Operationeel Programma Doelstelling III Euregio Maas-Rijn 2007-2013 deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III Leeswijzer Deze sociaal-economische analyse is een brede beschrijving van de Euregio Maas-Rijn. Allereerst volgt een algemene schets en een korte beschrijving per deelregio. Vervolgens is per thema een beschrijving gegeven van de sociaal-economische situatie, waar mogelijk ondersteund met statistische gegevens. Op basis hiervan zijn conclusies getrokken op het niveau van het programmagebied. Het gaat immers om het signaleren van punten waarop in het programma ingezet kan worden. Zoals afgesproken zal in het uiteindelijke operationele programma een meer beknopte en toegesneden interpretatie worden opgenomen. Wanneer mogelijk en zinvol worden kwantitatieve data ingezet om conclusies te onderbouwen. Kwantitatieve informatie heeft betrekking op het programmagebied, de aangrenzende gebieden die participeren in het kader van de 20% flexibiliteitsregeling komen vooral kwalitatief aan bod, evenals relaties op een hoger schaalniveau. De gegevens zijn verzameld op NUTS-3-niveau (programmagebied), wanneer dit niet of onvoldoende beschikbaar bleek zijn gegevens van een hoger schaalniveau opgenomen. Tijdens de vorige begeleidingscommissie werd gevraagd om meer gedetailleerde gegevens per deelgebied. Op basis van de ontvangen informatie bleek het vaak niet mogelijk om recentere of meer gedetailleerde gegevens in te voegen. De ontvangen gegevens waren veelal onvergelijkbaar, waardoor zij niet bruikbaar waren om conclusies te trekken op programmaniveau. De sociaal economische analyse dient als input voor de SWOT en functioneert hiermee als basis voor de strategievorming.
1
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III 1.
Sociaal economische schets
1.1
Algemeen
De Euregio Maas-Rijn strekt zich uit over drie landen; de provincies Limburg (B) en Luik (B) en de Duitstalige gemeenschap in België grenzend aan Duitsland, de regio Aken (D)en het zuidelijke deel van de Nederlandse provincie Limburg (NL). Een deel van de regio Rheinland-Pfalz (D), bestaande uit de Kreis Bitburg-Prüm en de Kreis Daun, betreft een aangrenzend gebied dat de mogelijkheid krijgt te participeren in het operationeel programma Doelstelling 3 Euregio Maas-Rijn 2007-2013. De volgende kaart geeft het programmagebied weer. Het gaat hier om de volgende NUTS-3-zones: Zuid-Limburg, de Arrondissementen Maaseik, Tongeren, Hasselt, Verviers waaronder apart te benoemen de Duitstalige gemeenschap, en Luik, Kreisfreie Stadt Aachen, de Kreise Aachen, Düren, Euskirchen, Heinsberg, Bitburg-Prüm en Daun. In het kader van de 20% flexibiliteitsregeling voor aangrenzende gebieden nemen deel: de Arrondissementen Leuven, Waremme en Huy (B) evenals Zuidoost-Noord-Brabant en Midden-Limburg. KAART Het programmagebied is dichtbevolkt en telt ongeveer bijna 4 miljoen inwoners in een gebied van ongeveer 13.000 km2 (301 inwoners / km2). Daarvan leven er ongeveer 1,4 miljoen aan de Duitse zijde, 0,7 miljoen aan de Nederlandse zijde en 1,8 miljoen aan de Belgische zijde. Het meest dichtbevolkt zijn de steden Luik, Maastricht en Aken en Düren, alsmede de delen waar vroeger mijnbouw een belangrijke economische activiteit was. De Euregio kent drie gangbare talen te weten Duits, Frans en Nederlands. Gekoppeld aan de NUTS-3-gebieden onderscheiden we vijf delen met een verschillende culturele inslag. Dit zijn drie Belgische delen (een Duitstalig, een Franstalig en een Vlaams deel), een Duits deel en een Nederlands deel. In het gebied liggen vijf belangrijke steden (Aken, Luik, Maastricht, Heerlen en Hasselt). Daarnaast kunnen een aantal steden worden genoemd met meer regionale uitstraling, zoals Genk, Verviers, Eupen, Jülich, Düren, Roermond en Sittard/Geleen. Maastricht, Hasselt, Heerlen, Aken en Luik (samenwerking MAHHL) vormen de stedelijke knooppunten binnen de Euregio Maas-Rijn. De Euregio Maas-Rijn kent een relatief gunstige centrale ligging in het NoordwestEuropees economisch kerngebied. Hierbij wordt geduid op de ligging binnen de zone Zuidoost Engeland, de Benelux (Antwerpen-Brussel-Gent, Randstad en Luxemburg/Trier), Noord- en Oost-Frankrijk, Zuid- en West-Duitsland (o.a. Ruhrgebied) en Noord-Italië. Wel kennen de afzonderlijke deelgebieden binnen de nationale economieën een perifere ligging.
2
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III Onderstaande kaart geeft de relatieve ligging weer.
Kaart: Economische ligging Euregio Maas-Rijn
Historie De staatsgrenzen binnen de Euregio zijn sterk aan veranderingen onderhevig geweest. De huidige grenzen dateren pas van 1963. Toch was er ook in het verleden nooit sprake van een eenheid, integendeel. Kenmerk van de Euregio is juist de enorme diversiteit aan tradities, culturen, talen en dialecten. Het gebied bestond eeuwenlang uit een mengelmoes van tientallen elkaar beconcurrerende hertogdommen, graafschappen, prinsdommen, keurvorstendommen, bisdommen en vrije steden. Door de vele verschuivingen van administratieve grenzen heeft er uiteindelijk een grote uitwisseling en vermenging plaatsgehad tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Dit heeft geleid tot een enorme diversiteit op korte afstand. Die diversiteit kan nu juist worden gezien als een belangrijk handelsmerk. De regio wordt vaak een ‘Europa in het klein’ genoemd. De dynamische geschiedenis van de Euregio is een afspiegeling van de Europese historie. De eerste landbouwers, de Kelten, de Romeinen, de Franken onder Karel de Grote, de Fransen onder Napoleon en de invasies tijdens de 1e en 2e wereldoorlog; elk van deze tijdperken heeft zijn sporen nagelaten in het landschap en de cultuur van het gebied. Ook nu is een groot deel van de Europese verscheidenheid, mogelijkheden en problemen in de Euregio terug te vinden. Toch zijn er in de Euregionale geschiedenis ook gemeenschappelijkheden aan te wijzen. De industriële ontwikkeling is daarvan waarschijnlijk de belangrijkste: de Euregio MaasRijn is één van de oudste en belangrijkste centra van industriële nijverheid en van vroege industrialisering in Europa met talrijke kolenmijnen, ertswinning, productie van 3
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III ijzer- en messingwaren, lakennijverheid en pottenbakkerij. Luik gold als de "Smederij van Europa". Scheibler, de lakenfabrikant uit Monschau, voerde reeds in de 18de eeuw wol in uit Spanje en exporteerde de fijnste lakens. Pottenbakkerswaren uit Langerwehe en Raeren worden nu nog bij opgravingen in heel Europa gevonden.1 Ruimtelijke structuur De economische concentratiegebieden zijn verkeerstechnisch goed bereikbaar via een netwerk van autowegen en spoorverbindingen, zowel voor personen- als goederenvervoer. Dit geldt echter niet voor alle steden en ook niet voor de perifere gebieden in de regio. De hindernissen binnen de bestaande netwerken situeren zich hoofdzakelijk op het euregionale overleg. De pendelstromen van werknemers zijn een bewijs van euregionale verbondenheid inzake werkgelegenheid. Iedere dag steken ongeveer 22.000 personen de grens over om te gaan werken in hun buurland. Het is dus van kapitaal belang dat heel de Euregio beschikt over een adequaat wegennet en over een geschikte synchronisatie met verschillende transportmodaliteiten. De twee regionale luchthavens bij Maastricht (met name vrachtvervoer over korte afstanden) en Luik (met name vrachtvervoer over lange afstanden), alsmede de nabijgelegen internationale luchthavens in Brussel, Keulen/Bonn en Düsseldorf, zorgen voor Europese en intercontinentale verbindingen. De haven van Luik is de derde binnenhaven van Europa. De haven heeft een rechtstreekse verbinding met de zeehavens van Antwerpen en Rotterdam via het Albertkanaal en het Julianakanaal. De Euregio Maas-Rijn, met haar twee haltes voor HST in Aken en Luik, maakt deel uit van het Europees HST-netwerk. Vanuit Aken en Luik zijn belangrijke Europese steden goed bereikbaar per Thalys en ICE. In 2007 zal Maastricht ook rechtstreeks zijn aangesloten op het HST-netwerk. Bovendien zal eind 2007 het ultramoderne, door Calatrava ontworpen nieuwe station van Luik in gebruik worden genomen, en zal de vervoerstijd naar de aangrenzende landen korter zijn geworden. Het grensoverschrijdende streekvervoer (spoor- en busvervoer) laat echter nog te wensen over. Diverse initiatieven zijn gestart om hieraan tegemoet te komen. Momenteel wordt vooral ingezet op de verbetering van de spoorverbindingen. Pilotprojecten uit de afgelopen jaren zijn het Euregionale Ticket, de Euregiobahn, de EuregioAIXpress en de ontwikkeling van een elektronische Euregionale dienstregeling.. De Euregiobahn verbindt sinds 2001 de regio Aken met Zuid-Limburg (Heerlen). Tot 2008 zullen nog meer halteplaatsen en deeltrajecten in het grensgebied worden gerealiseerd. Doelstelling is om een hoogwaardig openbaar vervoerssysteem op te zetten en om de bereikbaarheid van de hele Euregio Maas-Rijn en de toegang tot de trans-Europese netwerken (TEN) te verbeteren, met name met behulp van de HST. De belangrijkste ontsluiting van de Euregio via autowegen vindt plaats via de E25 (Eindhoven, Maastricht richting Luik), de E313 (Luik, richting Hasselt, Antwerpen), de E314 (Aken, richting Sittard-Geleen, Brussel), de E40 (Aken, richting Luik, Brussel,) en de A44 (Aken, richting Düsseldorf/Ruhrgebied). De E42 ontsluit Aken en Luik via de E40 in zuidelijke richting (Malmedy en St. Vith), de E40 ontsluit Aken richting Keulen. 1.2
Het programmagebied per deelregio
Het programmagebied van de Euregio Maas-Rijn strekt zich uit van Roermond tot Daun en van Tessenderlo tot Euskirchen. Het is in vele opzichten een gevarieerd gebied. Een aantal ruimtelijke en historische kenmerken maakt dat de Euregio ondanks alle verschillen zich ook al een geheel kan presenteren. Dit komt tot uiting in de volgende omschrijving van de regio’s die deel uitmaken van het programma.
1
Structuur en wensbeelden drielandenpark, European Route of industrial heritage.
4
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III Provincie Luik De provincie Luik heeft ruim 1 miljoen inwoners2. Via een luchthaven, een HST-station en een grote binnenhaven is het gebied goed bereikbaar. De stad Luik is de economische hoofdstad van Wallonië, heeft een volwaardige universiteit en herbergt niet alleen een aantal grote bedrijven – met name dankzij de ontwikkeling van de luchthaven (bijv. TNT) – maar ook tal van onderzoekscentra. In de afgelopen decennia is de industriële werkgelegenheid sterk afgenomen. Dit leidde tot relatief hoge werkloosheidscijfers die tot op de dag van vandaag bestaan. Allerlei maatregelen om de economische structuur te diversifiëren, beginnen nu vruchten af te werpen, onder meer met steun van het Waals Gewest via het programma ‘prioritaire acties voor de toekomst van Wallonië’. Dit heeft met name geleid tot de vorming van ‘pôles de compétitivité’ (innovatieclusters). Belangrijke sectoren zijn vervoer en logistiek, life sciences, de metaalsector, mechanische techniek, de ruimtevaart en agro-food. De provincie staat bekend om haar mooie landschappen en wateren (Maas, meren, enz.). De Belgische Ardennen in het zuidoosten van de provincie trekken tal van binnenlandse en buitenlandse toeristen. Naast de mogelijkheid om buitensporten uit te oefenen, kent de provincie een ruim aanbod aan ontspanningsmogelijkheden: kuuroorden (Spa, Chaudfontaine), belangrijke attracties (Plopsa Coo), het autocircuit van Francorchamps, allerlei musea, interessante architectuur, culturele voorzieningen, enz. Ook is er een Outlet Centre in Verviers. Provincie Belgisch-Limburg In Belgisch-Limburg wonen ruim 800.00 inwoners verspreid over middelgrote steden en kleine dorpen. Het stedelijk gebied Hasselt-Genk vormt het kloppende hart voor administratie, diensten en shopping. De Mijnstreek kenmerkt zich door een verleden van gesloten steenkolenmijnen die hebben plaatsgemaakt voor industrieën als autoassemblage en chemische industrie. Tekenende landschappen zijn de Kempen met heide, duinen en bossen en de Voerstreek met bosrijke dalen en kalkgraslanden. Belangrijke steden, vooral ook voor het toerisme, zijn Tongeren, Hasselt en Maaseik. Tongeren is de oudste stad van België en kent bijvoorbeeld de grootste antiekmarkt van de Benelux. Limburg profileert zich als fietsprovincie van België. Daarnaast bezit het attracties als Domein Bokrijk, Plopsaland Hasselt, Maasmechelen Outlet Village en het Nationaal Park Hoge Kempen. Bovendien bestaan er in de provincie Belgisch-Limburg sterk uitgebouwde netwerken inzake onderwijs (universiteiten, hogescholen), life sciences en logistiek. Zuid- en Midden-Limburg (Nederland) Zuid- en Midden-Limburg is de kleinste en dichtstbevolkte regio binnen de Euregio MaasRijn. De regio is bereikbaar via verschillende snelwegen en Maastricht-Aachen-Airport. Ook Nederlands-Limburg kent een geschiedenis met een industrieverleden en mijnsluitingen. Via herstelprogramma’s werd en wordt getracht de economie te diversificeren en te versterken. Huidige belangrijke sectoren zijn life sciences, hightechmaterialen, “Health, care and cure”, nieuwe energiebronnen, chemie, automotive en kantoormachines evenals grote toeristische attracties (centrum Maastricht, Woonboulevard Heerlen, DOC Roermond), Parkstad Limburg en Snowworld. De rivier de Maas speelt een grote rol in de ontwikkeling van de industrie. Relatief veel werkgelegenheid is er in de dienstensector, horeca en transportsector. Het Limburgse Heuvelland en de oudste stad van Nederland, Maastricht, trekken veel bezoekers uit binnen- en buitenland. Belangrijke attracties en evenementen zijn Thermae 2000 in Valkenburg, het Bonnefantenmuseum en het Preuvenemint in Maastricht en het Design – Outlet te Roermond.
2 De provincie Luik, een van de tien Belgische provincies, omvat het gehele grondgebied van de Duitstalige Gemeenschap. In de diverse statistische tabellen zal daarom worden aangegeven of bij de provincie Luik de Duitstalige Gemeenschap is meegeteld of niet.
5
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III Regio Aken De Regio Aken is het grootste gebied binnen de Euregio en heeft bijna 1,3 miljoen inwoners. Het is geen homogene regio. De stad Aken is relatief dichtbevolkt en kenmerkt zich door attracties als de Dom, die op de UNESCO-werelderfgoedlijst staat, en een aantal vooraanstaande kenniscentra zoals de RWTH. De overige delen van de Regio Aken zijn landelijk van aard. In het noorden worden revitaliseringsprojecten voor oude industriegebieden uitgevoerd. De zuidelijke delen van de Kreise Aachen, Düren en Euskirchen hebben veel te bieden op het gebied van handnijverheid en dienstverlening. Ze zijn gelegen in het Natuurpark Hoge Venen-Eifel. Dit gebied heeft een groot toeristisch potentieel, vooral vanwege het nationale park Eifel en Burg Vogelsang. De historische stadjes met hun culturele aanbod, de natuurlijke landschappen en de dalen met hun stuwmeren en rivieren zijn bepalend voor de omgeving. De Regio Aken presenteert zich als technologie- en kennisregio. Zowel een groot aanbod aan kennisinstellingen, een aantrekkelijk leefklimaat en de aanwezigheid en ontwikkeling van de industrie dragen hieraan bij. Belangrijke industriële sectoren zijn automotive, life sciences, industriebouw, voedingsmiddelenindustrie, de papiersector en ICT. Aken is aangesloten op het HST-netwerk, en is vanuit Nederland en België over de weg via de A76 en de A3/E40 te bereiken. Duitstalige Gemeenschap De Duitstalige Gemeenschap maakt onderdeel uit van de provincie Luik. Het gebied is relatief dunbevolkt en qua inwoneraantal veruit het kleinste van alle regio’s. Van de ruim 73.000 mensen woont bijna een kwart in Eupen. Het zuiden van de Duitstalige Gemeenschap wordt gevormd door de landelijke Belgische Eifel. Voor het toerisme in de regio is dit gebied belangrijk. Daarnaast is er werkgelegenheid in de houtindustrie en agrarische sector. Het noorden is aangesloten op de snelweg E40 en ligt dichtbij grotere steden als Luik en Aken. Belangrijke economische sectoren in het noorden zijn de maakindustrie, de handel en de reparatiesector. Opkomende sectoren zijn de hout- en de metaalverwerking. Daarnaast wordt in het gehele gebied de dienstensector steeds belangrijker. Bitburg/Prüm en Daun De Kreis Bitburg/Prüm ligt in het zuidelijke deel van de Eifel. Het is een relatief dunbevolkt gebied waar veel cultuurhistorische elementen te vinden zijn die terugverwijzen naar de Romeinse tijd. De mooie natuur met riviertjes, watervallen en plateaus trekt veel toeristen. De Kreis Daun ligt in de Vulkaaneifel. Het is een aantrekkelijk gebied voor wandelaars en fietsers. Ook dit is een relatief dunbevolkte regio. Door de aanleg van de ontbrekende A1-verbinding zal de bereikbaarheid van de regio sterk verbeteren. Beide Kreise bestaan uit kleinere steden en dorpen. De hele regio is bosrijk. De nieuwe aangrenzende gebieden: het arrondissement Leuven (B) en de regio Zuidoost-Noord-Brabant (NL) Het arrondissement Leuven maakt deel uit van de provincie Vlaams-Brabant en telt zo’n 468.000 inwoners. Leuven is de hoofdstad van Vlaams-Brabant en is onder meer bekend vanwege de Katholieke Universiteit Leuven (KUL), waar meer dan 32.000 studenten onderwijs volgen aan 14 faculteiten. Daarnaast zijn er diverse onderzoeksinstituten, zoals het IMEC, en tal van ondernemingen gevestigd.
