van de werkgelegenheid ten opzichte van de beroepsbevolking (94,9%). Op nationaal niveau zelfs nog wat hoger (95,4%). Na Nederlands-Limburg volgt de provincie Belgisch-Limburg met 93,5%. De provincie Luik scoort hierin het laagst met 86,6%. De werkgelegenheid per sector komt aan de orde in paragraaf 1.4. Ontwikkeling werkgelegenheid Tabel 2.8 toont de geïndexeerde werkgelegenheidsontwikkeling voor de periode 19992004 (basisjaar is 1999). De werkgelegenheid in Belgisch-Limburg is in deze periode vrij sterk toegenomen, met 5%. Tussen 2002 en 2004 heeft een lichte daling plaatsgevonden. Ook in Nederlands-Limburg is de werkgelegenheid aanvankelijk gestegen, en in 2004 weer gedaald naar het niveau van 200012. In Noordrijn-Westfalen is de werkgelegenheid met 2% gedaald, evenals in Duitsland als geheel. De werkgelegenheidsontwikkeling in de provincie Luik blijft achter bij die in België als geheel, terwijl de werkgelegenheidsontwikkeling in Belgisch-Limburg juist gunstiger is. Tabel 2.8 Werkgelegenheidsontwikkeling 1999 – 2004 (basisjaar 1999) 1999 Provincie Limburg (NL) Noordrijn-Westfalen (D) Provincie Limburg (B) Provincie Luik (B) Incl. DG
1999
2000
2001
2002
2003
2004
100 100 100 100
101 101 103 99
101 102 103 99
103 101 105 99
103 100 102 101
101 98 105 100
Bron: Eurostat 2006
12
Althans volgens de Eurostat-cijfers. Regionale statistieken laten al wat langer een daling zien, die juist in Zuid-Limburg vrij fors is.
23
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Werkloosheid Onderstaande tabel geeft inzicht in de werkloosheidscijfers van de verschillende deelgebieden ten opzichte van de lidstaten en de EU-15. Daarnaast wordt het aantal werklozen bekeken ten opzichte van de beroepsbevolking (15 jaar en ouder). Tabel 2.9 Aantal werklozen als aandeel van de beroepsbevolking Aantal werklozen Aandeel van de beroepsbevolking (x1000) 1999 2004 1999 2004 Ontwikkeling (%) Zuid-Limburg (NL) 10,2 18,8 3,3% 6,1% 84,8% Regio Aken (D) Nb 47,2 8,5% Provincie Limburg (B) 20,6 23,3 6,1% 6,5% 6,6% Provincie Luik (B) Incl. DG 52,2 56,7 12,4% 13,3% 7,3% Programmagebied totaal EU-15
-
146,0
-
8,9%
-
Nb.
14.920,5
-
8,2%
-
Bron: Eurostat 2006
De provincie Luik heeft een hoog werkloosheidspercentage (13,3%). Dit is te verklaren vanuit de afname van de industrie. Daarna volgt de regio Aken met een percentage van 8,5%. De Duitstalige Gemeenschap kende in 2005 een werkloosheidspercentage van 7,8%. Het percentage is de laatste jaren iets gestegen.13 Zuid-Limburg kent de laagste werkloosheid met een aandeel van 6,1%. Alle betrokken deelgebieden hebben te maken met een toenemende werkloosheid. De werkloosheid in de regio Aken in 2004 ligt boven het EU-15-gemiddelde. Het is overigens nog de vraag of deze trend zich in de toekomst voortzet. De sterkste toename in groeipercentages per jaar van de werkloosheid ten opzichte van de beroepsbevolking zien we in Zuid-Limburg (84,8%). In het algemeen blijkt uit de tabellen dat het aantal arbeidsplaatsen stabiel is gebleven, de beroepsbevolking is toegenomen en de werkloosheid is gedaald. Alleen in BelgischLimburg is een sterke toename van het aantal banen te zien. De beroepsbevolking neemt toe door een groeiende arbeidsparticipatie van vrouwen en migranten. Aangezien de beroepsbevolking sterker is gegroeid dan het aantal banen, is de werkloosheid toegenomen. Tabel 2.10 Aantal werklozen naar geslacht (2005) 2005 Mannen Belgische delen EMR Nederlands deel EMR Duits deel EMR Kreise Bitburg-Prüm en Daun EMR
Vrouwen
54.699 21.264 41.073 2.635
67.307 19.379 33.207 2.254
119.671
122.147
Bron: EIS
In de hele Euregio zijn er ongeveer evenveel mannen als vrouwen zonder werk. Er zijn echter aanzienlijke verschillen tussen de partnerregio’s. In Nederlands-Limburg en in de regio Aken zijn er meer werkloze mannen dan werkloze vrouwen, terwijl in de Belgische delen van de EMR het omgekeerde geldt. Belgische vrouwen hebben te kampen met een relatief hoog werkloosheidscijfer.
13
Bron: Abeo, 2006
24
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Tabel 2.11 Aantal werklozen per leeftijdscategorie (2005) 2005 < 25 jaar
25 jaar en ouder
Belgische delen EMR Nederlands deel EMR Duits deel EMR Kreise Bitburg-Prüm et Daun
25.125 6.393 9.207 975
96.881 38.276 65.075 3.914
EMR
41.700
204.146
Bron: EIS
Het aantal werkloze jongeren is hoog in de Belgische delen en iets minder hoog in het Duitse en het Nederlandse deel. Het aantal oudere werklozen is in de Belgische delen niet zo hoog, in het Nederlandse deel wel hoog, terwijl de cijfers voor het Duitse deel zich daartussenin bevinden. Het aantal langdurig werklozen is groot in Luik en in Nederlands-Limburg (60%), terwijl het in de regio Aken slechts om 38% gaat en in Belgisch-Limburg en in de Duitstalige Gemeenschap om 45%. Bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Factoren die de maatschappelijke integratie in gevaar brengen, moeten nauwkeurig in kaart worden gebracht aan de hand van veranderingen in de arbeidsvoorwaarden van werknemers. Deze veranderingen spelen een essentiële rol in de bestaansonzekerheid (‘precariteit’) en kwetsbaarheid van werknemers. Steeds meer uitzendwerk, mini-jobs, dalende lonen en niet-betaald overwerk, het aanstellen van jongeren in opleiding, tijdelijke arbeidscontracten, schijnzelfstandigen, de verschuiving van ondernemingen naar kosten-/winstcentra, de groeiende kloof tussen personeel en directie – allemaal voorbeelden van veranderingen op de arbeidsmarkt. Gewoon betaald werk (met een vast salaris en rechtsbescherming) komt door deze nieuwe vormen van onzekerheid op de arbeidsmarkt steeds meer onder druk te staan. De arbeidswereld kan worden verdeeld in meerdere sociale lagen. Tussen een kleiner wordende ‘geïntegreerde groep’ (werknemers met goede arbeidsvoorwaarden) en een ‘kansarme groep’ (mensen die duurzaam van het arbeidsproces zijn uitgesloten) ontwikkelt zich momenteel een ‘precaire groep’ (mensen die soms werkloos zijn en soms een onzeker baantje hebben). Het ontwikkelen van een strategie of beleid om dit tegen te gaan, is hier niet aan de orde, maar het is goed om de aandacht van de regio’s op dit ‘nieuwe maatschappelijke vraagstuk’ te vestigen om althans een eerste aanzet te geven voor een aanpak. Opleidingsniveau Onderstaande tabel geeft inzicht in het opleidingsniveau van de beroepsbevolking van 15 jaar en ouder in het programmagebied (NUTS-2-niveau). De indeling naar drie opleidingsniveaus is conform de definitie van Eurostat. Het gaat hier om de hoogst genoten opleiding van de beroepsbevolking vanaf 25 jaar tot 65 jaar. De percentages vormen niet altijd opgeteld 100% als gevolg van de mogelijkheid geen antwoord te geven. Tabel 2.12 Opleidingsniveau beroepsbevolking 2004 Primair Provincie Limburg (NL) Nordrhein-Westfalen (D) Provincie Limburg (B) Provincie Luik (B) Incl. DG
Opleidingsniveau Secundair
Tertiair
26,6% 14,4% 25,3%
44,7% 59,3% 40,2%
27,8% 23,6% 34,5%
30,2%
36,9%
32,9%
Bron: Eurostat 2006
25
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Bovenstaande tabel geeft aan dat de provincie Belgisch-Limburg een hoger aandeel hoog opgeleiden kent dan de provincie Luik en Nederlands-Limburg. Het laagste aandeel primair opgeleiden vinden we terug in Noordrijn-Westfalen. Noordrijn-Westfalen kent het grootste aandeel secundair opgeleiden. Binnen Nederlands-Limburg valt op te merken dat het opleidingsniveau in Zuid-Limburg wel hoger is dan in Midden-Limburg.14 Voor de provincie Luik is een verdere onderverdeling beschikbaar voor het werkloze gedeelte van de beroepsbevolking naar opleidingsniveau Hieruit blijkt dat veruit het grootste gedeelte van de werklozen en de actief werkzoekenden het opleidingsniveau ‘Secondaire supérieur’ heeft (resp. 37 en 35%). In aantal vormen de werklozen met alleen een ‘primaire’ opleiding ook een grote groep: ongeveer 200.000 personen op een totale beroepsbevolking van ruim 842.000. Hiervan is echter 80% niet actief werkzoekend. Voor de Duitse deelgebieden doet de gepresenteerde onderverdeling mogelijk onvoldoende recht aan de specifieke differentiatie binnen het onderwijs aldaar. Wij geven echter de voorkeur aan Europees geharmoniseerde gegevens boven gebiedspecifieke data, om de onderlinge vergelijkbaarheid van de cijfers te behouden. Voor een nadere verantwoording voor de gepresenteerde aggregatie verwijzen wij naar de technische toelichtingen die beschikbaar zijn op de website van Eurostat. Pendel Binnen de Euregio Maas-Rijn vindt grensoverschrijdende arbeid plaats. Dergelijke stromen noemen we pendel. Pendelstromen kunnen van belangrijke economische waarde zijn om discrepanties op de arbeidsmarkt te verminderen. Daarnaast wordt het vaak gezien als een indicator voor de mate van integratie tussen verschillende gebieden. Er kunnen diverse redenen bestaan waarom werknemers in een ander land gaan werken of werkgevers werknemers werven over de landsgrens heen. Voordelen kunnen onder andere bestaan uit nabijheid, beperkte werkgelegenheid in het land van herkomst, bedrijfsverplaatsing, financiële voordelen en bijzondere kwaliteiten. Dagelijks steken zo’n 22.000 personen de landsgrenzen binnen de Euregio Maas-Rijn over om naar hun werk te gaan.15 Dit bedraagt zo’n 1,3% van de totale Euregionale beroepsbevolking (2004). Dit is relatief een klein aandeel. De bereidheid tot grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit lijkt echter ruimer aanwezig, maar de diverse problemen die er komen kijken bij grensarbeid doen dit voor een deel teniet.16 Vanuit sociaal-economisch oogpunt is grenspendel in de Euregio Maas-Rijn zeer gewenst. Zo’n 5.375 personen pendelen van Zuid-Limburg naar Duitsland tegenover 1.060 personen die vanuit Duitsland in Zuid-Limburg komen werken. Daarnaast werken er 925 personen uit Zuid-Limburg in de Belgische deelgebieden. Vanuit de Vlaamse en Waalse deelgebieden pendelen 4.835 personen naar Zuid-Limburg. Ook Noord- en MiddenLimburg zijn verantwoordelijk voor hun aandeel grensoverschrijdende pendel.17 Vanuit Noord-Limburg steken 1755 werknemers de grens over naar Duitsland en 115 naar België. Daarentegen werken 865 Duitsers en 550 Belgen in Noord-Limburg. Vanuit Midden-Limburg pendelen 975 personen naar Duitsland en 220 naar België. Vanuit Duitsland werken 175 personen in Midden-Limburg en vanuit België 1215. Pendelcijfers zijn in Zuid-Limburg aanzienlijk hoger. De grenspendel vanuit België naar Duitsland is ongeveer 5000. De pendel van Duitsland naar België is daarentegen zeer beperkt ongeveer 500 personen. Vanuit de Duitstalige Gemeenschap is er een behoorlijke stroom pendelaars. Ruim 4700 mensen werken in Duitsland, 2200 in België en 90 in Nederland. Daarnaast werken bijna 4500 mensen vanuit andere regio’s in het gebied, vooral vanuit België. 14 15 16 17
CBS, 2006 Euregio-MR, 2006 Universiteit Maastricht, 2002 Limburg in cijfers, 2005
26
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Nederlands-Limburg kent een negatief binnenlands pendelsaldo van ongeveer 6.440 personen. Dit wordt vooral veroorzaakt door een omvangrijke stroom richting ZuidoostNoord-Brabant. De pendelstromen laten zien dat de West-Oostelijke richting nog steeds overheerst. Meer pendelaars vanuit Nederland en België gaan naar Duitsland dan andersom. Daarnaast kent Nederland wel een toestroom vanuit België maar is de omgekeerde stroom beperkt. Dit beeld is al jaren onveranderd. Ondanks hun vrijheid om grenzen te overschrijden ondervinden pendelaars problemen als gevolg van de verschillende rechtssystemen en bureaucratische stelsels in drie landen. De zogenaamde ‘glijdende overgangen’ rond landsgrenzen als overgangsgebieden tussen de verschillende delen van de Euregio zijn onvoldoende aanwezig. Problemen omtrent belasting, arbeidsrecht, sociale verzekeringen en de erkenning van diploma’s zijn al langer bekend. Momenteel is een nieuwe werkgroep actief die tot doel heeft de problemen van grensarbeiders op te lossen (Taskforce Grensarbeiders). EURES18 is een voorbeeld van een initiatief van de Europese Commissie dat werknemers en werkgevers ondersteunt in hun grensoverschrijdende en internationale benadering van de arbeidsmarkt. Uitdagingen Euregio voor de komende jaren • Omgaan met de krimpende beroepsbevolking en demografische veranderingen • Vergroten van het aantal hoger opgeleiden; verbeteren van de kwalificaties van kansarmen • Verder oplossen problemen grensgangers • Bevorderen van de mobiliteit van werknemers d.m.v. taal- en cultuuronderwijs • Opnemen van buitenlanders op de arbeidsmarkt; bevorderen van gelijke kansen • Bevorderen van het evenwicht tussen beroeps- en privéleven • Verbeteren van de arbeidskansen voor oudere werknemers 2.5
Economische structuur
De economische structuur van de Euregio wordt hieronder uitgebreid beschreven. Presentatie van de productiestructuur, belangrijke sectoren inclusief toerisme, MKB, starters en werklocaties komen aan bod. In paragraaf 2.6 (Kennisinfrastructuur, onderwijs en innovatie) wordt dieper ingegaan op de relaties tussen de industrie en onderzoek en innovatie. Onderstaande tabellen bieden een overzicht van de productiestructuur van de verschillende deelgebieden. De werkgelegenheid is ten opzichte van de totale werkgelegenheid geplaatst. De tweede tabel drukt de aantallen uit naar hun sectoraandeel van de totale werkgelegenheid. De gepresenteerde werkgelegenheidscijfers lopen niet synchroon met de cijfers opgenomen in tabel 2.7 aangezien het hier om twee verschillende meetmomenten gaat. Omwille van de vergelijkbaarheid en het wenselijke detailniveau is gekozen voor 2002 als basisjaar.
18
European Employment Services
27
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Productiestructuur Tabel 2.13 Werkgelegenheid naar sector, absoluut en procentueel 2002 Programmagebied Landbouw en visserij Voedingsindustrie Chemische industrie Metaal & elektrotechniek Overige industrie Energie Bouw en onroerend goed Handel en reparaties Horeca en zakelijke dienstverlening Transport en communicatie Bank- en verzekeringswezen Quartaire diensten Overheid en onderwijs Totaal
Programmagebied
13.600 27.600 35.200 126.100 63.100 14.400 74.700 143.200 132.600 42.300 96.400 177.200 188.000
1,2% 2,4% 3,1% 11,1% 5,6% 1,3% 6,6% 12,6% 11,7% 3,7% 8,5% 15,6% 16,6%
1.134.600
100%
Bron: Etil 2005
Uit deze tabel blijkt dat (niet-commerciële) instellingen en het onderwijs de belangrijkste werkgevers vormen in de Euregio Maas-Rijn, gevolgd door de dienstensector, de handel en de reparatiesector. Ook de horeca, de metaalsector en de elektrotechniek hebben een belangrijk aandeel. De agrarische sector, met 13.600 arbeidsplaatsen, komt achteraan. Om een vergelijking met een hoger schaalniveau te kunnen maken, zijn bovenstaande cijfers in tabel 2.14 geaggregeerd naar Landbouw, Industrie, Bouw en Diensten. Hieruit blijkt dat de sectorstructuren van de regio’s niet veel verschillen van de sectorstructuren op de nationale niveaus. Regio’s in het programmagebied – Zuid-Limburg uitgezonderd zijn iets sterker op landbouw georiënteerd dan de lidstaten als geheel. In de regio Aken en de provincie Belgisch-Limburg is de industrie iets sterker vertegenwoordigd, dan in Duitsland en België als geheel, maar voor de provincie Luik geldt dit juist niet. De bouwsector vertoont hetzelfde beeld.
Landbouw Industrie Bouw Diensten Totaal
Provincie Limburg (Nl)
Programma gebied
D.G. (2003)
Provincie Luik (B)
Provincie Limburg (B)
Regio Aken (D)
ZuidLimburg (NL)
Tabel 2.14 Werkgelegenheid naar sector (2002) – vergelijking programmagebied met provincies en lidstaten
1% 20% 6% 73%
0,8% 27% 7% 66%
4,7% 25% 7% 64%
2,2% 18% 6% 73%
0,7% 24% 7% 68%
1,2% 24% 7% 69%
3% 20% 5% 62%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
90%
Bron: ETIL (voor subregio’s programmagebied), ABEO (voor DG), Eurostat (voor provincies en lidstaten) NB Percentages voor Limburg (NL) tellen niet op tot 100%
28
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
In tabel 2.15 is de werkgelegenheid naar sector weergegeven op provincie-/deelstaat- en lidstaatniveau. Vergelijken we de sectorstructuur van 2004 met die van 2002, dan zien we dat het aandeel van de industrie en de bouw in de totale werkgelegenheid licht is gedaald. Dit geldt zowel op provinciaal/deelstaat- als op lidstaatniveau. Tabel 2.15
Werkgelegenheid naar sector (2004) naar provincie/deelstaat en lidstaten Provincie Limburg (Nl)
Landbouw Industrie Bouw Diensten Totaal
NRW
Provincie Limburg (B)
Provincie Luik (B)
3% 18% 5% 69%
1% 25% 6% 68%
2% 22% 8% 68%
2% 16% 7% 75%
96%
100%
100%
100%
Bron: Eurostat NB Percentages Nederland tellen in Eurostat niet op tot 100%
In de Euregio zijn meer dan 250.000 bedrijven gevestigd. De regio kent een brede economische structuur. De economie in de steden bestaat vooral uit dienstverlening. De omliggende landelijke gebieden worden meer gekenmerkt door micro-ondernemingen, kleine en middelgrote ondernemingen en door een afnemend belang van de landbouw. De secundaire, tertiaire en quartaire sector lopen qua werkgelegenheid niet sterk uiteen. De tertiaire sector vertegenwoordigt de meest werknemers. Binnen de secundaire sector steekt het aantal werknemers in de metaal en elektrotechniek royaal boven de overige industrie uit. In de regio Aken zijn de sectoren industrie (metaal- en elektrotechniek), horeca en zakelijke diensten, quartaire diensten en handel en reparatie het best vertegenwoordigd. Zuid-Limburg laat zich kenmerken door in eerste instantie industrie (metaal- en elektrotechniek, chemie), quartaire diensten, horeca en zakelijke dienstverlening en handel en reparatie. Ook dient de transport en communicatiesector te worden genoemd, deze steekt positief af bij de andere regio’s. In Belgisch-Limburg is de sector industrie (metaal- en elektrotechniek) het grootst met vervolgens overheid, onderwijs, handel en reparatie en het bank- en verzekeringswezen. De provincie Luik ten slotte heeft het grootste aandeel werk in de tertiaire en quartaire sector. Administratie, onderwijs, gevolgd door handel, reparatie en quartaiere diensten, zijn dé sectoren die zorgen voor werkgelegenheid. Op basis van aanvullende informatie kan voor de provincie Luik worden geconcludeerd dat de totale werkgelegenheid tot 2000 een behoorlijke groei heeft vertoond en sindsdien ongeveer stabiel is. De werkgelegenheid in de landbouw is in de provincie Luik afgenomen, evenals in de industrie. Dit geldt voor vrijwel alle subsectoren daarvan, met name voor de metaalindustrie, elektrotechnische industrie en de subsector rubber en kunststof. Een positieve uitzondering is de chemie, in deze sector is het aantal banen sinds het jaar 2000 met 400 toegenomen, tot 2850. De werkgelegenheid in de toeristische sector – hotels en restaurants- is min of meer stabiel. De werkgelegenheid in de zakelijke dienstverlening en de zorg is in de provincie Luik toegenomen. We bespreken hier kort een aantal voor de gehele Euregio in de toekomst belangrijke sectoren waar vanuit het programma activiteiten op kunnen worden ontwikkeld. Specifieke sectoren per deelregio blijven buiten beschouwing.
29
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Agrarische sector In alle regio’s van de Euregio Maas-Rijn staat de landbouw onder druk. De agrarische sector is in termen van werkgelegenheid het sterkst vertegenwoordigd in BelgischLimburg en de provincie Luik met achtereenvolgens 4,7 en 2,2%. Daarentegen biedt de sector in Zuid-Limburg en de Duitstalige Gemeenschap 0,7% en in de regio Aken 0,8% van de totale werkgelegenheid. Het areaal landbouwgrond en het aantal boerenbedrijven in de Euregio loopt langzaam terug, de werkgelegenheid in de landbouw neemt af. De verwachting is dat deze trend zich doorzet. De inkomenspositie en werkgelegenheid komen sterk onder druk te staan. Aangescherpte regelgeving met in het bijzonder milieudoelen vraagt om een extensief grondgebruik maar dat is als gevolg van de hoge grondprijzen veelal niet haalbaar.19 Voor de Euregio geldt dat de werkgelegenheid in en het economische belang van de landbouw afnemen. Omdat de landbouw echter ook een omgevingsbelang heeft (producenten in de groene ruimte)worden (bosbouw)maatregelen getroffen om de rurale economie te diversifiëren en agrarische ondernemers te ondersteunen. Om de inkomenspositie te behouden gaan agrariërs op zoek naar verbreidingsactiviteiten, vaak gebruik makend van de kwaliteiten van het landschap (recreatie en toerisme, zorg, beheer van het landschap, streekproducten). In de Duitse Eifel en de Hoge Venen wordt ‘vernieuwbare energie’ (hout en biomassa) als een belangrijke mogelijkheid tot verbreding gezien. Industrie Historisch gezien speelt de industrie een grote rol in de Euregio Maas-Rijn, en nog steeds neemt industrie een belangrijke plaats in. Belangrijke subsectoren zijn de chemische industrie, metaal- en elektrotechniek en – in toenemende mate – life sciences (waarbij de laatste categorie enige overlap vertoont met de andere categorieën). Een aantal grote spelers in het veld zijn: Philips GmbH (Aken), Ericsson Eurolab Deutschland GmbH (Herzogenrath), FORD (Genk), DSM (Geleen), SABIC (Geleen), Nedcar (Born), Arcelor Mittal (Luik), Tessenderlo Chemie (Tessenderlo), Ugine & ALZ Belgium NV (Genk). Een andere grote industriële sector is de bouwsector, die 6,6% van de totale werkgelegenheid in de Euregio voor haar rekening neemt. In deze sector is met name de beschikbaarheid van goed geschoold personeel een punt van aandacht, zeker ook in verband met de noodzaak tot heroriëntatie op (arbeidsintensieve) renovatie en vernieuwbouw.20 Het Cedubo (Centrum Duurzaam Bouwen) te Heusden-Zolder (B) is een belangrijk expertisecentrum op dit gebied. In met name de Duitstalige Gemeenschap en de Eifel is de houtsector een sector van betekenis. Ook van belang is de ruimtevaartindustrie, die met name in Luik is gevestigd. Belangrijke actoren zijn onder meer het Centre Spatial de Liège en Techspace Aéro. Dat de sector door Wallonië als innovatiecluster is erkend, vormt een extra troef. Ook in het algemeen is de positie van de industriële sector een punt van aandacht. De industriële werkgelegenheid zal in de toekomst verder afnemen. Het inkrimpen van de productie bij een grote Euregionale speler als Nedcar heeft tot gevolg dat ongeveer 1000 werknemers in de nabije toekomst hun baan zullen verliezen. Voor Nederlands-Limburg wordt bijvoorbeeld verwacht dat de industriële werkgelegenheid tot 2020 met 8.500 tot 17.000 arbeidsplaatsen zal afnemen.21 Het totale negatieve effect (inclusief gerelateerde dienstensector en logistiek) zal het dubbele zijn. Andere niet te verwaarlozen voedingsmiddelenindustrie.
sectoren
zijn
de
papierindustrie
en
de
Life Sciences Een cluster in opkomst wordt gevormd door de zogenaamde ‘life sciences’ (medische technologie en biotechnologie). Deze sector heeft bovendien een sterke grensoverschrijdende dimensie.
19 20 21
Ministerie van LNV, 2006 Provincie Limburg, Directie Economische Zaken en Internationale Samenwerking, 2006 BCI, 2005
30
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
In de Euregio Maas-Rijn kent het life-science cluster ongeveer 300 bedrijven, waaronder belangrijke internationale spelers als Medtronic, Boston Scientific, Eurogentec en Dyax. Het belang van de sector en de betekenis voor de Euregionale ontwikkeling blijkt daarnaast uit de aanwezigheid van 30 technologiecentra (incubators, innovatiecentra of wetenschapsparken) en 130 particuliere en publieke onderzoekscentra. Een ontwikkeling in de medische sector die een omvangrijke betekenis voor andere sectoren kan hebben, is de komst van bedrijven als CyGenics Life Sciences NV, een belangrijke pionier in het ‘top medisch toerisme’22. Er zijn in de Euregio ook andere projecten die dit soort toerisme bevorderen, zoals het Château des Thermes in Chaudfontaine en Health Valley in Valkenburg. Medisch toerisme biedt spin-off voor tal van sectoren: toerisme, wellness, logstiek en detailhandel. ICT Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) is een ander cluster in opkomst. Voorbeelden van belangrijke ICT-bedrijven zijn Philips en Kinepolis. De regio Aken kent op ICT- gebied meer dan 100 ondernemingen en onderzoeksinstituten die georganiseerd zijn in diverse netwerken, zoals REGINA, en van daaruit ook grensoverschrijdend samenwerken.23 De provincie Luik herbergt EVS, wereldleider in apparatuur voor televisie-livebeelden, alsook het opleidings- en expertisecentrum Technifutur en het “Forum Telecom”. Het gehele spectrum van ICT-ondernemingen is in de Euregio aanwezig: bedrijven gericht op software-ontwikkeling (bijvoorbeeld PIMC, Androme en Cipal in het wetenschapspark in Diepenbeek), systeemontwikkeling/programmering, databanken, enzovoort. Chemie De Euregio kent een relatief omvangrijke chemiesector. In deze sector worden twee richtingen met groeiperspectieven onderscheiden:24 enerzijds de basischemie en productie van halffabrikaten, anderzijds de fijnchemie en hoogtechnologische chemie. Bij deze laatste categorie biedt met name de relatie tussen chemie en gezondheid en ontwikkeling van biomaterialen (lichaamsvreemde materialen voor herstel en ondersteuning van lichaamsfuncties) perspectieven. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met het feit dat de concurrentie op dit gebied in Europa groot is. Automotive De automotive industrie in de Euregio biedt meer dan 60.000 banen. De regio is strategisch gelegen in een gebied waareen aanzienlijk deel van de Europese autoproductie plaatsvindt. In Genk (Ford) en Born (NedCar/Mitsubishi) zijn twee belangrijke productiebedrijven gevestigd. Daarnaast zijn er vele toeleveranciers gevestigd in de regio. Logistiek Ook de logistieke sector speelt een rol van betekenis. Bedrijven die hun (Europese) distributiecentra in de regio hebben gevestigd zijn bijvoorbeeld Bertelsmann, Bose, DHL, Hyundai, Ikea, Skechers en TNT. De Euregio beschikt over diverse logistieke knooppunten. Eén van die knooppunten is Luik, dat over een grote binnenhaven – de derde Europese binnenhaven na Duisburg en Parijs– en een luchthaven beschikt. De luchthaven legt zich vooral toe op vrachtvervoer en stond in 2005 internationaal in de top 50 en binnen Europa op de elfde plaats in het luchtvrachtvervoer. De luchthaven is een belangrijke vestigingsfactor voor bedrijven als TNT. De binnenhaven wordt momenteel vooral benut voor overslag van bulkgoederen, maar de containerstromen zullen ook hier in de komende jaren sterk groeien.25 Het knooppunt Sittard-Geleen heeft voornamelijk een functie voor de daar aanwezige chemische en automotive industrie.
