Concept visie op de bestuurlijke organisatie in de provincie Groningen, met name op het punt van de intergemeentelijke samenwerking 1. Inleiding Op 21 maart 2006 hebben wij de 'Discussienotitie bestuurlijke organisatie in de provincie Groningen, met name op het punt van de intergemeentelijke samenwerking' uitgebracht. De aanleiding daartoe was de discussie die ook in onze provincie speelt over de bestuurskracht van de gemeenten en de vele (nieuwe) wijzen van samenwerking op taakniveau, die in uiteenlopende vormen aan het ontstaan zijn. Met onze opvattingen in de Discussienotitie wilden wij de gemeenten in onze provincie duidelijkheid verschaffen over onze mening over herindeling, grenscorrecties, samenvoeging en samenwerking. Tussentijds - op 2 mei 2006 - is de Discussienotitie 'Maatwerk in het middenbestuur' van de Minister van BZK verschenen. Daarin geeft hij aan dat een debat over een nieuwe ronde van gemeentelijke herindeling niet uit de weg mag worden gegaan. Hij wijst daarbij o.m. op het relatief grote aantal kleine gemeenten met minder dan 20.000 inwoners in onze provincie. Wij houden vast aan onze opvattingen in onze discussienotitie en in deze conceptvisie. Gemeentelijke herindeling in de provincie Groningen op basis van inwonertallen is wat ons betreft absoluut niet aan de orde! De bestuurlijke zelfstandigheid van de Groningse gemeenten heeft naar onze mening perspectief wanneer de ingezette ontwikkeling van samenwerking wordt voortgezet. Na een eerdere behandeling in de Commissie Bestuur en Financiën op 26 april 2006 heeft op 17 mei jl. in provinciale staten besluitvorming plaatsgevonden over de Discussienotitie Bestuurlijke organisatie in de provincie Groningen. Daarbij is gebleken dat er groot politiek/bestuurlijk draagvlak is voor de door ons college voorgestane beleidsuitgangspunten en aanpak, inclusief de samenvoeging van de Oldambtgemeenten. De Staten hebben een pleidooi gehouden om enkele beoordelingscriteria te betrekken bij de beoordeling of de gekozen intergemeentelijke samenwerkingsconstructies ook op termijn bijdragen aan een duurzaam, kwalitatief goed lokaal bestuur (zie hoofdstuk 8). Daarnaast is ons bij die gelegenheid verzocht om een inventarisatie van samenwerkingsverbanden (bestaand en in ontwikkeling). In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van alle gemeenschappelijke regelingen in de provincie Groningen. Verder wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op de belangrijkste samenwerkingsrelaties per regio. Aan alle colleges van B&W van de Groninger gemeenten is vervolgens de mogelijkheid geboden om met de portefeuillehouder bestuurlijke zaken, de heer H. Bleker, over de notitie te spreken. Ook de "streekraden" is gevraagd op de Discussienotitie te reageren. De algemene teneur van de gesprekken en schriftelijke reacties was dat het geschetste beeld in grote lijnen kon worden ondersteund. Op sommige punten hebben kritische geluiden vanuit gemeentelijke kring echter ook geleid tot aanscherping en bijstelling van onze opvattingen in deze Concept Visie. Een actuele stand van zaken met betrekking tot de gemeentelijke herindeling in het Oldambtgebied treft u aan in in bijlage 2.
2. Tendensen in maatschappij en openbaar bestuur Wij constateren dat er door de dynamiek in de maatschappij steeds andere eisen worden gesteld aan de overheid. Enerzijds moet een oplossing worden geboden voor (nieuwe) maatschappelijke vraagstukken (de presterende overheid) en anderzijds moet worden gezocht naar nieuwe vormen van burgerparticipatie (de democratisch gelegitimeerde overheid). Deze opgaven dienen soms te leiden tot verandering van werkwijze, van samenwerkingsverbanden en in een enkel geval van structuren. Wij vinden het daarom een goede zaak om met een 1
zekere regelmaat de wijze waarop de overheden zich hebben georganiseerd en samenwerken tegen het licht te houden. Provincie en gemeenten hebben een eigen takenpakket en vervullen hun eigen rollen. Zo heeft de rol van de provincie zich in de afgelopen jaren ontwikkeld van toetser/toezichthouder naar vooral ook regionale gebiedsontwikkelaar. De maatschappelijke problematiek is in de gebieden binnen de provincie Groningen verschillend. Die kan niet generiek voor de gehele provincie worden aangepakt. Daarom hebben wij bij de uitwerking van het POP en in het cultuur- en welzijnsbeleid gekozen voor een gebiedsgerichte en programmatische werkwijze. Daarnaast is bovenlokaal maatwerk nodig. Zie in dat verband de grote opgaven als Blauwestad, Meerstad en de Regiovisie Groningen-Assen. Bij de (Groninger) gemeenten zien we ook ontwikkelingen, waarbij hun primaire taken in het geding zijn. Door bezuinigingen en decentralisatie door het rijk krijgen ze meer taken, maar minder inkomsten. Verder worden zij geconfronteerd met meer ingewikkelde zaken (WMO, WWB, milieu, veiligheid, handhaving, Europese regelgeving en aanbesteding) en een meer kritische burger. Ook de digitalisering zal de komende jaren een grote invloed hebben op de wijze van dienstverlening door de overheid en met name de gemeenten (denk aan burgerservicenummer, DigiD). Hierbij is te voorzien dat op termijn de discussie over de samenhang tussen de schaal en het belang dat de burger hecht aan "nabijheid" in een ander daglicht komt te staan. Om die ontwikkelingen het hoofd te bieden, constateren we enerzijds (zoals overigens in geheel Nederland; Rapport Trendstudie - Samenwerking decentrale overheden, Partners + Pröpper: 2005) een afname van de (betekenis van de) gebundelde gemeenschappelijke regelingen (WGR) met soms zware bestuurlijke bevoegdheden voor apart opgerichte bestuursorganen en anderzijds een toename van (nieuwe) wijzen van samenwerking op taakniveau in uiteenlopende vormen, zoals: • Ten-Boer-Groningen, waarbij een gemeente het overgrote deel van de uitvoerende werkzaamheden uitbesteedt aan een andere gemeente; • het Pact van Midwolda, waarbij een vijftal gemeenten ondersteunende en uitvoerende taken op geïntegreerde wijze samen gaan uitvoeren: • partiële dienstverleningsovereenkomsten zoals het onderbrengen van de milieutaken van Pekela bij Veendam; • de gemeenten Menterwolde en Veendam hebben een gezamenlijk Bureau bedrijfsleven dat is ondergebracht in Menterwolde; • gezamenlijke sociale diensten. In de afgelopen jaren zijn overheidstaken (ook van gemeenten) overgegaan naar de private sector. Die taken worden nu uitgevoerd door maatschappelijke ondernemingen, die op steeds grotere schaal zijn gaan opereren: zoals werkvoorziening, WMO/ re-integratie, (thuis)zorg, woningbouwcorporaties, (leerlingen)vervoer, etc. Omdat een soortgelijke opschaling van gemeenten uit een oogpunt van lokale democratie ongewenst is, zoeken gemeenten wegen om die dienstverlening door de maatschappelijke organisaties op een adequate wijze te regelen (uitbesteden/inkopen). De laatste tijd komen echter ook de grenzen van schaalvergroting in zicht en is er meer aandacht voor de negatieve aspecten ervan (zie de discussies in het onderwijs, de zorg en de gezondheidszorg): minder herkenbaarheid, minder affiniteit, minder nabijheid, minder betrokkenheid!
