Ontwerp Onderwijsnota “Handig Zelfstandig 2005-2008” Visie op zelfredzaamheid 0 tot 23-jarigen in de provincie Groningen
Provincie Groningen November 2004
1
De nota Handig Zelfstandig, visiedocument op zelfredzaamheid 0 – 23 jarigen is een uitgave van de provincie Groningen. Redactie en productie: afdeling welzijn, met medewerking van het Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Groningen en het Breuer Institute. Alle informatie uit dit document mag worden overgenomen, mits De bron (Provincie Groningen) wordt vermeld.
2
INHOUDSOPGAVE 1 1.1 1.2
KADER Aanleiding en doel Provinciale ambitie
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
VISIE Zelfredzaamheid Verantwoordelijkheden Maatschappelijke loopbaan Zorg- en reïntegratietrajecten De regie
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
DE AANPAK Alle jongeren in beeld Alle jongeren een startkwalificatie Alle jongeren werk Kwantitatieve gegevens Kwalitatieve gegevens
4
LOPENDE PROVINCIALE PROJECTEN
5
LIJST MET AFKORTINGEN
3
1. KADER 1.1 Aanleiding en doel In 2005 start een nieuwe beleidsperiode voor het provinciaal onderwijsbeleid. Dit is de aanleiding om na te denken over de vraag of bestaand beleid moet worden gecontinueerd of dat een ommezwaai in beleid gewenst is. Daarnaast is bekend dat een samenhangende visie op jongeren binnen de beleidsterreinen Welzijn, Onderwijs en Economische Zaken gewenst en noodzakelijk is. Er zijn handvatten nodig voor de invulling van dat beleid. Het doel van deze notitie is het aanbieden van een handvat om een samenhangende, effectieve aanpak te ontwikkelen, gericht op de ontwikkeling van de zelfredzaamheid van jongeren tussen 0 en 23 jaar. In juni van dit jaar bent u via de ‘voortgangsrapportage investeren in mensen 2000-2004’ uitgebreid geïnformeerd over de projecten en activiteiten die er op het terrein van onderwijs in gang zijn gezet en over de manier waarop deze worden voortgezet. De nota 'Handig Zelfstandig' richt zich in hoofdzaak op de visie. Wij beperken ons in deze nota tot een opsomming van activiteiten en projecten. Via jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s zullen wij u blijven informeren over de lopende activiteiten, projecten en financiën. 1.2 Provinciale ambitie De provincie Groningen kenmerkt zich door een hoge werkloosheid, een laag opleidingsniveau van de beroepsbevolking en een ijle economische structuur. In de provinciale onderwijsnota ‘Investeren in Mensen 2001-2004’ hebben wij al aangegeven dat het belangrijk is om een directe relatie te leggen tussen de ontwikkelingen op het gebied van zorg, welzijn, onderwijs en economische zaken. De visie en aanpak in deze notitie is dan ook gebaseerd op deze beleidsterreinen. Onze ambitie is het stimuleren en faciliteren van economische ontwikkelingen en het versterken van de sociale infrastructuur. Het uitgangspunt is dat iedereen zich op 23-jarige leeftijd zo veel mogelijk zelf kan redden in de maatschappij en in het bijzonder op de arbeidsmarkt. In november 2004 is de uitvoeringsagenda van Economische Zaken ‘Groningen maakt Werk van Werk’ vastgesteld. Zowel de uitvoeringsagenda als de nota ‘Handig Zelfstandig’ zijn in samenwerking tussen Onderwijs en Economische Zaken en in afstemming met elkaar tot stand gekomen. De uitgangspunten van beide beleidsterreinen verschillen echter. In ‘Handig Zelfstandig’ ligt het accent vooral op de aanbodkant vanuit het onderwijs. Het beleid richt zich met name op het verbeteren en versterken van het voorbereidende middelbaar beroepsonderwijs (vmbo), het praktijkonderwijs en het middelbaar beroeps onderwijs (mbo) in onze provincie. Het accent ligt op het verminderen van het aantal voortijdig schoolverlaters en het terugbegeleiden naar school van de jongeren die ondanks preventieve maatregelen het onderwijs toch voortijdig hebben verlaten. De nota richt zich op jongeren van 0 tot 23 jaar. Het arbeidsmarktbeleid richt zich op de vraag naar en de behoefte aan voldoende adequaat geschoold personeel op korte en langere termijn. Het uitgangspunt hier is het versterken van de regionale economie door een goed werkende arbeidsmarkt. Hierbij wordt gestreefd naar een zo laag mogelijke werkloosheid en zo weinig mogelijk onvervulbare vacatures. In het beleid wordt de gehele potentiële beroepsbevolking meegenomen. Vanuit het arbeidsmarktbeleid wordt er onder andere invulling gegeven aan de thema's "Jeugd & arbeidsmarkt", "Aansluiting onderwijs & bedrijfsleven","Leven lang leren en werken" en "Wet werk en bijstand". Beide nota’s vullen elkaar aan. Waar een overlap in activiteiten plaatsvindt, wordt met elkaar afgestemd en samengewerkt en spreekt men af onder wiens resultaatverantwoordelijkheid de activiteit uitgevoerd wordt.
4
In december 2004 stellen Provinciale Staten ook het beleidsplan welzijn 2005-2008 vast. Een van de uitgangspunten in dit beleidsplan is dat het gebiedsgerichte werken de komende jaren wordt gecontinueerd. Uit een evaluatie met gemeenten blijkt dat er voldoende draagvlak is om deze werkwijze te continueren. De afgelopen periode hebben wij voor een aantal activiteiten aansluiting kunnen zoeken bij deze werkwijze. Daar waar zich mogelijkheden voordoen zullen wij ook in de toekomst met de onderwijsactiviteiten aansluiten bij deze structuur. Het is duidelijk niet de bedoeling dat de provinciale overheid taken van anderen overneemt. Wij baseren ons werk op de huidige taakverdeling, inclusief de bestaande wet- en regelgeving. In overleg met gemeenten en instellingen brengen wij knelpunten in kaart en maken wij analyses op basis van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens. Vervolgens faciliteren wij de gekozen aanpak van de knelpunten, die zich kenmerkt door zowel op uitvoerend als bestuurlijk niveau maatschappelijke problemen positief te beïnvloeden.