6
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III De regio Zuidoost-Noord-Brabant heeft circa 700.000 inwoners en een gevarieerd landschap, met enerzijds grote steden zoals Eindhoven, en anderzijds natuurgebieden zoals de Kempen en de Peel. Zuidoost-Noord-Brabant profileert zich als technologieregio: in de regio bevinden zich onder meer de Technische Universiteit (met 9 faculteiten en 7200 studenten), de Fontys Hogeschool en een aantal vooraanstaande hightechbedrijven. 1.3
Demografie
In deze paragraaf wordt een beeld gegeven van de ontwikkelingen in bevolkingsomvang en leeftijdsopbouw. Ook de welvaart komt aan bod. Bevolkingsomvang Het totaal aantal inwoners van het programmagebied bedroeg in het jaar 2005 bijna 4 miljoen (zie tabel 1.1). Ten opzichte van het jaar 2000 is er sprake van een lichte stijging. Niet alle deelgebieden hebben te maken met een groeiend inwoneraantal. Zo is er sprake van een licht dalende tendens in Zuid Limburg (NL) (-1,9%)en de Kreise Bitbürg-Prum en Daun (D) (-0,5%). Het inwonertal van de provincies Luik en Limburg (B) is achtereenvolgens toegenomen met 1,4 en 2,4%. De regio Aken (D) en de Duitstalige gemeenschap (D) zijn het hardst gegroeid met 3,1 en 3,4%. De bevolking in de totale programmaregio is toegenomen met bijna 60.000 en kent hiermee een relatieve groei van 1,5% in een periode van vijf jaar. Tabel 1.1 Bevolking Oppervlakte gebied (km2) Zuid-Limburg (NL) Regio Aken (D) Kreis Bitburg-Prüm/ Daun (D) Provincie Limburg (B) Provincie Luik (B), excl. DG Duitstalige Gemeenschap (B) Programmagebied
Aantal inwoners
661 3.525 2.537 2.422 3.008 854
2000 635.801 1.252.029 160.575 791.178 949.323 70.119
2005 623.929 1.291.100 159.696 809.942 961.512 72.512
13.008
3.859.025
3.918.691
Bevolkingsdichtheid (inwoners/km2) 2000 2005 962 944 355 366 63 63 327 334 316 320 83 85 297
301
Bron: CBS (Statline), FOD Economie(www.statbel.fgov.be), Statistisches Bundesamt Deutschland (www.destatis.de) 2006, ABEO
De regio met de hoogste bevolkingsdichtheid is Zuid-Limburg. Op grote afstand volgen Aken, en de provincies Belgisch-Limburg en Luik. In vergelijking tot de bijbehorende landelijke gemiddelden is Nederlands-Limburg eveneens zeer dicht bevolkt. De provincies Belgisch-Limburg en Luik gaan gelijk op met het Belgische landelijke gemiddelde. De regio Aken lijkt in vergelijking tot Duitsland dichtbevolkt. Echter, in vergelijking tot Noordrijn-Westfalen, met 530 inwoners per vierkante kilometer, is de bevolkingsdichtheid er relatief laag. De Duitstalige Gemeenschap en de Kreise BitburgPrüm/Daun zijn relatief zeer dunbevolkt. Het programmagebied heeft gemiddeld 301 inwoners per vierkante kilometer. Dit is relatief laag in vergelijking tot Nederland en België. Bevolkingssamenstelling Onderstaande tabel geeft inzicht in het aantal en aandeel buitenlanders woonachtig in de verschillende deelgebieden. Dit is uitgesplitst naar het aandeel dat afkomstig is uit een ander EU land en het aandeel dat afkomstig is uit een land buiten de EU.
7
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III
Tabel 1.2 Bevolkingssamenstelling aandeel buitenlanders 2004 2004 Zuid-Limburg (NL) Regio Aken (D) Kreis Bitburg-Prüm/Daun (D) Provincie Limburg (B) Provincie Luik (B), excl. DG Duitstalige gemeenschap (B)
5,1% 8% 9,6% 17,9%
Programmagebied
EU
Aandeel
19.689 139.113 6.544 51.705 68.686 12.020
3,1% 6,4% 7,2% 16,7%
buiten EU 12.492 Nb. Nb. 12.739 22.616 831
297.757
-
Aandeel 2,0% 1,6% 2,4% 1,2% -
Bron: Euregionale Informatie Service (EIS), 2006
Het aandeel buitenlanders per deelgebied verschilt sterk. De regio Zuid-Limburg kent in het jaar 2004 een aandeel van 5,1% aan buitenlanders, waarvan 3,1% afkomstig van binnen de EU en 2,0% van buiten de EU. De Duitstalige gemeenschap daarentegen kent een percentage van 17,9%. 16,7% daarvan komt uit EU landen, met name uit Duitsland, 1,2% is afkomstig van buiten de EU. In totaal wonen meer dan 10.000 mensen uit Duitsland in het gebied3. Daar tussen in bevinden zich de provincie Limburg (B) met 8,0% (6,4 EU en 1,6% niet-EU) en de provincie Luik met 9,5% (7,2% EU en 2,4% nietEU). Voor de regio Aken zijn onvoldoende gegevens bekend om de percentages te kunnen berekenen. Het grootste aandeel buitenlanders is in elk deelgebied afkomstig uit andere EU landen. Slechts een klein deel is afkomstig van buiten de EU. Daarin scoort Zuid-Limburg met een laag totaalaandeel buitenlanders relatief hoog. Leeftijdsopbouw Leeftijdsopbouw zegt iets over de omvang van de bevolking in de toekomst. Onderstaande tabellen geven inzicht in de leeftijdsopbouw van de inwoners van de afzonderlijke deelgebieden en het programmagebied. De leeftijdsklassen zijn verdeeld in categorieën van personen tot 15 jaar, 15 tot en met 64 jaar en 65 jaar en ouder.
3
In 2004 woonden er 10.429 personen met de Duitse nationaliteit in de DG.
8
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III
Tabel 1.3 Bevolkingsopbouw naar leeftijd 1998-2005 1998 Zuid-Limburg (NL) Regio Aken (D) Kreis BitburgPrüm/Daun (D) Provincie Limburg (B) Provincie Luik (B) (1997) Duitstalige gemeenschap (B)4
≤ 14 jaar 119.654 (16,0%) 250.321 (20,1%)
Leeftijdsklassen (percentage) 15-64 jaar ≥ 65 jaar 516.007 (69,0%) 112.175 (15,0%) 803.269 (64,5%) 194.279 (15,6%)
Nb. 139.539 (17,8%)
Nb. 541.694 (69,1%)
Nb. 102.694 (13,1%)
160.725 783.927
173.236 (18,3%)
615.318 (65,0%)
158.089(16,7%)
946.643
13.265 (18,9%)
46.174 (65,9%)
10.680 (15,2%)
70.119
Leeftijdsklassen (absoluut en percentage) 15-64 jaar ≥ 65 jaar 421.487 (67,6%) 105.783 (17,0%) 860.533 (66,7%) 228.247 (17,7%)
Totaal 623.546 1.291.100
2005 Zuid-Limburg (NL) Regio Aken (D) Kreis BitburgPrüm/Daun (D) Provincie Limburg (B) Provincie Luik (B) Duitstalige gemeenschap (B)5 Programmagebied totaal
≤ 14 jaar 96.276 (15,4%) 202.320 (15,7%)
Totaal 747.835 1.245.379
25.989 (16,3%) 132.211 (16,3%) 168.501 (17,5%)
101.111 (63,3%) 551.981 (68,2%) 625.785 (65,1%)
32.596 (20,4%) 125.750 (15,5%) 167.226 (17,4%)
159.696 809.942 961.512
12.919 (17,8%)
47.163 (65,0%)
12.430 (17,1%)
72.512
638.216 (16,3%)
2.608.060 (66,6%)
672.032 (17,2%)
3.918.309
Bron: ETIL, Bezirksregierung Köln, INS, „Programme INTERREG III anayse des points forts et faibles du territoire de la Province de Liège”, Abeo, EIS 2005, Eurostat 2006
Zuid-Limburg kent een relatief laag aandeel jongeren (15,4%), zowel in vergelijking tot de deelgebieden als het nationale niveau (18,5%). Daarnaast kent Zuid-Limburg een hogere vergrijzing dan Nederland totaal (17,0% ten opzichte van 14,0%). De Duitstalige Gemeenschap kent relatief het hoogste aandeel jongeren met 17,8%. Dit is eveneens hoger dan in Vlaanderen en Wallonië (17,2%). De beide Duitse deelgebieden kennen een hoger aandeel jongeren (15,7% en 16,3%) dan in Noordrijn-Westfalen (15,4%). De Kreise Bitburg-Prüm en Daun kennen een hoger aandeel (20,4%) en de regio Aken (17,7%) een lager aandeel 65 plussers dan in Noordrijn-Westfalen (18,7%). De Vlaamse en Waalse deelgebieden volgen de nationale verdeling redelijk op. Alleen in de provincie Limburg (B) is sprake van een minder sterke vergrijzing met 15,5%. Voor het programmagebied geldt een aandeel van 16,3% jonger dan 14 jaar en een aandeel van 17,2% 65 plussers. Over de hele linie zien we in de Euregio in de achterliggende periode een proces van vergrijzing en ontgroening (vergelijk gegevens 1998 en 2005). In de meeste deelgebieden leidt dit ook tot een afname van de potentiële beroepsbevolking6, zijnde de bevolking tussen 15-64 jaar. Die groeit nog relatief in de regio Aken, maar wordt in aandeel kleiner in de overige deelgebieden van de Euregio. In deze ontwikkeling is de Euregio overigens niet uniek: vergrijzing en ontgroening en afname van het relatieve economisch potentieel is in grote delen van de Europese Unie aan de orde. Lagere geboortecijfers (door een hogere leeftijd waarop het eerste kind wordt geboren in combinatie met een kleiner aantal kinderen per vrouw en een hoger aandeel vrouwen zonder kinderen) en hogere levensverwachtingen zijn de belangrijkste demografische processen achter deze ontwikkeling. Ook voor de nabije toekomst is dit in de Euregio en daarbuiten aan de orde. Cijfers van 2003. Cijfers 2004 zijn reeds opgenomen bij provincie Luik, genoemde cijfers tellen niet mee in de berekening. 5 Cijfers van 2003. Cijfers 2004 zijn reeds opgenomen bij provincie Luik, genoemde cijfers tellen niet mee in de berekening. 6 NB: de potentiële beroepsbevolking is niet hetzelfde als de beroepsbevolking! 4
9
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III
Welvaart Welvaart kan afgemeten worden aan het bruto nationaal product (BNP) per hoofd van de bevolking. De ontwikkeling hiervan is in tabel 1.4 voor de periode 1999 tot en met 2003 in beeld gebracht7. Tabel 1.4 Bruto nationaal product per hoofd van de bevolking BNP per hoofd (Euro) 1999 2003 Ontwikkeling Zuid-Limburg (NL) 21.906 27.528 25,7% Regio Aken (D) Nb. 21.859 Kreis Bitburg-Prüm en Daun (D) Nb. 19.400 Provincie Limburg (B) 19.550 22.096 13,0% Provincie Luik (B) 17.790 19.594 10,1% DG (schatting8) 19.326 20.206 4,6% EU-15
21.656
24.770
14,3%
Bron: Eurostat 2006, Statistische dienst van het Ministerie van de DG
Bovenstaande tabel laat zien dat het BNP/hoofd relatief laag is, zowel ten opzichte van de nationale of deelstaatcijfers als ten opzichte van het EU-15-gemiddelde9, met uitzondering van Zuid-Limburg. De achterstand is in de hier beschreven periode – voor zover dat uit deze cijfers valt op te maken – gegroeid. De nationale/deelstaat-groei lag tussen 1999 en 2003 hoger (zie kolom ontwikkeling). Uit de tabel blijkt daarnaast dat het BNP per hoofd van de bevolking alleen in ZuidLimburg sterker is toegenomen dan gemiddeld bij de EU-15. In vergelijking tot het nationaal niveau scoort Zuid-Limburg echter lager. Noord- en nog sterker MiddenLimburg bevinden zich onder het Zuid-Limburgs niveau wat betreft het BNP in 2003. Zuidoost-Noord-Brabant bevindt zich meer tussen het Zuid-Limburgse niveau en het nationale niveau in. De provincies Limburg en Luik bevinden zich qua ontwikkeling onder hun landelijke gemiddelde. De arrondissementen Huy en Waremme duiken nog verder naar beneden. Het arrondissement Leuven staat wat betreft het BNP in 2003 op vrijwel gelijke hoogte met de Provincie Limburg (B). Over de regio Aken kunnen geen uitspraken worden gedaan over de ontwikkeling van het BNP, het BNP per hoofd van 1999 is niet bekend. Het absolute bedrag per hoofd van de bevolking (regio Aken) in 2003 is relatief laag te noemen. Zowel in vergelijking tot de overige deelgebieden als in vergelijking tot Noordrijn-Westfalen en de EU-15 is er een aanzienlijk verschil. De beschreven ontwikkeling heeft zich grosso modo ook na 2003 voortgezet, zij het dat de absolute groei zich wat positiever heeft ontwikkeld. Dit is in lijn met de conjuncturele verbetering, zo blijkt uit de vanuit verschillende deelgebieden aangeleverde regionale statistische informatie. Die extra informatie wordt hier niet cijfermatig gepresenteerd omdat deze gegevens onderling en ten opzichte van de cijfers uit de tabel niet vergelijkbaar zijn. Een belangrijk signaal dat van deze cijfers uitgaat is dat in grensregio’s zoals de EMR de economische groei zowel absoluut als relatief nog altijd achter blijft bij de economische ontwikkeling op hogere geografische en bestuurlijke schaalniveaus. Verdere investeringen om die positie te verbeteren zijn dus wenselijk. 7 Voor enkele deelgebieden zijn cijfers over 2004 aangeleverd, maar vanwege de vergelijkbaarheid wordt in de tabel de voorkeur gegeven aan Eurostatcijfers; in de tekst wordt de meer recente ontwikkeling toegelicht. 8 Voor de jaren 2000-2003. 9 Het gemiddelde van de 15 lidstaten van de Europese Unie voor de toetreding van de Oost-Europese landen.
10
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III
Uitdagingen Euregio voor de komende jaren • Vergrijzing • Ontgroening • Toenemende immigratie • Economische groei in grensregio blijft absoluut en relatief achter 1.3
Arbeidsmarkt
Een profiel van de arbeidsmarkt van de Euregio wordt geschetst via gegevens over beroepsbevolking, werkgelegenheid en opleidingsniveau. Daarnaast bieden cijfers over pendelstromen inzicht in de mate van aanwezigheid van een grensoverschrijdende arbeidsmarkt. Beroepsbevolking De beroepsbevolking van de Euregio bestaat uit zo’n 1,7 miljoen personen. Het grootste gedeelte komt uit het Duitse deelgebied en de provincies Luik en Limburg (B). Tabel 1.5 Beroepsbevolking Beroepsbevolking (x 1000) 2004 Zuid-Limburg (NL) 306,4 Regio Aken (D) 556,3 Kreis Bitburg-Prüm en Daun (D) 73,1 Provincie Limburg (B) 359,9 Provincie Luik (B) incl. DG 426,2 Programmagebied totaal
1.721,9
Groei t.o.v. 1999 -1,3% 5,7% 1,3% -
Bron: Eurostat 2006
Er is in vrijwel alle deelgebieden sprake van een toenemende beroepsbevolking. Alleen Zuid-Limburg kent een afname van -1,3% in de periode 1999-2004. In vergelijking met de landelijke groei is dit opvallend te noemen. Nederland kent de sterkste toename van de beroepsbevolking (7,6%) in vergelijking tot de overige landen en deelgebieden. De regio Aken (5,7%) kent een aanzienlijk sterkere toename dan Noordrijn-Westfalen (0,8%). De provincie Limburg (B) scoort onder het nationale gemiddelde met 1,3% tegenover 3,1%. De tabel is echter niet compleet waardoor voorzichtigheid moet worden betracht bij doen van uitspraken over een deelgebied ten opzichte van andere gebieden. De Duitstalige Gemeenschap heeft in 2005 47.163 inwoners in de leeftijdscategorie 1564. Ten opzichte van 2000 is het aantal absoluut met 880 gegroeid10. Eerder is geconstateerd dat in relatieve zin de potentiële beroepsbevolking afnam (zie tabellen 1.3 en 1.4). Dat heeft zich nog niet geuit in de ontwikkeling van de beroepsbevolking, doordat er parallel hieraan sprake is van een stijgende participatie (meer mensen die willen werken, met name onder vrouwen). Voor de komende jaren zal de groei stabiliseren en uiteindelijk zal de beroepsbevolking afnemen door de vergrijzing en afnemend aantal geboorten. Onderstaande tabel geeft de beroepsbevolking onderverdeeld naar geslacht weer.
10
Bron: Abeo, 2006.
11
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III
Tabel 1.6 Beroepsbevolking naar geslacht 2004 Beroepsbevolking (x 1000) Totaal Vrouwen Aandeel Zuid-Limburg (NL) 306,4 135,7 44,3% Regio Aken (D) 556,3 235,2 42,2% Kreis Bitburg-Prüm en Daun (D) 73,1 30,9 42,2% Provincie Limburg (B) 359,9 155,1 43,1% Provincie Luik (B) incl. DG 426,2 185,1 43,4% Programmagebied totaal
EU-15
1.721,9
742,0
43,1%
180.889,4
80.031,5
44,2%
Bron: Eurostat 2006
In alle deelgebieden is het aandeel mannen hoger dan het aandeel vrouwen. Ter vergelijking: tot ongeveer 1997 is een toename van het aandeel vrouwen in het arbeidsproces te concluderen voor alle deelgebieden. In het kader van de horizontale doelstellingen van de Europese Commissie is dit een positieve ontwikkeling. Daarnaast draagt het feit dat meer mensen werken bij aan meer welvaart. Het kleinste aandeel vrouwen dat participeert in het arbeidsproces vinden we in de regio Aken en de Kreise Bittburg-Prüm en Daun. Het hoogste aandeel vrouwen participeert in Zuid-Limburg, voor Nederland als geheel is dit zelfs nog iets hoger. Het aandeel participerende vrouwen ligt voor de EU-15 op 44,2%. Alleen de regio Zuid-Limburg gaat hier overheen. Het percentage voor de Euregio ligt lager. Werkgelegenheid Tabel 1.7 geeft inzicht in de verhouding tussen de werkgelegenheid en de beroepsbevolking (15 – 65 jaar ). Daar werkgelegenheidscijfers niet op NUTS-3-niveau beschikbaar bleken zijn cijfers van een hoger(e) schaalniveau(s) opgenomen. Hierbij is getracht een zoveel mogelijk vergelijkbaar niveau te nemen. Tabel 1.7 Beroepsbevolking ten opzichte van de werkgelegenheid 2004 Werkgelegenheid Beroepsbevolking (x1000) (x1000) Provincie Limburg (NL) Noordrijn-Westfalen (D) Provincie Limburg (B) Provincie Luik (B) Incl. DG
EU-15
542,6 7.276 335 367
571,7 8.049,7 358,3 423,7
163.343
178.382,7
Werkgelegenheid t.o.v. beroepsbevolking 94,9% 90,4% 93,5% 86,6%
91,6%
Bron: Eurostat 2006
Nederlands-Limburg kent het hoogste aandeel van de werkgelegenheid ten opzichte van de beroepsbevolking (94,9%). Op nationaal niveau zelfs nog wat hoger (95,4%). Na Nederlands-Limburg volgt de provincie Belgisch-Limburg met 93,5%. De provincie Luik scoort hierin het laagst met 86,6%. De werkgelegenheid per sector komt aan de orde in paragraaf 1.4. Ontwikkeling werkgelegenheid Tabel 1.8 toont de geïndexeerde werkgelegenheidsontwikkeling voor de periode 19992004 (basisjaar is 1999). De werkgelegenheid in Belgisch-Limburg is in deze periode vrij sterk toegenomen, met 5%. Tussen 2002 en 2004 heeft een lichte daling plaatsgevonden. Ook in Nederlands-Limburg is de werkgelegenheid aanvankelijk 12
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III gestegen, en in 2004 weer gedaald naar het niveau van 200011. In Noordrijn-Westfalen is de werkgelegenheid met 2% gedaald, evenals in Duitsland als geheel. De werkgelegenheidsontwikkeling in de provincie Luik blijft achter bij die in België als geheel, terwijl de werkgelegenheidsontwikkeling in Belgisch-Limburg juist gunstiger is. Tabel 1.8 Werkgelegenheidsontwikkeling 1999 – 2004 (basisjaar 1999)
Provincie Limburg (NL) Noordrijn-Westfalen (D) Provincie Limburg (B) Provincie Luik (B) Incl. DG
1999
2000
2001
2002
2003
2004
100 100 100 100
101 101 103 99
101 102 103 99
103 101 105 99
103 100 102 101
101 98 105 100
Bron: Eurostat 2006
Werkloosheid Onderstaande tabel geeft inzicht in de werkloosheidscijfers van de verschillende deelgebieden ten opzichte van de lidstaten en de EU-15. Daarnaast wordt het aantal werklozen bekeken ten opzichte van de beroepsbevolking (15 jaar en ouder). Tabel 1.9 Aantal werklozen als aandeel van de beroepsbevolking Aantal werklozen Aandeel van de beroepsbevolking (x1000) 1999 2004 1999 2004 Ontwikkeling (%) Zuid-Limburg (NL) 10,2 18,8 3,3% 6,1% 84,8% Regio Aken (D) Nb 47,2 8,5% Provincie Limburg (B) 20,6 23,3 6,1% 6,5% 6,6% Provincie Luik (B) Incl. DG 52,2 56,7 12,4% 13,3% 7,3% Programmagebied totaal
EU-15
-
146,0
-
8,9%
-
Nb.
