EERSTE GRAAD EN EERSTE JAAR TWEEDE GRAAD + TWEEDE JAAR TWEEDE GRAAD EN DERDE GRAAD ____________________________________________________________________________________________________ Modern of hedendaags? (Mind the gap)
Park: Middelheim Hoog en Laag Vergelijking moderne en Hedendaagse sculptuur
Onderwerp:
Vergelijking van beelden op Middelheim Hoog en Middelheim Laag (modern - hedendaags)
Doelstellingen:
Het is een interessante kijkoefening om de verschillen te ontdekken tussen moderne en hedendaagse kunst. Deze verschillen situeren zich hoofdzakelijk op het gebied van thema’s en onderwerpen, schaal, materiaalgebruik en de relatie tot de omgeving. Mooi meegenomen is het wanneer die verschillen ook een ontwikkeling in de kunstgeschiedenis illustreren. Zelf deze ontwikkelingen kunnen zien en benoemen geeft de leerlingen voldoening en zelfvertrouwen op het gebied van kunstbeschouwing.
WERKWIJZE 1: Timing Werkwijze INLEIDING: Stel enkele vragen aan de leerlingen: - Wie is reeds in dit museum geweest? - Welke andere musea ken je nog? - Wat verwachten jullie te zien in dit museum? - Wat is het verschil met andere musea en dit museum? Dit is een openluchtmuseum en gratis park. Er zijn enkel beelden te zien in dit museum. Het Middelheimmuseum bestaat uit 2 delen; Middelheim-hoog en Middelheim-Laag. In Middelheim-hoog vind je voornamelijk moderne beeldhouwkunst terug (19de eeuw). In Middelheim-laag vind je hedendaagse beeldbouwkunst terug. Het park bevat beelden vanaf Rodin tot nu. MIDDEN: 1. Vergelijking tussen hedendaagse en moderne kunstwerken De verschillen tussen moderne en hedendaagse kunst situeren zich voornamelijk op het gebied van thema’s, onderwerpen, schaal, materiaalgebruik en de relatie tot de
Didactisch materiaal
omgeving. Opdracht: Bespreek een aantal beelden in Middelheim Hoog en Laag. Doe dit aan de hand van de thema’s, onderwerpen, schaal, materiaalgebruik en relatie tot de omgeving. Op die manier kan je een vergelijking maken. Bespreek de beelden uitvoerig zodat de leerlingen dit later zelfstandig kunnen doen. Organisatie: Plaats de leerlingen in een halve cirkel rondom de te bespreken beelden. Æ Hieronder vindt u suggesties van eventuele beelden om te bespreken. De plaatsaanduiding van de beelden vindt u op de plattegrond van het Middelheim (achteraan dit document). MATERIALEN MODERN Tegenstelling HEDENDAAGS - Demeure n° 4 Lanleff (Etienne Martin) is een werk met een - Fenster (Isa Genzken) architecturaal element (wenteltrap) vervaardigd in brons. is een werk Brons is een traditioneel materiaal in de kunstwereld maar vervaardigd uit het is niet gebruikelijk in de bouwindustrie. gewapend giethars.
-
Overeenkomst
De baksteensculptuur van Per Kirkeby is een werk dat opgebouwd is uit bakstenen
Æ Conlusie: De beelden stralen een totaal verschillende sfeer uit door het materiaalgebruik. HEDENDAAGS MODERN - In het werk Baadsters - Viani maakte gebruik van wit marmer (Luciano Fabro) voor zijn Vrouwentorso en zijn Abstract wordt wit marmer naakt. Moderne vormgeving en gebruik. Dit is een inspiratie komen hier tot een synthese klassiek met de klassieke zuiverheid en beeldhouwersmateriaal gebruikt in een traditionele materiaalbewerking. hedendaags werk.
Æ maak een vergelijking van de vormentaal bij de beelden van de verschillende werken. Wat zijn de overeenkomsten? De verschillen? Waarin verschillen ze beide al dan niet van de klassieke beeldhouwtraditie? Vergelijking met Tyche van Antiochië of Aphrodite THEMA’S & ONDERWERPEN
Tegenstelling
HEDENDAAGS: - Figuren speciaal voor Middelheim (Muños). Via deze figuren probeert Muños de onmogelijkheid tot communiceren uit te drukken.
