Hersentumoren
In het hoofd kunnen verschillende soorten gezwellen (tumoren) voorkomen. In dit stuk gaat het alleen over tumoren die ontstaan van het hersenweefsel zelf. Andere soorten van tumoren zijn bijvoorbeeld meningeomen, uitzaaiingen (metastasen), hypofysetumoren en dergelijke. Deze soorten tumoren komen in dit stuk niet aan de orde. Het hersenweefsel is opgebouwd uit hersencellen (of neuronen), die liggen in bindweefsel of glia. Dit gliaweefsel bestaat weer uit een tweetal soorten cellen, de astrocyten en de oligodendrocyten. Hersentumoren ontstaan in de overgrote meerderheid van de gevallen uit het bindweefsel, de glia, en worden daarom wel gliomen genoemd. Er zijn enkele zeldzame tumorsoorten die uit de eigenlijke hersenencellen voortkomen.
Ontstaan en voorkomen De oorzaken van hersentumoren zijn vooralsnog onbekend. Wel is duidelijk dat aanleg een rol kan spelen. Het gaat in elk geval niet om een erfelijke ziekte. Voor geen enkele omgevingsfactor, zoals voeding, roken, alcohol, of het leefpatroon, is een relatie met het ontstaan van hersentumoren aangetoond. Ook voor een verband met het gebruik van de mobiele telefoon is onvoldoende bewijs. Het betreft een zeldzame vorm van kanker. In Nederland wordt deze diagnose bij ongeveer 1500 mensen per jaar gesteld. Deze tumoren worden nogal eens vastgesteld rond het zestigste levensjaar, maar komen ook bij jongere of oudere mensen voor. De spreiding is groot. Hersentumoren die bij kinderen (tot ongeveer vijftien jaar) ontstaan, vormen een bijzondere categorie, zowel wat betreft hun aard als behandeling en zullen daarom hier verder buiten beschouwing worden gelaten. Soorten van hersentumoren Gliomen groeien in het hersenweefsel en ontstaan uit een van twee typen bindweefselcellen. Tumoren die afkomstig zijn uit de astrocyten noemt men astrocytomen, degene die groeien uit de oligodendrocyten heten oligodendrogliomen. Er zijn ook mengvormen, die ook wel oligoastrocytomen worden genoemd. Gliomen worden ingedeeld in vier graderingen. Dit gebeurt op grond van eigenschappen die de patholoog-anatoom met behulp van de microscoop ziet. De volgende graderingen komen voor: • Graad 1. Bij deze gradering komen vrijwel geen celdelingen voor, zodat het mogelijk is dat deze hersentumor niet of nauwelijks groeit. Deze gradering is zeer zeldzaam, en sommige vormen hiervan kunnen beschouwd worden als goedaardig. • Graad 2. Bij deze gradering is sprake van een iets verhoogde celdeling, waarbij de tumor langzaam groeit. De kankercellen bevinden zich te midden van normaal functionerend hersenweefsel. Deze vorm wordt ook wel ‘laaggradig’ glioom genoemd, hetgeen niet verward moet worden met ‘goedaardig’. • Graad 3. Bij deze gradering is sprake van verhoogde celdeling en betrokkenheid van de bloedvaten, waardoor deze tumor sneller groeit dan graad 2. Ook kan het zijn dat er een onrustig groeiend gebied van graad 3 zich te midden van een rustiger groeiend geheel bevindt.
2
• Graad 4. Bij deze gradering is er sprake van sterk verhoogde celdeling, betrokkenheid van bloedvaten en weefselverval. Deze tumoren komen het vaakst voor.
Figuur 1 Beelden van verschillende gliomen zoals ze er na kleuring onder de microscoop uit zien.