22
Dit soort toerisme houdt in dat er specifieke medische behandelingen op topniveau worden aangeboden, plus de daarop aansluitende hotel- en vakantieaccommodaties met permanente medische bewaking op afstand. 23 “Leitbild Regio Aachen 2015”, 2006 24 BCI, 2005 25 BCI, 2005
31
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Binnenvaart en short-sea vervoer vindt plaats via het knooppunt Born. Maastricht Aachen Airport is met name van betekenis voor vrachtvervoer op relatief korte afstanden (Afrika en Rusland). Ook Genk, met een grote binnenhaven aan het Albertkanaal, is belangrijk logistiek knooppunt, evenals Lommel, dat in de toekomst aansluiting krijgt op de IJzeren Rijn. Er zijn verschillende grote distributiecentra gevestigd, en ook de activiteiten van Ford (dat 98% van de productie exporteert26) kennen belangrijke logistieke facetten. De aanwezigheid van gespecialiseerde bedrijven (FOREM Logistics) en samenwerkingsverbanden (bijv.: Pôle Transport in Luik, Logistiek Platform Limburg in Hasselt, European Logistics Center in Nederlands-Limburg) geeft de sector een extra troef in handen. De ‘nieuwe mobiliteit’ (beheersing van goederenstromen en gegevens via satellieten, bijv. de bedrijven ULYCES en ATHOL) vormt een nieuwe uitdaging die kansen biedt voor ontwikkeling. Meer kennis, uitwisseling en samenwerking wordt door het bedrijfsleven als wenselijk gezien: men zal elkaars vervoersnetwerken en -diensten nodig hebben om klanten een efficiënt vervoerssysteem te kunnen aanbieden. De concurrentie op dit gebied is groot. Transport wordt steeds vaker uitbesteed, waarbij het marktaandeel van Oost-Europese vervoerders snel toeneemt.27 Dat de logistieke infrastructuren elkaar aanvullen is van wezenlijk belang, en binnen de Euregio is op dit punt een sterke ontwikkeling te zien. Er zijn ook belangrijke multimodale platformen aanwezig, die nog volop in ontwikkeling zijn. Diensten De dienstensector is een van de sterkste sectoren in de Euregio. De groei van deze sector vindt met name plaats in de belangrijkste steden: Luik, Verviers, Hasselt, Maastricht en Aken. Deze ontwikkeling is typerend voor de gehele Europese economie, en in lijn met de transitie naar een kenniseconomie. Naast de traditionele dienstensector (facilitaire en ondersteunende diensten, zoals schoonmaak en administratie) ontwikkelen zich ook moderne, kennisintensieve vormen van zakelijke dienstverlening, bijvoorbeeld in de sfeer van juridische dienstverlening, accountancy, consultancy, kunstmatige intelligentie, onderhoud en ICT. De designsector is bijvoorbeeld zeer goed vertegenwoordigd en zeer actief in de Euregio, en biedt interessante mogelijkheden voor samenwerking. Dergelijke samenwerking is bijvoorbeeld reeds tot stand gekomen in de vorm van de Design-biennale in Luik, waar designers uit Wallonië en de Euregio hun werk tentoonstellen. Voor de ontwikkeling naar een Euregionale kenniseconomie is een verdere toename van de hoogwaardige zakelijke diensten noodzakelijk. Daarbij moeten de relatief kleine steden in de Euregio overigens concurreren met de veel grotere stedelijke concentraties (Vlaamse Ruit, Ruhrgebied, Frankfurt, Randstad). Voor de onderkant van de arbeidsmarkt is vooral de ontwikkeling in de traditionele vormen van de commerciële diensten van belang; gelet op het relatieve aandeel van lager opgeleiden in de Euregio mag dit niet worden verwaarloosd. Toerisme en recreatie Toerisme is van groot belang voor de Euregio. De Euregio ontving in 2004 ruim vier miljoen bezoekers: 1.7 miljoen in België, 1.5 miljoen in Nederland en ruim 900.000 in Duitsland.28 Het aantal bezoekers vertoonde de afgelopen jaren een lichte toename (sinds 2002 een stijging met 2%). Daarbij bestaan binnen de Euregio wel grote verschillen: in het Duitse deel van de Euregio is het aantal bezoekers toegenomen met 7%, in Nederland is het aantal bezoekers stabiel gebleven. 80% van de bezoekers in het Nederlandse en Duitse deel van de Euregio komt uit eigen land, in Vlaanderen en Wallonië ligt de verhouding anders: 47% van de bezoekers komt uit het buitenland. Hieraan draagt vooral het arrondissement Luik bij. De Euregio, inclusief Bitburg-Prüm en Daun, telt meer dan 45.000 hotelbedden, verdeeld over ruim 1100 hotels.29 26 27 28 29
www.evd.nl BCI, 2005 EIS, 2005 Eurostat, 2006 (cijfers 2004)
32
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
De meeste hotels zijn te vinden in Zuid-Limburg (311), het arrondissement Verviers (153) en Bitburg-Prüm (140). Daarnaast zijn er ruim 240 campings, waarvan er eveneens relatief veel zijn te vinden in Zuid-Limburg (69), Verviers (50) en Bitburg-Prüm (29), en diverse bungalowparken. Het totale aantal overnachtingen in de Euregio bedroeg in 2004 12.024.982, een beperkte afname ten opzichte van 2002, toen het aantal overnachtingen nog 12.242.771 bedroeg. Deze afname geldt niet voor Belgisch-Limburg, hier werd het aantal overnachtingen geconsolideerd.30 De meeste overnachtingen vinden plaats in Nederlands Zuid-Limburg (32%) en het arrondissement Maaseik (23% van het totaal). Het aandeel van het Duitse deel van de Euregio in het aantal overnachtingen is relatief gering: 19%, waarvan 6% in de stad Aken. De gemiddelde verblijfsduur van bezoekers in de Euregio bedraagt 2,9 dagen. In het Arondissement Maaseik blijven de bezoekers het langst: 4,3 dagen. Ter vergelijking: in Zuid-Limburg blijven bezoekers gemiddeld 2,6 dagen, in de stad Aken 2,2. De gemiddelde verblijfsduur in de Euregio komt ongeveer overeen met de gemiddelde verblijfsduur in Duitsland en België als geheel, alleen in Nederland is de gemiddelde verblijfsduur wat langer (3,2 dagen). De Euregio kent een aantal grote toeristische trekpleisters. De combinatie van cultuurtoerisme, landschap en natuurschoon trekt veel bezoekers aan. Het dagtoerisme en het wandel- en fietstoerisme spelen een belangrijke rol. De Euregionale marketing moet zich richten op zowel dagtoeristen als verblijfstoeristen. Beide doelgroepen zijn van groot belang voor de Euregionale economie. Ter illustratie: een dagtoerist in de Eifel geeft gemiddeld € 19,95 uit. Bij een langer verblijf komen hier de overnachtingskosten bij. In 2005 bedroeg het totale aantal bezoekers in de hele Euregio (inclusief de Kreise Bitburg-Prüm en Daun) 4.970.439.31 In het gebied liggen de Ardennen en verschillende natuurparken en nationale parken, zoals het natuurpark Hoge Venen-Eifel, het natuurpark Noord-Eifel, het natuurpark ZuidEifel, het Nationaal Park Eifel en het Nationaal Park Hoge Kempen en het Nationaal Landschap Heuvelland als onderdeel van het grensoverschrijdende Drielandenpark. De bekendste ‘attractie’ is de Dom in Aken, die ongeveer een miljoen bezoekers per jaar trekt. Ook de dierentuin in die stad is een grote trekker, met 260.000 bezoekers in 2005. Een nieuwe grote publiekstrekker is het GAIA-park in Kerkrade, een thematisch dierenpark met een belangrijke educatieve functie. Dit park is in 2005 geopend en is in dat jaar door 300.000 mensen bezocht. Ook wellness-voorzieningen zijn belangrijk voor de Euregio. Deze trokken in Aken in 2005 bijna 390.000 bezoekers (de Carolus Thermen), in Zuid-Limburg 370.000, in Spa (Les Thermes de Spa) 120.000, en in Valkenburg (Thermae 2000) 200.000. Het aantal bezoekers van deze voorzieningen vertoont wel een dalende trend. Grote trekkers in Belgisch-Limburg (ieder meer dan 100.000 bezoekers per jaar) zijn Domein Bokrijk (openluchtmuseum, speeltuin en adventure park) en Kasteelcomplex Alden Biesen (Bilzen). Voor de provincie Luik is dit met name Plopsa Coo (eveneens meer dan 200.000 bezoekers per jaar). In Belgisch-Limburg is een (grensoverschrijdend) fietsroutenetwerk ontwikkeld, dat de afgelopen jaren aanzienlijk is uitgebreid. Het initiatief heeft in vele regio’s navolging gekregen. ‘Slechtweervoorzieningen’ zijn er in de Euregio relatief weinig. Voorbeelden zijn de skihallen in Peer en Landgraaf, het toeristische aanbod rond de leisteengroeven (Schieferstollen) in Recht en het toeristische mijnbouwcentrum Bleialf (Rheinland-Pfalz). Een nieuwe attractie in deze categorie is Plopsa Indoor in Hasselt (geopend in 2006). Er zijn diverse toeristische samenwerkingsprojecten tot stand gekomen, die een aanknopingspunt bieden voor een gezamenlijke, daadwerkelijke Euregionale marketing.
30 31
Provincie Limburg (België), Directie Economische Zaken en Internationale Samenwerking, 2006 Bron: EIS en Statistisches Bundesamt
33
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
De oprichting van een Europees Economisch Samenwerkingsverband (EESV), genaamd ‘Marketing Ardennes-Eifel’, heeft een gecoördineerde toeristische marketing mogelijk gemaakt voor het gebied Ardennen-Eifel, bestaande uit de Duitse Kreis Eifel, de regio Ardennen van de provincie Luik en de provincie Luxemburg. Deze marketing concentreert zich vooral op het watertoerisme, actief toerisme (wandelroutes) en cultuur- en evenemententoerisme. Het project ‘Châteaux de la Meuse’ promoot het Euregionale toerisme in de provincies Luik, Belgisch-Limburg en Nederlands-Limburg door middel van ontdekkingstochten langs kastelen binnen een strook van ongeveer 25 km aan weerszijden van de Maas. Het gaat om 23 kastelen in de provincie Luik, 10 in BelgischLimburg en 20 in Nederlands-Limburg. Daarnaast is de Belgisch-Nederlandse toeristische bewegwijzering in het Geuldal nog vermeldenswaardig. Voorlichting over de toeristenmarkt binnen en buiten de grenzen van de Euregio MaasRijn en een gezamenlijke marketing moeten een flinke groei van het aantal bezoekers mogelijk maken. Het gezondheids- en ontspanningstoerisme biedt eveneens goede grensoverschrijdende mogelijkheden in verband met de culturele en natuurlijke diversiteit van de Euregio Maas-Rijn. Watertoerisme is een vorm van groen toerisme. Via de INTERREG IIIA-projecten ‘Wasserland Eifel-Ardennen’ en ‘Wassererlebnis’ is aanzienlijke verbetering geboekt met een onderlinge afstemming van het toeristische aanbod en een gezamenlijke marketing. Op het gebied van ecologisch en cultuurhistorisch toerisme is er het project ‘Industrielle Folgelandschaft’, dat de diversiteit van de regio tot uitdrukking brengt en tegelijkertijd het industriële en natuurlijke erfgoed onder de aandacht van toeristen brengt. De basis hiervoor zijn de mijngebieden die zich uitstrekken van Beringen tot Düren. Het aantrekken van doelgroepen met specifieke behoeften, zoals gehandicapten (‘barrièrevrij’ toerisme) 50-plussers en jongeren, is eveneens een grensoverschrijdende uitdaging die kan worden opgepakt. Een aandachtspunt dat wordt geconstateerd is de geringe beschikbaarheid van toeristische data en benchmarkgegevens op Euregionaal niveau.32 Om in Euregionaal verband het toeristische aanbod te verbeteren, is beschikbaarheid van dit soort data essentieel. Ook genoemd wordt het belang van het uitnutten van de toeristische sterktes van de Euregio als geheel. Het is belangrijk bestemmingen in de Euregio te promoten als toeristische trekpleisters zodat toeristen langer in het gebied blijven. Partners geven aan dat euregionaal opereren op dit vlak meerwaarde oplevert boven kleinere projecten in de deelregio’s. Koopstromen Uit Euregionaal koopstromenonderzoek blijkt dat grensoverschrijdende inkopen en uitstapjes behoorlijk toenemen. Daarbij wordt door Belgische en Duitse inwoners van de Euregio aanzienlijk meer uitgegeven dan omgekeerd. Belgen besteden gemiddeld per consument 275 euro in de provincie Limburg (NL) en Duitsers 235 euro, terwijl Limburgers (NL) in elk van de buurlanden gemiddeld maar 100 euro per jaar uitgeven. Belgische inwoners van de Euregio besteden gemiddeld 125 euro per jaar in Duitsland. Grensoverschrijdend winkelen kan een belangrijke stimulans zijn voor integratie: het is voor veel burgers de enige kennismaking met de buitenlandse buurregio’s. Midden- en kleinbedrijf (MKB)33 Het Midden- en Kleinbedrijf (MKB, of KMO – Kleine en Middelgrote Ondernemingen) omvat bijna 90% van alle ondernemingen in de Euregio Maas-Rijn, en speelt dan ook een belangrijke rol als grootste werkgever.
32 33
Provincie Limburg (België), Directie Economische Zaken en Internationale Samenwerking, 2006 Een andere gangbare afkorting voor deze categorie bedrijven is KMO (Kleine en Middelgrote Ondernemingen)
34
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Onderstaande tabel geeft per regio het aandeel bedrijven naar bedrijfsgrootte weer. Daartoe is een driedeling gemaakt in bedrijven tot 10 werknemers, bedrijven tussen de 10 en de 100 werknemers en bedrijven met 100 werknemers of meer. Tabel 2.16 Aandeel bedrijven naar grootte 2003 < 10 Zuid-Limburg (NL) Regio Aken (D) Provincie Luik (B)34 Provincie Limburg (B), incl. DG Duitstalige gemeenschap (B)
Aantal werknemers 10-99
88,2% 90,3% 81,4% 81,5% 82,6%
10,6% 8,8% 16,6% 16,5% 15,7%
100 > 1,2% 0,9% 2,0% 2,0% 1,7%
Bron: EIS 2006 – RSZ 2006 (deel provincie Luik, situatie op 31-12-2003)
Bovenstaande cijfers duiden op een aanzienlijk aandeel midden- en kleinbedrijf in de verschillende deelgebieden. Meer dan 80% van de bedrijven heeft minder dan tien mensen in dienst. De regio Aken en Zuid-Limburg voeren hierbij de lijst aan. MKB/kmoondernemingen zijn dus enorm belangrijk voor de economische ontwikkeling in de Euregio. Het MKB/KMO is divers, omvat verschillende sectoren en is van belang voor het scheppen en in stand houden van werkgelegenheid. Echter, het MKB bestaat uit veel kleine partijen die vaak geïsoleerd opereren. Innovatie en kennisoverdracht maken nog te weinig onderdeel uit van een doelgerichte ondernemersstrategie. Ook de voordelen van het netwerken worden te weinig benut. Er zijn diverse projecten opgezet om de MKB-partijen ‘samen’ sterker te maken. Samen kunnen kleine bedrijven beter inspelen op de markt (schaalvoordelen). De samenwerking tussen het MKB/kmo en technologische onderzoekscentra moet worden versterkt. Een voorbeeld is het INTERREG III-project ‘Strategisch Innoveren in de Euregio MaasRijn’, dat zich richt op het versterken van het strategische innovatievermogen van het MKB. In dit project wordt samengewerkt tussen MERIT (Nederlands-Limburg), LUC (Belgisch-Limburg), AGIT (Aken) en SPI+ (Luik). Het project richt zich speciaal op de sectoren life sciences, automotive en ICT en loopt van 2004 tot 2007. Starters Tabel 2.17 Aantal oprichtingen en opheffingen 2003
Zuid Limburg (NL) Regio Aken (D) Bitburg-Prüm en Daun (D) Provincie Limburg (B) Provincie Luik (B) Duitstalige Gemeenschap Programmagebied totaal
Bedrijven
Oprichting
Opheffing
Totaal
Oprichting / Totaal
3.097 11.932 1.111 4017 4.564 298
1.904 9.971 802 3515 4.055 343
28.363 50.008 Nb. Nb. 59.155 5.963
10,9% 23,9% 7,7% 5%
21.002
17.075
Nb.
-
Bron: EIS 2006
Uit bovenstaande tabel blijkt dat er een sterke toename is van het aantal opgerichte bedrijven in de Euregio. Elk deelgebied van de Euregio kent een netto toename. Deze ontwikkeling is positief te noemen. Overigens blijkt uit andere cijfers van de Provincie Luik dat er in die provincie juist een relatief lange periode achter de rug is waarin het aantal opheffingen boven het aantal oprichtingen lag, een ontwikkeling die pas vanaf 2004 ten positieve is omgeslagen. Een project dat starters ondersteunt bij het opstarten van een bedrijf is bijvoorbeeld euBan. 34
Cijfers uit 2002
35
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Dit project heeft tot doel durf- en groeikapitaal aan te trekken. In het netwerk zijn vertegenwoordigd de Regio Aken (AGIT), Belgisch-Limburg (BAN Vlaanderen), Nederlands-Limburg (Industriebank LIOF), Regio Luik (Socran) en de Duitstalige gemeenschap van België (WFG Ostbelgien).35 Werklocaties Onderstaande tabel geeft per regio de oppervlakte aan bedrijventerrein weer. Tabel 2.18 Werklocaties 2005
Bedrijventerrein (ha) Bruto oppervlakte
Zuid-Limburg (NL) Regio Aken (D Bitburg-Prum en Daun (D) Provincie Limburg (B) Provincie Luik36 (B), incl. DG Duitstalige Gemeenschap37 (B) Programmagebied
Uitgeefbaar
Terstond uitgeefbaar
3.025 6.032 903 9.858 2.775 345
322 1.351 316 2.043 433 61
173 552 145 556 Nb. Nb.
22.427
4.459
1.42638
Bron: EIS 2006
Om de concurrentiekracht van een gebied te versterken is het noodzakelijk dat er in kwantitatieve en kwalitatieve zin voldoende werklocaties voorhanden zijn. Op basis van bovenstaande cijfers kunnen we concluderen dat er, op enkele uitzonderingen na, kwantitatief voldoende werklocaties beschikbaar zijn. Kwaliteit en duurzaamheid van bedrijventerreinen wordt een steeds belangrijker onderdeel van het vestigingsklimaat. Er wordt meer werk gemaakt van revitalisering – via de sanering en modernisering van verlaten bedrijventerreinen (bijv. in de provincie Luik moet nog 1800 ha worden gesaneerd) – en terreinmanagement. Een voorbeeld is Bedrijventerreinmanagement Parkstad Limburg (BTM). Interesse vanuit de provincie Limburg (B) is aanwezig, onderzocht wordt of het concept haalbaar is. De ontwikkeling van hoogwaardige bedrijventerreinen sluit hier op aan. Een bijzondere ontwikkeling is het grensoverschrijdende bedrijventerrein, genaamd Avantis European Science and Businesspark (2001). Het terrein is gelegen tussen Heerlen en Aken. Met een dergelijke locatie zou de grens geen obstakel meer zijn en moet een synergetische werking ontstaan. Het verwachte succes bleef echter uit. Op dit moment zijn er enkele bedrijven gevestigd en staan enkele kantoorpanden (deels) leeg. Het naastgelegen terrein Trilandis is een vergelijkbaar concept gericht op de industrie-, transport- en distributiesector en kent een vergelijkbaar verloop. Hier is echter wel Medtronic gevestigd. Overigens zijn de wetenschapsparken in de Euregio een groot succes. Uitdagingen Euregio voor de komende jaren • Ontwikkeling van Euregionale economische clusters • Vergroting van innovatiekracht MKB • Aanpak van afname industriële werkgelegenheid • Promotie van bestemmingen in de Euregio als toeristische trekpleisters (ontwikkeling van gezamenlijk aanbod en marketing) • Verbreding van economische basis platteland • Verbetering van vestigingslocaties • Ondersteuning van starters
35 36 37 38
www.euban.net Bron: SPI+ Cijfers 2004 Totaal exclusief provincie Luik en Duitstalige Gemeenschap
36
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
2.6
Kennisinfrastructuur, onderwijs en innovatie
De Europese Commissie hecht groot belang aan de afspraken die in Lissabon en Gothenburg zijn gemaakt. Ontwikkeling van de kenniseconomie is hierin een element. Bevordering van innovatie, verbetering van onderwijs en ontwikkeling van de kennisinfrastructuur dragen hieraan bij. De totstandkoming van een kennismaatschappij vereist investeringen in onderwijs en levenslang leren. Kennisinfrastructuur Onderzoek en ontwikkeling zijn van essentieel belang voor de Euregio. Een sterke innovatiekracht kan de concurrentiepositie van het gebied versterken. De Euregio MaasRijn heeft al een goede basis, met een uitgebreid netwerk van onderzoeks- en opleidingsinstituten. De Euregio heeft met vijf universiteiten en vele onderzoekscentra een krachtig potentieel voor de ontwikkeling van kenniseconomie en kennissamenleving. De Euregio kent vijf universiteiten: de universiteit van Luik (17.000 studenten39), Universiteit Hasselt (bijna 4.000 studenten40), de Rheinisch-Westfälische Technische Hochschule (RWTH) Aachen (28.500 studenten), de Open Universiteit Nederland (21.000 studenten) en de Universiteit Maastricht (11.600 studenten).41 De Universiteiten van Maastricht en Hasselt werken samen in de Transnationale Universiteit Limburg (tUL). De 19 hogescholen in de Euregio Maas-Rijn (57.266 studenten) spelen eveneens een belangrijke rol. Bovendien zijn er tal van onderzoekscentra en instellingen die zich richten op samenwerking tussen bedrijfsleven en universiteiten of op de toepassing van wetenschappelijk onderzoek. De betekenis hiervan blijkt uit de vele actieve spin-offs in de Euregio. In 2006 heeft het Waals Gewest 5 innovatieclusters gevormd (life sciences, agroindustrie, vervoer-logistiek, mechanische techniek en lucht- en ruimtevaart)42, waardoor ook de Euregionale concurrentiekracht in deze sectoren zal toenemen. In de loop van vier jaar wordt een totaalbedrag van 280 miljoen euro toegekend aan samenwerkingsverbanden tussen bedrijven, onderzoekscentra en opleidingsinstellingen. Er zijn reeds 20 concrete projecten in ontwikkeling. Life Science M.b.t. life sciences bestaan er in de Euregio diverse vormen van samenwerking tussen de academische ziekenhuizen en universiteiten. De academische ziekenhuizen van Maastricht en Aken hebben bijvoorbeeld in 2004 een strategische alliantie gesloten en werken intensief samen op o.a. het gebied van vaatchirurgie. Verder zijn er op het gebied in de Euregio vele vooraanstaande onderzoekinstituten gevestigd. Enkele voorbeelden: het IME (het Fraunhofer Instituut voor Moleculaire Biotechnologie en toegepaste ecologie, GIGA (Interdisciplinair instituut voor proteo-genomics) in Luik, het Helmholtz-Instituut voor biomedische technologie in Aken, Biomed en IMO in Hasselt, de Health Science Campus Randwijck in Maastricht en Chemelot Park in Sittard-Geleen. In vrijwel alle belangrijke sectoren wordt getracht om kennisuitwisseling binnen de Euregio verder te stimuleren. Om kennisuitwisseling op het gebied van Life Sciences verder te stimuleren is er bijvoorbeeld het platform Life Sciences, dat netwerkvorming en kennisuitwisseling stimuleert met Aken en Luik, de ontwikkelingsmaatschappijen en universiteiten (vanuit het INTERREG III-project Heartbeat of Lifesciences), of via het INTERREG III-project TRANSCEND inzake technologieoverdracht. Daarnaast zijn er innovatieve projecten op het gebied van biomaterialen en op het gebied van de koppeling tussen life sciences en ICT (picotechnologie, meetinstrumenten).
39 40 41 42
Bron: Universiteit van Luik Bron: provincie Luik Euregio Chambers of Commerce, 2005 Bron: www.gov.wallonie.be
37
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Automotive Ook op het gebied van onderzoek en ontwikkeling m.b.t. automotive heeft de Euregio een vooraanstaande positie: de Universiteit van Aken heeft 17 hieraan gelieerde onderzoeksgroepen, bij Luik is de Francorchamps Car Campus gevestigd, en daarnaast zijn er talloze onderzoeksinstituten en testfaciliteiten (bijvoorbeeld Bosal Research, FEV Motorentechnik Flanders, de R&D-hoofdvestiging van Ford, Nitto Denko). De Euregio kent een aantal gespecialiseerde ondersteunende instanties voor deze sector, waaronder het vooraanstaande innovatieplatform Flanders’DRIVE. Flanders’DRIVE bestaat uit een kennisnetwerk en een engineering centrum. Dit centrum, in Lommel, biedt faciliteiten voor de ontwikkeling en het testen van voertuigen en componenten, met een grote oppervlakte aan testtrajecten. Andere belangrijke partijen in deze sector zijn de Cluster Automobilité de Wallonie in Luik en Car e.V. in Aken. Het INTERREG III-project AutomotiveNET, waarin deze Euregionale actoren samenwerken met LIOF, AGIT en POM Limburg, heeft als doel om een grensoverschrijdend netwerk op te zetten voor de automotive-industrie, met name via de ontwikkeling en uitvoering van technologische innovatieprojecten. De Campus Automobile Spa-Francorchamps, een geavanceerd opleidingscentrum, is nog een voorbeeld van samenwerking, in dit geval tussen de universiteiten van Aken en Luik, Forem, Educam, Flanders' Drive en Allanta. Chemie Binnen de chemie-cluster vinden de meeste onderzoeksactiviteiten plaats in het bedrijfsleven. Hierbij gaat het met name om de ontwikkeling van geavanceerde materialen voor industrie, de farmaceutische en petrochemische industrie en de voedings- en veevoederindustrie. Voorbeelden zijn DSM en SABIC (wetenschapspark Chemelot). Overige sectoren Naast de onderzoeksinstituten in deze sectoren zijn er nog talrijke andere onderzoeksinstituten, bijvoorbeeld op het gebied van (internationale) economie, informatietechnologie en beleidsonderzoek. Op het gebied van duurzame ontwikkeling wordt het RCE Rhine-Meuse een belangrijke speler. Dit Regional Centre of Expertise voor de Euregio is opgericht in 2004. Het RCE treedt op als kennismakelaar en heeft tot doel kennis te genereren op het gebied van duurzame ontwikkeling. Het is een samenwerkingsverband van bedrijven en (kennis)instellingen in de Euregio Maas-Rijn en heeft in 2004 een kwaliteitserkenning van de United Nations University gekregen. In de sector mechanische techniek – voor Luik een echte innovatiecluster met staalindustrie, microtechnologie en mechatronica – bestaan er tal van onderzoekscentra (CRM, Arcelor Research Liège (RDCS), CRIF, CEWAC, de universiteit, Pôle Métal, enz.), die interessante ontwikkelingen laten zien op het gebied van nieuwe oppervlaktetechnieken en nieuwe materialen. Er is ook sprake van interessante ontwikkelingen met betrekking tot nieuwe energie: Nordrhein-Westfalen investeert sterk in de totstandkoming van nieuwe producten. Ook landelijke gebieden hebben belangstelling voor deze ontwikkelingen en voor de samenwerkingsverbanden die eruit kunnen voortvloeien. Innovatie De Euregio maakt deel uit van een toptechnologische regio (innovatiecluster) bestaande uit Eindhoven, Leuven, Hasselt, Luik, Maastricht en Aken. Elk van de deelregio’s beschikt over een universiteit en over specifieke kennis, waarbij sprake is van een grote mate van complementariteit. De vele mogelijkheden voor technologische ontwikkeling en samenwerking die hier liggen, moeten worden bevorderd. Het is niet eenvoudig om de innovatiekracht van een regio uit te drukken in getallen. Om een beeld te krijgen kijken we naar inputindicatoren, die de investeringen aan het begin van een innovatieproces meten (R&D-uitgaven) en indicatoren m.b.t. de ‘tussenresultaten’: het aantal ingediende octrooiaanvragen. 38
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
R&D-uitgaven Data met betrekking tot R&D-uitgaven zijn niet op Euregionaal niveau beschikbaar. Kijken we naar de landen als geheel, dan zien we dat in Duitsland relatief het grootste percentage van het Bruto Nationaal Product aan R&D wordt uitgegeven. Dit geldt voor zowel publieke als private investeringen. Tabel 2.19 Investeringen 2003
Publieke R&D investeringen (% van BRP)
EU25 Duitsland Nederland België
0,69 0,77 0,75 0,56
Private R&D investeringen (% van BRP) 1,26 1,75 1,01 1,33
Bron: Innovation Scoreboard 2005
Met betrekking tot innovatie in het MKB kan op basis van gegevens uit 2000 gesteld worden dat het MKB in Duitsland relatief het meest innovatief is: 46% van het Duitse MKB ontwikkelt in huis innovatie-activiteiten, tegen 38% in Nederland en 34% in België. In Duitsland wordt bovendien door het bedrijfsleven relatief het grootste deel van de omzet aan R&D besteed: 2,72% tegen 2,65% in België en 1,56% in Nederland (innovation scoreboard 2005, cijfers 2000). Patenten Gemiddeld werden in de Euregio in 2004 25,7 patenten per 100.000 inwoners ingediend. Achter dit gemiddelde schuilen grote regionale verschillen. De stad Aken is een grote uitschieter, met 149 patenten per 100.000 inwoners. In België ligt het aantal patenten per 100.000 inwoners het laagst: minder dan 20 patenten, in de districten Maaseik en Tongeren zelfs minder dan 10. Zuid-Limburg blijft met 22 patenten achter bij het gemiddelde van de Euregio. Ter vergelijking: in 2002 bedroeg het aantal patenten per 100.000 inwoners in Nederland als geheel 15, in het Verenigd Koninkrijk 17,6 en 37 in Denemarken.43 Open innovatie als speerpunt Open innovatie, waarin (grote) bedrijven en onderzoeksinstituten aanwezige R&D kennis ook beschikbaar stellen voor product- en procesinnovaties door derden, vormt in de regio een belangrijk aandachtspunt. Niet alleen gespecialiseerde organisaties maar ook ontwikkelingsmaatschappijen als LIOF, SPI+, AGIT GOM/VLAO kennen allerlei stimuleringsprogramma’s. De RWTH in Aken is al jaren zeer succesvol in technologieoverdracht en –ondersteuning van bedrijven in de omgeving van Aken. Een ander succesvol voorbeeld is de Kenniswinkel van DSM. Via deze winkel wordt de kennisoverdracht van een groot researchbedrijf naar het MKB versterkt. Hierdoor worden samenwerkingsrelaties aangegaan, komen nieuwe startende bedrijven tot stand en wordt een aantrekkelijk vestigingsklimaat gecreëerd. Het ligt in de bedoeling dit project uit te breiden tot andere kennisinstellingen in bijvoorbeeld Aken/Jülich, Heerlen, Luik, Maastricht en Hasselt. Het Waals Gewest is momenteel in het kader van zijn ‘Prioritaire acties voor de toekomst van Wallonië’ niet alleen bezig met de eerder genoemde innovatieclusters, maar ook met het uitzetten van een strategische koers om onderzoek en innovatie in samenwerking met het bedrijfsleven te stimuleren. Daarbij is sprake van allerlei concrete acties om fundamenteel onderzoek te financieren, bewustwordingsprogramma’s te intensiveren, het beleid ten aanzien van spin-off en spin-out te versterken, enz.
43
Limburg in Cijfers, 2005; Twente Index, 2005
39
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Scholing en bijscholing Verbetering van de opleidingskwaliteit is een voorwaarde om de werkgelegenheid, de concurrentiepositie van de regio, de culturele identiteit en gelijke maatschappelijke kansen op de lange termijn te kunnen waarborgen. In het kader van de Europese strategie voor duurzame ontwikkeling (Göteborg) moeten het algemeen onderwijs en het beroepsonderwijs bijdragen tot de totstandkoming van de kennismaatschappij. Dit is een voorwaarde voor samenwerking en welzijn. Scholing vergroot de kansen op werk en vergemakkelijkt de toegang tot de arbeidsmarkt. Daarom is scholing essentieel om de concurrentiepositie van de EMR te kunnen verbeteren. Investeringen in onderwijs en scholing vormen een belangrijke maatregel in het kader van de Lissabonstrategie. Uitdagingen Euregio voor de komende jaren - Intensief gebruik van netwerken van onderzoeks- en opleidingsinstituten - Bevordering van (open) innovatie - Vorming en versterking van kennisclusters - Oprichting van internationaal gerichte technologiecentra - Opheffing van verschillen tussen stelsels voor de erkenning van diploma’s - Bevordering van levenslang leren - Gezamenlijke ontwikkeling en afstemming van opleidingen - Synergetisch gebruik van voorzieningen van bijscholingsinstituten (werkplaatsen, laboratoria, bibliotheken, archieven, enz.)
