Onze vrijheid door Jezus Christus in onze relatie met God! Het verbond dat God sloot met Abraham. In het verleden heb ik veel preken en opmerkingen gehoord, over dat wij christenen vallen onder het convenant dat God sloot met Abraham. Maar nooit heb ik ten volle begrepen wat dat nu inhield. In deze uiteenzetting wil ik aan de hand van hetgeen in de bijbel geschreven staat licht werpen op het verbond van God met Abraham (en dus ook met ons), het nieuwe verbond dat God sloot in het nieuwe testament. Wat is nu eigenlijk een convenant? Een convenant is een overeenkomst, een belofte, een verbond tussen twee partijen, in dit geval tussen God en Abraham en zijn nageslacht. Genesis 12:1-3 1 De HERE nu zeide tot Abram: Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal; 2 Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en gij zult tot een zegen zijn. 3 Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden.
Dit is de basis van het verbond wat God met Abraham sloot. Hij beloofde Abraham tot een groot volk te maken. Een zegen te zijn voor anderen. En diegenen die Abraham zegent, ook te zegenen. Echter wie Abraham vervloekt zou door God vervloekt worden. En met dit verbond dat God sloot met Abraham worden alle geslachten van de aardbodem gezegend!! WAUW!! In het volgende tekstgedeelten lezen wij dat wij door het geloof in onze verlosser Jezus Christus wij deel hebben aan deze zegeningen……Aan het totale verbond dat God sloot met Abraham. Galaten 3: 13-14 Doch bij de wet gaat het niet om geloof, maar: wie dat doet, zal daardoor leven. 13 Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die aan het hout hangt. 14 Zo is de zegen van Abraham tot de heidenen gekomen in Jezus Christus, opdat wij de belofte des Geestes ontvangen zouden door het geloof. 12
We lezen hier in Galaten, dat Jezus de totale vloek op zich heeft genomen. Hoe is dat gebeurd? De wet die God heeft gegeven dient en diende volledig nagevolgd te worden. Wie deze weet overtreedt verdient straf. In het oude testament werden deze straffen verzoend door het offeren van dieren. Echter om voor de mens altoos recht tegenover God te kunnen staan heeft Jezus al de fouten(zonden) van de gehele mensheid op zich genomen, en dus werd Hij voor ons vervloekt aan het kruis en heeft Hij zijn leven voor ons gegeven. In het navolgende ziet u dat Jezus kruisdood nodig was om te vervullen wat God had gesproken in Deuteronomium. Deuteronomium 21:22-23 22 Wanneer iemand een zonde begaat, waarop de doodstraf staat, en hij wordt ter dood gebracht en gij hangt hem aan een paal, 23 dan zal zijn lijk gedurende de nacht niet aan de paal blijven, maar gij zult hem dezelfde dag nog begraven, want een gehangene is door God vervloekt en gij zult het land dat de HERE, uw God, u als erfdeel geven zal, niet verontreinigen.
1
Onze vrijheid door Jezus Christus in onze relatie met God! Door ons geloof in onze Heere Jezus Christus zijn wij ook automatisch het nageslacht van Abraham geworden, dit lazen wij zojuist in Galaten 4:13. Het navolgende tekstgedeelte uit Galaten laat duidelijk zien hoe wij tot het nageslacht van Abraham worden gerekend. En dus ook volledig erfgenaam aan de belofte van God aan Abraham. Galaten 3:26-29 26 Want gij zijt allen zonen van God, door het geloof, in Christus Jezus. 27 Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed. 28 Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers één in Christus Jezus. 29 Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen.