2
Zo roept bijvoorbeeld de WRR in haar rapport Vertrouwen in de buurt (2005) gemeenten op de lokale democratie te vernieuwen. De leefbaarheid wordt het meest positief beïnvloed door 'te bouwen op de buurt' en burgers meer zeggenschap te geven over de inrichting en aanpassing van hun eigen omgeving. In de praktijk blijken gemeenten dit ook steeds vaker te doen. Kortom: het is het juiste moment om als provincie samen met de gemeenten de balans op te maken, te bezien welke ontwikkelingen zich voordoen en na te gaan of er sprake is van toekomstbestendige taakverdelingen, samenwerkingsverbanden en werkafspraken!
3. Taak en positie van de provincie als modern middenbestuur De maatschappelijke opgaven op het niveau van de provincie als middenbestuur zijn fors. In actuele beleidsnota's van het rijk wordt het belang van de provincies voor het oplossen van maatschappelijke opgaven onderkend (in de ruimtelijke ordening, bij gebiedsontwikkeling, mobiliteit, landelijk gebied, waterbeheer, jeugdzorg). Bovendien krijgt het schaalniveau van de provincie toenemende betekenis als gevolg van de netwerksamenleving: het is een (democratisch gelegitimeerd) knooppunt van maatschappelijke en bestuurlijke processen. Samen met andere overheden en de "civil society" is de provincie als verbindende schakel verantwoordelijk voor de provinciale en regionale agenda. De provincie moet de integraliteit tussen de verschillende beleidsterreinen bevorderen en gewenste ontwikkelingen (soms risicodragend en ondernemend) op gang brengen. In ons collegeprogramma 2003-2007 "Voor een sociaal en economisch sterk Groningen" hebben wij aangegeven dat wij ons niet alleen willen laten leiden door onze wettelijke taken en bevoegdheden, maar vooral door kansen en problemen die zich aandienen. Die lijn trekken wij ook door in onze recente opvatting over de positie van het middenbestuur. Wij delen de mening van de Minister van BZK in zijn Discussienotitie "Maatwerk in het Middenbestuur" dat onze provincie als niet-randstedelijke provincie per saldo een adequaat middenbestuur vormt. Uitvoerende taken zijn en blijven behoren tot de kerncompetenties van de provincie. Daarmee willen wij "zelf met de voeten in de modder staan" en zichtbaar blijven voor de burger (beheer wegen en kanalen, landelijk gebied, vergunningverlening, handhaving) en -indien nodig- uitvoerende functies op ons nemen als er onvoldoende vertrouwen is dat gewenste resultaten zullen worden bereikt. Wij hebben de ambitie en de durf om -deel uitmakend van steeds wisselende netwerken- op te treden als initiator, als regisseur en als (mede)financierder c.q. voorfinancierder. Ook bij zaken, die niet liggen in het fysieke domein en de jeugdzorg, maar waar op het maatschappelijk middenveld een regisseur ontbreekt, willen wij nagaan hoe wij -met vele anderen- kunnen bijdragen aan het oplossen van de -vanwege dat gat- ontstane problemen. Bij die provinciale rolopvatting passen sterke gemeenten. En als modern middenbestuur voelen wij ons verantwoordelijk voor de kwaliteit van het bestuur in onze provincie en voor een goed samenspel van de betrokken partners (good governance). In dat verband vinden wij dan ook dat het lokale bestuur en de lokale democratie, waar nodig, moeten worden versterkt. Wij achten dat van groot belang, omdat het vertrouwen van de burger in de overheid moet worden vergroot. Gemeenten verdienen dan ook de steun van de provincie (financieel of anderszins) bij het vergroten van hun slagkracht; bijvoorbeeld bij het vinden en creëren van die samenwerkingsarrangementen die -al dan niet tijdelijk- nodig zijn om maatschappelijke vraagstukken aan te pakken.
3
4. Relatie provincie-gemeenten De provincie opereert -provinciebreed en in regionaal verband- in verschillende rollen: • initiator/ontwikkelaar (Blauwestad, Meerstad, regionale arbeidsmarkt); • netwerkfunctie (partijen bijeen brengen, faciliteren ketensamenwerking) • regisseur (gebiedsregisseur landelijk gebied, regievoering aansluiting lokaal jeugdbeleid- jeugdzorg, milieuhandhaving); • bestuurlijke partner (POP-regio's en programmering), • mede- c.q. voorfinancierder ( Blauwestad, landinrichting) • uitvoerder van de meer klassieke taken (beheer wegen en kanalen, financieel en ruimtelijk toezicht, vergunningverlening en handhaving). Wij zijn ons er van bewust dat de relatie provincie-gemeenten van invloed is op het functioneren van het lokaal bestuur en dat hetzelfde geldt voor de manier waarop wij onze provinciale rol invullen. Dat is ons ook gebleken uit de gespreksronden met de colleges van B&W. Gemeenten hebben (naast incidentele bilaterale samenwerking op projectbasis) in beginsel op twee manieren te maken met de provincie: 1. generiek in de gehele provincie Hierbij gaat het om de doorwerking van rijksbeleid, de realisering van ons provinciale beleid en ons toezicht op de gemeenten. In sommige gevallen worden gemeenten -ad hoc op hun verzoek- bij de uitvoering van hun eigen, gemeentelijke taken door de provincie gefaciliteerd, b.v. de vliegende brigade bij woningbouw, bestuurlijke organisatie, veiligheid, handhaving, etc. 2. in regionaal verband Het betreft het gebiedsgerichte werken in de regio's (regionale opgaven in het kader van POP, welzijn, cultuur) als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van provincie en gemeenten als bestuurlijke partners. Relatie provincie - gemeenten generiek In de gesprekken met de colleges van B&W zijn diverse signalen afgegeven over de wijze waarop wij in de verschillende beleidsthema's, projecten, programma's en dossiers onze rol uitoefenen. Deze signalen gaan in op: • de behoefte aan een meer eenduidige sturingsfilosofie; • de initiërende en aanjagende rol van de provincie in relatie tot de door zowel gemeenten als provincie gewenste eigen verantwoordelijkheid van gemeenten; • de ondersteunende rol van de provincie en de behoefte om samenwerking in dit verband verder te ontwikkelen tot vormen van gelijkwaardige partnerschap. Wij onderkennen de uit onze rol- en taakopvatting voortvloeiende behoefte om per beleidsthema deze signalen op te pakken en in overleg met gemeenten te komen tot verheldering van opvattingen en zonodig herijking van geleidelijk ontstane ongewenste rolpatronen. Het voert in het verband van deze nota, die zich vooral richt op de bestuurlijke organisatie van het lokaal en bovenlokaal bestuur, te ver om daar in concreto op in te gaan. Dat zou een te uitvoerige beschouwing van de inhoudelijke aspecten van de beleidsterreinen (o.a. wetgeving, beleidskeuzes, maatschappelijke vraagstukken en rolverdeling met andere maatschappelijke organisaties) met zich meebrengen. Daarom zullen wij dit thema in overleg met de Groninger gemeenten afzonderlijk behandelen.