De bovengenoemde gradering zegt niet altijd alles over het biologisch gedrag van een tumor bij een individuele patiënt. Dit hangt van meer factoren af dan het microscopisch beeld. Gliomen kunnen in hogere graderingen over gaan. Graad 2 glioom kan terugkeren als graad 3 glioom. Graad 3 glioom kan terugkeren als graad 4 glioom. Gliomen zaaien zich niet uit naar andere organen of lichaamsdelen, maar keren vrijwel altijd terug nabij het oorspronkelijke tumorgebied. Een glioom van graad 2, 3 of 4 moeten we om die reden beschouwen als een ongeneeslijke ziekte, waarbij de behandelingen gericht zijn op het afremmen van de groei.
3
Symptomen of verschijnselen De verschijnselen van een hersentumor kunnen veroorzaakt worden door drukverhoging in het hoofd ten gevolge van de groeisnelheid van de tumor, maar ook door ingroei in delen van de hersenen die nodig zijn voor specifieke functies, of door irritatie van de hersenschors waardoor epileptische aanvallen kunnen ontstaan. Een hersentumor kan een zekere tijd bestaan zonder verschijnselen. Voorbeelden van verschijnselen van drukverhoging in het hoofd zijn hoofdpijn, misselijkheid, braken, toegenomen slaperigheid of verwardheid. Voorbeelden van verschijnselen ten gevolge van specifieke functiestoornis zijn zwakte of verlamming van ledematen, taalproblemen, aandachtsproblemen, gedragsverandering. (zie figuur 2). Zeldzaam ontstaat een bloeding in een tumor, wat het interpreteren van de beeldvorming moeilijker maakt. bewegingscentrum spraakcentrum om te spreken
PARIETAAL gevoelscentrum
FRONTAAL
OCCIPITAAL
TEMPORAAL spraakcentrum voor het verstaan
kleine hersenen centrum voor het zien
Figuur 2 Schematische voorstelling van de linkerhersenhelft met de centra voor beweging, gevoel, spraak (om te spreken en om te verstaan), en voor het zien, waarvan beschadiging een stoornis geeft van de betreffende functie.
Aanvullend onderzoek Niet iedere hoofdpijn is het gevolg van een hersentumor. Een hersentumor is slechts zeer zelden de oorzaak van de hoofdpijn. Kenmerkend voor een hersentumor is een nieuwe ongebruikelijke hoofdpijn of ochtendmisselijkheid of –braken, zeker als dit gepaard gaat met neurologische functiestoornissen. Dan vindt beeldvormend onderzoek van de hersenen plaats, zoals een CT- of MRI-scan. 4
Figuur 3 Voorbeeld van een MRI van de hersenen met een hersentumor. De tumor is de wit aankleurende vlek.
Vaak is het beeld op de MRI kenmerkend voor een specifiek type of gradering van glioom. Maar de diagnose kan alleen definitief gesteld worden doordat de patholoog weefsel beoordeeld onder de microscoop. Soms wordt geadviseerd om een klein tumorfragment (een biopt) te laten onderzoeken. Andere keren onderzoekt de patholoog het tumormateriaal dat tijdens een operatie wordt verwijderd. Het onderzoeken en beoordelen van tumorweefsel duurt in de praktijk enkele dagen tot een week. Behandeling De behandeling van een glioom kan bestaan uit operatie, bestraling en/of chemotherapie. De eerste vraag is welk type en welk gradering glioom het betreft. Dit kan door middel van een hersenbiopt vastgesteld worden. Vaak wordt dit direct gecombineerd met het verwijderen van zo veel mogelijk glioomweefsel. De eerste stap in de behandeling is dan ook een operatie. Biopsie Een biopsie bestaat uit het verwijderen van een weefselfragment voor pathologisch onderzoek. Een biopsie kan op verschillende manieren worden genomen: door een biopsienaald via een boorgat of door een klein botluikje. Hiermee wordt alleen de diagnose gesteld en dit is dus (nog) geen behandeling. Een enkele keer kan de diagnosevraag niet beantwoord worden met het weefselfragment, of is sprake van een te lage gradering doordat het fragment niet representatief was.