Overeenkomst
HEDENDAAGS MODERN: - De Phoenix van Zadkine is ook - Archaeopterix Lithographica, de kip duidelijk een vogel. van Panamarenko is een mechanisch beeldje, maar het blijft duidelijk een dier. Æ Beide kunstenaars werken met mythen. Panamarenko schept zijn eigen mythen. Deze sluiten daarom niet minder aan bij het thema van de ‘condition humaine *’ of andere algemeen menselijke thema’s. Welke thema’s worden hier belicht? Herrijzen, herleven, frustratie, beperktheid,…?
MODERN: - Twee zwangere vrouwen (Laplae). Via dit werk probeert hij een gevoel van verbondenheid uit te drukken.
*Hetgeen waarmee de mens sinds zijn ontstaan wordt geconfronteerd is zijn condition humaine, hetgeen de mens tot mens maakt. Dit betekent: het menselijk bestaan is eindig.
Tegenstelling
Overeenkomst
HEDENDAAGS: - De baksteensculptuur van Kirkeby verwijst naar architectuur.
MODERN: - Omgeving,de installatie van Cavaliere is een vrije kopie van de werkelijkheid.
Æ Wat is het verschil? Kirkeby verwijst, maar abstraheert zodanig dat zijn werk een nieuwe werkelijkheid wordt in plaats van er één te reproduceren HEDENDAAGS: MODERN: - Romeinse Straat - Omgeving (Alik Cavaliere) is een (Guillaume Bijl) is een realistische weergave van een hyperrealistische typische Belgische straat. Toch heeft sculptuur. Het verschil Cavaliere geen echte huizen met een gemaakt, maar alles als een archeologische site is miniatuurdecor getoond. nauwelijks merkbaar. Æ Wat zouden de twee kunstenaars hiermee willen bereiken? Alik Cavaliere streeft schijnbaar een vanzelfsprekende alledaagsheid na en behandelt gelijktijdig privé en publiek moment. In
opsomming en veelvuldigheid wil hij een "mise-en-scène" bereiken waarin tevens de avant-garde een rol heeft. Er ontstaat een dubbel traject, van het enkelvoudige naar het complexe, van het complexe naar het enkelvoudige, wat leidt tot de bewustwording van gelijktijdigheid. Guillaume Bijl creëert schijnwerkelijkheden, situatie-installaties. De context blijft bewaard, maar via een kleine ingreep worden alle vanzelfsprekendheden weer in twijfel gebracht. Zo brengt hij een stuk ‘Romeinse straat’ aan de oppervlakte in het museumpark. Hij legt eens stukje van een archeologische site bloot. SCHAAL Tegenstelling
Overeenkomst
HEDENDAAGS: - Het Zuilenpaviljoen van Charles Vanden Hove is een monumentale constructie waar je niet langs kan kijken.
MODERN: - Mantis (Germaine Richier) is een klein, schriel beeldje dat kleiner is dan mensengrootte
Æ Sinds de jaren ’70 heeft de openluchtsculptuur monumentale afmetingen gekregen. Nochtans is het werk van Charles Vanden Hove maar een ‘klein’ gebouw in vergelijking met vele andere. Eigen is deze kunstenaar architect en toont hij in het Middelheimmuseum architectuur op mensenmaat. Daartegenover is de “kleine” mantis van Richier een zeer klein insect. HEDENDAAGS: MODERN: - De Archaeopterix - Het Bronzen Tijdperk van Rodin is een Lithographica is mannelijke figuur, eveneens op ware een beeld op grootte. Dit in tegenstelling tot andere ware schaal. In menselijke figuren op het veld van vergelijking tot de Middelheim – Hoog( vb. Balzac, de Rivier, meeste andere …) Æ De meeste beelden op Middelheim-Hoog zijn beelden in het park is het dan ook heel erg klein. een klein beetje groter en dus gewichtiger en monumentaler, een kenmerk van de beelden uit die tijd. Rodin werd er zelfs van beschuldigd het bronzen Tijdperk rechtstreeks van een mannenlichaam te hebben afgegoten.