5
2. VISIE 2.1
Zelfredzaamheid
De beleidsterreinen Welzijn, Onderwijs en Economie kennen verschillende maatschappelijke waarden, zoals zelfredzaamheid, ontplooiingsmogelijkheden, maatschappelijke participatie, goed onderwijs en leefbaarheid. Deze waarden staan niet los van elkaar. Ze hebben alles met elkaar te maken en kunnen alleen dankzij elkaar bestaan. Toch richt deze notitie zich op het begrip ’zelfredzaamheid’. Hierbij gaat het om het ‘jezelf kunnen redden in de Nederlandse samenleving’. Je ontwikkelt jezelf en biedt anderen ruimte voor hun ontwikkeling. Het gaat ondermeer om de aspecten: • • • • • •
Taal (maatschappelijke zelfredzaamheid); Levensonderhoud (economische zelfredzaamheid); Huishouden (praktische zelfredzaamheid); Gezondheid (hygiënische zelfredzaamheid); Veiligheid (sociale zelfredzaamheid); Maatschappelijke navigatie (maatschappelijke zelfredzaamhe id).
Het is op dit moment slechts beperkt mogelijk om te meten in hoeverre jongeren van 23 jaar zelfredzaam zijn. Voor de meeste aspecten van zelfredzaamheid gelden namelijk geen taakstellingen. Alleen voor het ‘zelf kunnen voorzien in het levensonderhoud’ is gesteld dat iedereen, voor zover mogelijk, op zijn of haar 23ste een startkwalificatie moet hebben en een betaalde baan. Een startkwalificatie is een havo-, vwo- of een mbo-diploma op niveau 2. Voor de andere aspecten zijn geen duidelijke criteria gesteld, waaraan kan worden getoetst of men voldoende zelfredzaam is. Voor jongeren uit het Praktijk Onderwijs geldt dat zij een ’arbeidskwalificatie ’ hebben, indien zij met diploma de school verlaten. Zij hebben een ‘kwalificatie ’, indien zij niveau 1 van het MBO bereiken. 2.2
Verantwoordelijkheden
Het de bedoeling dat jongeren dankzij de combinatie van opvoeding, onderwijs en zorg op termijn in staat zijn om zichzelf te redden. Er zullen overigens altijd mensen zijn die blijvende zorg of hulpverlening nodig hebben. Allereerst zijn ouders verantwoordelijk voor de zelfredzaamheid van hun kinderen. In een later stadium ligt deze verantwoordelijkheid bij de jongere zelf. Op de tweede plaats is de school verantwoordelijk voor deze ontwikkeling. Samen met ouders kan het onderwijs de hulp inroepen van andere instanties, wanneer dit nodig is. De school heeft wat hulpverlening betreft wel grenzen. Die zijn bereikt wanneer men constateert dat de problemen van de leerling het leerproces zo in de weg staan, dat het geven van onderwijs niet meer mogelijk is. Ook wanneer de veiligheid van onderwijzend personeel en medeleerlingen in het geding komt, zijn de grenzen bereikt. Met name in deze situatie is het belangrijk dat iemand zich verantwoordelijk voelt voor de verdere zelfredzaamheidsontwikkeling van de betrokken jongere. Hetzelfde geldt voor het moment waarop een jongere niet meer staat ingeschreven bij een onderwijsinstelling, terwijl hij of zij wel leerplichtig is. De gemeente is in dit rijtje als derde verantwoordelijk. 2.3
Maatschappelijke loopbaan
Om mensen zo ‘zelfredzaam’ mogelijk te laten zijn is een maatschappelijke loopbaan uitgestippeld. De loopbaan is voor elk individu verschillend. De loopbaan wordt bepaald door leeftijd, deelname aan scholing, zorg en werk. De loopbaan bestaat uit voorschoolse voorzieningen, onderwijs, zorg en werk. Deze loopbaan kent twee sporen. Het eerste spoor bestaat uit onderwijs en werk, al dan niet in combinatie met zorg. De meeste mensen volgen dit traject. Het tweede spoor bestaat uit langdurige zorg, al dan niet in combinatie met onderwijs en werk. Ook dit spoor richt zich op een zo groot mogelijke zelfredzaamheid van de betrokkenen, al hebben velen van hen blijvende zorg nodig vanwege hun handicap of beperking. Deze notitie richt zich op het eerste spoor binnen de maatschappelijke loopbaan, die bestaat uit vijf fasen (figuur 1):
6
• • • • •
voorschoolse periode (0 tot 4 jaar); basisonderwijs (4 tot 12 jaar); voortgezet - en beroepsonderwijs voor leerplichtigen (12 tot 17 jaar); scholing gericht op het halen van een startkwalificatie of het vinden van werk (17 tot 23 jaar); studie en werk (vanaf 23 jaar).