14.920,5
-
8,2%
-
Bron: Eurostat 2006
De provincie Luik heeft een hoog werkloosheidspercentage (13,3%). Dit is te verklaren vanuit de afname van de industrie. Daarna volgt de regio Aken met een percentage van 8,5%. De Duitstalige Gemeenschap kende in 2005 een werkloosheidspercentage van 7,8%. Het percentage is de laatste jaren iets gestegen.12 Zuid-Limburg kent de laagste werkloosheid met een aandeel van 6,1%. Alle betrokken deelgebieden hebben te maken met een toenemende werkloosheid. De werkloosheid in de regio Aken in 2004 ligt boven het EU-15-gemiddelde. Het is overigens nog de vraag of deze trend zich in de toekomst voortzet. De sterkste toename in groeipercentages per jaar van de werkloosheid ten opzichte van de beroepsbevolking zien we in Zuid-Limburg (84,8%). De werkloosheid aldaar is hoger en sterker gestegen dan op nationaal niveau. Opvallend is dat in België de totale werkloosheid iets is afgenomen. De provincies Limburg (B) en Luik kennen echter een lichte toename. Over de regio Aken kunnen we geen uitspraak doen. In het algemeen blijkt uit de tabellen dat het aantal arbeidsplaatsen stabiel is gebleven, de beroepsbevolking is toegenomen en de werkloosheid is gedaald. Alleen in BelgischLimburg is een sterke toename van het aantal banen te zien. De beroepsbevolking neemt Althans volgens de Eurostat-cijfers. Regionale statistieken laten al wat langer een daling zien, die juist in Zuid-Limburg vrij fors is. 12 Bron: Abeo, 2006. 11
13
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III toe door een groeiende arbeidsparticipatie van vrouwen en migranten. Aangezien de beroepsbevolking sterker is gegroeid dan het aantal banen, is de werkloosheid toegenomen. Tabel 1.10 Aantal werklozen naar geslacht (2005)
Belgische delen EMR Nederlands deel EMR Duits deel EMR Kreise Bitburg-Prüm en Daun EMR
Mannen 54.699 21.264 41.073 2.635
Vrouwen 67.307 19.379 33.207 2.254
119.671
122.147
Bron: EIS
In de hele Euregio zijn er ongeveer evenveel mannen als vrouwen zonder werk. Er zijn echter aanzienlijke verschillen tussen de partnerregio’s. In Nederlands-Limburg en in de regio Aken zijn er meer werkloze mannen dan werkloze vrouwen, terwijl in de Belgische delen van de EMR het omgekeerde geldt. Belgische vrouwen hebben te kampen met een relatief hoog werkloosheidscijfer. Tabel 1.11 Aantal werklozen per leeftijdscategorie (2005)
Belgische delen EMR Nederlands deel EMR Duits deel EMR Kreise Bitburg-Prüm et Daun EMR
< 25 jaar 25.125 6.393 9.207 975
25 jaar en ouder 96.881 38.276 65.075 3.914
41.700
204.146
Bron: EIS
Het aantal werkloze jongeren is hoog in de Belgische delen en iets minder hoog in het Duitse en het Nederlandse deel. Het aantal oudere werklozen is in de Belgische delen niet zo hoog, in het Nederlandse deel wel hoog, terwijl de cijfers voor het Duitse deel zich daartussenin bevinden. Het aantal langdurig werklozen is groot in Luik en in Nederlands-Limburg (60%), terwijl het in de regio Aken slechts om 38% gaat en in Belgisch-Limburg en in de Duitstalige Gemeenschap om 45%. Bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Factoren die de maatschappelijke integratie in gevaar brengen, moeten nauwkeurig in kaart worden gebracht aan de hand van veranderingen in de arbeidsvoorwaarden van werknemers. Deze veranderingen spelen een essentiële rol in de bestaansonzekerheid (‘precariteit’) en kwetsbaarheid van werknemers. Steeds meer uitzendwerk, mini-jobs, dalende lonen en niet-betaald overwerk, het aanstellen van jongeren in opleiding, tijdelijke arbeidscontracten, schijnzelfstandigen, de verschuiving van ondernemingen naar kosten-/winstcentra, de groeiende kloof tussen personeel en directie – allemaal voorbeelden van veranderingen op de arbeidsmarkt. Gewoon betaald werk (met een vast salaris en rechtsbescherming) komt door deze nieuwe vormen van onzekerheid op de arbeidsmarkt steeds meer onder druk te staan. De arbeidswereld kan worden verdeeld in meerdere sociale lagen. Tussen een kleiner wordende ‘geïntegreerde groep’ (werknemers met goede arbeidsvoorwaarden) en een 14
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III ‘kansarme groep’ (mensen die duurzaam van het arbeidsproces zijn uitgesloten) ontwikkelt zich momenteel een ‘precaire groep’ (mensen die soms werkloos zijn en soms een onzeker baantje hebben). Het ontwikkelen van een strategie of beleid om dit tegen te gaan, is hier niet aan de orde, maar het is goed om de aandacht van de regio’s op dit ‘nieuwe maatschappelijke vraagstuk’ te vestigen om althans een eerste aanzet te geven voor een aanpak. Opleidingsniveau Onderstaande tabel geeft inzicht in het opleidingsniveau van de beroepsbevolking van 15 jaar en ouder in het programmagebied (NUTS-2-niveau). De indeling naar drie opleidingsniveaus is conform de definitie van Eurostat. Het gaat hier om de hoogst genoten opleiding van de beroepsbevolking vanaf 25 jaar tot 65 jaar. De percentages vormen niet altijd opgeteld 100% als gevolg van de mogelijkheid geen antwoord te geven. Tabel 1.12 Opleidingsniveau beroepsbevolking 2004 Opleidingsniveau Primair Secundair Tertiair Provincie Limburg (NL) Nordrhein-Westfalen (D) Provincie Limburg (B) Provincie Luik (B) Incl. DG
26,6% 14,4% 25,3%
44,7% 59,3% 40,2%
27,8% 23,6% 34,5%
30,2%
36,9%
32,9%
Bron: Eurostat 2006
Bovenstaande tabel geeft aan dat de provincie Belgisch-Limburg een hoger aandeel hoog opgeleiden kent dan de provincie Luik en Nederlands-Limburg. Opvallend is dat ook Vlaanderen en Wallonië hoog scoren op het aandeel hoog opgeleiden, zelfs hoger dan de beide provincies. Het laagste aandeel primair opgeleiden vinden we echter terug in Noordrijn-Westfalen. Noordrijn-Westfalen kent het grootste aandeel secundair opgeleiden. Op nationaal niveau zien we deze verdeling ook terug, weliswaar kent Duitsland een iets hoger aandeel tertiair opgeleiden en ligt het aandeel primair opgeleiden lager ten opzichte van Noordrijn-Westfalen. Het aandeel primair opgeleiden in Nederlands-Limburg ligt hoger dan nationaal. Het aandeel tertiair opgeleiden ligt lager dan het landelijke gemiddelde. Binnen NederlandsLimburg valt op te merken dat het opleidingsniveau in Zuid-Limburg wel hoger is dan in Midden-Limburg.13 Voor de provincie Luik is een verdere onderverdeling beschikbaar voor het werkloze gedeelte van de beroepsbevolking naar opleidingsniveau (zie bijlage 1). Hieruit blijkt dat veruit het grootste gedeelte van de werklozen en de actief werkzoekenden het opleidingsniveau ‘Secondaire supérieur’ heeft (resp. 37 en 35%). In aantal vormen de werklozen met alleen een ‘primaire’ opleiding ook een grote groep: ongeveer 200.000 personen op een totale beroepsbevolking van ruim 842.000. Hiervan is echter 80% niet actief werkzoekend. Voor de Duitse deelgebieden doet de gepresenteerde onderverdeling mogelijk onvoldoende recht aan de specifieke differentiatie binnen het onderwijs aldaar. Wij geven echter de voorkeur aan Europees geharmoniseerde gegevens boven gebiedspecifieke data, om de onderlinge vergelijkbaarheid van de cijfers te behouden. Voor een nadere verantwoording voor de gepresenteerde aggregatie verwijzen wij naar de technische toelichtingen die beschikbaar zijn op de website van Eurostat. 13
CBS, 2006
15
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III
Pendel Binnen de Euregio Maas-Rijn vindt grensoverschrijdende arbeid plaats. Dergelijke stromen noemen we pendel. Pendelstromen kunnen van belangrijke economische waarde zijn om discrepanties op de arbeidsmarkt te verminderen. Daarnaast wordt het vaak gezien als een indicator voor de mate van integratie tussen verschillende gebieden. Er kunnen diverse redenen bestaan waarom werknemers in een ander land gaan werken of werkgevers werknemers werven over de landsgrens heen. Voordelen kunnen onder andere bestaan uit nabijheid, beperkte werkgelegenheid in het land van herkomst, bedrijfsverplaatsing, financiële voordelen en bijzondere kwaliteiten. Dagelijks steken zo’n 22.000 personen de landsgrenzen binnen de Euregio Maas-Rijn over om naar hun werk te gaan.14 Dit bedraagt zo’n 1,3% van de totale Euregionale beroepsbevolking (2004). Dit is relatief een klein aandeel. De bereidheid tot grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit lijkt echter ruimer aanwezig, maar de diverse problemen die er komen kijken bij grensarbeid doen dit voor een deel teniet.15 Vanuit sociaal-economisch oogpunt is grenspendel in de Euregio Maas-Rijn zeer gewenst. Zo’n 5.375 personen pendelen van Zuid-Limburg naar Duitsland tegenover 1.060 personen die vanuit Duitsland in Zuid-Limburg komen werken. Daarnaast werken er 925 personen uit Zuid-Limburg in de Belgische deelgebieden. Vanuit de Vlaamse en Waalse deelgebieden pendelen 4.835 personen naar Zuid-Limburg. Ook Noord- en MiddenLimburg zijn verantwoordelijk voor hun aandeel grensoverschrijdende pendel.16 Vanuit Noord-Limburg steken 1755 werknemers de grens over naar Duitsland en 115 naar België. Daarentegen werken 865 Duitsers en 550 Belgen in Noord-Limburg. Vanuit Midden-Limburg pendelen 975 personen naar Duitsland en 220 naar België. Vanuit Duitsland werken 175 personen in Midden-Limburg en vanuit België 1215. Pendelcijfers zijn in Zuid-Limburg aanzienlijk hoger. De grenspendel vanuit België naar Duitsland is ongeveer 5000. De pendel van Duitsland naar België is daarentegen zeer beperkt ongeveer 500 personen. Vanuit de Duitstalige Gemeenschap is er een behoorlijke stroom pendelaars. Ruim 4700 mensen werken in Duitsland, 2200 in België en 90 in Nederland. Daarnaast werken bijna 4500 mensen vanuit andere regio’s in het gebied, vooral vanuit België. Nederlands-Limburg kent een negatief binnenlands pendelsaldo van ongeveer 6.440 personen. Dit wordt vooral veroorzaakt door een omvangrijke stroom richting ZuidoostNoord-Brabant. De pendelstromen laten zien dat de West-Oostelijke richting nog steeds overheerst. Meer pendelaars vanuit Nederland en België gaan naar Duitsland dan andersom. Daarnaast kent Nederland wel een toestroom vanuit België maar is de omgekeerde stroom beperkt. Dit beeld is al jaren onveranderd. Ondanks hun vrijheid om grenzen te overschrijden ondervinden pendelaars problemen als gevolg van de verschillende rechtssystemen en bureaucratische stelsels in drie landen. De zogenaamde ‘glijdende overgangen’ rond landsgrenzen als overgangsgebieden tussen de verschillende delen van de Euregio zijn onvoldoende aanwezig. Problemen omtrent belasting, arbeidsrecht, sociale verzekeringen en de erkenning van diploma’s zijn al langer bekend. Momenteel is een nieuwe werkgroep actief die tot doel heeft de problemen van grensarbeiders op te lossen (Taskforce Grensarbeiders).
Euregio-MR, 2006 Universiteit Maastricht, 2002 16 Limburg in cijfers, 2005 14 15
16
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III EURES17 is een voorbeeld van een initiatief van de Europese Commissie dat werknemers en werkgevers ondersteunt in hun grensoverschrijdende en internationale benadering van de arbeidsmarkt.
Uitdagingen Euregio voor de komende jaren • Omgaan met de krimpende beroepsbevolking en demografische veranderingen • Vergroten van het aantal hoger opgeleiden; verbeteren van de kwalificaties van kansarmen • Verder oplossen problemen grensgangers • Bevorderen van de mobiliteit van werknemers d.m.v. taal- en cultuuronderwijs • Opnemen van buitenlanders op de arbeidsmarkt; bevorderen van gelijke kansen • Bevorderen van het evenwicht tussen beroeps- en privéleven • Verbeteren van de arbeidskansen voor oudere werknemers
1.4
Economische structuur
De economische structuur van de Euregio wordt hieronder uitgebreid beschreven. Presentatie van de productiestructuur, belangrijke sectoren inclusief toerisme, MKB, starters en werklocaties komen aan bod. In paragraaf 1.5 (Kennisinfrastructuur, onderwijs en innovatie) wordt dieper ingegaan op de relaties tussen de industrie en onderzoek en innovatie. Onderstaande tabellen bieden een overzicht van de productiestructuur van de verschillende deelgebieden. De werkgelegenheid is ten opzichte van de totale werkgelegenheid geplaatst. De tweede tabel drukt de aantallen uit naar hun sectoraandeel van de totale werkgelegenheid. De gepresenteerde werkgelegenheidscijfers lopen niet synchroon met de cijfers opgenomen in tabel 1.7 aangezien het hier om twee verschillende meetmomenten gaat. Omwille van de vergelijkbaarheid en het wenselijke detailniveau is gekozen voor 2002 als basisjaar. Recentere data – voor zover beschikbaar – zijn opgenomen in bijlage 1.
17
European Employment Services
17
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III
Productiestructuur Tabel 1.13 Werkgelegenheid naar sector, absoluut en procentueel
2002
Programmagebied 13.600 27.600 35.200 126.100 63.100 14.400 74.700 143.200 132.600 42.300 96.400 177.200 188.000
Landbouw en visserij Voedingsindustrie Chemische industrie Metaal & elektrotechniek Overige industrie Energie Bouw en onroerend goed Handel en reparaties Horeca en zakelijke dienstverlening Transport en communicatie Bank- en verzekeringswezen Quartaire diensten Overheid en onderwijs Totaal
1.134.600
Programmagebied 1,2% 2,4% 3,1% 11,1% 5,6% 1,3% 6,6% 12,6% 11,7% 3,7% 8,5% 15,6% 16,6% 100%
Bron: Etil 2005
Uit deze tabel blijkt dat (niet-commerciële) instellingen en het onderwijs de belangrijkste werkgevers vormen in de Euregio Maas-Rijn, gevolgd door de dienstensector, de handel en de reparatiesector. Ook de horeca, de metaalsector en de elektrotechniek hebben een belangrijk aandeel. De agrarische sector, met 13.600 arbeidsplaatsen, komt achteraan. Om een vergelijking met een hoger schaalniveau te kunnen maken, zijn bovenstaande cijfers in tabel 1.13 geaggregeerd naar Landbouw, Industrie, Bouw en Diensten. Hieruit blijkt dat de sectorstructuren van de regio’s niet veel verschillen van de sectorstructuren op de nationale niveaus. Regio’s in het programmagebied – Zuid-Limburg uitgezonderd zijn iets sterker op landbouw georiënteerd dan de lidstaten als geheel. In de regio Aken en de provincie Belgisch-Limburg is de industrie iets sterker vertegenwoordigd, dan in Duitsland en België als geheel, maar voor de provincie Luik geldt dit juist niet. De bouwsector vertoont hetzelfde beeld.
