Onze lieve
Wetenschap O n z e L i e v e W e t e n s c h a p i s h e t w e t e n s c h a p s b l a d va n h e t o n z e l i e v e v r o u w e g a s t h u i s t e a m s t e r d a m | j a a r g a n g 5 | n u m m e r 1 | a p r i l 2 0 1 2
Historie
De geheimen van de verlostang
Hoe de inflammatiestorm te bedwingen? De Ovidius-studie
Baanbrekend onderzoek
Direct ‘dotteren’ of eerst medicamenteus stabiliseren?
De uitvinder van de verlostang Peter Chamberlen
Onze lieve wetenschap, april 2012 | 1
inhoud
6
De geschiedenis van de verlostang De verlostang kent een lange geschiedenis. Hij werd ontdekt in een tijd waarin steeds vaker afwijkende en vernauwde bekkens voorkwamen door de botaandoening rachitis, en dus mechanische hulp bij de bevalling noodzakelijk was. Gyneacoloog n.p. Maarten Schutte ontrafelt het mysterie.
8
Hoe de inflammatiestorm te bedwingen? Bacteriën behandel je met antibiotica, maar kan je de inflammatierespons ook behandelen? De behandeling met corticosteroïden van patiënten met een septische shock in het kader van inflammatiemodulatie is standard-of-care. Maar geldt dit ook voor patiënten met veel voorkomende infectieziekten zoals een pneumonie?
fotovr aag Deze CT-scan van de hersenen werd gemaakt bij een jongeman die ’s ochtends niet wekbaar was nadat hij de avond tevoren naar een dance feest was geweest. Op de SEH had hij een wisselend bewustzijn. Laboratoriumonderzoek liet een ernstige hyponatriëmie zien: laagste waarde 117 mmol/L. Wat is de diagnose?
ANTWOORD Het beeld past bij gegeneraliseerd hersenoedeem, dat ontstaat als gevolg van een syndrome of inappropriate antidiuretic hormone (SIADH) na inname van extacy. Na correctie van het natrium was de patiënt gelukkig binnen 12 uur volledig hersteld. 2 | Onze lieve wetenschap, april 2012
r edact ioneel
Samenwerken
9
Kwartet onderzoekers Tijdens de OLVG-wetenschapsdagen 2011 vielen vier onderzoekers in de prijzen. Zoals Brigitte Dyrbrye voor haar onderzoek naar het ontstaan van gasembolieën tijdens het verwijderen van myomen of endometrium uit de baarmoeder. In het kwartet komen alle winnaars aan het woord.
En ver der 17 Wegwijs met Bert; de bibliotheek digitaliseert verder 18 Statistieken 18 OLVG publicaties 24 Korte Berichten
Veel mensen hebben een verkeerd beeld van wetenschappers. Zo is de ’ingenieur’ in Ja Zuster Nee Zuster een stoffige man die zielsalleen in zijn kelder een pil bedenkt die katten en mensen vriendelijk maakt. En ‘Doc’ in de film Back to the Future ontwerpt in zijn eentje een tijdmachine. Hierdoor krijgen sommigen het idee dat wetenschappers einzelgängers zijn die hun hele leven bezig zijn met één geniale gedachte, die soms goed en soms minder goed blijkt te zijn. In werkelijkheid betekent onderzoek doen bijna altijd dat je op andere onderzoekers moet afstappen die een bepaalde techniek of andere kennis in huis hebben. Samen ontstaan vaak de beste ideeën. En tegenwoordig krijg je een goed onderzoek nauwelijks gepubliceerd als je niet al bij de opzet van je onderzoek een klinisch epidemioloog of statisticus raadpleegt. Kortom: onderzoek doe je zelden of nooit alleen. Ook de onderzoekers in deze editie van OLW hebben hun onderzoek ook niet alleen gedaan. Zo had de winnares van de wetenschapsbokaal haar onderzoek als anesthesiologe nooit kunnen doen zonder medewerking van gynaecologen en cardiologen. Een ander mooi voorbeeld van een geslaagde samenwerking is de Lancet-publicatie van de PROBAAT-onderzoeksgroep. Een van onze gynaecologen was hier mede-onderzoeker en -auteur. De Commissie Wetenschap hoopt en verwacht natuurlijk dat iedereen bereid is om zijn steentje bij te dragen als hij wordt gevraagd door een enthousiaste onderzoeker. Maar ook buiten het OLVG is samenwerking essentieel Met het Sint Lucas Andreas of in Santeon verband bijvoorbeeld. Kortom: onderzoek betekent samenwerken. Dus… weet u al met wie u een onderzoeksproject opzet? Sytze van Dam, internist, voorzitter Commissie Wetenschappelijk Onderzoek OLVG
‘Ik had niet verwacht dat het zoveel tijd en geld zou schelen’ Marjolein Koning, IC-verpleegkundige OLVG, pagina 12
Onze lieve wetenschap, april 2012 | 3
histor isch De verlostang kent een lange geschiedenis. Hij werd ontdekt in een tijd waarin steeds vaker afwijkende en vernauwde bekkens voorkwamen door de botaandoening rachitis, en dus mechanische hulp bij de bevalling noodzakelijk was. En waarin winstbejag en roem de medische ethiek overschaduwden. Maarten Schutte, directeur Teaching Hospital OLVG, gynaecoloog n.p.
D
Maarten Schutte
e geschiedenis van de verlostang begint met vijf generaties van de familie Chamberlen. Grondlegger William Chamberlen, barbierchirurgijn, was in 1569 als Hugenoot met zijn gezin vanuit Frankrijk naar Engeland gevlucht. Het echtpaar had twee zonen, die heel origineel, allebei Peter werden genoemd. En beide zonen werden – net als hun vader – barbier-chirurgijn met belangstelling voor de verloskunde. Ze verwierven grote naam in hun vakgebied en hadden patienten in de hoogste kringen. De oudste van de twee hielp onder andere Queen Anne en Queen Henrietta Maria bij hun bevallingen. Waarschijnlijk was het deze Peter die de verlostang uitvond. Hij deelde zijn uitvinding met zijn broer.
Geheimzinnig instrument De eerste keer dat Peter de tang gebruikte, was volgens de overlevering geen succes; moeder en kind overleefden het niet. Daarom hield hij zijn uitvinding angstvallig geheim. Werd hij of zijn broer te hulp geroepen bij een bevalling? Dan kwamen ze in een speciale koets en namen een enorme kist mee – prachtig bewerkt met ornamenten en goudbeslag – die door twee mensen gedragen moest worden. Iedereen moest de kraamkamer uit, de barende werd geblinddoekt. Niemand mocht hun geheim kunnen zien. De bezorgde familie hoorde dan door de deur, behalve het geschreeuw van de barende, geheimzinnige geluiden en rinkelende bellen.
4 | Onze lieve wetenschap, april 2012
Kennis, macht en marktwerking in
De gesch van de ve Nieuwe opvolger De jongste Peter had een zoon (geboren in 1601), en u raadt het al: die heette Peter. Hij volgde zijn oom op als hofchirurg-obstreticus en werd bekend als Peter de derde of als Doctor Peter Chamberlen. Zijn studie volgde hij in Cambridge, Heidelberg en Padua en hij kreeg een aanstelling in zowel Oxford als Cambridge. Hij werd zo beroemd dat zelfs de tsaar van Rusland een beroep op hem deed.
en vader als Engelse hofchirurg-obstetricus. In die hoedanigheid begeleidde hij onder andere de bevalling bij de vrouw van King James II, waarbij de toekomstige Queen Anne werd geboren. Toen James II werd gedwongen tot aftreden vertrok Hugh naar Nederland.
Introductie in Nederland In Nederland wist Hugh zijn ‘geheim’ voor veel geld te verkopen aan de Amsterdamse chirurg en stadsvroedmeester Henderik van Roonhuysen en aan Frederik Ruysch. Hij verkocht echter slechts één van de twee bladen. Van Roonhuysen gebruikte die als hefboom bij vastgelopen bevallingen en ontwikkelde het verder door. Op zijn beurt hield ook Van Roonhuysen het instrument geheim en sloop bij een moeilijke bevalling binnen met zijn instrument in zijn mouw. Hij kroop letterlijk onder de dekens, opdat niemand kon zien wat hij uitspookte bij de barende. Zijn ‘geheim’ gaf hij door aan zijn zoon Rogier, en hij verkocht het voor veel geld aan collega’s onder wie Cornelis Boekelman. Deze verkocht het weer voor veel geld aan onder andere Abraham Titsingh, die het instrument gebruikt zou hebben bij de geboorte van de latere koning Willem I.
Onthulling
n plaats van ethiek
hiedenis erlostang Geheim doorverkopen? Zijn oom en vader wijdden Peter in in de geheimen van de verlostang en op zijn beurt droeg Peter dit weer over aan zijn zoon: Hugh, geboren 1630. Saillant detail is dat deze Hugh ooit probeerde het geheim voor veel geld te verkopen aan de beroemde Franse obstetricus Mauriceau. Maar helaas voor Hugh, die verkoop ging niet door. Hij slaagde er bij de demonstratie niet in om de baring van een dwerg met een misvormd bekken te beëindigen. Desondanks trad hij in de voetsporen van zijn oom
Terug naar de Chamberlens. De zoon van Hugh Chamberlen, Hugh de jonge, werd ook chirurgobstetricus. Hij was door zijn vader ingewijd. Hij was dus de vierde generatie Chamberlens die het geheim van de verlostang kende. Hij had geen erfgenamen en onthulde kort voor zijn dood in 1728, dus na ongeveer 125 jaar, het geheim van de familie. In 1813 werd een aantal verlostangen van Peter III aangetroffen onder de vloer van de vliering van zijn toenmalige verblijfplaats. Diens vrouw had die daar 130 jaar eerder verstopt.
Modernisering In de afgelopen eeuw hebben vele obstetrici de verlostang gemodificeerd en daar hun eigen naam aan verbonden. Het instrument werd te pas en te onpas gebruikt ter meerdere glorie van de arts en voor een goed gevulde portemonnee. In de twintigste eeuw werd de verlostang meer en meer op medische indicatie toegepast. Tegenwoordig heeft de tang vrijwel volledig plaats gemaakt voor de vacuümextractor.
De eerste keer dat Peter de tang gebruikte, was volgens de overlevering geen succes Onze lieve wetenschap, april 2012 | 5
Hoe de inflammaties Bacteriën veroorzaken infecties, maar onze eigen inflammatierespons maakt ons ziek. Bacteriën behandel je met antibiotica, maar kan je de inflammatierespons ook behandelen? De behandeling met corticosteroïden van patiënten met een septische shock in het kader van inflammatiemodulatie is standard of care. Maar zou dit ook gelden voor patiënten met veel voorkomende infectieziekten zoals een pneumonie? Rik Endeman, intensivist OLVG
P
atiënten met een ernstige sepsis moeten zo snel mogelijk antibiotica krijgen. Dat is een feit. Datzelfde geldt voor de behandeling met corticosteroïden van patiënten met een septische shock. Beide therapieën zijn dan ook opgenomen in internationale richtlijnen, zoals die van de ‘Surviving Sepsis Campaign’. In deze patiëntengroep worden corticosteroïden gebruikt om de inflammatiestorm te bedwingen. Ook de behandeling van een bacteriële meningitis, tuberculeuze pericarditis/meningitis bestaat uit antibiotica in combinatie met corticosteroïden. Voor andere aandoeningen staat dit ter discussie, zoals voor pulmonale tuberculose, pneumocystis jiroveci pneumonie, etc. Dezelfde discussie geldt voor het gebruik van corticosteroïden bij patiënten met een pneumonie. Deze therapie is alom geaccepteerd bij patiënten die in shock raken. Echter als er sprake is van een ‘severe community-acquired pneumonia’ is de consensus al minder groot en er is geen duidelijkheid over de meerwaarde van behandeling met corticosteroïden indien er ‘slechts’ sprake is van een patiënt met community-acquired pneumonia (CAP) die opgenomen wordt op een verpleegafdeling. Ofwel: hoe ernstig moet de infectie zijn om een behandeling met corticosteroïden te starten? De pneumonieonderzoeksgroep van het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein zette de tanden in dit weerbarstige onderwerp en verrichtte de Ovidius-studie voor een antwoord op de vraag: hebben steroïden een meerwaarde bij de behandeling van patiënten met een CAP op een normale verpleegafdeling.