Voor verreweg de meeste mensen geldt dat ze deze ‘door de maatschappij gefaciliteerde loopbaan’ zonder al te grote problemen doorlopen. Door omstandigheden kunnen mensen uitvallen, waardoor ze zichzelf op termijn niet zelf kunnen redden. Om deze mensen terug naar school of werk te begeleiden, bestaan er allerlei zorg- en reïntegratieactiviteiten. Die richten zich op het terugleiden van mensen naar de maatschappelijke loopbaan, terug op weg naar zelfredzaamheid. Zelfredzaamheid voor iedereen? Een aantal malen is in deze notitie al benoemd dat het behalen van een (start)kwalificatie en werk niet voor iedereen is weggelegd. Dit wordt veroorzaakt door niet kunnen (lichamelijk- en/of verstandelijk gehandicapten dan wel sociaal-emotionele problemen). Ook is er een categorie die niet wil vanwege sociaal-emotionele problemen, gezins- en/of drugsproblematiek. Wij zijn ons terdege bewust van deze problematiek. In voorgaande beleidsperiode hebben wij hier ook nadrukkelijk aandacht aan besteed en dat zullen wij ook blijven doen. Wij zijn echter van mening dat ondanks de individuele beperkingen de ambitie moet blijven bestaan deze jongeren zelfredzaam te laten zijn. Uitgaande van hun kansen en rekening houdend met hun ‘beperkingen’, waarbij de ondersteunende instellingen zorg op maat bieden voor een ieder. 0
4
12
17
23
Spoor 1: onderwijs en werk
zelfredzaamheid Spoor 2: blijvende zorg
zorg en reïntegratietrajecten
Figuur 1: Weergave van de maatschappelijke loopbaan en terugleidende zorg- en reïntegratietrajecten. 2.4
Zorg- en reïntegratietrajecten
De zorgtrajecten die worden ingezet om jongeren terug te leiden naar school bestaan uit een aantal algemene stappen, zoals: signaleren, diagnosticeren, doorleiden, opstellen zorgplan en zorgverlening. De taken die de regievoerder in deze trajecten heeft zijn: monitoren, coördineren en het bewaken van de voortgang. Deze zorgtrajecten worden uitgevoerd door diverse instellingen, zoals bijvoorbeeld Jeugdzorg, Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGZ), Jeugdgezondheidszorg en gemeentelijke diensten als Regionale Meld- en Coördinatiepunt (RMC), leerplicht en sociale dienst. Ook de reïntegratietrajecten gericht op terugkeer naar werk, bestaan uit een aantal algemene stappen, zoals intake, assessment, aanbodversterking, bemiddeling en nazorg of begeleiding op de werkplek. De taken van de regievoerder zijn ook hier monitoren, coördineren en het bewaken van de voortgang. Bij de reïntegratietrajecten richting werk zijn eveneens diverse organisaties betrokken, zoals gemeenten, Centra voor Werk en Inkomen (CWI), Uitvoerende Werknemers Verzekeringen (UWV) en reïntegratiebedrijven.
7
2.5
De regie
Vanuit het wettelijk kader is de woongemeente van de jongere de meest geschikte ‘instantie’ om de regie te voeren over de maatschappelijke loopbaan (figuur 2). De woongemeente kan worden beschouwd als de verantwoordelijke voor de regie met betrekking tot de maatschappelijke loopbaan. Dit betekent dat de lokale overheid verantwoordelijk is voor voortgang en afstemming tussen de overgangen in de verschillende fasen. Veel uitvoerende organisaties opereren echter vaak vanuit een andere dan de woongemeente. Zorgvuldige afstemming tussen alle betrokken organisaties is dan ook noodzakelijk. Het moet duidelijk zijn wie de regie voert en welke stappen moeten worden gezet om het gewenste resultaat te bereiken. Figuur 2: Verantwoordelijkheden en wettelijk kader in de maatschappelijke loopbaan. woongemeente kinderopvang/peuterspeelzaalwerk
0
4
primair onderwijs
speciaal / voortgezet / beroepsonderwijs
12
17
23
Spoor 1: onderwijs en werk zelfredzaamheid Spoor 2: blijvende zorg
Welzijnswet Wet collectieve preventie
Wet Maatschappelijke Ondersteuning WMO
Wet Kinderopvang Wet op de jeugdzorg Wet Primair Onderwijs WPO Wet Voortgezet Onderwijs WVO Wet Regionale ExpertiseCentra WEC Leerplichtwet Wet Educatie & Beroepsonderwijs WEB
Wet regionale meld&coördinatiepunten RMC
Wet Werk en Bijstand WWB Wet structuur uitvoeringsorg. werk&inkomen SUWI
Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) Wet arbeidsongeschiktheidsvoorz. jonggehandicapt.Wajong
Uitgangspunt van de figuur is dat binnen elke fase ook een andere regievoerder kan worden aangewezen. Voor de voorschoolse fase is dat bijvoorbeeld de woongemeente, voor het primair onderwijs zijn dat de basisscholen en voor het voortgezet en beroepsonderwijs zijn dat de desbetreffende onderwijsinstellingen. Voor de niet leerplichtigen zonder startkwalificatie is dat weer de woongemeente. Voor elke fase is de regievoerder verantwoordelijk voor de voortgang binnen die fase. Als zich knelpunten voordoen zet de regievoerder de benodigde stappen. De regievoerder wordt op deze manier gezien als de ‘eigenaar’ van het betreffende zorgtraject. Het overzicht is met betrekking tot de wettelijke kaders en verantwoordelijkheden niet volledig. Het overzicht maakt wel inzichtelijk met welk woud aan verantwoordelijkheden en wetten jongeren en ouders geconfronteerd worden. Dit geldt ook voor betrokken gemeenten en instellingen.
8
Veel wetten wijzigen (tussentijds) of worden de laatste jaren in hoog tempo aangepast. Wetgeving is niet altijd kraak helder met betrekking tot verantwoordelijkheden. Er is overlap in wetgeving. Dit alles kan leiden tot verwarring en onduidelijkheid. Voor de jongeren en hun ouders (maar ook voor de instellingen) bemoeilijkt voorgaande het proces tot zelfredzaamheid. Wij zijn van mening dat wij hier in samenwerking met gemeenten en instellingen de taak hebben om hierop toe te zien. Ketenregie te voeren, spanningsvelden op te lossen, problemen en regievoerder helder te krijgen dan wel (voorlopig) vast te stellen, kwalitatief en kwantitatief, actie te ondernemen naar het rijk en betrokken gemeenten en instellingen indien de keten stagneert. Uitgangspunt hierbij is zoals verwoord dat wij geen verantwoordelijkheden overnemen maar signaleren, initieren, en faciliteren. Hiermee sluiten wij ons aan bij het IPO advies dat de commissie Simons heeft opgesteld (bron Sociaal Rapport Commissie Simons, mei 2002).
9
3. DE AANPAK Onze ambitie is dat alle Groningse jongeren zich op 23-jarige leeftijd zelf kunnen redden in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. Om dit te kunnen realiseren hebben wij drie speerpunten, waarin staat welke thema’s (maatregelen –activiteiten) de komende tijd aangepakt worden: Het gaat om de Speerpunten: • Alle jongeren in beeld; • Alle jongeren een startkwalificatie; • Alle jongeren werk.