4
Relatie provincie - gemeenten regionaal: gebiedsgericht werken Bij de organisatie van het regionale beleid in de provincie hebben zich ook forse ontwikkelingen voorgedaan. Te denken valt in dat verband aan de veranderingen die zich hebben voorgedaan bij de "streekraden" en de ontwikkelingen bij het regionaal gebiedsgericht werken. Voor ons staan in het regionale beleid de maatschappelijke opgaven in een gebied centraal. Daarbij is het via maatwerk zoeken naar de juiste schaal. Bij de samenwerking tussen de provincie en de gemeenten in de regio's (met regioprogramma's POP, welzijn en cultuur) constateren ook gemeenten dat veel samenwerkingsinitiatieven zich op een kleinere schaal afspelen, te weten op subregionaal niveau. Die schaal wordt vaak bepaald door de samenhang in een gebied, gelijksoortige omgevingsfactoren, gemeenschappelijke belangen en een (h)erkenbare eenheid. Te denken valt aan gebieden als het Oldambt (Blauwestad), Westerwolde, Eemsdelta en Reitdiep/Lauwersmeer. Gemeenten zijn over het algemeen tevreden over het gebiedsgerichte werken in de regio's (POP, welzijn en cultuur). De succesvolle component daarbij is de pragmatische aanpak met projecten op basis van een gezamenlijk programma (gebaseerd op een gezamenlijke visie en gezamenlijke financiering). Dat draagt er toe bij dat er zowel aandacht is voor de belangen van de gemeenten als van de provincie. Wel geven gemeenten aan dat de regie niet altijd bij de provincie hoeft te liggen. Die opvatting delen wij. Wij zouden het ook toejuichen als gemeenten- meer dan nu het geval is- de regierol op zich zouden willen nemen, maar in de praktijk blijkt ons af en toe, dat gemeenten daartoe vaak (nog) niet in de gelegenheid zijn. Relatie provincie - gemeenten regionaal: de streekraden De aanvankelijke doelstellingen van de WGR regio's Streekraad Oost-Groningen, Regioraad Noord-Groningen en de Regio Centraal Groningen (bundeling en integratie van samenwerkingsrelaties) zijn naar de achtergrond gedrongen. Dit komt enerzijds door de uitholling van de zijde van de gemeenten vanwege het (te) grote schaalniveau (meer cohesie tussen gemeenten op de schaal van de subregio's) en anderzijds door de zwaardere rol die de provincie is gaan spelen als regionale gebiedsontwikkelaar. Wij hebben gemerkt dat er bij de Groninger gemeenten grote verschillen bestaan in opvatting over nut, noodzaak, taak en functie van de raden. En hoewel de raden nogal verschillend opereren en niet over één kam kunnen worden geschoren, geldt in het algemeen dat gemeenten twijfels hebben over de meerwaarde van de raden als breed samenwerkingsinstituut. Enerzijds ontwikkelen ze te weinig bestuurskracht (zo heeft er bijvoorbeeld de afgelopen jaren geen enkel overleg plaatsgevonden tussen de provincie en één of meer raden over zware beleidsaangelegenheden) en anderzijds wordt betwijfeld of een WGR constructie (met een zware bestuurlijke aansturing en een eigen ambtelijk apparaat) voor de samenwerkingsrelatie(s) wel nodig is. Soms wordt een raad gebruikt als voertuig voor intergemeentelijke samenwerking op het gebied van uitvoering en ondersteuning, soms voor intergemeentelijke beleidsafstemming (vervoer, arbeidsmarkt) en soms bij de voorbereiding en uivoering van nieuwe taken (WMO, WBB). Gelet op de geconstateerde verschillen van inzicht achten wij discussie in gemeentelijke kring over de taken van de drie raden en de daarbij best passende organisatievorm zeer gewenst. De meeste gemeenten onderschrijven enerzijds onze opvatting dat er op het vlak van het gebiedsgerichte werken provincie-gemeenten bij de (sub)regionale beleidsontwikkeling en beleidstaken eigenlijk geen rol meer is voor de raden. Anderzijds wordt in gemeentekring breed gewezen op het feit dat deze WGR-verbanden op verschillende terreinen een platform
5
vormen voor beleidsafstemming tussen portefeuillehouders (o.a. zorg en verkeer en vervoer worden in dat verband genoemd) van de gemeenten. In hoofdstuk 5 stellen wij voor het initiatief te nemen voor overleg met alle betrokken partners in de provincie (provincie, gemeenten, de VGG, de raden) om te bezien of provinciebreed een beter afgestemde en efficiëntere samenwerkingsstructuur kan worden opgezet.
5. Een moderne relatie provincie -gemeenten Er zullen altijd gezonde spanningsmomenten zijn en blijven tussen provincie en gemeenten. Dat hoort nu eenmaal bij het samenspel in het openbaar bestuur. De provincie wil en moet af en toe knopen doorhakken. Ook bij ontwikkelingen binnen een gemeente, waarbij het provinciaal belang een sturende opstelling van de provincie gebiedt. Dat past naar onze mening ook bij de positie van middenbestuur. Gemeenten moeten die rol van de provincie accepteren. In de gesprekken met de gemeenten zijn veel opmerkingen gemaakt over de relatie provinciegemeenten. Opmerkingen die te maken hebben met de sturingsfilosofie, de eigen verantwoordelijkheid van gemeenten en het partnerschap. Opmerkingen waaraan het college van Gedeputeerde Staten afzonderlijk aandacht wenst te besteden en over de conclusies van dat beraad ook met de gemeenten van gedachten wenst te wisselen. Uit deze notitie mag duidelijk zijn dat we streven naar sterke gemeenten. Dat we op een respectvolle manier met de gemeenten wensen om te gaan en dat partnerschap daarbij het centrale uitgangspunt is. Waar provincie en gemeenten zo intensief met elkaar te maken hebben ligt het in de rede om tot een goede onderlinge afstemming te komen van de te vervullen rollen. In voorkomende gevallen kiezen we er voor om de gemeenten en hun samenwerkingsverbanden te ondersteunen en te faciliteren, waarbij het opdrachtgeverschap van de gemeente centraal dient te staan. Uit de opmerkingen van de gemeenten is duidelijk dat we gevraagd worden kritisch naar ons functioneren te kijken en we zijn daartoe bereid. Van gemeenten verwachten we dat ook zij kritisch naar hun eigen functioneren kijken en zodanige maatregelen te treffen dat zij goed uitgerust zijn voor de uitoefening van de gemeentelijke taken. Intergemeentelijke samenwerking is een zaak van de gemeenten. Gebiedsgerichte samenwerking is een zaak van provincie en gemeenten waarbij het van belang is om helder te zijn in de keuze voor deze vorm van samenwerking en de schaal waarop deze dient plaats te vinden. Heldere verhoudingen zijn gewenst. Het beraad in eigen kring moet gevolgd worden door gezamenlijk beraad. Wij nemen ons voor om na de zomer ons te buigen over de opmerkingen die in onze richting zijn gemaakt en daarop een reactie te formuleren. Vervolgens zullen wij de gemeenten uitnodigen daarover met ons van gedachten te wisselen.