Methode Binnen een periode van drie jaar screende het team patiënten die zich presenteerden met een CAP op de Spoedeisende Hulp van het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein en het ziekenhuis de Gelderse Vallei in Ede voor deelname aan de studie. Na inclusie werden patiënten gerandomiseerd voor een behandeling met het corticosteroïd dexamethason 5 mg intraveneus eenmaal daags voor vier dagen, of met een placebo. Zowel patiënt als behandelaars waren geblindeerd voor de gegeven therapie. Patiënten met een bekende (verworven) immuundeficiëntie en patiënten die direct naar de Intensive Care overgeplaatst dienden te worden, werden geëxcludeerd.
6 | Onze lieve wetenschap, april 2012
storm te bedwingen? Resultaten Uiteindelijk werden 304 patiënten geïncludeerd. De patiënten in de dexamethason groep waren significant korter opgenomen in het ziekenhuis, namelijk één dag (dit was het primaire eindpunt). Er was geen verschil in overleving of noodzaak tot intensive care opname tijdens opname. De inflammatiestorm, gedefinieerd als de hoogte van de cytokinerespons, was in de dexamethason-groep ook significant lager dan in de placebo-groep. Tot slot was dertig dagen na opname het sociaal functioneren van de patiënten na dexamethason-therapie significant beter dan van de patiënten uit de placebo-groep.
op het proefschrift ‘Strategies to improve clinical management of community-acquired pneumonia’ In een eerder stadium promoveerde ikzelf binnen deze onderzoekslijn, in dezelfde periode verschenen twee promoties deels gebaseerd op Triple-P data en een volgende promotie staat op stapel. Het OLVG participeert in deze onderzoeksgroep en er zijn plannen om als Intensive Care van het OLVG te participeren in gelieerd longinflammatieonderzoek naar Ventilator-induced Acute Lung Injury (VALI; samen met het AMC).
Discussie De conclusies van dit onderzoek komen overeen met eerdere publicaties over het gebruik van steroïden bij patiënten met een CAP en bouwen voort op de resultaten van de pneumonieonderzoekgroep: uit eerdere publicaties bleek al dat de hoogte van de cytokinerespons gerelateerd is aan het beloop van ziekte gedurende opname, inclusief overleving (Triple-P studie). Het moduleren van de inflammatierespons is de sleutel voor betere overleving/behandeling en maakt het succes van deze en soortgelijke eerdere studies. Alhoewel dit conceptueel allemaal klopt, is dit nog geen gangbare therapie, ook niet in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG) - ook na de publicatie van de Ovidius-resultaten in The Lancet. Het antwoord op de vraag of je een pneumonie moet behandelen met corticosteroïden naast antibiotica is waarschijnlijk ja, maar dit dient voor ‘hardere’ eindpunten (overleving) nog bevestigd te worden. In dit kader wordt momenteel een Santeon-brede multicenter studie opgezet; ook het OLVG gaat participeren in deze studie.
Santeon; St. Antonius Ziekenhuis en Onze Lieve Vrouwe Gasthuis Het St. Antonius Ziekenhuis is een Santeon-ziekenhuis met een duidelijke onderzoeksdoelstelling. Van oudsher heeft het ziekenhuis robuuste onderzoekslijnen binnen de Cardiologie en Longziekten. Binnen Santeon-verband is het ziekenhuis op zoek naar partners, zoals het OLVG. De pneumonielijn bestaat nu ruim acht jaar. Op 9 februari promoveert Sabine Meijvis in Utrecht
Heeft u zelf goede ideeën gelieerd aan deze onderwerpen? U bent bij deze uitgenodigd om met mij van gedachten te wisselen en te bekijken wat de mogelijkheden binnen de pneumonieonderzoekslijn zijn. H.endeman@ olvg.nl
Verder lezen (tevens referenties) • Dexamethasone and length of hospital stay in patients with community-acquired pneumonia: a randomised, double-blind, placebo-controlled trial. Meijvis SC, Hardeman H, Remmelts HH, Heijligenberg R, Rijkers GT, van Velzen-Blad H, Voorn GP, van de Garde EM, Endeman H, Grutters JC, Bos WJ, Biesma DH. Lancet. 2011 Jun 11;377(9782):2023-30. • Systemic cytokine response in patients with community-acquired pneumonia. Endeman H, Meijvis SC, Rijkers GT, van Velzen-Blad H, van Moorsel CH, Grutters JC, Biesma DH. • Eur Respir J. 2011 Jun;37(6):1431-8. Epub 2010 Sep 30.
Enquêtes
Simpel een aantal vragen? Enquêtes zijn een populaire methode om ‘snel’ (onderzoeks)gegevens te verzamelen. Helaas laat de kwaliteit soms te wensen over. Welke stappen dien je minimaal te volgen om tot een goede enquête te komen? Saskia Rijkenberg, klinisch epidemioloog Met dank aan Vanessa Scholtes, onderzoeker orthopedie
J
aarlijks passeren in het OLVG vele enquêtes de revue. De onderzoeksmethode is populair; de kwaliteit is echter wisselend. Met een enquête (survey) worden vaak ’concrete’ begrippen gemeten, zoals attitudes of gedragsmotieven. Hierin onderscheidt een enquête zich van een vragenlijst (questionnaire) waarbij ‘abstracte’ begrippen worden gemeten (zoals kwaliteit van leven, fysiek functioneren of depressie). Een enquête lijkt een makkelijke en snelle manier om een grote groep mensen te benaderen. Echter, het maken van een goede enquête kost veel tijd en vereist voorkennis. Waar zitten de valkuilen? Ik neem ze stap voor stap door.
Stap 1. Doel van je enquête Wat wil je weten? Een enquête is een geschikt middel om informatie te krijgen over attitudes, opinies, kennis, gevoelens, gedrag en gedragsmotieven. Ook zonder goede vraagstelling krijg je veel informatie. Maar of je een antwoord krijgt op je vraag?
Stap 2. Bepaal je doelgroep Wie zijn je respondenten? Welke mensen kunnen antwoord geven op jouw vraagstelling? Hoeveel respondenten heb je nodig voor een representatieve steekproefgrootte? Dit laatste is onder andere afhankelijk van de vraagstelling, de diversiteit van de groep respondenten en de lengte van de enquête. Hoe groter de steekproef, hoe nauwkeuriger het resultaat. Maar beschikbare tijd, budget en mankracht zijn ook belangrijk. Een vuistregel is ongeveer 10-20 respondenten per vraag. Soms is het mogelijk de benodigde steekproefgrootte te berekenen. Hiervoor zijn verschillende formules of online calculators beschikbaar.
Maar welke methode kies je? Elke methode heeft zijn voor- en nadelen. Bepalend zijn het doel en de doelgroep van de enquête.
Stap 4. Opstellen van je enquête Wat ga je vragen? Herformuleer je vraagstelling in concrete termen, ofwel operationaliseer. Dit begint met het definiëren van de begrippen uit je vraagstelling. Vervolgens zoek je empirische indicatoren: meetbare factoren die iets zeggen over deze begrippen. Waar let je op? • Stel concrete vragen, één vraag tegelijk, in korte eenvoudige zinnen. • Voorkomen suggestieve vragen, eufemismen, vakjargon, formele taal en (dubbele) ontkenningen. • Zorg voor een logische opbouw en rangschik de vragen in categorieën. • Begin of eindig met kenmerken van de respondent en zet lastige vragen aan het eind. • Beperk de enquête tot maximaal 10 minuten, dit komt overeen met 20 tot 30 vragen. Welke antwoorden? Je kan kiezen uit open vragen of vragen met vaste antwoordalternatieven. Er zijn verschillende mogelijkheden en elk alternatief heeft voordelen en beperkingen. Belangrijk is dat een vraag alle mogelijke antwoorden bevat.
Stap 5. Test enquête Hoe interpreteren en beantwoorden respondenten je enquête? Laat je enquête na revisie door vakbekwame collega’s invullen door enkele proefpersonen.
Stap 6. Begeleidende brief • Voorzie de enquête van een begeleidende brief of introductie. • Je hebt je respondenten nodig; kweek daarom wat goede wil. Leg uit waarom je het onderzoek uitvoert, waar het onderzoek over gaat en hoe en wanneer de respondent de vragen kan beantwoorden. Beschrijf wat er met de gegevens gebeurt en of je de antwoorden anoniem verwerkt. Het is verstandig om eventuele opdrachtgevers te noemen en waardering uit te spreken voor de medewerking van de respondent.
Stap 3. Kies je enquête methode
Ten slotte
Hoe stel je de vragen? Je hebt de keuze uit verschillende soorten enquêtes: schriftelijk, mondeling, telefonisch en digitaal.
Wil je enquêtes bij patiënten afnemen? Dan moet je dit in het OLVG aanmelden bij de Medisch-Ethische Commissie (MEC) van het OLVG.
8 | Onze lieve wetenschap, april 2012
Kwartet onderzoekers in het olvg
Tijdens de OLVGwetenschapsdagen werden weer verscheidene prijzen uitgereikt. In dit kwartet komen vier van de prijswinnaars aan het woord: anesthesist in opleiding Brigitte Dyrbye, IC-verpleegkundige Marjolijn Koning, gespecialiseerd analist Pascal Molenaar en CCUverpleegkundige Cynthia Taakmans. Judith Vocking
Onze lieve wetenschap, april 2012 | 9
k war tet onder zoekers in het olv g lijk, behalve dat we tijdens de ingreep - dus onder narcose – via de slokdarm een echo van het hart maakten. Een onafhankelijke cardioloog heeft de echobeelden beoordeeld en gescoord volgens een vijf-fasenclassificatie.’
Bart Rademaker, anesthesioloog OLVG
Bipolaire of monopolaire diathermie tijdens het histeroscopisch verwijderen van myomen? Naam: Brigitte Dyrbye Functie: Anesthesioloog in opleiding AMC Hoofdonderzoeker: Bart Rademaker Waarom dit onderzoek? ‘Tijdens het hysteroscopisch verwijderen van myomen of endometrium, zagen we soms patiënten instabiel worden. Hun bloeddruk daalde en het ECG vertoonde afwijkingen. Op een echo van het hart namen we kleine luchtbelletjes (gasembolieën) waar. Daar wilden we meer over weten, want deze ingreep staat te boek als minimaal invasief en veilig.’ Hoe hebben jullie het onderzoek opgezet? ‘Bij deze operatie wordt steeds vaker gebruikgemaakt van een mesje met twee snijzijden (bipolar diathermia). Voor de randomized control trial is het gebruik van dit mesje vergeleken met het gebruik van een mesje met één snijzijde (monopolar diathermia) in het ontstaan van veneuze gasembolieën (VGE) en paradoxale gasembolieën (luchtbelletjes aan de linkerzijde van het hart). We hebben 50 patiënten geïncludeerd. Misschien was 100 mooier geweest, maar uit de powerberekening bleek een aantal van 50 meer dan voldoende om tot een significant resultaat te kunnen komen. Van de 50 patiënten ondergingen er 36 een Transcervical Resection of Myoma, 14 een Transcervical Resection of Endometrium. Bij de ene helft werd de monopolar diathermia gebruikt, bij de andere helft de bipolar diathermia. Dit werd bepaald door middel van loting. De operatie ging verder als gebruike-
10 | Onze lieve wetenschap, april 2012
Wat waren de resultaten? ‘De incidentie van fase 1 VGE was gelijk voor zowel de monopolaire als bipolaire groep. Beide 95,8%. Fase 4 VGE kwam vaker voor bij bipolaire resectie; 41,7% ten opzichte van 12,5% bij monopolaire resectie. Bij twee patiënten constateerden we paradoxale gasembolieën. De luchtbelletjes waren kennelijk te groot voor de longen om eruit te filteren. Echter, omdat er slechts sprake was van n=2 beschouwen we dit als een toevalsbevinding. Dat betekent overigens niet dat we de eventuele schadelijke effecten voor de vitale organen moeten negeren. Verder namen we in beide groepen een hogere kans waar op het ontstaan van VGE naarmate er meer vloeistof werd gebruikt om het wondbed schoon te spoelen. We constateerden een duidelijke toename van fase 4 VGE bij een gebruik van meer dan 1.000 ml spoelvloeistof. Dit terwijl in vergelijkbare studies bij urologische patiënten een grens van 2.000 ml is gevonden.’ Hebben deze resultaten consequenties voor de patiëntenzorg? ‘We hebben aangetoond dat deze ingreep niet slechts een minimaal invasieve procedure is, maar wel degelijk bepaalde risico’s met zich meebrengt. Het is goed dat gynaecologen en anesthesisten daarvan doordrongen zijn. Er is een verschil tussen monopolaire en bipolaire resectie in het ontstaan van veneuze gasembolieën en paradoxale embolieën. En we moeten alert zijn op het gebruik van de hoeveelheid spoelvloeistof. Met name als het gaat om patiënten die cardiaal belast zijn.’ Is er al een artikel gepubliceerd? ‘Bijna. We zitten nu in de laatste fase, waarna we kunnen gaan publiceren.’