Regio Aken (D)
Provincie Limburg (B)
Provincie Luik (B)
D.G. (2003)
Programmag ebied
Provincie Limburg (Nl)
Landbou w Industrie Bouw Diensten
ZuidLimburg (NL)
Tabel 1.14 Werkgelegenheid naar sector (2002) – vergelijking programmagebied met provincies en lidstaten
1% 20% 6% 73%
0,8% 27% 7% 66%
4,7% 25% 7% 64%
2,2% 18% 6% 73%
0,7% 24% 7% 68%
1,2% 24% 7% 69%
3% 20% 5% 62%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 90% Bron: ETIL (voor subregio’s programmagebied), ABEO (voor DG), Eurostat (voor provincies en lidstaten) NB Percentages voor Limburg (NL) tellen niet op tot 100%
In tabel 1.14 is de werkgelegenheid naar sector weergegeven op provincie-/deelstaat- en lidstaatniveau. Vergelijken we de sectorstructuur van 2004 met die van 2002, dan zien we dat het aandeel van de industrie en de bouw in de totale werkgelegenheid licht is gedaald. Dit geldt zowel op provinciaal/deelstaat- als op lidstaatniveau. 18
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III
Tabel 1.15
Werkgelegenheid naar sector (2004) naar provincie/deelstaat en lidstaten Provincie Limburg (Nl)
Landbouw Industrie Bouw Diensten Totaal
NRW
Provincie Limburg (B)
Provincie Luik (B)
3% 18% 5% 69%
1% 25% 6% 68%
2% 22% 8% 68%
2% 16% 7% 75%
96%
100%
100%
100%
Bron: Eurostat NB Percentages Nederland tellen in Eurostat niet op tot 100%
In de Euregio zijn meer dan 250.000 bedrijven gevestigd. De regio kent een brede economische structuur. De economie in de steden bestaat vooral uit dienstverlening. De omliggende landelijke gebieden worden meer gekenmerkt door micro-ondernemingen, kleine en middelgrote ondernemingen en door een afnemend belang van de landbouw. De secundaire, tertiaire en quartaire sector lopen qua werkgelegenheid niet sterk uiteen. De tertiaire sector vertegenwoordigt de meest werknemers. Binnen de secundaire sector steekt het aantal werknemers in de metaal en elektrotechniek royaal boven de overige industrie uit. In de regio Aken zijn de sectoren industrie (metaal- en elektrotechniek), horeca en zakelijke diensten, quartaire diensten en handel en reparatie het best vertegenwoordigd. Zuid-Limburg laat zich kenmerken door in eerste instantie industrie (metaal- en elektrotechniek, chemie), quartaire diensten, horeca en zakelijke dienstverlening en handel en reparatie. Ook dient de transport en communicatiesector te worden genoemd, deze steekt positief af bij de andere regio’s. In Belgisch-Limburg is de sector industrie (metaal- en elektrotechniek) het grootst met vervolgens overheid, onderwijs, handel en reparatie en het bank- en verzekeringswezen. De provincie Luik ten slotte heeft het grootste aandeel werk in de tertiaire en quartaire sector. Administratie, onderwijs, gevolgd door handel, reparatie en quartaiere diensten, zijn dé sectoren die zorgen voor werkgelegenheid. Op basis van aanvullende informatie (zie bijlage 1) kan voor de provincie Luik worden geconcludeerd dat de totale werkgelegenheid tot 2000 een behoorlijke groei heeft vertoond en sindsdien ongeveer stabiel is. De werkgelegenheid in de landbouw is in de provincie Luik afgenomen, evenals in de industrie. Dit geldt voor vrijwel alle subsectoren daarvan, met name voor de metaalindustrie, elektrotechnische industrie en de subsector rubber en kunststof. Een positieve uitzondering is de chemie, in deze sector is het aantal banen sinds het jaar 2000 met 400 toegenomen, tot 2850. De werkgelegenheid in de toeristische sector – hotels en restaurants- is min of meer stabiel. De werkgelegenheid in de zakelijke dienstverlening en de zorg is in de provincie Luik toegenomen. We bespreken hier kort een aantal voor de gehele Euregio in de toekomst belangrijke sectoren waar vanuit het programma activiteiten op kunnen worden ontwikkeld. Specifieke sectoren per deelregio blijven buiten beschouwing. Agrarische sector In alle regio’s van de Euregio Maas-Rijn staat de landbouw onder druk. De agrarische sector is in termen van werkgelegenheid het sterkst vertegenwoordigd in BelgischLimburg en de provincie Luik met achtereenvolgens 4,7 en 2,2%. Daarentegen biedt de sector in Zuid-Limburg en de Duitstalige Gemeenschap 0,7% en in de regio Aken 0,8% van de totale werkgelegenheid. Het areaal landbouwgrond en het aantal boerenbedrijven
19
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III in de Euregio loopt langzaam terug, de werkgelegenheid in de landbouw neemt af.. De verwachting is dat deze trend zich doorzet. De inkomenspositie en werkgelegenheid komen sterk onder druk te staan. Aangescherpte regelgeving met in het bijzonder milieudoelen vraagt om een extensief grondgebruik maar dat is als gevolg van de hoge grondprijzen veelal niet haalbaar.18 Voor de Euregio geldt dat de werkgelegenheid in en het economisch belang van de landbouw afnemen. Omdat de landbouw echter ook een omgevingsbelang heeft (producenten in de groene ruimte)worden (bosbouw)maatregelen getroffen om de rurale economie te diversifiëren en agrarische ondernemers te ondersteunen. Om de inkomenspositie te behouden gaan agrariërs op zoek naar verbreidingsactiviteiten, vaak gebruik makend van de kwaliteiten van het landschap (recreatie en toerisme, zorg, beheer van het landschap, streekproducten). In de Duitse Eifel en de Hoge Venen wordt ‘vernieuwbare energie’ (hout en biomassa) als een belangrijke mogelijkheid tot verbreding gezien. Industrie Historisch gezien speelt de industrie een grote rol in de Euregio Maas-Rijn, en nog steeds neemt industrie een belangrijke plaats in. Belangrijke subsectoren zijn de chemische industrie, metaal- en elektrotechniek en – in toenemende mate – life sciences (waarbij de laatste categorie enige overlap vertoont met de andere categorieën). Een aantal grote spelers in het veld zijn: Philips GmbH (Aken), Ericsson Eurolab Deutschland GmbH (Herzogenrath), FORD (Genk), DSM (Geleen), SABIC (Geleen), Nedcar (Born), Arcelor Mittal (Luik), Tessenderlo Chemie (Tessenderlo), Ugine & ALZ Belgium NV (Genk). Een andere grote industriële sector is de bouwsector, die 6,6% van de totale werkgelegenheid in de Euregio voor haar rekening neemt. In deze sector is met name de beschikbaarheid van goed geschoold personeel een punt van aandacht, zeker ook in verband met de noodzaak tot heroriëntatie op (arbeidsintensieve) renovatie en vernieuwbouw.19 Het Cedubo (Centrum Duurzaam Bouwen) te Heusden-Zolder (B) is een belangrijk expertisecentrum op dit gebied. In met name de Duitstalige Gemeenschap en de Eifel is de houtsector een sector van betekenis. Ook van belang is de ruimtevaartindustrie, die met name in Luik is gevestigd. Belangrijke actoren zijn onder meer het Centre Spatial de Liège en Techspace Aéro. Dat de sector door Wallonië als innovatiecluster is erkend, vormt een extra troef. Ook in het algemeen is de positie van de industriële sector een punt van aandacht. De industriële werkgelegenheid zal in de toekomst verder afnemen. Het inkrimpen van de productie bij een grote Euregionale speler als Nedcar heeft tot gevolg dat ongeveer 1000 werknemers in de nabije toekomst hun baan zullen verliezen. Voor Nederlands-Limburg wordt bijvoorbeeld verwacht dat de industriële werkgelegenheid tot 2020 met 8.500 tot 17.000 arbeidsplaatsen zal afnemen.20 Het totale negatieve effect (inclusief gerelateerde dienstensector en logistiek) zal het dubbele zijn. Andere niet te verwaarlozen voedingsmiddelenindustrie.
sectoren
zijn
de
papierindustrie
en
de
Life Sciences Een cluster in opkomst wordt gevormd door de zogenaamde ‘life sciences’ (medische technologie en biotechnologie). Deze sector heeft bovendien een sterke grensoverschrijdende dimensie. In de Euregio Maas-Rijn kent het life-science cluster ongeveer 300 bedrijven, waaronder belangrijke internationale spelers als Medtronic, Boston Scientific, Eurogentec en Dyax. Het belang van de sector en de betekenis voor de Euregionale ontwikkeling blijkt daarnaast uit de aanwezigheid van 30 technologiecentra (incubators, innovatiecentra of wetenschapsparken) en 130 particuliere en publieke onderzoekscentra. Ministerie van LNV, 2006 Provincie Limburg, Directie Economische Zaken en Internationale Samenwerking, 2006 20 BCI, 2005 18 19
20
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III
Een ontwikkeling in de medische sector die een omvangrijke betekenis voor andere sectoren kan hebben, is de komst van bedrijven als CyGenics Life Sciences NV, een belangrijke pionier in het ‘top medisch toerisme’21. Er zijn in de Euregio ook andere projecten die dit soort toerisme bevorderen, zoals het Château des Thermes in Chaudfontaine en Health Valley in Valkenburg. Medisch toerisme biedt spin-off voor tal van sectoren: toerisme, wellness, logstiek en detailhandel. ICT Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) is een ander cluster in opkomst. Voorbeelden van belangrijke ICT-bedrijven zijn Philips en Kinepolis. De regio Aken kent op ICT- gebied meer dan 100 ondernemingen en onderzoeksinstituten die georganiseerd zijn in diverse netwerken, zoals REGINA, en van daaruit ook grensoverschrijdend samenwerken.22 De provincie Luik herbergt EVS, wereldleider in apparatuur voor televisie-livebeelden, alsook het opleidings- en expertisecentrum Technifutur en het “Forum Telecom”. Het gehele spectrum van ICT-ondernemingen is in de Euregio aanwezig: bedrijven gericht op software-ontwikkeling (bijvoorbeeld PIMC, Androme en Cipal in het wetenschapspark in Diepenbeek), systeemontwikkeling/programmering, databanken, enzovoort. Chemie De Euregio kent een relatief omvangrijke chemiesector. In deze sector worden twee richtingen met groeiperspectieven onderscheiden:23 enerzijds de basischemie en productie van halffabrikaten, anderzijds de fijnchemie en hoogtechnologische chemie. Bij deze laatste categorie biedt met name de relatie tussen chemie en gezondheid en ontwikkeling van biomaterialen (lichaamsvreemde materialen voor herstel en ondersteuning van lichaamsfuncties) perspectieven. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met het feit dat de concurrentie op dit gebied in Europa groot is. Automotive De automotive industrie in de Euregio biedt meer dan 60.000 banen. De regio is strategisch gelegen in een gebied waarin, met een straal van ruim 400 kilometer, meer dan tweederde van de Europese autoproductie plaatsvindt. In Genk (Ford) en Born (NedCar/Mitsubishi) zijn twee belangrijke productiebedrijven gevestigd. Daarnaast zijn er grote clusters van toeleveranciers. Logistiek Ook de logistieke sector speelt een rol van betekenis. Bedrijven die hun (Europese) distributiecentra in de regio hebben gevestigd zijn bijvoorbeeld Bertelsmann, Bose, DHL, Hyundai, Ikea, Skechers en TNT. De Euregio beschikt over diverse logistieke knooppunten. Eén van die knooppunten is Luik, dat over een grote binnenhaven – de derde Europese binnenhaven na Duisburg en Parijs– en een luchthaven beschikt. De luchthaven legt zich vooral toe op vrachtvervoer en stond in 2005 internationaal in de top 50 en binnen Europa op de elfde plaats in het luchtvrachtvervoer. De luchthaven is een belangrijke vestigingsfactor voor bedrijven als TNT. De binnenhaven wordt momenteel vooral benut voor overslag van bulkgoederen, maar de containerstromen zullen ook hier in de komende jaren sterk groeien.24 Het knooppunt Sittard-Geleen heeft voornamelijk een functie voor de daar aanwezige chemische en automotive industrie. Binnenvaart en short-sea vervoer vindt plaats via het knooppunt Born. Maastricht Aachen Airport is met name van betekenis voor vrachtvervoer op relatief korte afstanden (Afrika en Rusland). Ook Genk, met een grote binnenhaven aan het Albertkanaal, is belangrijk logistiek knooppunt, evenals Lommel, dat in de toekomst aansluiting krijgt op de IJzeren Dit soort toerisme houdt in dat er specifieke medische behandelingen op topniveau worden aangeboden, plus de daarop aansluitende hotel- en vakantieaccommodaties met permanente medische bewaking op afstand. 22 “Leitbild Regio Aachen 2015”, 2006 23 BCI, 2005 24 BCI, 2005 21
21
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III Rijn. Er zijn verschillende grote distributiecentra gevestigd, en ook de activiteiten van Ford (dat 98% van de productie exporteert25) kennen belangrijke logistieke facetten. De aanwezigheid van gespecialiseerde bedrijven (FOREM Logistics) en samenwerkingsverbanden (bijv.: Pôle Transport in Luik, Logistiek Platform Limburg in Hasselt, European Logistics Center in Nederlands-Limburg) geeft de sector een extra troef in handen. De ‘nieuwe mobiliteit’ (beheersing van goederenstromen en gegevens via satellieten, bijv. de bedrijven ULYCES en ATHOL) vormt een nieuwe uitdaging die kansen biedt voor ontwikkeling. Meer kennis, uitwisseling en samenwerking wordt door het bedrijfsleven als wenselijk gezien: men zal elkaars vervoersnetwerken en -diensten nodig hebben om klanten een efficiënt vervoerssysteem te kunnen aanbieden. De concurrentie op dit gebied is groot. Transport wordt steeds vaker uitbesteed, waarbij het marktaandeel van Oost-Europese vervoerders snel toeneemt.26 Dat de logistieke infrastructuren elkaar aanvullen is van wezenlijk belang, en binnen de Euregio is op dit punt een sterke ontwikkeling te zien. Er zijn ook belangrijke multimodale platformen aanwezig, die nog volop in ontwikkeling zijn. Diensten De dienstensector is een van de sterkste sectoren in de Euregio. De groei van deze sector vindt met name plaats in de belangrijkste steden: Luik, Verviers, Hasselt, Maastricht en Aken. Deze ontwikkeling is typerend voor de gehele Europese economie, en in lijn met de transitie naar een kenniseconomie. Naast de traditionele dienstensector (facilitaire en ondersteunende diensten, zoals schoonmaak en administratie) ontwikkelen zich ook moderne, kennisintensieve vormen van zakelijke dienstverlening, bijvoorbeeld in de sfeer van juridische dienstverlening, accountancy, consultancy, kunstmatige intelligentie, onderhoud en ICT. De designsector is bijvoorbeeld zeer goed vertegenwoordigd en zeer actief in de Euregio, en biedt interessante mogelijkheden voor samenwerking. Dergelijke samenwerking is bijvoorbeeld reeds tot stand gekomen in de vorm van de Design-biennale in Luik, waar designers uit Wallonië en de Euregio hun werk tentoonstellen. Voor de ontwikkeling naar een Euregionale kenniseconomie is een verdere toename van de hoogwaardige zakelijke diensten noodzakelijk. Daarbij moeten de relatief kleine steden in de Euregio overigens concurreren met de veel grotere stedelijke concentraties (Vlaamse Ruit, Ruhrgebied, Frankfurt, Randstad). Voor de onderkant van de arbeidsmarkt is vooral de ontwikkeling in de traditionele vormen van de commerciële diensten van belang; gelet op het relatieve aandeel van lager opgeleiden in de Euregio mag dit niet worden verwaarloosd. Toerisme en recreatie Toerisme is van groot belang voor de Euregio. De Euregio ontving in 2004 ruim vier miljoen bezoekers: 1.7 miljoen in België, 1.5 miljoen in Nederland en ruim 900.000 in Duitsland.27 Het aantal bezoekers vertoonde de afgelopen jaren een lichte toename (sinds 2002 een stijging met 2%). Daarbij bestaan binnen de Euregio wel grote verschillen: in het Duitse deel van de Euregio is het aantal bezoekers toegenomen met 7%, in Nederland is het aantal bezoekers stabiel gebleven. 80% van de bezoekers in het Nederlandse en Duitse deel van de Euregio komt uit eigen land, in Vlaanderen en Wallonië ligt de verhouding anders: 47% van de bezoekers komt uit het buitenland. Hieraan draagt vooral het arrondissement Luik bij. De Euregio, inclusief Bitburg-Prüm en Daun, telt meer dan 45.000 hotelbedden, verdeeld over ruim 1100 hotels.28 De meeste hotels zijn te vinden in Zuid-Limburg (311), het arrondissement Verviers (153) en Bitburg-Prüm (140). Daarnaast zijn er ruim 240 campings, waarvan er eveneens relatief veel zijn te vinden in Zuid-Limburg (69), Verviers (50) en Bitburg-Prüm (29), en diverse bungalowparken. www.evd.nl BCI, 2005 27 EIS, 2005 28 Eurostat, 2006 (cijfers 2004) 25 26
22
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III
Het totaal aantal overnachtingen in de Euregio bedroeg in 2004 12.024.982, een beperkte afname ten opzichte van 2002, toen het aantal overnachtingen nog 12.242.771 bedroeg. Deze afname geldt niet voor Belgisch-Limburg, hier werd het aantal overnachtingen geconsolideerd.29 De meeste overnachtingen vinden plaats in Nederlands Zuid-Limburg (32%) en het arrondissement Maaseik (23% van het totaal). Het aandeel van het Duitse deel van de Euregio in het aantal overnachtingen is relatief gering: 19%, waarvan 6% in de stad Aken. De gemiddelde verblijfsduur van bezoekers in de Euregio bedraagt 2,9 dagen. In het Arondissement Maaseik blijven de bezoekers het langst: 4,3 dagen. Ter vergelijking: in Zuid-Limburg blijven bezoekers gemiddeld 2,6 dagen, in de stad Aken 2,2. De gemiddelde verblijfsduur in de Euregio komt ongeveer overeen met de gemiddelde verblijfsduur in Duitsland en België als geheel, alleen in Nederland is de gemiddelde verblijfsduur wat langer (3,2 dagen). De Euregio kent een aantal grote toeristische trekpleisters. De combinatie van cultuurtoerisme, landschap en natuurschoon trekken veel bezoekers aan. Het dagtoerisme en het wandel- en fietstoerisme spelen een belangrijke rol. De Euregionale marketing moet zich richten op zowel dagtoeristen als verblijfstoeristen. Beide doelgroepen zijn van groot belang voor de Euregionale economie. Ter illustratie: een dagtoerist in de Eifel geeft gemiddeld € 19,95 uit. Bij een langer verblijf komen hier de overnachtingskosten bij. In 2005 bedroeg het totale aantal bezoekers in de hele Euregio (inclusief de Kreise Bitburg-Prüm en Daun) 4.970.439.30 In het gebied liggen de Ardennen en verschillende natuurparken en nationale parken, zoals het natuurpark Hoge Venen-Eifel, het natuurpark Noord-Eifel, het natuurpark ZuidEifel, het Nationaal Park Eifel en het Nationaal Park Hoge Kempen en het Nationaal Landschap Heuvelland als onderdeel van het grensoverschrijdende Drielandenpark. De bekendste ‘attractie’ is de Dom in Aken, die ongeveer een miljoen bezoekers per jaar trekt. Ook de dierentuin in die stad is een grote trekker, met 260.000 bezoekers in 2005. Een nieuwe grote publiekstrekker is het GAIA-park in Kerkrade, een thematisch dierenpark met een belangrijke educatieve functie. Dit park is in 2005 geopend en is in dat jaar door 300.000 mensen bezocht. Ook wellness-voorzieningen zijn belangrijk voor de Euregio. Deze trokken in Aken in 2005 bijna 390.000 bezoekers (de Carolus Thermen), in Zuid-Limburg 370.000, in Spa (Les Thermes de Spa) 120.000, en in Valkenburg (Thermae 2000) 200.000. Het aantal bezoekers van deze voorzieningen vertoont wel een dalende trend. Grote trekkers in Belgisch-Limburg (ieder meer dan 100.000 bezoekers per jaar) zijn Domein Bokrijk (openluchtmuseum, speeltuin en adventure park) en Kasteelcomplex Alden Biesen (Bilzen). Voor de provincie Luik is dit met name Plopsa Coo (eveneens meer dan 200.000 bezoekers per jaar). In Belgisch-Limburg is een (grensoverschrijdend) fietsroutenetwerk ontwikkeld, dat de afgelopen jaren aanzienlijk is uitgebreid. Het initiatief heeft in vele regio’s navolging gekregen. ‘Slechtweervoorzieningen’ zijn er in de Euregio relatief weinig. Voorbeelden zijn de ski-hallen in Peer en Landgraaf, het toeristische aanbod rond de leisteengroeven (Schieferstollen) in Recht en het toeristische mijnbouwcentrum Bleialf (Rheinland-Pfalz). Een nieuwe attractie in deze categorie is Plopsa Indoor in Hasselt (geopend in 2006). Er zijn diverse toeristische samenwerkingsprojecten tot stand gekomen, die een aanknopingspunt bieden voor een gezamenlijke, daadwerkelijk Euregionale marketing. De oprichting van een Europees Economisch Samenwerkingsverband (EESV), genaamd ‘Marketing Ardennes-Eifel’, heeft een gecoördineerde toeristische marketing mogelijk gemaakt voor het gebied Ardennen-Eifel, bestaande uit de Duitse Kreis Eifel, de regio Ardennen van de provincie Luik en de provincie Luxemburg. Deze marketing concentreert zich vooral op het watertoerisme, actief toerisme (wandelroutes) en cultuur- en 29
Provincie Limburg (België), Directie Economische Zaken en Internationale Samenwerking, 2006
30 Bron: EIS en Statistisches Bundesamt
23
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III evenemententoerisme. Het project ‘Châteaux de la Meuse’ promoot het Euregionale toerisme in de provincies Luik, Belgisch-Limburg en Nederlands-Limburg door middel van ontdekkingstochten langs kastelen binnen een strook van ongeveer 25 km aan weerszijden van de Maas. Het gaat om 23 kastelen in de provincie Luik, 10 in BelgischLimburg en 20 in Nederlands-Limburg. Daarnaast is de Belgisch-Nederlandse toeristische bewegwijzering in het Geuldal nog vermeldenswaardig. Voorlichting over de toeristenmarkt binnen en buiten de grenzen van de Euregio MaasRijn en een gezamenlijke marketing moeten een flinke groei van het aantal bezoekers mogelijk maken. Het gezondheids- en ontspanningstoerisme biedt eveneens goede grensoverschrijdende mogelijkheden in verband met de culturele en natuurlijke diversiteit van de Euregio Maas-Rijn. Watertoerisme is een vorm van groen toerisme. Via de INTERREG IIIA-projecten ‘Wasserland Eifel-Ardennen’ en ‘Wassererlebnis’ is aanzienlijke verbetering geboekt met een onderlinge afstemming van het toeristische aanbod en een gezamenlijke marketing. Op het gebied van ecologisch en cultuurhistorisch toerisme is er het project ‘Industrielle Folgelandschaft’, dat de diversiteit van de regio tot uitdrukking brengt en tegelijkertijd het industriële en natuurlijke erfgoed onder de aandacht van toeristen brengt. De basis hiervoor zijn de mijngebieden die zich uitstrekken van Beringen tot Düren. Het aantrekken van doelgroepen met specifieke behoeften, zoals gehandicapten (‘barrièrevrij’ toerisme) 50-plussers en jongeren, is eveneens een grensoverschrijdende uitdaging die kan worden opgepakt. Een aandachtspunt dat wordt geconstateerd is de geringe beschikbaarheid van toeristische data en benchmarkgegevens op Euregionaal niveau.31 Om in Euregionaal verband het toeristisch aanbod te verbeteren, is beschikbaarheid van dit soort data essentieel. Ook genoemd wordt het belang van het uitnutten van de toeristische sterktes van de Euregio als geheel. Het is belangrijk bestemmingen in de Euregio te promoten als toeristische trekpleisters zodat toeristen langer in het gebied blijven. Partners geven aan dat euregionaal opereren op dit vlak meerwaarde oplevert boven kleinere projecten in de deelregio’s. Koopstromen Uit Euregionaal koopstromenonderzoek blijkt dat grensoverschrijdende inkopen en uitstapjes behoorlijk toenemen. Daarbij wordt door Belgische en Duitse inwoners van de Euregio aanzienlijk meer uitgegeven dan omgekeerd. Belgen besteden gemiddeld per consument 275 euro in de provincie Limburg (NL) en Duitsers 235 euro, terwijl Limburgers (NL) in elk van de buurlanden gemiddeld maar 100 euro per jaar uitgeven. Belgische inwoners van de Euregio besteden gemiddeld 125 euro per jaar in Duitsland. Grensoverschrijdend winkelen kan een belangrijke stimulans zijn voor integratie: het is voor veel burgers de enige kennismaking met de buitenlandse buurregio’s. Midden- en kleinbedrijf (MKB)32 Het Midden- en Kleinbedrijf (MKB, of KMO – Kleine en Middelgrote Ondernemingen) omvat bijna 90% van alle ondernemingen in de Euregio Maas-Rijn, en speelt dan ook een belangrijke rol als grootste werkgever. Onderstaande tabel geeft per regio het aandeel bedrijven naar bedrijfsgrootte weer. Daartoe is een driedeling gemaakt in bedrijven tot 10 werknemers, bedrijven tussen de 10 en de 100 werknemers en bedrijven met 100 werknemers of meer.