6. Uitvoering gemeentelijke taken Zoals reeds gememoreerd, zien we in onze provincie een rijkdom aan nieuwe en moderne initiatieven van gemeentelijke samenwerkingsverbanden met een grote verscheidenheid aan thema's en onderwerpen ontstaan. Het accent ligt daarbij op samenwerking in stuurgroepverband en op grond van dienstverleningsovereenkomsten (elkaar uitlenen van ambtenaren, gezamenlijke "shared service centers"). Wij menen dat hierbij sprake is van
6
interessante initiatieven om het lokale bestuur te versterken. Tegelijkertijd is het wel van belang om als provincie en gemeenten met elkaar vast te stellen of die samenwerkingsvormen, gelet op de maatschappelijke dynamiek, op termijn een duurzame oplossing bieden voor de problematiek van de kwaliteit van het lokale bestuur en de lokale democratie. Bij die beoordeling spelen naar onze mening drie aspecten een cruciale rol: a. Adequate gemeentelijke dienstverlening De burger wil goede dienstverlening en ziet dat niet zozeer als een politiek/bestuurlijke zaak. Gemeentelijke loketten (paspoorten, rijbewijzen, bouwvergunningen etc) moeten gewoon goed en dichtbij de burger functioneren. b. Kwalitatief goed opdrachtgeverschap Vele taken zijn de afgelopen jaren van de (gemeentelijke) overheid naar maatschappelijke ondernemingen in de private sector gegaan. En die maatschappelijke ondernemingen zijn vervolgens flink opgeschaald. Steeds meer gemeentelijke taken worden uitbesteed aan en ingekocht bij maatschappelijke ondernemingen. Maar ook bij politie en brandweer en bij (gezamenlijke) ambtelijke diensten van gemeenten zien we schaalvergroting. Immers, sommige werkprocessen kunnen in samenwerking "footloose" worden georganiseerd. De gemeente wordt van "uitvoerend producent" steeds meer "inkopend consument" ten behoeve van de eigen burgers. In toenemende mate draagt het lokale bestuur dus verantwoordelijkheid voor de sturing van de gewenste prestaties. Om te voorkomen dat die sturing plaatsvindt vanuit die grote organisaties naar de lokale overheden in plaats van andersom, dient er veel aandacht te worden besteed aan de kwaliteit van dat gemeentelijke opdrachtgeverschap. Bij dat opdrachtgeverschap is sprake van verschillende vormen en rollen. Immers, gemeenten hebben relaties met maatschappelijke ondernemingen, met grote organisaties als politie en brandweer en met gezamenlijke ambtelijke diensten. Vaak is daarbij ook nog sprake van verschillende financieringsstromen. Vanuit die lokale verantwoordelijkheid moet de gemeente dan ook krachtig tegenspel kunnen bieden. Dat betekent een stevige (bestuurlijke) aansturing; passend bij de wensen van de lokale gemeenschap en met betrokkenheid van de gemeenteraden. Als ten behoeve van het overleg met die maatschappelijke organisaties (bijvoorbeeld in de zorg en de woningbouw) op overkoepelend niveau kaders moeten worden vastgelegd die van belang zijn voor de individuele gemeenten (hoe gaan die organisaties om met de verschillende schaalniveaus en met de belangen van gemeenten als lokaal bestuur?) ligt daar primair een taak voor de (samenwerkende) gemeenten. Desgewenst kan daaromtrent een hulpvraag bij de provincie worden neergelegd. c. Politiek-bestuurlijke keuzes maken Wij vinden het van belang dat de gemeente op het echte politiek-bestuurlijke domein keuzes kan maken over de sociale en fysieke inrichting van het gebied en dat het bestuur daartoe kwalitatief voldoende is toegerust. Wat wil de gemeente daarin ruimtelijk/economisch, sociaal/maatschappelijk en qua voorzieningen? Afhankelijk van de beleidsthematiek kan de schaal van het gebied verschillen evenals de schaal van de daarbij behorende burgerparticipatie. De burger zoekt zijn identiteit en participatie op een kleinere schaal. De betrokkenheid ligt meer in wijk of dorp dan op de schaal van de gemeente. En democratie vindt niet alleen plaats in de gemeenteraad, maar krijgt ook vorm via wijkraad en dorpsverenigingen.
7
7. Schets samenwerkingsrelaties Door de gesprekken met de onderscheidene colleges van B&W hebben wij goed zicht gekregen op de situatie per gemeente en de samenwerkingsrelaties per gemeente. In het navolgende stuk schetsen wij die gegevens beknopt per gemeente in de subregio. Op basis van de samenhang in de subregio verbinden wij daar voorlopige conclusies aan en stellen waar nodig- voor om afspraken te maken voor de periode tot aan het moment van uitkomen van het Rapport Stand van zaken lokaal en regionaal bestuur (voor de periode eind 2006-eind 2007). Op basis van dat eind 2007 te verschijnen Rapport, zullen nieuwe afspraken worden gemaakt. In algemene zin is ons gebleken dat gemeenten zich bewust zijn van de noodzaak om op een grotere schaal samen te werken. Daarbij spelen efficiency van de bedrijfsvoering en de kwetsbaarheid van deskundigheid een belangrijke rol. De meeste gemeenten zijn druk bezig die samenwerking op verschillende terreinen, op verschillende schaal en vanuit verschillende visies te organiseren. Daarbij constateren wij een tendens waarbij gemeenten meer en meer kiezen voor enkele structurele (natuurlijke) partners. Zo wordt vertrouwen opgebouwd en is minder sprake van een lappendeken aan samenwerkingsverbanden. Een enkele gemeente kiest haar samenwerkingspartners elke keer afhankelijk van het taakgebied waar het om gaat. Inmiddels lijken zich hierdoor wat structuren uit te kristalliseren op subregionaal niveau, waarbij de identiteit van het gebied, de gemeenschappelijke kenmerken en overeenkomstige problematiek in zekere zin de leidraad vormen. Onderstaand worden de samenwerkingsverbanden per regio besproken. Regio Noord De BMW-gemeenten (Bedum, de Marne en Winsum) De Marne ziet Winsum als haar natuurlijke partner; de samenwerking is vooral gericht op sociale zaken met een gezamenlijke sociale dienst. De Marne acht een groter samenwerkingsverband, ook met de gemeente Bedum, van groot belang. Daarom hebben de drie colleges van B&W van de gemeenten Bedum, De Marne en Winsum op 30 mei 2006 de intentie publiekelijk gemaakt meer structureel met elkaar samen te willen gaan werken. De drie gemeenteraden moeten die intentie nog bevestigen. De drie colleges sluiten samenwerking met andere gemeenten niet uit, maar kijken in eerste instantie naar elkaar. Voor Winsum geldt hetzelfde als De Marne. Winsum ziet de BMW samenwerking als een groeimodel. Er wordt ook met andere gemeenten samengewerkt, bijvoorbeeld met Eemsmond op het gebied van de Rekenkamer. Voor Bedum heeft de keuze van Ten Boer om een heel nauwe samenwerking te kiezen met de gemeente Groningen nogal wat consequenties gehad. Zo werkten de gemeenten Ten Boer, Loppersum en Bedum samen op het gebied van automatisering. Bedum werd gedwongen om zich opnieuw te oriënteren. De gemeente richtte de blik naar Winsum en De Marne, omdat daar ook al een samenwerkingsrelatie lag (Commissie Bezwaar en Beroep en de brandweer samen met het Westerkwartier). De Eemsdelta-gemeenten (Delfzijl, Appingedam, Eemsmond, Loppersum) Met de Eemsdelta-gemeenten heeft een gezamenlijk gesprek plaatsgevonden. Hiermee wilden de gemeenten (nogmaals) onderstrepen dat zij meer structureel samen willen gaan werken. Het nieuwe college van B&W en de raad van Delfzijl hebben uitgesproken dat zij willen investeren in samenwerking (van incidenteel naar structureel). Eemsmond wil met de uitvoeringsgerichte samenwerking eerst resultaten en op economisch gebied voortgang boeken. Vanwege de geografische ligging is bij Eemsmond ook sprake van samenhang en beleidsinhoudelijke afstemming met andere gemeenten. Loppersum ziet in de samenwerking 8