‘Deze ingreep blijkt wel degelijk bepaalde risico’s met zich mee te brengen’
k war tet onder zoekers in het olv g Een nieuw model voor de introductie van nieuwe analytische instrumenten en methodes, samenwerken loont de moeite Naam: Pascal Molenaar Functie: Gespecialiseerd analist Hematologisch Klinisch Chemisch Laboratorium OLVG Hoofdonderzoeker: Anja Leyte Waarom dit onderzoek? ‘Voor ingebruikname van een nieuw apparaat op een laboratorium, is ieder ziekenhuis verplicht eerst een validatie uit te voeren. Dit is bedoeld om het apparaat te testen in de uiteindelijke klinische werkomgeving. Zo’n validatie kost veel tijd en geld. Ons idee was dat dit proces efficiënter kan. Daarom hebben we bij een nieuwe hemostase analyzer, Sysmex® CS-2100i, zowel een grote superuser validatie gedaan als een kleine end-user verificatie. Het doel was enerzijds om te kijken of er voldoende statistische waarde te verkrijgen is uit enkel een verificatie, en anderzijds het verschil in kosten en tijd inzichtelijk te maken. Zover wij hebben kunnen vinden, zijn er nog niet eerder soortgelijke studies gedaan. In ieder geval niet in Nederland.’ Hoe hebben jullie het onderzoek aangepakt? ‘Allereerst is een validatie uitgevoerd, gebaseerd op de Clinical and Laboratory Standards Institute (CLSI, Wayne, USA ) Guideline H57-A. Tien tests die alle meetmethoden van het apparaat omvatten, zijn daarmee geëvalueerd. Na afronding daarvan, zijn we weer bij nul begonnen voor de verificatie. Daarvoor hebben we het EP15-protocol gehanteerd, ook afkomstig van de CLSI. Vervolgens zijn de uitvoerbaarheid en resultaten van validatie en verificatie vergeleken.’ Wat zijn de resultaten en conclusie? ‘Het blijkt mogelijk om voldoende significante resultaten uit verificatie te verkrijgen, mits er wordt verwezen naar een laboratorium waar de grote validatie is gedaan en waarvan de resultaten overeenstemmen met de verificatie. Verder levert het toepassen van enkel de verificatie een forse tijdswinst op. In dit geval drie weken ten opzichte van drie maanden voor de validatie. Tot slot kwamen de kosten ongeveer vijf keer lager uit. Persoonlijk had ik niet verwacht dat het zoveel tijd en geld zou schelen. Concluderend kan gezegd worden dat wij de
Anja Leyte, klinisch chemicus OLVG
Sysmex® CS-2100i gaan gebruiken in ons laboratorium. Andere kopers van dit apparaat zouden voldoende moeten hebben aan slechts een verificatie, waarbij ze verwijzen naar onze resultaten van validatie.’ Zijn er factoren die de betrouwbaarheid van de resultaten mogelijk hebben beïnvloed? ‘Om de studie uit te voeren, hebben we geld gekregen van de leverancier van de hemostase analyzer. Dat is dus een conflict of interest. We hebben echter wel zelf ons plan kunnen schrijven. Ook kregen we vooraf groen licht om, ongeacht de uitkomst, alle resultaten te publiceren, wat ook gebeurd is in het blad Clinical Chemistry en Laboratory Medicine (CCLM).’ Hoe gaat het nu verder? ‘Het plan is om binnenkort een soortgelijke studie te doen voor een groter apparaat samen met de laboratoria van het IJsselmeerziekenhuis en het Flevoziekenhuis. We hebben nu bij een klein apparaat aangetoond dat een verificatie tot vergelijkbare resultaten leidt als een validatie. De vraag is of dat ook voor een groot apparaat gaat gelden.’
‘Ik had niet verwacht dat het zoveel tijd en geld zou schelen’ Onze lieve wetenschap, april 2012 | 11
k war tet onder zoekers in het olv g twee verpleegkundigen op hetzelfde moment bij een patiënt beide meetinstrumenten laten gebruiken en de scores vergeleken. In het onderzoek zijn 148 patiënten geïncludeerd, waarvan 80 thoraxpatiënten en 68 algemene IC-patiënten. Een patiënt kon maar één keer meedoen. Daarnaast is er onder de IC-verpleegkundigen een enquête afgenomen om inzicht te krijgen in het verschil in gebruiksgemak tussen de twee instrumenten.’
Marjolijn Koning, IC-verpleegkundige OLVG
Een kijkje in de keuken van verpleegkundig onderzoek op de IC Naam: Marjolijn Koning Functie: IC-verpleegkundige OLVG
Waarom een onderzoek naar pijnmeet‑ instrumenten? ‘In 2009 liepen we er op de IC tegenaan dat we geen objectief instrument hadden om de pijn te meten bij geïntubeerde patiënten en patiënten die verward waren of niet bij kennis. Er was bij deze patiënten wel aandacht voor pijn, maar de ICverpleegkundigen schatten de mate van pijn in op basis van eigen kennis en inzicht. We vonden dit een onwenselijke situatie, ook omdat uit wetenschappelijk onderzoek bleek dat 70 procent van de patiënten tijdens het verblijf op de IC pijn ervaart. In de literatuur zochten we naar pijnmeetinstrumenten specifiek voor IC-patiënten. Twee kwamen als meest valide naar voren: de BPS en de CPOT. We hebben deze twee vergeleken op betrouwbaarheid en bruikbaarheid in een prospectieve single center cohort studie.’ Hoe hebben jullie het onderzoek aangepakt? ‘Om de betrouwbaarheid te meten, hebben we
‘Onderzoek geeft een enorme verdieping in je kennis en kunde als verpleegkundige’ 12 | Onze lieve wetenschap, april 2012
Wat zijn de belangrijkste bevindingen en wat heeft dit betekend voor de patiëntenzorg op de IC? ‘Uit het onderzoek bleek duidelijk dat de CPOT het meest betrouwbaar is én het makkelijkst in het gebruik. Inmiddels is dit pijnmeetinstrument op de afdeling geïntroduceerd en wordt er standaard drie keer per dag pijn gemeten. Iedereen in het team is blij met de nieuwe werkwijze. Het meten kost weinig tijd en het is prettig om nu echt een objectieve meting te kunnen doen. Of de nieuwe manier van werken ook een positief effect heeft op de pijnbeleving van de patiënt, moet blijken uit een vervolgonderzoek dat we gaan starten. Een speciaal in het leven geroepen Pijnteam, waarbij ook de medische staf is betrokken, bewaakt de implementatie van het pijnprotocol en de voortgang van dit onderzoek.’ De poster over de weg van verpleegkundig onderzoek waarvoor jullie de publieksprijs kregen, was onderdeel van een tweeluik. Waarom de keuze voor een tweeluik? ‘We wilden laten zien hoe snel je resultaat kunt boeken met een goed verpleegkundig onderzoek. Op de poster staat een tijdbalk met alle stappen die we hebben doorlopen: van de bijscholingsdagen en het pilotonderzoek waarmee we gestart zijn tot aan de analyse van de data. Binnen een jaar hadden we al resultaat. In onze conclusie benadrukken we dat onderzoek veel tijd, inzet en geduld vraagt, maar een enorme verdieping geeft in je kennis en kunde als verpleegkundige. Bovendien nodigt het uit tot discussie. Dat komt de kwaliteit van zorg alleen maar ten goede. De poster hebben we ook gepresenteerd op Topics, een congres voor IC-verpleegkundigen en dat leidde tot veel belangstelling. Als andere verpleegkundigen geïnteresseerd zijn om een soortgelijke studie op te zetten, dan kunnen ze bij ons aankloppen. Wij hebben nu deze ervaring en niet iedereen hoeft opnieuw het wiel uit te vinden.’
k war tet onder zoekers in het olv g Complementaire zorg als hartelijke aanvulling op de hartbewaking? Naam: Cynthia Taakmans Functie: CCU-verpleegkundige OLVG
Waarom dit onderzoek? ‘Uit peilingen van diverse patiëntenplatforms en -organisaties blijkt een steeds grotere behoefte aan complementaire zorg. Het is ook bij uitstek geschikt om als verpleegkundige toe te passen en als aanvulling op de reguliere zorg. Zeker gezien de verpleegkundige rol bij bijvoorbeeld ondersteuning van het copingmechanisme van de patiënt. Een ziekenhuisopname zorgt vaak voor stress en dat geldt zeker voor hartpatiënten. Als het hart iets mankeert, worden mensen plotseling geconfronteerd met de betrekkelijkheid van het leven. Afhankelijk van de soort complementaire interventie, kan complementaire zorg bijdragen aan ontspanning en angstreductie, en het herstel van de patiënt bevorderen. Met dit onderzoek heb ik gekeken in welke vorm complementaire zorg een aanvulling zou kunnen zijn voor patiënten op de hartbewaking.’
Cynthia Taakmans, CCU-verpleegkundige OLVG
Hoe ben je te werk gegaan? ‘Om een goede basis te leggen, ben ik eerst de literatuur ingedoken. Ik heb gekeken voor welke complementaire interventies de meeste literatuur beschikbaar was en de meest wetenschappelijke onderbouwing. Daaruit heb ik vijf groepen gekozen: muziektherapie, ontspannings- en ademhalingstechnieken, aromatherapie, massage en energetische toepassingen zoals reiki, en therapeutic touch en healing. Op aromatherapie na vallen deze interventies onder de NIC-classificatie en behoren tot het verpleegkundig domein. Vervolgens heb ik een plan van aanpak gemaakt en een vraag- en doelstelling geformuleerd. Daarna heb ik met een enquête de ideeën gepeild van collega’s op de hartbewaking over complementaire zorg en de toepasbaarheid hiervan op onze afdeling. Belangrijk, want als we te zijner tijd met een pilot starten, moet er wel voldoende draagvlak zijn. Tot slot ben ik
‘De verpleegkundige scriptieprijs is voor mij een enorme stimulans om verder te gaan’
dieper de literatuur ingegaan voor de verdere wetenschappelijke onderbouwing van mijn eindnota.’ Wat zijn je belangrijkste bevindingen? ‘In diverse wetenschappelijke artikelen komen de mogelijkheden van complementaire zorg naar voren. De positieve invloed van verschillende interventies op slaap/ontspanning, welbevinden en angst- en stressreductie is evident. Uit de enquête blijkt dat een groot deel van de verpleegkundigen op de CCU openstaat voor complementaire zorg, mits randvoorwaarden als voldoende kennis, wetenschappelijke onderbouwing, scholing, tijd en geld gewaarborgd zijn. En het belang/welzijn van de patiënt en zijn behoeften staan voorop. Er waren ook enkele kanttekeningen: niet alle verpleegkundigen willen zelf massage toepassen en mogelijk zou de korte ligduur op de afdeling een belemmerende factor kunnen zijn. Op basis van mijn bevindingen denk ik dat complementaire zorg op de hartbewaking zeker mogelijk is. Ik denk dan aan die interventies die weinig tijd vragen, zoals de toepassing van muziek, geuren en kleuren.’ Wat betekent dit onderzoek voor de zorg op de CCU? ‘De resultaten van mijn eindnota hebben ertoe geleid dat we een pilot gaan opzetten op het gebied van stressreductie en aromaverneveling. Er is al een werkgroep gestart en ook zal Teaching Hospital betrokken worden bij de studie. Ik wil namelijk echt een goed verpleegkundig wetenschappelijk onderzoek opzetten, zodat we na afloop de resultaten kunnen publiceren. De verpleegkundige scriptieprijs is voor mij een enorme stimulans om verder te gaan op het gebied van complementaire zorg.’