3.1
Alle jongeren in beeld
Wij vinden het noodzakelijk dat alle jongeren tijdens hun maatschappelijke loopbaan op provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau in beeld zijn. Op dit moment zijn veel jongeren bij diverse instanties in beeld, maar ontbreekt een totaaloverzicht. De aard van de problematiek die tijdens de maatschappelijke loopbaan optreedt is in veel gevallen bekend. Het is echter onvoldoende duidelijk hoeveel jongeren met deze problemen te maken hebben, zoals bijvoorbeeld schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten. Daarom stellen wij alles in het werk om duidelijkheid te krijgen in de verschillende stromen binnen de maatschappelijke loopbaan. Verder willen wij de maatschappelijke loopbaan in termen van zelfredzaamheid vaststellen. Maatregelen: § Uitbreiding en voortzetting van de JONG-monitor. Nog niet alle gemeenten doen mee. § Uitbreiding JONG-monitor met registratieresultaten op het gebied van zelfredzaamheid. § Op bestuurlijk en uitvoerend niveau afspraken maken met gemeenten en scholen over uniforme uitwisseling van gegevens, zodat conform de wetgeving kan worden voldaan aan volledige en betrouwbare gemeentelijke leerlingenadministratie. § Versterking regierol van gemeenten tijdens de maatschappelijke loopbaan van jongeren. 3.2
Alle jongeren een startkwalificatie
Een belangrijk aspect van zelfredzaamheid is ‘het zelf in je levensonderhoud kunnen voorzien’. Hierbij gaat het om het hebben en houden van werk. Zeker voor jongeren is hierin het hebben van een startkwalificatie een belangrijke voorwaarde. Wij willen in alle regio’s de uitvoering van de sluitende aanpak voor jongeren stimuleren. Maatregelen: 0 tot 4-jarigen § Investering in de voor- en vroegschoolse periode. § Er voor zorgen dat alle gemeenten voldoende voorschoolse voorzieningen hebben met professioneel en deskundig personeel. § Monitoren of met name risicogroepen gebruik maken van deze voorzieningen. § Versterking van de samenhang tussen voor- en vroegschoolse voorzieningen (vve-beleid). § Investering in opvoedingsondersteuning aan ouders van zogeheten ‘risicokinderen’.
10
0 tot 12-jarigen § Verdere implementatie van het project ‘Samenwerking Jeugdzorg met basisonderwijs en voorschoolse voorzieningen’ om sociaal-emotionele problemen te voorkomen. Dit kan door oprichting van consultatie - en zorgteams, waarin jeugdzorg, basisonderwijs en voorschoolse voorzieningen participeren. Het is aan te bevelen om hierin samen te werken met de onderwijsbegeleidingsdiensten, Ouder- en Kindzorg en de lokale voorzieningen voor Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW). 12 tot 22-jarigen § Uitbreiding Waddenmodel naar andere regio’s in de provincie. § Verbetering preventie en vroegtijdige onderkenning van achterstanden en psychosociale problemen door kwaliteitsverbetering van de Preventieunits in het voorgezet onderwijs en op de Regionale Opleidings Centra en Agrarische Opleidingscentra. § Optimalisering aansluiting tussen in- en externe zorgstructuren op scholen. § Versterking infrastructuur van schakel- en spijbelopvangprojecten. § Verbetering samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorg. § Instelling van regionale stuurgroepen waarin onderwijs, gemeenten en provincie vertegenwoordigd zijn. § Terugdringing uitval uit het vmbo en mbo, zodat alle deelnemers hun opleiding afmaken en een startkwalificatie halen. Er is nog onvoldoende duidelijkheid waar deze uitval door wordt veroorzaakt en op welke wijze en met welke partners deze problemen kunnen worden aangepakt. § Meer schoolverlaters die nu herplaatst worden naar de volledige dagopleiding toeleiden naar duaal leren (BBL-trajecten) in samenwerking met het project MKB Leerbanen. § Meer praktijkgericht leren in het vmbo – mbo (Noordelijk opleiden = beter leren, advies van het CMO aan het SNN juli 2004). 0 tot 23-jarigen • De verantwoordelijkheden en taken van de instanties die zich met jongeren, en de hulp- en zorgverlening aan jongeren bezighouden, in kaart brengen.
3.3
Alle jongeren werk
Een deel van de jongeren - met of zonder startkwalificatie - is werkloos. De verwachting is dat dit aantal zal toenemen. Al deze jongeren moeten aan het werk worden geholpen. Wij stellen een startkwalificatie boven werk, wanneer het gaat om jongeren die niet in het bezit zijn van een havo-, vwo-, of mbo-diploma. Wij vinden dat de mogelijkheden van werkend leren optimaal benut moeten worden. Maatregelen: § De gevolgen van de vernieuwde Wet Werk en Bijstand (WWB) en de gevolgen van de WIW, jongeren in kaart brengen en de informatie -uitwisseling stimuleren over de manier waarop gemeenten omgaan met het startkwalificatiebeleid en de inzet van middelen vanuit onder andere het Fonds Werk en Inkomen (SUWI). § Matchen beroepsonderwijs met vraag naar personeel. § Werkgevers stimuleren om opleidingsplaatsen richting een startkwalificatie voor jongeren te realiseren. Meer aandacht voor duaal leren.
11
§ §
3.4.