Als extra kanttekening wil ik u op het volgende wijzen dat allen die kinderen van God zijn geworden, zonen van God zijn geworden door het geloof dat we hebben in Jezus Christus. Allen die betekent dus ook de vrouwen! Dit klinkt in het begin soms wat vreemd in de oren. Maar er is dus duidelijk geen verschil voor God tussen man en vrouw. God ziet de geest van een mens aan. Dus ook voor de dames geldt, u bent een zoon van God! Ter vervolg wil ik u meenemen naar de Romeinenbrief: Romeinen 4:16-25 16 Daarom is het (alles) uit geloof, opdat het zou zijn naar genade, en dus de belofte zou gelden voor al het nageslacht, niet alleen voor wie uit de wet, maar ook voor wie uit het geloof van Abraham zijn, die de vader van ons allen is, 17 gelijk geschreven staat: Tot een vader van vele volken heb Ik u gesteld – voor het aangezicht van die God, in wie hij geloofde, die de doden levend maakt en het niet zijnde tot aanzijn roept. 18 En hij heeft tegen hoop op hoop geloofd, dat hij een vader van vele volken zou worden, volgens hetgeen gezegd was: Zo zal uw nageslacht zijn. 19 En zonder te verflauwen in het geloof heeft hij opgemerkt, dat zijn eigen lichaam verstorven was, daar hij ongeveer honderd jaar oud was, en dat Sara’s moederschoot was gestorven; 20 maar aan de belofte Gods heeft hij niet getwijfeld door ongeloof, doch hij werd versterkt in zijn geloof en gaf Gode eer, 21 in de volle zekerheid, dat Hij bij machte was hetgeen Hij beloofd had ook te volbrengen. 22 Daarom [ook] werd het hem gerekend tot gerechtigheid. 23 Echter niet om zijnentwil alleen werd geschreven: het werd hem toegerekend, 24 maar ook om onzentwil, wie het zal worden toegerekend, ons, die ons geloof vestigen op Hem, die Jezus, onze Here, uit de doden opgewekt heeft, 25 die is overgeleverd om onze overtredingen en opgewekt om onze rechtvaardiging.
In vers 16 ziet u nogmaals benadrukt dat de belofte die God Abraham maakten niet alleen gold voor het wettelijke nageslacht van Abraham, maar ook, voor diegenen die door het geloof in Christus erfgenamen zijn geworden aan deze belofte. Als Abraham ons voorbeeld is, dan dienen wij goed te leren van hoe Abraham met God leefde en vooral met zijn beloftes op zijn leven. Abraham bleven geloven en bleef vertrouwen tegen alle natuurlijke omstandigheden in. Al de omstandigheden leken erop dat het niet uit zou kunnen komen dat wat God belooft. Maar Abraham bleef geloven en bleef goed vertrouwen en dat werd hem gerekend tot gerechtigheid. In het navolgende ziet u nogmaals dat God zo blij is met Abraham’s gehoorzaamheid en dat God daardoor in staat was zijn nageslacht te zegenen.
2
Onze vrijheid door Jezus Christus in onze relatie met God! Genesis 26:2-6 Toen verscheen hem de HERE en zeide: Trek niet naar Egypte, woon in het land, dat Ik u zeggen zal, 3 vertoef in dit land als een vreemdeling, dan zal Ik met u zijn en u zegenen, want u en uw nageslacht zal Ik al die landen geven, en Ik zal de eed gestand doen, die Ik uw vader Abraham gezworen heb. 4 En Ik zal uw nageslacht vermenigvuldigen als de sterren des hemels, en Ik zal uw nageslacht al die landen geven, en met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend worden, 5 omdat Abraham naar Mij geluisterd en mijn dienst in acht genomen heeft: mijn geboden, mijn inzettingen en mijn wetten. 2
In Genesis 15:1-21 wordt beschreven hoe God het verbond sloot met Abraham 1 Hierna kwam het woord des HEREN tot Abram in een gezicht: Vrees niet, Abram, Ik ben uw schild; uw loon zal zeer groot zijn. 2 En Abram zeide: Here HERE, wat zult Gij mij geven, daar ik kinderloos heenga en de bezitter van mijn huis, dat zal deze Damascener Eliëzer zijn. 3 En Abram zeide: Zie, mij hebt Gij geen nakroost gegeven, en nu moet een onderhorige mijn erfgenaam zijn. 4 En zie, het woord des HEREN kwam tot hem: Deze zal uw erfgenaam niet zijn, maar uw lijfelijke zoon, die zal uw erfgenaam zijn. 5 Toen leidde Hij hem naar buiten, en zeide: Zie toch op naar de hemel en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem: Zo zal uw nageslacht zijn. 6 En hij geloofde in de HERE, en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid. 7 En Hij zeide tot hem: Ik ben de HERE, die u uit Ur der Chaldeeën heb geleid om u dit land in bezit te geven. 