een mogelijkheid om de kwetsbaarheid als zelfstandige gemeente op te heffen. Appingedam wil naast de samenwerking op uitvoerend niveau ook beleidsmatig kijken naar de samenhang in het gebied (stedelijk en landelijk gebied, economische ontwikkeling en zorg). Bij de samenwerking hoeven niet steeds alle vier gemeenten betrokken te zijn; samenwerking daarbuiten is ook mogelijk. De Eemsdelta-samenwerking zou zich vooral op uitvoeringsgerichte zaken moeten richten. De eerste resultaten tekenen zich inmiddels af, te weten Brandweer Noord. In het komende half jaar wordt door de gemeenten onderzocht of een verbreding van het Bestuursakkoord Eemsdelta mogelijk is, zowel op bestuurlijk vlak (aansluiting van de gemeente Loppersum) als ook op inhoudelijk gebied (naast economie/werkgelegenheid en wonen bijvoorbeeld ook landelijk gebied, zorg en onderwijs). Ten Boer De gemeente Ten Boer heeft voor de meest vergaande variant van samenwerking gekozen met de gemeente Groningen. Het gros van de ambtenaren van Ten Boer gaat over in dienst van de gemeente Groningen en verzorgt van daaruit de dienstverlening aan het college van B&W, de raad en de burgers. Beoordeling situatie in Regio Noord Wij juichen de ontwikkelingen bij de BMW-gemeenten en de Eemsdelta-gemeenten toe. Er zijn belangrijke intenties uitgesproken en eerste stappen gezet. Wij gaan er van uit dat er in het komende jaar flinke vorderingen bij de intensivering van de samenwerking zullen worden gemaakt. Wij zijn voorstander van een verbreding waarbij in ieder geval Loppersum volwaardig meedoet. Bij de samenwerking Ten Boer - Groningen is goed opdrachtgeverschap door de gemeente Ten Boer cruciaal. Wij zien met belangstelling de eerste resultaten van die samenwerking tegemoet. Op termijn moet vast komen te staan of sturing van het ambtelijk apparaat op afstand aan de eisen van Ten Boer zal voldoen. Regio Oost Oost-Groningen kent het programma 'Oost-Groningen Digitaal', waarbij de gemeenten samenwerken aan ict-ontwikkelingen. Daarnaast is er het samenwerkingsverband Bundeling Gemeentelijke Taken ('het Pact van Midwolda'), waarbij een vijftal gemeenten (Bellingwedde, Pekela, Reiderland, Veendam en Winschoten) ondersteunende en uitvoerende taken op geïntegreerde wijze, gezamenlijk willen uitvoeren. Menterwolde - Pekela - Veendam In het gebied tekent zich een ontwikkeling af van verdergaande samenwerking tussen de gemeenten Menterwolde, Pekela en Veendam. Deze gemeenten werken samen op het gebied van de brandweer. Menterwolde en Veendam hebben een gezamenlijk bedrijventerrein. Pekela werkt op contractbasis samen met Veendam op het terrein van de sociale dienst, waarbij personeel van Pekela is overgegaan naar Veendam. Stadskanaal - Vlagtwedde Stadskanaal steekt in op samenwerken met Vlagtwedde (acquisitie, bedrijvenpark, recreatie en toerisme, WMO) en over de provinciale grens met Borger-Odoorn (o.m. welzijnswerk en bouwplannen). Vlagtwedde ziet zich als een gemeente die goed in staat is zelfstandig te opereren. Dat geldt ook voor nieuwe taken als WMO en WWB. Vlagtwedde kent ook samenwerkingsverbanden met andere gemeenten en ziet Stadskanaal als primaire samenwerkingspartner. Vlagtwedde heeft samen met Bellingwedde een gezamenlijke Rekenkamer en zal met Stadskanaal en Bellingwedde gaan samenwerken binnen ELO-Grunn. 9
Bellingwedde Bellingwedde zou graag verregaand samenwerken met Vlagtwedde en refereert daarbij aan de eerdere oriëntatie daarop eind jaren negentig. Samenwerking op ambtelijk niveau vindt plaats met Winschoten (o.a. op het gebied van Financiën en De Klinker) en Reiderland. Bestuurlijk is de focus gericht op Vlagtwedde vanwege de samenhang in het gebied van Westerwolde. De colleges van B&W van de gemeenten Reiderland, Scheemda en Winschoten hebben B&W Bellingwedde gevraagd of er interesse is mee te doen aan de herindeling van de Oldambt gemeenten. Gelet op de bestuurlijke oriëntatie op Westerwolde hebben B&W Bellingwedde hierop negatief geantwoord. Op het gebied van sociale zaken heeft Bellingwedde aansluiting gezocht met Veendam; per 1 januari 2007 wordt het personeel in Veendam ondergebracht. Vooruitlopend op de samenwerking binnen 'Oost-Groningen Digitaal' wordt op het gebied van automatisering gekeken naar de gemeenten Winschoten, Pekela en Reiderland. Het Oldambt De colleges van B&W van de gemeenten Reiderland, Scheemda en Winschoten hebben uitgesproken het initiatief te nemen tot een herindeling per 1-1-2010 (of zo mogelijk eerder). Begin juli zullen de drie gemeenteraden het herindelingsvoorstel bespreken in een gezamenlijke (informele) bijeenkomst. Het streven van de colleges is er op gericht dat in oktober 2006 de raden tot een eerste formele behandeling komen. Beoordeling situatie in Regio Oost In Regio Oost is op het gebied van samenwerking veel in ontwikkeling. De bewegingen in Menterwolde-Pekela-Veendam, de nauwere samenwerking tussen Stadskanal en Vlagtwedde en de initiatieven tot herindeling van de Oldambt gemeenten beoordelen wij positief. Die herindeling brengt met zich mee dat de betreffende gemeenten hun samenwerkingsverbanden opnieuw gaan bekijken en wellicht op sommige terreinen besluiten zaken in de toekomst als nieuwe gemeente zelf op te pakken en af te zien van een breder samenwerkingsverband. Wij vinden het wel van belang dat daarbij ook wordt gekeken naar de consequenties voor andere gemeenten. Dit geldt met name voor de gemeenten, die betrokken zijn bij de intentie tot bundeling van gemeentelijke taken ('Het Pact van Midwolda') en specifiek voor de gemeente Bellingwedde. Op dit moment is bij die gemeente (nog) sprake van een wat diffuse oriëntatie op samenwerking. Wij achten het gewenst dat die oriëntatie op een meer structurele aansluiting bij andere gemeenten het komend jaar plaatsvindt. Regio Centraal Groningen De gemeente Groningen kent veel samenwerkingsverbanden met gemeenten in de provincie, omdat die gemeenten veel dienstverlening uitbesteden aan de gemeente Groningen. De meest vergaande variant in dit verband is de samenwerking Groningen-Ten Boer. Haren - Tynaarlo Haren ziet Tynaarlo als natuurlijke partner vanwege de sociale en geografische kenmerken en de bestuurlijke cultuur. Daarom heeft Haren veel samenwerkingsrelaties met Tynaarlo, onder andere op het gebied van basisonderwijs, personeelsbeleid en de brandweer. Op het gebied van cultuur en het Zuidlaardermeer wordt samengewerkt met Hoogezand-Sappemeer. Sociale werkvoorziening (Trio) wordt samen gedaan met Hoogezand-Sappemeer en Slochteren. Met de gemeente Groningen bestaan dienstverleningsovereenkomsten. Hoogezand-Sappemeer - Slochteren