Onze lieve wetenschap, april 2012 | 13
Critically Appraised Topic
Fascia Ilica Compartiment Blok versus systemische opiaten Geeft een Fascia Ilica Compartiment Blok (FICB), uitgevoerd door SEH-artsen (in opleiding), betere pijnbestrijding dan opioïden bij patiënten met een heupfractuur? Is er een verschil in morbiditeit tussen deze twee behandelingen? Leonieke Groot, AIOS SEH, OLVG
Achtergrond Patiënten die op de SEH worden gezien met een collumfractuur of pertrochantaire femurfractuur, hebben meestal veel pijn. Om deze pijn te bestrijden wordt vaak morfine intraveneus gegeven. Echter morfine kan vervelende bijwerkingen hebben zoals misselijkheid, braken, verwardheid, ademhalingsdepressie of delier. Meerdere studies suggereren dat regionale zenuwblokkades effectief zijn in de behandeling van pijn. Het Fascia Iliaca Compartiment Blok (FICB) wordt daarbij genoemd als snelle en consistente blokkade; de techniek zou gemakkelijk te leren en uit te voeren zijn, zelfs door niet-anesthesiologen. De vraag is: biedt een FICB een betere pijnbestrijding dan systemische opioïden, en veroorzaakt het minder bijwerkingen?
Zoekstrategie en uitkomst PubMed search: “Femoral Fractures”[Mesh] AND
14 | Onze lieve wetenschap, april 2012
(“Nerve Block”[Mesh] OR “fascia iliaca compartment block”[All Fields]) AND (“Pain”[Mesh] OR “Analgesics, Opioid”[Mesh] OR “Morbidity”[Mesh] OR “complications “[Subheading] OR “adverse effects “[Subheading]) AND “humans”[MeSH Terms] AND English[lang]: Met deze zoekstrategie vond ik 52 artikelen. Ik heb alle abstracts bekeken waarvan er acht relevant waren voor de zoekterm. Kwalitatief waren er drie goed. Tevens heb ik er een gevonden bij de related articles. In de Cochrane Library stond één artikel, echter beantwoordde dit niet de specifiek gestelde vraag. In BestBET’s werden twee relevante BestBET’s gevonden. Een hiervan was gedateerd, en in het andere artikel werd niet specifiek gekeken naar wie het FICB heeft gezet. Dat vond ik juist belangrijk: was het een ervaren arts, of een assistent in opleiding, die niet ervaren is in het geven van dit blok.
Conclusie Bij patiënten met een heupfractuur is een FICB effectief en zonder complicaties. Het geeft een reductie van de behoefte aan systemische opioïden en hun bijwerkingen, waardoor een lagere morbiditeit bij deze fragiele groep patienten ontstaat. Niveau van aanbeveling: B.
Commentaar De aantallen patiënten in de meeste studies waren klein en meerdere studies waren niet geblindeerd. Desondanks lijkt het FICB een effectief en veilig
Literatuur • Foss NB, Kristensen BB, Bundgaard M, et al. Fascia iliaca compartment blockade for acute pain control in hip fracture patients: a randomized, placebo-controlled trial. Anaesthesiology 2007; 106:773-8. • Hogh A, Dremstrup L, Skov Jensen S, Lindholt J. Fascia iliaca compartment block performed by junior registrars as a supplement for pre-operative analgesia for patients with hip fracture. Strat Traum Limb Recon (2008) 3:65-70. • Monzon DG, Iserson KV, Vazquez JA. Single Fascia iliaca compartment block for post-hip fracture pain relief. The J of Emergency Medicine, Vol 32, No 3, pp:257262, 2007. • Wathen JE, Gao D, Merritt G, Georgopoulos G, Battan FK. A randomized controlled trial comparing a fascia iliaca compartment nerve block to a traditional systemic analgesic for femur fractures in a pediatric emergency department. Annals if Emergency Medicine, Volume 50, no.2: August 2007.
alternatief. Binnenkort start het OLVG een RCT om meer bewijs aan te voeren voor de effectiviteit van dit blok. Het invoeren van FICB op de afdeling SEH vergt wel een specifieke scholing.
Clinical bottom line Bij patiënten met een heupfractuur kan er veilig een FICB worden gegeven door SEH-artsen (in opleiding). Het geeft betere pijnstilling en minder bijwerkingen dan systemische opioiden. Deze techniek zal meer moeten worden toegepast op de spoedeisende hulp.
Auteur, datum
Patiënt Groep
Type studie
Interventie
Vergelijking
Uitkomst
Resultaten
Studiezwakte
Level
Foss 2007 Denmark
n=24 FICB vs n=24 morfine
RCT
FICB en placebo i.m.
Placebo FICB, morfine i.m.
Pijn
FICB gaf betere pijnstilling in rust (p<0,01) en tijdens beweging (p=0,02). Geen bijwerkingen. Morphine group ptn meer gesedeerd op t=180 (p=0,05).
Gouden standard voor opioiden is iv-getitreerd regime
1B
Wathen 2007 Denver
n=26 FICB vs n=29 morfine
Morfine i.v.
Pijnscore
FICB: lagere pijn scores (95% CI), Gemiddelde duur van pijnstilling was langer (313min. vs. 60min), Geen complicaties.
Niet geblindeerd
2B
Monzon 2006 Argentinia
n=63 FICB
Lagere pijnscore tijdens alle metingen (p<0,05). Geen bijwerkingen behoudens twee locale hematomen
Intra-observer variabiliteit
Hogh 2008 Denmark
n=70 FICB
Pijnscore afgenomen op t=15 postblok en t=60 (p<0,05) Geen bijwerkingen. Geen correlatie tussen ervaring en pijnscore
Selectie bias
Leeftijd gemiddeld 80 jr
Leeftijd 5,7jr
Dubbel blind
RCT
FICB
Ongeblindeerd
Door SEH artsen
PROS
FICB
Baseline
Pijn
Door SEH artsen
15 min 60 min 8 uur
Bijwerkingen complicaties
FICB
Baseline
Door assistent artsen
15 min 60 min
Pijn Bijwerkingen complicaties Ervaring van assistent op pijnscore
Leeftijd gemiddeld 73,5jr
Leeftijd gemiddeld 80,7jr
Door assistent artsen
Bijwerkingen complicaties
PROS
Bijwerkingen complicaties
Leeftijd. 2B
Cognitieve dysfunctie ptn met dementie 2B
Intra-observer variabiliteit Geen vergelijkingsgroep
Onze lieve wetenschap, april 2012 | 15
de promotie
Direct ‘dotteren’ of eerst medicamenteus stabiliseren?
Bij een aanzienlijk deel van de patiënten met pijn op de borst is sprake van hartschade, maar bestaat geen acuut levensgevaar. Toch worden deze patiënten meestal snel gedotterd. Een van de vragen in dit proefschrift: is het verstandiger om de vernauwde kransslagader eerst medicamenteus te behandelen en pas later te dotteren? Robert Riezebos, cardioloog OLVG Promotores: Prof. dr. J.G.P. Tijssen en Prof. dr. F.W.A. Verheugt Copromotor: Dr. G.J. Laarman
D
e laatste paar jaren melden zich steeds meer mensen met pijn op de borst. Soms is het meteen duidelijk dat het een groot hartinfarct betreft. Dan is het noodzakelijk om zo vlug mogelijk te dotteren. Bij veel mensen is het beeld echter minder duidelijk. Omdat pijn op de borst door uiteenlopende factoren kan ontstaan, is het belangrijk om zo snel mogelijk de juiste diagnose te stellen en daar de optimale therapie op af te stemmen.
‘In plaats van dotteren in een ‘warzone’ kun je nu dotteren in enigszins tot rust gekomen, stabielere coronaire vaten’
De OPTIMA-studie, één van de onderzoeken uit het proefschrift, richt zich op patiënten met pijn op de borst die een non-ST-elevatie acuut coronair syndroom (ACS) hebben. Bij deze patiënten dreigt een ernstige hartschade doordat een of meer kransslagaders ernstig vernauwd zijn. In dit geval schrijven de richtlijnen voor dat het verstandig is om vroeg te dotteren om de kans op verdere schade te voorkomen. Dat klinkt logisch, maar het is de vraag of dat daadwerkelijk zo is. In enkele andere studies waren aanwijzingen te vinden dat even afwachten in combinatie met medicijngebruik eveneens goed werkt. In totaal namen 142 patiënten met een ACS deel aan de studie. Die werden gerandomiseerd in twee groepen. De ene groep, 73 patiënten groot, werd onmiddellijk gedotterd. Bij de overige 69 patiënten werd de dotterbehandeling een dag uitgesteld. Beide groepen kregen een mix van medicijnen met onder andere bètablokkers, ACE-remmers, cholesterolverlagers en bloedplaatjesremmers. Gemiddeld genomen werden de laatste groep patiënten een dag later pas gedotterd. Op dat moment werken de medicijnen al volop en zijn de ‘aangeslagen’ kransslagaders min of meer gestabiliseerd. In plaats van dotteren in een ’warzone’ kun je nu dotteren in enigszins tot rust gekomen, stabielere coronaire vaten. Alhoewel de studie voortijdig werd beëindigd vanwege een traag verlopende inclusie, waren de resultaten eenduidig. Vergeleken met de 24 uur uitgestelde behandeling is direct dotteren geassocieerd met het optreden van meer schade aan de hartspier. In de wachttijd tot de ingreep ontstonden geen extra problemen. Medicamenteuze voorbehandeling bij patiënten met een non ST-elevatie ACS lijkt dus een belangrijke preventieve werking te hebben. Initieel was er in de cardiologische wereld veel ongeloof en weerstand. Maar aangezien andere onderzoekers recentelijk tot vergelijkbare conclusies zijn gekomen, lijkt het dat we het bij het juiste eind hadden. Het onderzoek deed internationaal veel stof opwaaien en wordt nu in de meeste richtlijnen geciteerd. De vakgroep Cardiologie werkt nu aan de vervolgstudie: OPTIMA2 waarbij de invloed van nieuwe, betere en veiligere medicatie op de timing van het dotteren bij deze patiënten zal worden onderzocht. Met dank aan Pieter Lomans, wetenschapsjournalist
16 | Onze lieve wetenschap, april 2012
Wegwijs met Bert
De bibliotheek digitaliseert verder Bert Berenschot, informatiespecialist bibliotheek
V
an digitale leesplankjes moet ik niets hebben, ik lees thuis het liefst gewoon een gedrukt boek. Maar in de bibliotheek van het OLVG is het handig en voordelig dat er steeds meer publicaties digitaal beschikbaar zijn. Handig omdat je vanaf elke werkplek een boek of artikel kan inzien. En goedkoop omdat wij geen oude jaargangen meer hoeven in te binden en de uitgever geen druk- en verzendkosten meer maakt die hij moet doorberekenen in de prijs. Zou je denken, want dat laatste is maar gedeeltelijk waar. Bij print of online tijdschriften houden uitgevers er bij het prijsbeleid heel verschillende gewoontes op na. Soms krijg je de online versie gratis bij de print editie, soms betaal je iets meer voor printplus-online, of is online-only iets goedkoper, maar soms ook betaal je er juist twee of zelfs drie keer zoveel voor. Vooral Elsevier – altijd al één van de duurste uitgevers ter wereld – maakt zich hier schuldig aan. Bij Elsevier heeft men het idee dat het duurder mag zijn, omdat de hele instelling nu kan meelezen met de online versie. Dat was vroeger echt niet anders, alleen liep iedereen naar de bibliotheek. Maar omdat u niet meer hoeft te lopen vraagt Elsevier twee tot drie keer zoveel geld. Dat is snel verdiend. Internationaal is er tegen Elsevier steeds meer verzet. Instellingen vinden het absurd dat ze hun eigen onderzoeksresultaten voor veel geld moeten terugkopen van een dure uitgever. Er worden oproepen gedaan en petities ondertekend om niet meer te publiceren in Elsevier-tijdschriften, niet
Bert Berenschot
Alle boeken en tijdschriften zijn te vinden in de catalogus via de website van de bibliotheek: www.olvg.nl/opleiding_en_onderzoek/ medische_bibliotheek Gebruik daar ook de speciale PubMed-link om OLVG-content in PubMed via OLVG-buttons te openen.
meer mee te werken aan peer reviewing voor Elsevier, en in plaats daarvan bij voorkeur open access te publiceren. Kortom, het is allemaal flink in beweging. In het OLVG treft u een aantal basistijdschriften van Elsevier wel online aan in het speciale pakket MDConsult. Een aantal van hun andere tijdschriften houden we vanwege de kosten voorlopig in de printversie. In afwachting van betere tijden.