(RELATIE TOT) OMGEVING Overeenkomst HEDENDAAGS: MODERN: - Morgen is alles - De Schalenboom van Jean Arp is anders (Henk Visch) eveneens een beeld dat door de is een werk dat kunstenaar het liefst in de natuur gezien reeds op werd. Hij hoopte voor al zijn beelden dat verschillende deze een bescheiden plaats in de natuur plaatsen in het park konden krijgen. werd geplaatst (zowel op Middelheim Hoog als op Laag). Het werk werd speciaal gemaakt om in het park te staan. De afwezigheid van een sokkel benadrukt de verbondenheid met de natuur. Æ Beide beelden zijn bedoeld om in openlucht te staan, maar hebben geen vast plekje. Tegenstelling HEDENDAAGS: MODERN: - Het werk van - De Profeer (Gargallo) Bernd Lohaus daarentegen, neemt de omgeving speelt in op wel in zich op (of omgekeerd) de vorm van omdat hij is opgebouwd uit het park. Het positieve en negatieve volumes, bakent een maar zijn betekenis verandert niet hellend vlak door hem ergens anders te af en legt zo de link naar de haven. Zonder dit plaatsen. heuveltje zou de betekenis van dit beeld dus verloren gaan of op z’n minst veranderen.
1u
Æ Het ene beeld is afhankelijk van de ruimte waarin het geplaatst werd. Het andere beeld kan overal geplaatst worden en neemt de ruimte in zich op. 2. Groepswerk WYSIWYG-fiches: Bedoeling: De leerlingen vergelijken een onderdeeltje van de twee parkgedeelte - materialen - thema’s & onderwerpen aan de hand van de WYSIWYG-fiches. - schaal Opdracht: Elk groepje krijgt een WYSIWYG-fiche mee. Aan de hand van het - (relatie tot) omgeving woord op de fiche vergelijken ze de twee museumdelen. (Wat valt er op als je Middelheim Hoog & Laag met elkaar vergelijkt op het vlak van het gebruik van thema’s & onderwerpen, schaal, materialen en omgeving.) Organisatie: Verdeel de klasgroep in een aantal kleine groepjes (ongeveer 4 leerlingen) en stuur hen op pad doorheen de twee parkgedeelten. Spreek een tijdstip en plaats af waar iedereen terug verzamelt.
Evaluatie: Laat de leerlingen een aantal werken op Middelheim-Hoog & Laag aan de hand van de begrippen materiaal, thema’s & onderwerpen, schaal, relatie tot omgeving bespreken. BEVINDINGEN: - Materiaal: Op Middelheim-Hoog vind je voornamelijk werken terug die gemaakt zijn uit traditionele materialen zoals brons en steen. Op Middeheim-Laag bestaat er een grote variatie aan materialen zoals baksteen, epoxyhars, polyester, hout, … - Thema’s en onderwerpen: De thema’s en onderwerpen van moderne kunst zijn vaak realistisch. Bij hedendaagse kunst wordt meer belang gehecht aan het idee. - Schaal: De moderne werken zijn compacter en kleiner terwijl de hedendaagse werken op Middelheim-Laag veel groter zijn. Ze krijgen soms architecturale afmetingen. - Relatie tot omgeving: Veel hedendaagse werken op Middelheim-Laag werden speciaal gemaakt voor het museum of voor op een specifieke plek. SLOT/EVALUATIE: - Welke grote ontwikkelingen kan je afleiden uit de verschillen tussen de beelden op Middelheim Hoog en Laag? - Als je één beeld mee naar huis mag nemen, welk beeld kies je dan? Waarom? - Waar zou je het plaatsen? - Welk beeld zou je absoluut niet willen meenemen? Waarom niet? - Wat vond je van het museum? - …
PLATTEGROND: MIDDELHEIMMUSEUM ____________________________________________________________________________________________________
OPMERKING: De scheiding tussen moderne en hedendaagse werken valt niet geheel samen met de scheiding Middelheim-Hoog & Middelheim-Laag. De afgelopen jaren werden een heleboel hedendaagse beelden geplaatst op Middelheim-Hoog maar dan voornamelijk op de zijflanken van het park. De cirkel groene cirkel duidt de zone aan waar de meeste moderne werken staan.