2.7
Sociale integratie en sociale samenhang
Versterking van de sociale en territoriale samenhang is een van de hoofdprioriteiten van de structuurfondsen. Maatschappelijke integratie, de demografische ontwikkelingen en de migratieproblematiek zijn belangrijke thema’s voor een duurzame samenleving. De gevolgen van werkloosheid, vergrijzing en ontgroening vormen grote uitdagingen in de diverse regio’s van de EMR. Levenskwaliteit en goede voorzieningen zijn erg belangrijk, niet alleen voor de inwoners van de Euregio, maar ook om arbeidskrachten en bedrijven aan te trekken. Grensoverschrijdende gezondheidszorg Goede gezondheidszorg is een essentiële voorwaarde voor het bevorderen van gelijke kansen en maatschappelijke integratie. Ervaringen met projecten uit het verleden en het huidige overleg over de organisatie van de hulpdiensten in de grensgemeenten laten zien dat de gezondheidszorgproblematiek een uitermate belangrijke rol speelt en dat goede gezondheidszorg een aanzienlijke meerwaarde betekent voor de burger in de EMR en in de Europese Unie. Zowel vanwege de demografische ontwikkelingen als vanwege de technologische ontwikkelingen in de gezondheidszorg en de structurele kosten die daarmee samenhangen, is een sterke, structurele, grensoverschrijdende samenwerking noodzakelijk. Voorzieningen op het gebied van gezondheidszorg zijn in de Euregio Maas-Rijn in ruime mate aanwezig. Het gebied kent bijvoorbeeld 84 ziekenhuizen: 27 in Duitsland, 6 in Nederland en 51 in België. In totaal zijn er ruim 8.400 ziekenhuisbedden. Drie van deze ziekenhuizen zijn academisch. De Euregio beschikt over zeventig ambulancediensten. Grensoverschrijdende samenwerking is soms letterlijk van levensbelang. Hulp uit het aangrenzende buurland kan in veel gevallen sneller aanwezig zijn dan bijstand uit het eigen land. Samenwerking wordt echter bemoeilijkt doordat de nationale gezondheidszorg- en hulpverleningssystemen sterk verschillen. Nederlandse ambulancehulpverleners hebben bijvoorbeeld meer bevoegdheden dan die uit Duitsland, terwijl Duitsland Noodartsen kent. 40
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Inmiddels zijn er belangrijke stappen gemaakt op het gebied van samenwerking. De verzorgingsgebieden van ambulancediensten beperken zich niet meer tot de landsgrenzen. De gemeente Riemst in België wordt bijvoorbeeld bediend door de GGD Zuid Limburg, en Vaals (Nederland) regelmatig door Aken (Duitsland). Het aanvragen van buitenlandse assistentie, loodsposten langs de grens en contacten tussen de meldkamers zijn vastgelegd via het Eumed-programma. Ook de gewondenspreiding bij rampen of grootschalige incidenten is hierin vastgesteld, om de Euregionale ziekenhuiscapaciteit zo efficiënt mogelijk te benutten. Het project EMR-IC heeft ervoor gezorgd dat de meldkamers via intranet en een internetplatform gekoppeld zijn en informatie uitwisselen. Er zijn standaardformulieren beschikbaar in de drie talen en informatie over het aanbod van verzorgingsmiddelen die in de verschillende landen worden gebruikt. Ook in de niet-spoedeisende maar gerichte medische zorg zijn goede grensoverschrijdende uitwisselingsmogelijkheden gewenst. Voor consumenten is het prettig om van gezondheidszorgvoorzieningen gebruik te maken die zo dicht mogelijk bij de eigen woonplaats liggen. De sterk verschillende regelgeving en vergoedingssystemen vormen hiervoor echter nog steeds een grote belemmering. De nieuwe Zorgwet die sinds begin 2006 in Nederland van kracht is heeft bijvoorbeeld nieuwe onduidelijkheden met zich meegebracht. Geleidelijk vinden er wel verbeteringen plaats. Zo hebben een Duitse en een Nederlandse verzekeraar onlangs gezamenlijk een internationale zorgpas ontwikkeld, waarmee hun verzekerden zonder toestemming vooraf, specialistische hulp in de 3 deelregio’s kunnen inroepen. Hoewel zorgvoorzieningen in ruime mate aanwezig zijn, laat de spreiding binnen de deelregio’s op punten enigszins te wensen over, waardoor er – ook buiten noodsituaties op sommige plaatsen sprake is van tekorten, en op andere punten van overcapaciteit, bijvoorbeeld in de psychiatrische zorg, in respectievelijk de Duitstalige Gemeenschap en de regio Aken.44 Openbare veiligheid Hoewel er nog altijd bepaalde praktische problemen bestaan op het gebied van de openbare veiligheid, behoort grensoverschrijdende samenwerking inmiddels tot de normale gang van zaken, ook in geval van rampen in een aangrenzende regio. De harmonisatieproblemen hangen vooral samen met het feit dat deze zaken niet vallen onder de bevoegdheid van de autoriteiten die bij de EMR zijn aangesloten, ook al zijn de gouverneurs van de verschillende partnerregio’s de verantwoordelijken op dit terrein. Meestal speelt de nationale wetgeving een rol. Maatschappelijke integratie Sociale samenhang is een essentiële pijler van de Lissabonstrategie. Groei en toenemende werkgelegenheid moeten alle burgers ten goede komen. Door betere maatschappelijke integratie moet iedereen de uitdagingen van de huidige maatschappij het hoofd kunnen bieden en moeten de meest kansarmen kunnen worden ondersteund. Als zodanig vormt integratie dus een instrument om groei en meer werkgelegenheid te realiseren. De uitdagingen waar de EMR thans voor staat, zijn het opvangen van de verandering en vergrijzing van de samenleving, het bestrijden van de armoede en het bevorderen van gelijke kansen. Ook instellingen en overheden in de Euregio’s die zich op hulp aan kinderen en jongeren richten, hebben onderling reeds diverse contacten. De provincies Limburg, NoordBrabant en Zeeland, de Vlaamse provincies en de Vlaamse Gemeenschap hebben in het verleden het zogenoemde Jeugdzorgtraktaat afgesloten. Veel problemen van kinderen en jongeren in de Euregio’s zijn identiek. Desalniettemin zijn er aanzienlijke belemmeringen voor een grensoverschrijdende aanpak van deze problemen (o.a. taalverschillen, wet- en regelgeving). 44
Bron: intervieuw Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap
41
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Culturele samenwerking De EMR bevindt zich op het snijvlak tussen de Germaanse en de Romaanse cultuur. In de loop van de tijd is er een grote culturele verscheidenheid ontstaan, die nu kenmerkend is voor de EMR. Het is van belang om de culturele uitstraling van de EMR in beeld te brengen en nieuw leven in te blazen. In de toekomst moeten ook de voorwaarden worden geschapen die nodig zijn om creativiteit te bevorderen en ruimte te bieden aan innovatie en experimenten. De ervaring van de afgelopen jaren is dat maatregelen op het gebied van culturele samenwerking goed herkenbaar zijn voor de bevolking. De Euregio Maas-Rijn is rijk aan cultureel erfgoed. Zeer bekend is uiteraard de Dom van Aken met schatkamer, door UNESCO benoemd tot werelderfgoed. Daarnaast zijn er talloze andere gebouwen en kerken van belangrijke cultuurhistorische waarde. De Euregio telt meer dan 200 musea. Vele musea besteden aandacht aan de streekgebonden cultuurhistorie en tradities, bijvoorbeeld la Musée de la Vie Walonne in Luik en het Openluchtmuseum in Bokrijk. Andere bekende musea zijn het SuermondtLudwig-museum in Aken, het Gallo-Romeins Museum in Tongeren en het Bonnefantenmuseum in Maastricht. Relatief nieuw is het interactieve Archeoforum in Luik. Musea in de Euregio werken meer en meer samen. Musea in Kerkrade, Aken, Herzogenrath en Stolberg hebben een Da Vinci tentoonstelling ontwikkeld, in combinatie met lezingen, muziekuitvoeringen en workshops. Ook de universiteiten van o.a. Aken, Hasselt en Maastricht hebben hier medewerking aan verleend. In 2007 zullen bovendien diverse projecten gestalte krijgen in de vorm van een bijzonder museumcomplex in het centrum van Luik. Geconcentreerd op een klein oppervlak bevinden zich dan – naast het eerder genoemde Musée de la Vie Wallonne en het Archéoforum – de Collégiale Saint-Barthélemy (Bartholomeuskerk) met haar 12e-eeuwse doopvonten, het Musée d'Ansembourg (archeologie en kunstnijverheid), het Musée d'Art Moderne et d'Art Contemporain, de schatkamer van de kathedraal, en het Musée de l’Art wallon. Daarnaast is er het Grand Curtius, dat de positie van Luik als culturele en toeristische kern en als Europese kunststad nog eens versterkt. De bedoeling van het Grand Curtius is om de collecties van een aantal belangrijke Luikse musea (Musée d’Armes, Musée du Verre, Musée d’Art religieux et d’Art mosan, enz.) bijeen te brengen. Schouwburgen, theaters en operagebouwen zijn in alle grote en middelgrote steden aanwezig. De vele festivals en evenementen in de Euregio trekken een internationaal publiek, maar worden slechts zelden in Euregionaal verband georganiseerd. Bekende festivals en evenementen zijn het Preuvenemint in Maastricht, het Lust auf Jazz festival in Aken, Pinkpop in Landgraaf, Pukkelpop in Hasselt en Jazz a Liège. Het aantal Euregionale activiteiten op het gebied van de creatieve economie neemt toe. De diverse pogingen die worden ondernomen om nieuwe kansen in deze sector te benutten, dienen te worden gebundeld. Het blijkt mogelijk een economische meerwaarde te creëren door creativiteit en economische activiteit bijeen te brengen. Identiteit en burgerschap De grote diversiteit aan culturen en tradities in de Euregio is bepalend voor het eigen karakter van de EMR. Om samenwerking te intensiveren en succesvol te laten zijn is enige mate van gemeenschapsgevoel wél belangrijk. Identiteit hoeft niet enkel op het verleden gebaseerd te zijn, maar kan ook in het heden gevormd worden. Het ‘people to people’ programma, dat kleinschalige grensoverschrijdende projecten aanmoedigt die dicht bij de burger staan draagt daar aan bij. De projecten vinden vooral plaats op het gebied van educatie, bestuur, economie, toerisme en cultuur. Het gaat bijvoorbeeld om exposities, culturele evenementen, sportevenementen en publicaties.
42
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
De bottom-up-benadering draagt er toe bij dat contacten tussen burgers, stichtingen en verenigingen uit de Euregio worden opgebouwd en verdiept. Ook lokale televisiezenders dragen bij tot een gevoel van Euregionale identiteit. Uitdagingen Euregio voor de komende jaren • Verdere samenwerking t.a.v. gezondheidszorg en preventie • Betere afstemming en samenwerking tussen instellingen • Totstandkoming en koppeling cultureel aanbod • Bevordering taalgebonden en culturele eigenheid • Verbetering van het onderlinge begrip tussen burgers in de EMR via sociaalculturele projecten (People to People) 2.8
Natuur en milieu
De Europese Raad heeft in Göteborg een strategie voor duurzame ontwikkeling uitgezet. De instandhouding en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en de bescherming van het milieu zijn aspecten die in het actieprogramma van de EMR hun weerslag moeten vinden. De geografische ligging van de EMR en de aanwezigheid van vele zeldzame biotopen maken dat grensoverschrijdende samenwerking een voorwaarde is voor evenwicht tussen economie, natuur en milieu. In dit verband is het van belang dat de Nederlandse regio, het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest wel bevoegdheden hebben op milieugebied, maar de Belgische provincies Limburg en Luik niet. Hoewel het beleid op dit gebied dus hoofdzakelijk op een hoger bestuurlijk niveau wordt bepaald, staat dit de grensoverschrijdende samenwerking niet in de weg. Schaarser wordende energiebronnen en stijgende grondstofprijzen hebben geleid tot de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen en meer milieuvriendelijke technologieën. Zuinig gebruik van hulpbronnen zoals gebruik van biomassa en van nevenproducten of reststoffen van landbouw, bosbouw of agro-industrie is noodzakelijk en moet over de grenzen heen gestimuleerd worden. Met het oog op de aantrekkelijkheid en het concurrentievermogen van de Euregio is de landschappelijke verscheidenheid en schoonheid een kostbaar bezit, waar zorgvuldig mee moet worden omgegaan, en dat tevens borg staat voor de levenskwaliteit en het welzijn van inwoners en bezoekers. Natuur en landschap Relatie stad-land De Euregio Maas-Rijn wordt vaak ervaren als sterk verstedelijkt. Tabel 1.20 laat zien dat het landelijke gebied niettemin een belangrijke plaats inneemt, en dat het percentage agrarisch grondgebruik en bos (en natuur) in het Nederlands en Belgisch deel van de Euregio nauwelijks afwijkt van dat in de landen als geheel. De Duitstalige Gemeenschap kent een zeer hoog aandeel bosgebied. Het landelijke gebied vormt voor de Euregio een belangrijk ‘Selling Point’, als onderdeel van de leefomgeving, als vestigingsfactor voor nieuwe ondernemingen en als toeristische trekker. De agrarische sector kan in grote mate een bijdrage leveren aan het waarborgen van de kwaliteiten ervan, mede door een verbreding van haar activiteiten, bijvoorbeeld op het gebied van landschaps- en natuurbeheer, duurzame energie en groen toerisme.
43
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Tabel 2.20 Grondgebruik45 % agrarisch Zuid-Limburg (Nl) Arr. Turnhout (B) Arr. Hasselt (B) Arr. Maaseik (B) Arr. Tongeren (B) D.G. (B) Regio Aken Kreis Bitburg-Prüm Kreis Daun
58% 55% 53% 47% 67% 44% 47% 54,2% 43%
% bos46 8% 15% 13% 17% 9% 41% 16% 35,6% 44,6%
Bron: CBS (NL) en FOD Economie – Directie Statistiek en Economische informatie (B)
In de Europese beleidsnota Natura 2000 worden twee belangrijke ecologische verbindingen aangegeven die dwars door de regio lopen: een droge natuurzone die loopt van de uitlopers van de Vogezen, de Eifel en de Ardennen via Zuid-Limburg naar de Belgische Kempen en langs de rechter Maasoever verder noordwaarts richting Veluwe, en een natte ecologische zone die gevormd wordt door het Maasdal en zijn zijrivieren. Vooral interessant is het 35 jaar geleden tot stand gekomen natuurpark Hoge Venen-Eifel met een oppervlakte van 240.000 ha (70.000 in de provincie Luik en 170.000 in Duitsland). Het kent een grote biodiversiteit, speelt een rol op het gebied van bewustmaking en voorlichting en is de thuisbasis van een aantal lopende Europese projecten (dalbodems en rivierparelmossel). Bos, water en steile heuvelruggen vormen speciale kenmerken van het landschap in dit Duits-Belgische natuurpark, dat men tijdens een wandeling in al zijn diversiteit kan ontdekken. Op grond van de landschappelijke kenmerken kan het worden ingedeeld in zes gebieden. In het noordwesten strekt zich het zogenaamde ‘voorland’ van de Hoge Venen uit, dat wordt gedomineerd door melkveehouderij en bossen. De Hoge Venen zelf vormen een uniek hoogveengebied in Europa. De bovengemiddelde hoeveelheid neerslag die hier valt, wordt in het noorden, oosten en zuiden van het plateau benut: met 15 stuwdammen, die samen zo’n 350 miljoen kubieke meter water vasthouden, is het natuurpark een gigantisch waterreservoir. Ten oosten van de Hoge Venen bevindt zich de Roereifel met uitgestrekte bossen en het diep ingesneden Roerdal. Meer naar het zuiden ligt de Hoge Eifel met zijn hoge beboste heuvelruggen, en het pittoreske dal van de Our. De Kalkeifel aan de oostrand van het park is warmer en droger en wordt meer gekenmerkt door akkerbouw dan de overige gebieden. Met zijn bijzondere fauna en een schat aan fossielen heeft de Kalkeifel een zeldzame natuurlijke rijkdom te bieden. In het natuurpark liggen vooral dorpen en kleine stadjes, waaraan het gebied zijn traditionele en landelijke karakter ontleent. Een belangrijk project binnen de Euregio is de ontwikkeling van het Drielandenpark. Het Drielandenpark is een overwegend kleinschalig (cultuur)landschap tussen twee grote natuurgebieden: de hoge natte bossen met hoogveen en heide (Hoge Venen, Eifel, Ardennen) en de droge boscomplexen van de Belgische Kempen. De grenzen zijn met opzet vaag gehouden, aangezien het Drielandenpark niet wordt beschouwd als een territoriale eenheid. Het Drielandenpark bestaat uit een binnengebied (de landelijke open ruimte tussen de steden), de stedelijke bebouwingszone Luik – Maastricht – Sittard – Geleen – Parkstad – Aken – Eupen en Verviers, en een buitenzone van circa 5 km rondom de stedenring. Het hart van het Drielandenpark is door de Nederlandse overheid in 2005 aangewezen als Nationaal Landschap (het Nationaal Landschap Zuid-Limburg).
45 Bron: CBS (Nl) en FOD Economie – directie statistiek en economische informatie (B). Voor Nederland zijn geen recentere data beschikbaar. Data België: 2005, Data Nederland: 2000 46 Voor Nederland betreft de definitie: “bos en natuur”
44
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Het gebied is rijk aan loofbossen, die vooral voorkomen op de armere gronden van de plateaus, steile hellingen en de natste plekken, vaak in de beekdalen van het Land van Herve, de Voerstreek, en het Mergelland. Bijzondere elementen zijn de groeven en natuurlijke grotten, die verspreid voorkomen in het gebied en een biotoop zijn voor zeldzame diersoorten als vleermuizen, reptielen, roofvogels en amfibieën. De beken en beekdalen in de regio hebben een belangrijke ecologische betekenis en vormen samen met de aangrenzende hellingen de basis van de ecologische structuur. Andere bijzondere elementen zijn de verschillende bron- en kwelmilieus en de zeldzame kalkgraslanden op de hellingen van Haspengouw, Mergelland en Voerstreek. Locaties met unieke biotopen zijn bijvoorbeeld de St. Pietersberg, de oevers van het Albertkanaal en het dal van de Roer. De regio kent nog vele kleinschalige cultuurhistorische landschapselementen, als heggen, hoogstamboomgaarden, graften en holle wegen.47 Op het gebied van natuurbescherming vinden overigens nog verscheidene andere positieve ontwikkelingen plaats binnen de regio, bijvoorbeeld de ontwikkeling van het nationaalpark ‘Hoge Kempen’ in Belgisch-Limburg. Het eerste gedeelte hiervan is in 2006 opengesteld. Water Er bestaat nog steeds een gevaar voor wateroverlast in de beekdalen en voor overstroming in het Maasdal en de zijdalen. Afvoer van (regen)water blijft een aandachtspunt. De neerslag zal zoveel mogelijk moeten worden vastgehouden en zo geleidelijk mogelijk worden afgevoerd, ook in de dorpen en stadjes. Dat komt ten goede aan alle kwaliteiten in het gebied, voorkomt wateroverlast, diffuse verontreiniging en erosie en draagt bij aan de vermindering van piekafvoeren in de Maas. Diffuse afspoeling vanuit landbouwgronden (erosie) en landbouwlozingen (diffuse verontreinigingen) en incidenteel optredende overstorten vormen een probleem in het landelijke gebied. De graad van riolering en zuivering van het oppervlaktewater loopt uiteen. Op het gebied van de waterkwaliteit zijn de streefbeelden binnen de partnerregio’s ongeveer hetzelfde, namelijk het tegengaan van diffuse verontreiniging, het verder realiseren van rioolaansluitingen, waterzuiveringsinstallaties en overstortbassins en het aanbrengen van individuele afvalwaterzuiveringsvoorzieningen, waar rioolaansluiting niet doelmatig is. De snelheid van uitvoering verschilt echter aanzienlijk in de afzonderlijke landsdelen. De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Europese Hoogwaterrichtlijn maken een stroomgebiedsgerichte benadering noodzakelijk. Deze benadering stopt niet bij de grens; ook in de toekomst is een grensoverschrijdende aanpak nodig op het gebied van waterbeheer – zowel kwantitatief als kwalitatief. Grensoverschrijdende samenwerking is noodzakelijk om te komen tot een duurzame beheersing van de hoogwaterproblemen en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van de grensoverschrijdende wateren. Dit geldt voor grote waterlopen als de Maas, maar ook voor regionale stroomgebieden die een grensoverschrijdend karakter kennen. Per stroomgebied moeten maatregelen worden gedefinieerd die moeten leiden tot het behalen van de doelstellingen van de KRW in 2005. Tot de bestaande grensoverschrijdende overlegstructuren op het gebied van water behoren o.a.: • Wateroverleg Maas internationaal met gewestregeringen Vlaanderen en Wallonië en Frankrijk en Rijkswaterstaat (Nederland). • De commissies op basis van stroomgebieden (kwaliteit en kwantiteit), waarvan Wallonië, Vlaanderen en Duitsland, de Nederlandse waterschappen en provincie Limburg deel uitmaken.
47
Projectgroep drielandenpark, 2003
45
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
De watersector is niet alleen door bovengenoemde organen maar ook anderszins goed vertegenwoordigd en volop in ontwikkeling. De Polygone de l’Eau is een watertechnologiecentrum in Verviers, waarin het Centre de Compétence aux Métiers de l'Eau (opleidingen, observatie van de ontwikkeling van beroepen en knowhow, en een openbaar informatiecentrum m.b.t. water) en het Centre de Gestion de l'Eau (promotie en technische verspreiding van knowhow en milieutechnologie m.b.t. water) zijn samengebracht. Een andere belangrijke instelling is Aquapôle, een universitair expertisecentrum op het gebied van waterwetenschappen. De Euregio Maas-Rijn kent daarnaast allerlei andere watergebonden hulpbronnen: een aanzienlijke energieproductie (stuwdammen) en belangrijke waterreserves; waterkwaliteit (zuiveringscentrales, commerciële exploitatie van mineraalwater zoals Spa en Chaudfontaine, kuuroorden); INTERREG III-project “Wasserland”. De holistische benadering binnen de nieuwe Europese richtlijnen brengt met zich mee dat alle factoren die van invloed zijn op waterlichamen in beschouwing moeten worden genomen. Hierbij is een grote hoeveelheid data vereist: over de fysisch-chemische karakteristieken van rivieren, klimaat, landgebruik, bodems, et cetera. Binnen het project ‘Wege des Wassers’ is gewerkt aan het homogeniseren van deze gegevens. Lucht De luchtverontreiniging in de Euregio Maas-Rijn is weliswaar afgenomen, maar laat nog steeds te wensen over. Een belangrijke vervuiler is het wegverkeer. Andere bronnen zijn de industrie in Nederlands Zuid-Limburg, rond Luik, het Ruhrgebied en MaastrichtAachen Airport. Europese normen voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) worden plaatselijk overschreden. Naar verwachting levert de industrie van het Ruhrgebied, Luik en Antwerpen een behoorlijke bijdrage aan de concentratie van fijn stof. Onderzoek hiernaar is echter moeilijk. De belangrijkste oorzaak van de overschrijding met betrekking tot NO2 is naar alle waarschijnlijkheid het verkeer.48 Bodem Bodemverontreiniging is de Euregio is een erfenis van het verleden. De industriële activiteiten van het gebied hebben hun sporen nagelaten. Daarom heeft de sanering en renovatie van oude industrieterreinen door gespecialiseerde deskundigen nu prioriteit, waarbij tevens wordt gestreefd naar economische ontwikkeling via de totstandkoming van nieuwe hoogwaardige industrieterreinen. Overigens speelt ook de landbouw een rol bij bodemverontreiniging als gevolg van een hoge gehaltes fosfaat en nitraat. Een ander punt is de al eerder genoemde bodemerosie. De toegenomen grootschaligheid van de landbouw, de bodembewerking en de verandering in het landschap spelen hierbij en rol. Het gevaar bestaat dat de vruchtbare laag wegspoelt (bodemerosie). Aandacht voor bodemerosie is mede belangrijk in relatie tot water waaruit een grensoverschrijdende aanpak blijkt. De eerste initiatieven om hier weerstand aan te bieden zijn reeds genomen. Duurzame ontwikkeling Duurzame ontwikkeling is een belangrijk aandachtspunt in de Euregio. Dat blijkt niet alleen uit het feit dat steeds meer bedrijven investeren in duurzame productiewijzen, het komt ook naar voren in bijvoorbeeld de steeds prominentere aanwezigheid van de duurzame energiesector. In Noordrijn-Westfalen en Nederland werken inmiddels meer dan 25.000 mensen in deze sector, die alleen al in NRW 3 miljard euro omzet genereert. Het grensoverschrijdende bedrijventerrein Avantis neemt op het gebied van duurzame energie een belangrijke plaats in.
48
DTV en gemeente Maastricht, 2005
46
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Hier is onder andere Solland Solar zonnecelfabriek gevestigd en vinden eerste productontwikkelingen plaats rond bijvoorbeeld kleine windturbines en nieuwe zonneboilers. De Kamer van Koophandel Zuid-Limburg en IHK Aken hebben de eerste stappen gezet met betrekking tot grensoverschrijdende afvalverwerking. Sinds augustus 2004 wordt in de vuilverbrandingsinstallatie in Weisweiler bij Aken ook afval uit ZuidLimburg verbrand. Daarbij gaat het om 25.000 ton sorteerresten van een afvalverwerkingsinstallatie bij Sittard.49 Uitdagingen Euregio voor de komende jaren • Diversificatie van agrarische activiteiten • Grensoverschrijdend landschaps- en natuurbeheer • Waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief) • Bevorderen duurzame ontwikkeling (bijvoorbeeld energie, afval) • Ontwikkeling van milieuvriendelijke technologieën en alternatieve energiebronnen • Bevordering van energiebesparing
49
IHK-Aken, 2004
47
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
3
SWOT
In de SWOT-tabel zijn op basis van het profiel sterktes en zwakten van de Euregio MaasRijn weergegeven. Daarnaast zijn kansen en bedreigingen in beeld gebracht. Deze zijn gebaseerd op algemene trends en ontwikkelingen die een belangrijke invloed kunnen hebben op de toekomstige ontwikkeling van de Euregio. Kansen en bedreigingen hoeven dus niet noodzakelijkerwijs te zijn beschreven in het profiel. De SWOT-analyse vormt de basis voor de strategie.
