Onderzoek naar MER bij het RUP “Industrie IV” Gemeente Hoeselt
Wouter Beyen M-IMPACT september 2014
[email protected]
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
1
Voorwoord De gemeente Hoeselt wenst het industrieterrein op de grens met Bilzen, langs de E313, uit te breiden over een oppervlakte van ruim 6 ha. Als voorkeurlocatie voor deze uitbreiding duidt de gemeente percelen gelegen ten noorden van het bestaande industrieterrein aan, tussen de Leeuwerikstraat, de E313 en bestaande industrieterrein en rondom het nieuwe recyclagepark. Actueel hebben deze percelen de bestemming agrarisch gebied. Het voorgenomen plan is een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, afgekort gRUP, en dat heeft als doel de bestemming van deze percelen te wijzigen naar “zone voor bedrijven en KMO”. Volgens het decreet algemene bepalingen milieubeleid is bij de opmaak van dit RUP een onderzoek naar milieueffecten of plan-MER-screening vereist. Die studie, kortweg screening genoemd, moet nagaan of een milieueffectenrapport opgesteld moet worden, namelijk wanneer er aanzienlijke milieu-effecten te verwachten zijn. Deze screening wordt ter goedkeuring voorgelegd aan verschillende adviesinstanties en na verkrijgen van de adviezen verstuurd naar de dienst MER voor goedkeuring, al dan niet met opgenomen wijzigingen. Bij goedkeuring door de dienst MER kan de gemeente verder gaan met de opmaak van het voorgenomen plan. De adviestermijn voor adviesinstanties en goedkeuringstermijn voor de dienst MER bedragen telkens 30 kalenderdagen na ontvangst.
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
2
Inhoud Voorwoord--------------------------------------------------------------------------------------------------------- 1 Inhoud -------------------------------------------------------------------------------------------------------------- 2 1
Ten geleide---------------------------------------------------------------------------------------------- 6
2
Beschrijving van het voorgenomen plan -------------------------------------------------------- 6
2.1
Situering plangebied op luchtfoto ---------------------------------------------------------------- 6
2.2
Situering plangebied op het kadastraal plan --------------------------------------------------- 7
2.3
Situering van het plangebied in het Gemeentelijk structuurplan (grs) ------------------ 7
2.4
Motivering en verantwoording van het voorgenomen plan-------------------------------- 8
2.4.1
Motivering vanuit het gemeentelijk structuurplan -------------------------------------------- 8
2.4.2
Verantwoording vanuit het ruimtelijk structuurplan Limburg------------------------------ 8
2.4.3
Verantwoording vanuit de vraag ------------------------------------------------------------------ 9
2.5
Ontsluiting van het plangebied ------------------------------------------------------------------ 11
2.5.1
Selectie wegen volgens het gemeentelijk structuurplan ----------------------------------- 11
2.6
Beschrijving huidige toestand -------------------------------------------------------------------- 12
2.6.1
Planologische beschrijving ------------------------------------------------------------------------ 12
2.6.2
Stedenbouwkundige bepalingen ---------------------------------------------------------------- 13
2.7
Fysische beschrijving van het plangebied ----------------------------------------------------- 14
2.7.1
Bodem- en waterhuishouding -------------------------------------------------------------------- 14
2.7.2
Natuurwaarden in het plangebied -------------------------------------------------------------- 14
2.7.3
Natuurwaarden in de omgeving van het plangebied --------------------------------------- 16
2.7.4
Landschappelijke waarden in het plangebied ------------------------------------------------ 17
2.7.5
Referentiesituatie mens-ruimtelijke aspecten ------------------------------------------------ 18
2.7.6
Referentiesituatie mobiliteit ---------------------------------------------------------------------- 19
3
Beschrijving geplande toestand ----------------------------------------------------------------- 22
3.1
Alternatieven ----------------------------------------------------------------------------------------- 22
4
Toets aan regelgeving milieueffectrapportage ---------------------------------------------- 25
4.1
Valt het voorgenomen plan onder het toepassingsgebied? ------------------------------ 25
4.2
Is het plan van rechtswege plan-MER plichtig? ---------------------------------------------- 25
5
Onderzoek naar MER ------------------------------------------------------------------------------- 27
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
3
5.1
Inleiding------------------------------------------------------------------------------------------------ 27
5.1.1
Screeningsplicht ------------------------------------------------------------------------------------- 27
5.1.2
Scoping mogelijke effecten van het voorgenomen plan ----------------------------------- 27
5.2
Beknopte bespreking effecten ------------------------------------------------------------------- 28
5.2.1
Bodem en de waterhuishouding ----------------------------------------------------------------- 28
5.2.2
Discipline oppervlaktewater en afvalwater --------------------------------------------------- 31
5.2.3
Discipline geluid ------------------------------------------------------------------------------------- 33
5.2.4
Discipline lucht --------------------------------------------------------------------------------------- 35
5.2.5
Effecten op natuur ---------------------------------------------------------------------------------- 36
5.2.6
Discipline landschap -------------------------------------------------------------------------------- 42
5.2.7
Discipline mens, ruimtelijke effecten ----------------------------------------------------------- 45
5.2.8
Mobiliteit ---------------------------------------------------------------------------------------------- 45
5.3
Aanreiken informatie over de watertoets ---------------------------------------------------- 49
5.4
Grensoverschrijdende effecten ------------------------------------------------------------------ 51
5.5
Alternatieven ----------------------------------------------------------------------------------------- 52
5.5.1
Effecten van het nulalternatief------------------------------------------------------------------- 52
5.5.2
Effecten van het locatie-alternatief ------------------------------------------------------------- 52
5.6
Cumulatieve effecten ------------------------------------------------------------------------------ 53
5.7
Integratie en eindsynthese ----------------------------------------------------------------------- 55
5.7.1
Beknopte beschrijving van het plan ------------------------------------------------------------- 55
5.7.2
Beknopte beschrijving effecten van het voorgenomen plan ------------------------------ 55
5.7.3
Effecten van het nulalternatief------------------------------------------------------------------- 56
5.7.4
Effecten van het alternatief ten westen van het bedrijventerrein ----------------------- 56
5.7.5
Beknopte beoordeling effecten en afweging tussen alternatieven --------------------- 56
6
Besluit -------------------------------------------------------------------------------------------------- 57
7
Referenties-------------------------------------------------------------------------------------------- 59
Lijst van Figuren FIGUUR 1: SITUERING VAN HET PLANGEBIED OP LUCHTFOTO.................................................................. 6 FIGUUR 2: SITUERING VAN HET PLANGEBIED OP HET KADASTRAAL PLAN (BRON BASISKAART: CADGIS VIEWER MINISTERIE VAN FINANCIËN) .................................................................................................... 7 FIGUUR 3: SITUERING VAN HET PLANGEBIED EN LIGGING VAN AANGRENZENDE BEDRIJFSPERCELEN ............. 10 FIGUUR 4: ONTSLUITING VAN HET PLANGEBIED ................................................................................. 12 M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
4
FIGUUR 5: SITUERING VAN HET PLANGEBIED OP GEWESTPLAN (LINKS) EN BPA INDUSTRIE III (RECHTS) ....... 12 FIGUUR 6: SITUERING VAN HET PLANGEBIED OP HET PRUP KSG BILZEN ................................................ 13 FIGUUR 7: HUIDIGE TOESTAND VAN HET PLANGEBIED (EN HET AANGRENZENDE WATERBUFFERBEKKEN) ...... 15 FIGUUR 8: DE BIOLOGISCHE WAARDERINGSKAART (VERSIE 2) VAN HET PLANGEBIED (BRON: AGIV) ............ 17 FIGUUR 9: BEREIKBAARHEIDSPROFIEL VAN HET PLANGEBIED ................................................................ 19 FIGUUR 10: SITUERING VAN HET TRAJECT VAN DE N730 WAAR AWV EEN HERAANLEG VOORZIET ............. 21 FIGUUR 11: BESTEMMINGSPLAN VAN HET VOORGENOMEN PLAN ......................................................... 22 FIGUUR 12: SITUERING PLANGEBIED EN LOCATIE-ALTERNATIEF VOOR HET GRUP „INDUSTRIE IV“ .............. 23 FIGUUR 13: SITUERING VAN HET PLANGEBIED EN NULALTERNATIEF T.O.V. 1) DE SPECIALE BESCHERMINGSZONES IN UITVOERING VAN DE VOGEL- (AFWEZIG OP KAART) EN HABITATRICHTLIJN (GROENE ZONES) (LINKS) EN 2) DE GEBIEDEN VAN HET VLAAMS ECOLOGISCH NETWERK (RECHTS) ..... 26 FIGUUR 14: SITUERING PLANGEBIED OP HET ZONERINGSPLAN WATERZUIVERINGSINFRASTRUCTUUR VAN DE VMM ................................................................................................................................ 32 FIGUUR 15: BEREKENDE GELUIDSBELASTINGSKAARTEN VAN DE E313 A) LDEN (LINKS) EN B) LNIGHT (RECHTS) ......................................................................................................................................... 33 FIGUUR 16: LUCHTKWALITEIT IN HET PLANGEBIED IN 2012 VOLGENS DE VMM (BRON GEOLOKET RUP THEMA LUCHT VAN DE VMM) ............................................................................................... 35 FIGUUR 17: SELECTIE RELEVANTE WATERTOETSKAARTEN VAN HET PLANGEBIED EN OMGEVING: LINKS VOORGENOMEN PLAN EN RECHTS NULALTERNATIEF EN OMGEVING ............................................... 50
Lijst van Tabellen TABEL 1: BESPREKING RELEVANTIE VAN DE VERSCHILLENDE MILIEUDISCIPLINES VOOR DIT ONDERZOEK NAAR MER ................................................................................................................................. 27 TABEL 2: OVERZICHT EFFECTEN OP NATUUR VAN HET VOORGENOMEN PLAN, HET LOCATIE-ALTERNATIEF EN HET NULALTERNATIEF ............................................................................................................ 38 TABEL 3: OVERZICHT EFFECTBEOORDELING PER PLANALTERNATIEF ........................................................ 56
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
6
Onderzoek naar milieueffectrapportage voor het RUP Industrie IV - Hoeselt 1
Ten geleide
De gemeente Hoeselt gaat over tot de opmaak van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (gRUP) „Industrie IV“. Het voorgenomen plan voorziet in een uitbreiding van het industriegebied tussen de E313 en de Oude Nederbaan met 6,2 ha. De ontsluiting zal gebeuren via een verlenging van de Industrielaan. Deze screeningsnota bevat achtereenvolgens volgende delen; Een beschrijving en verantwoording van het voorgenomen plan; Een beschrijving van de actuele situatie; Beschrijving van relevante alternatieven voor het voorgenomen plan; Een toets aan de regelgeving milieueffectrapportage; Een beschrijving en beoordeling van de effecten; Een samenvattend besluit.