Werkend leren stimuleren. Met name voor de groep werkenden zonder startkwalificatie om alsnog door middel van een BBL-opleiding een startkwalificatie te behalen. Verbetering begeleiding van jongeren die uitstromen uit het praktijkonderwijs en speciaal onderwijs richting gesubsidieerde arbeidsmarkt. Met name door duaal leren (BBL – assistent niveau) te stimuleren. Kwantitatieve gegevens
Om een helder beeld te krijgen van de bestaande en de gewenste situatie, is allereerst een overzicht nodig van de huidige cijfers en activiteiten. Die staan in dit hoofdstuk. Op 1 januari 2003 telt de provincie Groningen ruim 159.000 jongeren. Regio Noord-Groningen (Appingedam, Bedum, De Marne, Delfzijl, Eemsmond, Loppersum, Ten Boer, Winsum) Centraal Groningen (Groningen, Grootegast, Haren, Hoogezand-Sappermeer, Leek, Marum, Slochteren, Zuidhorn) Oost Groningen (Bellingwedde, Menterwolde, Pekela, Reiderland, Scheemda, Stadskanaal, Veendam, Vlagtwedde, Winschoten) Totaal
N 32.507 86.915 40.019 159.441
Tabel 1: aantal 0-23 jarigen per regio (Bron: CBS). De provincie is op basis van de RMC-wet verdeeld in drie regio’s. Elke regio heeft een contactgemeente, die verantwoordelijk is voor de registratie, coördinatie en doorverwijzing van voortijdig schoolverlaters. Dit zijn jongeren die gedurende een aaneengesloten periode van één maand niet op school zijn verschenen en jongeren die bij een school uitgeschreven worden zonder dat ze een startkwalificatie hebben behaald. Dus ook jongeren die wel in het bezit zijn van een vmbo-diploma. In de onderstaande tabel staat het aantal voortijdig schoolverlaters (vsv´ers) dat in het schooljaar 2002/2003 (1 augustus 2002 t/m 31 juli 2003) bij de 3 RMC’s werd gemeld. Regio (indeling: RMC-regio’s) N
Noord-Groningen (Appingedam, Bedum, De Marne, Delfzijl, Eemsmond, Loppersum, Ten Boer, Winsum) Centraal Groningen (Groningen, Grootegast, Haren, Hoogezand-Sappermeer, Leek, Marum, Slochteren, Zuidhorn) Oost Groningen (Bellingwedde, Menterwolde, Pekela, Reiderland, Scheemda, Stadskanaal, Veendam, Vlagtwedde, Winschoten)
% van totaal aantal 12-23 jarige inwoners per regio 1.066
7,0 %
4.573
9,6 %
388
2,1%
6.027
7,4 %
Totaal Tabel 2: Aantal voortijdig schoolverlaters schooljaar 2002/2003 (Bron: RMC effectrapportage 2003, CBS).
12
Jeugdwerkloosheid Het CWI houdt bij hoeveel jongeren, jonger dan 23 jaar, zich gemeld hebben als niet-werkend werkzoekend (NWW). In de nu volgende tabel staat per RMC-regio opgesomd hoeveel jongeren zich bij het CWI hebben gemeld. RMC-Regio
RMC Noord Groningen RMC Centraal Groningen RMC Oost Groningen Totaal
Aantal Aantal werkzoekenden werkzoekenden in januari 2003 in januari 2004
609 1.439
629 1.812
mutatie 2004 t.o.v. 2003 absoluut en relatief 20 (+3%) 373 (+26%)
872 2.920
1.012 3.453
140 (+16%) 514 (+18%)
Tabel 3: Jeugdwerkloosheid op 1/1/2003 en 1/1/2004 (Bron: CWI) Hieruit volgt dat de jeugdwerkloosheid in het afgelopen jaar met 18% is gestegen. Centraal Groningen heeft het hoogste aantal werkloze jongeren. Gezien het feit dat deze regio de meeste inwoners heeft, is dit niet verwonderlijk. Om de regio´s met elkaar te kunnen vergelijken, is ook gekeken naar de relatieve stijging van de jeugdwerkloosheid. Dan blijkt dat de jeugdwerkloosheid in de regio Centraal Groningen het snelst gestegen is, namelijk met 26%. Opvallend is dat het aantal werklozen in de regio Noord Groningen amper gestegen is. De groep werkzoekende jongeren bestaat voor 60% uit mannen en voor 40% uit vrouwen. Het CWI houdt ook het opleidingsniveau van de jongeren bij. Bijna 37% van de jongeren die zich gemeld heeft, heeft een opleiding op het mbo, havo of vwo gehad. Bijna 50% heeft een opleiding op vmbo-niveau genoten. Bijna 10% zegt een opleiding lager dan het vmbo te hebben gehad. Bij de jongeren met alleen een vmbo-opleiding of lager mag er vanuit gegaan worden dat ze geen startkwalificatie hebben. De overige ingeschrevenen hebben een hbo-, wo of andere opleiding gevolgd. Hoewel het een schatting betreft, mag worden aangenomen dat van de 3.453 jongeren die in januari 2004 bij het CWI ingeschreven stonden 1988 jongeren (58%) geen startkwalificatie hebben en dus gemeld moeten worden bij het RMC. Het CWI controleert niet op startkwalificatie. De ervaring leert dat derhalve het aantal jongeren zonder startkwalificatie hoger ligt. 3.5.
Kwalitatieve gegevens (zelfredzaamheidsproblematiek in beeld)
Binnen de schoolloopbaan die jongeren doorlopen is een aantal verbeterpunten te noemen waar de komende jaren aandacht aan besteed moet worden. In het nu volgende schema wordt uiteengezet waar deze verbeterpunten zich voornamelijk voordoen. Uitgangspunt is de schoolloopbaan van jongeren richting het behalen van een startkwalificatie. De schoolloopbaan begint in de kinderopvang of peuterspeelzaal en loopt via het middelbaar beroepsonderwijs/hbo/wo tot het moment dat een jongere met startkwalificatie het onderwijs verlaat richting de arbeidsmarkt. Hoewel de aandacht in deze notitie primair gericht is op de jongeren die gebruik maken van het vmbo/pro en beroepsonderwijs, is er voor gekozen om de hele schoolloopbaan in beeld te brengen. Dit om te benadrukken dat het succesvol doorlopen van het vmbo/pro/mbo mede afhangt van de start die gemaakt is in de voorschoolse voorzieningen en het primair onderwijs. Daarnaast wordt onderstreept dat het vmbo/pro/mbo uiteindelijk gericht is op het behalen van een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt. Gelukkig verloopt de schoolloopbaan bij de meeste jongeren probleemloos. Wanneer er zich problemen voordoen, moet er door inzet van zorg- of hulpverlening voor gezorgd worden dat de jongere zijn of haar schoolloopbaan kan vervolgen. Het is daarom van belang dat problemen tijdig gesignaleerd worden, dat er een effectieve aanpak wordt ingezet door de verantwoordelijke instantie, die waar nodig goed overgedragen wordt aan de (onderwijs)instelling waar de jongere zijn of haar
13
loopbaan vervolgt. Een doorlopende leer- en zorglijn is een noodzakelijke voorwaarde voor een ononderbroken schoolloopbaan. Dit om te voorkomen dat jongeren tussen wal en schip vallen of dat instanties langs elkaar heen werken. In het schema wordt onderscheid gemaakt naar drie typen verbeterpunten. • ‘verbeterpunten in de schoolloopbaan’ Hieronder wordt verstaan problemen die primair bij de jongere zelf liggen of in het gezin waar de jongere uitkomt. • ‘verbeterpunten in de zorgketen’ Wanneer de problemen niet zozeer bij de jongere zelf liggen maar eerder in het onvermogen van de instanties (onderwijsinstellingen –gemeenten hulpverleningsinstanties) om een effectieve aanpak voor de jongere en zijn of haar gezin in te zetten, wordt gesproken van ´verbeterpunten in de zorgketen´. • ‘’overgangsverbeterpunten’ Wanneer jongeren die van de ene naar de andere onderwijsinstelling overgaan problemen ondervinden als gevolg van onvolledige of ontbrekende overdracht van onderwijs- en zorggegevens is er sprake van overgangsverbeterpunten. Op de volgende pagina worden de verbeterpunten per categorie van jongeren in hun maatschappelijke loopbaan in beeld gebracht.