10
Hoogezand-Sappemeer en Slochteren verkennen gezamenlijk mogelijke terreinen van operationele samenwerking op back-office niveau (sociale dienst, bedrijfsverzamelgebouw, huisvuilinzameling). Door de ontwikkeling van Meerstad en de mogelijke grenscorrectie met de gemeente Groningen ziet Slochteren ook samenwerking met de gemeente Groningen als een toekomstige mogelijkheid. Hoogezand-Sappemeer zou in de toekomst het liefst vergaand samenwerken met Slochteren, ook al worden, gelet op de ruimtelijke ontwikkelingen, ook overeenkomsten gevoeld met Veendam en Haren. Beoordeling situatie in Regio Centraal De samenwerking van Haren met Tynaarlo over de provinciegrens heen wordt door ons als logisch gekwalificeerd vanwege de samenhang in het gezamenlijk gebied en de goeddeels gelijksoortige problematiek. De provincie staat positief tegenover het initiatief van Slochteren en Hoogezand-Sappemeer om mogelijke samenwerkingsterreinen in kaart te brengen. De gemeenten worden vanuit provinciaal gezichtspunt als belangrijke partners gezien. Wij achten het komend jaar vorderingen op samenwerkingsgebied dan ook gewenst. Regio West Binnen het gebied wordt de grens van het gebied van de Regiovisie Assen-Groningen gevoeld: Leek en Zuidhorn wel en Marum en Grootegast zijn daarbij niet betrokken. Grootegast acht samenwerking noodzakelijk vanwege de kwetsbaarheid (VROM, volkshuisvesting, handhaving). De gemeente werkt samen in een IGSD met Zuidhorn en Groningen en sinds twee jaar samen met Marum op het gebied van I&A en openbaar onderwijs. Grootegast is op zoek naar een meer structurele intergemeentelijke samenwerking met Marum. Marum heeft een IGSD met Leek en Noordenveld en werkt op enkele terreinen samen met Grootegast (en Leek). Marum heeft onlangs een onderzoek laten uitvoeren naar de eigen positie en samenwerkingsmogelijkheden. Het college van B&W is voorstander van een intensivering van de samenwerking met de gemeente Grootegast, ook al zijn er overeenkomstige kenmerken met Leek. Leek kiest haar samenwerkingspartners meer afhankelijk van het onderwerp. Zo werkt Leek bijvoorbeeld met Zuidhorn samen op het gebied van recreatie en toerisme en voorziet Leek de mogelijkheid om op het gebied van bedrijfsvoering de samenwerking met Marum en Grootegast te intensiveren. Over de provinciegrens heen werkt Leek samen met de gemeente Noordenveld (o.a. brandweer en de IGSD, ook met Marum). Zuidhorn doet veel zelf en heeft - mede gelet op ligging, aard en karakter van de gemeente(nog) geen scherpe oriëntatie op het gebied van samenwerking. Zij kijkt daarbij zowel naar het Zuidelijk Westerkwartier, naar het noorden (recreatie en toerisme) en in richting van de stad (IGSD samen met Groningen en Grootegast). Beoordeling situatie in Regio West De regio weet zichzelf richting de provincie goed te profileren. Wij omarmen de ontwikkelingen van meer structurele samenwerking tussen Grootegast en Marum. Spoedige duidelijkheid daaromtrent is gewenst. Zuidhorn zou naar onze mening de komende periode haar positie duidelijk moeten bepalen. Dat is van belang voor de eigen samenwerkingswensen op deelterreinen, maar ook om beter te kunnen inspelen op samenwerkingsverzoeken van buurgemeenten.
11
8. Provinciaal beleidskader kwaliteit lokaal bestuur en intergemeentelijke samenwerking Op het vlak van de bestuurlijke organisatie lag het accent in ons beleid tot nu toe bij initiatieven van onderop. Wij hebben "kennis genomen" van gerealiseerde initiatieven, maar niet of nauwelijks op het (inter)gemeentelijke niveau geïntervenieerd. Inmiddels zien we hoe gemeenten bezig zijn hun bestuurskracht te vergroten. Wij erkennen en onderkennen het belang van een sterk lokaal bestuur en een sterke lokale democratie en vinden dat de provincie daaraan nu ook een actieve bijdrage moet leveren. In dat verband stellen wij de gemeenten voor om samen de in gang gezette samenwerkingsconstructies voor de gemeentelijke taakuitoefening te monitoren tegen de achtergrond van de hiervoor geschetste ontwikkelingen. Daarbij willen wij nagaan of de gekozen samenwerkingsverbanden voor de komende 10 tot 15 jaar voldoende duurzaam en levensvatbaar zijn om bij te dragen aan een kwalitatief goed lokaal bestuur. Bij die monitoring zullen wij het volgende beleidskader hanteren: 1.De provincie investeert in de versterking van de kracht van het lokale bestuur en de lokale democratie en stelt geld en menskracht beschikbaar voor daarop gerichte initiatieven; 2. De provincie streeft naar slagvaardige gemeenten: * die inwoners centraal stellen (loket dichtbij); * met goede en betaalbare dienstverlening aan de inwoners; * die voorzieningen zo veel mogelijk in stand houden in verband met de leefbaarheid; * met geringe afstand tussen burger en bestuur (politiek dichtbij); * die lokale en (al of niet samenwerkend) bovenlokale taken aan kunnen. 3. Bij de beoordeling van een kwalitatief goed lokaal bestuur zullen wij de volgende criteria hanteren: * worden de diensten dichtbij de burger aangeboden; * hebben burgers voldoende invloed op hun directe leefomgeving; * kunnen volksvertegenwoordigers/raadsleden beleidskaders vaststellen en de uitvoering controleren; * zijn bevoegdheden, verantwoordelijkheden en democratische legitimering deugdelijk geregeld; * hebben de gemeentelijke organisaties voldoende schaal en professionaliteit om de maatschappelijke opgaven nu en de komende periode op te kunnen pakken en op te kunnen lossen. 4.De provincie helpt en ondersteunt gemeenten bij het zoeken van slimme samenwerkingsconstructies die ook voor de toekomst een oplossing bieden voor een goede kwaliteit van het lokale bestuur en de lokale democratie, d.w.z. efficiënt, doelmatig, geen overlap, zo min mogelijk bestuurlijke drukte en ondoorzichtigheid en met een controlerende rol van de gemeenteraad (dus kritisch kijken naar WGR constructies). 5.Belangrijk toetspunt voor de provincie is de manier waarop het opdrachtgeverschap bij de inkoop van dienstverlening door maatschappelijke ondernemingen en het opdrachtgeverschap bij samenwerking op het punt van ambtelijke ondersteuning is ingevuld. 6.Bij de beoordeling van de gemeentelijke taakuitoefening onderscheiden wij drie situaties: a. Zelfstandigheid (al of niet via samenwerking) is ons algemene uitgangspunt. Wij gaan er van uit dat gemeenten in staat zullen zijn om zodanige voorzieningen en samenwerkingsarrangementen te treffen, dat de bestuurlijke zelfstandigheid op een kwalitatief goede wijze kan worden gehandhaafd.