8 En hij zeide: Here HERE, waaraan zal ik weten, dat ik het bezitten zal? 9 En Hij zeide tot hem: Haal Mij een driejarige jonge koe, een driejarige geit, een driejarige ram, een tortelduif en een jonge duif. 10 Hij haalde die alle voor Hem, deelde ze middendoor en legde de stukken tegenover elkander, maar het gevogelte deelde hij niet. 11 Toen de roofvogels op de dode dieren neerstreken, joeg Abram ze weg. 12 Toen de zon op het punt stond onder te gaan, viel een diepe slaap op Abram. En zie, hem overviel een angstwekkende, dikke duisternis. 13 En Hij zeide tot Abram: Weet voorzeker, dat uw nakomelingen vreemdelingen zullen zijn in een land, dat het hunne niet is, en dat zij hen dienen zullen, en dat die hen zullen verdrukken, vierhonderd jaar. 14 Doch ook het volk, dat zij zullen dienen, zal Ik richten, en daarna zullen zij met grote have uittrekken. 15 Maar gij zult in vrede tot uw vaderen gaan; gij zult in hoge ouderdom begraven worden. 16 Het vierde geslacht echter zal hierheen wederkeren, want eerder is de maat van de ongerechtigheid der Amorieten niet vol. 17 Toen de zon was ondergegaan, en er dikke duisternis was, zie, een rokende oven met een vurige fakkel, welke tussen die stukken doorging. 18 Te dien dage sloot de HERE een verbond met Abram, zeggende: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven, van de rivier van Egypte tot de grote rivier, de rivier de Eufraat: 19 de Keniet, de Kenizziet, de Kadmoniet, 20 de Hethiet, de Perizziet, de Refaïeten, 21 de Amoriet, de Kanaäniet, de Girgasiet en de Jebusiet.
Het opmerkelijk hierin is hoe God met Abraham het verbond bezegelde. Met het offeren van dieren en het vergieten van bloed. Dit wordt ook wel aangeduid met een bloed-eed, wat in die tijd zeer gebruikelijk was, om een belofte, kracht bij te zetten. Het bloed wordt door de hele bijbel heen gebruikt ter vergeving van zonden en het bekrachtigen van de belofte die God met zijn volk maakt. Het volgende stuk leert ons dat we voordat wij kinderen van God, waren zonder hoop waren. Omdat we uitgesloten waren van het verbond wat God heeft met Abraham en zijn nageslacht. Maar gelukkig door ons geloof en vertrouwen in de Heere Jezus Christus is deze tijd voorbij en zoals we hierboven lazen hebben wij nu volledig deel aan de heerlijke belofte van God.
3
Onze vrijheid door Jezus Christus in onze relatie met God! Efeziers 2:11-12 Bedenkt daarom dat gij, die vroeger heidenen waart naar het vlees, en onbesneden genoemd werdt door de zogenaamde besnijdenis, die werk van mensenhanden aan het vlees is, 12 dat gij te dien tijde zonder Christus waart, uitgesloten van het burgerrecht Israëls en vreemd aan de verbonden der belofte, zonder hoop en zonder God in de wereld. 11
God heeft voor eeuwig zijn verbond in zijn gedachten geprint. Psalm 111:5 Hij gaf spijze aan wie Hem vrezen, en gedenkt voor eeuwig zijn verbond. 5
Ik hoor wel eens zeggen dat Gods verbond gesloten is zonder voorwaarden. Maar geldt dat helemaal zo? Als ik de volgende teksten lees zie ik toch wel voorwaarden om de kracht van dit verbond daadwerkelijk ook zichtbaar te laten worden in het leven van de Christenen. In die zin zie ik dan toch wel een voorwaarden. U ook? Deuteronomium 10:12-13 Nu dan, Israël, wat vraagt de HERE, uw God, van u dan de HERE, uw God, te vrezen door in al zijn wegen te wandelen; Hem lief te hebben; de HERE, uw God, te dienen met uw ganse hart en met uw ganse ziel; 13 de geboden en de inzettingen des HEREN, die ik u heden opleg, te onderhouden, opdat het u wèl ga. 12
Exodus 19:5 Nu dan, indien gij aandachtig naar Mij luistert en mijn verbond bewaart, dan zult gij uit alle volken Mij ten eigendom zijn, want de ganse aarde behoort Mij. 6 En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk. Dit zijn de woorden die gij tot de Israëlieten spreken zult. 5