14
Overgangsverbeterpunten: overdracht tussen voorschoolse voorzieningen en primair onderwijs
0–4 jaar peuterspeelzaal en kinderopvang
Verbeterpunten loopbaan − ontwikkelingsachterstanden; − kindermishandeling; − opvoedingsonmacht van ouders; − problemen van de ouders.
Verbeterpunten in de zorgketen − capaciteit en professionaliteit voorschoolse voorzieningen; − deelname (met name risicogroepen) aan voorschoolse voorzieningen; − deskundigheid bij kinderopvang en peuterspeelzalen om ontwikkelingsachterstanden te signaleren en aan te pakken; − overdracht verloskundige, kraamverzorging, ouder- en kindzorg, GGD; − rollen en verantwoordelijkheden voorschoolse voorzieningen en zorg- en hulpverleningsinstanties.
n
Overgangsverbeterpunten: overdracht tussen primair en voortgezet onderwijs
Overgangsverbeterpunten: overdracht tussen voortgezet onderwijs en vervolgonderwijs
4–12 jaar primair onderwijs
12– 18 jaar vo rec
Verbeterpunten loopbaan − schoolverzuim; − gedragsproblemen; − leerproblemen; − kindermishandeling; − opvoedingsonmacht; − problemen van de ouders. − politiecontacten
Verbeterpunten loopbaan − schoolverzuim; − voortijdig schoolverlaten (vmbo); − psychosociale problemen; − kindermishandeling; − opvoedingsonmacht; − criminaliteit (politiecontacten); − jeugdwerkloosheid. − tienerzwangerschap
Verbeterpunten in de zorgketen − rollen en verantwoordelijkheden basisonderwijs, zorg – & hulpverleningsinstanties; − deskundigheid basisonderwijs m.b.t. signaleren en behandelen sociaal emotionele problemen en gedragsproblematiek; − vroegtijdig inschakelen ouders bij problematiek kinderen en bereik risicogroepen.
16– 23 jaar mbo hbo wo Arbeidsmarkt Verbeterpunten .loopbaan − schoolverzuim; − voortijdig schoolverlaten (uitval op mbo); − criminaliteit; − jeugdwerkloosheid . − tienerzwangerschap
Verbetepunten in de zorgketen − samenwerking vo en instanties (grenzen van schoolse zorg); − rollen en verantwoordelijkheden vo en zorg- & hulpverleningsinstanties; − leerlingen met rec-indicatie op vo; − afstemming instanties bij jongeren die niet meer op school zitten; − kwaliteit zorg op (vmbo)scholen; − monitoring van kwalitatieve en kwantitatieve gegevens op vo; − meld- registratie- en coördinatie-structuur schoolverzuim en vsv; − zorgleerlingen isk (ama´s).
ZELFREDZAAM
STARTKWALIFICATIE − havo/vwo-diploma − mbo-diploma niveau 2
Verbeterpunten in de zorgketen
− samenwerking onderwijs en (hulpverlenings)instanties en arbeidsmarkt; − samenwerking tussen instanties bij jongeren die niet meer op school zitten; − meld- registratie- en coördinatie-structuur schoolverzuim en vsv; − volledigheid en betrouwbaarheid RMC-registratie; − samenwerking tussen instanties bij jongeren die niet meer op school zitten; − sluitende aanpak naar startkwalificatie – werk; − aanpak werkenden zonder startkwalificatie; − doorstroom pro- en rec-leerlingen naar arbeidsmarkt;
−
wachtlijst instroom wiw/wsw.
Verbeterpunten in de zorgketen voor de hele maatschappelijk loopbaan: Volledigheid en betrouwbaarheid gemeentelijke leerplichtregistratie, formatie voor leerplicht- en RMC-taken, afstemming instanties bij multi-problemgezinnen, samenwerking gemeente – onderwijsinstellingen – arbeidsmarkt, gevolgen wet op de jeugdzorg (onder andere taakstelling gemeenten en samenwerking jeugdzorg en onderwijs), afstemming en samenwerking gemeentelijke diensten: SZW – welzijn – onderwijs, wachtlijsten en/of wachttijd AMK, jeugdzorg, REC, samenwerking tussen provinciaal werkende instellingen (Justitie, Halt, Raad voor de Kinderbescherming) en lokaal werkende instellingen.