12
b. Indringender samenwerking op deelterreinen Als de maatschappelijke opgaven van aangrenzende gemeenten ook zijn gericht op belangrijke deelaspecten van het eigen, lokale beleid (b.v. de ontwikkeling van de economie en haventerreinen) zullen wij aandringen op intensieve (beleidsmatige) samenwerking tussen die gemeenten op die deelterreinen. Dit geldt wat ons betreft voor de Eemsdelta gemeenten. c. Indringender samenwerking over de volle breedte van het gemeentelijk domein In het geval van de Blauwestad gemeenten is bij de inrichting en het beheer van het gebied over de volle breedte sprake van een indringende samenhang tussen wonen, werken, recreëren, leefomgeving en het optimaal benutten van ruimtelijk-economische potenties. Bovendien is er een ingewikkelde beheerssituatie door de ligging van de Blauwestad in drie gemeenten en dreigen de hulpstructuren (GR Blauwestad en Ring Blauwestad) om de bestuurskracht te vergroten de dominante structuur te worden. Daarom hebben wij in een overleg met de betrokken gemeentebesturen aangedrongen op initiatieven van onderop om te komen tot samenvoeging van die gemeenten. Ons staat daarbij een proces voor ogen dat ook recht doet aan de identiteit van de verschillende plaatsen en dorpen in de drie gemeenten. Mochten initiatieven van onderop uitblijven, dan zullen wij die zelf ontplooien. Wij zien - op grond van de huidige inzichten - dus slechts in het geval van de Blauwestad gemeenten de noodzaak om tot samenvoeging te komen. Elders in de provincie zullen wijsamen met de gemeenten- de ontwikkelingen volgen, waarbij wij er van uit gaan, dat de bestuurlijke zelfstandigheid op een kwalitatief goede wijze kan worden gehandhaafd. Met deze stellingname willen wij de gemeenten in onze provincie duidelijkheid verschaffen over onze opvattingen over herindeling, grenscorrecties, samenvoeging en samenwerking etc. Dat laat overigens initiatieven van onderop onverlet. Financiële ondersteuning In ons streven naar sterke gemeenten met slagkracht past ook dat wij gemeenten middelen (menskracht en financiën) beschikbaar zullen stellen voor ondersteuning bij onderzoek naar intergemeentelijke samenwerking. Via de Voorjaarsnota 2006 zijn daarvoor financiële middelen beschikbaar gesteld. Om in aanmerking te komen voor een financiële bijdrage van de provincie dienen (meerdere) gemeentebesturen bij het verzoek uit te gaan van een vorm van samenwerking, die valt binnen de kaders van onze visie. Het voorstel en de uitwerking daarvan moeten meerdere taakvelden omvatten. Een aanvraag van een gemeente die zich slechts nader wil oriënteren op de eigen positie m.b.t. mogelijke samenwerking met andere gemeenten wordt niet gehonoreerd. Als bij een aanvraag sprake is van innovatieve samenwerking, dan zal die op zijn eigen merites worden beoordeeld. Gemeenten die in een geïsoleerde positie (dreigen te) verkeren kunnen rekenen op de nodige aandacht en middelen.
9. Rapport Stand van zaken lokaal en regionaal bestuur Het ligt in ons voornemen om gedurende de nieuwe collegeperiode (2007-2011) jaarlijks - en voor het eerst eind 2007- een Rapport Stand van zaken lokaal en regionaal bestuur uit te brengen. Daarin worden op hoofdlijnen de feitelijke ontwikkelingen in de organisatie van het lokaal en het regionale bestuur (als gezamenlijke verantwoordelijkheid van provincie en gemeenten) aangegeven met een kwalitatief provinciaal oordeel.
13
Wij zien dat Rapport als een instrument voor een meerjarige (2007-2011) beleidsmatige en bestuurlijke aanpak van de bestuurlijke organisatie in onze provincie. We vragen gemeenten daarvoor zelf input te leveren via een zelf-audit (een vorm van horizontaal toezicht) en gaan er daarbij van uit dat de gemeenten bereid zijn hun eigen functioneren kritisch te beoordelen. De elementen voor die audit zullen wij in overleg met de gemeenten bepalen. Ons streven is er daarbij op gericht om met de VGG te komen tot een goede afstemming van de criteria, die wij zullen hanteren (bij de zelf-audit van de gemeenten en bij de jaarlijkse Rapporten Stand van zaken lokaal en regionaal bestuur) met de criteria die de VGG zal hanteren bij de beoordeling van de bestuurskracht van de individuele gemeenten om dubbel werk te voorkomen. Daarbij kan gedacht worden aan de criteria die wij in hoofdstuk 8 hebben aangeduid en aan ontwikkelingen op het gebied van de continuïteit van de dienstverlening, het opdrachtgeverschap bij maatschappelijke organisaties en bij de samenwerking op het gebied van ambtelijke ondersteuning, de vormgeving van de lokale democratie en de inzet van gemeenten bij bovenlokale projecten en het regionale beleid. Gemeenten zouden daarbij ook moeten aangeven hoe de provinciale rolopvatting het functioneren van gemeenten beïnvloedt (inschatting effecten). De provincie zal ook via een vorm van horizontaal toezicht bij intermediaire organisaties en maatschappelijke ondernemingen, die bovenlokaal en regionaal met provincie en (samenwerkende) gemeenten te maken hebben (woningbouwcorporaties, zorg- en maatschappelijke instellingen, de VKDG) informatie vergaren over de provinciale en (inter) gemeentelijke betrokkenheid. Dat betekent dat ook onze eigen provinciale rol in het gezamenlijke regionale beleid ter toetsing voor zal liggen. Dat rapport wordt aangeboden aan provinciale staten en bij de gemeenten aan de colleges van B&W en de raden. Wij gaan er vanuit dat daarmee binnen provincie en gemeenten een discussie op gang wordt gebracht en dat vervolgens (al of niet na gesprekken tussen provincie en gemeenten) maatregelen worden getroffen om de kwaliteit van het lokale bestuur, de lokale democratie en de wijze van intergemeentelijke samenwerking, alsmede van het gezamenlijke regionale beleid , te bevorderen. Door gedurende een meerjarige periode een dergelijk rapport uit te brengen is naar onze mening sprake van een stevige impuls voor de versterking van het lokale en regionale bestuur. Groningen, juli 2006
14