‘Instellingen vinden het absurd dat ze hun eigen onderzoeksresultaten voor veel geld moeten terugkopen van een dure uitgever’ Onze lieve wetenschap, april 2012 | 17
S tatis tieken
OLVG Publicaties Aantal publicaties
Het aantal publicaties van één of meer OLVG-medewerkers van 2001 tot en met 2011. De grafiek toont een stijgende lijn, van 133 in 2001 tot 237 in 2011. We zijn dus op de goede weg. 250
200
150
100
50
0
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Publicaties
OLVG-onderzoek 2011 (tweede helft 2011) Alexander JH, Lopes RD, James S, Kilaru R, He Y, Mohan P, Bhatt DL, Goodman S, Verheugt FW, Flather M, Huber K, Liaw D, Husted SE, Lopez-Sendon J, De Caterina R, Jansky P, Darius H, Vinereanu D, Cornel JH, Cools F, Atar D, Leiva-Pons JL, Keltai M, Ogawa H, Pais P, Parkhomenko A, Ruzyllo W, Diaz R, White H, Ruda M, Geraldes M, Lawrence J, Harrington RA, Wallentin L. Apixaban with Antiplatelet Therapy after Acute Coronary Syndrome. 2011 Aug 25;365(8):699-708 Amoroso G, van Geuns RJ, Spaulding C, Manzo-Silberman S, Hauptmann KE, Spaargaren R, Garcia-Garcia HM, Serruys PW, Verheye S. Assessment of the safety and performance of the STENTYS self-expanding coronary stent in acute myocardial infarction: results from the APPOSITION I study. EuroIntervention 2011 Aug;7(4):428-36. Arends JE, Lambers FA, van der Meer JT, Schreij G, Richter C, Brinkman K, Hoepelman AI, The Netherlands Society for AIDS
18 | Onze lieve wetenschap, april 2012
Physicians-NVAB. Treatment of acute hepatitis C virus infection in HIV+ patients: Dutch recommendations for management. Neth J Med 2011 Jan;69(1):43-9.
Development of antidrug antibodies against adalimumab and association with disease activity and treatment failure during long-term follow-up. JAMA 2011 Apr 13;305(14):1460-8.
van Asselt AD, Nicolai SP, Joore MA, Prins MH, Teijink JA, Exercise Therapy in Peripheral Arterial Disease Study Group (o.a. Vahl AC). Cost-effectiveness of exercise therapy in patients with intermittent claudication: supervised exercise therapy versus a ‘go home and walk’ advice. Eur J Vasc Endovasc Surg 2011 Jan;41(1):97-103.
Becher J, Doorenbosch C, Folmer K, Scholtes VA, Voorman J, Wolterbeek N. Handleiding standaard lichamelijk onderzoek. Reed Business; 2011.
Attema-de Jonge ME, Peeters SY, Franssen EJ. Performance of Three Point-of-care Urinalysis Test Devices for Drugs of Abuse and Therapeutic Drugs Applied in the Emergency Department. J Emerg Med 2011 Sep 10. [Epub ahead of print]. Bartelds GM, Krieckaert CL, Nurmohamed MT, van Schouwenburg PA, Lems WF, Twisk JW, Dijkmans BA, Aarden L, Wolbink GJ.
van den Bemt BJ, den Broeder AA, Wolbink GJ, Hekster YA, van Riel PL, Benraad B, van den Hoogen FH. Anti-infliximab antibodies are already detectable in most patients with rheumatoid arthritis halfway through an infusion cycle: an open-label pharmacokinetic cohort study. BMC Musculoskelet Disord 2011;12:12. van den Berk GE, Arends JE. Sustained viral response after only 6 weeks of peginterferon and ribavirin treatment for acute hepatitis C in a HIV-1-infected patient. AIDS 2011 Jul 31;25(12):1553-4.
Boer K, Smit C, van der Flier M, de Wolf F, ATHENA cohort study group (o.a. van Pampus MG). The comparison of the performance of two screening strategies identifying newly-diagnosed HIV during pregnancy. Eur J Public Health 2011 Oct;21(5):632-7. van den Boogaard E, Hermens RP, Verhoeve HR, Kremer JA, van d, V, Knegt AC, Goddijn M. Selective karyotyping in recurrent miscarriage: are recommended guidelines adopted in daily clinical practice? Hum Reprod 2011 Aug;26(8):1965-70. Bos Eyssen ME, van Doorn PA, Jacobs BC, Steyerberg EW, van der Voort PH, Zandstra DF, Horn J, Spronk PE, Hoedemaekers CW, Bakker J, van der JM. Selective digestive tract decontamination decreases time on ventilator in Guillain-Barre syndrome. Neurocrit Care 2011 Aug;15(1):128-33. Bosma J, Turkcan K, Assink J, Wisselink W, Vahl AC. Long-Term Quality of Life and Mobility After Prosthetic Above-theKnee Bypass Surgery. Ann Vasc Surg 2012 Feb;26(2):225-32. Epub 2011 Sep 23. Bosma J, Vahl AC, Coveliers HM, Rauwerda JA, Wisselink W. Primary subclavian vein thrombosis and its long-term effect on quality of life. Vascular 2011 Dec;19(6):32732. Brandenburg AH, van Dam AP, Schellekens J. Problems in comparing test strategies for detection of anti-Borrelia antibodies. Eur J Clin Microbiol Infect Dis 2011 Aug;30(8):1033-4. Brehm MA, Scholtes VA, Dallmeijer AJ, Twisk JW, Harlaar J. The importance of addressing heteroscedasticity in the reliability analysis of ratio-scaled variables: an example based on walking energy-cost measurements. Dev Med Child Neurol 2012 Mar;54(3):267-73; Epub 2011 Dec 7. ten Broek RPG, Kok-Krant N, Verhoeve HR, van Goor H, Bakkum EA. Efficacy of polyethylene glycol adhesion barrier after gynecological laparoscopic surgery; results of a randomized controlled pilot study. Gynecological Surgery 2011 sept Epub ahead of print. Broekhuizen K, Aarnoudse JG, van Pampus MG. De kennis van gezonde primigravidae over preëclampsie en HELLP-syndroom. NTOG 2011 124, 406-412. Broeren MA, Bahceci S, Vader HL, Arents NL. Screening for urinary tract infection with the Sysmex UF-1000i urine flow cytometer. J Clin Microbiol 2011 Mar;49(3):1025-9. Bueno H, Armstrong PW, Buxton MJ, Danchin N, Lubsen J, Roland E, Verheugt FW, Zalewski A, Jackson N, Komajda M, Steg PG. The future of clinical trials in secondary prevention after acute coronary syndromes. Eur Heart J 2011 Jul;32(13):1583-9.
van Burgel ND, Balmus NC, Fikrig E, van Dam AP. Infectivity of Borrelia burgdorferi sensu lato is unaltered in C3-deficient mice. Ticks Tick Borne Dis 2011 Mar;2(1):20-6.
S, Gerhards MF. Predictors of recurrence of prolapse after procedure for prolapse and haemorrhoids. Colorectal Dis 2011 Sep 23 [Epub ahead of print].
Corte TJ, Wort SJ, Macdonald PS, Edey A, Hansell DM, Renzoni E, Maher TM, Nicholson AG, Bandula S, Bresser P, Wells AU. Pulmonary function vascular index predicts prognosis in idiopathic interstitial pneumonia. Respirology 2011 Dec 28 [Epub ahead of print].
Friesema IH, DE Boer RF, Duizer E, Kortbeek LM, Notermans DW, Smeulders A, Bogerman J, Pronk MJ, Uil JJ, Brinkman K, Koopmans MP, Kooistra-Smid AM, VAN Duynhoven YT. Aetiology of acute gastroenteritis in adults requiring hospitalization in The Netherlands. Epidemiol Infect 2011 Dec 8;1-7.
Curvers WL, van Vilsteren FG, Baak LC, Bohmer C, Mallant-Hent RC, Naber AH, van Oijen A, Ponsioen CY, Scholten P, Schenk E, Schoon E, Seldenrijk CA, Meijer GA, Ten Kate FJ, Bergman JJ. Endoscopic trimodal imaging versus standard video endoscopy for detection of early Barrett’s neoplasia: a multicenter, randomized, crossover study in general practice. Gastrointest Endosc 2011 Feb;73(2):195-203.
Fujishiro T, Moojen DJ, Kobayashi N, Dhert WJ, Bauer TW. Perivascular and diffuse lymphocytic inflammation are not specific for failed metal-on-metal hip implants. Clin Orthop Relat Res 2011 Apr;469(4):1127-33.
Dallmeijer AJ, Scholtes VA, Becher J, Roorda LD. Measuring mobility limitations in children with cerebral palsy: Rasch model fit of a mobility questionnaire, MobQues28. Arch Phys Med Rehabil 2011 Apr;92(4):640-5. Doeksen A, Bakx R, Vincent A, van Tets W, Sprangers M, Gerhards M, Bemelman W, van Lanschot J. J-pouch versus side-to-end coloanal anastomosis after preoperative radiotherapy and total mesorectal excision for rectal cancer: a multicenter randomized trial. Colorectal Dis 2011 Aug 11 [Epub ahead of print]. Donkervoort SC, Boerma D. Suspicion of acute appendicitis in the third trimester of pregnancy: pros and cons of a laparoscopic procedure. JSLS 2011 Jul;15(3):379-83. Doornberg JN, Buijze GA, Ham SJ, Ring D, Bhandari M, Poolman RW. Nonoperative treatment for acute scaphoid fractures: a systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials. J Trauma 2011 Oct;71(4):1073-81. van Dullemen A. Short Stay is safe. Cordiaal 32[3], 76-80. 2011. van Eijk MM, van den BM, van Marum RJ, Benner P, Eikelenboom P, Honing ML, van der HB, Horn J, Izaks GJ, Kalf A, Karakus A, Klijn IA, Kuiper MA, de Leeuw FE, de Man T, van der Mast RC, Osse RJ, de Rooij SE, Spronk PE, van der Voort PH, van Gool WA, Slooter AJ. Routine use of the confusion assessment method for the intensive care unit: a multicenter study. Am J Respir Crit Care Med 2011 Aug 1;184(3):340-4. Eskes AM, Brolmann FE, Gerbens LA, Ubbink DT, Vermeulen H, REMBRANDT study group (o.a. Vahl AC). Which dressing do donor site wounds need?: study protocol for a randomized controlled trial. Trials 2011;12:229. Festen S, Molthof H, van Geloven A, Luchters
Gibson CM, Mega JL, Burton P, Goto S, Verheugt FW, Bode C, Plotnikov A, Sun X, Cook-Bruns N, Braunwald E. Rationale and design of the Anti-Xa therapy to lower cardiovascular events in addition to standard therapy in subjects with acute coronary syndrome-thrombolysis in myocardial infarction 51 (ATLAS-ACS 2 TIMI 51) trial: a randomized, doubleblind, placebo-controlled study to evaluate the efficacy and safety of rivaroxaban in subjects with acute coronary syndrome. Am Heart J 2011 May;161(5):815-21. Gomes ME, El Messaoudi S, Lenders JW, Bellersen L, Verheugt FW, Smits P, Tack CJ. High dose ascorbic acid does not reverse central sympathetic overactivity in chronic heart failure. J Clin Pharm Ther 2011 Oct;36(5):546-52. de Graaff F, Krijnen MR, Poolman RW, Willems WJ. Arthroscopic surgery in athletes with osteochondritis dissecans of the elbow. Arthroscopy 2011 Jul;27(7):986-93. Granger CB, Alexander JH, McMurray JJ, Lopes RD, Hylek EM, Hanna M, Al Khalidi HR, Ansell J, Atar D, Avezum A, Bahit MC, Diaz R, Easton JD, Ezekowitz JA, Flaker G, Garcia D, Geraldes M, Gersh BJ, Golitsyn S, Goto S, Hermosillo AG, Hohnloser SH, Horowitz J, Mohan P, Jansky P, Lewis BS, Lopez-Sendon JL, Pais P, Parkhomenko A, Verheugt FW, Zhu J, Wallentin L. Apixaban versus warfarin in patients with atrial fibrillation. N Engl J Med 2011 Sep 15;365(11):981-92. Groenendijk AG, Birnie E, Roovers JP, Bonsel GJ. Contribution of primary pelvic organ prolapse to micturition and defecation symptoms. Obstet Gynecol Int;2012:798035. Epub 2011 Sep 29 Guitton TG, Ring D, Science of Variation Group (met oa. Poolman R). Interobserver reliability of radial head fracture classification: two-dimensional compared with three-dimensional CT. J Bone Joint Surg Am 2011 Nov 2;93(21):2015-21. Harmsze AM, de Boer A, Boot H, Deneer VH, Heringa M, Mol PG, Schalekamp T, Verduijn MM, Verheugt FW, le Comte M. Interactie
Onze lieve wetenschap, april 2012 | 19
tussen clopidogrel en protonpompremmers. Ned Tijdschr Geneeskd 2011;155(28):A2442.
a randomised controlled trial. BJOG 2011 Dec;118(13):1568-75.