2
Beschrijving van het voorgenomen plan
2.1 Situering plangebied op luchtfoto Het plangebied is gelegen langs de E313 tussen het bestaande industriegebied van Hoeselt ten zuiden, de Leeuwerikstraat en een waterbufferbekken ten noorden. Ten westen ligt een akker. Tussen deze nieuwe uitbreiding en het bestaande industriegebied ligt ook de nieuwe locatie voor het recyclagepark van Hoeselt. De Figuur 1 toont de ligging van het plangebied op luchtfoto.
Figuur 1: situering van het plangebied op luchtfoto
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
7
2.2 Situering plangebied op het kadastraal plan Het voorgenomen plan zal de bestemming wijzigen van volgende kadastrale percelen: Hoeselt 1ste afdeling Sectie K percelen 462a, 468a, 469a, 470a, 476a, 478a, 479a (deel), 481a, 482b (deel), 482c, 55c, 56a en 57a (Figuur 2). De oppervlakte van het plangebied bedraagt 6 ha 22a 30 ca.
Figuur 2: situering van het plangebied op het kadastraal plan (Bron basiskaart: CadGis viewer ministerie van financiën)
2.3 Situering van het plangebied in het Gemeentelijk structuurplan (grs) Het plangebied ligt in de deelruimte Bedrijventerrein. De gemeente streeft een verdere uitbouw van dit terrein na op lokaal en regionaal niveau. Dit zal de gemeente doen in overleg met de provincie Limburg. Sturend voor deze verdere ontwikkeling van het terrein zijn: Het vermijden van ongewenste vrachtroutes naar het bedrijventerrein via beperken van het aantal toegangswegen (1 via N730) voor vrachtverkeer; Het stimuleren van inbreiding en maximale inname van een bedrijfskavel (max. verhouding netto/bruto bedrijfsoppervlakte); Het zoeken naar een locatie voor zonevreemde bedrijven; Het bieden van uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven op het industrieterrein; Een zonering van het bedrijventerrein volgens aard en schaal van de bedrijven. Voorts bepaalt het GRS dat de uitbreiding geïntegreerd moet worden in het landschap via waardevolle landschapsbuffers, zowel aan de zijde van landbouw- en woongebied (Oude Nederbaan en Leeuwerikstraat) als langs de E313.
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
8
2.4 Motivering en verantwoording van het voorgenomen plan 2.4.1 Motivering vanuit het gemeentelijk structuurplan Het RUP ‘Industrie IV’ is geen rechtstreekse uitvoering van een bindende bepaling van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (gRSP), maar wel een uitvoering van de intentie opgenomen in het richtinggevende deel (art. 3.5.4.3. op p.79). Daarin bepaalt het grs om na de fase van de herlokatie van het recyclagepark aansluitend aan het bedrijventerrein (langs de Oude Nederbaan), een uitbreiding van de bestaande KMO-zone te voorzien, waarbij gebruik gemaakt zal worden van dezelfde ontsluiting als deze van het recyclagepark. Ter motivering van de locatie kunnen dezelfde argumenten aangehaald worden als vermeld in het GRS Hoeselt (onder § 3.5.4.1.; pag. 76-78), voor de locatie van het eerder ontwikkelde lokale bedrijventerrein in functie van de herlokatie van zonevreemde bedrijven (BPA INDustrie III uit 2004), met name: “ ………………….. het meest in aanmerking komt, een uitbreiding aansluitend aan het reeds bestaande bedrijventerrein, in noordelijke richting, omwille van de bijzonder goede en rechtstreekse ontsluiting op de N730 en E313. Enkel bij de ontwikkeling van deze locatie hoeven geen woonstraten doorkruist te worden. Bovendien is dit gebied door de jaren heen ontwikkeld met een mix van regionale en lokale bedrijven. Deze trend kan, ook indien het bedrijventerrein mee afgebakend zou worden in het ksg Bilzen (suggestie aan de hogere overheid), verder gezet worden. ……………….”
2.4.2 Verantwoording vanuit het ruimtelijk structuurplan Limburg Het Ruimtelijk Structuurplan Limburg stelt dat alle gemeenten van het buitengebied de mogelijkheid hebben een bijkomend lokaal bedrijventerrein te ontwikkelen voor het herlokaliseren van (zonevreemde) bedrijven die binnen de gemeente voorkomen en de mogelijkheid hebben een bijkomend lokaal bedrijventerrein voor nieuwe bedrijven te ontwikkelen. De provincie beoordeelt de intentie van gemeenten tot het realiseren van een bijkomend lokaal bedrijventerrein op basis van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan of in een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Daarbij hanteert zij volgende principes. Het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bevat een behoeftestudie voor nieuwe bedrijvigheid en voor de herlokalisatie van zonevreemde bedrijven. Deze behoeften moeten worden getoetst aan het bestaand gemeentelijk aanbod. Het bijkomend lokaal bedrijventerrein sluit in principe aan bij de stedelijke kern of bij het hoofddorp. Indien geen ruimtelijk verantwoorde locaties bij het hoofddorp worden gevonden, is de locatie aansluitend bij een woonkern een alternatief. In dat geval sluit het lokaal bedrijventerrein zo mogelijk aan bij een bestaand bedrijventerrein of bij een bestaande grote harde ontsluitingsinfrastructuur, in de mate dat dit verzoenbaar is met de zorg voor het behoud van de open ruimte. Er is een goede ontsluiting, bij voorkeur ook ten aanzien van het openbaar vervoer. Gemeenten kunnen vijf ha of meer ontwikkelen. Vijf hectare is echter de richtinggevende omvang. De kavelgrootte op het bedrijventerrein is afgestemd op lokale bedrijven. Regionale bedrijven komen niet in aanmerking.
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
9
Het terrein wordt landschappelijk goed ingepast en duurzaam ontwikkeld. Om ruimtelijke spreiding tegen te gaan, wordt intergemeentelijke samenwerking gestimuleerd om meerdere lokale bedrijventerreinen samen te voegen op één locatie die voldoet aan de bovenstaande principes. “
Het voorgenomen plan voldoet aan deze criteria: De behoeftestudie is uitgevoerd in het najaar van 2013, voorjaar 2014; Het terrein sluit aan bij het hoofddorp, bij een bestaand bedrijventerrein en bij een bestaande harde ontsluitingsinfrastructuur (E313); Het terrein is goed ontsloten over de weg; De grootte van de uitbreiding is circa 25% hoger da 5 ha; De kavelgrootte is afgestemd op lokale bedrijven die al aanwezig zijn in Hoeselt; Het voorgenomen plan voorziet een bufferzone zodat het lanschappelijk ingepast kan worden; Het behoort deels tot het KSG Bilzen en het bedrijventerrein is gekend als dat van BilzenHoeselt, ook al ligt het volledig op grondgebied Hoeselt.
2.4.3 Verantwoording vanuit de vraag Volgens gegevens van de POM is de actuele oppervlakte van het Industriegebied BilzenHoeselt volledig ingenomen door bedrijven. Er is geen restcapaciteit meer. Een aantal bedrijven die grenzen aan het plangebied (Figuur 3) zouden willen uitbreiden en zouden dat met dit plan kunnen doen over ca. 25% van hun huidige oppervlakte (bruto): Menten Truck en Carservice: 25% van 1ha 76a 31ca = 44a 08ca Pauli beton: 25% van 5ha 02a 41ca = 1ha 25a 60ca Volumex: 25% van 60a 40ca = 15a 10ca
De gezamenlijke behoefte van deze reeds aanwezige bedrijven bedraagt 1ha 84a 18ca. In het kader van de opmaak van enerzijds het RUP ‘Handel’ en anderzijds het RUP ‘Industrie IV’ werd einde 2013 een enquête verstuurd naar alle Hoeseltse handelaars en bedrijfsleiders. Vijftien ingevulde enquêteformulieren kwamen toe bij de gemeente. Volgende bedrijven komen in aanmerking voor vestiging op het RUP Industrie IV. Hun behoefte op korte en op lange termijn bedragen: Thermo-Quality bvba: verwarming, sanitair, klimatisatie, warmtepompen, ventilatie – huurt momenteel een magazijn Industrielaan 43: 600m² binnenruimte. Dam Racing: verkoop en reparatie motorfietsen – huurt momenteel Industrielaan 35F. Behoefte aan 700m² op middellange en 700m² op lange termijn voor reparatie en opslag + 600m² eraan gekoppelde toonzaal. Brouns Tuinmachines bvba: Bergstraat 50 – verkoop, herstellen tuinmachines, verkoop ijzerwaren en gereedschappen. Vraag naar 2000m² op korte termijn in functie van verkoop en herstellingen, opslag nieuwe machines en opslag machines van klanten.
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
10
Figuur 3: situering van het plangebied en ligging van aangrenzende bedrijfspercelen
De gezamenlijke netto behoefte van lokale bedrijven op korte termijn bedraagt 39a en op lange termijn 46a. Dit komt bij een bebouwingsgraad van 33% overeen met een gezamenlijke bruto oppervlaktebehoefte van 1ha 17a op korte en 1ha 38a op lange termijn. Samen met geplande uitbreidingen van bedrijven die al aanwezig zijn, resulteert dit in een bruto behoefte van ruim 3 ha KMO zone. Omdat de uitbreiding reikt tot aan de Leeuwerikstraat, waar enkele woningen liggen, is een buffer noodzakelijk. Deze interne buffer, zoals ingetekend op het ontwerp van het voorgenomen plan heeft een oppervlakte van 88a 25ca. Er rest dan nog een oppervlakte van 6ha 22a 30ca – 1ha 84a 18ca – 1ha 17a – 88a 25ca = 2ha 32a 87ca, waarvan een deel ingenomen zal worden door openbare ruimte (ontsluitingsweg, waterbuffer). Het voorgenomen plan dekt dus de korte termijn behoefte van lokale bedrijven uit Hoeselt. Bijkomend voorziet het in een voldoende reserve zodat op korte termijn geen nieuwe planinitiatieven meer vereist zullen zijn. Voor deze reserve is er interesse van de Firma Vandenbosch bvba, gelegen aan de Bilzersteenweg 6 in Hoeselt. Dat is een producent van haarden, kachels, sierschouwen en natuursteen. Dit bedrijf heeft nood aan ruimte voor productie en stockage. De keuze van een gebied grenzend aan bestaand industriegebied is te verantwoorden om volgende redenen: vanuit ruimtelijk standpunt is het beter een bestaand terrein uit te breiden dan een nieuw aan te leggen; de goede ligging van het industrieterrein t.o.v. het hoofdwegennet; ruimtelijke situering langs de snelweg zodat de nieuwe ruimtelijke barrièrewerking gering is; aanwezige verstoring van de snelweg waardoor het geen potenties heeft voor uitbreiding van de functies wonen of natuur. Het enige alternatieve gebruik is landbouw, het actuele gebruik (of eventueel bos); de aanspraak die het terrein kan maken om toch beschouwd te worden als regionaal bedrijventerrein. De gemeente is weliswaar geen economisch knooppunt, maar er
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
11
bestaat een direct ruimtelijk verband met het economisch knooppunt Bilzen. De gemeente Hoeselt gaat ervan uit dat de afbakening van de regionale bedrijventerreinen niet moet gebeuren op basis van gemeentegrenzen maar wel op basis van ruimtelijke, gemeentegrensoverschrijdende criteria.