Provincie Limburg (België), Directie Economische Zaken en Internationale Samenwerking, 2006 Een andere gangbare afkorting voor deze categorie bedrijven is KMO (Kleine en Middelgrote Ondernemingen)
31 32
24
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III
Tabel 1.15 Aandeel bedrijven naar grootte 2003 Aantal werknemers < 10 10-99 100 > Zuid-Limburg (NL) 88,2% 10,6% 1,2% Regio Aken (D) 90,3% 8,8% 0,9% Provincie Luik (B) 81,4% 16,6% 2,0% Provincie Limburg (B), incl. DG 81,5% 16,5% 2,0% Duitstalige gemeenschap (B) 82,6% 15,7% 1,7% Bron: EIS 2006 – RSZ 2006 (deel provincie Luik, situatie op 31-12-2003)
Bovenstaande cijfers duiden op een aanzienlijk aandeel midden- en kleinbedrijf in de verschillende deelgebieden. Meer dan 80% van de bedrijven heeft minder dan tien mensen in dienst. De regio Aken en Zuid-Limburg voeren hierbij de lijst aan. MKBondernemingen zijn dus enorm belangrijk voor de economische ontwikkeling in de Euregio. Het MKB/KMO is divers, omvat verschillende sectoren en is van belang voor het scheppen en in stand houden van werkgelegenheid. Echter, het MKB bestaat uit veel kleine partijen die vaak geïsoleerd opereren. Innovatie en kennisoverdracht maken nog te weinig onderdeel uit van een doelgerichte ondernemersstrategie. Ook de voordelen van het netwerken worden te weinig benut. Er zijn diverse projecten opgezet om de MKB-partijen ‘samen’ sterker te maken. Samen kunnen kleine bedrijven beter inspelen op de markt (schaalvoordelen). De samenwerking tussen het MKB en technologische onderzoekscentra moet worden versterkt. Een voorbeeld is het INTERREG III-project ‘Strategisch Innoveren in de Euregio MaasRijn’, dat zich richt op het versterken van het strategisch innovatievermogen van het MKB. In dit project wordt samengewerkt tussen MERIT (Nederlands-Limburg), LUC (Belgisch-Limburg), AGIT (Aken) en SPI+ (Luik). Het project richt zich speciaal op de sectoren life sciences, automotive en ICT en loopt van 2004 tot 2007. Starters Tabel 1.17 Aantal oprichtingen en opheffingen 2003 Oprichting Zuid Limburg (NL) Regio Aken (D) Bitburg-Prüm en Daun (D) Provincie Limburg (B)33 Provincie Luik (B) Duitstalige Gemeenschap Programmagebied totaal
3.097 11.932 1.111 4017 4.564 298 21.002
Bedrijven Opheffing 1.904 9.971 802 3515 4.055 343 17.075
Totaal 28.363 50.008 Nb. Nb. 59.155 5.963 Nb.
Oprichting / Totaal 10,9% 23,9% 7,7% 5% -
Bron: EIS 2006
Uit bovenstaande tabel blijkt dat er een sterke toename is van het aantal opgerichte bedrijven in de Euregio. Bovenstaande tabel spreekt voor elk deelgebied van de Euregio van een netto toename. Deze ontwikkeling is positief te noemen. Overigens blijkt uit andere cijfers van de Provincie Luik dat er in die provincie juist een relatief lange periode achter de rug is waarin het aantal opheffingen boven het aantal oprichtingen lag, een ontwikkeling die pas vanaf 2004 ten positieve is omgeslagen.
33
cijfers uit 2002.
25
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III Een project dat starters ondersteunt bij het opstarten van een bedrijf is bijvoorbeeld euBan. Dit project heeft tot doel durf- en groeikapitaal aan te trekken. In het netwerk zijn vertegenwoordigd de Regio Aken (AGIT), Belgisch-Limburg (BAN Vlaanderen), Nederlands-Limburg (Industriebank LIOF), Regio Luik (Socran) en de Duitstalige gemeenschap van België (WFG Ostbelgien).34 Werklocaties Onderstaande tabel geeft per regio de oppervlakte aan bedrijventerrein weer. Tabel 1.18 Werklocaties 2005 Zuid-Limburg (NL) Regio Aken (D Bitburg-Prum en Daun (D) Provincie Limburg (B) Provincie Luik35 (B), incl. DG Duitstalige Gemeenschap36 (B) Programmagebied
Bedrijventerrein (ha) Bruto oppervlakte Uitgeefbaar Terstond uitgeefbaar 3.025 322 173 6.032 1.351 552 903 316 145 9.858 2.043 556 2.775 433 Nb. 345 61 Nb. 22.427
4.459
1.42637
Bron: EIS 2006
Om de concurrentiekracht van een gebied te versterken is het noodzakelijk dat er in kwantitatieve en kwalitatieve zin voldoende werklocaties voorhanden zijn. Op basis van bovenstaande cijfers kunnen we concluderen dat er, op enkele uitzonderingen na, kwantitatief voldoende werklocaties beschikbaar zijn. Kwaliteit en duurzaamheid van bedrijventerreinen wordt een steeds belangrijker onderdeel van het vestigingsklimaat. Er wordt meer werk gemaakt van revitalisering – via de sanering en modernisering van verlaten bedrijventerreinen (bijv. in de provincie Luik moet nog 1800 ha worden gesaneerd) – en terreinmanagement. Een voorbeeld is Bedrijventerreinmanagement Parkstad Limburg (BTM). Interesse vanuit de provincie Limburg (B) is aanwezig, onderzocht wordt of het concept haalbaar is. De ontwikkeling van hoogwaardige bedrijventerreinen sluit hier op aan. Een bijzondere ontwikkeling is het grensoverschrijdende bedrijventerrein, genaamd Avantis European Science and Businesspark (2001). Het terrein is gelegen tussen Heerlen en Aken. Met een dergelijke locatie zou de grens geen obstakel meer zijn en moet een synergetische werking ontstaan. Het verwachte succes bleef echter uit. Op dit moment zijn er enkele bedrijven gevestigd en staan enkele kantoorpanden (deels) leeg. Het naastgelegen terrein Trilandis is een vergelijkbaar concept gericht op de industrie-, transport- en distributiesector en kent een vergelijkbaar verloop. Hier is echter wel Medtronic gevestigd. Overigens zijn de wetenschapsparken in de Euregio een groot succes.
www.euban.net Bron: SPI+ 36 Cijfers 2004 37 Totaal exclusief provincie Luik en Duitstalige Gemeenschap. 34 35
26
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III
Uitdagingen Euregio voor de komende jaren • Ontwikkeling van Euregionale economische clusters • Vergroting van innovatiekracht MKB • Aanpak van afname industriële werkgelegenheid • Promotie van bestemmingen in de Euregio als toeristische trekpleisters (ontwikkeling van gezamenlijk aanbod en marketing) • Verbreding van economische basis platteland • Verbetering van vestigingslocaties • Ondersteuning van starters
1.5
Kennisinfrastructuur, onderwijs en innovatie
De Europese Commissie hecht groot belang aan de afspraken die in Lissabon en Gothenburg zijn gemaakt. Ontwikkeling van de kenniseconomie is hierin een element. Bevordering van innovatie, verbetering van onderwijs en ontwikkeling van de kennisinfrastructuur dragen hieraan bij. De totstandkoming van een kennismaatschappij vereist investeringen in onderwijs en levenslang leren. Kennisinfrastructuur Onderzoek en ontwikkeling zijn van essentieel belang voor de Euregio. Een sterke innovatiekracht kan de concurrentiepositie van het gebied versterken. De Euregio MaasRijn heeft al een goede basis, met een uitgebreid netwerk van onderzoeks- en opleidingsinstituten. De Euregio heeft met vijf universiteiten en vele onderzoekscentra een krachtig potentieel voor de ontwikkeling van kenniseconomie en kennissamenleving. De Euregio kent vijf universiteiten: de universiteit van Luik (17.000 studenten38), Universiteit Hasselt (bijna 4.000 studenten39), de Rheinisch-Westfälische Technische Hochschule (RWTH) Aachen (28.500 studenten), de Open Universiteit Nederland (21.000 studenten) en de Universiteit Maastricht (11.600 studenten).40 De Universiteiten van Maastricht en Hasselt werken samen in de Transnationale Universiteit Limburg (tUL). De 19 hogescholen in de Euregio Maas-Rijn (57.266 studenten) spelen eveneens een belangrijke rol. Bovendien zijn er tal van onderzoekscentra en instellingen die zich richten op samenwerking tussen bedrijfsleven en universiteiten of op de toepassing van wetenschappelijk onderzoek. De betekenis hiervan blijkt uit de vele actieve spin-offs in de Euregio. In 2006 heeft het Waals Gewest 5 innovatieclusters gevormd (life sciences, agro41 industrie, vervoer-logistiek, mechanische techniek en lucht- en ruimtevaart) , waardoor ook de Euregionale concurrentiekracht in deze sectoren zal toenemen. In de loop van vier jaar wordt een totaalbedrag van 280 miljoen euro toegekend aan samenwerkingsverbanden tussen bedrijven, onderzoekscentra en opleidingsinstellingen. Er zijn reeds 20 concrete projecten in ontwikkeling. Life Science M.b.t. life sciences bestaan er in de Euregio diverse vormen van samenwerking tussen de academische ziekenhuizen en universiteiten. De academische ziekenhuizen van Maastricht en Aken hebben bijvoorbeeld in 2004 een strategische alliantie gesloten en Bron: Universiteit van Luik Bron: provincie Luik 40 Euregio Chambers of Commerce, 2005 38 39 41
Bron: http://gov.wallonie.be
27
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III werken intensief samen op o.a. het gebied van vaatchirurgie. Verder zijn er op het gebied in de Euregio vele vooraanstaande onderzoekinstituten gevestigd. Enkele voorbeelden: het IME (het Fraunhofer Instituut voor Moleculaire Biotechnologie en toegepaste ecologie, GIGA (Interdisciplinair instituut voor proteo-genomics) in Luik, het Helmholtz-Instituut voor biomedische technologie in Aken, Biomed en IMO in Hasselt, de Health Science Campus Randwijck in Maastricht en Chemelot Park in Sittard-Geleen. In vrijwel alle belangrijke sectoren wordt getracht om kennisuitwisseling binnen de Euregio verder te stimuleren. Om kennisuitwisseling op het gebied van Life Sciences verder te stimuleren is er bijvoorbeeld het platform Life Sciences, dat netwerkvorming en kennisuitwisseling stimuleert met Aken en Luik, de ontwikkelingsmaatschappijen en universiteiten (vanuit het INTERREG III-project Heartbeat of Lifesciences), of via het INTERREG III-project TRANSCEND inzake technologieoverdracht. Daarnaast zijn er innovatieve projecten op het gebied van biomaterialen en op het gebied van de koppeling tussen life sciences en ICT (picotechnologie, meetinstrumenten). Automotive Ook op het gebied van onderzoek en ontwikkeling m.b.t. automotive heeft de Euregio een vooraanstaande positie: de Universiteit van Aken heeft 17 hieraan gelieerde onderzoeksgroepen, bij Luik is de Francorchamps Car Campus gevestigd, en daarnaast zijn er talloze onderzoeksinstituten en testfaciliteiten (bijvoorbeeld Bosal Research, FEV Motorentechnik Flanders, de R&D-hoofdvestiging van Ford, Nitto Denko). De Euregio kent een aantal gespecialiseerde ondersteunende instanties voor deze sector, waaronder het vooraanstaande innovatieplatform Flanders’DRIVE. Flanders’DRIVE bestaat uit een kennisnetwerk en een engineering centrum. Dit centrum, in Lommel, biedt faciliteiten voor de ontwikkeling en het testen van voertuigen en componenten, met een grote oppervlakte aan testtrajecten. Andere belangrijke partijen in deze sector zijn de Cluster Automobilité de Wallonie in Luik en Car e.V. in Aken. Het INTERREG III-project AutomotiveNET, waarin deze Euregionale actoren samenwerken met LIOF, AGIT en POM Limburg, heeft als doel om een grensoverschrijdend netwerk op te zetten voor de automotive-industrie, met name via de ontwikkeling en uitvoering van technologische innovatieprojecten. De Campus Automobile Spa-Francorchamps, een geavanceerd opleidingscentrum, is nog een voorbeeld van samenwerking, in dit geval tussen de universiteiten van Aken en Luik, Forem, Educam, Flanders' Drive en Allanta. Chemie Binnen het chemie-cluster vinden de meeste onderzoeksactiviteiten plaats in het bedrijfsleven. Hierbij gaat het met name om de ontwikkeling van geavanceerde materialen voor industrie, de farmaceutische en petrochemische industrie en de voedings- en veevoederindustrie. Voorbeelden zijn DSM en SABIC (wetenschapspark Chemelot). Overige sectoren Naast de onderzoeksinstituten in deze sectoren zijn er nog talrijke andere onderzoeksinstituten, bijvoorbeeld op het gebied van (internationale) economie, informatietechnologie en beleidsonderzoek. Op het gebied van duurzame ontwikkeling wordt het RCE Rhine-Meuse een belangrijke speler. Dit Regional Centre of Expertise voor de Euregio is opgericht in 2004. Het RCE treedt op als kennismakelaar en heeft tot doel kennis te genereren op het gebied van duurzame ontwikkeling. Het is een samenwerkingsverband van bedrijven en (kennis)instellingen in de Euregio Maas-Rijn en heeft in 2004 een kwaliteitserkenning van de United Nations University gekregen. In de sector mechanische techniek – voor Luik een echte innovatiecluster met staalindustrie, microtechnologie en mechatronica – bestaan er tal van onderzoekscentra (CRM, Arcelor Research Liège (RDCS), CRIF, CEWAC, de universiteit, Pôle Métal, enz.), die interessante ontwikkelingen laten zien op het gebied van nieuwe oppervlaktetechnieken en nieuwe materialen.