A reliability study. BMC Musculoskelet Disord 2011;12:249.
Hart MH, de Vrieze H, Wouters D, Wolbink GJ, Killestein J, de Groot ER, Aarden LA, Rispens T. Differential effect of drug interference in immunogenicity assays. J Immunol Methods 2011 Sep 30;372(12):196-203
Janssen S, de Vries S, Frissen PHJ, Franssen EJF. Wordt het protocol voor de behandeling van paracetamolintoxicaties nageleefd ? Een kijkje in de kliniek. Pharm Weekbl (Wetenschappelijk Platform) 2011; 5, 204-207.
Hillebrand A, Barnes GR, Bosboom JL, Berendse HW, Stam CJ. Frequencydependent functional connectivity within resting-state networks: An atlas-based MEG beamformer solution. Neuroimage 2011 Nov 9;59(4):3909-21.
van Jonbergen HP, Scholtes VA, van Kampen A, Poolman RW. A randomised, controlled trial of circumpatellar electrocautery in total knee replacement without patellar resurfacing. J Bone Joint Surg Br 2011 Aug;93(8):1054-9.
Korswagen LA, Bartelds GM, Krieckaert CL, Turkstra F, Nurmohamed MT, van Schaardenburg D, Wijbrandts CA, Tak PP, Lems WF, Dijkmans BA, van Vugt RM, Wolbink GJ. Venous and arterial thromboembolic events in adalimumabtreated patients with antiadalimumab antibodies: a case series and cohort study. Arthritis Rheum 2011 Apr;63(4):877-83.
van den Hoek A, Sonder GJ, Scholing M, Gijselaar DB, van Binnendijk RS. Two cases of mild IgM-negative measles in previously vaccinated adults, the Netherlands, April and July 2011. Euro Surveill 16[48].
de Jong IM, de Ruiter GS. Buprenorphine as a safe alternative to methadone in a patient with acquired long QT syndrome: a case report. Neth Heart J 2011 Jan 29 [Epub ahead of print].
van Hooft JE, Bemelman WA, Oldenburg B, Marinelli AW, Holzik MF, Grubben MJ, Sprangers MA, Dijkgraaf MG, Fockens P, collaborative Dutch Stent-In study group (o.a. Gerhards MF). Colonic stenting versus emergency surgery for acute left-sided malignant colonic obstruction: a multicentre randomised trial. Lancet Oncol 2011 Apr;12(4):344-52.
Jozwiak M, Oude RK, Benthem M, Van Beek E, Dijksterhuis MG, de Graaf IM, Van Huizen ME, Oudijk MA, Papatsonis DN, Perquin DA, Porath M, van der Post JA, Rijnders RJ, Scheepers HC, Spaanderman ME, van Pampus MG, de Leeuw JW, Mol BW, Bloemenkamp KW. Foley catheter versus vaginal prostaglandin E2 gel for induction of labour at term (PROBAAT trial): an open-label, randomised controlled trial. Lancet 2011 Dec 17;378(9809):2095-103.
van der Houwen LE, Scholtes VA, Becher JG, Harlaar J. Botulinum toxin A injections do not improve surface EMG patterns during gait in children with cerebral palsy--a randomized controlled study. Gait Posture 2011 Feb;33(2):147-51. INCA Trialists Collaboration (o.a. Simons M). Operation compared with watchful waiting in elderly male inguinal hernia patients: a review and data analysis. J Am Coll Surg 2011 Feb;212(2):251-9. Iwai M, Suriawinata AA, van Leeuwen DJ. Autoimmune Liver Disease. In: Iwai M, editor. Diagnosis of Liver Diseases Pathological Findings, Clinical Manifestations, and Image Analyses. McGrawhill-Asia; 2011. Jamnitski A, Krieckaert CL, Nurmohamed MT, Hart MH, Dijkmans BA, Aarden L, Voskuyl AE, Wolbink GJ. Patients non-responding to etanercept obtain lower etanercept concentrations compared with responding patients. Ann Rheum Dis 2012 Jan;71(1):8891; Epub 2011 Sep 12 Jamnitski A, Bartelds GM, Nurmohamed MT, van Schouwenburg PA, van Schaardenburg D, Stapel SO, Dijkmans BA, Aarden L, Wolbink GJ. The presence or absence of antibodies to infliximab or adalimumab determines the outcome of switching to etanercept. Ann Rheum Dis 2011 Feb;70(2):284-8. Janssen PF, Brolmann HA, van Kesteren PJ, Bongers MY, Thurkow AL, Heymans MW, Huirne JA. Perioperative outcomes using LigaSure compared with conventional bipolar instruments in laparoscopic hysterectomy:
20 | Onze lieve wetenschap, april 2012
Kaandorp SP, Goddijn M, van der Post JAM, Hutten BA, Verhoeve HR, Hamulyàk K, et al. Nederlands Tijdschrift voor Obstetrie en Gynaecologie ESHRE 2010: De ALIFE studie: Aspirine en heparine of alleen aspirine bij vrouwen met herhaalde miskraam. NTOG 2011; 124[2], 53-59. Kal JE. Anesthesiologie bij de zuigeling met pylorushypertrofie. A & I Nascholingstijdschrift over perioperatieve geneeskunde 2011; 3[3], 33-37. van Kampen DA, van Beers LW, Scholtes VA, Terwee CB, Willems WJ. Validation of the Dutch version of the Simple Shoulder Test. J Shoulder Elbow Surg 2011 Dec 23 [Epub ahead of print]. Keizer AL, Deurloo KL, van Vugt JM, Haak MC. A prenatal diagnosis of a thyroglossal duct cyst in the fetal anterior neck. Prenat Diagn 2011 Dec;31(13):1311-2. Klok FA, Surie S, Kempf T, Eikenboom J, van Straalen JP, van Kralingen KW, van Dijk AP, Vliegen HW, Bresser P, Wollert KC, Huisman MV. A simple non-invasive diagnostic algorithm for ruling out chronic thromboembolic pulmonary hypertension in patients after acute pulmonary embolism. Thromb Res 2011 Jul;128(1):21-6. Koblbauer IF, Lambrecht Y, van der Hulst ML, Neeter C, Engelbert RH, Poolman RW, Scholtes VA. Reliability of maximal isometric knee strength testing with modified handheld dynamometry in patients awaiting total knee arthroplasty: useful in research and individual patient settings?
Korte W, Cattaneo M, Chassot PG, Eichinger S, von Heymann C, Hofmann N, Rickli H, Spannagl M, Ziegler B, Verheugt FW, Huber K. Peri-operative management of antiplatelet therapy in patients with coronary artery disease: joint position paper by members of the working group on Perioperative Haemostasis of the Society on Thrombosis and Haemostasis Research (GTH), the working group on Perioperative Coagulation of the Austrian Society for Anesthesiology, Resuscitation and Intensive Care (OGARI) and the Working Group Thrombosis of the European Society for Cardiology (ESC). Thromb Haemost 2011 May;105(5):743-9. Krop EJ, Doekes G, Heederik DJ, Aalberse RC, Van Der Zee JS. Reply. Allergy 2011 Sep;66(9):1249-51. Kruyt ND, Beenen LFM, van den Berg-Vos RM, Dippel DWJ, Imanse JG, Kwa VIH, et al. Door-to-needle-time bij intraveneuze trombolyse: interpretatie en registratie. Tijdschr Neurol Neurochir 112, 226-231. 2011. van Kuilenburg J, Lappegard KT, Sexton J, Plesiewicz I, Lap P, Bouwels L, Sprong T, Mollnes TE, Verheugt F, van Heerde WL, Pop GA. Persisting thrombin activity in elderly patients with atrial fibrillation on oral anticoagulation is decreased by anti-inflammatory therapy with intensive cholesterol-lowering treatment. J Clin Lipidol 2011 Jul;5(4):273-80. Lagerveld BW, van Horssen P, Laguna MP, van den Wijngaard JP, Siebes M, Wijkstra H, de la Rosette JJ, Spaan JA. Gradient changes in porcine renal arterial vascular anatomy and blood flow after cryoablation. J Urol 2011 Aug;186(2):681-6. Lambers FA, Prins M, Thomas X, Molenkamp R, Kwa D, Brinkman K, van der Meer JT, Schinkel J. Alarming incidence of hepatitis C virus re-infection after treatment of sexually acquired acute hepatitis C virus infection in HIV-infected MSM. AIDS 2011 Nov 13;25(17):F21-F27. Langenveld J, Broekhuijsen K, van Baaren GJ, van Pampus MG, van Kaam AH, Groen H, Porath M, Mol BW, Study Group. Induction of labour versus expectant monitoring for gestational hypertension or mild pre-eclampsia between 34 and 37 weeks’ gestation (HYPITAT-II): a multicentre, open-label randomised
controlled trial. BMC Pregnancy Childbirth 2011 Jul 7;11(1):50. Langenveld J, Ravelli AC, van Kaam AH, van der Ham DP, van Pampus MG, Porath M, Mol BW, Ganzevoort W. Neonatal outcome of pregnancies complicated by hypertensive disorders between 34 and 37 weeks of gestation: a 7 year retrospective analysis of a national registry. Am J Obstet Gynecol 2011 Dec;205(6):540-7. Leushuis E, van der Steeg JW, Steures P, Koks C, Oosterhuis J, Bourdrez P, Bossuyt PM, van d, V, Mol BW, Hompes PG, CECERM study group (o.a Verhoeve HR). Prognostic value of the postcoital test for spontaneous pregnancy. Fertil Steril 2011 May;95(6):2050-5. Leverstein-van Hall MA, Dierikx CM, Cohen SJ, Voets GM, van den Munckhof MP, EssenZandbergen A, Platteel T, Fluit AC, SandeBruinsma N, Scharinga J, Bonten MJ, Mevius DJ, National ESBL surveillance group (o.a. van Dam AP). Dutch patients, retail chicken meat and poultry share the same ESBL genes, plasmids and strains. Clin Microbiol Infect 2011 Jun;17(6):873-80. Lim AC, Hegeman MA, Huis In ‘t Veld MA, Opmeer BC, Bruinse HW, Mol BW. Cervical length measurement for the prediction of preterm birth in multiple pregnancies: a systematic review and bivariate metaanalysis. Ultrasound Obstet Gynecol 2011 Jul;38(1):10-7. Lim AC, Schuit E, Bloemenkamp K, Bernardus RE, Duvekot JJ, Erwich JJ, van Eyck J, Groenwold RH, Hasaart TH, Hummel P, Kars MM, Kwee A, van Oirschot CM, van Pampus MG, Papatsonis D, Porath MM, Spaanderman ME, Willekes C, Wilpshaar J, Mol BW, Bruinse HW. 17alpha-hydroxyprogesterone caproate for the prevention of adverse neonatal outcome in multiple pregnancies: a randomized controlled trial. Obstet Gynecol 2011 Sep;118(3):513-20.
van Luijk PJ, de Nies F. Recurrent scoliosis one year after surgical correction. Eur Spine J 2011 Jul;20 Suppl 2:S193-S194. Maarschalkerweerd A, Wolbink GJ, Stapel SO, Jiskoot W, Hawe A. Comparison of analytical methods to detect instability of etanercept during thermal stress testing. Eur J Pharm Biopharm 2011 Jun;78(2):213-21. Magnussen RA, Mallon WJ, Willems WJ, Moorman CT, III. Long-term activity restrictions after shoulder arthroplasty: an international survey of experienced shoulder surgeons. J Shoulder Elbow Surg 2011 Mar;20(2):281-9. Marsman HA, van der Pool AE, Verheij J, Padmos J, Ten Kate FJ, Dwarkasing RS, van Gulik TM, Ijzermans JN, Verhoef C. Hepatic steatosis assessment with CT or MRI in patients with colorectal liver metastases after neoadjuvant chemotherapy. J Surg Oncol 2011 Jul 1;104(1):10-6. Mazel JW, Poolman RW. What should urologists know about evidence-based medicine? Indian J Urol 2011; 27[4], 536-542. Meijer E, Tjoe NE, Kraus T, van der Zee JS, van Delden O, van Leeuwen M, Lammers JW, Heederik D. Pneumoconiosis and emphysema in construction workers: results of HRCT and lung function findings. Occup Environ Med 2011 Jul;68(7):542-6. Melsen WG, de Smet AM, Kluytmans JA, Bonten MJ. Selective decontamination of the oral and digestive tract in surgical versus non-surgical patients in intensive care in a cluster-randomized trial. Br J Surg 2012 Feb;99(2):232-7; Epub 2011 Oct 24. Moret M, Schouten WE, Hoekzema R, van den Berk GE. Skin lesions in a HIV-positive female. Cellulitis of the groin region secondary to the skin lesions. Neth J Med 2011 Oct;69(10):452, 475.
van der Linde JA, van Kampen DA, Terwee CB, Dijksman LM, Kleinjan G, Willems WJ. Long-term Results After Arthroscopic Shoulder Stabilization Using Suture Anchors: An 8- to 10-Year Follow-up. Am J Sports Med 2011 Nov;39(11):2396-403.