2.5 Ontsluiting van het plangebied Het plangebied zal ontsluiten via het bestaande industriegebied. De Industrielaan eindigt actueel in een pijpenkop op ca. 50 m van de grens van het plangebied. Deze weg zal vanaf de pijpenkop in eerste instantie verlengd worden voor de toekomstige ontsluiting van het nieuwe recyclagepark van Hoeselt (Figuur 4). Het gemeentelijke RUP Recyclagepark dat dit mogelijk maakt is voorlopig vastgesteld door de gemeente Hoeselt. Door een verdere verlenging van de ontsluitingsweg naar het toekomstige recyclagepark kan het plangebied “Industrie IV” ontsloten worden. Ze zal op haar beurt eindigen in een pijpenkop of keerlus zodat voertuigen gemakkelijk kunnen keren in het plangebied. Doordat de ontsluitingsweg doodlopend zal zijn, zal ze geen doorgaand verkeer aantrekken maar enkel bestemmingsverkeer van het plangebied.
2.5.1
Selectie wegen volgens het gemeentelijk structuurplan
Het GRS duidde als lokale weg type 2, dit zijn gebiedsontsluitingswegen met als functies: 1) verzamelen en ontsluiten op lokaal en interlokaal niveau; en 2) deelkernen met elkaar verbinden o.a. volgende wegen aan:
Industrielaan, Netelstraat, Heibrikstraat
De Leeuwerikstraat die in het noorden aan het plangebied grenst, is volgens het structuurplan een lokale weg type 3. Een lokale weg type 3 heeft als functie “erfontsluiting”. De ontsluiting van een KMO-zone valt daar niet onder. Gelet op deze wegenselectie moet het plangebied ontsluiten via de Industrielaan. De volgende paragraaf gaat daar verder op in.
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
12
Figuur 4: ontsluiting van het plangebied
2.6 Beschrijving huidige toestand 2.6.1
Planologische beschrijving
De bestemming van het plangebied wordt geregeld door het gewestplan Sint-Truiden – Tongeren en het BPA Industrie III van Hoeselt. Volgens het gewestplan ligt het plangebied deels in agrarisch gebied, deels in gebied voor lokale bedrijvigheid en KMO en deels in bufferzone. het BPA Industrie III zorgde voor een herschikking van het industriegebied en agrarisch gebied. Daarbij kreeg een deel van het plangebied de bestemming agrarisch gebied. Dit wordt geïllustreerd in Figuur 5. Voorts zijn volgende Ruimtelijke uitvoeringsplannen relevant voor de planologische beschrijving: afbakening van het kleinstedelijk gebied Bilzen; herbevestiging agrarisch gebied voor de regio Haspengouw.
Figuur 5: situering van het plangebied op gewestplan (links) en BPA Industrie III (rechts)
2.6.1.1 Situering ten opzichte van het klein stedelijk gebied Bilzen. De provincie Limburg bakende het klein stedelijk gebied (KSG) Bilzen in 2009 af in een Provinciaal RUP. De toelichtingsnota bij dit pRUP geeft aan dat bedrijvigheid in het KSG
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
13
geconcentreerd moet zijn op goed ontsloten plaatsen. Het bestaande industrieterrein van Hoeselt kan beschouwd worden als een goed ontsloten locatie. De centraal gelegen Industrielaan ontsluit naar de N730 op korte afstand van de oprit en afrit “Bilzen-Hoeselt” van de E313. Bijkomende industriegebieden waren volgens het pRUP niet vereist. Het industrieterrein van Hoeselt zoals ingekleurd op het gewestplan en het BPA III valt volledig binnen de afbakeningslijn van het KSG Bilzen. Van het voorgenomen plan, het gemeentelijk RUP industrie IV, ligt maar een zeer beperkte oppervlakte binnen de afbakening van het KSG Bilzen, nl. een centraal gelegen deel (Figuur 6).
Figuur 6: situering van het plangebied op het pRUP KSG Bilzen
2.6.1.2 Herbevestiging van het agrarisch gebied Het agrarisch gebied tussen de Leeuwerikstraat en de bestaande industriezone werd niet herbevestigd als agrarisch gebied voor de regio Vochtig-Haspengouw. Het voorgenomen plan is dus niet strijdig met dit gewestelijke RUP. Een gemeentelijk RUP kan de gewenste bestemmingswijziging doorvoeren.
2.6.2
Stedenbouwkundige bepalingen
2.6.2.1 Locatie voorgenomen plan: Industriepark Hoeselt fase 3 De algemene stedenbouwkundige voorschriften van het BPA Industrie III, deze voorzag in de laatste uitbreiding van het Industriegebied Hoeselt, bepalen o.a. dat: verhardingen zo veel mogelijk in waterdoorlatend materiaal worden aangelegd; perceelgrenzen worden voorzien van draad, hekwerk of streekeigen beplanting; in het westen, grenzend aan het agrarisch gebied, een groenbuffer wordt aangelegd; de gewestelijke en gemeentelijke regelgeving inzake hemelwatergebruik, infiltratievoorzieningen en waterbuffers worden nageleefd.
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
14
2.7 Fysische beschrijving van het plangebied 2.7.1 Bodem- en waterhuishouding Het plangebied is vlak in het westen tot licht afhellend naar het oosten, braakliggend of in landbouwgebruik en kent een matig droge tot matig natte leembodem met textuurhorizont – bodemtypes Aca0 en Ada0. Een leembodem heeft een matige infiltratiecapaciteit. Ten noorden van het plangebied ligt een waterbufferbekken voor tijdelijke opslag van hemelwater (foto 2). Dit bekken ligt in bestemmingstype landbouw. In het plangebied zelf ligt een kleiner waterbufferbekken gemaakt in folie. Dit zal verdwijnen bij de ontwikkeling van het toekomstige industriegebied.
Foto 1: zicht op het noordoostelijke deel van het plangebied
Foto 2: het waterspaarbekken ten noordwesten
2.7.2 Natuurwaarden in het plangebied Het plangebied omvat een maïsakker, grasakkers en een populierenaanplant langs de Leeuwerikstraat en de E313 en braakliggende en/of verlaten landbouwpercelen in de rest van het plangebied (Figuur 7). Een deel van deze verlaten landbouwpercelen zijn beplant met sierconiferen waartussen boswilgen zijn opgeschoten. Hierin ligt ook een klein waterbekken (gemaakt met folie) waarin moerasplanten (lisdodde) groeien. Het waterpeil in dit bekken is in december 2013 laag (foto 4). Enkel onderaan is water aanwezig. De overige verlaten percelen zijn braakliggende akkers waarop algemene akkerkruiden groeien.
Foto 3: coniferenaanplant met opslag boswilg
M-IMPACT
Foto 4: klein kunstmatig waterbufferbekken
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
Foto 5: braakliggende akker
15
Foto 6: populierenaanplant met ruige ondergroei
Figuur 7: huidige toestand van het plangebied (en het aangrenzende waterbufferbekken)
De natuurwaarde van de percelen in landbouwgebruik is laag. Dit komt overeen met de biologische waarderingskaart (versie 2) (Figuur 8). De natuurwaarde van de verlaten landbouwpercelen is eveneens laag voor wat betreft vegetaties. De populierenaanplant (a) is te beschouwen als biologisch waardevol. Voor soorten is de biologische waarde van het plangebied hoger. De aanplanten (d op Figuur 8) zijn leefgebied voor dieren van struwelen. Voor dieren van landbouwgebied is het gebied waardevol omdat ze er rust (niet bewerkte akkers - c) en een schuilplaats (coniferen aanplanten - d) kunnen vinden – bv. de haas, geelgors. De kievit is mogelijk broedvogel op de akkerpercelen. Twee soortengroepen verdienen een meer uitgebreide bespreking, namelijk de amfibieën en de vleermuizen. Beide genieten via het soortenbesluit een hoge beschermingsgraad. Amfibieën Amfibieën kunnen mogelijk aanwezig zijn in de kleine folievijver. Dit kon tijdens het terreinbezoek in december 2013 niet worden vastgesteld. De kans op aanwezigheid van
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
16
deze dieren in dit kleine bekken is laag vanwege beperkte waterdiepte en beginnende verlanding door bladval en aanwezigheid van lisdodde. Of amfibieën aanwezig zijn in het grote bufferbekken kon evenmin worden bepaald. Op meer dan 2,5 km westwaarts is een populatie kamsalamander aanwezig. Er is een zeer kleine kans dat dieren vanuit deze populatie het waterbufferbekken ten noorden van het plangebied of het kleine bufferbekken in het plangebied bereikt hebben. De connectiviteit in het landschap is matig tot slecht en tussen de populatie en het plangebied liggen woonzones en wegen. Bij vergelijking met de LSVI tabellen (Adriaens e.a., 2008) wordt vastgesteld dat de hoeveelheid waterplanten in beide bekkens niet gunstig is voor de kamsalamander. In het kleine bufferbekken is de waterdiepte ondermaats omwille van scheuren in de folie ontstaan door boomwortels. Voor bruine kikker kan dit kleine bekken mogelijk wel nog geschikt zijn. Vleermuizen De waarde voor vleermuizen is beperkt om volgende redenen: nabijheid van de E313 met belangrijke verstorende invloed van geluid welke zich manifesteert in het volledige plangebied (zie verder) en verlichting welke continu brandt, ook tijdens de nacht, wegens nabijheid van een op- en afrit; De lage connectiviteit tussen plangebied en omgeving. Alleen algemene vleermuissoorten uit de groep van kleinschalige landschappen die tolerant zijn voor verlichting en waarvoor een matige connectiviteit volstaat, dit zijn de gewone dwergvleermuis en de laatvlieger, kunnen in het plangebied aanwezig zijn. Ze vinden er geschikte jachtgebieden in de populieren aanplant, de aanplanten met sierconiferen en de haag rondom het grote waterbufferbekken. Maar ze vinden er geen geschikte dagverblijven noch overwinteringsplaatsen. Gebouwen en dikke bomen ontbreken in het plangebied. Populieren hebben weliswaar grote afmetingen maar ontwikkelen op de korte groeitijd (30 jaar) ook geen geschikte holtes voor vleermuizen. Het waterbufferbekken lijkt een geschikt jachtgebied voor watervleermuis maar vanwege slechte landschappelijke connectiviteit is het weinig waarschijnlijk dat die soort aanwezig is. Indien ze er voorkomt, zal ze vanuit het noorden richting het plangebied vliegen en het dus niet moeten kruisen. Ten zuiden vindt de soort geen geschikte dagverblijven (holten in dikke bomen) want daar ligt het bestaande industrieterrein. Vleermuizen van bossen vinden in het plangebied geen geschikt leefgebied of verblijfplaats. Ook de bechsteinsvleermuis, waargenomen in een bos in Bilzen op 1,4 km ten zuiden van het plangebied, zal er niet voorkomen.