48
Sterk • •
• • • • • •
• • • •
Kans
Centrale ligging in NoordwestEuropees economisch kerngebied Grote culturele diversiteit – Europa in het klein –, bewogen geschiedenis met tegelijk ook een gedeeld verleden (als één van Europa’s belangrijke industrieregio’s) Twee luchthavens Ligging aan de Maas met één van de grootste binnenhavens van Europa (Luik) Goed ontwikkeld snelwegennetwerk Goed ontwikkeld nationaal spoorwegennetwerk met railterminals Nieuwe HST-verbinding Interessante mix van stedelijke en landelijke gebieden
•
Toenemend aandeel vrouwen in arbeidsproces Belangrijke potentiële beroepsbevolking Meertaligheid van deel van de beroepsbevolking Lichte toename beroepsbevolking
•
• •
•
• • • • •
Zwak Algemeen • Perifere ligging nationaal Stijgende mobiliteitsbehoefte • Onvoldoende Euregionale biedt ook kansen voor afstemming (planning) en innovatieve, aansluiting openbaar vervoer grensoverschrijdende • Onvoldoende aansluiting op transportsystemen / grensoverschrijdend alternatieve vervoerswijzen en vervoersnetwerk, m.n. streekvervoer verschillende systemen, Collectieve vermarkting van de tarieven, dienstregelingen. Euregio Gebrek aan meertalig aanbod / Verbeteren multimodaal multimodaal vervoersaanbod goederenvervoer (knelpunten) Slechte bereikbaarheid door Euregionale afstemming en • plattelandsgebieden integrale aanpak • Geringe Uitbouw internationaal vervoer samenwerking/afstemming door meer samenwerking m.b.t. multimodaal transport (dienstregelingen) en realisatie • Gebrek aan kennis van de drie ‘missing links’ EMR-talen bij de bevolking belemmert samenwerking
Demografie en arbeidsmarkt • Werkloosheid Opheffen van barrières voor • Afnemend aantal banen grensoverschrijdende • Relatief minder hoger arbeidspendel opgeleiden meer lager Uitwerken opgeleiden t.o.v. landelijke verbeteringsvoorstellen gemiddelden Taskforce grensarbeiders • Gebrek aan technici en Uitbreiden dekkingsgraad specialisten EURES-vacaturebank • Nieuwe niet-westerse migranten Verbetering opleidingsniveau zijn grensoverschrijdend minder Verbetering toegang tot de mobiel arbeidsmarkt en bevordering • Belemmeringen voor gelijke kansen (potentiële) pendelaars door Zorgen voor speciaal verschillende rechtssystemen en arbeidsaanbod voor oudere en bestuurlijke stelsels jonge werknemers
Bedreiging • •
• •
Toenemende automobiliteit vs. schaarse infrastructuur Congestie goederenvervoer
Toenemende vergrijzing Toename van onzekere arbeidsvoorwaarden, waardoor bepaalde delen van de beroepsbevolking afhaken
49
• • • •
• • • • • • • • • • •
Goed ontwikkeld MKB Goede positie in opkomende sectoren zoals life sciences, logistiek en ICT Goede industriële basis in chemie en metaalsector Topsectoren: hightech en automotive Sterke positie dienstverlenende sector Groot aantal starters in technologiesector Toenemend aantal samenwerkingsverbanden en grensoverschrijdende projecten Toenemende grensoverschrijdende koopstromen Groot potentieel in houtsector Sterke positie in papiersector Sterke toeristische sector
•
• •
• •
• • •
Afstemming werk en privé Verbetering taal- en cultuurkennis (beroepsmobiliteit) Samenwerking en overleg tussen overheden en instellingen Vergroting van de aantrekkelijkheid voor hoogopgeleiden door vestiging van nieuwe hightechbedrijven
•
Onzekere arbeidsvoorwaarden, waardoor bepaalde delen van de beroepsbevolking afhaken
Economische structuur • Industriële conversie nog niet Versterking Euregionale voltooid clusters, met name in het kader • Ontwikkeling BNP Euregio blijft van de ontwikkeling van een achter bij landelijke technologische topregio gemiddeldes Ontwikkeling en bevordering Afname groei BNP per inwoners van alternatieve energiebronnen • (na een periode van groei) Goede perspectieven voor • Groei BNP deelgebieden lager biochemie en life-sciences, dan nationaal niveau sectoren maken een sterke • groei door die naar verwachting Afnemende positie ‘oude’ blijft toenemen maakindustrie Verdere versterking • Gebrek aan opvolgers in MKB gespecialiseerde toeleveranciers • Teruggang landbouw aanwezige industrieën • Onvoldoende Uitbouw potentieel aanwezige innovatiepotentieel MKB MKB-bedrijven tot • Onvoldoende kennisoverdracht gespecialiseerde naar MKB toeleveranciers/ versterken innovatiepotentieel MKB Verbetering kennis- en technologieoverdracht tussen onderzoekswereld en MKB Uitbouw logistieke sector door beter benutten multimodale potenties Introduceren van succesvolle innovatieconcepten in achterblijvende sectoren
• • • •
•
• • • •
Toenemende concurrentie OostEuropa op gebied logistiek Verplaatsing maakindustrie: kostenconcurrentie Centraal en Oost-Europa, Azië (m.n. China) Mogelijk vertrek / inkrimpen grote spelers Wereldwijde concurrentie om investeringslocaties voor aanwezige industrieën waarbij Euregio relatief laag scoort door hoge kosten Toenemende concurrentie binnen Euregio, bijvoorbeeld m.b.t. locatiekosten (BelgischLimburg / Liège vs. NL Limburg / Duitsland) (rapport BCI Euregionale klantenwensen, 2005) De-industrialisatie Reorganisatie (verplaatsing) gedecentraliseerde dienstenactiviteiten Afname economische concurrentiepositie Automobielindustrie (en toeleveranciers!) door internationalisatie en
50
•
• • • •
•
•
• •
• • •
Uitgebreid netwerk van onderzoeks- en opleidingsinstituten en wetenschapsparken Toenemende samenwerking kennisinstituten op het gebied van –m.n.- life sciences ‘Innovatie wordt in toenemende mate in PPS-constructies opgepakt’ (rapport BCI Euregionale klantenwensen, 2005) Sterke innovatiekracht, blijkend uit onder meer hoog aantal patenten per 100.000 inwoners Ook in MKB excellerende toptechnologische bedrijven Groot aantal instellingen voor beroepsopleiding en bijscholing
•
• • • • • •
schaalvergroting kwetsbaar
Interesse multinationale ondernemingen voor multilinguale regio’s als vestigingsplaats voor panEuropese backoffices Bestaande mogelijkheden voor netwerkvorming in de regio Aanpassing producten aan veranderende marktbehoeften in de toeristische sector Ontwikkeling houtsector Verbreding economische basis platteland, met name via diversificatie agrarische activiteit en promotie van streekproducten Ondersteuning van starters Kennisinfrastructuur, onderwijs en innovatie • Participatie-achterstand van Interesse / zoektocht van bevolkingsgroepen aan hoger buitenlandse bedrijven naar onderwijs uitvalsbasis voor activiteiten in • Grensoverschrijdende West-Europa, vooral m.b.t. life samenwerking kennisinstituten sciences nog te beperkt Transsectoriële • Gebrek aan kennis van de drie kennisuitwisseling EMR-talen zorgt voor Stimuleren en verbeteren uitwisselingsproblemen kennistransfer naar bedrijven • Gebrek aan aantrekkingskracht en MKB voor creatieve beroepen Implementatie van toptechnologie in maakindustrie Vergroten spin-off van innovatie in onderzoeksinstituten en toptechnologische bedrijven Samenwerking tussen opleidingsinstituten Mogelijkheden voor samenwerking en clustervorming op technologische terreinen of
•
Braindrain
51
• • • • • • •
•
•
• • •
Gunstige algemene infrastructurele voorwaarden, zoals natuur, landschap, steden, particuliere infrastructuur (horeca), openbare infrastructuur (musea, fietspaden, e.d.), cultuurhistorisch erfgoed Groot verzorgingsgebied Toename congres- en beurstoerisme Internationaal karakter van de regio
• • • •
•
• •
bepaalde markten Mogelijkheid om meerdere talen te leren Verbeteren aansluiting onderwijs-arbeid en meer nabuurtaalonderwijs Overdracht interculturele kennis Bevorderen van levenslang leren Afstemming van beroepsopleidingen op behoeften bedrijfsleven Wederzijdse erkenning van diploma’s en opleidingen Gezamenlijke benutting van wetenschappelijke infrastructuur (laboratoria, werkplaatsen, archieven, enz.) Ontwikkeling van ondernemerschap en creativiteit Toerisme • Daling aantal overnachtingen Toenemende aandacht • Weinig grote all-weather belevingseconomie en trekkers infotainment • Toerisme: weinig gezamenlijke Korte vakanties voor ouderen marketing/profilering regio Verlengen verblijfsduur • Relatief korte verblijfsduur Ontwikkelen nieuwe product• Geringe toename / stabilisering marktcombinaties toeristische bezoekersaantallen sector met andere sectoren, • Weinig bezoekers uit overig vergroten marktgericht denken Europa Aanwezigheid low-costcarriers • Gedateerde op Euregionale luchthavens verblijfsvoorzieningen biedt (steden in) Euregio kansen als bestemming voor weekendtrips vanuit heel Europa Meer toerisme ontwikkelen dat afhangt van congressen en beurzen Koppeling toeristische
•
•
•
Toenemende concurrentie van goedkope zonbestemmingen door o.a. charters en lowcostcarriers die ook vanuit de Euregio vertrekken Veranderende behoefte consument leidt in combinatie met onvoldoende innovatie tot verdere daling van overnachtingen en daling bezoekersaantallen Onvoldoende anticipatie op branche-vervaging horeca, detailhandel, toerisme
52
• •
• • • • •
•
Diversiteit cultureel aanbod en culturele voorzieningen Rijkdom aan tradities en talen Aanwezigheid van lokale media in alle EMR-regio’s Gezamenlijk historisch verleden Bestaande netwerken op het gebied van gezondheidszorg, openbare veiligheid, maatschappelijk welzijn Grensoverschrijdende zorg
•
• • • • • • • • •
• • •
Diversiteit in landschap Aantal en schoonheid van natuurgebieden Bestaan van allerlei initiatieven voor grensoverschrijdende
• • •
bestemmingen door ontwikkeling van producten voor specifieke doelgroepen Aanwezigheid basisinfrastructuur voor zorgen wellness-toerisme Verbetering toegang tot toeristisch aanbod Maatschappelijke integratie Innovaties in gezondheidszorg, op consument toegespitste producten in combinatie met wellness Verbetering van de toegang tot gezondheidszorg in buurlanden Samenwerking en uitwisseling van ervaringen inzake preventie en gezondheid Versterking en bestendiging van bestaande samenwerking inzake openbare veiligheid Vergroting stedelijke dynamiek Euregionale benutting sociaalmaatschappelijke voorzieningen bij regionale tekorten/leemtes Ontwikkeling en koppeling van cultureel aanbod Verbetering van grensoverschrijdende toegang tot cultuur Kansen in de sociale economie Creëren van economische meerwaarde op cultureel gebied
en culturele samenwerking • Geringe Euregionale dimensie grote evenementen • Veel kleinschalig cultureel aanbod dat de kritische drempel niet bereikt • Op plaatsen tekort aan capaciteit in m.n. psychische gezondheidszorg • Sterk verschillende regelgeving en vergoedingssystemen vormen grote belemmering voor gebruik gezondheidszorgvoorzieningen ‘over de grens’ • Onbekendheid met de Euregio • Gebrek aan kennis van buurregio’s en van grensoverschrijdend aanbod
Natuur en milieu • Braakliggende landbouwgrond Natuur als trekpleister Euregio • Kwaliteit grond- en Innovatievermogen en oppervlaktewater laat op punten proeflocaties voor duurzame te wensen over energie Bestaande beschermde
•
•
•
•
Demografische verschuivingen, toenemende werkloosheid en gebrek aan integratie van buitenlanders Armoede en sociale uitsluiting
Toenemende bezoekersaantallen brengen mogelijk schade teweeg aan kwetsbare gebieden Klimaatverandering leidt tot
53
samenwerking op het gebied van milieu en natuur • • • • •
natuurgebieden bieden basis voor verdere Euregionale samenwerking op het gebied van natuurbescherming Bevordering zuinig gebruik energiebronnen Verbetering waterkwaliteit Vergelijking en harmonisatie statistische gegevens Revitalisering oude industrieterreinen Duurzame biologische landbouw
• • • • •
gevaar voor toenemende wateroverlast Kans op wateroverlast en overstromingen Maasdal en zijtakken Luchtkwaliteit hier en daar onvoldoende Urbanisatie en ontwikkeling van wegennet Asfaltering grond Geluidsoverlast van vliegtuigen
54
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
4
Ervaringen INTERREG III
4.1 Inleiding Sinds de start, bijna dertig jaar geleden, heeft de grensoverschrijdende samenwerking tussen de vijf partnerregio’s van de Euregio Maas-Rijn zich voortdurend ontwikkeld en aanzienlijk aan intensiteit gewonnen. De subsidies die sinds 1991 uit hoofde van de INTERREG-programma’s zijn verleend, hebben een doorslaggevende impuls gegeven aan de maatregelen in het kader van deze grensoverschrijdende samenwerking. Met het oog op de totstandkoming van een moderne kennis- en technologieregio met een concurrerende economie en een hoge levensstandaard zijn er tal van projecten uitgevoerd in sectoren die het toekomstige potentieel van de drielandenregio symboliseren: arbeidsmarkt, ontwikkeling van industrie, handel en dienstverlening, milieubehoud, samenwerking tussen universiteiten en hogescholen, benutting van het dienstenaanbod op het gebied van gezondheidszorg, samenwerking tussen politie en hulpdiensten. Dit betekent echter beslist niet dat het daarbij moet blijven. Grensoverschrijdende samenwerking is een continu proces dat uiteindelijk moet leiden tot het verwezenlijken van de algemene doelstelling van Euregionale integratie – onmiskenbaar een essentiële schakel in de Europese integratie. 4.2 Resultaten van de tussentijdse evaluatie van 2003 en de update van 2005 De tussentijdse evaluatie en de update daarvan zijn uitbesteed aan externe adviesbureaus. De analyse van de opvolging van de in 2003 geformuleerde aanbevelingen leidde in 2005 tot de volgende conclusies, waaruit blijkt dat het programma INTERREG III-A doeltreffend en efficiënt is uitgevoerd. “De Euregio Maas-Rijn heeft de aanbevelingen uit de tussentijdse evaluatie veelal volledig overgenomen en op de voorgestelde wijze geïmplementeerd. Voorzover dat niet het geval was of niet mogelijk was, heeft zij dit per aanbeveling duidelijk gemotiveerd. De getroffen maatregelen hebben inmiddels bevredigende resultaten opgeleverd ten aanzien van de budgetoverheveling, de initiëring van nieuwe projectvoorstellen, de betrouwbaarheid van het gebruik van de indicatoren, en contacten tussen de projectontwerpers/-uitvoerders en de regionale projectmanagers. Door de aanbevelingen op de hierboven beschreven wijze door te voeren, heeft de Euregio Maas-Rijn tevens gevolg gegeven aan de opmerkingen van de Europese Commissie. In haar brief van 21 april 2004 (DG REGIO.B.I/DP D (2004) 1722) had de Europese Commissie namelijk aangegeven dat, naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie, speciale aandacht moest worden besteed aan het overhevelen van middelen, het verbeteren van de indicatoren en het inkorten van de projectselectieprocedure.” 4.3 Lessen voor de toekomst Binnen het administratieve en financiële beheer en de algehele organisatie vereisen de volgende aspecten speciale aandacht:
55
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
o
Besluitvormingsproces: hoewel het proces in zijn huidige vorm optimaal verloopt, duurt de besluitvorming met betrekking tot projecten relatief lang, met name wat de betreft de beslissingen die nodig zijn voor het verkrijgen van nationale/regionale cofinanciering van projecten. Daarom moet worden nagegaan welke vereenvoudigingen kunnen worden doorgevoerd om de totale lengte van het traject te bekorten.
o
Concentratie van middelen: op dit punt is aanzienlijke voortgang geboekt, maar deze ontwikkeling moet worden gecontinueerd en geïntensiveerd om ‘versnippering’ van Europese middelen te voorkomen. Projecten dienen vooral samenbundelend te zijn, moeten passen binnen de Lissabon- en de Göteborgstrategie en moeten duidelijke, in de praktijk zichtbare effecten hebben. De prioriteit moet liggen bij projecten waarbij de grensoverschrijdende samenwerking reeds goed ontwikkeld is en een concrete meerwaarde oplevert in de zin van duurzame, structurele effecten.
o
Communicatie: de communicatie van de resultaten vereist speciale aandacht. Het doel is om de acties die in de huidige programmaperiode zijn uitgevoerd, te bestendigen en nog dichter bij de burger te brengen.
o
N+2: in de programmaperiode van INTERREG IIIA is er tot 2007 geen sprake geweest van decommittering, maar waakzaamheid blijft geboden. Met het monitoringsysteem dat is ingevoerd, is het mogelijk een theoretisch overzicht van de situatie te krijgen en op basis daarvan te anticiperen op eventuele risico’s. In de volgende programmaperiode moet een dergelijk systeem ook worden nagestreefd.
o
Indicatoren: uitgaande van de opgedane ervaringen dient in overleg met de Europese Commissie een aantal goed doordachte indicatoren te worden vastgesteld, die concrete informatie kunnen opleveren over de voortgang van het programma en eventuele door te voeren verbeteringen.
o
Beheersautoriteit en Certificeringsautoriteit: voor de huidige programmaperiode zijn de beheersautoriteit en Certificeringsautoriteit (voorheen betalingsautoriteit) ondergebracht bij één orgaan, de Stichting Euregio Maas-Rijn. Een duidelijk onderscheid in de taken van dit orgaan wordt gewaarborgd en is goedgekeurd door de Europese Commissie. Deze aanpak heeft onmiskenbaar voordelen, met name wat betreft de kwaliteit en de snelheid van informatieoverdracht, en dient daarom in de toekomst te worden voortgezet.
56
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
5
Strategie
5.1 Inleiding De strategie voor het aanwenden van INTERREG IV-A middelen voor territoriale samenwerking in de Euregio Maas-Rijn voor de programma periode 2007 – 2013 vloeit voort uit de beschrijving van het socio-economische profiel van de Euregio en de resultaten van de SWOT analyse die in het voorgaande hoofdstuk zijn gepresenteerd. Zij valt binnen de kaders die worden gesteld door de Verordeningen voor het EFRO, de Communautaire Strategische Richtsnoeren voor het Cohesiebeleid en de betreffende Nationale Strategische Referentiekaders, die zijn beschreven in hoofdstuk 1 van dit Operationeel Programma. In dit hoofdstuk wordt de ontwikkelingsvisie neergezet die dient als uitgangspunt voor de strategische positionering van de Euregio Maas-Rijn voor de implementatie van dit operationele programma gepresenteerd. Daaruit worden de programmadoelstellingen afgeleid evenals de inhoudelijke prioriteiten voor grensoverschrijdende samenwerking in de regio voor de periode 2007-2013. 5.2 Ontwikkelingsvisie voor de Euregio De grensoverschrijdende samenwerking van de vijf deelregio's van de Euregio Maas-Rijn heeft zich in de loop der jaren gestaag uitgebreid en geïntensiveerd. De middelen die de regio vanaf 1991 in het kader van de INTERREG-programma's ontving, hebben deze samenwerking een belangrijke impuls gegeven. In de drie programmaperioden van INTERREG werden al vele projecten gerealiseerd met partners uit België, Nederland en Duitsland. Dit Operationele Programma voor INTERREG IVA 2007-2013 markeert een volgende fase voor de samenwerking in de Euregio. Voor deze nieuwe samenwerkingsperiode hebben de Euregio partners een aantal ambities die richtinggevend zijn voor de invulling en de implementatie van dit Operationeel Programma. Met de grensoverschrijdende samenwerking in een steeds verder integrerend Europa willen de partners de economische structuur in de Euregio versterken in lijn met de Europese Lissabon strategie. De Euregio zet in op de ontwikkeling tot een moderne kennis- en technologieregio met een concurrerende economie en een hoge levenskwaliteit. Daarbij kiezen de partners nadrukkelijk voor een inzet op de sterke en kansrijke punten van de Euregio die zijn geïdentificeerd in de SWOT analyse. Uit het regionale profiel komt naar voren dat de partnerregio’s van de Euregio Maas-Rijn gezamenlijk het potentieel bezitten om deze ambitie te realiseren. EMR is een internationaal georiënteerde regio, met veel mogelijkheden om zich te ontwikkelen tot een toonaangevende kenniseconomie, onder andere door de aanwezigheid van universiteiten en hogescholen, academische ziekenhuizen en vooraanstaande onderzoeksinstituten en een breed aanbod aan relevante economische sectoren. De EMR heeft daarnaast een sterke gemeenschappelijke historische en culturele basis en wordt gekenmerkt door een bijzondere en boeiende combinatie van stedelijk en landelijk gebied, factoren die sterk kunnen bijdragen aan de aantrekkingskracht van de regio op mensen en bedrijven. Elk van de deelregio’s van de Euregio levert een wezenlijke en complementaire bijdrage aan dit ‘totaalaanbod’ van de Euregio. Het is daarom essentieel om de samenwerking over de grens te blijven zoeken om deze ambitie te kunnen realiseren.
57
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Deze inzet betekent niet dat de aandacht van de EMR in de toekomst uitsluitend nog gericht zal zijn op kenniseconomie en technologie. In de eerste plaats is het van belang om de bestaande diversiteit in economische activiteit te behouden door ook bestaande kansrijke sectoren buiten het domein van de kenniseconomie te blijven ondersteunen (te denken valt bijvoorbeeld aan de toeristische sector). Bovendien zijn ook factoren als een dynamisch cultureel leven, veilige en aantrekkelijke steden, veelzijdige opleidingsmogelijkheden, goede woonmogelijkheden en een aangename woonomgeving belangrijke randvoorwaarden voor de succesvolle ontwikkeling van de regio. De ambitie die de Euregio met dit operationeel programma wil realiseren omvat de gebalanceerde ontwikkeling van de regio in haar geheel: economie, samenleving, infrastructuur, onderwijs, natuur, milieu en cultuur. In de keuze van de prioriteiten van dit programma krijgt deze brede inhoudelijke agenda zijn weerslag. De Euregio partners hechten er veel belang aan om met dit programma voort te bouwen op de ervaringen met samenwerking in de achterliggende jaren. In de opeenvolgende INTERREG programma’s heeft de samenwerking een steeds intensiever en structureler karakter gekregen. Voor de periode 2007-2013 is de ambitie om de volgende stap te zetten op deze lijn. Dit betekent, binnen de brede inhoudelijke agenda die eerder is geschetst, een inzet op projecten met een meer strategisch karakter en met een grotere en meer structurele grensoverschrijdende impact. Dergelijke projecten kunnen ervoor zorgen dat het ontwikkelingspotentieel van de EMR optimaal wordt ontplooid. Deze verdere intensivering van de samenwerking is ingegeven door het streven voor de lange termijn om als één regio naar buiten te treden in plaats van als vijf partnerregio's. Alleen dan kan de EMR met het potentieel dat zij bezit een herkenbare (dus met een eigen identiteit), leidende rol in de economische en maatschappelijke ontwikkeling van Europa spelen. Het is in dat verband van belang dat in de partnerregio’s het bewustzijn toeneemt van de sterke kanten van de andere partnerregio's en van de Euregio als geheel. Dit geldt niet alleen voor de inwoners van de Euregio, maar ook voor het bedrijfsleven, de kennisinstituten en andere organisaties. Ook van de steden wordt verwacht een actieve rol te spelen. 5.3 Strategische positionering van de Euregio Maas-Rijn “Meer groei en betere banen in alle regio’s binnen de Europese Unie”. Deze boodschap staat centraal in het Cohesiebeleid 2007-2013. Zij refereert aan de Lissabon- en Gothenburg strategie die er op gericht is om Europa in 2010 te maken tot een dynamische en competitieve kenniseconomie middels duurzame economische groei en door het scheppen van meer en betere banen, het versterken van de sociale cohesie en met respect voor het milieu. Overheden en andere actoren op het regionale niveau spelen een belangrijke rol bij het operationaliseren en realiseren van de Lissabon en Gothenburg ambities. In de strategische positionering van de Euregio Maas-Rijn nemen deze ambities dan ook een centrale plaats in. Specifiek voor grensregio’s zoals de Euregio Maas-Rijn is het Cohesiebeleid, middels het instrument INTERREG, er steeds op gericht geweest om barrières die door een landsgrens zijn opgeworpen weg te nemen. Daar is de Euregio op een veelheid aan terreinen goed in geslaagd, mede dankzij de ondersteuning van de drie opvolgende INTERREG-programma’s. Nog niet alle barrières zijn opgeheven. De Euregio zal ook in de komende jaren verder werken aan het slechten van de beperkingen die landsgrenzen opwerpen. De strategie voor grensoverschrijdende territoriale samenwerking in de periode 20072013 in de Euregio Maas-Rijn richt zich op drie sporen, te weten de versterking van de economie, duurzaamheid en het behoud van natuurlijke kwaliteit, en versterking van de maatschappelijke samenhang.
58
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Versterking van de Euregionale economie In lijn met de Europese Lissabon doelstellingen en de Communautaire Strategische Richtsnoeren voor het Cohesiebeleid voor de periode 2007-2013 zet dit programma stevig in op het versterken van het concurrentievermogen en de economische structuur van de Euregio Maas-Rijn. De economische structuur van de Euregio wordt gekenmerkt door een sterke vertegenwoordiging van het MKB/KMO en een aantal sterke economische sectoren, waaronder de automotive, high-tech en dienstverlening. Ook de chemie, metaalbewerking, water- en voedingsmiddelensectoren, zijn net als de houtindustrie, en “Health, Care and Cure” goed vertegenwoordigd, Daarnaast is er een goede basis in opkomende sectoren als de life sciences, lucht- en ruimtevaart, logistiek, agro-industrie, energie en mechanica. De Euregio Maas-Rijn is gunstig gelegen in het noordwest Europese economische kerngebied. De ondersteuning van deze belangrijke economische sectoren en het Euregionaal midden- en kleinbedrijf is een belangrijk doel voor dit operationeel programma. Om voldoende kritische massa te creëren en optimaal deze sterke punten te kunnen benutten moet grensoverschrijdend worden samengewerkt. Deze noodzaak wordt onderkend en een goede basis is gelegd. In de komende periode moet deze grensoverschrijdende benadering worden uitgebouwd ter versterking van de Euregionale concurrentiekracht en ter profilering van de Euregio als technologie topregio. Het bevorderen van technologie en innovatie is een belangrijk objectief voor de Euregio. Hiertoe zijn in het verleden reeds belangrijke stappen gezet. Om de spin-off voor de Euregio te vergroten is het van belang dat ook het MKB/KMO meeprofiteert van de innovatie-activiteiten bij grotere bedrijven of innovatie activiteiten die het resultaat zijn van een samenwerking in de wetenschappelijke wereld én dat het MKB/KMO zelf innovatie-activiteiten initieert. Ook dient de samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven verder te worden ondersteund. Dit is van belang omdat middels kennisoverdracht binnen clusters, maar ook tussen diverse economische sectoren innovatie en de ontwikkeling van nieuwe bedrijvigheid een impuls krijgen. Het stimuleren van onderzoek naar nieuwe vormen van energie is in dit verband een speerpunt voor de Euregio. Ook de discrepantie op Euregionale arbeidsmarkt en het tekort aan personeel in bepaalde sectoren en in sommige regio’s is een probleem dat in Euregionaal verband kan worden aangepakt. Het verbeteren van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt en van de kwalificaties van werkenden, ook over de grenzen heen, krijgt in dit programma daarom een belangrijke plaats. De toeristische sector is een van de economische pijlers van de Euregio. Er is een breed scala aan toeristische voorzieningen en bestemmingen voorhanden. Om meer economische spin-offs te genereren is het echter noodzakelijk de kwaliteit te verhogen en de gemiddelde verblijfsduur te verlengen. Het toeristisch recreatieve product behoeft aanpassing om nieuwe markten te kunnen ontwikkelen. Het gebied kent relatief weinig grote trekkers die jaarrond, in alle weersomstandigheden te bezoeken zijn. Ook het verblijfsrecreatieve aanbod dient in te spelen op veranderende behoeften van de consument. Kenmerkend voor de Euregio Maas-Rijn zijn de vele toeristische bestemmingen. Binnen deze bestemmingen moet een gediversifieerd en compleet pakket aan voorzieningen worden geboden, en het is daarom van belang om een netwerk van toeristische bestemming in de regio te presenteren. Er liggen kansen onder meer in het benutten van het gezamenlijke verleden voor het aanbieden van ‘belevenissen’, de toenemende vergrijzing in combinatie met een toenemende aandacht voor ‘wellness’- en agrotoerisme. Een sectoroverstijgende aanpak is daarbij noodzakelijk.
59
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Duurzaam behoud van natuurlijke kwaliteit Analoog aan de Lissabon en Gothenburg strategie, die inzet op economische groei met respect voor het milieu, accentueert dit operationele programma de noodzaak voor een duurzame ontwikkeling van de Euregio Maas-Rijn. Een verdere ontwikkeling van de Euregio Maas-Rijn dient hand in hand te gaan met behoud van de ruimtelijke en natuurlijke kwaliteiten. De Euregio Maas-Rijn kan worden getypeerd als een gebied met een grote variatie aan landschappen en natuurschoon. Als gevolg van diverse ontwikkelingen, waaronder verstedelijking en een groeiend verkeersaanbod, staat de kwaliteit van de omgeving en van het milieu in de Euregio echter in toenemende mate onder druk. Het behoud van de kwaliteit van landschap en natuur is van wezenlijk belang om de Euregio te presenteren als een aantrekkelijk gebied om te leven en te recreëren. De natuurlijke diversiteit is een belangrijk aspect van het toeristische product van de Euregio. Er liggen in het verlengde hiervan bovendien kansen voor de promotie van streekproducten. Om de in de Euregio aanwezige natuur- en landschapselementen als een sterkte te behouden is afstemming en samenwerking op het gebied van landbouw en natuurbescherming in combinatie met landschaps- en waterbeheer nodig. De Euregio wil zich profileren als een innovatieve en duurzame energie-regio. Innovatie op vlak van energie en productie van nieuwe energievormen alsmede rationeel energiegebruik vormen speerpuntsectoren voor de toekomst. Hoge energieprijzen en de noodzaak tot reductie van milieubelasting zijn een sterke stimulans om maatregelen te nemen om het gebruik van hernieuwbare brandstoffen en energie-efficiëntie te stimuleren. Ook de bewustwording van de noodzaak van een meer rationeel gebruik van de beschikbare energie verdient in dit verband aandacht. Een ander belangrijk aandachtspunt uit het perspectief van duurzaamheid is de mobiliteit in de regio. Om milieubelastende verkeersstromen waar mogelijk te reduceren is een inzet nodig op de ontsluiting van diverse delen van de Euregio met het openbaar vervoer. Innovatieve vervoersconcepten zijn nodig om de bereikbaarheid van de minder centraal gelegen delen van het gebied te vergroten. Ook de ontsluiting tussen stad en platteland verdient verdere aandacht, in het bijzonder waar het gaat om grensoverschrijdende verbindingen. Versterking van de maatschappelijke samenhang Voor de ontwikkeling van de Euregio Maas-Rijn als een gemeenschappelijke eenheid die door burgers, bedrijven en overheden als zodanig wordt herkend, is het van belang om blijvend te investeren in het versterken van de maatschappelijke samenhang op het niveau van de Euregio. Er zijn verschillende maatschappelijke terreinen die zich lenen voor een gezamenlijke aanpak in Euregionaal verband . Op het gebied van gezondheidszorg is in de voorbije INTERREG-programmaperiodes reeds succesvol samengewerkt. De partnerregio’s willen deze samenwerking dan ook graag voortzetten. Door nadere samenwerking en afstemming met een grensoverschrijdende dimensie, kan het aanbod van voorzieningen in de zorg voor alle burgers in de Euregio worden verbeterd. Ook kan in Euregionaal verband de innovatie van zorg en maatschappelijke voorzieningen worden opgepakt, om in te spelen op ontwikkelingen als de vergrijzende bevolking en veranderende levenspatronen. De Euregio kent een grote culturele diversiteit die het verdient om onder de aandacht gebracht te worden. Door inwoners over en weer in aanraking te brengen met het culturele leven in de verschillende deelregio’s ontstaat niet alleen een vergroting van het cultuuraanbod voor de bevolking. Dit draagt ook bij aan de bewustwording van de Euregionale identiteit. Daarnaast maakt deze culturele rijkdom de regio vanzelfsprekend ook aantrekkelijk voor bezoekers van buiten het gebied.
60
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Samenwerking op cultureel gebied kan dus interessante ontwikkelingen brengen op het gebied van creatieve bedrijvigheid en toerisme. Een ander belangrijk werkveld betreft de dynamiek van het stedelijk gebied. De middelgrote en grote steden van de regio zijn de verzamelpunten van veel maatschappelijke voorzieningen voor de inwoners van de Euregio. Daarnaast worden deze steden allemaal geconfronteerd met sociaal-maatschappelijke uitdagen, onder andere op het gebied van sociale uitsluiting, integratie en werkloosheid. Samenwerking op Euregionaal niveau om deze problematiek aan te pakken is noodzakelijk om synergie te bereiken en overloopeffecten te voorkomen Tenslotte verdient ook het thema van de openbare veiligheid aandacht. De aandacht hiervoor is in de afgelopen jaren sterk toegenomen. De impact van een natuurlijke of door de mens veroorzaakte ramp overstijgt de lokale- regionale of nationale grenzen. Gezamenlijke afstemming en aanpak in de Euregio is nodig om eventuele incidenten op het juiste schaalniveau het hoofd te kunnen bieden. 5.4 Doelstellingen en prioriteiten De strategische positionering van de Euregio Maas-Rijn vormt de basis voor de ontwikkelingsdoelstelling voor de Euregio Maas-Rijn in de periode 2007-2013. Deze is als volgt geformuleerd: Hoofddoelstelling Het duurzaam stimuleren van de totstandkoming van een op economisch, ruimtelijk en sociaal gebied coherente Euregio Maas-Rijn waar de grenzen geen barrières vormen en die in Europa bekend staat als een innovatieve regio waar sociale cohesie en de bescherming van het milieu worden geïntegreerd in het proces van bevordering van economie en creatie van banen. Deze hoofddoelstelling valt uiteen in een aantal specifieke doelstellingen. Deze geven een nadere specificatie van de gebieden waarop de grensoverschrijdende samenwerking in de Euregio Maas-Rijn zich zal richten. Artikel 6 van EFRO Verordening (CE 1080/2006) stelt dat de inzet van middelen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling zich moet concentreren op economische, sociale en milieuactiviteiten voor duurzame territoriale ontwikkeling. In het verlengde van deze bepaling, die aansluit bij de strategische positionering van de Euregio, zijn de volgende specifieke doelstellingen geformuleerd:
Specifieke doelstellingen 1. Het verbeteren van de economische concurrentiepositie van de Euregio door de economische structuur te verbeteren, de kenniseconomie en het innovatieve vermogen te versterken en de ontwikkeling van de arbeidsmarkt te stimuleren. 2. De duurzame bescherming van het milieu, het duurzame behoud van natuur en landschap, de promotie van energie-efficiëntie en het gebruik van schone energie evenals het verbeteren van duurzame vormen van mobiliteit. 3. Het bevorderen van sociaal-culturele integratie en het verhogen van de welvaart door verbetering en innovatie van de gezondheidszorg, de culturele uitwisseling, het verhogen van de stedelijke dynamiek en het vergroten van de openbare veiligheid.
61
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Uit deze specifieke doelstellingen volgen de drie inhoudelijke prioriteiten voor dit operationele programma voor de grensoverschrijdende territoriale samenwerking in de Euregio Maas-Rijn voor de periode 2007-2013. Prioriteit 1: Versterken van de economische structuur, bevorderen van kennis en innovatie en meer en betere banen Prioriteit 2: Natuur en milieu, energie, natuurlijke hulpbronnen en mobiliteit Prioriteit 3: Kwaliteit van leven Deze drie prioriteiten hebben een sterke onderlinge samenhang. Zij vertegenwoordigen gezamenlijk de drie pijlers van de duurzame ontwikkelingstrategie voor de Euregio die eerder in dit hoofdstuk is neergelegd. Zij waarborgen daarmee de aansluiting van dit operationele programma bij de ambities van de Lissabon en Gothenburg strategie op het gebied van economische groei met aandacht voor het milieu en de sociale cohesie. In het volgende hoofdstuk worden deze drie inhoudelijke prioriteiten verder uitgewerkt.