28
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III Er is ook sprake van interessante ontwikkelingen met betrekking tot nieuwe energie: Nordrhein-Westfalen investeert sterk in de totstandkoming van nieuwe producten. Ook landelijke gebieden hebben belangstelling voor deze ontwikkelingen en voor de samenwerkingsverbanden die eruit kunnen voortvloeien. Innovatie De Euregio maakt deel uit van een toptechnologische regio (innovatiecluster) bestaande uit Eindhoven, Leuven, Hasselt, Luik, Maastricht en Aken. Elk van de deelregio’s beschikt over een universiteit en over specifieke kennis, waarbij sprake is van een grote mate van complementariteit. De vele mogelijkheden voor technologische ontwikkeling en samenwerking die hier liggen, moeten worden bevorderd. Het is niet eenvoudig om de innovatiekracht van een regio uit te drukken in getallen. Om een beeld te krijgen kijken we naar inputindicatoren, die de investeringen aan het begin van een innovatieproces meten (R&D-uitgaven) en indicatoren m.b.t. de ‘tussenresultaten’: het aantal ingediende octrooiaanvragen. R&D-uitgaven Data met betrekking tot R&D-uitgaven zijn niet op Euregionaal niveau beschikbaar. Kijken we naar de landen als geheel, dan zien we dat in Duitsland relatief het grootste percentage van het Bruto Nationaal Product aan R&D wordt uitgegeven. Dit geldt voor zowel publieke als private investeringen. Tabel 1.19 Investeringen 2003
EU25 Duitsland Nederland België
Publieke R&D investeringen (% van BRP) 0,69 0,77 0,75 0,56
Private R&D investeringen (% van BRP) 1,26 1,75 1,01 1,33
Bron: Innovation Scoreboard 2005
Met betrekking tot innovatie in het MKB kan op basis van gegevens uit 2000 gesteld worden dat het MKB in Duitsland relatief het meest innovatief is: 46% van het Duitse MKB ontwikkelt in huis innovatie-activiteiten, tegen 38% in Nederland en 34% in België. In Duitsland wordt bovendien door het bedrijfsleven relatief het grootste deel van de omzet aan R&D besteed: 2,72% tegen 2,65% in België en 1,56% in Nederland (innovation scoreboard 2005, cijfers 2000). Patenten Gemiddeld werden in de Euregio in 2004 25,7 patenten per 100.000 inwoners ingediend. Achter dit gemiddelde schuilen grote regionale verschillen. De stad Aken is een grote uitschieter, met 149 patenten per 100.000 inwoners. In België ligt het aantal patenten per 100.000 inwoners het laagst: minder dan 20 patenten, in de districten Maaseik en Tongeren zelfs minder dan 10. Zuid-Limburg blijft met 22 patenten achter bij het gemiddelde van de Euregio. Ter vergelijking: in 2002 bedroeg het aantal patenten per 100.000 inwoners in Nederland als geheel 15, in het Verenigd Koninkrijk 17,6 en 37 in Denemarken.42 Open innovatie als speerpunt Open innovatie, waarin (grote) bedrijven en onderzoeksinstituten aanwezige R&D kennis ook beschikbaar stellen voor product- en procesinnovaties door derden, vormt in de regio een belangrijk aandachtspunt. Niet alleen gespecialiseerde organisaties maar ook ontwikkelingsmaatschappijen als LIOF, SPI+, AGIT GOM/VLAO kennen allerlei stimuleringsprogramma’s. De RWTH in Aken is al jaren zeer succesvol in technologieoverdracht en –ondersteuning van bedrijven in de omgeving van Aken. Een 42
Limburg in Cijfers, 2005; BCI, 2005; Twente index, 2005
29
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III ander succesvol voorbeeld is de Kenniswinkel van DSM. Via deze winkel wordt de kennisoverdracht van een groot researchbedrijf naar het MKB versterkt. Hierdoor worden samenwerkingsrelaties aangegaan, komen nieuwe startende bedrijven tot stand en wordt een aantrekkelijk vestigingsklimaat gecreëerd. Het ligt in de bedoeling dit project uit te breiden tot andere kennisinstellingen in bijvoorbeeld Aken/Jülich, Heerlen, Luik, Maastricht en Hasselt. Het Waals Gewest is momenteel in het kader van zijn ‘Prioritaire acties voor de toekomst van Wallonië’ niet alleen bezig met de eerder genoemde innovatieclusters, maar ook met het uitzetten van een strategische koers om onderzoek en innovatie in samenwerking met het bedrijfsleven te stimuleren. Daarbij is sprake van allerlei concrete acties om fundamenteel onderzoek te financieren, bewustwordingsprogramma’s te intensiveren, het beleid ten aanzien van spin-off en spinout te versterken, enz. Uitdagingen Euregio voor de komende jaren • Verder benutting netwerk onderzoeks- en opleidingsinstituten • Open innovatie bevorderen • Versterken kennisclusters Scholing en bijscholing Verbetering van de opleidingskwaliteit is een voorwaarde om de werkgelegenheid, de concurrentiepositie van de regio, de culturele identiteit en gelijke maatschappelijke kansen op de lange termijn te kunnen waarborgen. In het kader van de Europese strategie voor duurzame ontwikkeling (Göteborg) moeten het algemeen onderwijs en het beroepsonderwijs bijdragen tot de totstandkoming van de kennismaatschappij. Dit is een voorwaarde voor samenwerking en welzijn. Scholing vergroot de kansen op werk en vergemakkelijkt de toegang tot de arbeidsmarkt. Daarom is scholing essentieel om de concurrentiepositie van de EMR te kunnen verbeteren. Investeringen in onderwijs en scholing vormen een belangrijke maatregel in het kader van de Lissabonstrategie. Uitdagingen Euregio voor de komende jaren - Intensief gebruik van netwerken van onderzoeks- en opleidingsinstituten - Bevordering van innovatie - Vorming van een kenniscluster - Oprichting van internationaal gerichte technologiecentra - Opheffing van verschillen tussen stelsels voor de erkenning van diploma’s - Bevordering van levenslang leren - Gezamenlijke ontwikkeling en afstemming van opleidingen - Synergetisch gebruik van voorzieningen van bijscholingsinstituten (werkplaatsen, laboratoria, bibliotheken, archieven, enz.)
1.6
Sociale integratie en sociale samenhang
Versterking van de sociale en territoriale samenhang is een van de hoofdprioriteiten van de structuurfondsen. Maatschappelijke integratie, de demografische ontwikkelingen en de migratieproblematiek zijn belangrijke thema’s voor een duurzame samenleving. De gevolgen van werkloosheid, vergrijzing en ontgroening vormen grote uitdagingen in de diverse regio’s van de EMR. Levenskwaliteit en goede voorzieningen zijn erg belangrijk, niet alleen voor de inwoners van de Euregio, maar ook om arbeidskrachten en bedrijven aan te trekken.
30
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III
Grensoverschrijdende gezondheidszorg Goede gezondheidszorg is een essentiële voorwaarde voor het bevorderen van gelijke kansen en maatschappelijke integratie. Ervaringen met projecten uit het verleden en het huidige overleg over de organisatie van de hulpdiensten in de grensgemeenten laten zien dat de gezondheidszorgproblematiek een uitermate belangrijke rol speelt en dat goede gezondheidszorg een aanzienlijke meerwaarde betekent voor de burger in de EMR en in de Europese Unie. Zowel vanwege de demografische ontwikkelingen als vanwege de technologische ontwikkelingen in de gezondheidszorg en de structurele kosten die daarmee samenhangen, is een sterke, structurele, grensoverschrijdende samenwerking noodzakelijk. Voorzieningen op het gebied van gezondheidszorg zijn in de Euregio Maas-Rijn in ruime mate aanwezig. Het gebied kent bijvoorbeeld 84 ziekenhuizen: 27 in Duitsland, 6 in Nederland en 51 in België. In totaal zijn er ruim 8.400 ziekenhuisbedden. Drie van deze ziekenhuizen zijn academisch. De Euregio beschikt over zeventig ambulancediensten. Grensoverschrijdende samenwerking is soms letterlijk van levensbelang. Hulp uit het aangrenzende buurland kan in veel gevallen sneller aanwezig zijn dan bijstand uit het eigen land. Samenwerking wordt echter bemoeilijkt doordat de nationale gezondheidszorgen hulpverleningssystemen sterk verschillen. Nederlandse ambulancehulpverleners hebben bijvoorbeeld meer bevoegdheden dan die uit Duitsland, terwijl Duitsland Noodartsen kent. Inmiddels zijn er belangrijke stappen gemaakt op het gebied van samenwerking. De verzorgingsgebieden van ambulancediensten beperken zich niet meer tot de landsgrenzen. De gemeente Riemst in België wordt bijvoorbeeld bediend door de GGD Zuid Limburg, en Vaals (Nederland) regelmatig door Aken (Duitsland). Het aanvragen van buitenlandse assistentie, loodsposten langs de grens en contacten tussen de meldkamers zijn vastgelegd via het Eumed-programma. Ook de gewondenspreiding bij rampen of grootschalige incidenten is hierin vastgesteld, om de Euregionale ziekenhuiscapaciteit zo efficiënt mogelijk te benutten. Het project EMR-IC heeft ervoor gezorgd dat de meldkamers via intranet en een internetplatform gekoppeld zijn en informatie uitwisselen. Er zijn standaardformulieren beschikbaar in de drie talen en informatie over het aanbod van verzorgingsmiddelen die in de verschillende landen worden gebruikt. Ook in de niet-spoedeisende maar gerichte medische zorg zijn goede grensoverschrijdende uitwisselingsmogelijkheden gewenst. Voor consumenten is het prettig om van gezondheidszorgvoorzieningen gebruik te maken die zo dicht mogelijk bij de eigen woonplaats liggen. De sterk verschillende regelgeving en vergoedingssystemen vormen hiervoor echter nog steeds een grote belemmering. De nieuwe Zorgwet die sinds begin 2006 in Nederland van kracht is heeft bijvoorbeeld nieuwe onduidelijkheden met zich meegebracht. Geleidelijk vinden er wel verbeteringen plaats. Zo hebben een Duitse en een Nederlandse verzekeraar onlangs gezamenlijk een internationale zorgpas ontwikkeld, waarmee hun verzekerden zonder toestemming vooraf, specialistische hulp in de 3 deelregio’s kunnen inroepen. Hoewel zorgvoorzieningen in ruime mate aanwezig zijn, laat de spreiding binnen de deelregio’s op punten enigszins te wensen over, waardoor er – ook buiten noodsituaties op sommige plaatsen sprake is van tekorten, en op andere punten van overcapaciteit, bijvoorbeeld in de psychiatrische zorg, in respectievelijk de Duitstalige Gemeenschap en de regio Aken.43 Openbare veiligheid Hoewel er nog altijd bepaalde praktische problemen bestaan op het gebied van de openbare veiligheid, behoort grensoverschrijdende samenwerking inmiddels tot de normale gang van zaken, ook in geval van rampen in een aangrenzende regio. De 43
Bron: interview Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap
31
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III harmonisatieproblemen hangen vooral samen met het feit dat deze zaken niet vallen onder de bevoegdheid van de autoriteiten die bij de EMR zijn aangesloten, ook al zijn de gouverneurs van de verschillende partnerregio’s de verantwoordelijken op dit terrein. Meestal speelt de nationale wetgeving een rol. Maatschappelijke integratie Sociale samenhang is een essentiële pijler van de Lissabonstrategie. Groei en toenemende werkgelegenheid moeten alle burgers ten goede komen. Door betere maatschappelijke integratie moet iedereen de uitdagingen van de huidige maatschappij het hoofd kunnen bieden en moeten de meest kansarmen kunnen worden ondersteund. Als zodanig vormt integratie dus een instrument om groei en meer werkgelegenheid te realiseren. De uitdagingen waar de EMR thans voor staat, zijn het opvangen van de verandering en vergrijzing van de samenleving, het bestrijden van de armoede en het bevorderen van gelijke kansen. Ook instellingen en overheden in de Euregio’s die zich op hulp aan kinderen en jongeren richten, hebben onderling reeds diverse contacten. De provincies Limburg, NoordBrabant en Zeeland, de Vlaamse provincies en de Vlaamse Gemeenschap hebben in het verleden het zogenoemde Jeugdzorgtraktaat afgesloten. Veel problemen van kinderen en jongeren in de Euregio’s zijn identiek. Desalniettemin zijn er aanzienlijke belemmeringen voor een grensoverschrijdende aanpak van deze problemen (o.a. taalverschillen, wet- en regelgeving). Culturele samenwerking De EMR bevindt zich op het snijvlak tussen de Germaanse en de Romaanse cultuur. In de loop van de tijd is er een grote culturele verscheidenheid ontstaan, die nu kenmerkend is voor de EMR. Het is van belang om de culturele uitstraling van de EMR in beeld te brengen en nieuw leven in te blazen. In de toekomst moeten ook de voorwaarden worden geschapen die nodig zijn om creativiteit te bevorderen en ruimte te bieden aan innovatie en experimenten. De ervaring van de afgelopen jaren is dat maatregelen op het gebied van culturele samenwerking goed herkenbaar zijn voor de bevolking. De Euregio Maas-Rijn is rijk aan cultureel erfgoed. Zeer bekend is uiteraard de Dom van Aken met schatkamer, door UNESCO benoemd tot werelderfgoed. Daarnaast zijn er talloze andere gebouwen en kerken van belangrijke cultuurhistorische waarde. De Euregio telt meer dan 200 musea. Vele musea besteden aandacht aan de streekgebonden cultuurhistorie en tradities, bijvoorbeeld la Musée de la Vie Walonne in Luik en het Openluchtmuseum in Bokrijk. Andere bekende musea zijn het SuermondtLudwig-museum in Aken, het Gallo-Romeins Museum in Tongeren en het Bonnefantenmuseum in Maastricht. Relatief nieuw is het interactieve Archeoforum in Luik. Musea in de Euregio werken meer en meer samen. Musea in Kerkrade, Aken, Herzogenrath en Stolberg hebben een Da Vinci tentoonstelling ontwikkeld, in combinatie met lezingen, muziekuitvoeringen en workshops. Ook de universiteiten van o.a. Aken, Hasselt en Maastricht hebben hier medewerking aan verleend. In 2007 zullen bovendien diverse projecten gestalte krijgen in de vorm van een bijzonder museumcomplex in het centrum van Luik. Geconcentreerd op een klein oppervlak bevinden zich dan – naast het eerder genoemde Musée de la Vie Wallonne en het Archéoforum – de Collégiale Saint-Barthélemy (Bartholomeuskerk) met haar 12e-eeuwse doopvonten, het Musée d'Ansembourg (archeologie en kunstnijverheid), het Musée d'Art Moderne et d'Art Contemporain, de schatkamer van de kathedraal, en het Musée de l’Art wallon. Daarnaast is er het Grand Curtius, dat de positie van Luik als culturele en 32
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III toeristische kern en als Europese kunststad nog eens versterkt. De bedoeling van het Grand Curtius is om de collecties van een aantal belangrijke Luikse musea (Musée d’Armes, Musée du Verre, Musée d’Art religieux et d’Art mosan, enz.) bijeen te brengen. Schouwburgen, theaters en operagebouwen zijn in alle grote en middelgrote steden aanwezig. De vele festivals en evenementen in de Euregio trekken een internationaal publiek, maar worden slechts zelden in Euregionaal verband georganiseerd. Bekende festivals en evenementen zijn het Preuvenemint in Maastricht, het Lust auf Jazz festival in Aken, Pinkpop in Landgraaf, Pukkelpop in Hasselt en Jazz a Liège. Het aantal Euregionale activiteiten op het gebied van de creatieve economie neemt toe. De diverse pogingen die worden ondernomen om nieuwe kansen in deze sector te benutten, dienen te worden gebundeld. Het blijkt mogelijk een economische meerwaarde te creëren door creativiteit en economische activiteit bijeen te brengen. Identiteit en burgerschap De grote diversiteit aan culturen en tradities in de Euregio is bepalend voor het eigen karakter van de EMR. Om samenwerking te intensiveren en succesvol te laten zijn is enige mate van gemeenschapsgevoel wél belangrijk. Identiteit hoeft niet enkel op het verleden gebaseerd te zijn, maar kan ook in het heden gevormd worden. Het ‘people to people’ programma, dat kleinschalige grensoverschrijdende projecten aanmoedigt die dicht bij de burger staan draagt daar aan bij. De projecten vinden vooral plaats op het gebied van educatie, bestuur, economie, toerisme en cultuur. Het gaat bijvoorbeeld om exposities, culturele evenementen, sportevenementen en publicaties. De bottom-upbenadering draagt er toe bij dat contacten tussen burgers, stichtingen en verenigingen uit de Euregio worden opgebouwd en verdiept. Ook lokale televisiezenders dragen bij tot een gevoel van Euregionale identiteit. Uitdagingen Euregio voor de komende jaren • Verdere samenwerking t.a.v. gezondheidszorg en preventie • Betere afstemming en samenwerking tussen instellingen • Totstandkoming en koppeling cultureel aanbod • Bevordering taalgebonden en culturele eigenheid • Verbetering van het onderlinge begrip tussen burgers in de EMR via sociaalculturele projecten (People to People)