2.7.3 Natuurwaarden in de omgeving van het plangebied Verspreid in de onmiddellijke omgeving van het plangebied liggen nog enkele kleine landschapselementen die biologisch waardevol zijn: grazige bermen – o.a. langs de veldweg ten westen van het plangebied; meidoornhagen rond het waterbufferbekken (e). De biologische waarderingskaart toont nog meer biologische waardevolle eenheden. Ze is echter niet meer actueel. Een deel van de als waardevol ingekleurde eenheden, gelegen
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
17
binnen de ellips op Figuur 8, zijn intussen verdwenen bij de laatste uitbreiding van de industriezone naar het westen in uitvoering van het BPA “Industrie III”.
Figuur 8: de biologische waarderingskaart (versie 2) van het plangebied (bron: Agiv)
2.7.4
Landschappelijke waarden in het plangebied
Algemeen Het plangebied kent open en gesloten landschapselementen De open elementen zijn de al dan niet verlaten akkers en grasakkers die vooral in het noorden, westen en oosten van het plangebied aanwezig zijn de gesloten landschapselementen zijn aanplanten van populier en sierconiferen en liggen vooral in het zuiden van het plangebied. Ze sluiten aan bij het gesloten landschap van de bestaande industriezone. In combinatie met de omgeving met bomenrijen en woningen langs de Leeuwerikstraat kan het landschap van het volledige plangebied als halfopen beschouwd worden. Vanaf de Leeuwerikstraat kan men dit landschap goed aanschouwen. De foto toont dat het reliëf lichtjes afhelt richting het oosten, dit is in de richting van de snelweg E313. Het aanpalende perceel ten oosten met het waterbufferbekken geeft het geheel door de omgevende bedijking een iets meer gesloten karakter. Het landschap ten noorden van het plangebied is eveneens halfopen met akkers, weilanden, een boomgaard met laagstamfruit, bomenrijen langs de Oude Nederbaan en verspreid gelegen woonhuizen.
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
18
Erfgoedwaarde landschap Het perceel ligt niet in een relictzone noch in een ankerplaats. De waarde ervan voor het bouwkundig erfgoed is nihil. In de bufferzone van het plangebied langs de Leeuwerikstraat, ter hoogte van de S-bocht bij het waterbufferbekken, staat een replica van het brandbriefkruis. Dat was een houten kruis met vleugels met daarop een modern houten crucifix. Het brandbriefkruis was oorspronkelijk gevestigd aan een linde. De replica is bevestigd aan een houten paal naast een jonge linde. Het kruisbeeld dankt zijn naam aan de bokkenrijders die brandbrieven verspreidden en daarop deze locatie aanduidden voor het deponeren van losgelden. Het brandbriefkruis is opgenomen in de inventaris van het onroerend erfgoed van Limburg. De archeologische waarde van het gebied is niet echt gekend. Er zijn geen opgravingen uitgevoerd in de onmiddellijke omgeving. Omdat in Haspengouw overal archeologische vondsten gebeuren, is er een kans dat er archeologische waarden aanwezig zijn. Deze kans op aanwezigheid van archeologische sporen is het grootste op de licht hellende percelen in het oosten, tussen waterbufferbekken en snelweg.
2.7.5
Referentiesituatie mens-ruimtelijke aspecten
Werken Het plangebied is deels in landbouwgebruik, deels niet in gebruik. De percelen in landbouwgebruik liggen langs de Leeuwerikstraat en E313. De matig droge tot matig natte leembodems zijn zeer waardevol voor de landbouw: zowel voor akkers, fruit als weiland. In 2014 hebben 2 landbouwers er gronden liggen. De onbewerkte percelen liggen aan de zijde van het bestaande industriegebied. Ze zijn grotendeels beplant met sierconiferen, een kleiner deel zijn braakliggende akkers. Langs de Leeuwerikstraat is een waterbufferbekken aangelegd in landbouwgebied. Dat bekken verzamelt en buffert overtollig hemelwater dat afstroomt vanuit de velden ten noorden en voorkomt zo wateroverlast in het industriegebied en in de afwatering van de snelweg.
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
19
Veiligheid In het plangebied noch omgeving (straal 2 km) ligt geen Sevesobedrijf. Een dergelijk bedrijf kan zich niet vestigen in een regionaal bedrijventerrein. Daaruit volgt dat een veiligheidsonderzoek niet vereist is.
2.7.6
Referentiesituatie mobiliteit
2.7.6.1
Bereikbaarheidsprofiel (Figuur 9)
In en nabij het plangebied liggen drie wegen: 1) De Industrielaan die het plangebied zal ontsluiten (zie § 2.5); 2) De Leeuwerikstraat die in het noorden aan het plangebied grenst; 3) De Tackebosstraat op de grens van de waterbuffer en het bestaande industriegebied. De bereikbaarheid voor de verschillende modi wordt volgens het STOP principe beschreven.
Figuur 9: bereikbaarheidsprofiel van het plangebied
Bereikbaarheid voetganger Het plangebied is moeilijk bereikbaar voor voetgangers. Voetpaden ontbreken langs de Leeuwerikstraat en de noordelijke tak van de Industrielaan. De Tackebosstraat is onverhard. De meest nabije halte van De lijn ligt op de splitsing van de industrielaan in twee (drie) takken. Dit is langs de Industrielaan op circa 750 m van de westelijke helft van het plangebied. De oostelijke helft van het plangebied zou eventueel via een doorsteek door een industriekavel voor voetgangers bereikbaar kunnen zijn. Zonder een dergelijke doorsteek moeten ze een grote omweg maken. Bereikbaarheid fietsers Voor fietsers is het plangebied goed bereikbaar: vanuit zuiden langs de Industrielaan; vanuit het noorden via de (nu nog) onverharde Tackebosstraat. Actueel kent deze weg een zeer beperkt gebruik door fietsers. Of dit werknemers van het industrieterrein
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
20
betreft kon niet met zekerheid worden vastgesteld. Via een doorsteek over een industriekavel is er een verbinding met de oostelijke tak van de Industrielaan. Fietspaden ontbreken langs de wegen in en rondom het plangebied en voor de ontsluiting ervan. Openbaar vervoer Op de industrielaan liggen telkens twee haltes, een voor elke richting, van lijnen 706 en 707. Dit zijn twee lijnen van de Belbus Bilzen-Hoeselt. Een belbus rijdt alleen op verzoek van de reiziger. Deze moet vooraf reserveren via de belbuscentrale op het nummer 011 850 300. Privaat gemotoriseerd vervoer De Leeuwerikstraat is een lokale weg type 3 en daardoor niet geschikt als ontsluitingsweg voor het plangebied. Op deze weg is plaatselijk verkeer van bewoners, doorgaand verkeer naar het gehucht Merem aan de overzijde van de snelweg in Bilzen en fietsverkeer aanwezig. De Tackebosstraat is een onverharde weg die centraal door het plangebied loopt en op de actuele begrenzing van het industrieterrein afbuigt naar het westen en vervolgens zuiden, daarbij de rand van het bestaande industrieterrein volgend; op de grens van kadastrale percelen 57a, 56a en 55c. Deze weg wordt niet alleen gebruikt door landbouwverkeer maar ook door zachte weggebruikers (fietsers, voetgangers) waaronder mogelijk ook werknemers van het industrieterrein die ten noorden ervan wonen. De Industrielaan sluit op twee locaties aan op het omliggende wegennet: een westelijke tak sluit aan op de Oude Nederbaan een zuidelijke tak sluit aan op de Bilzersteenweg (N730). Momenteel loopt de Industrielaan dood in een pijpenkop in het noorden van de huidige industriezone (zie Figuur 4 op p.12). De Industrielaan wordt gebruikt voor werknemers, bezoekers en leveranciers van de bestaande bedrijven. Langs deze weg zijn momenteel een 50-tal bedrijven aanwezig. De capaciteit van deze weg wordt geraamd op 1.200 pae. De bestaande intensiteit wordt berekend met de rekentool Verkeersgeneratie van de CROW. Voor de berekening doen we volgende aannames: de bebouwingsgraad bedraagt max; 1/3; de bedrijven die zich er zullen vestigen zijn arbeidsextensief en bezoekersextensief. De rekentool berekent dan een verkeersgeneratie van 6.296 motorvoertuigen per etmaal op een maatgevende openingsdag en voor beide richtingen. Over een werkdag van 8u betekent dit gemiddeld 787 motorvoertuigen per uur. Spitsuur intensiteiten kunnen het dubbele bedragen, nl. 1.574 motorvoertuigen. De capaciteit van de Industrielaan bedraagt 1.200 pae per uur en per richting. Een intensiteit van 1.574 pae voor twee richtingen betekent dan een bezettingsgraad van ca. 65,6% in de spits. Omdat de Industrielaan op twee locaties op het wegennet aansluit, is de capaciteit van de weg zelfs nog wat hoger. Er is dus geen overbelasting van de Industrielaan.
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
21
Spitsuurintensiteiten zijn gemeten in het kader van de heraanleg van kruispunten op de N730 vanaf de Gansterenstraat in Hoeselt tot de GB in Bilzen. Volgens tellingen bedroeg de verkeersintensiteit vanuit de Industrielaan naar het kruispunt 163 pae in de ochtendspits en 266 in de avondspits. De berekende intensiteiten van de rekentool van 787 pae per uur is beduidend hoger dan de telling. Bij aanname dat het uitgaand verkeer van de Industrielaan gelijk is aan het inkomende, is de actuele intensiteit in de avondspits 512 pae per uur. Aan het kruispunt van de Industrielaan met de Bilzersteenweg (N730) is actueel wel sprake van overbelasting. Hier staat in de avondspits een wachtrij voor de voertuigen die linksaf willen draaien. In de ochtendspits is deze 5 à 10 voertuigen lang volgens TV3V, in de avondspits 15 - 20 voertuigen lang. AWV werkt aan een nieuwe verkeerssituatie op de N730 tussen de Gangsterenstraat ten westen en het Kleinveld in Bilzen in het oosten (nabij de oprit van de E313 richting Antwerpen) (Figuur 10). Deze herinrichting is vooral nodig voor een vlottere doorstroming van het verkeer van en naar de E313 tijdens de ochtend- en avondspits. De heraanleg voorziet in verkeerslichten op het kruispunt Industrielaan en Bilzersteenweg met variabele lichtenregeling. Deze lichten zullen resulteren in langere rijtijden voor het doorgaand verkeer op de N730 (dat in huidige situatie niet moet stoppen) maar in kortere wachtrijen op de Industrielaan.