62
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
6
Prioriteiten
6.1 Inleiding Zoals in het vorige hoofdstuk is aangegeven, zijn er drie prioriteiten geselecteerd voor dit Operationeel Programma. Samen met de prioriteit Technische bijstand dragen zij bij aan de doelstellingen die in de strategie voor de Euregio Maas-Rijn zijn geformuleerd. In dit hoofdstuk worden de genoemde prioriteiten toegelicht. Uit de strategie blijkt dat het Operationeel Programma zich richt op het benutten van de sterktes van de Euregio Maas-Rijn en het verder slechten van barrières die door grenzen zijn opgeworpen. Deze doelstelling wordt via de drie prioriteiten van het programma ingevuld. Er is een duidelijke keuze gemaakt om te concentreren op het bereiken van meer groei en het scheppen van meer en betere banen. Dit komt tot uiting in de verdeling van het beschikbare budget over de prioriteiten. Een bedrag van 46,98 MEUR(65 %) is beschikbaar voor Prioriteit 1 Economische structuur, kennis en innovatie en arbeidsmarkt. De andere twee inhoudelijke prioriteiten zijn gericht op het scheppen van randvoorwaarden om economische groei te kunnen voortzetten. Dit kan alleen door duurzame ontwikkeling en een goede kwaliteit van leven. Voor Prioriteit 2 Natuur en milieu, energie en mobiliteit is 12,97 MEUR(18.%) beschikbaar en voor Prioriteit 3 Kwaliteit van leven 7,93 MEUR(11.%). Voor de goede uitvoering van het programma door het programmamanagement en de regionale partners wordt 4,34 MEUR (6%) gereserveerd in het kader van Prioriteit 4 technische Bijstand. Overzicht verdeling budget
Prioriteit Prioriteit 1: Economische structuur, kennis en innovatie en arbeidsmarkt Prioriteit 2: Natuur en milieu, energie en mobiliteit Prioriteit 3: Kwaliteit van leven Prioriteit 4: Technische bijstand
Budget (MEUR) 46,85
Aandeel budget 65%
12,97
18%
7,93 4,34
11% 6%
Volgens artikel 53 van Verordening (EG) 1083/2006 kan het EFRO voor programma’s in het kader van de doelstelling ‘Europese territoriale samenwerking’ tot een maximum van 75% van de subsidiabele kosten van projecten financieren. De partners van het programma van de Euregio Maas-Rijn heeft ervoor gekozen om maximaal 50% door EFRO te laten financieren. Partijen die als begunstigden kunnen optreden van dit Operationeel Programma zijn overheden en andere publieke, semi-publieke en non-profit organisaties. Dit zijn bijvoorbeeld onderwijsinstellingen, kennisinstellingen en organisaties zonder winstoogmerk zoals stichtingen. Daarnaast kunnen partijen uit de private sector optreden als begunstigde. Samenwerkingsverbanden van ondernemers, intermediairs en brancheorganisaties kunnen ook participeren in projecten met financiële steun uit het programma. De Europese regelgeving biedt de mogelijkheid om binnen de projecten die onder het Operationeel Programma worden uitgevoerd verschillende typen activiteiten te financieren. Dit type activiteiten zullen per prioriteit verschillen gezien de diversiteit in begunstigden en doelen. Om te waarborgen dat met dit Operationeel Programma enkel projecten worden ondersteund die bijdragen aan de strategische ambities van de Euregio, zal (naast dit document) een set heldere selectiecriteria voor projecten worden ontworpen en door het Comité van Toezicht worden vastgesteld.
63
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Deze criteria zullen onder meer waarborgen dat projecten van strategische meerwaarde zijn voor de Euregio, en dat zij voldoende kritische massa en impact hebben om op structurele wijze bij te dragen aan de ontwikkeling van het programmagebied. Daarnaast zullen er criteria worden gehanteerd die erop toezien dat projecten bijdragen aan de horizontale doelstellingen van duurzame ontwikkeling en gelijke kansen. In de besluitvormingsprocedure worden tevens gekeken of projecten aansluiten bij, of in ieder geval niet tegenstrijdig zijn aan, nationaal en regionaal beleid. Na deze algemene inleiding volgt hieronder een beschrijving van de prioriteiten. Dit gebeurt aan de hand van een standaard vorm. De beschrijving bestaat uit de volgende punten: -
doel operationele doelstellingen doelgroep bijdrage aan horizontale doelstellingen indicatie van activiteiten verwachte resultaten
6.2 Prioriteit 1 -
Versterken van de economische structuur, bevorderen van kennis en innovatie en meer en betere banen
Binnen deze prioriteit kunnen projecten worden ontwikkeld ter versterking van de concurrentiepositie van de Euregio door betere valorisatie en verdere ontwikkeling van de economische potenties, waarmee direct wordt bijgedragen aan de realisatie van de Lissabon-strategie. Het gaat ondermeer om versterking van de samenwerking tussen bedrijven (MKB/KMO) en kennisinstellingen, en tussen kennisinstellingen onderling gericht op kennisoverdracht. Een ander belangrijk aandachtpunt is het verder versterken van belangrijke economische sectoren in de Euregio, onder andere op het gebied van technologie, toerisme, voedingsindustrie, logistiek, ICT, design en life sciences. Daarbij dient de innovatiekracht van het bedrijfsleven, en in het bijzonder het MKB/KMO vergroot te worden. Het versterken van de toeristische sector via bevordering van kwaliteit, duurzaamheid en netwerking is een belangrijk thema. Tenslotte is het van belang het arbeidspotentieel in de regio te versterken, onder andere met aandacht voor de kwalificaties van werknemers en verbetering van de aansluiting van onderwijs en opleidingen op de arbeidsmarkt. Doel Vergroten van de concurrentiekracht van de Euregio Maas-Rijn door versterking van de economische structuur in het algemeen en door het bevorderen van economische activiteiten enerzijds en anderzijds door het opzetten van nieuwe activiteiten met een technologische en innovatieve inslag in speerpuntsectoren. Daarnaast wordt de concurrentiekracht vergroot door uitbouw van samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijfsleven en verbetering van de kwalificaties van werknemers. Operationele doelen Op basis van de SWOT-analyse en de strategie kunnen de volgende operationele doelen worden geïdentificeerd voor de uitvoering van deze prioriteit. Deze operationele doelen richten zicht op de belangrijkste actiegebieden binnen de context van deze prioriteit: Versterken van de economische structuur, het verbeteren van het vestigingsklimaat en het stimuleren van ondernemingszin. Hierbij gaat het om creëren van randvoorwaarden voor ondernemen zoals het optimaliseren van bereikbaarheid, met een specifieke focus op transport en logistiek o.a. door middel van multimodale ontsluiting. Daarnaast zal het bedrijfsleven worden gestimuleerd, waarbij het accent ligt op het MKB/KMO.
64
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Dit zal ondermeer gebeuren via het bevorderen van ondernemerschap. Speciale aandacht is er voor de promotie van de Euregio bij buitenlandse bedrijven en kenniswerkers en personen met een specifieke opleiding door het ontwikkelen van nieuwe toptechnologieën. Ook de versterking van het economische weefsel in de rurale gebieden komt aan de orde. -
Stimuleren van het tot stand komen van een Euregionale technologische topregio. Een belangrijke ambitie is de versterking van de top-technologie in de Euregio, door versterking van de Euregionale polen (technologische topregio’s) en transsectorale toepassing van de top-technologieën in de euregionale vakgebieden. Daarnaast staat het ondersteunen van het MKB/KMO om haar innovatiepotentieel te vergroten centraal. Het accent ligt hier op de creatie van spin-offs/spin-outs en op de ondernemingsgeest in de belangrijke economische sectoren van de Euregio, waaronder logistieke ondersteuning, multimodaal transport, life sciences, chemie en hightechsystemen en -materialen.
-
Bevorderen van nauwere samenwerking tussen de bedrijven onderling enerzijds en tussen kennisinstellingen en het bedrijfsleven anderzijds. Een groot belang wordt gehecht aan verdergaande kennisoverdracht tussen universiteiten, hogescholen, competentiecentra, onderzoekscentra en kennisinstituten, de E.G.-BIC (Europese Gemeenschap Bedrijfs- en Innovatie Centrum) en het bedrijfsleven. Gestreefd wordt naar het vormen van “euregionale excellentiepolen”(clusters). Dergelijke clusters worden gestimuleerd zowel binnen één sector als tussen sectoren. Daarnaast wordt gestreefd naar ‘facility sharing’ waarbij activiteiten met name gericht zijn op delen, grensoverschrijdend openstellen en benutten van onderzoek, onderzoeksresultaten en onderzoeksfaciliteiten. Naast kennisoverdracht dient de nauwere samenwerking r&d en economische activiteiten te ontwikkelen. Een thema dat hierbij speciale aandacht verdient is het stimuleren van onderzoek naar nieuwe energievormen.
-
Versterking van de euregionale arbeidsmarkt door verbetering van de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt, scholing van werkenden en ondersteuning van werkzoekenden. Dit kan gerealiseerd worden via een optimale voorbereiding van scholieren, studenten op de euregionale arbeidsmarkt en aanpassing van werkzoekenden en werkenden aan de euregionale arbeidsmarkt. Daarnaast is versterking mogelijk door het bevorderen van de creatie van arbeidsplaatsen voor kansengroepen en de ondersteuning van organisaties voor reïntegratie en begeleiding van werkzoekenden. Binnen dit actiegebied zullen extra inspanningen worden verricht om de kansen voor vrouwen te vergroten. Bijzondere aandacht vraagt ook de verbetering van de talenkennis (onder andere door de uitvoering van de euregionale talenstrategie) en de ontwikkeling van kwalificaties die gevraagd worden door innovatieve bedrijven in speerpuntsectoren. Daarenboven zal de opleiding en de beroepsmobiliteit van de werknemers verbeterd worden door een grensoverschrijdende aanpak van beroepsopleidingen en bijscholingen. De grensoverschrijdende arbeidsmarkt zal ook versterkt worden door maatregelen voor het oplossen van discrepanties in bestaande regelgeving op sociaal en fiscaal gebied.
-
Versterken van de toeristische sector in kwalitatieve en kwantitatieve zin. Om meer toeristen te trekken en de verblijfsduur te verlengen zal de kwaliteit van het bestaande toeristisch/recreatieve aanbod naar duurzaamheidscriteria verbeterd worden en daardoor beter op elkaar aansluiten. Hiermee samen hangt ook gezamenlijke promotie. Daarnaast zal worden gewerkt aan nieuwe aanbiedingen en innovatieve initiatieven waarbij speciaal gekeken wordt naar combinaties met de aanwezige voorzieningen en het potentieel in andere sectoren zoals natuur, gezondheid, wellness, cultuur en erfgoed.
65
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Doelgroep Deze prioriteit heeft een heel brede doelgroep. De eindbegunstigden zijn overheden, door overheden gefinancierde instellingen en samenwerkingsverbanden. Een indicatief overzicht van actoren die kunnen deelnemen aan grensoverschrijdende projecten binnen deze prioriteit wordt hieronder gegeven. -
regionale en lokale overheden semi-overheden universiteiten, hogescholen en andere onderwijsinstellingen technologiecentra, innovatiecentra samenwerkingsverbanden van MKB/KMO-bedrijven kamers van koophandel en andere instellingen ter ondersteuning van het bedrijfsleven ontwikkelingsmaatschappijen en overige diensten ter bevordering van de economie liefdadigheidsorganisaties sociale actoren
Bijdrage aan horizontale doelstellingen Activiteiten in deze prioriteit zullen op het gebied van gelijke kansen met name bijdragen middels het verbeteren van de kwalificaties en arbeidsmarktkansen van vrouwen en zwakkere groepen. Ten aanzien van de bijdrage aan het concept duurzame ontwikkeling staan hier met name de aspecten dynamische economie, werkgelegenheid en een hoog niveau van onderwijs centraal. Bij de beoordeling van projecten zal een juiste balans met de sociaal-maatschappelijke en milieuaspecten van duurzame ontwikkeling een voorwaarde voor acceptatie zijn. Indicatie van activiteiten Op basis van de doelen die in deze paragraaf zijn gedefinieerd is het mogelijk een indicatief overzicht te geven van mogelijke grensoverschrijdende activiteiten die binnen deze prioriteit kunnen worden op het gebied van economische structuur, kennis en innovatie en arbeidsmarkt die met behulp van dit Europese programma kunnen worden uitgevoerd. Het volgende kader geeft een inzicht in mogelijkheden voor concrete acties binnen deze prioriteit. Het gaat hierbij om voorbeelden en niet om een limitatieve lijst van activiteiten. Prioriteit 1 - Versterken van de economische structuur, bevorderen van kennis en innovatie en meer en betere banen Economische structuur • promotie gericht op aantrekken van buitenlandse bedrijven en kenniswerkers • versterking van de Euregio als innovatieve, technologische en economische regio • ontwikkeling van sociale economie • ontwikkelen innovatieve concepten ter verbetering van logistieke systemen in de Euregio-uitwisselen ervaringen met methoden voor ondersteuning bedrijfsleven en ontwikkeling van de zin voor ondernemen • ondersteuning van starters en bedrijfsovergave • activiteiten in het kader van deregulering in het grensgebied • ontwikkeling nieuw gezamenlijk managementinstrument voor het beheer van bedrijventerreinen
66
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Bevorderen technologie en innovatie • samenwerking op het gebied van financiële ondersteuning aan het MKB/KMO en het ontwikkelen van risicokapitaal • implementeren goede ervaringen bevorderen technologische ontwikkelingen • euregionale samenwerking tussen onderzoekscentra onderling of met bedrijven en clustervorming binnen technologische sectoren of specifieke markten Bevorderen samenwerking kennisinstellingen en bedrijfsleven • Vorming van clusters van bedrijven rond bepaalde markten of technologieën • Grensoverschrijdend onderzoek naar gebruik hernieuwbare energie • Samenwerking tussen kennisinstellingen en enkele MKB/KMO-bedrijven om nieuwe producten te ontwikkelen • Creatie van spin-offs of spin-outs in functie van grensoverschrijdende kennistransfer Versterking van de euregionale arbeidsmarkt • Opnemen van taalvaardigheden in colloquia • Opzetten van taalopleidingen • Ontwikkelen van grensoverschrijdende colloquia voor studenten • Onderzoek onder het bedrijfsleven naar tekortkomingen in arbeidsaanbod • Ontwikkelen van opleidingen en bijscholingen voor specifieke, innovatieve sectoren • Verwijdering obstakels voor de beroepsmobiliteit • Pedagogische samenwerking tussen universiteiten, hogescholen, competentie- en vormingscentra •
Bevordering van grensoverschrijdende beroepsmobiliteit en communicatievaardigheden • Bevordering van samenwerking tussen grensoverschrijdende partnerschappen van sociale partners • Ondersteuning voor integratie en begeleiding van werkzoekenden (sociale economie) • Bevordering van de creatie van autonome arbeidsplaatsen voor kansengroepen (sociale economie) • Uitwisselingen van leerlingen, stagiaires, leerkrachten en opleiders • Verbetering van de werkomgeving • Gezamenlijke ICT-sensibilisering en promotie van e-learning Versterken toeristische sector • Promotie gezamenlijke toeristisch/recreatieve aanbod naar duurzaamheidscriteria • Gezamenlijke ontwikkeling en promotie van specifieke attracties zoals agro-, natuur- en cultuurtoerisme • Ontwikkelen nieuwe toeristisch aanbod en nieuwe product-marktcombinaties • Uitbouwen kansrijke sectoren zoals gezondheidstoerisme en wellness, maar ook watertoerisme, city-trips, natuurparken Indicatoren Om de resultaten te meten van de activiteiten in deze prioriteit is een set indicatoren gekozen die gedurende de looptijd van het programma gemonitord zal worden. Aan iedere indicator is een streefwaarde gekoppeld. Een verdere uitwerking van de indicatoren is opgenomen in de bijlage van dit OP. Over de voortgang van de realisatie van deze indicatoren zal jaarlijks in het jaarverslag gerapporteerd worden.
67
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Prioriteit 1 Indicatoren Aantal organisaties dat partner is in de samenwerkingsprojecten Aantal bedrijven dat betrokken is bij samenwerkingsprojecten; (totaal/ MKB-KMO) Omvang private financiering aan projecten Aantal gecreëerde arbeidsplaatsen (vast/tijdelijk/aandeel vrouwen)
Streefwaarde 2015 120 25 4,6 mln 70/150/30%
Aantal promotionele activiteiten gericht op het aantrekken van bedrijvigheid Aantal deelnemers aan trainingen en opleidingen (totaal/vrouwen) Aantal nieuw ontwikkelde toeristische producten Aantal grensoverschrijdende studies en plannen 6.3 Prioriteit 2 -
10 300/150 15 30
Natuur en milieu, energie, natuurlijke hulpbronnen en mobiliteit
Een verdere ontwikkeling van de Euregio Maas-Rijn dient hand in hand te gaan met behoud en kwalitatieve en kwantitatieve verbetering van de ruimtelijke en natuurlijke kwaliteiten. De aanwezige natuur en het veelzijdige landschap zijn belangrijke karakteristieken van de regio en deze dienen behouden te blijven. Het stimuleren van landbouwactiviteiten (rationeel, geïntegreerd of biologisch) die het milieu kunnen verbeteren en milieuschade kunnen beperken en de verbetering van duurzame vervoersmogelijkheden, met name voor kortere afstanden, dragen hieraan bij. De hoge energieprijzen zijn een extra stimulans om maatregelen te nemen om energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare brandstoffen te stimuleren met bijzonder aandacht voor de productie de valorisatie van energie uit biomassa en nevenproducten of reststoffen van land- en bosbouw en van de voedingsindustrie. De Euregio kan zich verder ontwikkelen als regio met een specialisatie in innovaties op het gebied van en productie van duurzame energie. De wederzijdse kennis van de luchtkwaliteit en de invloed van grensoverschrijdende transporten zou nader in kaart gebracht kunnen worden. Tot slot dient ook aandacht te worden besteed aan water als natuurlijke hulpbron en het nemen van maatregelen om overstromingen te voorkomen. Doel Ondersteunen van duurzame ontwikkeling van de Euregio Maas-Rijn door behoud van natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten, de geharmoniseerde beoordeling van het luchtkwaliteit het ontwikkelen van milieuvriendelijke mobiliteitsconcepten en het stimuleren van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en een duurzaam beheer van het watersysteem. Operationele doelen Op basis van de SWOT-analyse en de strategie kunnen de volgende operationele doelen worden geïdentificeerd voor de uitvoering van deze prioriteit. Deze operationele doelen richten zicht op de belangrijkste actiegebieden binnen de context van deze prioriteit: -
Behoud van natuur en landschap. Natura 2000 en het toenemende aantal bezoekers vraagt om verdere samenwerking om kwetsbare natuurgebieden en landschappen te beschermen. Aangepast landbouwbeleid zal zowel een toename van bodem- en waterbeheer als het behoud van typische landschapselementen (hagen, wallenlandschap en boomgaarden) verzekeren. Hiermee samen hangt ook de afstemming op het gebied van waterbeheer en luchtkwaliteit.
68
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Daarnaast draagt promotie van de landschappen en de daarvan afkomstige streekproducten bij aan beter bewustwording bij de burger. Er dient bijzondere aandacht besteed te worden aan biologische producten en de biodiversiteit. -
Bevordering van duurzame mobiliteit. Voor het verbeteren van de stad-land verbindingen en het vervoer over korte afstanden zullen nieuwe, innovatieve oplossingen worden ontwikkeld. Het betreft hier voornamelijk de verbetering van de grensoverschrijdende mobiliteit namelijk wat betreft het toegankelijker maken van het TGV-netwerk. Bijzondere aandacht zal uitgaan naar bepaalde doelgroepen zoals mindervaliden.
-
Productie en promotie van hernieuwbare energie. Dit actiegebied richt zich op de promotie van rationeel gebruik van energie (« energy efficiency ») en het gebruik van alternatieve energiebronnen, onder andere valorisatie van biomassa en reststoffen. Daarnaast zal de Euregio het aanwezige innovatieve potentieel voor de productie van herbruikbare energiebronnen verder ontwikkelen.
Doelgroep De eindbegunstigden van deze prioriteit zijn overheden, door overheden gefinancierde instellingen en samenwerkingsverbanden. Een indicatief overzicht van actoren die kunnen deelnemen aan projecten wordt hieronder gegeven: -
regionale en lokale overheden semi-overheden non-profit organisaties technologiecentra, innovatiecentra samenwerkingsverbanden van MKB/KMO-bedrijven ontwikkelingsmaatschappijen en overige diensten ter bevordering van de economie
Bijdrage aan horizontale doelstellingen Projecten in deze prioriteit zullen op het gebied van duurzame ontwikkeling vooral bijdragen aan de reductie van milieubelastende uitstoot, het behoud van natuurwaarden voor toekomstige generaties en het ontwikkelen van innovatieve voorzieningen die de duurzaamheidstoets kunnen doorstaan op het gebied van energiegebruik en vervoer. Ten aanzien van de gelijke kansen is een positieve bijdrage te verwachten in de vorm van activiteiten tot verbetering van de mobiliteit van minder validen. Indicatie van activiteiten Op basis van de doelen die in deze paragraaf zijn gedefinieerd is het mogelijk een indicatief overzicht te geven van mogelijke grensoverschrijdende activiteiten op het gebied van duurzame ontwikkeling, hernieuwbare energie, natuurlijke hulpbronnen en mobiliteit die binnen het programma kunnen worden uitgevoerd. Het gaat hierbij om voorbeelden en niet om een limitatieve lijst van activiteiten. Prioriteit 2 - Natuur en milieu, energie, natuurlijke hulpbronnen en mobiliteit Behoud van natuur en landschap • grensoverschrijdende samenwerking voor bescherming van natuur- en landschapsgebieden • samenwerking op vlak van duurzaam bodembeheer • gezamenlijke ontwikkeling van duurzaam gebruik van cultuurlandschappen en agrarische gebieden • promotie van streekproducten (biologisch of van verschillende kwaliteitsniveau’s) uit de Euregio voor toename van de afzet en ter bevordering van verspreiding 69
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
• stimuleren van duurzame, geïntegreerde en rationele landbouw • samenwerking op vlak van afvalbeheer en vervuilingsbestrijding • activiteiten in het kader van deregulering in het grensgebied Bevordering van duurzame mobiliteit • stimulering van gebruik van duurzaam openbaar vervoer • verbetering stad-land verbindingen • ontwikkelen nieuwe vervoersmogelijkheden op het plattenland • promotie van alternatieve transportsystemen • ICT-promotie en tele-working om het woonwerkverkeer te beperken • euregionale strategie voor de uitbouw van een overlegplatform voor multimodaal goederenverkeer • verbetering van grensoverschrijdend openbaar vervoer Productie en promotie van hernieuwbare energie • gezamenlijke campagne en bevordering van pilootinitiatieven gericht op rationeel gebruik van energie • valorisatie van de houtsector • grensoverschrijdende samenwerking inzake toepassing van innovatieve en performante productiemethodes • bevordering en productie van hernieuwbare energiebronnen en groene energie onder andere biobrandstof, biomassa, nevenproducten en reststoffen van landen bosbouw en van de voedingsindustrie (wind-, water- en zonenergie) • stimulering van energiebesparingsmaatregelen voor stedelijke gebieden Indicatoren Om de resultaten te meten van de activiteiten in deze prioriteit is een set indicatoren gekozen die gedurende de looptijd van het programma gemonitord zal worden. Aan iedere indicator is een streefwaarde gekoppeld. Een verdere uitwerking van de indicatoren is opgenomen in de bijlage van dit OP. Over de voortgang van de realisatie van de indicatoren zal jaarlijks in het jaarverslag gerapporteerd worden. Prioriteit 2 Indicatoren Aantal organisaties dat partner is in de samenwerkingsprojecten Aantal hectares door het programma beschermde natuur of landschap Aantal producten/diensten dat bijdraagt aan nieuwe, duurzame vervoerslijnen en -diensten Aantal acties dat bijdraagt aan de verbetering aan de kwaliteit van het milieu (totaal/lucht/bodem/water/geluid) Aantal ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van nieuwe energie Aantal grensoverschrijdende studies en plannen Aantal gecreëerde arbeidsplaatsen (vast/tijdelijk/aandeel vrouwen)
Streefwaarde 2015 75 30 8 16/4/4/4/4 5 20 25/45/50%
6.4 Prioriteit 3 - Kwaliteit van leven In deze prioriteit staat de mens centraal. Middels het stimuleren van de sociaaleconomische integratie binnen de Euregio op het gebied van gezondheidszorg, cultuur, welzijn, jongeren- en ouderenbeleid kan een impuls worden gegeven aan de levenskwaliteit binnen de Euregio. Innovatieve ontwikkelingen en het structureren van samenwerkingsverbanden in de gerelateerde sectoren zijn daarnaast van groot belang voor het versterken van de Euregionale identiteit. Een belangrijke rol in het versterken van de sociaal-economische structuur is weggelegd voor de verschillende steden binnen het gebied van de Euregio.
70
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Het programma richt zich er dan ook mede op om deze stadscentra verder te dynamiseren. Een ander aspect betreffende de kwaliteit van leven is de openbare veiligheid in de samenleving. Verdere samenwerking tussen autoriteiten en hulpdiensten in de Euregio op het gebied van risicobeheersing en crisisbestrijding kunnen de effectiviteit en efficiency van het veiligheidsbeleid verder vergroten. Doel Verhogen van het welzijn van de inwoners van de Euregio door het verbeteren van de gezondheidszorg, het vergroten van openbare veiligheid, bevorderen van de culturele samenwerking en aandacht voor sociale integratie in stadswijken. Operationele doelen Voor de uitvoering van deze prioriteit kunnen op basis van de SWOT-analyse en de strategie onderstaande operationele doelen worden geïdentificeerd voor de uitvoering van deze prioriteit. Deze operationele doelen richten zich op de belangrijkste actiegebieden binnen de context van deze prioriteit: -
Verbeteren van de gezondheidszorg en de sociale cohesie. Dit actiegebied richt zich allereerst op het toegankelijk maken van het zorgaanbod binnen de Euregio door samenwerking van zorginstellingen en het wegnemen van verschillen in systemen en regelgeving. Daarnaast zorgen huidige ontwikkelingen zoals de hoger wordende levensstandaard, veranderende levenspatronen, de vergrijzing, en technologische ontwikkelingen ervoor dat er in toenemende mate een beroep wordt gedaan op, met name, specialistische zorg. Dit vraagt om nauwere samenwerking van sociale instellingen en aanbieders van gezondheidszorg en om voordurende aandacht het ontwikkelen van nieuwe, innovatieve producten en behandelingsconcepten. Ook wordt aandacht besteed aan initiatieven met betrekking tot verslavingszorg.
-
Stimulering van de culturele diversiteit binnen de Euregio: De Euregio Maas-Rijn kent een zeer breed en divers cultureel aanbod. Dit heeft een grote toegevoegde waarde voor de levenskwaliteit van de inwoners van de Euregio. Daarnaast heeft dit grote culturele aanbod ook een aantrekkingskracht op mensen van buiten het EMR-gebied. Verbetering van de coördinatie en promotie van activiteiten kan de grensoverschrijdende cultuurbeleving- en bewustzijn versterken en een impuls geven aan de interne en externe identiteit van de regio. Daarnaast wordt hiermee ook een bijdrage geleverd aan de maatschappelijke en culturele integratie in het gebied. Een ander aandachtspunt is het bevorderen van grensoverschrijdende samenwerking tussen mensen die werkzaam zijn in de creatieve beroepen.
-
Verbeteren leefbaarheid De sociale en territoriale cohesie van de Euregio Maas-Rijn dienen te worden versterkt omdat het hier om een fundamentele doelstelling van de Europese Structuurfondsen gaat. De sociale integratie, de demografie en de migratie zijn belangrijke onderwerpen voor een maatschappij, gericht op duurzame ontwikkeling. De gevolgen van de werkloosheid, de vergrijzing van de bevolking en de migratie vormen belangrijke uitdagingen voor alle deelregio’s van de Euregio. De sociale instellingen en de overheid dienen nauwer samen te werken en zich in te zetten voor een toename van de levenskwaliteit en een grotere efficiëntie van de sociale organen. Dit aspect speelt een belangrijke rol zowel voor de burger van de Euregio als voor de mensen en de ondernemingen die zich hier willen vestigen. Ook de stadscentra hebben een belangrijke rol in de invulling van de sociaal economische structuur van de Euregio. Binnen deze centra is een groot deel van de voorzieningen gehuisvest die invulling geven en bijdragen aan de levenskwaliteit van de regio, zoals gezondheidscentra, sociale en culturele instellingen.
71
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Daarnaast worden de steden geconfronteerd met sociaal-maatschappelijke problemen als sociale uitsluiting, integratieproblematiek en werkloosheid. Om op al deze ontwikkelingen in te spelen is het van belang om gezamenlijk te werken aan onderzoek naar innovatieve oplossingen ten gunste van de leefbaarheid in de steden. -
Bestendigen en versterken van de bestaande samenwerking inzake openbare veiligheid: In de hedendaagse samenleving is de aandacht en het belang van de openbare veiligheid in de afgelopen jaren sterk toegenomen. De impact van een natuurlijke of door de mens veroorzaakte ramp stopt niet bij een lokale, regionale of nationale grens. Het is daarom noodzakelijk dat er met betrekking tot de afstemming en organisatie van risicoen crisisbeheersing tussen autoriteiten en hulpverleningsdiensten grensoverschrijdende samenwerking plaatsvindt. Hoewel er nog altijd bepaalde praktische problemen bestaan in de samenwerking op het gebied van openbare orde en veiligheid, behoort grensoverschrijdende samenwerking inmiddels tot de normale gang van zaken. Dit manifesteert zich in samenwerking en informatie-uitwisseling in het kader van rampen en zware ongevallen in aangrenzende regio's tot de gezamenlijke aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit door politie- en justitiediensten. Deze activiteiten moeten versterkt worden gezien er nog steeds talrijke administratieve, culturele en juridische obstakels bestaan.
Doelgroep De eindbegunstigden zijn overheden, semi-overheden en door overheden gefinancierde instellingen en samenwerkingsverbanden. Daarnaast richt de prioriteit zich op organisaties zonder winstoogmerk zoals stichtingen. Een indicatief overzicht van actoren die kunnen deelnemen aan grensoverschrijdende projecten binnen deze prioriteit wordt hieronder gegeven. -
regionale en lokale overheden semi-overheden zorginstellingen en -organisaties sociaal- maatschappelijke instellingen culturele instellingen reddingsdiensten en hulporganisaties
Bijdrage aan horizontale doelstellingen Projecten in deze prioriteit zullen op het gebied van duurzame ontwikkeling vooral bijdragen aan verbetering van de levenskwaliteit en het welzijn onder andere in relatie tot het versterken van de sociale samenhang en de culturele diversiteit. Ten aanzien van de gelijke kansen zijn positieve bijdragen te verwachten in het kader van onder meer de maatschappelijke participatie van ouderen, integratie van minderheden en sociale insluiting van kansarme groepen. Indicatie van activiteiten Op basis van de doelen die in deze paragraaf zijn gedefinieerd is het mogelijk een indicatief overzicht te geven van mogelijke grensoverschrijdende activiteiten op het gebied van kwaliteit van leven die met behulp van dit Europese programma kunnen worden uitgevoerd. Het volgende kader geeft een inzicht in mogelijkheden voor concrete acties binnen deze prioriteit. Het gaat hierbij om voorbeelden en niet om een limitatieve lijst van activiteiten.