Samenvattend kunt u zeggen dat God roept ons op Hem lief te hebben, Hem te betrekken bij al de facetten van ons leven en zijn geboden te handhaven, opdat het ons wel gaat! Een leven vol zegeningen zoals in het verbond dat God met Abraham sloot. En u weet uit de verhalen inmiddels hoe gezegend Abraham en zijn nageslacht geworden is. Toch heeft het volk Israel de verbondsbeloften met God geschonden. Het gevolg hiervan is de ballingschap van het volk terug te lezen in Deuteronomium o.a. In geheel Deuteronomium 28 lezen wij de gehele zegen die ligt in het handhaven van het verbond maar ook de vervloekingen die de mens zal treffen indien niet aan de wetten van het verbond wordt zal worden gehouden. Indien gij dan aandachtig luistert naar de stem van de HERE, uw God, en al zijn geboden, die ik u heden opleg, naarstig onderhoudt, dan zal de HERE, uw God, u verheffen boven alle volken der aarde. 2 De volgende zegeningen zullen alle over u komen en uw deel worden, indien gij luistert naar de stem van de HERE, uw God: 3 Gezegend zult gij zijn in de stad en gezegend op het veld. 4 Gezegend zal zijn de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw bodem en de vrucht van uw vee: de worp van uw runderen en de dracht van uw kleinvee. 5 Gezegend zullen zijn uw mand en uw baktrog. 6 Gezegend zult gij zijn bij uw ingang en gezegend zult gij zijn bij uw uitgang. 7 De HERE zal uw vijanden, die tegen u opstaan, verslagen aan u overleveren. Langs één enkele weg zullen zij tegen u optrekken, maar langs zeven wegen voor u vluchten. 8 De HERE zal over u de zegen gebieden in uw schuren en in alles wat gij onderneemt; Hij zal u zegenen in het land dat de HERE, uw God, u geven zal. 9 De HERE zal u als zijn heilig volk bevestigen, zoals Hij u gezworen heeft, indien gij de geboden van de HERE, uw God, onderhoudt en in zijn wegen wandelt. 10 Dan 1
4
Onze vrijheid door Jezus Christus in onze relatie met God! zullen alle volken der aarde zien, dat de naam des HEREN over u uitgeroepen is, en zij zullen voor u vrezen. 11 Ook zal de HERE u overvloedig het goede schenken, in de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw vee en de vrucht van uw bodem – in het land, waarvan de HERE aan uw vaderen gezworen heeft, dat Hij het u geven zou. 12 De HERE zal zijn rijke schatkamer, de hemel, voor u openen om op zijn tijd de regen voor uw land te geven en al het werk uwer handen te zegenen, zodat gij aan vele volken zult uitlenen zonder zelf te leen te ontvangen. 13 De HERE zal u stellen tot een hoofd en niet tot een staart, gij zult enkel opgaan en niet neergaan, wanneer gij luistert naar de geboden van de HERE, uw God, die ik u heden opleg om die naarstig te onderhouden, 14 en wanneer gij niet afwijkt van alle geboden, die ik u heden geef, noch naar rechts noch naar links, door het achterna lopen en dienen van andere goden. 15 Maar indien gij niet luistert naar de stem van de H ERE, uw God, en niet al zijn geboden en inzettingen, die ik u heden opleg, naarstig onderhoudt, dan zullen de volgende vervloekingen alle over u komen en u treffen: 16 Vervloekt zult gij zijn in de stad en vervloekt op het veld. 17 Vervloekt zullen zijn uw mand en uw baktrog. 18 Vervloekt zal zijn de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw bodem, de worp van uw runderen en de dracht van uw kleinvee. 19 Vervloekt zult gij zijn bij uw ingang en vervloekt bij uw uitgang. 20 De HERE zal over u de vloek, de verwarring en de bedreiging doen komen in alles wat gij onderneemt en wat gij doet, totdat gij verdelgd wordt en snel te gronde gaat vanwege de slechtheid uwer daden, omdat gij Mij verlaten hebt. 21 De HERE zal de pest aan u doen kleven, totdat zij u heeft weggevaagd uit het land, dat gij in bezit gaat nemen. 22 De HERE zal u slaan met tering, koorts, brand, ontstekingen, droogte, brandkoren en honigdauw: zij zullen u vervolgen, totdat gij te gronde gaat. 23 Ook zal de hemel boven uw hoofd van koper zijn en de aarde onder u van ijzer. 