Figuur 10: situering van het traject van de N730 waar AWV een heraanleg voorziet
2.7.6.2 Afstand tot de snelweg Langs de E313 dient een strook van 30 m bouwvrij te blijven. Een deel van het plangebied is gelegen in deze strook. Het RUP tekent deze zone daarom in als buffer (figuur 11).
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
3
22
Beschrijving geplande toestand
Deze screeningsnota zal op planniveau de milieu-effecten beschrijven die gepaard gaan met de herbestemming van 6,30 ha landbouwgebied tussen de Leeuwerikstraat en de bestaande industriezone in Hoeselt naar „zone voor (lokale) bedrijvigheid en KMO“ en met bufferzones aan de randen (Figuur 11). Het plangebied zal ontsluiten via een verlenging van de Industrielaan die ook de rest van het industriegebied Bilzen-Hoeselt ontsluit. Na goedkeuring van het voorgenomen plan kan gestart worden met de aanleg van wegenis en nutsvoorzieningen. Op termijn kunnen lokale bedrijven van Hoeselt met uitbreidingsplannen naar deze bijkomende zone voor bedrijvigheid en KMO verhuizen.
Figuur 11: Bestemmingsplan van het voorgenomen plan
3.1 Alternatieven Het voorgenomen plan betreft de uitbreiding van een bestaand industriegebied dat slechts in twee richtingen kan uitbreiden omdat in de andere richting harde grenzen aanwezig zijn: ten oosten is dat de snelweg A13 (E313) ten zuiden is dat de Bilzersteenweg waarlangs bestaande woningen en handelszaken liggen Het voorgenomen plan betreft dus een verdere uitbreiding naar het noorden, tot de eerst volgende straat Leeuwerikstraat. Aan de zijde van deze straat voorziet het plan een interne bufferzone van 10 m breedte. Het enige relevante mogelijke locatiealternatief is een uitbreiding naar het westen, richting de Oude Nederbaan (Figuur 12). Braakliggende industrieterreinen in andere gemeentes worden niet beschouwd als een locatiealternatief. Voor de aanwezige bedrijven op het industrieterrein Bilzen-Hoeselt die ter plaatse willen uitbreiden en waaruit het voorgenomen plan wordt verantwoord is dat geen volwaardig alternatief.
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
23
Naast dit locatie-alternatief is ook het nulalternatief relevant. Het nulalternatief betekent het behoud van de actuele, agrarische bestemming voor het plangebied. Het industriegebied zal dan niet uitbreiden.
Figuur 12: situering plangebied en locatie-alternatief voor het gRUP „Industrie IV“
Naast locatie-alternatieven zijn er nog andere alternatieven mogelijk zoals uitvoeringsalternatieven en ontsluitingsalternatieven. Deze zijn voor deze screening echter niet relevant: Uitvoeringsalternatieven situeren zich meer op projectniveau. Voorbeelden zijn de kavelindeling, de interne wegenis, ligging nutsleidingen. Verschillen in een dergelijke invulling van het plangebied kunnen niet op planniveau bekeken worden. Het enige ontsluitingsalternatief is een ontsluiting via de Leeuwerikstraat. Maar deze weg is onvoldoende breed om auto’s, laat staan vrachtwagens, te laten kruisen. Auto’s kunnen elkaar alleen kruisen door de berm te gebruiken. Voor twee vrachtwagens zou ook dat nog te smal zijn. Daarom kan worden geoordeeld dat deze weg actueel niet is uitgerust voor de verkeersdrukte van en naar een KMO-zone. In een pre-advies geeft de afdeling Wegen en Verkeer daarom aan dat de ontsluiting van gemotoriseerd verkeer via de Industrielaan moet gebeuren.
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
4
25
Toets aan regelgeving milieueffectrapportage
4.1 Valt het voorgenomen plan onder het toepassingsgebied? De regelgeving milieueffectrapportage (en veiligheidsrapportage) wordt geregeld in Titel IV van het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid, afgekort DABM, van 5 april 1995 en latere wijzigingen. Artikels 4.2.1 en 4.2.2 beschrijven het toepassingsgebied voor milieueffectrapportage over plannen en programma’s. Volgens artikel 4.2.1 valt ieder plan of programma dat het kader vormt voor de toekenning van een vergunning voor een project onder het toepassingsgebied. Voor drie soorten plannen of programma’s opgesomd in artikel 4.2.2 wordt een uitzondering gemaakt: 1° een plan of programma dat uitsluitend bestemd is voor nationale defensie – (nvt) 2° een financieel of begrotingsplan en –programma – (nvt) 3° plan of programma dat wordt medegefinancierd in het kader van de EG verordening inzake structuurfondsen (verordening 1260/1999) en de EG-verordening inzake plattelandsontwikkeling (Verordening 1257/1999) – (nvt) Het RUP “Industrie IV” Hoeselt is een plan dat de bestemming van percelen met een gezamenlijke oppervlakte van 6,22 ha wijzigt van landbouwgebied naar een zone voor bedrijvigheid en KMO. Voor de latere verkaveling en bebouwing zijn stedenbouwkundige vergunningen nodig. Afhankelijk van het type bedrijven dat zich vestigt kunnen ook milieuvergunningen (klasse 3 of 2) nodig zijn. Het voorgenomen plan valt niet onder één van de drie uitzonderingscategorieën en valt daardoor onder het toepassingsgebied.
4.2 Is het plan van rechtswege plan-MER plichtig? Volgens de regelgeving is een plan of programma van rechtswege plan-MER plichtig indien het beantwoord aan volgende criteria: 1° Het vormt een kader voor de toekenning van een vergunning voor een project uit bijlage I of II van het project-MER besluit (besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004) of voor een project van bijlage III van dat besluit (wijziging DABM van 1 maart 2013) en/of 2° Voor het plan is de opmaak van een passende beoordeling vereist en 3° Het betreft GEEN kleine wijziging noch heeft het betrekking op een klein gebied op lokaal niveau en 4° Het plan heeft betrekking op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, (openbaar) vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme, ruimtelijke ordening of grondgebruik.
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
26
Het voorgenomen plan ‘RUP Recyclagepark’ beantwoordt aan het eerste en het vierde van deze criteria maar niet aan de overige twee: 1° Het vormt geen kader voor de toekenning van een vergunning voor projecten die voldoen aan de criteria van bijlagen I of II van het mer-besluit van 10 december 2004; het vormt wel een kader voor de toekenning van een vergunning voor een project dat valt onder bijlage III van het mer-besluit (wijziging 1 maart 2013 – bs 29.04.2013): rubriek 10a - industrieterreinontwikkeling 2° Een passende beoordeling is niet vereist, het plan of programma kan geen aanzienlijk effect genereren op een speciale beschermingszone (vogelrichtlijngebied SBZ-V of habitatrichtlijngebied SBZ-H) omwille van a. de aard: het betreft de omvormging van 6,22 ha landbouwgebied, grenzend aan een bedrijvenzone, in een zone voor KMO b. de afstand: het meest nabije SBZ-H, “Jekervallei en bovenloop Demervallei” ligt op 1.500 m ten oosten van het plangebied en het meest nabije SBZ-V ligt op een nog veel ruimere afstand; 3° Het voorgenomen plan zal WEL het gebruik bepalen van een klein gebied op lokaal niveau: het is van toepassing op een oppervlakte van 6,22 ha grenzend aan een lokaal industrieterrein van ca. 38 ha groot (inclusief uitbreiding met recyclagepark, vóór deze uitbreiding) 4° het RUP heeft betrekking op de ruimtelijke ordening Conclusie: het voorgenomen plan is niet van rechtswege plan-MER plichtig omdat het als een klein gebied op lokaal niveau beschouwd kan worden en omdat een passende beoordeling niet vereist is
Figuur 13: situering van het plangebied en nulalternatief t.o.v. 1) de speciale beschermingszones in uitvoering van de vogel- (afwezig op kaart) en habitatrichtlijn (groene zones) (links) en 2) de gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (rechts)
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
5
27
Onderzoek naar MER
5.1 Inleiding 5.1.1 Screeningsplicht Voor een plan of programma dat het gebruik bepaalt van een klein gebied op lokaal niveau of dat een kleine wijziging inhoudt moet geen plan-MER worden opgemaakt mits de initiatiefnemer aantoont dat het (voorgenomen) plan geen aanzienlijke milieu-effecten kan hebben. Dit rapport gaat na of het voorgenomen plan al dan niet aanzienlijke milieueffecten heeft en heet daarom “Onderzoek naar milieueffectrapportage”, kortweg (planMER) screening. Dit hoofdstuk geeft de schriftelijke verslaggeving van dergelijk onderzoek. 5.1.2 Scoping mogelijke effecten van het voorgenomen plan Op basis van de hierboven vermelde criteria en de plankenmerken wordt in dit hoofdstuk een selectie gemaakt van de mogelijke relevante milieudisciplines in dit onderzoek naar MER. Deze selectie wordt toegelicht in onderstaande tabel. Tabel 1: bespreking relevantie van de verschillende milieudisciplines voor dit onderzoek naar MER
Discipline Bodem en grondwater
relevantie beperkt relevant
Oppervlaktewater en afvalwater
beperkt relevant
Lucht
beperkt relevant
Geluid
beperkt relevant
Natuur
beperkt relevant
Landschap en archeologie Mens ruimtelijke aspecten
Relevant
Mens-mobiliteit
relevant
M-IMPACT
Relevant
Toelichting In het industriegebied zullen gebouwen worden opgetrokken en verhardingen aangelegd. Dit veroorzaakt een effect op de bodem en vooral op de waterhuishouding van het gebied. Meer bepaald kan verwacht worden dat de oppervlakkige afstroming zal verhogen en de hoeveelheid water dat infiltreert zal afnemen. Zie hoger, de bestemmingswijziging maakt de aanleg van verharding mogelijk en de bedrijven die zich vestigen zullen afvalwater produceren(bedrijfsen/of huishoudelijk) Een uitbreiding met KMO bedrijvigheid veroorzaakt emissies naar de omgeving: gebouwverwarming, transport Een KMO-zone veroorzaakt geluidsemissies van het transport en van machines. Een zeer grote geluidsproductie vanuit het plangebied wordt niet verwacht (KMO, geen zware industrie) Slechts een beperkt deel van het plangebied heeft actueel een hoge biologische waarde, voornamelijk voor soorten. Brandbriefkruis gelegen in plangebied, archeologisch vooronderzoek vereist bij het RUP Recyclagepark Het industriegebied zal naderen tot dicht bij de bewoning langs de Leeuwerikstraat. Deze wijziging wordt ervaren door de bewoners van deze straat en de passanten, vnl. fietsers. Het voorgenomen plan genereert verkeer
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
28
5.2 Beknopte bespreking effecten 5.2.1 Bodem en de waterhuishouding Het plangebied is momenteel in akkerbouwgebruik, braakliggend of beplant met populieren of sierconiferen. Dit betekent dat: a) De bovenste bodemlaag in een groot deel van het plangebied regelmatig gekeerd (geploegd) wordt (maïs- en grasakkers) of werd (de braakliggende landbouwpercelen) b) hemelwater kan infiltreren op de volledige oppervlakte waardoor grondwater kan worden aangevuld, overtollig hemelwater verzamelde in de gracht die centraal in het plangebied richting oosten loopt c) de evapotranspiratie van water er relatief hoog is door de gewassen of aanplanten. Het voorgenomen plan geeft aan het plangebied de bestemming zone voor bedrijvigheid en KMO. Dit bestemmingstype betekent dat het plangebied over een grote oppervlakte bebouwd en verhard kan worden. Dit genereert volgende effecten op bodem en grondwater: a) de bodem kan verdichten bij de aanlegwerken voor ontsluitingsweg met nutsleidingen, loodsen en bedrijfsgebouwen en bedrijfsinterne verhardingen, parking en interne wegenis; b) na de in gebruik name als bedrijfsterrein kan de bodem niet meer omgewoeld worden waardoor het bodemprofiel niet meer kan wijzigen; c) meer hemelwater oppervlakkig zal afstromen en over een kleinere oppervlakte kan infiltreren waardoor het grondwater zonder bijkomende maatregelen minder zal worden aangevuld. De hoeveelheid hemelwater die oppervlakkig zal afstromen zal vergroten. Het bodemvochtregime van het plangebied zal daardoor wijzigen; d) minder water zal verdampen vanuit de bodem en door de begroeiing; e) KMO’s kunnen in beperkte mate milieugevaarlijke stoffen opslaan en gebruiken waardoor de bodemkwaliteit aangetast kan worden.