5
Resectie Het verwijderen van het glioom door een botluik wordt een resectie genoemd. Het maken van een botluik wordt een craniotomie genoemd. Het doel van een dergelijke procedure is het stellen van de weefseldiagnose, maar ook het verwijderen van zo veel mogelijk glioomweefsel binnen de grenzen van wat in de hersenen verstandig is. De neurochirurg kan gebruik maken van verschillende technieken om deze grens beter vast te stellen, zoals extra MRI-onderzoek voorafgaand aan operatie, gebruik van neuronavigatie tijdens de operatie, of functietesten tijdens de operatie, die om die reden soms maar gedeeltelijk onder narcose wordt uitgevoerd. In de dagen na de operatie wordt met een MRI-scan geverifieerd hoeveel glioomweefsel verwijderd is en of er sprake is van onverwachte doorbloedingsstoornissen zoals een infarct of een bloeding. Risico van een hersenoperatie Algemene risico’s bestaan uit onverwachte gevolgen van de narcose of bedlegerigheid na de operatie, zoals trombose, longontsteking, en doorligplekken. Dit hangt nauw samen met uw conditie en andere aandoeningen. Uw anesthesist zal deze risico’s specificeren. Algemene risico’s van het operatiegebied bestaan uit infectie, lekkage van hersenvocht of epilepsie. Zo kan een operatielitteken of het botluikje geïnfecteerd raken met een bacterie. De kans hierop is klein en wordt verder verkleind door desinfecterende shampoo rondom de operatie en antibioticazalf voor in de neus. Zeer zeldzaam is een infectie van de hersenen. Lekkage van hersenvocht kan veroorzaakt worden doordat het hersenvlies onvoldoende waterdicht is na de operatie. Soms zijn hier maatregelen voor nodig, zoals een extra hechting, een tijdelijke drainage van het hersenvocht of een nieuwe operatie. Epilepsie is een verschijnsel dat berust op irritatie van het hersenoppervlak. Dit is mogelijk door de ziekte, maar ook door de operatie. Soms zijn hiervoor maatregelen nodig zoals anti-epileptische medicatie. Dit risico is ook klein. De specifieke risico’s voor de hersenen verschillen per operatie en hangen direct samen met de locatie van het glioom in de hersenen. Deze specifieke risico’s zullen met u worden besproken door uw neurochirurg.
6
Na de operatie Bij een verwacht beloop zal een patiënt na de operatie niet of slechts tijdelijk nieuwe stoornissen van hersenfuncties hebben. Pijn speelt voor de meeste patiënten geen hoofdrol. In de uren na de operatie verblijft de patiënt op de verkoeverkamer. In de nacht na de operatie volgt een verblijf op de medium care voor het controleren van hersenfuncties per uur. De volgende dag volgt een verblijf op de verpleegafdeling. Deze herstelperiode varieert van enkele dagen tot ongeveer een week. De meeste patiënten gaan dan terug naar huis. Indien dit nog niet mogelijk is, wordt gekeken naar een vervolgverblijf voor herstel, zoals een ander ziekenhuis, een revalidatieafdeling of een verpleeghuis. Vervolgbehandeling De vervolgbehandeling, zoals bestraling of chemotherapie, hangt af van de weefseldiagnose. Deze diagnose is pas na ongeveer een week bekend. Dit behandeladvies is de uitkomst van teamoverleg dat twee keer per week plaatsvindt tussen de betrokken medisch specialismen. Dit behandeladvies kan ook bestaan uit een uitnodiging om deel te nemen aan klinisch wetenschappelijk onderzoek. Vragen Indien u vragen heeft, kunt u contact opnemen met secretariaat klinische zorgafdeling neurochirurgie, locatie 2 C, telefoon (020) 444 3714. Verantwoording Het grootste deel van bovenstaande tekst is overgenomen van de website van de Nederlandse Vereniging van Neurochirurgen: www.nvvn.org/patienteninfo.php.
7
207015
VU medisch centrum© juni 2013 www.VUmc.nl
8