72
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Prioriteit 3 – Kwaliteit van leven Verbeteren van de gezondheidszorg en de sociale cohesie: • grensoverschrijdende samenwerking tussen zorginstellingen, verleners van medische en patientenverzorging; • opzetten van netwerken ter bevordering van grensoverschrijdende gezondheidszorg (onder andere voor jongeren en ouderen) • het bevorderen van mobiliteit van zorgvragers binnen de Euregio; • zorg aan huis, zelfstandig wonen voor ouderen; • ICT-toepassingen in de gezondheidszorg • stimulering van grensoverschrijdende preventieve en geestelijke gezondheidszorginitiatieven • harmonisatie van preventiemaatregelen en strijd tegen verslavingen Stimulering van de culturele diversiteit binnen de Euregio • genereren van publiciteit voor het euregionaal cultuuraanbod, b.v. via de media; • coördineren van een euregionale culturele agenda; • duurzame, structurele grensoverschrijdende culturele evenementen; • stimuleren van buurtalenonderwijs • bijzondere aandacht voor gemeenschappelijke geschiedenis van de Euregio Verbeteren leefbaarheid • ontwikkelen gezamenlijke aanpak sociale integratie • faciliteren sociaal- cultureel aanbod; • kleinschalige ruimtelijke ontwikkeling; • sensibilisering rond multiculturaliteit • dynamisering van stedelijk gebied • verbetering van leefbaarheid in landelijk gebied • grensoverschrijdende samenwerking tussen sociale organisaties • verwijdering van de barrieres voor kansarme personen Bestendigen en versterken van de bestaande samenwerking inzake burgerlijke veiligheid • afstemmen en coördineren van grensoverschrijdende samenwerking tussen autoriteiten en hulpdiensten; • ontwikkelen van grensoverschrijdende bewustwording van risico’s en zelfredzaamheid Activiteiten in het kader van deregulering in het grensgebied Indicatoren Om de resultaten te meten van de activiteiten in deze prioriteit is een set indicatoren gekozen die gedurende de looptijd van het programma gemonitord zal worden. Aan iedere indicator is een streefwaarde gekoppeld. Een verdere uitwerking van de indicatoren is opgenomen in de bijlage van dit OP. Over de voortgang van de realisatie van de indicatoren zal jaarlijks in het jaarverslag gerapporteerd worden. Prioriteit 3 Indicatoren Aantal organisaties dat partner is in de samenwerkingsprojecten Aantal nieuwe grensoverschrijdende zorgdiensten Aantal nieuwe grensoverschrijdende culturele producten en evenementen Aantal gezamenlijke projecten op het gebied van leefbaarheid in de steden Aantal nieuwe grensoverschrijdende calamiteiten plannen Aantal grensoverschrijdende studies en plannen Aantal gecreëerde arbeidsplaatsen (vast/tijdelijk/aandeel vrouwen)
Streefwaarde 2015 45 10 15 5 3 15 15/30/50%
73
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
6.5 Prioriteit 4 - Technische Bijstand Doel De prioriteit Technische Bijstand is bestemd voor uitgaven voor de effectieve en rechtmatige uitvoering van het programma. Operationele doelen De technische bijstand zal vooral worden ingezet voor de uitvoering van de taken van de management autoriteit en van de Certificeringsautoriteit en voor het Joint Technical Secretariat (JTS). Voor wat betreft de taken van de Managementautoriteit en van de Certificeringsautoriteit is de Stichting Euregio Maas-Rijn verantwoordelijk. De uitvoering van de missies van de Managementautoriteit is door het INTERREG-management, in samenwerking met de regionale projectmanagers, gegarandeerd. Samen vormen deze het JTS. Doelgroep -
Stichting Euregio Maas-Rijn EMR-bureau Regionale partneroverheden
Type activiteiten -
Projectondersteuning Monitoring, beheer en controle inclusief (implementatie) monitoringsysteem Studies en evaluaties Registratie en disseminatie resultaten (inclusief informatie analyse) Voeren secretariaat Comité van Toezicht Communicatie en PR
Om deze activiteiten uit te voeren worden kosten gemaakt op het gebied van personeel, werkplekken, kantoorkosten, inhuur derden, computers en software, geautomatiseerd project monitoringsysteem, drukwerk en vertalingen. 6.6 Samenhang met andere EU programma’s Naast dit Operationeel Programma voor INTERREG IVA zijn er verschillende andere Europese programma’s die raakvlakken hebben met dit OP en die van toepassing zijn voor de Euregio Maas-Rijn. Het gaat ondermeer om regionale programma’s “Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid”, het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en andere INTERREG IV programma’s. Deze programma’s kunnen elkaar versterken door complementaire activiteiten te ondersteunen. Daarbij is het wel van belang om te voorkomen dat zij elkaar overlappen. Conform artikel 54 (5) van de Verordening (EC) 1083/2006 “voor uitgaven die uit de fondsen worden gecofinancierd mag geen bijstand uit andere communautaire financieringsinstrumenten worden verleend”. Daarom is een duidelijke afbakening nodig tussen de activiteiten die dit OP ondersteunt en die van de verschillende andere programma’s. Om ervoor te zorgen dat projecten in het juiste programma worden uitgevoerd en om dubbelfinanciering te voorkomen, zullen de partnerregio’s op ieder projectvoorstel een technische toets uitvoeren. Hierbij wordt ondermeer gekeken naar andere Europese programma’s, met name het ESF en het ELFPO. Mocht er twijfel zijn over dubbelfinanciering dan zal de indienende partnerregio vragen het project in dit licht opnieuw te bekijken. De andere partnerregio’s worden geconsulteerd. Alleen wanneer wordt verzekerd dat er geen sprake is van dubbelfinanciering zal het project de gewone besluitvormingsprocedure ingaan. 74
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
De algemene en gedetailleerde procedure zal in de Administratieve Organisatie (AO) beschreven worden. INTERREG IV De Euregio Maas-Rijn grenst in de programmaperiode 2007-2013 aan twee andere INTERREG IVA programma’s, namelijk de grensregio Vlaanderen-Nederland en de grensregio Duitsland-Nederland. Daarnaast is er enige overlap in gebied met het grensoverschrijdende programma Duitsland-Luxemburg-België. Deze programma’s kennen qua thematiek een grote overlap. Economie, duurzaamheid en maatschappij staan centraal. Afstemming en het uitvoeren van gezamenlijke projecten draagt bij aan het vergroten van de impact van grensoverschrijdende samenwerking. De samenwerking zal ondermeer gestalte krijgen door het organiseren van regulier overleg tussen projectmanagers en programmamanagers van de betreffende INTERREGprogramma’s. Naast grensoverschrijdende samenwerking bevordert INTERREG uitwisseling van kennis en ervaring tussen alle regio’s binnen Europa. Het nieuwe INTERREG IVC programma voor INTERREGionale samenwerking richt zich op innovatie, kenniseconomie, milieu en risicopreventie. Transnationale samenwerking in het kader van het Noordwest Europa Programma vindt plaats op de thema’s innovatie, milieu, toegankelijkheid en duurzame stedelijke ontwikkeling. Beide programma’s kennen een grote inhoudelijke overlap met het Maas-Rijn programma. Zij bieden de mogelijkheid om resultaten en ervaringen uit INTERREG A projecten verder te verspreiden. Regionale programma’s Werkgelegenheid” - EFRO
voor
“Regionaal
Concurrentievermogen
en
In de Euregio zijn diverse regionale EFRO programma’s van kracht in de programma periode 2007-2013 (Zuid-Nederland, Vlaanderen, Wallonië, Noordrijn-Westfalen en Rheinland-Pfalz). Deze programma’s richten zich op het versterken van het concurrentievermogen in de betreffende regio door de implementatie van concrete projecten. Zij zijn net als INTERREG IV sterk gericht op het realiseren van de ambities uit de Lissabonagenda: kenniseconomie, innovatie en duurzaamheid. Uiteraard hebben beide programma’s een eigen, onderscheidend karakter. Projecten in het kader van INTERREG IV-A dienen een duidelijk grensoverschrijdend element in zich te hebben. INTERREG IV werkt versterkend en aanvullend op de regionale programma’s die in het programmagebied van de Euregio Maas-Rijn worden uitgevoerd, en vice versa. Enerzijds kan het OP Maas-Rijn aan de activiteiten van de regionale programma’s een additionele grensoverschrijdende dimensie geven door de uitkomsten van regionale projecten in de ene partnerregio beschikbaar te maken voor andere partner regio’s. Anderzijds kunnen resultaten en bevindingen van INTERREG IV projecten verder worden geïmplementeerd in één of meer deelregio’s door middel van regionale projecten. Deze uitwisseling is voor alle 3 de inhoudelijke prioriteiten van het OP Maas-Rijn aan de orde. De wijze van afstemming tussen Concurrentiekracht en INTERREG IV door het programmamanagement en door de partners zal nader worden uitgewerkt. Europees Sociaal Fonds (ESF) Het ESF programma voor 2007-2013 richt zich enerzijds op het vergroten van het arbeidsaanbod via scholing en reïntegratie van jongeren en werkzoekenden en anderzijds op scholing van werkenden. Beide thema’s vallen ook onder prioriteit 1 van het OP MaasRijn. Binnen INTERREG IV kunnen alleen projecten worden uitgevoerd die additioneel zijn ten opzichte van de nationale ESF programma’s. Hiervan is sprake wanneer zij specifiek gericht zijn op het bevorderen van de grensoverschrijdende arbeidsmarkt via bijvoorbeeld uitwisseling van studenten of het wegnemen van barrières voor studenten en werknemers om aan de andere kant van de grens een opleiding te volgen of te werken.
75
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) De nieuwe programmeringsperiode richt zich met name op groei, werkgelegenheid en duurzaamheid. Projecten met deze uitgangspunten kunnen profiteren van steun uit het nieuwe fonds voor plattelandsontwikkeling. In het beleid voor de periode 2007-2013 ligt de nadruk op drie thematische zwaartepunten: 1. verbetering van het concurrentievermogen van de land- en de bosbouwsector door ondersteuning van herstructurering 2. milieu en platteland; 3. de kwaliteit van het bestaan in plattelandsgebieden verbeteren en diversificatie van de economische bedrijvigheid bevorderen Het vierde zwaartepunt is gebaseerd op de ervaringen die zijn opgedaan met de "Leader"-initiatieven, en geeft ruimte voor een plaatselijke bottom-up-aanpak van de plattelandsontwikkeling. Vanuit dit Europese wettelijke kader werken de lidstaten hun nationale strategieën en programma's voor plattelandsontwikkeling uit. Iedere lidstaat kiest binnen de kaders haar eigen prioriteiten. De meeste steun komt direct bij agrarische ondernemers terecht. Het beheer van Natura 2000 gebieden door agrariërs, ondernemerschap (diversificatie en omschakeling) en innovatie (verdergaande mechanisering) worden gefinancierd door het ELFPO. Binnen het OP kunnen dergelijke projecten niet worden gefinancierd, maar dergelijke thema’s zijn ook niet opgenomen in het OP. Binnen prioriteit 1 is het wel mogelijk om agribusiness of agrifood clusters te vormen en de innovatie binnen deze sectoren te bevorderen.
Bijgevoegd een overzicht per Lidstaat betreffende de betrokken programma’s: 1.
België
Wallonië In het kader van de programmaperiode 2007-2013 zijn de programma’s die worden uitgevoerd in de Waalse Gewest en die gemeenschappelijke zones overlappen met het INTERREG IV A programma van de Euregio Maas-Rijn de volgende: -
Operationeel Programma « Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid » - EFRO Operationeel Programma « Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid » - ESF Programma Europese Territoriale Samenwerking « Grande Région » (Wallonië-Luxemburg-Duitsland-Frankrijk) Programma landbouwontwikkeling
In het kader van de doelstelling “Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid” gaat het voor la Region wallonne om 2 programma’s : een OP ESF en een OP EFRO Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid (EFRO) Het Operationeel Programma EFRO voor de doelstelling concurrentievermogen en werkgelegenheid » wordt onderverdeeld in thema’s:
« Regionaal volgende 3
1. Creatie van bedrijven en werkgelegenheid 2. Ontwikkeling van het menselijk kapitaal, kennis, know-how en onderzoek 3. Duurzaam en evenwichtig gebiedsontwikkeling
76
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid (ESF) Het Operationeel Programma ESF wordt onderverdeeld in volgende 3 thema’s: 1. Creatie van bedrijven en werkgelegenheid 2. Ontwikkeling van het menselijk kapitaal, kennis, know-how en onderzoek 3. Sociale integratie Europese Territoriale Samenwerking Zowel op het economische vlak als op het vlak van de innovatie is de internationale dimensie essentieel. Deelname aan internationale netwerken, het opzetten van partnerschappen in het buitenland, de internationale uitbreiding zijn noodzakelijk voor de competitiviteit van de bedrijven. De programma’s en INTERREG acties dienen dus zo opgesteld te worden dat ze complementair zijn aan de programma’s « Convergentie » en « Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid”. De acties die bij voorkeur zouden moeten opgezet worden, dienen zich te richten op het ondersteunen van de economische regionale ontwikkelingsstrategie. De prioriteiten van de partnerregio’s moeten bovendien in overweging genomen worden. Ter herinnering, wat betreft de Europese Territoriale Samenwerking gaat het om volgende programma’s: · · · · ·
INTERREG INTERREG INTERREG INTERREG INTERREG
IV-A IV-A IV-A IV-C IV-B
France – Wallonie - Flandre Grande Région Euregio Maas-Rijn Europe du Nord-Ouest Interregionaal kader
ELFPO Het Waalse Landbouwontwikkelingsplan zal focussen, complementair met andere regionale en Europese beleidslijnen, op 4 prioritaire assen: Axe Axe Axe Axe
1 2 3 4
: : : :
Verhoging van de competitiviteit in de sectoren landbouw en bosbouw Verbetering van het milieu en landbouwgebied Levenskwaliteit in landbouwgebieden en diversificatie van de landbouweconomie Leader
Met de bedoeling om een zekere coherentie tussen de programma’s te verzekeren, zal de coördinatie op het Waalse niveau van alle programma’s waargenomen worden door de Minister-president van de Waalse Regering die de coördinatie van de Structuurfondsen onder zijn bevoegdheden heeft. Vlaanderen Naast het Operationeel Programma INTERREG IV-A van de Euregio Maas-Rijn zijn er andere Europese programma's in Vlaanderen: er is het Doelstelling “Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid”-programma, er is het INTERREG IV-Aprogramma voor de Grensregio Vlaanderen-Nederland en er is het plattelandsontwikkelingsprogramma (PDPO) - Wat betreft het INTERREG IV-A-programma voor de grensregio VlaanderenNederland is er complementariteit wat betreft het programmagebied (overlap beide Limburgen en nu ook de arrondissementen Leuven en Zuidoost Noord-Brabant). Beide programma's hebben dezelfde prioriteiten (Economie, Natuur en Milieu) waaronder dezelfde acties/maatregelen mogelijk zijn (bijv. duurzame energie). Maar de O.P.'s hebben ook elk hun eigen klemtonen (bijv. arbeidsmarkt en openbare veiligheid bij EMR, taalonderwijs bij EMR). Afstemming kan best gerealiseerd worden de programmasecretariaten. Mogelijke dubbelfinanciering kan ook snel opgespoord worden door intern overleg tussen de projectmanagers van de provincies overlappen (beide Limburgen, Vlaams-Brabant en Noord-Brabant). 77
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
-
Het Doelstelling “Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid”programma: het is vanaf nu een Vlaams programma (wordt aangestuurd door de Vlaamse administratie) waaraan projecten kunnen participeren met partners in heel Vlaanderen. Het Doelstelling “Regionaal Concurrentievermogen en Werkglegenheid”-programma is volledig opgebouwd rond de maatregel 'Economie'. De andere sectoren kunnen ook nog wel indienen, maar dan moet het echt met een innovatief concept zijn. Projecten onder prioriteit 1 zouden voorafgaand getoetst kunnen worden bij de Vlaamse administratie die instaat voor het beheer van het Vlaamse Doelstelling “Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid”programma.
-
Het PDPO-programma verloopt via een gelijkaardige werkwijze als doelstelling. De gekozen oplossing is dezelfde, nl. voorafgaandelijke toets bij de Vlaamse administratie.
Duitstalige Gemeenschap In de Duitstalige Gemeenschap komen enkele andere programma’s de acties vervolledigen die worden opgezet voor de periode 2007-2013 in de Euregio Maas-Rijn. Het INTERREG IV A programma “La Grande Région” (2007-2013) betreft de samenwerking van de Duitstalige Gemeenschap met partners uit Rijnland-Palts, Groothertogdom Luxemburg, het Saargebied, Lotharingen en Wallonië. De prioriteiten voor de programmaperiode 2007-2013 zijn de volgende: -
Economie: verhogen en stimuleren van de competitiviteit van de interregionale economie, ondersteuning van innovatie en werkgelegenheid Gebied: verbetering van de levenskwaliteit, versterken van de aantrekkelijkheid van het gebied en bescherming van het milieu Mensen: verdere opbouw van kennisopbouw en –verspreiding, de culturele bronnen waarderen en de sociale cohesie veilig stellen
Er zijn talrijke overlappingen tussen deze onderwerpen vermits ook het Programma « La Grande Région » zich baseert op de Lissabon en Göteborgstrategie. De toewijzing van een project aan ofwel het programma van “La Grande Région” ofwel aan dat van het EMR, zal afhangen van de plaats waar het partnerschap ligt. De opvolging van de projecten binnen één en dezelfde dienst van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, zorg ervoor dat dubbele financiering van projecten uitgesloten is. De Duitstalige Gemeenschap heeft eveneens een apart Operationeel Programma voor ESF (doelstelling “Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid”) overgemaakt. Dit zal beheerd worden door de dienst Buitenlandse Zaken, net zoals de INTERREG Programma’s. Als gevolg van de situering van de Duitstalige Gemeenschap en de mogelijkheden geboden door ESF voor grensoverschrijdende initiatieven, zullen meerdere projecten interregionale of internationale elementen bevatten. Daarenboven voorziet prioriteit 4 “structurele maatregelen” ESF in een samenwerking tussen de verschillende tewerkstellingsbureau’s. De prioriteiten van ESF van de Duitstalige Gemeenschap zijn: Prioriteit Prioriteit Prioriteit Prioriteit
1: 2: 3: 4:
versterken van d flexibiliteit van werknemers en bedrijven investeren in een actief werkgelegenheidsbeleid ondersteuning sociale integratie structurele maatregelen
78
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Het versterken van de euregionale arbeidsmarkt is terug te vinden in het OP van de Euregio Maas-Rijn onder de prioritaire as 1. De prioritaire as 3 “kwaliteit van het leven” omvat vergelijkbare thema’s met prioriteit 3 van ESF De scheidingslijn en de complementariteit van ESF met de INTERREG programma’s waaraan de Duitstalige Gemeenschap participeert, wordt verzekerd door de nauwe samenwerking van de personen belast met het beheer van de programma’s binnen één en dezelfde dienst. Een werkgroep met telkens een afgevaardigde uit iedere dienst van het Ministerie zorgt voor een interdisciplinaire communicatie en vermijdt dat projecten op twee niveau’s ingediend en gesubsidieerd worden De lokalisering van het bureau voor de Europese Opleidingsprogramma’s binnen het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap garandeert overleg bij het opzet en de selectie van projecten en zorgt ervoor dat men komt tot een optimale complementariteit van de activiteiten van de verschillende Europese programma’s evenals de uitsluiting van dubbelfinancieringen. Hetzelfde geldt voor andere initiatieven die voortvloeien uit de Europese programma’s want zelfs als ze geen grensoverschrijdend karakter hebben, dan nog worden de programma’s in nauw overleg beheerd met de dienst voor buitenlandse betrekkingen van het Ministerie van de Duitstalige gemeenschap om zo een maximale complementariteit over de verschillende programma’s te verzekeren.
2.
Duitsland
Nordrijn-Westfalen Er bestaan eveneens Europese programma’s die met hun actieterrein het grondgebied van de Regio Aken bedekken. ELFPO – Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling Het plattelandsontwikkelingsplan van NRW voor de periode 2007-2013 heeft 4 prioriteiten: 1. Verhoging van d competitiviteit van de land- en bosbouw 2. Aandacht voor milieu en landschappen 3. Levenskwaliteit op het platteland en diversificatie van de landbouw 4. LEADER : Dank zij het initiatief LEADER worden de regio’s ertoe aangezet om strategieën te ontwikkelen in dewelke thema’s zoals economie, toerisme, natuurbescherming en landbouw gecombineerd worden. 13 regio’s kunnen gefinancierd worden. De beste concepten worden weerhouden aan de hand van een wedstrijd. Doelstellingprogramma « Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid - EFRO » (2007 – 2013) van NRW De prioriteiten van het Doelstellingprogramma « Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid - EFRO » (2007 – 2013) van NRW zijn de volgende: 1. Versterken van het ondernemerschap 2. Innovatie en kenniseconomie 3. Duurzame ontwikkeling van regio’s en Doelstellingprogramma « Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid - ESF » (2007 – 2013) van NRW Wat betreft het Doelstellingprogramma « Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid - ESF » (2007 – 2013) van NRW, worden de volgende 3 thema’s onderscheiden 1. Uitbreiding van de flexibiliteit en competitiviteit van werknemers en bedrijven 2. Versterking van het menselijke kapitaal 3. Verbetering toegang tot werkgelegenheid evenals de sociale integratie van mindervaliden. 79
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Het staat vast naar aanleiding van de korte beschrijving van de programma’s hierboven dat er overlappingen bestaan zowel op het vlak van grondgebied als op het niveau van de activiteiten die zullen plaatsvinden in NRW en bijgevolg zal ook het grondgebied van het Operationeel Programma INTERREG IV A van de Euregio Maas Rijn overlapt worden. Het is dus van belang dat er maatregelen genomen worden om maximaal aan te sturen op complementariteit en dubbelfinancieringen van projecten te vermijden. De Regio Aken garandeert de niet dubbelfinanciering van projecten door het in voege stellen van nationale autoriteiten. Het gaat hier om de Bezirksregierung uit Keulen evenals verschillende administraties uit NRW: - Ministerie van Economie, Middenstand en Energie(MWME) - Ministerie van Arbeid, Gezondheidszorg en Sociale Zaken (MAGS) - Ministerie van Milieu en Natuurbescherming, Landbouw en Consumentenbescherming (MUNLV) Ieder project zal in functie van de inhoud voor onderzoek toegezonden worden aan het bevoegd Ministerie. Zo kan dubbelfinanciering door een ander Europees programma voorafgaandelijk uitgesloten worden. Daarenboven garandeert de Regio Aken door middel van deze regionale instanties dat dubbelfinanciering uitgesloten is. Rijnland-Palts Rijnland-Palts neemt deel aan het Operationeel Programma als gevolg van het Doelstellingprogramma “Europese Territoriale Samenwerking” van “la Grande Région” met het Groothertogdom Luxemburg, Lotharingen, Wallonië en Saarland. De afbakening van de voor subsidies in aanmerking komende inhoud tussen de 2 programma’s voor de programmaperiode 2007-2013 is in eerste instantie afhankelijk van het grondgebied. Het operationeel Programma EFRO van de Doelstelling “Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid” baseert zich op de sterke en zwakke punten van gans Rijnland – Palts. Het Programma “Europese Territoriale Samenwerking” is veeleer georiënteerd naar het westen van Rijnland – Palts en is gefocust op de mogelijkheden en kansen die zich aanbieden naar aanleiding van de grensoverschrijdende samenwerking met de buren aan westelijke zijde. De twee “Kreise” Bitburg-Prüm en Daun maken eveneens deel uit van het programmagebied « Groei door Innovatie” gefinancierd door EFRO 2007-2013 evenals aan van het programmagebied “Landbouw, Milieu en Plattelandsontwikkeling” (PAUL) van Rijland – Palts. Complementariteit met projecten gerealiseerd in het kader van deze programma’s zal zich uiten in het feit dat deze projecten aanvullend zullen zijn aan de directieven van deze programma’s en door hun grensoverschrijdend karakter. Om dubbelfinanciering te vermijden zal een voorafgaande analyse van de projecten uitgevoerd worden in nauw overleg met de bevoegde administratieve diensten van Rijnland-Palts.
3.
Nederland
Nederlands Limburg Voor de Provincie Nederlands Limburg geldt dat in het gebied waarop het Operationeel Programma INTERREG IV-A van de Euregio Maas-Rijn betrekking heeft, te weten de COROP Zuid en Midden Limburg, er qua gebied overlap bestaat met de volgende programma's: -
INTERREG IV-A Grensregio Vlaanderen-Nederland te weten de Euregio Benelux Middengebied, INTERREG IV-C Noord-West Europa, Regionaal Programma voor Concurrentiekracht Zuid Nederland, ESF Nederland, Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).
80
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Voor de COROP Midden Limburg bestaat er een overlap met het INTERREG IV-A programma Grensregio Duitsland-Nederland te weten de Euregio Rijn-Maas-Noord. Om inhoudelijke overlap en/of dubbelfinanciering te voorkomen op projectniveau binnen de OP's of in verschillende prioriteiten zoals hierboven beschreven, worden binnen de provincie Limburg, naast de technische toets die bij elk projectvoorstel uitgevoerd wordt en de consultatie van de partnerregio's bij twijfel, de volgende additionele maatregelen genomen: • De regionale projectmanagers van de Provincie Limburg op het gebied van de INTERREG IV-A programma's en het Regionaal Programma voor Concurrentiekracht Zuid Nederland, zijn werkzaam in dezelfde afdeling en zullen elkaar via regulieren overleggen consulteren over ingediende projectvoorstellen • Ten aanzien van de overige genoemde overlappende programma's zullen projecten via een aanmeldingsformulier aan de betreffende afdeling of meldpunt schriftelijk aangemeld worden voor een toets op inhoudelijke overlap en een check op dubbelfinanciering.
81
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
7
Organisatie en uitvoering
7.1 Inleiding Het hoofdstuk Organisatie en uitvoering geeft een overzicht van de operationele aspecten van dit programma. Een belangrijk onderdeel hiervan is de uitvoeringsstructuur van het programma die een efficiënte en effectieve uitvoering dient te garanderen. Deze uitvoeringsstructuur komt in paragraaf 7.2 aan de orde en bouwt in belangrijke mate voort op de structuur zoals deze in de eerder uitgevoerde INTERREG-programma’s gefunctioneerd heeft. In paragraaf 7.3 wordt ingegaan op de andere aspecten die volgens de Europese regelgeving (Vo 1083/2006 en 1828/2006) gelden voor de uitvoering van het programma. Het gaat om de elementen monitoring en evaluatie, de digitale uitwisseling van gegevens, financiële controle en informatievoorziening en publiciteit. Ook wordt een overzicht gegeven van de regelgeving omtrent staatsteun en aanbestedingen. Gedetailleerde afspraken over toetsing, afwikkeling en controle op projectniveau zullen door de betrokken lidstaten worden vastgesteld en worden uitgewerkt in het handboek AO en het toetsingskader. 7.2 Organisatiestructuur De uitvoeringsstructuur bestaat uit een beschrijving van een aantal autoriteiten en organen en hun taken. De structuur zal in een later stadium worden uitgewerkt in de zogenaamde Administratieve Organisatie (AO), die bij de start van het programma door het Comité van Toezicht wordt vastgesteld. De uitvoeringsstructuur ten behoeve van het INTERREG IVA-programma bestaat uit de volgende onderdelen: • Managementautoriteit • Certificeringsautoriteit • Auditautoriteit • Comité van Toezicht • Programmasecretariaat Met de gezamenlijke verantwoordelijkheid gelasten de partners: Het Ministerie van Economische Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden Postbus 956 NL – 5600 AZ Eindhoven Tel: +31 (0) 40 2969469 Fax: +31 (0)40 2450758 Hierna worden omschreven.
de
verschillende
onderdelen
van
de
uitvoeringsstructuur
nader
7.2.1. Managementautoriteit Het Nederlandse Ministerie van Economische Zaken is het coördinerende departement met betrekking tot dit INTERREG-programma. Zij heeft de taken van de Managementautoriteit toegewezen aan de Stichting Euregio Maas-Rijn. Hiertoe zal net als in INTERREG III een convenant worden opgesteld. In deze overeenkomst is geregeld hoe de taken en verantwoordelijkheden verdeeld zijn die samenhangen met het programma en de relevante Verordeningen.
82
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
De Stichting draagt de uitvoering van de taken van de managementautoreit op aan het INTERREG-management van de Stichting Euregio Maas-Rijn. Het INTERREGmanagement en de regionale projectmanagers vormen samen het Joint Technical Secretariat (JTS) van het INTERREG IV-A programma (zie paragraaf 7.2.5). Adresgegevens Managementautoriteit Stichting Euregio Maas-Rijn Postbus 5700 NL – 6202 MA Maastricht Adresgegevens programmamanagement Gospertstraße 1 B-4700 Eupen Tel. : +32 (0) 87 789640 Fax. : +32 (0) 87 789633 De Managementautoriteit is tegenover de Europese Commissie en de partners verantwoordelijk voor het management en de uitvoering van het operationele programma. In het bijzonder moet de Managementautoriteit, conform artikel 60 van Vo (EG) 1083/2006: • erop toezien dat de selectie van projecten gebeurt volgens de criteria van het programma en dat de projecten voldoen aan de geldende Europese regels en nationale regels van de betrokken partners; • ervoor zorgen dat er een digitaal registratiesysteem is voor boekhoudkundige gegevens van alle projecten en dat de gegevens die nodig zijn voor het financiële beheer en het toezicht worden verzameld en bewaard; • zorgen dat de begunstigden en andere instanties die bij de projecten betrokken zijn hetzij een afzonderlijk boekhoudsysteem, hetzij een passende boekhoudkundige code gebruiken; • erop toezien dat gedurende de programmeringsperiode evaluaties worden uitgevoerd gerelateerd aan het toezicht op het OP • procedures instellen om te garanderen dat alle documenten worden bijgehouden die nodig zijn om voor een toereikend controlespoor te zorgen; • erop toezien dat de Certificeringsautoriteit alle noodzakelijke informatie ontvangt over uitgaven, procedures en audits; • ondersteuning, voorbereiding en documentatie van het Comité van Toezicht verzorgen; • jaarverslagen en het eindverslag over de uitvoering van het programma opstellen en indienen; • erop toezien dat de regels inzake voorlichting en publiciteit worden nagekomen; • de toekenningen met de projectverantwoordelijke (lead-partner) van de door het Comité van Toezicht goedgekeurde projecten ondertekenen. 7.2.2. Certificeringsautoriteit De Certificeringsautoriteit is verantwoordelijk voor de certificering van betalingen, voordat de betaalaanvragen bij de Europese Commissie worden ingediend. Zij ziet toe op de juistheid, rechtmatigheid en volledigheid van de betaalaanvragen. Conform artikel 59 § 4 van de Verordening (EG) 1083/2006 mag de Stichting EMR naast de functie van de Managementautoriteit (MA) ook de functie van de Certificeringsautoriteit (CA) waarnemen.