5.2.1.1 Bespreking effecten op de bodem per effectgroep De effectgroep wijziging bodemprofiel is niet relevant. Er is actueel geen belangrijke profielontwikkeling vanwege het akkergebruik noch zijn er zeldzame bodemprofielen aanwezig De effectgroep wijziging bodemkwaliteit kan relevant zijn. Op een bedrijventerrein kunnen zich bedrijven vestigen die gebruik maken van producten die milieugevaarlijk zijn. Deze bedrijven zullen bij de opslag en behandeling van deze producten de relevante milieuwetgeving moeten naleven (Vlarem, afvaldecreet en Vlarea, bodemdecreet en Vlarebo). Naleving daarvan zal de kans op het optreden van bodemverontreiniging en/of grondwaterverontreiniging verwaarloosbaar klein maken. De bedrijvigheid is niet van dien aard dat er zeer grote volumes zullen worden opgeslagen. Besluit effecten op de bodem Er zijn geen aanzienlijke effecten op de bodem. Het voorgenomen plan veroorzaakt een potentieel effect op de wijziging van de bodemkwaliteit. Er is geen effect op de wijziging van het bodemprofiel.
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
29
5.2.1.2 Effecten op waterhuishouding De hogere verhardingsgraad van het plangebied in de toekomst zal de infiltratie van hemelwater naar het grondwater doen afnemen. Tegelijkertijd zal de oppervlakkige afstroming van hemelwater toenemen, met mogelijk wateroverlast bij piekneerslag stroomafwaarts het plangebied. Beide effecten zijn te beschouwen als negatief. Om die reden is de gewestelijke verordening betreffende het gebruik, de infiltratie, buffering en vertraagde afvoer van hemelwater van kracht. De volgende paragraaf beschrijft hoe deze verordening kan doorwerken in het voorgenomen plan.
5.2.1.3 Bepalingen van de gewestelijke verordening De verordening betreffende het gebruik, de infiltratie en de vertraagde afvoer van hemelwater van 1 oktober 2004 (BS 8.11.2004), gewijzigd op 1 januari 2014, heeft tot doel om wateroverlast te voorkomen. De voorkeur gaat achtereenvolgens uit naar: gebruik van hemelwater voor laagwaardige toepassingen; infiltratie van hemelwater in de bodem; vertraagde afvoer van hemelwater. Sinds 1 januari 2014 is de verordening betreffende het gebruik, de infiltratie en de vertraagde afvoer van hemelwater die dateert van 1 oktober 2004 verscherpt. De nieuwe, verscherpte hemelwaterverordening bepaalt dat: voor ieder woongebouw met een horizontale dakoppervlakte groter dan 100 m² een hemelwaterput van 5.000 m³ vereist is en dat dit water gebruikt moet worden in de woning; ook grote niet woongebouwen een hemelwaterput moeten hebben van maximaal 10.000 l; de overloop van de hemelwaterput naar een infiltratievoorziening moet gaan en niet naar de hemelwaterriolering; per m² verharde oppervlakte een buffervolume van 25l van de infiltratievoorziening is vereist en een infiltratieoppervlakte van 4m² per 100 m² verharde oppervlakte, dit is aanzienlijk hoger dan voor 1 januari 2014. Toen was per m² referentieoppervlakte 15 l infiltratiebuffer vereist en 2 m² infiltratieoppervlakte per 100 m² verharding; bij aanwezigheid van een hemelwaterput waarvan het water wordt gebruikt mag de oppervlakte waarop de infiltratieoppervlakte wordt berekend verminderd worden met 60 m²; regels voor vertraagde afvoer werden verscherpt: pas mogelijk vanaf een verharde oppervlakte van 2.500 m² en maximaal debiet van 20 l/s.ha. Het minimale afvoerdebiet, om problemen van opstopping te voorkomen, moet 10 l/s.ha bedragen. Als de infiltratiecapaciteit van de bodem onvoldoende is, is infiltratie niet verplicht. Dit is ook het geval in beschermingszones 1 of 2 van een drinkwaterwingebied. Het plangebied heeft bodemtype Aca tot Ada: een matig droge tot matig natte leembodem. Leemgronden hebben een lage infiltratiesnelheid wat betekent dat infiltratie niet verplicht is. Men kan volstaan met het bufferen en vertraagd afvoeren van hemelwater. Omdat de infiltratie in leembodems niet nul is, wordt voorzien om bufferbekkens toch infiltrerend te maken. Een
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
30
voorbeeld van een infiltrerende buffervolume is een wadi. Door de infiltratieoppervlakte te verhogen zal de infiltratiecapaciteit verhogen. Omdat het in een leembodem is gelegen, wordt in onderstaand rekenvoorbeeld gerekend aan 4 m² per begonnen schijf van 100 m² referentieoppervlakte i.p.v. 2 m². Infiltratie is toegelaten want het plangebied ligt niet in een drinkwaterbeschermingszone.
Uitwerking voor het voorgenomen plan Via een rekenvoorbeeld wordt nagegaan of in het plangebied aan de eisen voldaan kan worden. Het rekenvoorbeeld gaat uit van 30% bebouwingsgraad en 50% verhardingsgraad (excl. gebouwen) en 12 bedrijven. Dit betekent volgende referentie-oppervlaktes: dakoppervlakte van 1.575 m² per bedrijf en 18.900 m² totaal; verharde oppervlakte van 2.625 m² per bedrijf en 31.500 m² in totaal. De toepassing van deze verordening betekent per kavel: Aanleg van hemelwaterput met inhoud van 10.000 l. Indien het bedrijf een grotere volume hemelwater wil opslaan voor gebruik moet het een grote behoefte aan hemelwater aantonen; Wadi met volume van 103,50 m³ en minimale oppervlakte van 172 m² (en dus diepte van minimaal 0,60 m. Voor het volledige plangebied is dan 2.064 m² nodig voor de aanleg van wadi’s. Deze ruimte is beschikbaar in de circa. 12.600 m² oppervlakte van het plangebied die niet verhard of bebouwd zal worden (in het rekenvoorbeeld) of in de buffer is gelegen. Het totale nodige buffervolume bedraagt 1.242 m³. De meest geschikte locatie voor aanleg van de wadi’s zijn voor bedrijven gevestigd in de noordelijke helft langs de hoger gelegen Leeuwerikstraat (waar omstandigheden ook iets droger zijn, dus betere infiltratie). Dit volume water kan niet in de bestaande waterbuffer langs de Leeuwerikstraat worden gebufferd. Het volume van dat bekken is daar niet op berekend. Een uitbreiding van dit bekken behoort wel tot de mogelijkheden. De vertraagde afvoer kan via de bestaande ondiepe gracht verlopen waarlangs ook het waterbufferbekken afloopt (zie Figuur 7). Deze gracht kan geïntegreerd worden in het bedrijventerrein.
5.2.1.4 Beoordeling effecten Bij naleving van wettelijke bepalingen inzake 1) gebruik, infiltratie en vertraagde afvoer van hemelwater en 2) het voorkomen van bodemverontreiniging (Vlarebo) en water verontreiniging door exploitatie van activiteiten met een milieu-impact (Vlarem regelgeving) kan het potentiële effect van het voorgenomen plan op bodem en grondwater belangrijke mate beperkt worden. Het effect wordt daarom als beperkt negatief beschouwd. De naleving van deze wettelijke bepalingen dient op projectniveau via de stedenbouwkundige vergunning verlener gewaarborgd te worden.
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
31
5.2.1.5 Milderende maatregelen bodemvochtregime men waterhuishouding Via volgende maatregelen die in voorschriften van het RUP kunnen worden opgenomen, worden de effecten op het bodemvochtregime beperkt: verhardingen zoveel mogelijk in doorlatende materialen: parkeerplaatsen, stockage voor niet vervuilende materialen (bij lekken) – de stedenbouwkundige voorschriften kunnen gebruik van doorlatende verharding verplichten waarvan enkel kan worden afgeweken voor de interne wegen en voor zones waar hemelwater potentieel verontreinigd kan worden (bv. bij een brandstofverdeelslang); minstens 20% van het gebied niet verharden zodat ruimte aanwezig is voor infiltratie, bufferzones; gebouwen voorzien van groendaken: groendaken zorgen voor een buffering van water, daken die afwateren naar een hemelwaterput mogen niet voorzien zijn van een groendak; Hemelwater zoveel mogelijk gebruiken als proceswater: vb. reinigen van voertuigen door een transportbedrijf. Deze drie maatregelen zorgen voor een verduurzaming van het bedrijventerrein en een afname in het vereiste buffervolume van hemelwater. Besluit effecten op water Het voorgenomen plan veroorzaakt effecten op de waterhuishouding (oppervlakte- en grondwaterkwantiteit) die bij naleving van wettelijke bepalingen al gemilderd worden. Een rekenvoorbeeld toont aan dat in het plangebied voldoende ruimte is voor waterbuffering.