Bijlage 1 Gemeenschappelijke regelingen in de provincie Groningen per 1 januari 2006 1. Voormalige Wgr-regio's: • Streekraad Oost Groningen • Regioraad Noord-Groningen • Regio Centraal Groningen 2. Werkvoorzieningschappen: • Werkvoorzieningschap Fivelingo e.o. • Werkvoorzieningschap Wedeka Bedrijven • Werkvoorzieningschap Trio bedrijven • Werkvoorzieningschap Synergon • Werkvoorzieningschap Abililty • Werkvoorzieningschap Novatec • Werkvoorzieningschap voor adm. dienstverlening (Zodiak) 3. Economie: • Gemeenschappelijke regeling Havenschap Delfzijl/Eemshaven • Gemeenschappelijke regeling Bedrijvenpark Rengers 4. Afvalverwijdering: • Afvalbeheer Regio Centraal Groningen • Samenwerkingsverband afvalstoffenverwijdering Noordoost Groningen • Samenwerkingsverband afvalstoffenverwijdering Oost- en Zuidoost Groningen • Vuilverwerkingsbedrijf Noord-Groningen • Gemeenschappelijke regeling Reinigingsdienst Groningen-Winsum • Gemeenschappelijke regeling afvalverwijdering Groningen-Loppersum 5. Brandbestrijding: • Regeling Brandweerorganisatie Zuid Groningen • Intergemeentelijke Brandweer Oldambt 6. Hulpverlening • Gemeenschappelijke regeling Hulpverlening en Openbare Gezondheidszorg 7. Sociale diensten en Kredietbanken: • Volkskredietbank Noord-OostGroningen • Intergemeentelijke Kredietbank Stadskanaal/Veendam • Intergemeentelijke Sociale dienst Oldambt • Intergemeentelijke Sociale dienst Noordoost 8. Zorg • • •
Gemeenschappelijke regeling Indicatiecommissie Gemeenschappelijke regeling Indicatieorgaan Zuid-Groningen Gemeenschappelijke regeling Indicatieorgaan Veendam
15
9. Kunst en cultuur • Alg. Muziekschool Oost-Groningen • Alg. Muziekschool Zuid -Groningen • Muziekschool Noord-Groningen • Cultureel Centrum Oost-Groningen • Gemeenschappelijke regeling inz beheer en exploitatie van een muziekschool in het Westerkwartier • Instituut voor amateuristische kunstbeoefening in Noordoost Groningen • Groninger Archieven 10. Onderwijs • Gemeenschappelijke regeling voor het geven van speciaal- en voortgezet onderwijs • Overlegorgaan voor schooladvies en begeleidingswerk • Gemeenschappelijke regeling Voortgezet onderwijs Noord Groningen • Gemeenschappelijke regeling LOM-school de Rosmolen • Gemeenschappelijke regeling voortgezet onderwijs Oost Groningen • Gemeenschappelijke regeling ter behartiging van de belangen van het gemeentelijke voortgezet onderwijs COGVO 11. Automatisering: • Centrum voor Automatisering Nrd-Nederland CEVAN • Gemeenschappelijke regeling GemCC 12. Recreatie: • Samenwerking Zuidlaardermeer-gemeenten • Meerschap Paterswolde 13. Gemeenschappelijke regeling Blauwe Stad 14. Eems-Dollardregio EDR 15. Gemeenschappelijke regeling Garantievoorziening vml. Bestuursacademie Nrd-Nederland
16
Bijlage 2
Stand van zaken herindeling Oldambt-gemeenten
Ons standpunt dat er in het geval van de Blauwestad gemeenten sprake is van een dringende noodzaak tot samenvoeging is door gedeputeerde Bleker toegelicht in een bijeenkomst met de nog oude colleges van B&W van Reiderland, Scheemda en Winschoten op 21 maart jl. en met de nieuwe colleges van B&W op 25 april jl. In die overleggen is benadrukt dat wij een initiatief van onderop zouden toejuichen, maar bij het uitblijven daarvan die initiatieven zelf zullen ontplooien. Die gesprekken hebben er toe geleid dat de provincie en de drie colleges van B&W gezamenlijk een Startnotitie herindeling hebben vastgesteld, waarin de drie colleges van B&W uitspreken dat zij het voortouw nemen om per 1-1-2010 tot herindeling te komen conform de bepalingen van de Wet Arhi (Algemene Regels Herindeling). Naast de motieven die de provincie hanteert, spelen voor de gemeenten ook motieven. De provinciale motieven zijn dat over de volle breedte van de drie gemeenten - m.n. door de ontwikkeling van de Blauwestad - sprake is van een indringende samenhang tussen wonen, werken, recreëren en leefomgeving; dat voor het optimaal benutten van de ruimtelijk/economische potenties in het gezamenlijke gebied het onder één bestuur brengen van dat gebied noodzakelijk is, verder de huidige ingewikkelde beheersstructuur van het Blauwestad gebied, en het feit dat de hulpstructuren GR en Ring Blauwestad (te) dominant zijn. Voor de gemeenten spelen ook de volgende motieven een belangrijke rol: * er zijn veel samenwerkingsverbanden (ook in groter verband dan de drie Blauwestad gemeenten) waarbij de gemeenteraden te veel op afstand staan; * de financiële positie van de gemeenten, in het bijzonder die van Reiderland, die een ambitieuze, toekomstige ontwikkeling van het gezamenlijke gebied bemoeilijkt; * maatschappelijke ontwikkelingen vragen om een voortdurende ontwikkeling in de kwaliteit van de overheid en ook die van het lokaal bestuur. Afgesproken is dat de provincie de drie gemeenten voor de korte termijn ondersteunt met menskracht op het vlak van projectleiding en communicatie. In het verdere proces zal de provincie nagaan in hoeverre de inzet van provinciaal personeel (b.v. financiën en P&O) mogelijk is. Daarnaast heeft de provincie de bereidheid uitgesproken een substantiële financiële bijdrage te leveren in de kosten van de externe procesbegeleiding, onder de voorwaarde dat zij betrokken wordt bij het herindelingsproces. De benodigde bedragen hiervoor zijn opgenomen in de voorjaarsnota 2006. Verder worden met het ministerie van BZK afspraken gemaakt over een financiële bijdrage van dat departement (o.m. frictiekosten), die recht doet aan de bijzondere (en financieel magere) positie van de drie gemeenten. Wij gaan er met de gemeenten van uit dat de (externe) proceskosten zullen kunnen worden gedekt door de inzet van provinciale menskracht en substantiële financiële bijdragen van de provincie en het ministerie van BZK. Op 18 mei jl. heeft een informatieve bijeenkomst van de drie gemeenteraden plaatsgevonden. Daarin zijn de voornemens tot herindeling van de kant van de provincie en van de gemeenten toegelicht. Na de negen informatiebijeenkomsten voor bewoners, dorps- en wijkverenigingen, ondernemersverenigingen en belangenorganisaties in de maand juni heeft 6 juli opnieuw een (informele) bijeenkomst van de drie gemeenteraden plaatsgevonden, waarin de Startnotitie herindeling besproken is.
17