1. Ω Vic Gentils 2. Ω Henry Moore 3. Ω Rik Wouters 4. Ω Auguste Rodin 5. Ω Auguste Rodin 6. Ω Emile-Antoine Bourdelle 7. Ω Constantin Meunier 8. Ω Jean / Hans Arp 9a. Ω Aristide Maillol 9b. Ω Aristide Maillol 10. Ω Max Bill 11. Ω Giacomo Manzu 12. Ω Pablo Gargallo 13. Ω Henri Laurens 14. Ω Raymond DuchampVillon 15. Ω Eugène Dodeigne 16. Ω Carl Milles 17. Ω Camiel Van Breedam 18. Ω Albert Szukalski
19. Ω Jesus Rafael Soto 20. Ω Alexander Calder 21. Ω Marino Marini 22. Ω Barbara Hepworth 23. Ω Constant Permeke 24. Ω François Pompon 25. Ω Laurence Weiner 26. Ω Carl Andre 27. Ω Juan Muñoz 28. Ω Thomas Schütte 29. Ω Luciano Fabro 30. Ω Guillaume Bijl 31. Ω Per Kirkeby 32. Ω Franz West 33. Ω Matt Mullican 34. Ω Henk Visch 35. Ω Panamarenko 36. Ω Isa Genzken 37. Ω Atelier van Lieshout
38.Jacques Lipchitz 39. Georg Kolbe 40. Emile Gilioli 41. Jorge Dubon 42. Kim Lim 43. Hilde Van Sumere 44. Walter Bodmer 45. Igmar Hellgren 46. Bernard Rosenthal 47. Kenneth Armitage 48. Ossip Zadkine 49. Rik Wouters 50. Lynn Chadwick 51. Louise Nevelson 52. Robert Couturier 53. Reinhoud 54. Yasuo Mizui 55. Auguste Renoir 56. Philip King 57. Jef Geys
Æ Meer informatie over de beelden in het Middelheimmuseum vindt u op www.middelheimmuseum.be http://www.collectieantwerpen.be/
58. Didier Vermeiren 59. Harald Klingelhöller 60. Bernd Lohaus 61. Joachim Bandau 62. Charles Vandenhove 63. Anthony Cragg 64. Franz West 65. Henk Visch 66. Jessica Stockholder 67. Timm Ulrichs 68. Ann Veronica Janssens 69. Luc Deleu 70. Pedro Cabrita Reis 71. Dan Graham 72. Corey McCorkle 73. John Körmeling 74. Honoré δ’O
E I N D T E R M E N & ONTWIKKELINGSDOELEN ____________________________________________________________________________________________________
A + B STROOM
Artistieke opvoeding Waarnemen: 1,2,3, 1 De leerlingen kunnen gericht kijken en hun kijkervaring toetsen aan reeds verworven kennis, vroegere ervaringen of eigen fantasie. 2 De leerlingen kunnen de functies van aangeboden beeldtaal waarnemen en vergelijken. 3 De leerlingen kunnen verschillende beeldaspecten identificeren. Verwoorden: 10 10 De leerlingen kunnen hun persoonlijke mening geven over diverse beeldende creaties uit verschillende culturen belangstelling opbrengen voor beeldende creaties, zowel traditionele als nieuwe, met inbegrip van deze buiten hun eigen culturele leefwereld. Milieueducatie 2.Levende wezens 6 De leerlingen gaan respectvol en zorgzaam om met planten en dieren. Sociale vaardigheden 1. De ontwikkeling van een voldoende ruime gamma aan relatiewijzen 2 De leerlingen kunnen respect en waardering voor anderen opbrengen: de eigenheid van medeleerlingen accepteren en waarderen. 5 De leerlingen kunnen in groepsverband meewerken en een toegewezen opdracht uitvoeren 2 De beheersing van het communicatieve handelen of het omgaan met elkaar 12 De leerlingen beheersen elementen van het communicatieve handelen: • actief luisteren en weergeven wat een andere inbrengt • toegankelijk zijn en feed-back geven over eigen gevoel • verduidelijken waarom zij voor een bepaald gedrag gekozen hebben • assertief zijn en opkomen voor de rol die zij op zich nemen in een groepsopdracht • effectbesef hebben en over hun eigen gedrag reflecteren
A STROOM