15
4. LOPENDE PROVINCIALE PROJECTEN Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste actiepunten en thema’s rond 0 tot 23-jarigen van de afdeling Onderwijs, Zorg en Welzijn en Economische Zaken van de provincie Groningen. Een aantal benoemde activiteiten en thema’s lopen van 2004 door naar 2005-2008. Deze worden per jaar opgenomen en uitgewerkt in een uitvoeringsplan. Afdeling Welzijn – vanuit onderwijs • Verhoging kwaliteit van het beroepsonderwijs door versterking van de zorgstructuur.\ • Versterking van de interne zorgstructuur binnen het voortgezet onderwijs. • Versterking van de samenwerking tussen de in- en externe zorgstructuren, zoals leerplicht, RMC, jeugdzorg en dergelijke. • Versterking registratie van relevante zorginformatie binnen po, vo en mbo. • Verbetering overdracht van relevante zorginformatie van po naar vo en mbo. • Versterking interne opvangstructuur binnen het vo voor ‘moeilijke’ leerlingen. • Verhoging kwaliteit van het beroepsonderwijs door meer diversiteit in pedagogisch didactische werkvormen binnen het vo en mbo. • Bevordering van zelfstandig theoretisch en praktisch leren, inclusief coachende begeleiding. • Inrichting van praktijkplekken binnen de onderwijsomgeving. • Intensivering van het leren toepassen van ICT binnen het leerproces. • Ongehinderde doorloop van de BeroepsBegeleidende Leerweg (BBL) naar mbo niveau 1 of 2. • Versterking leerwerktrajecten voor het vo en doorloop in het mbo. • Versterking theoretische leerweg van het vmbo, inclusief uitgebreide beroepenoriëntatie. • Versterking regionale samenwerking in het kader van regionale arrangementen. • Versterking infrastructuur van schakel- en spijbelopvangprojecten in Stadskanaal en NoordGroningen. • Verbetering kwaliteit van het beroepsonderwijs door samenwerking met andere partijen. • Versterking relatie van het Samenwerkingsverband vo/vso met gemeenten. • Versterking samenwerking van het onderwijs met lokale en regionale ondernemers. • Ontwikkeling leerwerkplekken door medewerking aan ‘Duizend leerbanen MKB voor NoordNederland’. • Verbetering rendement van het beroepsonderwijs. • Strakkere uitvoering registratie en meldplicht van vo en mbo naar leerplicht en RMC. • Bevordering toeleiding via duale trajecten naar de arbeidsmarkt. • Sluitende aanpak voor werkloze jongeren en jongeren zonder startkwalificatie. • Waddenmodel in Noord-Groningen, Sluitende aanpak Veendam, Menterwolde en Pekela, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Slochteren en Stadskanaal. • Ontwikkeling van een monitor- en informatiesysteem jeugd en onderwijs monitor JONG. • Sluitende aanpak voor werkloze jongeren en jongeren zonder startkwalificatie. • Praktijkonderwijs en Regionale Expertise Centra en de toeleiding naar de gesubsidieerde arbeidsmarkt. Afdeling Welzijn, vanuit Welzijn en Zorg: (Beleidsplan Zorg en Welzijn) • Provinciaal speerpunt Jeugd en Veiligheid. • Ondersteuning gemeenten bij het maken van een actieplan preventie jeugdcriminaliteit, overlast en vandalisme. • Ondersteuning gemeenten bij uitvoering van het actieplan. • Ontwikkeling van actieplannen ‘Jongeren, school en veiligheid’ op scholen voor voortgezet onderwijs in de provincie Groningen. • Ontwikkeling methodiek ‘Netwerk 12+’ voor jongeren met dreigende problemen in Hoogezand/Sappemeer (proef) en later in andere gemeenten. • Stimulering invoering van Preventieunits op vo-scholen en roc´s. 16
• • • •
• • • • • • • • • • •
Project ‘Intersectorale Opvoedingsondersteuning Groningen’ om de opvoedingsondersteuning voor 0 tot12-jarigen in de provincie beter op elkaar af te stemmen. Provinciaal speerpunt ‘Huiselijk geweld’, het opzetten van een meld- advies- en steunstructuur voor huiselijk geweld. Project ‘Vergroten weerbaarheid van kinderen’ voor kinderen tot 12 jaar, die getuige zijn van geweld of het risico lopen met geweld in aanraking te komen. Samenwerking Jeugdzorg, basisonderwijs en voorschoolse voorzieningen. Hierbij gaat het om implementatie en ontwikkeling van een multidisciplinaire zorgstructuur in de directe omgeving van de school, waar kinderen met sociaal-emotionele problemen kunnen worden aangemeld. De structuur is gericht op het ontlasten van het basisonderwijs en de voorschoolse voorzieningen. ‘10 voor toekomst’, project voor gezinnen met ernstige meervoudige problemen. Het gaat om integrale begeleiding van gezinnen met kinderen tot 12 jaar die hun zelfstandigheid dreigen te verliezen. Verschillende projecten en activiteiten binnen de gebiedsgerichte aanpak, zoals: beleid 0 tot 6-jarigen en professionalisering van peuterspeelzalen in het Westerkwartier en Noord-Groningen; ondersteuning van integraal preventief jeugdbeleid in het Westerkwartier; relatie jeugdbeleid, jeugdgezondheidsbeleid en onderwijsachterstandenbeleid in het Westerkwartier; realisatie van een ondersteuningsstructuur voor jongerenwerkers in Oldambt; verbetering van de ondersteuningsstructuur voor randgroepjongeren in Oldambt, Stadskanaal en Vlagtwedde; uitgaansroutes voor jongeren en omwonenden veiliger maken in Oldambt; sluitende aanpak/RMC+ in Veendam, Pekela en Menterwolde; ontwikkeling van activiteiten voor ‘Jeugd in de Buurt’ in Veendam, Pekela, en Menterwolde; ontwikkeling en uitvoering van jeugdparticipatie in het Westerkwartier.
Afdeling Economische Zaken (Arbeidsmarkt) Bron Notitie 2004 Groningen maakt werk van werk. Integrale aanpak: • Zorg voor Werk: samenwerking tussen ziekenhuizen en zorginstellingen op het gebied van scholing van nieuw personeel • Waterzijdig inregelen (WZI): promotie en werving van gebouwen en installateurs voor het opleiden tot WZI-monteur • Glastuinbouw Eemsmond: werving en scholing personeel in de tuinbouwsector. • Vaarverbinding Erica-Ter Apel: werving en scholing van werkloos werkzoekenden die worden geschoold en uitgeplaatst op werkzaamheden die voortvloeien uit het toeristisch project. Informatie en Onderzoek • Geoshare. Pilot waarin de in- en uitstroomgegevens van leerlingen in kaart worden gebracht en beschikbaar worden gesteld voor een website. • Optimalisatie arbeidsmarktinformatie: • Regionale projecten verzamelpunt: digitaal verzamelpunt voor arbeidsmarktprojecten op provinciale en/of noordelijke schaal. Onderwijs en bedrijfsle ven: • Het stimuleren en begeleiden van projecten die tot doel hebben onderwijsvernieuwing tot stand te brengen op basis van de vraag van het bedrijfsleven. Er vindt afstemming en samenwerking met onderwijs plaats. Initiatieven waar op dit moment al op wordt samengewerkt zijn Technasium en Wischoter Onderwijs Campus.