83
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
De Stichting Euregio Maas-Rijn is door het Nederlandse Ministerie van Economische Zaken aangewezen als CA. Hiertoe zal ook een convenant worden opgesteld. In deze overeenkomst zal worden geregeld hoe de taken en verantwoordelijkheden verdeeld zijn die samenhangen met het programma en de relevante verordeningen. Adresgegevens Certificeringsautoriteit Stichting Euregio Maas-Rijn Postbus 5700 NL – 6202 MA Maastricht Contactgegevens Certificeringsautoriteit Gospertstraße 1 B-4700 Eupen Tel. : +32 (0) 87 789642 Fax. : +32 (0) 87 789633 Conform artikel 61 van de Verordening (EG) 1083/2006 heeft de Certificeringsautoriteit de volgende taken: • Concept uitgavenstaten en betalingsaanvragen, ontvangen van de Managementautoriteit te certificeren en bij de Commissie in te dienen; • te certificeren dat: I. De uitgavenstaat juist is, afkomstig van een betrouwbaar boekhoudsysteem en gebaseerd op controleerbare bewijsstukken; II. De gedeclareerde uitgaven in overeenstemming zijn met de geldende communautaire en nationale voorschriften en zijn gedaan voor concrete acties die aan de hand van de voor het programma geldende criteria zijn geselecteerd voor financiering; • er, met het oog op de certificering, op toe te zien dat zij van de Managementautoriteit toereikende informatie krijgt over de procedures die zijn gevolgd en verificaties die zijn verricht in verband met de in de uitgavenstaten vermelde uitgaven; • voor de certificering rekening te houden met de resultaten van alle audits die door of onder verantwoordelijkheid van de Auditautoriteit zijn verricht; • boekhoudkundige gegevens over de bij de Commissie gedeclareerde uitgaven in geïnformatiseerde vorm bij te houden; • een boekhouding bij te houden van de te innen bedragen en van de bedragen die worden geschrapt naar aanleiding van de volledige of gedeeltelijke intrekking van de bijdrage voor een concrete actie. Geïnde bedragen worden vóór de afsluiting van het INTERREG IV-A programma Maas-Rijn teruggestort in de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen door ze in mindering te brengen op de volgende uitgavenstaat. De Stichting Euregio Maas-Rijn (EMR) zal ook fungeren als instantie die bevoegd is voor het ontvangen van betalingen van de Europese Commissie en het verrichten van betalingen aan begunstigden binnen het INTERREG IV-A programma. Dit betreft zowel de EFRO betalingen als betalingen van de cofinanciering . Ook de hiermee samenhangende correspondentie is een taak van de CA. Conform artikel 17 § 2 van Verordening 1080/2006 zorgt de CA ervoor dat alle ten gevolge van een onregelmatigheid betaalde bedragen van de eerstverantwoordelijke begunstigde teruggevorderd worden. Hiertoe zal de CA een terugvorderingsprocedure opstellen. Conform artikel 58 lid b) van de Verordening (EG) 1083/2006 dient een duidelijke functiescheiding tussen de MA en de CA binnen de Stichting EMR aanwezig te zijn
84
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
De functiescheiding van de CA ten opzichte van de MA uit zich: • • • • • •
in het verschil van taken toegewezen aan de CA en MA conform Verordening (EG) 1083/2006 artikel 60 en artikel 61; perso(o)n(en) tewerkgesteld onder CA is/zijn verschillend van personen tewerkgesteld onder MA; in het organigram van de Stichting EMR (zie punt Stichting EMR hierna); in een volledig gescheiden klassement van de dossiers (scheiding tussen financieel klassement (CA) en het administratieve klassement (MA)); in de toegangsrechten/gebruiksrechten in het nieuwe Monitoringsysteem (uitgebreide beschrijving voorzien in de AO); in de procedure voor de controle van door eindbegunstigden daadwerkelijk gemaakte kosten (zie beschrijving procedure hier beneden).
Beknopte beschrijving procedure voor de controle van door eindbegunstigden daadwerkelijk gemaakte kosten: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Partner stelt per kwartaal een kostendeclaratie samen; First level controle op kwartaaldeclaratie onder bevoegdheid van MA (m.b.v. checklist) resulteert in controlememorandum per partner per kwartaal; MA oordeelt over validiteit controlememoranda; MA zorgt voor verwerking in monitoringsysteem; MA geeft per kwartaal betaalopdracht aan CA aangaande project; CA verifieert (m.b.v. checklist) of de nodige controles gebeurd zijn die aanleiding geven tot deze betaalopdracht en verifieert of bedragen op controlememoranda overeenkomen met bedragen in monitoringsysteem; CA certificeert (m.b.v. checklist) minimaal drie keer per jaar (eind februari, eind juni en eind oktober) de uitgavenstaat en doet de betaalaanvraag bij de Europese Commissie, rekening houdende met eventuele opmerkingen van Auditautoriteit.
In de AO zal deze procedure uitgebreider en gedetailleerder beschreven worden waarbij de functiescheiding tussen MA en CA nog duidelijker wordt. Stichting Euregio Maas-Rijn De Euregio Maas-Rijn omvat deelgebieden van drie landen, te weten het zuidelijke deel van de provincie Limburg (NL), de Regio Aken (D), bestaande uit Kreisfreie Stadt Aachen, Kreis Aachen, Kreis Düren, Kreis Euskirchen en Kreis Heinsberg, de provincie Limburg (B), de provincie Luik (B) en de Duitstalige Gemeenschap in België. Door de gemeenschappelijke grens c.q. de nabijheid van de Duitstalige Gemeenschap en de provincie Luik is aan de Kreise Bitburg-Prüm en Daun in de Regio Trier (D) door de Europese Commissie de mogelijkheid geboden deel te nemen aan de INTERREGprogramma’s van de Euregio Maas-Rijn, maar zij maken geen deel uit van de interne EMR-structuren. Besluitorgaan van de Stichting Euregio Maas-Rijn is het Bestuur. Verder bestaat er een Euregioraad, die tot nu toe een adviserend karakter heeft aangezien de statuten van de Stichting Euregio Maas-Rijn alle verantwoordelijkheden aan het Bestuur overdragen. Op middellange termijn is het de bedoeling de privaatrechtelijke Stichting in een publiekrechtelijke structuur te veranderen. In – op dit moment – vier gemeenschappelijke Commissies van de Stichting en van de Euregioraad worden doelen en prioriteiten omgezet. De coördinatie van de activiteiten wordt door een permanent bureau in Eupen uitgevoerd. Deze organen zullen hieronder kort beschreven worden (zie bijlage 9.4 voor het organogram).
85
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
De • • • • • •
leden van het Bestuur zijn: De commissaris van de Koningin van de provincie Nederlands-Limburg; De gouverneur van de provincie Belgisch Limburg; De gouverneur van de provincie Luik; De Regierungspräsident van Keulen, als voorzitter van de Regio Aachen e.V.; De minister-president van de Duitstalige Gemeenschap van België; Alsmede 15 bestuursleden, die worden aangewezen door de dagelijkse besturen van de partners, waarbij iedere partner het recht heeft om drie bestuursleden aan te wijzen.
In het kader van INTERREG wordt de Präsident van de Directie van Toezicht en Diensten in Trier betrokken bij het overleg en de besluitvorming. De belangrijkste bevoegdheden van het Bestuur zijn de toewijzing van budgetten van de Euregio, het evalueren van de lopende programma’s, het vaststellen van de programma’s en het nemen van nieuwe initiatieven. Onder het Bestuur functioneert het Euregio MaasRijn bureau, dat tevens optreedt als Management- en Certificeringsautoriteit van het INTERREG-programma. De Euregioraad werd op 25 januari 1995 opgericht en bestaat na een herstructurering in 2000 uit 81 leden, die verdeeld zijn over twee kamers. De eerste kamer is samengesteld uit 51 vertegenwoordigers van politieke groeperingen en de tweede kamer uit 30 vertegenwoordigers van maatschappelijke groeperingen uit de Euregio Maas-Rijn (bijv. universiteiten, ziekenfondsen, arbeidsbureau‘s, KvK‘s, vakbonden, werkgeversorganisaties, enz.). De bestuursleden nemen aan de vergaderingen van de Euregioraad deel, enkel met adviesrecht. De Euregioraad bevordert de grensoverschrijdende samenwerking tussen de vijf partnerregio’s, waarborgt de uitwisseling van informatie en ervaringen en neemt hiervoor nieuwe initiatieven. De Raad geeft in het bijzonder aanbevelingen over de structuur van de grensoverschrijdende samenwerking, zoals over de begroting, Euregionale activiteiten en programma’s. De Raad dient resoluties bij het Bestuur van de Stichting, bij gemeentelijke, regionale en nationale Parlementen, zoals ook bij het Europarlement, in. De Commissies zijn binnen de Stichting Euregio Maas-Rijn gevormd, onder meer om de prioriteiten om te zetten en om tot een verbetering van de doelstellingen van de Euregio Maas-Rijn bij te dragen. Zij bestaan uit politieke vertegenwoordigers van de Euregioraad, waarbij rekening gehouden wordt met de grootte van de fracties, vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, vertegenwoordigers van de partnerregio’s en leden van het Bestuur. De commissies krijgen onder meer de opdracht advies en aanbevelingen in het kader van het OP en in het bijzonder bij de goedkeuringsprocedure van INTERREG-projecten te geven. Door de inbreng van politieke en maatschappelijke gremia in het besluitvormingsproces wordt een uitgebalanceerde en breed gedragen inhoudelijke afstemming van de voor subsidie in aanmerking komende projecten bereik en krijgt het partnerschapsprincipe concrete vorm. 7.2.3. Auditautoriteit De Auditdienst van het Ministerie van Economische zaken is door Nederland aangewezen als Auditautoriteit voor het EMR programma. De adresgegevens van de Auditdienst zijn als volgt: Ministerie van Economische Zaken Directie Auditdienst (DAD) Postadres: Postbus 20101 2500 EC Den Haag Bezoekadres: Bezuidenhoutseweg 30 2594 AV Den Haag 86
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Conform Artikel 14 van de Verordening (EC) 1080/2006, de deelnemende Lidstaten hebben met eenparigheid besloten geen groep van auditors op te richten. Desalniettemin worden afspraken tussen de Lidstaten gemaakt om de nodige informatiewisseling betreffende de uitvoering van de taken van de Auditautoriteit te garanderen. Conform artikel 62 van de Verordening (EC) 1083/2006 heeft de Auditautoriteit onder andere de volgende taken: *
erop toe te zien dat er audits worden verricht om na te gaan of het beheers- en controlesysteem van het OP efficiënt functioneert;
*
erop toe te zien dat er aan de hand van een adequate steekproef audits op concrete acties (projecten) worden verricht om de gedeclareerde uitgaven te verifiëren;
*
binnen negen maanden na de goedkeuring van het ETS-A programma EMR de Commissie een auditstrategie voor te leggen die betrekking heeft op de instanties die de in de punten a) en b) bedoelde audits zullen uitvoeren, de te volgen methode, de steekproefmethode voor de audits op concrete acties en de indicatieve planning van de audits; doel hiervan is te garanderen dat de belangrijkste instanties worden gecontroleerd en dat de audits gelijkelijk over de programmeringsperiode worden gespreid; uiterlijk op 31 december van elk jaar in de periode 2008 -2015: -
-
-
*
aan de Commissie een jaarlijks controleverslag voor te leggen met de resultaten van de audits die in de voorafgaande 12 maanden, eindigend op 30 juni van het betrokken jaar conform de auditstrategie zijn verricht, en eventuele tekortkomingen in de beheers- en controlesystemen voor het ETS-A programma EMR te melden. Het uiterlijk op 31 december 2008 in te dienen eerste verslag bestrijkt de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 juni 2008. De informatie over de na 1 juli 2015 verrichte audits wordt opgenomen in het laatste controleverslag dat de onder e bedoelde verklaring van afsluiting vergezelt; op basis van de onder de verantwoordelijkheid van de Auditautoriteit verrichte controles en audits advies te geven over de vraag of het beheersen controlesysteem voldoende efficiënt functioneert, om een redelijke garantie te kunnen bieden omtrent de juistheid van de uitgavenstaten die tijdens dat jaar bij de Commissie zijn ingediend, alsmede, bij wijze van gevolgtrekking, een redelijke garantie kunnen bieden omtrent de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende transacties; waar van toepassing, krachtens art. 88 een verklaring van gedeeltelijke afsluiting af te geven meet een beoordeling van de wettigheid en regelmatigheid van de betrokken uitgaven
uiterlijk op 31 maart 2017 bij de Commissie een verklaring van afsluiting af te geven met een beoordeling van de geldigheid van de aanvraag voor de betaling van het eindsaldo, alsmede van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende transacties die zijn vermeld in de definitieve uitgavenstaat; deze verklaring gaat vergezeld van het laatste controleverslag;
De Auditautoriteit ziet erop toe dat bij de auditwerkzaamheden rekening wordt gehouden met internationaal aanvaarde auditnormen. Als de onder punt 1, onder a) en b) bedoelde audits en controles worden uitgevoerd door een andere instantie dan de Auditautoriteit, ziet de Auditautoriteit erop toe dat dergelijke instanties de nodige functionele onafhankelijkheid hebben
87
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
7.2.4. Comité van Toezicht Het Comité van Toezicht houdt toezicht op de uitvoering van het INTERREG programma Maas-Rijn en geeft sturing aan de algemene strategie. Het Comité Toezicht is tevens verantwoordelijk voor de inhoudelijke beoordeling subsidieaanvragen, op basis van de door haar vastgestelde selectiebeoordelingscriteria. Het Comité beslist over de projectvoorstellen en de voorzitter de Stichting EMR geeft de beschikkingen af.
IVA van van en van
Conform artikel 63 van Verordening (EG) 1083/2006 heeft het Comité van Toezicht de volgende taken: • Vaststellen en zonodig herzien van selectiecriteria voor projecten • Toezicht houden op het bereiken van de programmadoelen • Beoordelen van de resultaten van het programma en toetsing daarvan aan de prioriteiten van het programma • Beoordelen en vaststellen van de jaarrapportages en het eindrapport van het programma • Het comité wordt op de hoogte gesteld van het jaarlijkse controlerapport betreffende het programma en de reactie van de Europese Commissie daarop • Voorstellen doen aan de Managementautoriteit over herziening van het Operationele Programma • Voorstellen doen voor eventuele wijzigingen in de beschikking van de Commissie over de verdeling van de bijdrage uit het EFRO Het Comité van Toezicht voor de Euregio Maas-Rijn bestaat uit vertegenwoordigers van: - het Ministerie van Economische zaken van Nederland; - het Bundesministerium für Wirtschaft van Duitsland; - het Ministerium für Wirtschaft und Mittelstand, Energie und Verkehr des Landes Nordrhein-Westfalen in samenwerking met de Bezirksregierung Köln; - het Ministerium für Wirtschaft, Verkehr, Landwirtschaft und Weinbau des Landes Rheinland-Pfalz; - de Vlaamse Gemeenschap; - de Région Wallonne; - de Communauté Française; - de Duitstalige Gemeenschap; - de provincie Nederlands Limburg; - de provincie Belgisch Limburg; - de Province de Liège; - de Regio Aachen e.V.; - de Stichting Euregio Maas-Rijn - de Europese Commissie, Directoraat generaal Regio (met adviesbevoegdheid); Het arrondissement Leuven en de regio Zuidoost-Noord Brabant zijn waarnemend lid van het Comite van Toezicht Het Comité van Toezicht stelt in zijn eerste vergadering het eigen reglement van orde vast binnen de kaders van de betrokken lidstaten. Het secretariaat van het Comité van Toezicht wordt door het INTERREG-management van de Stichting Euregio Maas-Rijn gecoördineerd. 7.2.5. Programmasecretariaat / Joint Technical Secretariaat (JTS) De uitvoering van het programma is de taak van de Managementautoriteit, die deze taak heeft belegd bij het INTERREG-management van de Stichting Euregio Maas-Rijn. Alle 5 partnerregio’s hebben daarnaast een eigen INTERREG-antenne (de regionale INTERREG-manager). Samen met het INTERREG-management van de Stichting EMR vormen zij het programmasecretariaat/Joint Technical Secretariaat (JTS).
88
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
De regionale antennes zijn in Luik (B), Hasselt (B), Eupen (B), Maastricht (NL) en Aken (D) gevestigd. Elke antenne bestaat uit één of twee regionale managers in voorkomende gevallen geholpen door een secretariaat. Bovendien ligt het centrale secretariaat (INTERREG-Management van de Stichting Euregio Maas-Rijn) in het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap België. De adresgegevens zijn als volgt : INTERREG EMR- Management Gospertstrasse 1 B4700 EUPEN +32 87 789 640 Email :
[email protected] De regionale projectmanagers ondersteunen het centrale INTERREG-management bij de ontwikkeling, advisering en begeleiding van projecten. Daarnaast assisteren de regionale projectmanagers bij de contacten met potentiële partners en de co-financiers. Naast de begeleiding van projecten heeft het programmasecretariaat/JTS nog de volgende taken, in overleg met de regionale projectmanagers: • intake van aanvragen en advisering en begeleiding van aanvragen • inhoudelijke en financiële toetsing van aanvragen • voorbereiding en secretariaat van Comité van Toezicht • financieel beheer • planning en controle op programma niveau • financieel en inhoudelijk toezicht op projecten • rapportages en afrekeningen • communicatie en promotie Hieronder een synoptische beschrijving van besluitvormingsprocedure met betrekking tot projecten.
de
administratieve
en
procedure Projectvoorstel (Voorlopig formulier)
Voorlopig formulier richting andere regionale managers + aan MA ter info
Regionale manager belast met de coördinatie
MA : technische beoordeling (administr. inhoud + subsidiabiliteit) Aangepaste versie
Comité van Toezicht INTERREG voor definitief besluit
Regionale besluiten en cofinancieringen (buiten EFRO)
EMR Commissie bevoegd om advies te verlenen (niet bindend)
Officiële indiening bij de MA
Indien geen consensus : bemiddeling door Bestuur
Administratieve procedure
Besluitvormingsprocedure
89
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
7.3 Uitvoering van het programma Monitoring en evaluatie De Managementautoriteit en het Comité van Toezicht zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de implementatie van het OP. Hiervoor is het noodzakelijk dat zij altijd over een juist en volledig overzicht beschikken van de inhoudelijke en financiële voortgang van de projecten en het programma. Voor dit overzicht wordt gebruik gemaakt van een geautomatiseerd monitoringsysteem. Alle projectaanvragen worden hier in elektronische vorm in vastgelegd en alle financiële en inhoudelijke gegevens op programma-, prioriteit, en projectniveau worden bijgehouden. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de kwartaalrapportages en de eindrapporten van de projectuitvoerders. Het monitoringsysteem maakt het mogelijk om de kwaliteit en effectiviteit van het programma te garanderen door de voorgang van de projecten naast de programmadoelstellingen te leggen. Deze programmadoelen zijn geformuleerd in hoofdstuk 5 van dit OP. Om de programmadoelstellingen te meten en de voortgang te monitoren, is een indicatorenset opgesteld. Deze set is te vinden in hoofdstuk 6 van het OP. Deze indicatoren vormen de basis van het monitoringsysteem en volgen ondermeer de voortgang van de horizontale doelstellingen gelijke kansen en duurzaamheid. Alle projecten dienen vier keer per jaar te rapporteren over de voortgang van hun project en de resultaten die tot dan toe zijn bereikt. Het INTERREG-management verzamelt en registreert deze gegevens om op programmaniveau conclusies te kunnen trekken. De Managementautoriteit zal de informatie tevens gebruiken voor het jaarverslag en het eindverslag van het programma en informatievoorziening aan het Comité van Toezicht en de Europese Commissie. Naast de continue beoordeling van de voortgang van het programma door de programma autoriteiten, zal tussentijds het programma geëvalueerd worden. Voor de evaluatie worden de gegevens uit het monitoringsysteem gebruikt. De evaluatie is gericht op de mate waarin het OP tot dan toe zijn doelen heeft gerealiseerd en op het doen van aanbevelingen om het bereiken van de programmadoelen te optimaliseren. De programma-autoriteiten zullen deze aanbevelingen benutten om zonodige aanpassingen in het programma te doen. Elektronische gegevensuitwisseling Conform de van toepassing zijnde verordeningen is het noodzakelijk voor het INTERREG IV-A programma te beschikken over een monitoringsysteem dat direct kan communiceren met het SFC systeem van de Commissie. Gelet op de ervaringen en de eisen vanuit de EU voor de nieuwe periode kan het bestaande monitoringsysteem aangepast worden gebruik makende van een Ms-SQL server. Vanzelfsprekend zal het programma volledig geschikt zijn voor koppeling aan het SFC systeem van de EU. Het systeem zal geschikt worden voor de controlewerkzaamheden op programma niveau door de Managementautoriteit, de Certificeringsautoriteit en de Auditautoriteit, en op project niveau voor de projectadministratie vanaf projectidee tot eindafrekening. De belangrijkste aspecten van het monitoringsysteem zijn: Vereisten vanuit de EU en de Nationale overheid: De EC stelt een aantal nieuwe eisen aan het informatiesysteem, waaronder de elektronische transfer van rapportages –SFC koppeling (VO 1083/06 art. 60 lid c, art.61 lid e en art. 62 punt lid a.).
90
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Kenmerken van het nieuwe Monitoringsysteem: In het kader van de nieuwe periode van EU-structuurfondsen werd het bestaande monitoring pakket vernieuwd waardoor een betere functionaliteit en meer gebruikersgemak gerealiseerd is door: • De opgedane ervaring met het huidige IS; • Wizards zijn toegevoegd, waardoor een aparte handleiding overbodig wordt • Gebruik te maken van de nieuwste technieken; • Het programma met een internet-link geïnstalleerd wordt; • Automatische update van het programma; • Gegevens zijn altijd actueel, door gebruik te maken van een centrale database (geen email export/import meer, geen vertragingen); • Extra velden die niet noodzakelijk zijn, zijn optioneel gemaakt (en worden niet weergegeven als ze niet in gebruik zijn); • Het programma werkt met heldere overzichten en excel rapportages; • Gegevens zijn sneller te vinden, en gelijk te zien of deze compleet & correct zijn ingevuld; • Alle schermen zijn, afhankelijk van hun rechten, voor de gebruikers toegankelijk; • Het systeem kent een aantal voorgedefinieerde rapportages, waarbij het van belang is dat deze worden geïntegreerd in het bedrijfsproces. • Daarnaast zal het systeem een rapport-generator kennen, welke op eenvoudige wijze overzichts-rapportages kan genereren. • Tevens ondersteunt het programma versie beheer, waardoor alle voorgane versies van een project bewaard blijven, en eenvoudig op te vragen zijn. • Ook houdt het systeem bij welke gegevens gerapporteerd zijn aan Brussel, waardoor het systeem een waterdicht audit-spoor kan bijhouden. Basis uitgangspunten voor het aangepaste en nieuwe Monitoringsysteem: Voor de verantwoordelijke Managementautoriteit en Certificeringsautoriteit van het INTERREG IV-A EMR-programma is het van belang dat het monitoringsysteem heldere informatie levert en inzicht geeft in de ontwikkelingen en het signaleren van trends. Voorts dient met behulp van het systeem de mogelijkheid te bestaan tot: • Directe terugkoppeling • Meerdere plaatsen toegankelijk • Heldere procedures aangaande afwijkingen • Versie beheer m.b.t. wijzigingen • Workflow voortgang declaraties • Blokkeren declaraties na goedkeuring • History (wie heeft wat wanneer aangepast) • Flexibele goedkeurings procedures met controles • Snelle overzichten op scherm en in Excel • Rapport generator voor overzichten op scherm • Aangepast aan uw wensen • Vooraf definiëren van de juiste overzichten Specifieke mogelijkheden voor het nieuwe en aangepaste monitoringsysteem: Het monitoringsysteem voldoet aan deze eisen en biedt u de mogelijkheid tot het genereren van een aantal extra rapporten (naast de verplichte EU rapportages): • Bewaking voortgang programma o Benutting tranches o Realisatie doelen (indicatoren) • Bewaking voortgang projecten o Besteding conform planning o Status van controles, audits & betaling o Status kwartaalrapportages • Bewaking ingediende projecten o Details opvraagbaar
91
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Tevens kent het systeem een agenda per project, waardoor de volgende zaken kunnen worden bijgehouden: • Welke rapporten wanneer geprint • Welke rapporten nog te printen • Belangrijke momenten • Onregelmatigheden • Acties (nog te ondernemen en reeds ondernomen) Financiële controle en stromen Gedetailleerde afspraken over toetsing, afwikkeling en controle op projectniveau zullen door de betrokken lidstaten worden vastgesteld en worden uitgewerkt in het handboek AO. De Certificeringsautoriteit is verantwoordelijk voor het opstellen van betalingsaanvragen. Deze controleert en certificeert de betalingsaanvragen en geleidt deze door naar de Europese Commissie. De Certificeringsautoriteit kan drie maal per jaar een gecertificeerde betalingsaanvraag bij de Commissie indienen. Uiterlijk 30 april zal zij tevens de betalingsramingen die door de Managementautoriteit zijn opgesteld controleren en indienen. De Certificeringsautoriteit ontvangt op basis van goedgekeurde betaalaanvragen de voorschotten en het eindsaldo van de EFRO-bijdrage.
Projectpartner
Administratieve en financiële stroomdiagram EU
First Level Control Uitgaven
EFRO
certificatie
betalingen
Lead Partner (art 20 d EFRO)
Accountantsverkl aringen Ieder kwartaal opsturen
MA
infotransf ert + betalings opdracht en
CA
infotransf ert
AA
Betalingen aan de Lead Partner (EFRO + cofinancieringen)
audits (art 62)
Alle projecten worden voorgefinancierd door de projectpartners. De projectaanvrager (Lead Partner) verzamelt uitgavenstaten van de partners en stelt een gezamenlijke betaalaanvraag op. Deze wordt bij de Managementautoriteit ingediend. De projectaanvrager (Lead Partner) ontvangt na goedkeuring van de aanvraag de cofinanciering van de Managementautoriteit. De Auditautoriteit zal na goedkeuring van dit OP een auditstrategie opstellen. Hierin wordt beschreven welke instanties de controles gaan uitvoeren en welke methoden hiervoor worden gebruikt. Ook wordt een indicatieve planning van de uit te voeren controles opgenomen. De auditstrategie zal jaarlijks worden bijgewerkt. Tevens zal de Auditautoriteit aan de einde van ieder kalenderjaar een verslag opstellen over de resultaten van de uitgevoerde audits.
92
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Voorlichting en publiciteit De Managementautoriteit van het programma is ervoor verantwoordelijk dat er bekendheid wordt gegeven aan het Operationeel Programma en aan de activiteiten die binnen het Programma worden gefinancierd. De voorlichting is enerzijds gericht op potentiële begunstigden van het OP om hen inzicht te geven in de mogelijkheden die het programma biedt. Daarnaast is het belangrijk om de activiteiten en de rol en bijdrage van de Europese Unie zichtbaar te maken bij het brede publiek. Dit is er tevens op gericht om de bijstandsverlening transparant te maken. Om deze doelen te bereiken zal in het kader van de prioriteit Technische Bijstand, onder verantwoordelijkheid van het programmamanagement, een communicatieplan worden opgesteld, waarin een communicatiestrategie voor het gehele programma wordt neergelegd. Dit communicatieplan zal, conform artikel 3 van Vo (EG) 1828/2006 na goedkeuring van het Comite van Toezicht bij de Europese Commissie ingediend worden. Staatssteun De Managementautoriteit is verantwoordelijk voor het naleven van de staatssteunregels. Bij de beoordeling van de projectvoorstellen zullen, wanneer betrokkenheid van bedrijven aan de orde is, deze worden getoetst aan de geldende staatssteunregels Het Comité van Toezicht en de regionale projectmanagers ondersteunen de Managementautoriteit hierbij. Een bijzondere aandacht wordt met name aan de Verordening (EC) 1998/2006 mbt de “de minimis”-regeling geschonken. Aanbestedingen Het is van belang dat bij de voorbereiding en uitvoering van projecten en activiteiten in het kader van het INTERREG IV-A programma van de EMR de regels voor openbare aanbesteding in acht worden genomen. Het Joint Technical Secretariat (JTS) zal hierop toezien, bij de begeleiding van aanvragers tijdens de projectontwikkeling. Aanvragers van een financiële bijdrage uit het EMR programma zal worden gevraagd te verklaren dat zij de geldende aanbestedingsregels kennen en in acht hebben genomen. Wanneer op enig moment blijkt dat de aanbestedingsregels niet zijn gerespecteerd, kan dit aanleiding zijn een eventueel al toegekende of uitgekeerde subsidie in te trekken.
93
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
8
Financiering
Dit hoofdstuk beschrijft de financiële INTERREG IV-A Euregio Maas Rijn. financieringsplan voor de programma cofinanciering, en de financiering van programmagebied.
aspecten van het Operationele Programma Achtereenvolgens wordt ingegaan op het periode, de bepalingen met betrekking tot de samenwerking met partners buiten het
8.1 Financieringsplan In lijn met de vereisten die zijn opgenomen in artikel 12.6 van Verordening 1080/2006 (de EFRO Verordening) kent dit programma één enkel financieringsplan zonder onderverdeling naar Lidstaat. Het plan wordt, conform de bepalingen in de Verordening, gepresenteerd in de vorm van twee tabellen. In tabel 6.1 is de financiële bijdrage uit het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling weergegeven. Deze bijdrage is uitgesplitst voor elk jaar van de programma periode 2007 – 2013. Tabel 6.2 presenteert het totale programma budget voor de periode 2007-2013. Het programmabudget is opgebouwd uit de totale bijdrage uit het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling en de bijdrage uit nationale middelen. Bij de nationale bijdrage wordt rekening gehouden met zowel publieke uitgaven als private uitgaven. Het budget is tevens uitgesplitst naar de verschillende prioriteiten. Het totale programma budget bedraagt ruim € 144 miljoen. De bijdrage uit het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling is ruim € 72 miljoen. Alle bedragen in de tabellen zijn op prijsniveau 2004 en zullen worden geïndexeerd. 8.2 Cofinanciering Het cofinancieringspercentage uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling voor dit programma is 50%. Dit betekent dat de bijdrage uit het EFRO maximaal 50% bedraagt van de subsidiabele kosten van een project of activiteit die in het kader van dit programma worden uitgevoerd. De resterende kosten worden bijgedragen uit nationale middelen. Voor de Prioriteiten 1, 2 en 3 zal deze nationale bijdrage deels uit publieke en deels uit private middelen komen. Het verwachte aandeel van de private bijdrage verschilt voor elk van de drie prioriteiten, in lijn met de verwachte participatie van private belanghebbenden in de betreffende prioriteit . In Prioriteit 1 “Versterken van de economische structuur, bevorderen van kennis en innovatie en meer en betere banen” is het verwachte private aandeel het grootst en bedraagt 5% van de subsidiabele kosten. In Prioriteit 2 “Natuur en milieu, energie, natuurlijke hulpbronnen en mobiliteit” is dit 3% en voor Prioriteit 3 “Kwaliteit van het leven” is dit aandeel 1%. Voor Prioriteit 4 Technische Bijstand wordt de nationale bijdrage volledig door publieke middelen afgedekt. 8.3 Participatie van partners buiten het programma gebied Op grond van de EFRO Verordening (artikel 21.1) is het mogelijk om in de context van Operationele Programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking ook uitgaven financieren buiten het programmagebied van het betreffende OP. Dit geldt voor activiteiten in NUTS-3 gebieden direct grenzend aan het programma gebied. Dit is mogelijk tot een maximum van 20 % van de EFRO bijdrage aan het betreffende operationeel programma (zie details van het programmagebied onder punt 2.2.). 94
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Tabel 8.1 Financieringsplan voor het operationeel programma met de jaarlijkse vastlegging van elk fonds in het operationeel programma Referentie OP: CCI 2007CB163PO001 Jaar per financieringsbron voor het programma, in euro’s
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Totaal-generaal 2007-201350
50
Structuurfondsen (EFRO) 9.418.464 9.650.754 9.933.367 10.269.119 10.614.328 10.921.697 11.237.114 72.044.843
Cohesiefonds
Totaal 9.418.464 9.650.754 9.933.367 10.269.119 10.614.328 10.921.697 11.237.114 72.044.843
Regio zonder overgangssteun
95
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Tabel 8.2 Financieringsplan van het operationeel programma met voor de gehele programmeringsperiode het bedrag van de totale financiële bijdrage uit elk fonds in het operationeel programma, de daartegenover te stellen nationale bijdrage en het bijdragepercentage per prioritaire as Referentie OP: CCI 2007CB163PO001 Prioritaire assen per financieringsbron (in euro’s) Communautaire financiering
Prioriteit 1 – Economische structuur, kennis, innovatie en arbeidsmarkt (EFRO, totaal) Prioriteit 2 – Natuur en milieu, energie, natuurlijke hulpbronnen en mobiliteit (EFRO, totaal) Prioriteit 3 – Kwaliteit van leven (EFRO, totaal) Prioriteit 4 – Technische bijstand (EFRO, totaal)
Totaal
51
Nationale bijdrage
Nationale overheidsbijdrage
Nationale particuliere financiering51
Totale financiering
46.829.148
46.829.148
42.146.233
4.682.915
93.658.296
12.968.072
12.968.072
12.192.576
775.496
25.936.144
7.924.933
7.924.933
7.766.434
158.499
15.849.866
4.322.690
4.322.690
4.322.690
0
8.645.380
72.044.843
72.044.843
66.427.933
5.616.910
144.089.686
Medefinanciering spercentage
50
50
50
50
50
Naast de genoemde communautaire en nationale bijdragen zijn geen bijdragen van de EIB noch is overige financiering voorzien.