5.2.2 Discipline oppervlaktewater en afvalwater Op het zoneringsplan van de gemeente Hoeselt (Figuur 14, bron: VMM) ligt het bestaande industrieterrein in het centraal gebied (de uitbreiding volgens BPA Industrie III is hier nog niet op ingetekend). In centraal gebied wordt het huishoudelijk afvalwater van gezinnen en sanitair afvalwater van bedrijven via de openbare afvalwaterriolering afgevoerd naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie van Aquafin. De huizen langs de Leeuwerikstraat behoren tot een collectief te optimaliseren buitengebied. Het voorgenomen plan sluit aan op het bestaande industriegebied, gelegen in centraal gebied, ontsluit naar het industriegebied en kan zo waarschijnlijk aansluiten bij dat centraal gebied. Mogelijk kunnen hierdoor de woningen aan de overzijde van de Leeuwerikstraat eveneens aansluiten.
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
32
Figuur 14: situering plangebied op het zoneringsplan waterzuiveringsinfrastructuur van de VMM
Het plangebied ligt tussen 2 RWZI’s in: 1. het RWZI Hoeselt op de Coolenbroekstraat met een capaciteit van 8.100 IE op 1,7 km ten zuiden; 2. het RWZI van Bilzen aan de Molenstraat in Beverst met een capaciteit van 18.000 IE op 4,4 km ten noord(west)en.. De uitbreiding resulteert naar verwachting in ca. 23 IE1 sanitair (huishoudelijk) afvalwater dat bedrijven mogen lozen in de openbare riolering. Dit aantal IE volgt uit de aanname dat in het plangebied zich 15 kleine bedrijven met gemiddeld 10 werknemers (VTE2) vestigen. 1 VTE komt overeen met circa 0,15 IE (Aerts & Vansina, 2011). Deze beperkte bijkomende vuilvracht kan het ontvangende RWZI verwerken. Naast huishoudelijk afvalwater kan er ook productie zijn van bedrijfsafvalwater (afgekort baw). Dat kan in bepaalde gevallen gelijkgesteld worden aan huishoudelijk afvalwater en eveneens afgevoerd naar het RWZI, al dan niet na een voorbehandeling, bijvoorbeed een groenteschilbedrijf dat zwevend stof moet filteren maar het organisch belaste water mag afvoeren naar de afvalwaterriolering. Voor andere bedrijven kan het baw niet gelijkgesteld worden aan huishoudelijk afvalwater. Deze dienen hun baw zelf te zuiveren, bv. garages met olieafscheider. Uit de verantwoording blijkt dat in Hoeselt vooral interesse is van bedrijven met een lage waterbehoefte en dus lage productie van bedrijfsafvalwater: opslag van sanitair, opslag en productie van haarden, herstelling van motorfietsen, diensten voor vrachtwagens. Alleen een betonbedrijf heeft een hoge waterbehoefte maar heeft een beperkte hoeveelheid afvalwater omdat een groot deel van het water zal verdampen bij uitharden betonnen elementen of wordt afgevoerd via gietbeton. Het voorgenomen plan zal geen bedrijven aantrekken met een aanzienlijke hoeveelheid sanitair afvalwater die de openbare zuiveringsinfrastructuur overbelast of na zuivering en lozing gevolgen heeft voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Het bedrijventerrein is niet geschikt voor dergelijke bedrijven. Om die reden wordt het aspect geur niet behandelt.
1 2
Inwonersequivalent: maat voor de hoeveelheid huishoudelijk afvalwater dat een persoon produceert Voltijdse werknemer
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
33
Op projectniveau zal hiervoor verder zorg gedragen moeten worden. Ieder concreet bedrijf dat zich wil vestigen en dat baw produceert zal in de milieuvergunningsaanvraag moeten aantonen hoe afvalwater behandeld zal worden en moet daarbij de vigerende regelgeving naleven. Dit is een garantie dat aanzienlijke negatieve effecten bij uitvoering van het plan uitgesloten zijn. Het hemelwater dat potentieel verontreinigd is moet het bedrijf behandelen als bedrijfsafvalwater overeenkomstig de vigerende Vlarem-regelgeving. Afvalwater afkomstig van een tankplaats voor voertuigen kan afgevoerd naar de RWZI mits voorbehandeling in een koolwaterstofafscheider. Besluit waterkwaliteit Er zijn geen aanzienlijke effecten op de waterkwaliteit. Het voorgenomen plan zal een beperkte hoeveelheid afvalwater produceren die via de bestaande zuiveringsinfrastructuur kan worden gezuiverd. Bedrijven met een belangrijke hoeveelheid bedrijfsafvalwater en eigen zuivering worden niet verwacht. Een behandeling in een koolwaterstofafscheider zal naar verwachting volstaan.
5.2.3 Discipline geluid Het plangebied wordt actueel deels bewerkt als akker (maïs en gras) en deels niet bewerkt (coniferenaanplanten, populieraanplant en braakliggende akkers). In het noordelijke en oostelijke deel, hier is er nog actieve landbouw, zijn landbouwvoertuigen nog actief. De gemiddelde geluidsemissie in het plangebied is daardoor zeer laag. In de omgeving liggen wel andere bronnen van geluid: E313 aangrenzend; reeds ontwikkeld industriegebied ten zuiden. De E313 is in de referentiesituatie bepalend voor het geluidsniveau. Volgens de geluidsbelastingskaarten van Vlaanderen veroorzaakt deze snelweg in het plangebied over een etmaal bekeken een belangrijke immissie van geluid. Het gehele plangebied ligt in de lichtgele contour van 55 dB(A). Het oostelijke deel van het plangebied ligt binnen de berekende geluidscontour van 60 dB(A) (donkergele zone). In de nachtperiode is de geluidsbijdrage beperkter. De berekende contour van 65 dB(A) (oranje zone) is dan smaller (Figuur 15b).
a) Berekend Lden
b) Berekend Lnight
Figuur 15: berekende geluidsbelastingskaarten van de E313 a) Lden (links) en b) Lnight (rechts)
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
34
Het voorgenomen plan zal resulteren in volgende geluidsemissies: geluidsemissie van voertuigen, zowel personenwagens als (lichte) vrachtwagens; Geluidsemissie van machines voor productie of interne behandeling (heftrucks) van goederen; het merendeel van deze machines zal naar verwachting volledig opgesteld staan in gebouwen. Geluidseffecten van het verkeer van het voorgenomen plan Verkeer is een discontinue geluidsbron. De verkeersgeneratie van het voorgenomen plan wordt met de rekentool “verkeersgeneratie en parkeren” van de CROW geschat op 1.033 motorvoertuigen per etmaal (zie discipline mens-mobiliteit). Dit komt, bij een werkdag van 8u3, overeen met 129 voertuigen per uur voor de 2 richtingen. Per richting bedraagt de verkeersgeneratie ca. 65 pae4. Deze toename in het verkeer zal niet resulteren in een aanzienlijke toename van de geluidsimmissie van dat verkeer op de Industrielaan. Het voorgenomen plan resulteert immers in de uitbreiding van een industriegebied van 38 ha met 6 ha tot ca. 44 ha. Dit betekent procentueel een stijging met 15,7%. Als het verkeer evenredig zou stijgen, zal dat de geluidsimmissies op de Industrielaan met minder dan 1 dB(A) verhogen. Een dergelijke verhoging is niet waarneembaar met het menselijke oor. Via het verkeer resulteert het voorgenomen plan dus niet in een aanzienlijke verhoging van het geluidsvermogenniveau. In het plangebied zal de geluidsemissie van voertuigen in belangrijke mate gedempt worden door de op te richten gebouwen. Dit is ook waarneembaar op Figuur 15a. In het industriegebied liggen zones waar de berekende geluidsbelasting lager is dan 55 dB(A) (lichtgele zone). In het plangebied waar deze demping in de referentie afwezig is bedraagt de geluidsbelasting op dezelfde afstand van de E313 nog meer dan 65 dB(A). Dit is een aanzienlijk verschil. Ook het geluid van continue bronnen in het plangebied zoals machines, heftrucks, eventueel ventilatoren, zal in belangrijke mate gedempt worden door de gebouwen. Het merendeel van de machines zal in de gebouwen worden opgesteld en dus geluid emitteren in de gebouwen. De gebouwen zorgen voor een demping van dit geluid waardoor de immissie in de buitenlucht sterk verlaagd zal worden. Om volgende redenen kan worden aangenomen dat dit niet zal resulteren in een aanzienlijke toename van de geluidsimmissies in en in de onmiddellijke omgeving van het plangebied: Er zullen geen zware industriële bedrijven met hoge geluidsemissies vestigen in het plangebied maar eerder klasse 2 bedrijven met relatief beperkte geïnstalleerde vermogens. De regelgeving Vlarem legt specifieke emissienormen op aan het geluid afkomstig van nieuwe bedrijven. De geluidssterkte daarvan moet 5dB(A) lager liggen dan de actuele
3 4
In realiteit zal de verkeersgeneratie over meer dan 8 u verspreid worden. Indien alle motorvoertuigen personenwagens zijn, in realiteit is er ook een aandeel vrachtverkeer
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
35
geluidsbelasting (geluidsimmissie). Daardoor wordt voorkomen dat door cumulatie van de geluidsvermogens de geluidsbelasting in belangrijke mate zal toenemen. Besluit effecten op geluidsklimaat Het voorgenomen plan heeft geen aanzienlijke effecten op het geluidsklimaat. Het zal resulteren in een beperkte verhoging van geluidsemissies op de Industrielaan en ten opzichte van het bestaande geluidsklimaat gedomineerd door de nabije E313. Na uitvoering van het plan en ontwikkeling tot een KMO-zone met bedrijfsgebouwen zal het geluid van de snelweg in een grote gebied gedempt worden. Langs de Oude Nederbaan resulteert deze demping in een verbetering van het actuele geluidsklimaat.
5.2.4 Discipline lucht In de referentiesituatie is de totale luchtkwaliteit in het plangebied te beschouwen als “gewoon” volgens het geoloket RUP van de VMM. Deze “totale” luchtkwaliteit geeft voor een 1x1 km hok de hoogste klasse voor de parameters “aantal overschrijdingen daggemiddelde norm fijn stof (PM10)”, “jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10)” en “jaargemiddelde concentratie stikstofoxide”. In het plangebied wordt de totale luchtkwaliteit bepaalt door de jaargemiddelde concentratie aan stikstofoxiden. Dit betekent dat van deze stof de relatieve concentratie (procentueel, t.o.v. de norm) het hoogste is. Volgens de interpolatiekaart van de VMM ligt de jaargemiddelde concentratie stikstofoxiden in het plangebieden in het interval 26 - 30 µg/m³. Dit komt overeen met 65-75% van de norm die 40 µg/m³ bedraagt (Figuur 16).