Aardrijkskunde 4. De mens en landschap 4.1. Het landelijk landschap 23 De leerlingen de open ruimte als waardevol, duurzaam, maatschappelijk bezit waarderen Geschiedenis 2. Concrete eindtermen 2.2. Vaardigheden
18 De leerlingen kunnen materiële en landschappelijke historische getuigen observeren en beschrijven aan de hand van een eenvoudig observatieprotocol. 2.3.Attitudes 25 De leerlingen leren belangstelling aan de dag leggen voor het historisch-cultureel erfgoed. Nederlands 1. Luisteren 2 De leerlingen kunnen luisteren naar de volgende tekstsoorten voor leeftijdgenoten (verwerkingsniveau: beoordelen): • uitspraken in een discussie 4 De leerlingen ontwikkelen binnen gepaste communicatiesituaties een bereidheid om: • te luisteren • een ander te laten uitspreken • een onbevooroordeelde luisterhouding aan te nemen • het beluisterde te toetsen aan eigen kennis en inzichten. 2. Spreken 5 De leerlingen kunnen de volgende tekstsoorten produceren (verwerkingsniveau: structureren): • mededelingen: de informatie die ze met betrekking tot een bepaald onderwerp, thema of opdracht hebben verzameld aan de leraar en klasgenoten aanbieden
B STROOM
Nederlands 1. Algemeen 1 De leerlingen gebruiken Nederlands als communicatiemedium. 6. Woordenschat 10 De leerlingen breiden hun actieve en passieve woordenschat uit. 8. Luisteren 14 De leerlingen kunnen beoordelend luisteren naar interactie met leeftijdgenoten zoals, een discussie, een gesprek, een oproep en een dramatisering (verwerkingsniveau: beoordelen). 9. Spreken 17 De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren: • op onderscheiden verwerkingsniveaus; • beschrijvend zoals informatie verschaffen en vragen, verslag uitbrengen en informatie uitwisselen; • beoordelend zoals kritisch reageren en passend argumenteren • in verschillende situaties zoals tegenover leerlingen, gekende volwassenen, in telefoongesprekken en in dramatische vormen. 19 De leerlingen verwerven expressievaardigheid. Ze kunnen: • zich in een herkenbare situatie inleven en zich soepel en natuurlijk uitdrukken en bewegen;
• •
door middel van mimiek en gebaren bepaalde gevoelens uitdrukken; de klas bekijken en toespreken in eigen woorden.
Relevante eindtermen 2de graad ASO + KSO
Aardrijkskunde: Attitudes 23 leerlingen brengen aandacht op voor het fascinerende van de wereld.
ASO + KSO + TSO Nederlands: 1. Luisteren (koppeling Spreken/ gesprekken voeren) 2 leerlingen kunnen op structurerend niveau luisteren naar tekstsoorten bestemd voor bekende volwassenen. Het betreft tekstsoorten zoals verslagen van feiten en evenementen; presentaties van informatie die m.b.t. opdracht werd verzameld; presentaties van persoonlijke ervaringen en interesses. 5 De leerlingen kunnen bij de planning en uitvoering van en bij reflectie op luistertaken: • hun luisterdoel bepalen • hun voorkennis inzetten 8 De leerlingen zijn binnen de gepaste communicatiesituaties bereid om: • te luisteren; • een onbevooroordeelde luisterhouding aan te nemen; • een ander te laten uitspreken • het beluisterde te toetsen aan eigen kennis en inzichten 2. Spreken/gesprekken voeren (koppeling Luisteren) 9 De leerlingen kunnen op structurerend niveau: • ten aanzien van een bekende volwassene: o de informatie presenteren die ze in het kader van een bepaalde opdracht hebben verzameld o gevoelens uitdrukken, persoonlijke ervaringen en interesses presenteren 11 De leerlingen kunnen op beoordelend niveau voor bekende leeftijdgenoten hun standpunten/meningen of hun oplossingswijzen voor problemen in een gedachtewisseling uiteenzetten en motiveren. 14 De leerlingen zijn binnen de gepaste communicatiesituaties bereid om:
• • •
te spreken; Algemeen Nederlands te spreken; een kritische houding aan te nemen tegenover hun eigen spreek- en gespreksgedrag
ASO + TSO + KSO
Milieueducatie: 8 De leerlingen voelen de waarde aan van persoonlijke natuurbeleving en het genieten van de natuur en landschappen. 10 De leerlingen zijn bereid zich in te zetten om de biodiversiteit en de waarde van een natuurgebied en van een landschap te behouden Muzisch creatieve-vorming: 1 De leerlingen exploreren muzisch-creatieve uitingen zoals muziek, toneel, literatuur, dans, schilder- en bouwkunst, design, interieurs, mode en kleding, gebruiksvoorwerpen enz. als elementen die het cultuurbeeld van een gemeenschap mee bepalen: als statussymbool, als uiting van een persoonlijk esthetische smaak of als functioneel element. 2 De leerlingen ervaren dat muzisch-creatieve uitingen een mondiaal verschijnsel zijn en voorkomen op veel verschillende plaatsen, zoals musea, galerijen, publieke plaatsen (metro,stations); openbare gebouwen, fabrieken, kantoren, religieuze plaatsen, private huizen, tuinen en parken. Opvoeden tot burgerzin: 2. Actief burgerschap en besluitvorming 14 De leerlingen spannen zich in om de belangstelling, de standpunten en de argumenten van anderen te respecteren. Sociale vaardigheden: 2. Communicatieve vlotheid verwerven 7 De leerlingen zijn bereid de inbreng van de andere gesprekspartner ernstig te nemen. 4. In groep probleemoplossend werken 13 De leerlingen zijn bereid om samen te denken, te argumenteren en te discussiëren om met anderen een situatie te verbeteren of een probleem op te lossen.
TSO
Aardrijkskunde: Attitudes 21 De leerlingen brengen begrip op voor de wijze van zingeving in eigen en andere leefmilieus en culturen. 23 De leerlingen brengen aandacht op voor het fascinerende van de wereld.
Relevante eindtermen 3de graad: ASO + KSO
Geschiedenis: 2.1 Kennis, inzicht en vaardigheden i.v.m. tijd, ruimte en socialiteit 2.1.2 Kennis, inzicht en vaardigheden i.v.m. de bestudeerde samenlevingen uit de 19de en 20ste eeuw 5 De leerlingen passen de begrippen beschaving, moderniteit en mondialisering/globalisering toe op de westerse samenleving en op een andere samenleving. Nederlands: 1. Luisteren 1 De leerlingen kunnen op structurerend niveau luisteren naar uiteenzettingen en probleemstellingen door een bekende volwassene m.b.t. een leerstofonderdeel bestemd voor bekende leeftijdgenoten en ze kunnen die schriftelijk weergeven (cf. schrijven). 2 Bij de planning, uitvoering van en bij de reflectie over de luistertaken kunnen de leerlingen: • • • • •
te luisteren een onbevooroordeelde luisterhouding aan te nemen een ander te laten uitspreken te reflecteren over hun eigen luisterhouding het beluisterde toetsen aan eigen kennis en inzichten
2. Spreken/gesprekken voeren 7 De leerlingen kunnen op structurerend niveau aan een bekende volwassene vragen stellen en antwoorden formuleren m.b.t.