1.7
Natuur en milieu
De Europese Raad heeft in Göteborg een strategie voor duurzame ontwikkeling uitgezet. De instandhouding en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en de bescherming van het milieu zijn aspecten die in het actieprogramma van de EMR hun weerslag moeten vinden. De geografische ligging van de EMR en de aanwezigheid van vele zeldzame biotopen maken dat grensoverschrijdende samenwerking een voorwaarde is voor evenwicht tussen economie, natuur en milieu. In dit verband is het van belang dat de Nederlandse regio, het Vlaams Gewest en het Waals Gewest wel bevoegdheden hebben op milieugebied, maar de Belgische provincies Limburg en Luik niet. Hoewel het beleid op dit gebied dus hoofdzakelijk op een hoger bestuurlijk niveau wordt bepaald, staat dit de grensoverschrijdende samenwerking niet in de weg. Schaarser wordende energiebronnen en stijgende grondstofprijzen hebben geleid tot de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen en meer milieuvriendelijke technologieën. Zuinig gebruik van hulpbronnen zoals gebruik van biomassa en van nevenproducten of 33
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III reststoffen van landbouw, bosbouw of agro-industrie is noodzakelijk en moet over de grenzen heen gestimuleerd worden. Met het oog op de aantrekkelijkheid en het concurrentievermogen van de Euregio is de landschappelijke verscheidenheid en schoonheid een kostbaar bezit, waar zorgvuldig mee moet worden omgegaan, en dat tevens borg staat voor de levenskwaliteit en het welzijn van inwoners en bezoekers. Natuur en landschap Relatie stad-land De Euregio Maas-Rijn wordt vaak ervaren als sterk verstedelijkt. Tabel 1.20 laat zien dat het landelijk gebied niettemin een belangrijke plaats inneemt, en dat het percentage agrarisch grondgebruik en bos (en natuur) in het Nederlands en Belgisch deel van de Euregio nauwelijks afwijkt van dat in de landen als geheel. De Duitstalige Gemeenschap kent een zeer hoog aandeel bosgebied. Het landelijk gebied vormt voor de Euregio een belangrijk ‘Selling Point’, als onderdeel van de leefomgeving, als vestigingsfactor voor nieuwe ondernemingen en als toeristische trekker. De agrarische sector kan in grote mate een bijdrage leveren aan het waarborgen van de kwaliteiten ervan, mede door een verbreding van haar activiteiten, bijvoorbeeld op het gebied van landschaps- en natuurbeheer, duurzame energie en groen toerisme. 44
Tabel 1.20 Grondgebruik . 45
% bos % agrarisch Zuid-Limburg (Nl) 58% 8% Arr. Turnhout (B) 55% 15% Arr. Hasselt (B) 53% 13% Arr. Maaseik (B) 47% 17% Arr. Tongeren (B) 67% 9% D.G. (B) 44% 41% Regio Aken 47% 16% Kreis Bitburg-Prüm 54,2% 35,6% Kreis Daun 43% 44,6% Bron: CBS (NL) en FOD Economie – Directie Statistiek en Economische informatie (B) In de Europese beleidsnota Natura 2000 worden twee belangrijke ecologische verbindingen aangegeven die dwars door de regio lopen: een droge natuurzone die loopt van de uitlopers van de Vogezen, de Eifel en de Ardennen via Zuid-Limburg naar de Belgische Kempen en langs de rechter Maasoever verder noordwaarts richting Veluwe, en een natte ecologische zone die gevormd wordt door het Maasdal en zijn zijrivieren. Vooral interessant is het 35 jaar geleden tot stand gekomen natuurpark Hoge Venen-Eifel met een oppervlakte van 240.000 ha (70.000 in de provincie Luik en 170.000 in Duitsland). Het kent een grote biodiversiteit, speelt een rol op het gebied van bewustmaking en voorlichting en is de thuisbasis van een aantal lopende Europese projecten (dalbodems en rivierparelmossel). Bos, water en steile heuvelruggen vormen speciale kenmerken van het landschap in dit Duits-Belgische natuurpark, dat men tijdens een wandeling in al zijn diversiteit kan ontdekken. Op grond van de landschappelijke kenmerken kan het worden ingedeeld in zes gebieden. In het noordwesten strekt zich het zogenaamde ‘voorland’ van de Hoge Venen uit, dat wordt gedomineerd door melkveehouderij en bossen. De Hoge Venen zelf vormen een uniek hoogveengebied in Europa. De bovengemiddelde hoeveelheid neerslag die hier valt, wordt in het noorden, oosten en zuiden van het plateau benut: met 15 stuwdammen, die samen zo’n 350 miljoen kubieke meter water vasthouden, is het natuurpark een gigantisch Bron: CBS (Nl) en FOD Economie – Directie Statistiek en Economische informatie (B). Voor Nederland zijn geen recentere data beschikbaar. Data België: 2005, Data Nederland: 2000 45 Voor Nederland betreft de definitie: ‘bos en natuur’ 44
34
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III waterreservoir. Ten oosten van de Hoge Venen bevindt zich de Roereifel met uitgestrekte bossen en het diep ingesneden Roerdal. Meer naar het zuiden ligt de Hoge Eifel met zijn hoge beboste heuvelruggen, en het pittoreske dal van de Our. De Kalkeifel aan de oostrand van het park is warmer en droger en wordt meer gekenmerkt door akkerbouw dan de overige gebieden. Met zijn bijzondere fauna en een schat aan fossielen heeft de Kalkeifel een zeldzame natuurlijke rijkdom te bieden. In het natuurpark liggen vooral dorpen en kleine stadjes, waaraan het gebied zijn traditionele en landelijke karakter ontleent. Een belangrijk project binnen de Euregio is de ontwikkeling van het Drielandenpark. Het Drielandenpark is een overwegend kleinschalig (cultuur)landschap tussen twee grote natuurgebieden: de hoge natte bossen met hoogveen en heide (Hoge Venen, Eifel, Ardennen) en de droge boscomplexen van de Belgische Kempen. De grenzen zijn met opzet vaag gehouden, aangezien het Drielandenpark niet wordt beschouwd als een territoriale eenheid. Het Drielandenpark bestaat uit een binnengebied (de landelijke open ruimte tussen de steden), de stedelijke bebouwingszone Luik – Maastricht – Sittard – Geleen – Parkstad – Aken – Eupen en Verviers, en een buitenzone van circa 5 km rondom de stedenring. Het hart van het Drielandenpark is door de Nederlandse overheid in 2005 aangewezen als Nationaal Landschap (het Nationaal Landschap Zuid-Limburg). Het gebied is rijk aan loofbossen, die vooral voorkomen op de armere gronden van de plateaus, steile hellingen en de natste plekken, vaak in de beekdalen van het Land van Herve, de Voerstreek, en het Mergelland. Bijzondere elementen zijn de groeven en natuurlijke grotten, die verspreid voorkomen in het gebied en een biotoop zijn voor zeldzame diersoorten als vleermuizen, reptielen, roofvogels en amfibieën. De beken en beekdalen in de regio hebben een belangrijke ecologische betekenis en vormen samen met de aangrenzende hellingen de basis van de ecologische structuur. Andere bijzondere elementen zijn de verschillende bron- en kwelmilieus en de zeldzame kalkgraslanden op de hellingen van Haspengouw, Mergelland en Voerstreek. Locaties met unieke biotopen zijn bijvoorbeeld de St. Pietersberg, de oevers van het Albertkanaal en het dal van de Roer. De regio kent nog vele kleinschalige cultuurhistorische landschapselementen, als heggen, hoogstamboomgaarden, graften en holle wegen.46 Op het gebied van natuurbescherming vinden overigens nog verscheidene andere positieve ontwikkelingen plaats binnen de regio, bijvoorbeeld de ontwikkeling van het nationaal park ‘Hoge Kempen’ in Belgisch-Limburg. Het eerste gedeelte hiervan is in 2006 opengesteld. Water Er bestaat nog steeds een gevaar voor wateroverlast in de beekdalen en voor overstroming in het Maasdal en de zijdalen. Afvoer van (regen)water blijft een aandachtspunt. De neerslag zal zoveel mogelijk moeten worden vastgehouden en zo geleidelijk mogelijk worden afgevoerd, ook in de dorpen en stadjes. Dat komt ten goede aan alle kwaliteiten in het gebied, voorkomt wateroverlast, diffuse verontreiniging en erosie en draagt bij aan de vermindering van piekafvoeren in de Maas. Diffuse afspoeling vanuit landbouwgronden (erosie) en landbouwlozingen (diffuse verontreinigingen) en incidenteel optredende overstorten vormen een probleem in het landelijk gebied. De graad van riolering en zuivering van het oppervlaktewater loopt uiteen. Op het gebied van de waterkwaliteit zijn de streefbeelden binnen de partnerregio’s ongeveer hetzelfde, namelijk het tegengaan van diffuse verontreiniging, het verder realiseren van rioolaansluitingen, waterzuiveringsinstallaties en overstortbassins en het aanbrengen van individuele afvalwaterzuiveringsvoorzieningen, waar rioolaansluiting niet doelmatig is. De snelheid van uitvoering verschilt echter aanzienlijk in de afzonderlijke landsdelen. De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Europese Hoogwaterrichtlijn maken een stroomgebiedsgerichte benadering noodzakelijk. Deze benadering stopt niet bij de grens; ook in de toekomst is een grensoverschrijdende aanpak nodig op het gebied van 46
Projectgroep drielandenpark, 2003
35
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III waterbeheer – zowel kwantitatief als kwalitatief. Grensoverschrijdende samenwerking is noodzakelijk om te komen tot een duurzame beheersing van de hoogwaterproblemen en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van de grensoverschrijdende wateren. Dit geldt voor grote waterlopen als de Maas, maar ook voor regionale stroomgebieden die een grensoverschrijdend karakter kennen. Per stroomgebied moeten maatregelen worden gedefinieerd die moeten leiden tot het behalen van de doelstellingen van de KRW in 2005. Tot de bestaande grensoverschrijdende overlegstructuren op het gebied van water behoren o.a.: • Wateroverleg Maas internationaal met gewestregeringen Vlaanderen en Wallonië en Frankrijk en Rijkswaterstaat (Nederland). • De commissies op basis van stroomgebieden (kwaliteit en kwantiteit), waarvan Wallonië, Vlaanderen en Duitsland, de Nederlandse waterschappen en provincie Limburg deel uitmaken. De watersector is niet alleen door bovengenoemde organen maar ook anderszins goed vertegenwoordigd en volop in ontwikkeling. De Polygone de l’Eau is een watertechnologiecentrum in Verviers, waarin het Centre de Compétence aux Métiers de l'Eau (opleidingen, observatie van de ontwikkeling van beroepen en knowhow, en een openbaar informatiecentrum m.b.t. water) en het Centre de Gestion de l'Eau (promotie en technische verspreiding van knowhow en milieutechnologie m.b.t. water) zijn samengebracht. Een andere belangrijke instelling is Aquapôle, een universitair expertisecentrum op het gebied van waterwetenschappen. De Euregio Maas-Rijn kent daarnaast allerlei andere watergebonden hulpbronnen: een aanzienlijke energieproductie (stuwdammen) en belangrijke waterreserves; waterkwaliteit (zuiveringscentrales, commerciële exploitatie van mineraalwater zoals Spa en Chaudfontaine, kuuroorden); INTERREG III-project “Wasserland”. De holistische benadering binnen de nieuwe Europese richtlijnen brengt met zich mee dat alle factoren die van invloed zijn op waterlichamen in beschouwing moeten worden genomen. Hierbij is een grote hoeveelheid data vereist: over de fysisch-chemische karakteristieken van rivieren, klimaat, landgebruik, bodems, et cetera. Binnen het project ‘Wege des Wassers’ is gewerkt aan het homogeniseren van deze gegevens. Lucht De luchtverontreiniging in de Euregio Maas-Rijn is weliswaar afgenomen, maar laat nog steeds te wensen over. Een belangrijke vervuiler is het wegverkeer. Andere bronnen zijn de industrie in Nederlands Zuid-Limburg, rond Luik, het Ruhrgebied en MaastrichtAachen Airport. Europese normen voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) worden plaatselijk overschreden. Naar verwachting levert de industrie van het Ruhrgebied, Luik en Antwerpen een behoorlijke bijdrage aan de concentratie van fijn stof. Onderzoek hiernaar is echter moeilijk. De belangrijkste oorzaak van de overschrijding met betrekking tot NO2 is naar alle waarschijnlijkheid het verkeer.47 Bodem Bodemverontreiniging is de Euregio is een erfenis van het verleden. De industriële activiteiten van het gebied hebben hun sporen nagelaten. Daarom heeft de sanering en renovatie van oude industrieterreinen door gespecialiseerde deskundigen nu prioriteit, waarbij tevens wordt gestreefd naar economische ontwikkeling via de totstandkoming van nieuwe hoogwaardige industrieterreinen. Overigens speelt ook de landbouw een rol bij bodemverontreiniging als gevolg van een hoge gehaltes fosfaat en nitraat.
47
DTV en gemeente Maastricht, 2005
36
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III Een ander punt is de al eerder genoemde bodemerosie. De toegenomen grootschaligheid van de landbouw, de bodembewerking en de verandering in het landschap spelen hierbij en rol. Het gevaar bestaat dat de vruchtbare laag wegspoelt (bodemerosie). Aandacht voor bodemerosie is mede belangrijk in relatie tot water waaruit een grensoverschrijdende aanpak blijkt. De eerste initiatieven om hier weerstand aan te bieden zijn reeds genomen. Duurzame ontwikkeling Duurzame ontwikkeling is een belangrijk aandachtspunt in de Euregio. Dat blijkt niet alleen uit het feit dat steeds meer bedrijven investeren in duurzame productiewijzen, het komt ook naar voren in bijvoorbeeld de steeds prominentere aanwezigheid van de duurzame energiesector. In Noordrijn-Westfalen en Nederland werken inmiddels meer dan 25.000 mensen in deze sector, die alleen al in NRW 3 miljard euro omzet genereert. Het grensoverschrijdend bedrijventerrein Avantis neemt op het gebied van duurzame energie een belangrijke plaats in. Hier is onder andere Solland Solar zonnecelfabriek gevestigd en vinden eerste productontwikkelingen plaats rond bijvoorbeeld kleine windturbines en nieuwe zonneboilers. De Kamer van Koophandel Zuid-Limburg en IHK Aken hebben de eerste stappen gezet met betrekking tot grensoverschrijdende afvalverwerking. Sinds augustus 2004 wordt in de vuilverbrandingsinstallatie in Weisweiler bij Aken ook afval uit Zuid-Limburg verbrand. Daarbij gaat het om 25.000 ton sorteerresten van een afvalverwerkingsinstallatie bij Sittard.48 Uitdagingen Euregio voor de komende jaren • Diversificatie van agrarische activiteiten • Grensoverschrijdend landschaps- en natuurbeheer • Waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief) • Bevorderen duurzame ontwikkeling (bijvoorbeeld energie, afval) • Ontwikkeling van milieuvriendelijke technologieën en alternatieve energiebronnen • Bevordering van energiebesparing
48
IHK-Aken, 2004
37
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III 2
SWOT
In de SWOT-tabel zijn op basis van het profiel sterktes en zwakten van de Euregio MaasRijn weergegeven. Daarnaast zijn kansen en bedreigingen in beeld gebracht. Deze zijn gebaseerd op algemene trends en ontwikkelingen die een belangrijke invloed kunnen hebben op de toekomstige ontwikkeling van de Euregio. Kansen en bedreigingen hoeven dus niet noodzakelijkerwijs te zijn beschreven in het profiel. De SWOT-analyse vormt de basis voor de op te stellen strategie. Uiteraard moeten daarbij keuzes worden gemaakt. Om uit de uitgebreide SWOT de belangrijkste punten te destilleren worden de elementen ervan gewogen aan de hand van een aantal criteria. Daarbij kijken we naar de grensoverschrijdende dimensie van het element, de vraag in hoeverre het specifieke element voor de Euregio betreft (in vergelijking met andere regio’s, de landen waar zij deel van uitmaken en/of de EU-15) en, in het geval van kansen en bedreigingen, de mate waarin deze - bij ongewijzigd beleid – impact zullen hebben op de ontwikkeling van de Euregio.