24 De HERE zal poeder en stof over uw land laten regenen; van de hemel zullen die op u neerdalen, totdat gij verdelgd zijt. 25 De HERE zal u verslagen aan uw vijanden overleveren. Langs één enkele weg zult gij tegen hen optrekken, maar langs zeven wegen voor hen vluchten, zodat gij tot een schrikbeeld zult wezen voor alle koninkrijken der aarde. 26 Uw lijken zullen tot voedsel dienen voor al het gevogelte des hemels en het gedierte der aarde, zonder dat iemand die opschrikt. 27 De HERE zal u slaan met Egyptische zweren, met builen, uitslag en schurft, waarvan gij niet kunt genezen. 28 De HERE zal u slaan met waanzin, verblinding en verstandsverbijstering, 29 zodat gij op de middag rondtast, als een blinde in de duisternis; gij zult op uw wegen niet voorspoedig zijn, maar bij voortduring slechts verdrukt en beroofd worden, zonder dat iemand u redt. 30 Gij zult een vrouw ondertrouwen, maar een andere man zal haar beslapen. Gij zult een huis bouwen, maar het niet bewonen. Gij zult een wijngaard planten, maar de vrucht daarvan niet genieten. 31 Uw rund zal voor uw ogen geslacht worden, maar gij zult daarvan niet eten. Uw ezel zal in uw bijzijn geroofd worden, en niet tot u terugkeren. Uw kleinvee zal aan uw vijanden worden gegeven, zonder dat iemand u te hulp komt. 32 Uw zonen en dochters zullen aan een ander volk worden overgeleverd, terwijl gij het met eigen ogen ziet, en de gehele dag naar hen smacht, zonder iets te kunnen doen. 33 Een volk, dat gij niet kent, zal de vrucht van uw bodem eten en alles waarvoor gij gezwoegd hebt; bij voortduring zult gij slechts verdrukt en vertrapt worden. 34 Gij zult waanzinnig worden vanwege het schouwspel, dat uw ogen zullen zien. 35 De HERE zal u slaan met boze zweren aan de knieën en aan de dijen, waarvan gij niet kunt genezen – van uw voetzool af tot uw schedel toe. 36 De HERE zal u en de koning, die gij over u hebt aangesteld, naar een volk voeren dat gij niet kendet, gij noch uw vaderen; aldaar zult gij andere goden dienen, hout en steen. 37 Gij zult een voorwerp van ontzetting worden, een spreekwoord en een spotrede onder alle volken, naar wier land de HERE u wegvoert. 38 Veel zaad zult gij naar de akker brengen, maar weinig inzamelen, want de sprinkhaan zal het afvreten. 39 Wijngaarden zult gij planten en bewerken, maar geen wijn drinken of opleggen; want de worm zal eraan knagen. 40 Olijfbomen zult gij hebben in uw gehele gebied, maar u niet met olie zalven; want uw olijven zullen afvallen. 41 Gij zult zonen en dochters verwekken, maar zij zullen u niet toebehoren, want zij zullen in gevangenschap gaan. 42 Van al uw geboomte en veldvruchten zullen de sprinkhanen zich meester maken. 43 Steeds meer zal de vreemdeling in uw midden u te boven gaan, terwijl gij al dieper zinkt. 44 Hij zal u te leen geven, maar gij niet aan hem; hij zal hoofd zijn, en gij staart.
5
Onze vrijheid door Jezus Christus in onze relatie met God! 45 Al deze vervloekingen zullen over u komen, u achtervolgen en u treffen, totdat gij verdelgd zijt, omdat gij niet geluisterd hebt naar de stem van de HERE, uw God, en de geboden en inzettingen die Hij u opgelegd heeft, niet onderhouden hebt; 46 zij zullen onder u tot een teken en wonder zijn, en onder uw nageslacht, voor altoos. 47 Omdat gij de HERE, uw God, niet met vreugde en blijdschap gediend hebt vanwege al uw overvloed, 48 zult gij de vijanden, die de HERE tegen u zal doen optrekken, dienen, onder honger en dorst, in naaktheid en met gebrek aan alles; Hij zal een ijzeren juk op uw hals leggen, totdat Hij u verdelgd heeft. 49 De HERE zal tegen u doen aanrukken een volk, dat van verre komt, van het einde der aarde, zoals een arend aanzweeft: een volk, waarvan gij de taal niet verstaat, 50 een hardvochtig volk, dat geen grijsaard ontziet en geen knaap genade bewijst; 51 dat de vrucht van uw vee en van uw bodem zal opeten, totdat gij verdelgd zijt; dat u geen koren, most of olie zal overlaten, noch de worp van uw runderen of de dracht van uw kleinvee, totdat het u te gronde gericht heeft. 