Mutsaers SN, Roos D, Oudemans-van Straaten HM, de Wit LT, Gouma DJ, Gerhards MF. Current application of selective decontamination of the digestive tract, perioperative antibiotics and mechanical bowel preparation in surgical departments in the Netherlands. Dig Surg 2011;28(5-6):33844.
Longo UG, Saris D, Poolman RW, Berton A, Denaro V. Instruments to assess patients with rotator cuff pathology: a systematic review of measurement properties. Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc 2011 Dec 20.
Oude Elberink AM, Oudijn MS, Kwa VIH, Van HL. Theatrale persoonlijkheidsstoornis met regressie en conversie; een meningeoom. Tijdschr Psychiatr 2011;53(6):371-6.
Loor RG, van Tongeren J, Derks W. Multiple cranial nerve dysfunction caused by neurosarcoidosis. Am J Otolaryngol 2011 Dec 7 [Epub ahead of print].
Oudemans-van Straaten HM. Toxic megacolon and ogilvie’s syndrome. In: Vincent JL, et al., editors. Textbook of Critical Care.Philadelphia: Elsevier-Saunders; 2011.
Loupatty FJ, Wener RRL, Schouten WEM, Slaats EH. Macro-aspartate aminotransferase, a suprising outcome for clinicians. Ned Tijdschr Klin Chem Labgeneesk 2011; 36, 256-257.
Oudemans-van Straaten HM, Endeman H, Bosman RJ, Attema-de Jonge ME, van Ogtrop ML, Zandstra DF, Franssen EJ. Presence of tobramycin in blood and urine during selective decontamination of the digestive tract in critically ill patients, a
prospective cohort study. Crit Care 2011 Oct 17;15(5):R240. Paauw R, Bosman RJ, Franssen EJ, van der Voort PH. Aciclovir treatment in the critically ill; the influence of continuous venovenous hemofiltration on serum level aciclovir (Conference: 24th Annual Congress of the European Society of Intensive Care Medicine). Intensive Care Medicine 2011; 37, S265. Patterson MS, Dirksen MT, IJsselmuiden AJ, Amoroso G, Slagboom T, Laarman GJ, Schultz C, van Domburg RT, Serruys PW, Kiemeneij F. Primary percutaneous coronary intervention by magnetic navigation compared with conventional wire technique. Eur Heart J 2011 Jun;32(12):1472-8. Petros A, Roos D, Silvestri L, Rommes H, Taylor N, van Saene H. Influence of prophylactic probiotics and selective decontamination on bacterial translocation in patients undergoing pancreatic surgery: a randomized controlled trial. Shock 2011 Nov;36(5):527-8. Platteel TN, Stuart JW, Voets GM, Scharringa J, van de SN, Fluit AC, Leverstein-van Hall MA, ESBL national surveillance working group (o.a. van Dam AP). Evaluation of a commercial microarray as a confirmation test for the presence of extended-spectrum beta-lactamases in isolates from the routine clinical setting. Clin Microbiol Infect 2011 Sep;17(9):1435-8. van de Pol MA, Lutter R, Smids BS, Weersink EJ, Van Der Zee JS. Synbiotics reduce allergen-induced T-helper 2 response and improve peak expiratory flow in allergic asthmatics. Allergy 2011 Jan;66(1):39-47. van de Pol MA, Lutter R, van Ree R, Van Der Zee JS. Increase in allergen-specific IgE and ex vivo Th2 responses after a single bronchial challenge with house dust mite in allergic asthmatics. Allergy 2012 Jan;67(1):67-73; Epub 2011 Sep 29. Reuwer AQ, Sondermeijer BM, Battjes S, van Zijderveld R, Stuijver DJ, Bisschop PH, Twickler MT, Meijers JC, Schlingemann RO, Stroes ES. Microcirculation and atherothrombotic parameters in prolactinoma patients: a pilot study. Pituitary 2011 Oct 13. Riezebos RK, Laarman GJ, Tijssen JG, Verheugt FW. The value of N-terminal proB-type natriuretic peptide for early identification of myocardial infarction in patients with high-risk non-ST-elevation acute coronary syndromes. Clin Chem Lab Med 2011 Aug;49(8):1359-65. van Rijn LJ, Nischler C, Michael R, Heine C, Coeckelbergh T, Wilhelm H, Grabner G, Barraquer RI, van den Berg TJ. Prevalence of impairment of visual function in European drivers. Acta Ophthalmol 2011 Mar;89(2):124-31.
Onze lieve wetenschap, april 2012 | 21
Rispens T, de Vrieze H, de Groot E, Wouters D, Stapel S, Wolbink GJ, Aarden LA. Antibodies to constant domains of therapeutic monoclonal antibodies: anti-hinge antibodies in immunogenicity testing. J Immunol Methods 2012 Jan 31;375(1-2):93-9; Epub 2011 Oct 1. Rispens T, Leeuwen A, Vennegoor A, Killestein J, Aalberse RC, Wolbink GJ, Aarden LA. Measurement of serum levels of natalizumab, an immunoglobulin G4 therapeutic monoclonal antibody. Anal Biochem 2011 Apr 15;411(2):271-6. Rispens T, Vennegoor A, Wolbink GJ, Polman CH, Killestein J. Natalizumab remains detectable in patients with multiple sclerosis long after treatment is stopped. Mult Scler 2011 Dec 19. Roos D, Dijksman LM, Oudemans-van Straaten HM, de Wit LT, Gouma DJ, Gerhards MF. Randomized clinical trial of perioperative selective decontamination of the digestive tract versus placebo in elective gastrointestinal surgery. Br J Surg Oct;98(10):1365-72. van de Sandt FM, Riezebos RK, van der Hulst VP. Ramus Circumflexissimus-A Rare Coronary Anomaly Detected by Coronary Computed Tomography Angiography. Congenit Heart Dis 2011 Jul 1 [Epub ahead of print]. Scheffer GJ, Zandstra DF. Een patiënt met verdenking op inhalatietrauma. In: Snijdelaar D, Eindhoven B, editors. Probleemgeoriënteerd denken in het management van de luchtweg: een praktijkboek voor de opleiding en de kliniek.Leusden: De Tijdstroom; 2011. Schouten WE. Complex acute medicine: the internist in the lead. Neth J Med 2011 Sep;69(9):353-5. Schuijt TJ, Coumou J, Narasimhan S, Dai J, DePonte K, Wouters D, Brouwer M, Oei A, Roelofs JJ, van Dam AP, Van Der Poll T, Van’t Veer C, Hovius JW, Fikrig E. A tick mannosebinding lectin inhibitor interferes with the vertebrate complement cascade to enhance transmission of the lyme disease agent. Cell Host Microbe 2011 Aug 18;10(2):136-46. Selder JL, van Dekken H, de Voogt WG. The heart is not too noble to host a metastatic tumor! A right ventricle metastasis of a transitional cell carcinoma of the bladder. Neth Heart J 2011 Nov 24 [Epub ahead of print]. Serrano NA, Nolst Trenite G, Yueh B, Farwell DG, Futran ND, Mendez E. Risk Factors Associated With Repair of Orbital and Lateral Skull Defects. Arch Facial Plast Surg 2011 Dec 19. Sharma R, Farrokhyar F, McKnight LL, Bhandari M, Poolman RW, Adili A. Quality of assessment of randomized controlled trials in blood conservation after joint arthroplasty. J Arthroplasty 2011 Sep;26(6):909-13.
22 | Onze lieve wetenschap, april 2012
Silvestri L, Petros AJ, Zandstra DF, Taylor N, van Saene HK. Selective digestive decontamination reduces bacteremia following eradication of gut overgrowth (comment). Crit Care Med 2011 Dec;39(12):2785-6. Simons MP. Randomized clinical trial of fibrin sealant versus titanium tacks for mesh fixation in laparoscopic umbilical hernia repair (comment on Br J Surg 2011; 98: 1537-1545). Br J Surg 2011 Nov;98(11):1545. Simons MP. Geen huisarts nodig op de SEH: daar werkt de SEH-arts (commentaar). Ned Tijdschr Geneeskd 2011; 155[33], A3398. de Smet AM. Selective decontamination of the digestive tract. In: Vincent JL, et al., editors. Textbook of Critical Care.Philadelphia: Elsevier-Saunders; 2011. Smit AA, Moons-Pasic A. Longkankerscreening met CT-onderzoek: een goed idee? Ned Tijdschr Geneeskd 2011;155(50):A3960. Sommers LW, Derks W. Subcutaan emfyseem en een pneumomediastinum na een tonsillectomie. Nederlands Tijdschrift voor Keel-Neus-Oorheelkunde 2011; 17[3]. Somsen GA, et al. Familial Dilated Cardiomyopathy. In: Baars HF, et al., editors. Clinical Cardiogenetics.London: Springer; 2011. Souwer ET, Blaauw J, Coffeng SM, Smit AJ, van Doormaal JJ, Faas MM, van Pampus MG. Decreased arterial elasticity in formerly early-onset preeclamptic women. Acta Obstet Gynecol Scand 2011 Jul;90(7):797-801. van de Stadt LA, van der Horst AR, de Koning MH, Bos WH, Wolbink GJ, van de Stadt RJ, Pruijn GJ, Dijkmans BA, van Schaardenburg D, Hamann D. The extent of the anticitrullinated protein antibody repertoire is associated with arthritis development in patients with seropositive arthralgia. Ann Rheum Dis 2011 Jan;70(1):128-33. van de Stadt LA, de Koning MH, van de Stadt RJ, Wolbink GJ, Dijkmans BA, Hamann D, van Schaardenburg D. Development of the anticitrullinated protein antibody repertoire prior to the onset of rheumatoid arthritis. Arthritis Rheum 2011 Nov;63(11):3226-33. van der Steeg JW, Steures P, Eijkemans MJ, JD FH, Hompes PG, Kremer JA, Leeuw-Harmsen L, Bossuyt PM, Repping S, Silber SJ, Mol BW, van der Veen F, Collaborative Effort for Clinical Evaluation in Reproductive Medicine Study Group (waaronder Verhoeve HR). Role of semen analysis in subfertile couples. Fertil Steril 2011 Mar 1;95(3):1013-9. Steg PG, Huber K, Andreotti F, Arnesen H, Atar D, Badimon L, Bassand JP, De Caterina R, Eikelboom JA, Gulba D, Hamon M, Helft G, Fox KA, Kristensen SD, Rao SV, Verheugt FW, Widimsky P, Zeymer U, Collet JP. Bleeding in acute coronary syndromes and percutaneous
coronary interventions: position paper by the Working Group on Thrombosis of the European Society of Cardiology. Eur Heart J 2011 Aug;32(15):1854-64. Stramrood CA, Wessel I, Doornbos B, Aarnoudse JG, van den Berg PP, Schultz WC, van Pampus MG. Posttraumatic stress disorder following preeclampsia and PPROM: a prospective study with 15 months follow-up. Reprod Sci 2011 Jul;18(7):645-53. Suriawinata AA, Iwai M, van Leeuwen DJ. Drug-induced Liver Injury. In: Iwai M, editor. Diagnosis of Liver Diseases Pathological Findings, Clinical Manifestations, and Image Analyses. McGrawhill-Asia; 2011. Tjong Joe Wai P, Zandstra DF, et al. Patiënt voor een VATS. In: Snijdelaar D, Eindhoven B, editors. Probleemgeoriënteerd denken in het management van de luchtweg: een praktijkboek voor de opleiding en de kliniek. Leusden: De Tijdstroom; 2011. Trappenburg MC, Van Schilfgaarde M, Frerichs FC, Spronk HM, Ten Cate H, de Fijter CW, Terpstra WE, Leyte A. Chronic renal failure is accompanied by endothelial activation and a large increase in microparticle numbers with reduced procoagulant capacity. Nephrol Dial Transplant 2011 Aug 26. van der Tuuk K., Koopmans CM, Groen H, Mol BW, van Pampus MG. Impact of the HYPITAT trial on doctors’ behaviour and prevalence of eclampsia in the Netherlands. BJOG 2011 Dec;118(13):1658-60. van der Tuuk K, Koopmans CM, Groen H, Mol BW, van Pampus MG. HYPITAT-trial van invloed op beleid en gezondheid moeder. Ned Tijdschr Geneeskd 155, C1116. 2011. Verbeek T, Bockting CL, van Pampus MG, Ormel J, Meijer JL, Hartman CA, Burger H. Postpartum depression predicts offspring mental health problems in adolescence independently of parental lifetime psychopathology. J Affect Disord 2011 Sep 17 [Epub ahead of print]. Verberne HJ, Verschure DO, Somsen GA, EckSmit BL, Jacobson AF. Vascular time-activity variation in patients undergoing (1)(2)(3) I-MIBG myocardial scintigraphy: implications for quantification of cardiac and mediastinal uptake. Eur J Nucl Med Mol Imaging 2011 Jun;38(6):1132-8. Verheugt FW. Nieuwe antitrombotica bij atriumfibrilleren. Ned Tijdschr Geneeskd 2011;155:A2143. Verheugt FW. Anticoagulant management in the cardiovascular setting. Fundam Clin Pharmacol 2011;26(1):11-5. Verheugt FW. Triple antithrombotic therapy after coronary stenting: why expert opinion is necessary. Circ Cardiovasc Interv 2011 Oct 1;4(5):410-2.