38
Sterk • •
• • • • • •
• • • •
Kans
Centrale ligging in NoordwestEuropees economisch kerngebied Grote culturele diversiteit – Europa in het klein –, bewogen geschiedenis met tegelijk ook een gedeeld verleden (als één van Europa’s belangrijke industrieregio’s) Twee luchthavens Ligging aan de Maas met één van de grootste binnenhavens van Europa (Luik) Goed ontwikkeld snelwegennetwerk Goed ontwikkeld nationaal spoorwegennetwerk met railterminals Nieuwe HST-verbinding Interessante mix van stedelijke en landelijke gebieden
•
Toenemend aandeel vrouwen in arbeidsproces Belangrijke potentiële beroepsbevolking Meertaligheid van deel van de beroepsbevolking Lichte toename beroepsbevolking
•
• •
•
• • • • •
Zwak Algemeen • Perifere ligging nationaal Stijgende mobiliteitsbehoefte • Onvoldoende Euregionale biedt ook kansen voor afstemming (planning) en innovatieve, aansluiting openbaar vervoer grensoverschrijdende • Onvoldoende aansluiting op transportsystemen / grensoverschrijdend alternatieve vervoerswijzen en vervoersnetwerk, m.n. streekvervoer verschillende systemen, Collectieve vermarkting van de tarieven, dienstregelingen. Euregio Gebrek aan meertalig aanbod / Verbeteren multimodaal multimodaal vervoersaanbod goederenvervoer (knelpunten) Slechte bereikbaarheid door Euregionale afstemming en • plattelandsgebieden integrale aanpak • Geringe Uitbouw internationaal vervoer samenwerking/afstemming door meer samenwerking m.b.t. multimodaal transport (dienstregelingen) en realisatie • Gebrek aan kennis van de drie ‘missing links’ EMR-talen bij de bevolking belemmert samenwerking
Demografie en arbeidsmarkt • Werkloosheid Opheffen van barrières voor • Afnemend aantal banen grensoverschrijdende • Relatief minder hoger arbeidspendel opgeleiden meer lager Uitwerken opgeleiden t.o.v. landelijke verbeteringsvoorstellen gemiddelden Taskforce grensarbeiders • Gebrek aan technici en Uitbreiden dekkingsgraad specialisten EURES-vacaturebank • Nieuwe niet-westerse migranten Verbetering opleidingsniveau zijn grensoverschrijdend minder Verbetering toegang tot de mobiel arbeidsmarkt en bevordering • Belemmeringen voor gelijke kansen (potentiële) pendelaars door Zorgen voor speciaal verschillende rechtssystemen en arbeidsaanbod voor oudere en bestuurlijke stelsels jonge werknemers
Bedreiging • •
• •
Toenemende automobiliteit vs. schaarse infrastructuur Congestie goederenvervoer
Toenemende vergrijzing Toename van onzekere arbeidsvoorwaarden, waardoor bepaalde delen van de beroepsbevolking afhaken
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III • • • •
• • • • • • • • • • •
Goed ontwikkeld MKB Goede positie in opkomende sectoren zoals life sciences, logistiek en ICT Goede industriële basis in chemie en metaalsector Topsectoren: hightech en automotive Sterke positie dienstverlenende sector Groot aantal starters in technologiesector Toenemend aantal samenwerkingsverbanden en grensoverschrijdende projecten Toenemende grensoverschrijdende koopstromen Groot potentieel in houtsector Sterke positie in papiersector Sterke toeristische sector
•
• •
• •
• • •
Afstemming werk en privé Verbetering taal- en cultuurkennis (beroepsmobiliteit) Samenwerking en overleg tussen overheden en instellingen Vergroting van de aantrekkelijkheid voor hoogopgeleiden door vestiging van nieuwe hightechbedrijven
•
Onzekere arbeidsvoorwaarden, waardoor bepaalde delen van de beroepsbevolking afhaken
Economische structuur • Industriële conversie nog niet Versterking Euregionale voltooid clusters, met name in het kader • Ontwikkeling BNP Euregio blijft van de ontwikkeling van een achter bij landelijke technologische topregio gemiddeldes Ontwikkeling en bevordering Afname groei BNP per inwoners van alternatieve energiebronnen • (na een periode van groei) Goede perspectieven voor • Groei BNP deelgebieden lager biochemie en life-sciences, dan nationaal niveau sectoren maken een sterke • groei door die naar verwachting Afnemende positie ‘oude’ blijft toenemen maakindustrie Verdere versterking • Gebrek aan opvolgers in MKB gespecialiseerde toeleveranciers • Teruggang landbouw aanwezige industrieën • Onvoldoende Uitbouw potentieel aanwezige innovatiepotentieel MKB MKB-bedrijven tot • Onvoldoende kennisoverdracht gespecialiseerde naar MKB toeleveranciers/ versterken innovatiepotentieel MKB Verbetering kennis- en technologieoverdracht tussen onderzoekswereld en MKB Uitbouw logistieke sector door beter benutten multimodale potenties Introduceren van succesvolle innovatieconcepten in achterblijvende sectoren
• • • •
•
• • • •
Toenemende concurrentie OostEuropa op gebied logistiek Verplaatsing maakindustrie: kostenconcurrentie Centraal en Oost-Europa, Azië (m.n. China) Mogelijk vertrek / inkrimpen grote spelers Wereldwijde concurrentie om investeringslocaties voor aanwezige industrieën waarbij Euregio relatief laag scoort door hoge kosten Toenemende concurrentie binnen Euregio, bijvoorbeeld m.b.t. locatiekosten (BelgischLimburg / Liège vs. NL Limburg / Duitsland) (rapport BCI Euregionale klantenwensen, 2005) De-industrialisatie Reorganisatie (verplaatsing) gedecentraliseerde dienstenactiviteiten Afname economische concurrentiepositie Automobielindustrie (en toeleveranciers!) door internationalisatie en
40
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III •
• • • •
•
•
• •
• • •
Uitgebreid netwerk van onderzoeks- en opleidingsinstituten en wetenschapsparken Toenemende samenwerking kennisinstituten op het gebied van –m.n.- life sciences ‘Innovatie wordt in toenemende mate in PPS-constructies opgepakt’ (rapport BCI Euregionale klantenwensen, 2005) Sterke innovatiekracht, blijkend uit onder meer hoog aantal patenten per 100.000 inwoners Ook in MKB excellerende toptechnologische bedrijven Groot aantal instellingen voor beroepsopleiding en bijscholing
•
• • • • • •
schaalvergroting kwetsbaar
Interesse multinationale ondernemingen voor multilinguale regio’s als vestigingsplaats voor panEuropese backoffices Bestaande mogelijkheden voor netwerkvorming in de regio Aanpassing producten aan veranderende marktbehoeften in de toeristische sector Ontwikkeling houtsector Verbreding economische basis platteland, met name via diversificatie agrarische activiteit en promotie van streekproducten Ondersteuning van starters Kennisinfrastructuur, onderwijs en innovatie • Participatie-achterstand van Interesse / zoektocht van bevolkingsgroepen aan hoger buitenlandse bedrijven naar onderwijs uitvalsbasis voor activiteiten in • Grensoverschrijdende West-Europa, vooral m.b.t. life samenwerking kennisinstituten sciences nog te beperkt Transsectoriële • Gebrek aan kennis van de drie kennisuitwisseling EMR-talen zorgt voor Stimuleren en verbeteren uitwisselingsproblemen kennistransfer naar bedrijven • Gebrek aan aantrekkingskracht en MKB voor creatieve beroepen Implementatie van toptechnologie in maakindustrie Vergroten spin-off van innovatie in onderzoeksinstituten en toptechnologische bedrijven Samenwerking tussen opleidingsinstituten Mogelijkheden voor samenwerking en clustervorming op technologische terreinen of
•
Braindrain
41
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III
• • • • • • •
•
•
• • •
Gunstige algemene infrastructurele voorwaarden, zoals natuur, landschap, steden, particuliere infrastructuur (horeca), openbare infrastructuur (musea, fietspaden, e.d.), cultuurhistorisch erfgoed Groot verzorgingsgebied Toename congres- en beurstoerisme Internationaal karakter van de regio
• • • •
•
• •
bepaalde markten Mogelijkheid om meerdere talen te leren Verbeteren aansluiting onderwijs-arbeid en meer nabuurtaalonderwijs Overdracht interculturele kennis Bevorderen van levenslang leren Afstemming van beroepsopleidingen op behoeften bedrijfsleven Wederzijdse erkenning van diploma’s en opleidingen Gezamenlijke benutting van wetenschappelijke infrastructuur (laboratoria, werkplaatsen, archieven, enz.) Ontwikkeling van ondernemerschap en creativiteit Toerisme • Daling aantal overnachtingen Toenemende aandacht • Weinig grote all-weather belevingseconomie en trekkers infotainment • Toerisme: weinig gezamenlijke Korte vakanties voor ouderen marketing/profilering regio Verlengen verblijfsduur • Relatief korte verblijfsduur Ontwikkelen nieuwe product• Geringe toename / stabilisering marktcombinaties toeristische bezoekersaantallen sector met andere sectoren, • Weinig bezoekers uit overig vergroten marktgericht denken Europa Aanwezigheid low-costcarriers • Gedateerde op Euregionale luchthavens verblijfsvoorzieningen biedt (steden in) Euregio kansen als bestemming voor weekendtrips vanuit heel Europa Meer toerisme ontwikkelen dat afhangt van congressen en beurzen Koppeling toeristische
•
•
•
Toenemende concurrentie van goedkope zonbestemmingen door o.a. charters en lowcostcarriers die ook vanuit de Euregio vertrekken Veranderende behoefte consument leidt in combinatie met onvoldoende innovatie tot verdere daling van overnachtingen en daling bezoekersaantallen Onvoldoende anticipatie op branche-vervaging horeca, detailhandel, toerisme
42
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III
• •
• • • • •
•
Diversiteit cultureel aanbod en culturele voorzieningen Rijkdom aan tradities en talen Aanwezigheid van lokale media in alle EMR-regio’s Gezamenlijk historisch verleden Bestaande netwerken op het gebied van gezondheidszorg, openbare veiligheid, maatschappelijk welzijn Grensoverschrijdende zorg
•
• • • • • • • • •
• • •
Diversiteit in landschap Aantal en schoonheid van natuurgebieden Bestaan van allerlei initiatieven voor grensoverschrijdende
• • •
bestemmingen door ontwikkeling van producten voor specifieke doelgroepen Aanwezigheid basisinfrastructuur voor zorgen wellness-toerisme Verbetering toegang tot toeristisch aanbod Maatschappelijke integratie Innovaties in gezondheidszorg, op consument toegespitste producten in combinatie met wellness Verbetering van de toegang tot gezondheidszorg in buurlanden Samenwerking en uitwisseling van ervaringen inzake preventie en gezondheid Versterking en bestendiging van bestaande samenwerking inzake openbare veiligheid Vergroting stedelijke dynamiek Euregionale benutting sociaalmaatschappelijke voorzieningen bij regionale tekorten/leemtes Ontwikkeling en koppeling van cultureel aanbod Verbetering van grensoverschrijdende toegang tot cultuur Kansen in de sociale economie Creëren van economische meerwaarde op cultureel gebied
en culturele samenwerking • Geringe Euregionale dimensie grote evenementen • Veel kleinschalig cultureel aanbod dat de kritische drempel niet bereikt • Op plaatsen tekort aan capaciteit in m.n. psychische gezondheidszorg • Sterk verschillende regelgeving en vergoedingssystemen vormen grote belemmering voor gebruik gezondheidszorgvoorzieningen ‘over de grens’ • Onbekendheid met de Euregio • Gebrek aan kennis van buurregio’s en van grensoverschrijdend aanbod
Natuur en milieu • Braakliggende landbouwgrond Natuur als trekpleister Euregio • Kwaliteit grond- en Innovatievermogen en oppervlaktewater laat op punten proeflocaties voor duurzame te wensen over energie Bestaande beschermde
•
•
•
•
Demografische verschuivingen, toenemende werkloosheid en gebrek aan integratie van buitenlanders Armoede en sociale uitsluiting
Toenemende bezoekersaantallen brengen mogelijk schade teweeg aan kwetsbare gebieden Klimaatverandering leidt tot
43
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III samenwerking op het gebied van milieu en natuur • • • • •
natuurgebieden bieden basis voor verdere Euregionale samenwerking op het gebied van natuurbescherming Bevordering zuinig gebruik energiebronnen Verbetering waterkwaliteit Vergelijking en harmonisatie statistische gegevens Revitalisering oude industrieterreinen Duurzame biologische landbouw
• • • • •
gevaar voor toenemende wateroverlast Kans op wateroverlast en overstromingen Maasdal en zijtakken Luchtkwaliteit hier en daar onvoldoende Urbanisatie en ontwikkeling van wegennet Asfaltering grond Geluidsoverlast van vliegtuigen
44
3.
Ervaringen Interreg III
3.1. Inleiding Sinds de start, bijna dertig jaar geleden, heeft de grensoverschrijdende samenwerking tussen de vijf partnerregio’s van de Euregio Maas-Rijn zich voortdurend ontwikkeld en aanzienlijk aan intensiteit gewonnen. De subsidies die sinds 1991 uit hoofde van de INTERREG-programma’s zijn verleend, hebben een doorslaggevende impuls gegeven aan de maatregelen in het kader van deze grensoverschrijdende samenwerking. Met het oog op de totstandkoming van een moderne kennis- en technologieregio met een concurrerende economie en een hoge levensstandaard zijn er tal van projecten uitgevoerd in sectoren die het toekomstige potentieel van de drielandenregio symboliseren: arbeidsmarkt, ontwikkeling van industrie, handel en dienstverlening, milieubehoud, samenwerking tussen universiteiten en hogescholen, benutting van het dienstenaanbod op het gebied van gezondheidszorg, samenwerking tussen politie en hulpdiensten. Dit betekent echter beslist niet dat het daarbij moet blijven. Grensoverschrijdende samenwerking is een continu proces dat uiteindelijk moet leiden tot het verwezenlijken van de algemene doelstelling van Euregionale integratie – onmiskenbaar een essentiële schakel in de Europese integratie. 3.2. Resultaten van de tussentijdse evaluatie van 2003 en de update van 2005 De tussentijdse evaluatie en de update daarvan zijn uitbesteed aan externe adviesbureaus. De analyse van de opvolging van de in 2003 geformuleerde aanbevelingen leidde in 2005 tot de volgende conclusies, waaruit blijkt dat het programma INTERREG III-A doeltreffend en efficiënt is uitgevoerd. “De Euregio Maas-Rijn heeft de aanbevelingen uit de tussentijdse evaluatie veelal volledig overgenomen en op de voorgestelde wijze geïmplementeerd. Voorzover dat niet het geval was of niet mogelijk was, heeft zij dit per aanbeveling duidelijk gemotiveerd. De getroffen maatregelen hebben inmiddels bevredigende resultaten opgeleverd ten aanzien van de budgetoverheveling, de initiëring van nieuwe projectvoorstellen, de betrouwbaarheid van het gebruik van de indicatoren, en contacten tussen de projectontwerpers/-uitvoerders en de regionale projectmanagers. Door de aanbevelingen op de hierboven beschreven wijze door te voeren, heeft de Euregio Maas-Rijn tevens gevolg gegeven aan de opmerkingen van de Europese Commissie. In haar brief van 21 april 2004 (DG REGIO.B.I/DP D (2004) 1722) had de Europese Commissie namelijk aangegeven dat, naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie, speciale aandacht moest worden besteed aan het overhevelen van middelen, het verbeteren van de indicatoren en het inkorten van de projectselectieprocedure.” 3.3. Lessen voor de toekomst Binnen het administratieve en financiële beheer en de algehele organisatie vereisen de volgende aspecten speciale aandacht: o
Besluitvormingsproces: hoewel het proces in zijn huidige vorm optimaal verloopt, duurt de besluitvorming met betrekking tot projecten relatief lang, met
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III
o
o
o
o
o
name wat de betreft de beslissingen die nodig zijn voor het verkrijgen van nationale/regionale cofinanciering van projecten. Daarom moet worden nagegaan welke vereenvoudigingen kunnen worden doorgevoerd om de totale lengte van het traject te bekorten. Concentratie van middelen: op dit punt is aanzienlijke voortgang geboekt, maar deze ontwikkeling moet worden gecontinueerd en geïntensiveerd om ‘versnippering’ van Europese middelen te voorkomen. Projecten dienen vooral samenbundelend te zijn, moeten passen binnen de Lissabon- en de Göteborgstrategie, en moeten duidelijke, in de praktijk zichtbare effecten hebben. De prioriteit moet liggen bij projecten waarbij de grensoverschrijdende samenwerking reeds goed ontwikkeld is en een concrete meerwaarde oplevert in de zin van duurzame, structurele effecten. Communicatie: de communicatie van de resultaten vereist speciale aandacht. Het doel is om de acties die in de huidige programmaperiode zijn uitgevoerd, te bestendigen en nog dichter bij de burger te brengen. N+2: in de huidige programmaperiode van INTERREG IIIA is er tot nu toe geen sprake geweest van decommittering, maar waakzaamheid blijft geboden. Met het monitoringsysteem dat nu is ingevoerd, is het mogelijk een theoretisch overzicht van de situatie te krijgen en op basis daarvan te anticiperen op eventuele risico’s. In de volgende programmaperiode moet een dergelijk systeem ook worden nagestreefd. Indicatoren: uitgaande van de opgedane ervaringen dient in overleg met de Europese Commissie een aantal goed doordachte indicatoren te worden vastgesteld, die concrete informatie kunnen opleveren over de voortgang van het programma en eventuele door te voeren verbeteringen. Beheersautoriteit en certificeringsautoriteit: voor de huidige programmaperiode zijn de beheersautoriteit en certificeringsautoriteit (voorheen betalingsautoriteit) ondergebracht bij één orgaan, de Stichting Euregio Maas-Rijn. Een duidelijk onderscheid in de taken van dit orgaan wordt gewaarborgd en is goedgekeurd door de Europese Commissie. Deze aanpak heeft onmiskenbaar voordelen, met name wat betreft de kwaliteit en de snelheid van informatieoverdracht, en dient daarom in de toekomst te worden voortgezet.
46
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III Bijlage I
Ontwikkeling Provincie Luik per sector
47
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III
Bijlage II
Literatuurlijst
Agiplan, Leitbild Region Aachen 2015, 2006 BCI, Benchmark Maakindustrie/Value Added Logistics Limburg, 2005 BCI, Euregionale klantenwensen, 2005 Berenschot, i.o.v. Ministerie van Economische Zaken (Nl), Pieken in de Delta – SWOTanalyse Zuidoost-Nederland, 2006 Centraal Bureau voor de statistiek (CBS), Sociaal-economische trends, 1e kwartaal 2006. Commissie Sistermans, Brainport Eindhoven – Zuid-Oost Nederland, Brainport Navigator 2013, 2005 DTV Consultants BV en CE, i.o.v. Gemeente Maastricht, Luchtkwaliteit Maastricht, 2005 ERAC, Update Tussentijdse evaluatie Programma Communautair Initiatief Interreg IIIA 2000-2006 Euregio Maas-Rijn, 2005 ETIL i.o.v. Chambers of Commerce Euregio Meuse-Rhine, Euregional Trade Flows, 2005 Euregio Chambers of Commerce, Euregio Atlas, 2005 Euregio Maas-Rijn, Programma voor het Communautair Initiatief Interreg IIIA Euregio Maas-Rijn 2000-2006, 2001 European Business Angels Network, website: http://www.euban.net, 2006. European Routes of Industrial Heritage, Euregionale Route Maas-Rijn, nl.erih.net Europese Commissie, Cohesiebeleid ter ondersteuning van groei en werkgelegenheid: Communautaire strategische richtsnoeren 2007-2013, 2005 Europese Commissie, Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, 2004 Euregio Maas-Rijn, Persbericht: Task force für grënzgängerprobleme, 5 januari 2006. Euregio Maas-Rijn, website: www.euregio-mr.org, 2006 GGD Zuid Limburg en EMRIC, Grensoverschrijdende spoedeisende medische hulpverlening in de Euregio Maas-Rijn, 2006 Heartbeat of business, www.heartbeatofbusiness.org, 2006 Heartbeat of life sciences, www.heartbeatineurope .org, 2006 Industrie- und Handelskammer (IHK) Aachen, jaarverslag, 2004 Institut National de Statistique, website: http://statbel.fgov.be, 2006. Van der Meer en Van Tilburg, i.o.v. Provincie Limburg, Limburg, de TopTechnologie Regio, 2004
48
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, België en de Duitstalige Gemeenschap – in het kort, 2004 Ministerium der Deutschsprachigen Gemeinschaft: Europäische territoriale Zusammenarbeit (Ziel 3) für den Zeitraum 2007-2013. Darstellung regionaler Prioritäten der Deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens zur Vorbereitung eines Operationellen Programms der Euregio Maas-Rhein, april 2006. Ministerie van Economische Zaken, Nationaal Strategisch Referentiekader Structuurfondsen 2007-2013 – Concept, mei 2006 Ministerie van EZ (Nl), Uitzicht op de top – programmadocument Pieken in de Delta 2006-2010 voor de technologische topregio Zuidoost-Nederland, 2006 Ministerie van EZ (Nl), Vlaamse administratie Economie, Provincies Limburg (B en Nl0, Naar een gezamenlijke socio-economische agenda, 2006 Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, Nationale plattelandsstrategie 2007-2013, 2006. Projectgroep Drielandenpark, Het ontwikkelingsperspectief drielandenpark, structuurbeeld en wensbeelden, 2003 Provincie Limburg (Be), Armoede en sociale uitsluiting in Limburg, 2004 Provincie Limburg (Be), website: www.limburg.be.2006 Provincie Limburg (NL), Limburg in Cijfers 2005, 2005 Provincie Limburg (NL), website:www.limburg.nl, 2006 Province de Liège, website: www.prov-liege.be,2006 Région wallonne: Actions prioritaires pour l'Avenir wallon, 2005 Région wallonne, Les pôles de compétitivité, website: http://marcourt.wallonie.be, 2006 Statistisches Bundesamt Deutschland, website: http://www.destatis.de, 2006. Stichting Euregio Maas-Rijn, Best practices INTERREG IIIA in de Euregio Maas-Rijn, 2006 TTR-ZON, Innovatie-agenda 2010, Van kennis naar kunde naar kassa, 2005 Universiteit Maastricht, Persbericht: Invoering Euro leidt tot meer grensoverschrijdende economie, 6 januari 2002 Universiteit Twente, Kamer van Koophandel Veluwe en Twente, SEO, Twente Index 2005 - een vergelijkend economisch jaarbeeld van Twente, 2005 Vandeput, M., Provincie Limburg (B), Beleidsverklaring 2002, 2001. Vandeput, M., Provincie Limburg (B), Beleidsverklaring 2006, 2005. Vlaamse Regering, Ontwerp van Nationaal strategisch referentiekader Vlaanderen Doelstelling 3 – programmaperiode 2007-2013, 2006
49
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III
Statistische Bronnen: Abeo, Sozial- und Wirtschaftsstatistiken 2006-04, 2006. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Statline: statline.cbs.nl Eurostat, website: http://epp.eurostat.ec.europa.eu, 2006. Etil, Euregionale Arbeidsmarkt Monitor: Euregio Maas Rijn, Maastricht, 2005. Euregio Chambers of Commerce, http://www.euregiochambers.com, 2006. Euregionale Informatie Service, 2006 European Innovation Scoreboard, Trendchart.cordis.lu, 2006 FOD Economie, KMO, Middenstand & Energie, ECODATA, http://ecodata.mineco.fgov.be, 2006. Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS), Demografie van de ondernemingen, 2002 Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS), Maandelijkse faillissementsstatistiek, 2006 Nationale Bank van België (NBB), https://www.nbb.be, 2006. SPI+, 2006
50
OP Maas-Rijn deelproduct sociaal-economische situatie en ervaringen Interreg III
Haute Finance, European Affairs Postbus 125 1160 AC Zwanenburg www.HauteFinance.nl Telefoon: 020 407 2000
BUITEN, Bureau voor Economie & Omgeving BV Postbus 5036 3502 JA Utrecht www.bureaubuiten.nl Telefoon: 030 23 18 945
51