leerstofonderdelen in de schoolvakken.µ 9 De leerlingen kunnen op beoordelend niveau aan een onbekend publiek: • • •
inlichtingen vragen, aanvragen doen, klachten/bezwaren formuleren (rechtstreeks of door middel van de telefoon) standpunten/meningen of oplossingen voor problemen uiteenzetten en motiveren in een gedachtewisseling, discussie, (werk)vergadering gevoelens in een gepast register uitdrukken en persoonlijke ervaringen presenteren
11 De leerlingen zijn binnen de gepaste communicatiesituaties bereid om: • • •
te spreken algemeen Nederlands te spreken een kritische houding aan te nemen tegenover hun eigen spreek- en gespreksgedrag
VAKOVERSCHRIJDENDE EINDTERMEN ASO, TSO, KSO
Gezondheidseducatie: 2. Zorgethiek 2 De leerlingen tonen respect voor zichzelf en anderen zoals personen met andere geaardheid, uit andere etnische groepen, uit andere culturen en met andere denkwijzen en overtuigingen. Milieueducatie: 1. Natuur- en milieubeleid 3 De leerlingen zijn bereid de milieureglementering toe te passen. Muzisch-creatieve vorming: 1 De leerlingen staan op voor diverse muzisch-creatieve uitingen, zoals dans, design,muziek, architectuur, … 2 De leerlingen ervaren muzisch-creatieve uitingen als een verrijkende inspiratie om te functioneren eigen leefwereld en om zich te kunnen inleven in die van anderen. 3 De leerlingen zien in dat ten gevolge van nieuwe technieken en materialen de kunsten, de techniek en de wetenschappen meer en meer integreren. Sociale vaardigheden: 2. Streven naar duidelijke communicatie De leerlingen communiceren doelgericht, bijvoorbeeld; • toetsen elkaars interpretatie en stemmen die zo nodig op elkaar af; • brengen de eigen gevoelens en gedachten tot uiting; • …
TSO
Aardrijkskunde: 3. Attitudes: 30 De leerlingen hebben aandacht voor de waarde van natuurlijke en culturele landschappen. Nederlands: 1. Luisteren: 1 De leerlingen kunnen op structurerend niveau luisteren naar uiteenzettingen, en probleemstellingen door een bekende volwassene m.b.t. een leerstofonderdeel bestemd voor bekende leeftijdgenoten en ze kunnen die schriftelijk weergeven (cf. schrijven). 3 De leerlingen kunnen verschillende strategieën aanwenden om aan onbekende woorden betekenis toe te kennen. Het gaat om het gebruiken van: • de context
• de eigen voorkennis • de principes van woordvorming (afleiding, samenstelling, kennis van vreemde talen) • het woordenboek 5 De leerlingen kunnen de geschikte luisterstrategieën toepassen naar gelang van hun luisterdoel(en), achtergrondkennis en tekstsoort (oriënterend, zoekend, globaal en intensief). 6 De leerlingen zijn bereide om: • te luisteren • een onbevoordeelde luisterhouding aan te nemen • een ander te laten uitspreken • … 2. Spreken / gesprekken voeren 7 De leerlingen kunnen op structurerend niveau aan een bekende volwassene vragen stellen en antwoorden formuleren m.b.t. leerstofonderdelen in de schoolvakken. 11 De leerlingen zijn binnen de gepaste communicatiesituatie bereid om: • te spreken • algemeen Nederlands te spreken • een kritische houding aan te nemen tegenover hun eigen spreek- en gespreksgedrag
Relevante ontwikkelingsdoelen BSO: 1. Burgerzin 1.1. De eigen leefkring 3 De leerling houdt zich aan de normale verplichtingen in diverse situaties 8 De leerling gaat op een verdraagzame manier om met verschillen in sekse, huidskleur, etniciteit, geaardheid, overtuiging en levensbeschouwing. 1.5. Actief burgerschap en besluitvorming 39 De leerling spant zich in om de belangstelling, de standpunten en argumenten van anderen te respecteren. 3 Taalvaardigheid 3.1. Waarnemen 3.1.1. Informatie achterhalen Verbale boodschappen 6 De leerling begrijpt eenvoudige omgangstaal in functionele situaties. 7 De leerling begrijpt woorden die abstracte begrippen en gevoelens uitdrukken. 3.1.3. Evaluatie van de informatie: kritisch luisteren