Verheugt FW. Managing acute coronary syndromes and preventing stroke in atrial fibrillation. In: Kakkar AK, editor. Reflection on Thrombosis.London: Remedica; 2011. Vermeulen M, Bindels PJE, Franssen EJF. Neurologie. In: van Everdingen JJE, Glerum J, Wiersma Tj, editors. Diagnose en therapie 2011.Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Vijgen SM, Westerhuis ME, Opmeer BC, Visser GH, Moons KG, Porath MM, Oei GS, Van Geijn HP, Bolte AC, Willekes C, Nijhuis JG, Van Beek E, Graziosi GC, Schuitemaker NW, Van Lith JM, Van Den Akker ES, Drogtrop AP, Van Dessel HJ, Rijnders RJ, Oosterbaan HP, Mol BW, Kwee A. Cost-effectiveness of cardiotocography plus ST analysis of the fetal electrocardiogram compared with cardiotocography only. Acta Obstet Gynecol Scand 2011 Jul;90(7):772-8. Vink MA, Dirksen MT, Tijssen JG, Suttorp MJ, Patterson MS, van Geloven N, IJsselmuiden AJ, Slagboom T, Kiemeneij F, Laarman GJ. Lack of long-term clinical benefit of thrombus aspiration during primary percutaneous coronary intervention with paclitaxel-eluting stents or bare-metal stents. Post-hoc analysis of the PASSIONtrial. Catheter Cardiovasc Interv 2011 Jul 6 [Epub ahead of print]. Vink MA, Van Nooijen FC, Laarman GJ, Suttorp MJ, Tijssen JG, Slagboom T, Patterson MS, Van Der Schaaf RJ, Kiemeneij F, Amoroso G, Dirksen MT. Patency of paclitaxel-eluting versus bare metal stents long term after implantation in acute ST-segment elevation myocardial infarction. Am J Cardiol 2011 Nov 1;108(9):1214-9. Vink MA, Amoroso G, Dirksen MT, Van Der Schaaf RJ, Patterson MS, Tijssen JG, Kiemeneij F, Slagboom T. Routine use of the transradial approach in primary percutaneous coronary intervention: procedural aspects and outcomes in 2209
patients treated in a single high-volume centre. Heart 2011 Dec;97(23):1938-42. de Vries JI, van Pampus MG, Hague WM, Bezemer PD, Joosten JH. Low-MolecularWeight Heparin Added to Aspirin in the Prevention of Recurrent Early-Onset Preeclampsia in women with Inheritable Thrombophilia: the FRUIT-RCT. J Thromb Haemost 2011 Nov 25 [Epub ahead of print]. de Vries-Sluijs TE, Hansen BE, van Doornum GJ, Kauffmann RH, Leyten EM, Mudrikova T, Brinkman K, den Hollander JG, Kroon FP, Janssen HL, van der Ende ME, de Man RA. A randomized controlled study of accelerated versus standard hepatitis B vaccination in HIV-positive patients. J Infect Dis 2011 Apr 1;203(7):984-91. Vrouenraets SM, Fux CA, Wit FW, Garcia EF, Furrer H, Brinkman K, Hoek FJ, Abeling NG, Krediet RT, Reiss P. Persistent decline in estimated but not measured glomerular filtration rate on tenofovir may reflect tubular rather than glomerular toxicity. AIDS 2011 Nov 13;25(17):2149-55. Walvoort HC, Kaandorp C, Verheugt FW, Veeken H, van Gijn J. Het schrijven van een wetenschappelijk artikel. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2011.
Radius Fractures: A Systematic Review and Meta-Analysis of Comparative Clinical Trials. J Orthop Trauma 2011 Nov 21 [Epub ahead of print]. van der Werf SP, Vos SH. The Prospective Retrospective Memory Questionnaire: psychometric properties and normative data of a Dutch translation. Netherlands Journal of Psychology 2011;66, 120-128. Westerhuis ME, Schuit E, Kwee A, Zuithoff NP, Groenwold RH, Van Den Akker ES, Van Beek E, Van Dessel HJ, Drogtrop AP, Van Geijn HP, Graziosi GC, Van Lith JM, Nijhuis JG, Oei SG, Oosterbaan HP, Porath MM, Rijnders RJ, Schuitemaker NW, Wijnberger LD, Willekes C, Wouters MG, Visser GH, Mol BW, Moons KG. Prediction of Neonatal Metabolic Acidosis in Women with a Singleton Term Pregnancy in Cephalic Presentation. Am J Perinatol 2011 Aug 3 [Epub ahead of print]. Zandstra DF, et al. Een patiënt in buikligging wordt accidenteel gedetubeerd. In: Snijdelaar D, Eindhoven B, editors. Probleemgeoriënteerd denken in het management van de luchtweg: een praktijkboek voor de opleiding en de kliniek. Leusden: De Tijdstroom; 2011.
Walvoort MT, de Witte W, van Dijk J, Dinkelaar J, Lodder G, Overkleeft HS, Codee JD, van der Marel GA. Mannopyranosyl uronic acid donor reactivity. Org Lett 2011 Aug 19;13(16):4360-3.
Zandstra DF, Snijdelaar D. Rapid sequence inductie. In: Snijdelaar D, Eindhoven B, editors. Probleemgeoriënteerd denken in het management van de luchtweg: een praktijkboek voor de opleiding en de kliniek. Leusden: De Tijdstroom; 2011.
van der Weegen W, Hoekstra HJ, Sijbesma T, Bos E, Schemitsch EH, Poolman RW. Survival of metal-on-metal hip resurfacing arthroplasty: a systematic review of the literature. J Bone Joint Surg Br 2011 Mar;93(3):298-306.
van Zoelen MA, Verstege MI, Draing C, de Beer R, Van’t Veer C, Florquin S, Bresser P, van der Zee JS, te Velde AA, von Aulock S, Van Der Poll T. Endogenous MCP-1 promotes lung inflammation induced by LPS and LTA. Mol Immunol 2011 Jul;48(12-13):1468-76.
Wei DH, Poolman RW, Bhandari M, Wolfe VM, Rosenwasser MP. External Fixation versus Internal Fixation for Unstable Distal
colofon Onze Lieve Wetenschap (speciale editie van het OLVG Magazine) is een onafhankelijk, wetenschappelijke uitgave van Teaching Hospital van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. Met deze uitgave wil het OLVG wetenschappelijk onderzoek stimuleren en praktisch ondersteunen. De uitgave verschijnt twee keer per jaar en wordt in de eigen organisatie en onder Santeon- en STZziekenhuizen in Nederland verspreid. Redactie Dr. L.C. Baak, maag- darm- leverarts; drs. A. Berenschot, medewerker bibliotheek; dr. P.S. van Dam, internist, voorzitter CWOO; drs. L.M. Dijksman, onderzoekscoördinator; drs. M.P. Gorzeman, SEH-arts; Drs. IJ.D. Jüngen, artsdocent Teaching Hospital; drs. M.G. van Pampus, gynaecoloog; drs. S. Rijkenberg, klinisch epidemioloog ICU
en Bureau Wetenschap; dr. M. van Schilfgaarde, onderzoeker HKCL; dr. M.F. Schutte, directeur Teaching Hospital; drs. W. Stilma, ICU verpleegkundige, R. Zeijpveld, communicatiemedewerker. Redactie- en administratieadres Onze Lieve Vrouwe Gasthuis Wetenschapsblad t.a.v. L.M. Dijksman Postbus 95500 1090 HM Amsterdam Telefoon: (020) 599 40 17 Fax: (020) 599 28 82 E-mail:
[email protected]
Hoofdredacteur: Lea Dijksman Bladcoördinator: Saskia Rijkenberg Eindredactie: Ronald Zeijpveld Interviews: Judith Vocking, www.pieroppapier.nl Cartoon: Jaap Stiemer, www.jaapstiemer.nl Vormgeving: Ruparo, www.ruparo.nl Foto’s en illustraties: Sascha van Holt, Audiovisuele Zaken OLVG Druk: Ruparo, www.ruparo.nl Oplage: 750 stuks Oproep Wilt u ook onderzoeksresultaten publiceren? Heeft u een interessant artikel dat u wilt delen? Of wilt u reageren op het magazine? Neem dan contact op met onze redactie, via wetenschap@ olvg.nl of tel.nr. 4017.
Onze lieve wetenschap, april 2012 | 23
kor te ber ichten
Bevalling inleiden: ballonkatheter even effectief als hormoongel Mariëlle van Pampus, gynaecoloog OLVG Lea Dijksman, onderzoekscoördinator OLVG Een oude techniek waarbij een ballonkatheter in de baarmoedermond wordt ingebracht, blijkt even effectief om een bevalling in te leiden als het aanbrengen van een hormoongel. Bovendien zijn er minder bijwerkingen. Dat schrijven onderzoekers van de PROBAAT-onderzoeksgroep, waaronder onze gynaecoloog Mariëlle van Pampus, in The Lancet. Zij vergeleken de twee methodes onder 824 bevallende vrouwen in twaalf Nederlandse ziekenhuizen. In beide groepen kwamen evenveel keizersnedes voor, de bevallingen bij de ballonkathetergroep duurden wel iets
langer. Het aantal infecties was in beide groepen gelijk. Het voordeel van de ballonkatheter is dat er bij het gebruik minder bijwerkingen werden gevonden: minder vaak hyperstimulatie en daardoor minder kunstverlossingen en minder kinderen op de neonatologieafdeling. De moeders verloren bij het gebruik van de ballonkatheter minder bloed bij de bevalling. De ballonkatheter is overigens goedkoper dan de hormoongel. The Lancet, Volume 378, Issue 9809, Pages 2095 - 2103, 17 December 2011
OLVG CAT-walk! Op 9 mei 2012 vindt de CAT-walk 2012 plaats! Tijdens deze middag worden de tien beste Critically Appraised Topics gepresenteerd aan het publiek. Informatie over dit evenement is te vinden op het intranet en op https://mijnleerportaal. olvg.nl (wetenschap).
Nieuw bij Bureau Wetenschap Sinds februari 2012 versterkt Anja Blankenzee voor acht uur per week het team van Bureau Wetenschap. Zij biedt onder andere ondersteuning bij het organiseren van cursussen en wetenschappelijke evenementen. Contact? Bel naar 2289 of of mail
[email protected]
FAQs Hoe dien ik mijn onderzoeksprotocol in bij de Medisch Ethische Commissie? Wie kan helpen met de statistische analyse van mijn onderzoek? Wat is een relatief risico? Op https://mijnleerportaal.nl.olvg.nl vind je antwoord op alle vragen over Wetenschap & Onderzoek in het OLVG.
Cursus Evidence Based Medicine in het OLVG Hoe stel ik een klinische vraag op als PICO? En hoe vind ik het best beschikbare bewijs om een klinische vraag te beantwoorden? Op maandag 24 september en dinsdag 25 september 2012 organiseren Teaching Hospital en de Commissie Wetenschap OLVG weer de tweedaagse cursus Evidence Based Medicine in de klinische praktijk. De cursus is bestemd voor specialisten, artsen in opleiding en verpleegkundigen met affiniteit voor wetenschappelijk onderzoek. Meer weten? Ga naar de cursuscatalogus op: https://mijnleerportaal.olvg.nl
24 | Onze lieve wetenschap, april 2012