52 Het zal u in het nauw brengen in al uw steden, totdat de hoge, versterkte muren vallen, waarop gij in uw gehele land vertrouwdet; ja, het zal u in het nauw brengen in al uw steden, in geheel het land dat de HERE, uw God, u geven zal. 53 In de benardheid en benauwdheid, waarmede uw vijand u kwellen zal, zult gij de vrucht van uw eigen schoot eten, het vlees van de zonen en dochters, die de HERE, uw God, u geven zal. 54 De meest verwekelijkte en verwende man onder u zal zijn broeder noch zijn eigen vrouw noch de kinderen, die hem nog resten, iets gunnen, 55 zodat hij geen van hen iets zal willen geven van het vlees zijner kinderen, die hij eet, omdat uw vijand hem niets anders overgelaten heeft, in de benardheid en benauwdheid, waarmede deze u in al uw steden kwellen zal. 56 De verwekelijkte en verwende vrouw onder u, die van verwendheid en wekelijkheid het nooit gewaagd heeft haar voetzool op de grond te zetten, zal haar eigen man noch haar zoon en dochter iets gunnen, 57 zelfs niet de nageboorte uit haar schoot noch de kinderen, die zij baart, want bij gebrek aan alles zal zij die in het geheim eten, in de benardheid en benauwdheid, waarmede uw vijand u in uw steden kwellen zal. 58 Indien gij niet naarstig onderhoudt al de woorden der wet, die in dit boek geschreven zijn, en gij niet deze heerlijke, geduchte Naam, de HERE, uw God, vreest, 59 dan zal de HERE u en uw nageslacht ongemeen zwaar tuchtigen met felle, aanhoudende slagen en boze, aanhoudende ziekten. 60 Hij zal alle kwalen van Egypte, waarvoor gij bevreesd zijt, weer over u brengen, zodat zij aan u kleven. 61 Ook allerlei ziekten en slagen, die in het boek van deze wet niet beschreven zijn, zal de HERE over u doen komen, totdat gij verdelgd zijt. 62 Met weinigen zult gij overblijven, terwijl gij talrijk geweest zijt als de sterren des hemels – omdat gij niet geluisterd hebt naar de stem van de HERE, uw God. 63 Zoals de Here er behagen in had om u wèl te doen en u talrijk te maken, zo zal de HERE er behagen in hebben om u te gronde te richten en te verdelgen; en gij zult weggerukt worden uit het land, dat gij in bezit gaat nemen. 64 De HERE zal u verstrooien onder alle natiën van het ene einde der aarde tot het andere; aldaar zult gij andere goden dienen, die noch gij noch uw vaderen gekend hebben: hout en steen. 65 Gij zult onder die volken geen rust vinden noch een rustplaats voor uw voetzool; de HERE zal u daar een bevend hart geven, ogen vol heimwee en een kwijnende ziel.
Ter wille van het nageslacht van Abraham en zijn belofte aan Abraham, wilde God toch niet het gehele volk laten vergaan/omkomen. En beloofde het volk dat er ooit een nieuw verbond zou worden gesloten. Dit nieuwe verbond zou niet langer meer door ongeloof van een menselijke partij verbroken kunnen worden. Het nieuwe verbond, beter nog dan het oude verbond met Abraham, ons huidige verbond: Hebreeën 8:6–13 6 Nu echter heeft Hij een zoveel verhevener dienst verkregen, als Hij de middelaar is van een beter verbond, waarvan de rechtskracht op betere beloften berust. 7 Want indien dat eerste onberispelijk ware geweest, zou er geen plaats gezocht zijn voor een tweede. 8 Want Hij berispt hen, als Hij zegt: Zie, er komen dagen, spreekt de Here, dat Ik voor het huis Israëls en het huis Juda een nieuw verbond tot stand zal brengen, 9 niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen maakte ten dage, dat Ik hen bij de hand nam om hen uit het land Egypte te leiden, want zij hebben zich niet gehouden aan mijn verbond
6
Onze vrijheid door Jezus Christus in onze relatie met God! en Ik heb Mij niet meer om hen bekommerd, spreekt de Here. 10 Want dit is het verbond, waarmede Ik Mij verbinden zal aan het huis Israëls na die dagen, spreekt de Here: Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen, en Ik zal die in hun harten schrijven, en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. 11 En niet langer zullen zij een ieder zijn medeburger, en een ieder zijn broeder leren, zeggende: Ken de Here, want allen zullen zij Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen. 12 Want Ik zal genadig zijn over hun ongerechtigheden, en hun zonden zal Ik niet meer gedenken. 13 Als Hij spreekt van een nieuw (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning.
7