17
• • •
• •
Het stimuleren van innovatieve clusters van (hoger) onderwijs en bedrijvigheid (bijvoorbeeld Technomatch. Het stimuleren van projecten die passen binnen de kompasmaatregel “Verbetering werking arbeidsmarkt’. Verbetering beroepsvoorlichting Aan de hand van best practices en in overleg met branches, bedrijven en onderwijs een methode ontwikkelen om de beroepsvoorlichting aan leerlingen in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs te verbeteren. Hierin wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de vraag naar werk in regionaal perspectief. Discrepantie tussen vraag en aanbod: Het in kaart brengen van de discrepantie tussen afgesturdeerden en de vraag vanuit het bedrijfsleven De vertaalslag van onderwijs naar bedrijven: pilot waarin het onderwijs en een branchevereniging de vertaalslag maken van de theorie naar de praktijk van individuele bedrijven.
Jeugd en arbeidsmarkt: • Sluitende aanpak jongeren naar startkwalificatie en werk: diverse deelprojecten die beogen een sluitende aanpak van jongeren naar een startkwalificatie en werk te bevorderen. • ondersteunen van de CWI Instapbanen, deelname aan de stuurgroep • MKB Leerbanen: leerbanen die in samenwerking tussen het regionale bedrijfsleven en regionale opleidingscentra gegenereerd worden: deelname aan de stuurgroep. • Thema-conferentie jeugdwerkloosheid in SNN-verband en in samenwerking met de Taskforce jeugdwerkloosheid: tussenevaluatie van lopende intiatieven ter bestrijding van jeugdwerkloosheid. • Jongerenpaspoort: EVC-assessment voor werkloze en werkende jongeren zonder Startkwalificatie Een leven lang leren Vergrijzing in cijfers: onderzoek naar uitstroom binnen bepaalde sectoren (onderwijs, overheid, industrie en gezondheidszorg). ESF-pilot: samenwerkingsverband tussen SNN en ministerie van SZW: Stimuleren van scholingsprojecten en neerslaan ESF-gelden in Noord Nederland. De ESF-projecten dragen bij aan een leven lang leren. a) inhaalsalg met niet (beroeps)gekwalificeerde medewerkers (werkenden) b) inhaalslag met gemeenten/UWV een hogeren reintegratiedoelstelling realiseren (werkzoekenden) Wet Werk en Bijstand Monitoring van de Wet Werk en Bijstand: Halfjaarlijkse monitoring naar de gevolgen van de Wet Werk en Bijstand.
18
5. LIJST MET AFKORTINGEN AOC,s AMA AMW BBL CMO Groningen CWI GGD GGZ HAVO HBO JONG-monitor LWOO MBO MKB NWW OCW PO PRO REC
RENN4 RMC ROC,s SVO-VO UWV VMBO VO VSV-er VVE VWO WSW
Agrarisch Opleidings Centra Alleenstaande Minderjarige Asielzoeker Algemeen Maatschappelijk Werk Beroeps Begeleidende Leerweg Provinciaal Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Groningen Centrum voor Werk en Inkomen Gemeentelijke Gezondheids Dienst Geestelijke Gezondheids Zorg Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Hoger Beroeps Onderwijs Jeugd- en Onderwijs Monitor Provincie Groningen Leerwegondersteunend Onderwijs, voormalig LOM (leer- en Opvoedingsmoeilijkheden), VMBO-leerlingen kunnen gebruik maken van LWOO Middelbaar Beroeps Onderwijs Midden en Klein Bedrijf Niet-Werkend Werkzoekend Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen Primair Onderwijs Praktijk Onderwijs (SVO) voormalig MLK-onderwijs (Moeilijk Lerende Kinderen) Regionale Expertise Centra (voormalig speciaal onderwijs): De REC zijn ingedeeld in zogenoemde ‘clusters’ afhankelijk van de specifieke deskundigheid die zij hebben over het onderwijs hebben aan kinderen met een bepaalde stoornis of beperking. De scholen zijn als volgt ingedeeld: • cluster 1 (scholen voor kinderen die blind of slechtziend zijn, scholen voor meervoudig gehandicapte blinde of slechtziende kinderen), • cluster 2: (scholen voor kinderen die doof zijn, scholen voor kinderen die slechthoren zijn (SH), scholen voor meervoudig gehandicapte dove of slechthorende kinderen, scholen voor kinderen met ernstige spraak- en/of taalmoeilijkheden (ESM)), • cluster 3: scholen voor zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK) , scholen voor meervoudig gehandicapte zeer moeilijk lerende kinderen (laag functionerend), scholen voor langdurig zieke kinderen met somatische problematiek (LZK), scholen voor kinderen met een lichamelijk handicap (mytylscholen), scholen voor meervoudig gehandicapte kinderen met een lichamelijke handicap (mytylscholen); • cluster 4: scholen voor kinderen met ernstige problemen in het gedrag, met ontwikkelingsproblemen en/of psychiatrische problemen. (ZMOK, Pedologische Instituten (PI), LZK met psychiatrische problematiek). Regionale Expertise Centra Noord Nederland, cluster 4: scholen behorend tot cluster 4 in Noord Nederland (provincies Groningen, Friesland) Regionale Meld en Coordinatiepunten Regionale Opleiding Centra Speciaal Voortgezet Onderwijs (Praktijkonderwijs) – Voortgezet Onderwijs Uitvoerende Werknemers Verzekeringen Voortgezet Middelbaar Beroeps Onderwijs Voortgezet Onderwijs Voortijdig Schoolverlater Voor- en Vroegschoolse Educatie Voortgezet Wetenschappelijk Onderwijs Wet Sociale Werkvoorzieningschap
19
20