96
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
9
Resultaten van de ex ante evaluatie en de strategische milieueffectenbeoordeling
De ex-ante evaluatie heeft niet alleen tot doel het leveren van een beoordeling van het voorgenomen Operationeel Programma, maar moet ook worden gezien als een middel om dat programma te optimaliseren. De ex-ante evaluatie is dan ook voor een belangrijk deel in interactie met vertegenwoordigers van de Euregio Maas-Rijn uitgevoerd, gelijktijdig aan het opstellen van het OP. Een groot aantal aanbevelingen van de evaluator zijn op die wijze tijdens het opstellen van het programma toegelicht en afgewogen en in meerdere gevallen ook in het programma verwerkt. In de periode augustus 2006 – februari 2007 heeft de ex-ante evaluator in de vorm van tussentijdse rapportages alsmede diverse presentaties en discussies in het ad-hoc Comité, het Comité van Toezicht en de Euregioraad op verschillende momenten haar bevindingen en aanbevelingen aan de partnerregio´s en andere betrokken overheden gepresenteerd. Naar aanleiding hiervan is het OP op diverse onderdelen aangepast. Op advies van de ex ante evaluator en in samenspraak met het ad-hoc Comité is het OP derhalve op diverse plaatsen bijgesteld. De belangrijkste wijzigingen worden hier kort toegelicht: • •
• • •
• • •
De sociaal-economische analyse is verbeterd door een evenwichtiger gebruik van voorbeelden van de afzonderlijke deelgebieden; De sociaal-economische analyse is versterkt door naast een centrale bron als Eurostat ook gebruik te maken van provinciale bronnen of onderzoeken die actuelere kwantitatieve gegevens bevatten over één of meerdere deelregio´s. Per deelregio is een kwalitatieve kenschets toegevoegd; De analyse van onder meer de regionale innovatiekracht van de Euregio Maas-Rijn is versterkt door een nadere kwantitatieve onderbouwing; Door de gewijzigde opmaak van de SWOT-tabel wordt de veronderstelling tegengegaan dat ‘kansen’ direct en alleen maar gekoppeld zijn aan ‘sterkten’ en ‘bedreigingen’ gekoppeld zijn aan zwakten; Naast de beschrijving van de acht Euregionale prioriteiten voor grensoverschrijdende samenwerking is ook een visie opgenomen. Het toevoegen van een dergelijke ontwikkelingsvisie is de consistentie van de strategie sterk ten goede gekomen; De samenhang tussen SWOT en strategie is over het algemeen verbeterd, onder andere door een betere aansluiting op het punt van de arbeidsmarkt tussen enerzijds SWOT-tabel en anderzijds strategie; De geschiktheid van de strategie is verbeterd door het aanbrengen van focus in de actielijnen middels een verdere uitwerking en afbakening van potentiële projectvormen en –categorieën; De indicatorenset is met meerdere suggesties aangevuld en dekt in voldoende mate de lading van de prioriteiten.
De tabel hieronder geeft de aanbevelingen van de ex-ante evaluator weer evenals zijn mening over de manier waarop met deze aanbevelingen rekening werd gehouden bij de redactie van het OP. Bepaalde aanpassingen en/of verduidelijkingen zullen later worden aangebracht. De reden waarom vindt u terug in de laatste kolom van de tabel (commentaar vanuit de zijde van de Euregio Maas-Rijn).
97
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Wat betreft de strategie: Opmerking/aanbeveling evaluator Opnemen visie
Meerwaarde grensoverschrijdende samenwerking ontbreekt Externe coherentie: beleidsmatige inkadering (m.n. op het gebied van zorg, mobiliteit, etc.)
Vergroten herkenbaarheid strategie
Toevoegen relatie andere Europese programma’s
Beoordeling implementatie aanbeveling Beknopte visie is opgenomen met specifieke aandacht voor rol van grensoverschrijdende samenwerking. Zie bovenstaande; grensoverschrijdende meerwaarde is uitgewerkt in visie Opstellers hebben ervoor gekozen om de belangrijkste regionale beleidsspeerpunten uit te werken aan de hand van de acht euregionale prioriteiten, omdat deze een ‘overkoepelende’ vertaalslag zijn van het beleid van de partnerregio’s. Naar ons idee voldoende invulling aangegeven, verdere uitwerking in beleidskaders per partnerregio is niet nodig. Organisatorische relatie is nog niet uitgewerkt, maar krijgt wellicht plaats in hoofdstuk uitvoering en organisatie. Beschrijving van prioriteiten en opsomming voorziene activiteiten is over het algemeen concreter en daardoor herkenbaarder dan in de eerdere versies. Toch blijven veel voorziene ‘concrete acties’ hangen op het niveau van (sub)doelstellingen. Een paar voorbeelden: Bevorderen van grensoverschrijdende beroepsmobiliteit Ondersteuning van starters Zie hiervoor ook onze eerdere rapportage. Wellicht kan een nadere concretisering de herkenbaarheid en geschiktheid van de strategie vergroten. Summiere beschrijving is toegevoegd. Organisatorische relatie nog niet, maar krijgt wellicht plaats in hoofdstuk uitvoering en organisatie.
Commentaar -
-
OK Verwijzing opgenomen in 4.1 (selectie criteria) Niet overnemen. De bewoordingen van deze ‘activiteiten’ zijn op verzoek/voorstel van de partner regio’s gekozen. Tijdens het laatste Ad Hoc Comité is afgesproken de inhoud van deze tabellen te laten zoals ze is, met enkel de toevoegingen van de partner regio’s nog daarbij
OK - verwerkt in de laatste versie van het OP
Wat betreft de impact en resultaten: Opmerking/aanbeveling evaluator Beperkte dekking prestatie en resultaatindicatoren Toevoegen MKB in indicatoren Toevoegen indicator ‘aantal arbeidsplaatsen’ in prioriteit 2 en 3
Beoordeling implementatie aanbeveling Verbeterd door toevoeging nieuwe indicatoren; definitieve set in overleg met secretariaat vast te stellen Daar waar mogelijk aanbeveling overgenomen Aanbeveling overgenomen
Commentaar -
-
98
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Verbeteren kwaliteit indicatoren (meeteenheid, kwantificering, etc) Operationalisatie horizontale doelstellingen
Specifieke suggesties aanvulling indicatoren
Aanbeveling nog niet overgenomen; openstaande actie Doorgevoerd, met dien verstande dat het begrip ‘duurzaamheid’ nader gedefinieerd moet worden om voortgang op project- en programmaniveau te bewaken
Aanbeveling overgenomen
OK. Verwerkt Geen aanpassing tekst nodig: definitie/omschrijving van duurzaamheid is opgenomen in 1.2. Operationalisatie gebeurt vervolgens in de selectiecriteria, waarbij duurzaamheid een belangrijk criterium is. Beschrijving in punt 4.1. -
Wat betreft de organisatiestructuren en de uitvoering: Opmerking/aanbeveling evaluator Onafhankelijk functioneren van Managementautoriteit en Certificeringsautoriteit is niet gegarandeerd zonder bijkomende uitleg. Betrokkenheid van socioeconomische partners bij de selectie en evaluatie van voorliggende projecten (samenstelling, rol, advies, rekenschap)
Kanaliseren van subsidieaanvragen : zorgen voor een transparant proces en in een evaluatiemethode voor projecten voorzien. Vage opvolging- en beheersprocedures.
Beoordeling implementatie aanbeveling In het OP staat dat een gedetailleerde omschrijving die een duidelijke scheiding der functies garandeert, opgenomen zal worden in het document Administratieve Organisatie (AO). Dit is nog niet verwerkt. Tijdens overleg is wel toegelicht dat uitgangspunt is verderzetting van de procedure die ingezet is in het kader van INTERREG IIIA, onder voorbehoud van toekomstige aanpassingen van de structuur van de Stichting Euregio Maas-Rijn. Uitleg met opzet niet opgenomen in OP. Dit is te definiëren door het JTS op een duidelijke en overwogen manier op het moment dat het OP uitgevoerd wordt. Bepaalde aanpassingen en verduidelijkingen werden aangebracht in de laatste versie van het OP.
Commentaar -
Update en details voorzien in het AO document
-
Andere verduidelijkingen zullen in het AO document aangebracht worden.
Wat betreft de verdeling van de financiële middelen: Opmerking/aanbeveling evaluator Meer details over de nationale, regionale en privé cofinancieringen Aangrenzende gebieden: verduidelijken van selectiecriteria zodat er een hogere efficiëntie kan gegarandeerd worden en zodat geldverspilling kan vermeden worden
Beoordeling implementatie aanbeveling -
Commentaar Geen vereiste van Europese Commissie Comité van Toezicht bezig met selectiecriteria definiëren
de is de te
De volledige tekst van de ex-ante evaluatie is aan het huidige OP bijgevoegd en kan tevens gedownload worden op volgend adres: www.interregemr.eu.
99
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
De partners van het programma hebben de strategische milieueffectenbeoordeling (SEA), als onderdeel van de ex-ante evaluatie, aan het bureau ERAC uitbesteed dat voor het milieutechnische gedeelte een beroep deed op de diensten van het bureau AirCo bvba. AirCo bvba heeft voor deze opdracht intens samengewerkt met experts van het milieuadviesbureau Aeolus bvba. De Europese Richtlijn 2001/42/EC “Betreffende de beoordeling van het effect van bepaalde plannen en programma’s op het milieu” bepaalt voor welke plannen en programma’s een strategische milieueffectenbeoordeling noodzakelijk is en waaraan deze strategische milieueffectenbeoordeling moet beantwoorden. Deze richtlijn werd uitgevaardigd om een hoog niveau van milieubescherming te bekomen en er voor te zorgen dat milieuoverwegingen tijdens de voorbereiding en ontwikkeling van plannen en programma’s geïntegreerd zouden worden. De strategische milieueffectenbeoordeling heeft dus als doel om reeds tijdens de opmaak van het plan of programma in te schatten welke milieueffecten ten gevolge van het plan of programma veroorzaakt kunnen worden zodat het plan of programma nog bijgestuurd kan worden alvorens het definitief vastgesteld wordt. Fasering van de strategische milieueffectenbeoordeling De strategische milieueffectenbeoordeling van het operationeel programma kwam gefaseerd tot stand, parallel met het operationeel programma en de ex-ante evaluatie. De fasering en de timing van de strategische milieueffectenbeoordeling werden sinds de publicatie van de startnota gewijzigd om twee redenen: ten eerste werd de datum voor indiening van het operationele programma verschoven en ten tweede werd de tweede consultatieperiode verlengd. Er waren uiteindelijk drie fasen in de opmaak van de milieubeoordeling: Fase 1: voorbereiding a b c
Opdrachtverlening: 08-09-06 Startnota: bevatte de screening en scoping. Deze nota stelde het kader, de reikwijdte en de methodologie voor van de strategische milieueffectenbeoordeling. Consultatie Artikel 6 van Richtlijn 2001/42/EC legt een publiek consultatie van het strategische milieueffectenbeoordeling op. In navolging van deze verplichting lassen we twee momenten in voor consultatie. Een eerste consultatie vond plaats in de voorbereidingsfase wanneer de startnota ter beoordeling voorgelegd werd. De startnota werd op 14 november 2006 via drie kanalen verspreid: • Aan de leden van het Comité ad hoc van de Stichting Euregio Maas-Rijn (2011-06) • Aan de leden van de commissie natuur, milieu en verkeer van de EMR (20-1106) • Aan de representatieve vertegenwoordigers van de partnerregio’s
Fase 2: ontwerp milieueffectenbeoordelingsrapport a b
Ontwerp milieueffectenbeoordelingsrapport: werd opgesteld op basis van de startnota en de opmerkingen van de eerste consultatieronde. Consultatie: het ontwerp milieueffectenbeoordelingsrapport werd vanaf 22 januari 2007 ter kennis van het publiek gebracht op verschillende wijzen: • aan de verschillende vertegenwoordigers van de lidstaten en dezelfde representatieve vertegenwoordigers van de partnerregio’s als in de eerste consultatieronde werd er gevraagd om het rapport op de meest gepaste wijze te verspreiden binnen het werkingsgebied; • het rapport werd gepubliceerd op de website van de Euregio Maas-Rijn.
100
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Fase 3: definitief milieueffectenbeoordelingsrapport a
b
Definitief milieueffectenbeoordelingsrapport Na de tweede publieke consultatieronde werd het definitieve milieueffectenbeoordelingsrapport opgesteld op basis van het ontwerprapport en de opmerkingen van de tweede publieke consultatieronde. Communicatie Dit definitieve rapport wordt samen met het operationeel programma en de exante evaluatie ingediend
Opmerkingen uit de eerste consultatieronde De opmerkingen uit deze consultatieronde kunnen we samenvatten zoals volgende: de noodzaak van een strategische milieubeoordeling voor het operationeel programma van de EMR de invulling van de scoping van de startnota en de geplande monitoring voor het OP. Opmerkingen uit de tweede consultatieronde Wij hebben opmerkingen ontvangen uit 2 regio’s: Rheinland-Pfalz: geen opmerking Vlaamse Gewest: gedetailleerde opmerkingen bevinden zich in het eindrapport en voor iedere opmerking werd een antwoord gegeven. Conclusie Deze strategische milieueffectenbeoordeling van het Operationeel Programma van de Euregio Maas-Rijn stelt vast dat de prioriteiten en doelstellingen natuurlijk voortvloeien uit diverse Europese doelstellingen, zoals de Europese Strategie voor Duurzame Ontwikkeling en de Lissabonstrategie. Daarom worden ze als een gegeven beschouwd. Naast onmiskenbare positieve effecten, legt de studie toch ook een aantal mogelijke directe en indirecte negatieve effecten bloot van de verschillende prioriteiten. De budgetverdeling over de verschillende prioriteiten kan deze effecten versterken of verminderen. Vooral een overwicht in budget van prioriteit 1 op prioriteit 2 zou de negatieve effecten van prioriteit 1 kunnen versterken en de positieve effecten van prioriteit 2 kunnen verminderen. Ongeacht de budgetverdeling kunnen negatieve effecten beperkt worden door toepassing van de voorgestelde milderende maatregelen. Een gedisciplineerde monitoring bij de uitvoering van het Operationeel Programma is noodzakelijk om permanent te evalueren of de milderende maatregelen voldoende opgevolgd worden en om tijdig bij te sturen waar nodig. Concreet wordt er een monitoringsysteem voorgesteld op drie niveaus bij de uitvoering van het operationeel programma: 1) bij de selectie van de projectvoorstellen, 2) bij de periodieke rapporteringen van de goedgekeurde projecten aan de EMR en 3) bij de jaarlijkse rapportering over de werking van het operationeel programma in het jaarverslag van de EMR. In dit monitoringsysteem worden de voorgestelde milderende maatregelen uit de milieubeoordeling omgezet in praktische vragenlijsten.
101
10 Bijlagen 10.1 Indicatoren Om de resultaten te meten van de activiteiten in dit programma is een set indicatoren gekozen die gedurende de looptijd van het programma gemonitord zal worden. Het gaat om output en resultaat indicatoren. Output indicatoren hebben betrekking op de activiteiten en geven inzicht in de concrete, meetbare uitkomsten van de ondersteunde projecten (bijv. aantal bedrijven dat is ondersteund). Resultaat indicatoren geven een beeld van de directe effecten van het programma op de begunstigden (bijv. aantal gecreëerde arbeidsplaatsen). Over de voortgang ten opzichte van deze prioriteiten zal steeds in het jaarverslag gerapporteerd worden. In het onderstaande overzicht worden de indicatoren per prioriteit verder uitgewerkt. Per indicator wordt de meeteenheid aangegeven, het type indicator (Output of Resultaat) en wordt een korte toelichting of definiëring gegeven.
Prioriteit 1 Indicator Aantal organisaties dat partner is in de samenwerkingsprojecten Aantal bedrijven dat betrokken is bij samenwerkingsprojecten; (totaal/ MKBKMO) Omvang private financiering in projecten Aantal gecreëerde arbeidsplaatsen (vast/tijdelijk/aandeel vrouwen)
Aantal promotionele activiteiten gericht op het aantrekken van bedrijvigheid Aantal deelnemers aan trainingen en opleidingen (totaal/vrouwen) Aantal nieuw ontwikkelde toeristische producten Aantal grensoverschrijdende studies en plannen
Meeteenheid Absoluut aantal
Type O
Absoluut aantal
O
Bedrag in euro’s Aantal fte
R
Absoluut aantal Absoluut aantal Absoluut aantal Absoluut aantal
O
R
R
Toelichting Alle organisaties die als partner in de aanvraag zijn aangeduid Totaal aantal actief betrokken bedrijven in de projecten Bedrag aan private cofinanciering in de projecten Aantal tijdelijke en vaste arbeidsplaatsen die zijn gerealiseerd door de projecten, uitgesplitst naar geslacht
Aanvraag en eindverslag project Eindverslag project Eindverslag project
Eindverslag project Aantal deelnemers uitgesplitst naar geslacht
O O
Bron gegevens Aanvraag en eindverslag project
Aanvraag en eindverslag project Aanvraag en eindverslag project
projecten die alleen uit studie of planvorming bestaan
Aanvraag en eindverslag project
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Prioriteit 2 Indicator Aantal organisaties dat partner is in de samenwerkingsprojecten
Meeteenheid Absoluut aantal
Type O
Aantal Aantal hectares door het programma beschermde natuur of landschap Aantal producten/diensten dat bijdraagt aan nieuwe, duurzame vervoerslijnen en -diensten
Absoluut aantal
R
Jaar- en eindverslag programma
Absoluut aantal
R
Jaar- en eindverslag programma
Aantal acties dat bijdraagt aan de verbetering aan de kwaliteit van het milieu (totaal/lucht/bodem/water/geluid) Aantal ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van nieuwe energie Aantal grensoverschrijdende studies en plannen Aantal gecreëerde arbeidsplaatsen (vast/tijdelijk/aandeel vrouwen)
Absoluut aantal
R
Jaar- en eindverslag programma
Absoluut aantal Absoluut aantal Aantal fte
R
Jaar- en eindverslag programma
O
Aanvraag en eindverslag project
R
Toelichting Alle organisaties die als partner in de aanvraag zijn aangeduid
Aantal tijdelijke en vaste arbeidsplaatsen die zijn gerealiseerd door de projecten, uitgesplitst naar geslacht
Bron gegevens Aanvraag en eindverslag project
Aanvraag en eindverslag project
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Prioriteit 3 Indicator Aantal organisaties dat partner is in de samenwerkingsprojecten Aantal nieuwe grensoverschrijdende zorgdiensten Aantal nieuwe grensoverschrijdende culturele producten en evenementen Aantal gezamenlijke projecten op het gebied van leefbaarheid in de steden Aantal nieuwe grensoverschrijdende calamiteiten plannen Aantal grensoverschrijdende studies en plannen Aantal gecreëerde arbeidsplaatsen (vast/tijdelijk/aandeel vrouwen)
Meeteenheid Absoluut aantal Absoluut aantal Absoluut aantal Absoluut aantal Absoluut aantal Absoluut aantal Aantal fte
Type O
Toelichting
Bron gegevens Aanvraag en eindverslag project
O
Aanvraag en eindverslag project
O
Aanvraag en eindverslag project
R
Aanvraag en eindverslag project
O
Aanvraag en eindverslag project
O
Aanvraag en eindverslag project
R
Aantal tijdelijke en vaste arbeidsplaatsen die zijn gerealiseerd door de projecten, uitgesplitst naar geslacht
Aanvraag en eindverslag project
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
10.2 Uitgavencategorieën Op grond van de Algemene Verordening voor de Structuurfondsen (Verordening (EG) 1083/2006) moet dit OP bijdragen aan het bereiken van de EU- prioriteiten van de hernieuwde Lissabon-strategie: het versterken van het concurrentievermogen en het scheppen van meer banen. In Artikel 9 lid 3 van de Algemene Verordening is voor Doelstelling ”Europese Territoriale Samenwerking”, in tegenstelling tot voor doelstelling 1 en 2 geen minimum percentage vastgesteld van het aandeel van het programma dat wordt ingezet op activiteiten die hieraan bijdragen. In de onderstaande tabel is een overzicht gegeven van categorieën voor uitgaven uit de Structuurfondsen in relatie tot de hernieuwde Lissabon-strategie (Annex IV van Verordening 1083/2006). Per categorie is een indicatie gegeven van het aandeel van het programma budget van het OP Maas-Rijn dat naar verwachting aan die categorieën zal worden besteed. Tabel 1 Codes voor de dimensie prioritaire thema’s Code
Activiteit
Prioriteit in Op
In %
P1
6%
P1
3%
Onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO), innovatie en ondernemerschap 01 02
03
04 05 06
07
08 09
OTO-activiteiten in onderzoekcentra OTO-infrastructuur (onder meer installatie, instrumentarium en snelle computernetwerken tussen onderzoekcentra) en expertisecentra voor een bepaalde technologie Technologieoverdracht en verbetering van samenwerkingsnetwerken tussen kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's), tussen deze ondernemingen en andere ondernemingen en universiteiten, alle soorten post-secundaire onderwijsinstellingen, regionale overheden, onderzoekcentra en wetenschappelijke en technologische centra (wetenschaps- en technologieparken, technopoles, enz.) Steun voor OTO, met name in het MKB (onder meer door toegang tot OTO-diensten in onderzoekcentra) Geavanceerde ondersteunende diensten voor bedrijven en bedrijfsgroepen Steun voor MKB ter bevordering van milieuvriendelijke producten en productieprocessen (invoering van een doeltreffend milieubeheerssysteem, vaststelling en toepassing van technologieën ter voorkoming van milieuverontreiniging, integratie van schone technologieën in bedrijfsproductie) Investeringen in ondernemingen die rechtstreeks zijn betrokken bij onderzoek en innovatie (innovatietechnologieën, oprichting van nieuwe ondernemingen door universiteiten, bestaande OTO-centra en ondernemingen, enz.) Andere investeringen in ondernemingen Andere maatregelen ter stimulering van onderzoek en innovatie en
Aandeel EFRO-Budget In Euro Totaal % 39%
4.322.692
2.161.345
P1
6% 4.322.692
P1
3%
P1
3%
P1
6%
2.161.345 2.161.345
4.322.691 P1
3%
P1 P1
5% 3%
2.161.345 3.602.243 2.161.345
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
10 11
12 13 14 15
ondernemerschap in het MKB Informatiemaatschappij Informatiemaatschappij Telefonie-infrastructuur (inclusief breedbandnetwerken) Informatie- en communicatietechnologie (toegang, veiligheid, interoperabiliteit, risicopreventie, onderzoek, innovatie, e-inhoud, enz.) Informatie- en communicatietechnologie (TEN-ICT) Diensten en toepassingen voor de burger (e-gezondheid, e-overheid, eleren, e-insluiting, enz.) Diensten en toepassingen voor het MKB (e-commerce, onderwijs en opleiding, netwerken, enz.) Andere maatregelen voor betere toegang tot en efficiënt gebruik van ICT door het MKB
9% 2% 1.440.897 2% P1, P2, P3
2% 2% 1%
1.440.897 1.440.897 1.440.897 720.448
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Vervoer 16 17 26 27 28 32
34 36 38 39 40 41 42 43
52
Spoorwegen Spoorwegen (TEN-T) Multimodaal vervoer Multimodaal vervoer (TEN-T) Intelligente vervoersystemen Binnenwateren (TEN-T) Energie
9% P1, P2 P1, P2 P1, P2 P1, P2
2%
1.440.897
2%
1.440.897
3% 2%
2.161.345 1.440.897 8%
Electriciteit (TEN-E) Aardgas (TEN-E) Aardolieproducten (TEN-E) Duurzame energie: wind Duurzame energie: zon Duurzame energie: biomassa Duurzame energie: waterkracht, geothermisch en andere Energie-efficiëntie, warmtekrachtkoppeling, energiebeheer Milieubescherming en risicopreventie
P2 P2 P2 P2 P2
Bevordering van schoon stadsvervoer
P2
1% 1% 2% 1% 3%
720.448 720.448 1.440.897 720.448 2.161.345 1%
1% 720.448
62
63 64
65 66 67 68
Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers, bedrijven, ondernemingen en ondernemers Ontwikkeling van systemen en strategieën voor levenslang leren bij bedrijven; opleiding en diensten voor werknemers om hun aanpassingsvermogen te vergroten; bevordering van ondernemerschap en innovatie Ontwerp en verspreiding van innoverende en productievere werkorganisatiemethoden Ontwikkeling van specifieke diensten voor werkgelegenheid, opleiding en ondersteuning in verband met de herstructurering van sectoren en bedrijven, en ontwikkeling van systemen om in te spelen op economische veranderingen en toekomstige eisen qua banen en vaardigheden Betere toegang tot werkgelegenheid en duurzaamheid Modernisering en versterking van arbeidsmarktinstanties Toepassing van actieve en preventieve maatregelen op de arbeidsmarkt Maatregelen ter stimulering van actief ouder worden en langer doorwerken Steun voor zelfstandigen en het starten van ondernemingen
5% P1
2% 1.440.897
-
P1
3% 2.161.345 5%
P1
3% 2.161.345
69
Maatregelen voor meer toegang tot de werkgelegenheid en meer duurzame arbeidsparticipatie en meer vrouwen op de arbeidsmarkt om de genderkloof op de
P1, P3
1%
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
70
71
arbeidsmarkt te verkleinen, en om werk en privéleven te combineren, zoals het toegankelijker maken van kinderopvang en van zorg voor afhankelijke personen Specifieke maatregelen om de participatie van migranten op de arbeidsmarkt en daardoor hun sociale integratie te bevorderen Verbetering van de sociale insluiting van kansarmen Trajecten voor integratie en herintreding in het arbeidsproces van kansarmen; bestrijding van discriminatie bij het betreden van de arbeidsmarkt en het vooruitkomen en bevordering van de aanvaarding van diversiteit op de werkplek
720.448 P3
1%
720.448 1%
P3
1% 720.448
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
Verbetering van het menselijk kapitaal 72
73
74
Ontwerp, invoering en toepassing van hervormingen in onderwijs- en opleidingssystemen teneinde de inzetbaarheid te ontwikkelen, de arbeidsmarktrelevantie van initieel onderwijs en beroepsonderwijs alsook initiële opleiding en beroepsopleiding te verbeteren, en de vaardigheden van opleiders bij te scholen met het oog op innovatie en een kenniseconomie Maatregelen voor een grotere deelname aan onderwijs en opleiding in elke levensfase, o.a. via maatregelen om vroegtijdig schoolverlaten en de seksesegregatie van vakgebieden terug te dringen, en de toegang tot en de kwaliteit van initieel onderwijs, beroepsonderwijs en tertiair onderwijs en initiële opleiding, beroepsopleiding en tertiaire opleiding te vergemakkelijken Ontwikkeling van menselijk potentieel op het gebied van onderzoek en innovatie, met name via onderwijs en opleiding op postuniversitair niveau voor onderzoekers en via netwerkactiviteiten tussen universiteiten,onderzoekcentra en bedrijven Investeringen in sociale infrastructuren
75
Onderwijsinfrastructuur
76
Gezondheidsinfrastructuur
77
Kinderopvangfaciliteiten
78
Huisvestingsinfrastructuur
79
Andere sociale infrastructuren
80
Stimulering van hervormingen op het gebied van werkgelegenheid en integratie Bevordering van partnerschapen, pacten en initiatieven via netwerkvorming van de betrokken belanghebbenden
6%
P1
2% 1.440.897
P1
2% 1.440.897
P1
2% 1.440.897 4%
P1
2%
P3
1%
1.440.897 720.448
-
P3
1%
720.448 2%
P3
2% 1.440.897
81
82
Versterking van de institutionele capaciteit op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau Mechanismen ter verbetering van een goede concipiëring, monitoring en evaluatie van beleid en programma’s op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau, capaciteitsopbouw voor de uitvoering van beleidsmaatregelen en programma’s Verlaging van de extra kosten die de ontwikkeling van perifere regio’s in de weg staan Vergoeding van extra kosten als gevolg van ontsluitingsproblemen en territoriale versnippering
6% P1, P2, P3
6% 4.322.692
-
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
83 84
Specifieke actie ter vergoeding van extra kosten als gevolg van marktfactoren die te maken hebben met de omvang van de gebieden Steun ter vergoeding van extra kosten als gevolg van klimaat en reliëf
-
Technische Bijstand 85
Voorbereiding, uitvoering, toezicht en inspectie
86
Evaluatie en studies; Informatie en communicatie
Totaalaandeel programmabudget
Tabel 2: Codes voor de dimensie financieringsvorm Code
Financieringsvorm
01
Niet-terugvorderbare hulp
Tabel 3: Codes voor de territoriale dimensie Code
Soort gebied
08
Zone voor grensoverschrijdende samenwerking
6% P4
5%
P4
1%
3.602.242 720.448
72.044.843
100%
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
10.3 Lijst van de subsidiabele NUTS III gebieden BE BE BE BE BE
222 223 332 333 221
DEA DEA DEA DEA DEA DEB DEB
21 25 26 28 29 23 24
Arrondissement Arrondissement Arrondissement Arrondissement Arrondissement
Maaseik Tongeren Luik Verviers Hasselt
Kreisfreie Stadt Aachen Kreis Aachen Kreis Düren Kreis Euskirchen Kreis Heinsberg Kreis Bitburg-Prüm Kreis Daun
NL 423 Zuid-Limburg NL 422 Midden-Limburg In het kader van de flexibiliteitsregeling kunnen de volgende aangrenzende NUTS III gebieden als 20% gebied aan het programma deelnemen: BE BE BE NL
331 334 242 414
Arrondissement Huy Arrondissement Waremme Leuven Zuidoost-Noord-Brabant
OP INTERREG IV-A 2007-2013 Euregio Maas-Rijn
10.4 Structuur van de Euregio Maas-Rijn
Euregioraad 81 leden
Bestuur van de Stichting EMR 20 leden (4 per partnerregio)
1ste Kamer 51 leden (politieke)
Comité van Toezicht INTERREG
2de Kamer: 30 leden (maatschappelijke organisaties) Gemeenschappelijk Presidium: 12 leden
Coördinatie
EMR-bureau Management INTERREG
5 regionale projectmanagers INTERREG
PR
4 Commissies (29 leden per Commissie) 1 voorzitter + 10 vertegenwoordigers van de Stichting, 11 politieke vertegenwoordigers (1ste Kamer) 7 vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties (2de Kamer) Economie Toerisme MKB/KMO Opleiding & Kwalificatie Arbeidsmarkt
Natuur Milieu Transport
Jeugd Cultuur Onderwijs Euregionale identiteit
Gezondheid Maatschappelijke integratie Veiligheid