17 De leerling legt een verband tussen wat hij hoort en ziet. 22 De leerling verwerkt voor hem bedoelde informatie. 3.1.5. Hulpmiddelen 26 De leerling past communicatiebevorderende middelen (luisterdoel bepalen, aanwijzingen binnen de communicatiesituatie gebruiken, zich concentreren, vragen stellen bij onduidelijkheid, belangrijke informatie noteren). 3.1.7. Attitudes 29 De leerling is bereid zich te concentreren op de inhoud. 32 De leerling is bereid zijn gedrag aan te passen naar aanleiding van een boodschap of instructie. 33 De leerling leeft luisterconventies na (de spreker laten uitspreken, op een beleefde manier onderbreken, via non-verbale taal de spreker aanmoedigen, de spreker aansporen om meer uitleg te geven, de dingen zien vanuit het standpunt van de sprekers, de inhoud van de boodschappen centraal stellen, objectief en rechtvaardig zijn bij het beluisteren van de boodschap, luisteren om te begrijpen, het gezegde beoordelen na de boodschap). 3.2. Uitdrukken en spreken 3.2.1. Zich mondeling duidelijk uitdrukken 38 De leerling spreekt standaard Nederlands. 39 De leerling drukt zich bij het spreken in zinnen uit. 3.2.2. Gepaste taal- en omgangsvormen 42 De leerling gebruikt gepaste taal en omgangsvormen afhankelijk van de persoon en de situatie. 43 De leerling gebruikt gepaste beleefdheidsformules. 3.2.3. Interactie met anderen 44 De leerling beschrijft voorwerpen, personen, situaties, gebeurtenissen zodat ze begrepen en herkend kunnen worden. 48 De leerling is mondeling assertief. 3.2.4. Mondeling argumenteren 52 De leerling argumenteert. 3.2.5. Meningen en gevoelens uiten 53 De leerling neemt deel aan een dialoog, een gesprek. 54 De leerling gaat een dialoog met andere aan. 57 De leerling uit zijn meningen en argumenteert gepast. 3.2.8. Attitudes
61 De leerling is bereid constructief aan een gesprek deel te nemen. 62 De leerling is bereid respect te tonen voor de gesprekspartner. 63 De leerling durft voor de eigen mening op te komen. 64 De leerling is bereid tot overleggen en onderhandelen. 3.3. Lezen 3.3.2 De essentie achterhalen 74 De leerling interpreteert eenvoudige grafische voorstellingen, schema’s, tabellen en plattegronden. 5. Leren leren 5.2. Informatieverwerking en probleemoplossing 5.2.1. Informatieverwerving 5 De leerling exploreert actief en doelgericht en gebruikt hierbij verschillende zintuiglijke kanalen. 6 De leerling neemt systematisch en gericht waar en heeft hierbij oog voor relevante details. 7 Milieueducatie 7.1. Natuurzorg 1 De leerling voelt de waarde aan van persoonlijke natuurbeleving en het genieten van de natuur. 5 De leerling gaat respectvol en zorgzaam om met planten en dieren. 8 Sociaal-emotionele educatie 8.3. Sociale vaardigheden en competentie 8.3.1. Relatievormen 36 De leerling respecteert en waardeert de eigenheid van anderen. 40 De leerling draagt verantwoordelijkheid bij een groepstaak, werkt onder leiding en geeft zelf leiding. 8.3.2 Communicatieve vlotheid en duidelijkheid verwerven 49 De leerling luistert actief naar de boodschap van een ander en geeft feedback. 53 De leerling is bereid om de inbreng van de gesprekspartner ernstig te nemen. 8.4.3. Constructief participeren aan werking van sociale groepen 64 De leerling beschikt over volgende samenwerkingsattitudes: stiptheid, orde, nauwkeurigheid, initiatief nemen, zelfstandigheid, doorzettingsvermogen, eerlijkheid. 63 De leerling engageert zich om verantwoordelijkheid op te nemen. 9. Vrijetijdsvaardigheden
9.2. Muzische vorming 9.2.1. Algemeen 12 De leerlingen doet in verschillende contexten een grote verscheidenheid aan zintuiglijke indrukken op, die hij verwerkt en waarop hij reflecteert. 14 De leerling geeft weer wat hij voelt bij een muzische ervaring. 15 De leerling maakt kennis met een grote verscheidenheid aan muzische uitingen. 17 De leerling heeft aandacht voor het muzisch werk van anderen, waardeert het en formuleert er een kritisch oordeel over. 9.2.2. Beeld 18 De leerling ontdekt een verscheidenheid aan grondstoffen en technieken en de gebruiksmogelijkheden ervan. 9.3. Attitudes 40 De leerling staat open voor en waardeert vrijetijdsvormen en muzische uitingen van anderen en andere culturen.