Figuur 16: luchtkwaliteit in het plangebied in 2012 volgens de VMM (bron geoloket RUP Thema lucht van de VMM)
Het voorgenomen plan zal resulteren in volgende emissies naar de lucht emissies van gebouwverwarming; voertuigemissies; specifieke emissies die afhankelijk zijn van het type bedrijf: vb. stof bij zagerij (schrijnwerker), solventen bij een drukkerij of koetswerkbedrijven. De hoeveelheden hiervan zijn gelet op de kleine oppervlakte van het plangebied en bestemmingstype voor
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
36
lokale bedrijvigheid, dus eerder kleine ondernemingen, eerder beperkt, niveau klasse 2 bedrijven Volgens het richtlijnenboek “Stadsontwikkeling en recreatie” (Aerts & Vansina, 2011) kunnen effecten op de lucht als niet aanzienlijk worden beschouwd in volgende gevallen: voor woningbouw indien het aantal woningen lager is dan 500 bij 1 ontsluitingsweg en lager dan 1.000 bij twee ontsluitingswegen voor kantoren indien de bruto vloeroppervlakte (bvo) lager is dan 33.333 m² bij 1 ontsluitingsweg. Het voorgenomen plan kent 1 ontsluitingsweg en zal max. 6,3 ha bijkomende bedrijvenzone creëren. 500 woningen op deze oppervlakte zou een dichtheid van 100 woningen per ha betekenen wat overeenkomt met een bebouwingsgraad van 50 à 80%. In een bedrijventerrein bedraagt de bebouwingsgraad circa 33% tot maximaal 50%, wat lager is. Op 6,3 ha komt 33% overeen met ca. 2ha 79a bruto vloer oppervlakte (onder aanname 1 bouwlaag). Deze oppervlakte ligt beduidend lager dan de 3 ha 33a 33 m² drempel volgens het richtlijnenboek. Deze drempel geldt bovendien voor kantoren. Die worden net als wooneenheden doorgaans verwarmd op hogere temperaturen vergeleken met lokale bedrijfsgebouwen. Er kan daarom worden aangenomen dat voor wat betreft gebouwverwarming (en koeling) en emissies van voertuigen het voorgenomen plan niet zal resulteren in een belangrijk effect op de luchtkwaliteit. Voor specifieke emissies van bedrijven kan geen exacte uitspraak gedaan worden. Een correcte uitspraak over de impact op de luchtkwaliteit kan daarvoor pas op projectniveau gebeuren, via de milieuvergunningsaanvraag of eventueel project-MER of ontheffing project-MER. Gelet op het nieuwe bestemmingstype “lokale bedrijvigheid en KMO” staat het vast dat volgende typen bedrijven met belangrijke impact op de lucht er zich niet zullen kunnen vestigen omdat ze niet vallen onder lokale bedrijvigheid en KMO: Bedrijven met zeer grote verbrandingsinstallaties zoals thermische centrales, hoogovens, smelterijen Intensieve veehouderijen met belangrijke emissies van geur Er kan zo worden aangenomen dat uitvoering van het voorgenomen plan niet zal resulteren in normoverschrijdingen betreffende PM10 en NOx in het plangebied. Besluit effecten lucht Het voorgenomen plan heeft geen aanzienlijke effecten op de luchtkwaliteit. Het zal resulteren in een beperkte verhoging van emissies van verbrandingsgassen voor motoren en/of gebouwenverwarming. Bedrijven met belangrijke geuremissies worden niet verwacht.
5.2.5 Effecten op natuur Effecten op natuur kunnen in drie hoofdgroepen verdeeld worden: 1° Directe effecten: waarmee oppervlaktewinst of –verlies van biologische waardevolle delen van het plangebied bedoeld wordt en ook verlies van leefgebied voor soorten. 2° Verstoringseffecten: hiermee worden effecten van het plan of project op de natuur in de omgeving bedoeld. Voorbeelden zijn geluidsverstoring, verdroging door menselijke aanwezigheid, wijziging waterhuishouding natte natuurgebieden, ...
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
37
3° Netwerkeffecten: hiermee worden effecten van een plan of project op ecologische netwerken bedoeld: vb. onderbreking van een bomenrij waarlangs vleermuizen migreren
5.2.5.1
Beschrijving mogelijke effecten van het plan
Een overzichtelijke vergelijking tussen de effecten op natuur van het voorgenomen plan en het nulalternatief wordt gegeven in Tabel 2. Deze effecten worden eerst kort besproken. 1 Directe effecten De belangrijkste biologische waarden van het plangebied zijn de populierenaanplant (0,38 ha), een mogelijk broedkoppel kievit op de akkers (maïs en gras), struweelvogels in de coniferenaanplanten, jagende gewone dwergvleermuis en laatvlieger in en tussen de aanplanten en mogelijk amfibieën in de kleine waterbuffer. Ook de haas vindt een geschikt leefgebied in het plangebied. En in de winterperiode is de buizerd er regelmatig aanwezig (eigen waarnemingen in maart en december 2013). Het voorgenomen plan voorziet in de aanleg van een 15 m brede buffer aan de zijde van de Leeuwerikstraat en in buffers aan de zijde van de E313 en de westelijke grens. Deze zal beplant worden met struiken en/of bomen. Deze bufferzones vormen een alternatief leefgebied voor
de struweelvogels als broedplaats en schuilplaats; dieren van landbouwgebied uit de omgeving als schuilplaats; gewone dwergvleermuis en laatvlieger als jachtgebied; amfibieën (indien ze aanwezig zijn in de kleine waterbuffer of grote waterbuffer) als landbiotoop, waterbiotoop neemt mogelijk af. Dit wordt verder besproken.
Het voorgenomen plan zal voor deze dieren resulteren in een netto neutraal effect. Het stand-still principe wordt gerespecteerd door de aanleg van de groenbuffers. Maar voor de kievit, een soort die echt gebonden is aan open akkers, resulteert het voorgenomen plan in een verlies van oppervlakte leefgebied. In de omgeving vindt deze soort nog een ruime oppervlakte leefgebied. Een afname van het landbouwgebied met ca. 4,3 ha vertegenwoordigt minder dan 1% van het totale areaal akkers in de gemeente. Er is geen gevaar dat de soort uit Hoeselt zal verdwijnen. Voor amfibieën verdwijnt mogelijk een voortplantingsplaats wanneer de kleine waterbuffer verdwijnt. De folie van deze buffer is beschadigd door boomwortels waardoor de waterdiepte gering is. Lisdodde, een soort die zowel in water als verlandingssituaties kan groeien, is aanwezig in deze vijver. De kans dat amfibieën zich in deze kleine buffer voortplanten is zeer klein. Omwille van hun strikte bescherming en het soortenbesluit dat ook onopzettelijke schade vermeden moet worden aan bijlage I soorten, wordt een milderende maatregel voorgesteld: “In het voorjaar controle op de aanwezigheid van amfibieën. Bij afwezigheid kan het bufferbekken meteen worden verwijderd. Bij aanwezigheid kan het pas verwijderd in de late zomer (augustus-september) wanneer de jonge amfibieën het water hebben verlaten en de winterslaap nog niet is begonnen.” Voor het verdwijnen van de populierenaanplant geldt de boscompensatieplicht. Voor populier bedraagt de compensatiefactor 1 wat betekent dat de initiatiefnemer van de
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
38
ontbossing hetzij 0,38 ha bos moet aanplanten op een andere locatie ofwel een bijdrage van 7.524,- euro moet storten in het boscompensatiefonds. Een combinatie van beide compensatievormen is ook mogelijk. Omdat in landbouwgebied ontbossing verboden is, moet ook een ontheffing op het verbod tot ontbossing worden aangevraagd. De verlaten aanplanten met sierconiferen met aan de randen opslag van boswilg vallen niet onder het bosdecreet en zijn dus niet compensatieplichtig. Dit blijkt uit artikel 3 § 3 van het bosdecreet (zie verder bij wettelijke maatregelen). Vanuit het soortenbesluit, dat het mogelijk vernietigen van nesten verbiedt volgt dat de aanplanten gerooid moeten worden buiten de broedperiode voor vogels, dit is tussen 1 april tot 30 juni loopt. Indien men coniferen toch die periode wil rooien, moet vooraf geverifieerd worden dat er geen nesten aanwezig zijn.
2 Verstoringseffecten Het plangebied is in de referentie al verstoord door de snelweg, zowel op vlak van geluid als lucht. De verstorende invloed van geluid wordt geïllustreerd in Figuur 15. De verstoring via luchtemissies is relatief hoog omdat stikstofoxiden vooral in een smalle gordel langs de weg een belangrijk invloed hebben op de luchtimmissie. De eerder beperkte extra verstoringsbronnen van kleine en middelgrote bedrijfjes geven hoogstens aanleiding tot een verstoring in het plangebied waar de natuurwaarden al via directe effecten zullen verdwijnen. Verstoringseffecten veroorzaken geen bijkomende negatief effect op de natuurwaarden in de omgeving van het plangebied. Voor de omgeving zal uitvoering van het plan een positief effect hebben op de verstoring door geluid. De bedrijfsgebouwen dempen het brongeluid van de snelweg. Geluidsniveaus boven 60 dB(A) zullen beperkt worden tot het plangebied. In de actuele toestand worden deze geluidsvermogens nog berekend tot ca. 100 m buiten het buiten het plangebied.
3 Netwerkeffecten Er lopen geen geschikte ecologische verbindingen door/langs het plangebied. Het plangebied sluit ook aan op twee harde grenzen waardoor het een eerde lage biologische waarde heeft. Deze grenzen zijn de E313 en de reeds ontwikkelde delen van het industrieterrein.
Tabel 2: overzicht effecten op natuur van het voorgenomen plan, het locatie-alternatief en het nulalternatief
Verlies natuurwaarden
Voorgenomen plan
Locatie-alternatief
Nulalternatief
0,39 ha biologisch waardevol gebied
Verlies biologisch minder waardevol gebied
Geen verlies natuurwaarden
5,91 ha biologisch minder waardevol gebied
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
39
Verlies of winst leefgebied
Verlies en winst leefgebied struweelvogels (en dieren), verlies leefgebied akkervogels en –dieren
verlies leefgebied akkervogels
Geen verlies leefgebied voor soorten
Geluidsverstoring
Bijkomende verstoring in overwegend biologisch minder waardevol gebied, extra buffering omgeving tegen geluid snelweg
Bijkomende verstoring in biologisch minder waardevol gebied, geen extra buffering geluid snelweg
Geen bijkomende geluidsverstoring in plangebied, en geen buffering geluid snelweg t.o.v. Oude Nederbaan
5.2.5.2
Beoordeling effecten op de natuur
Effecten van direct verlies / winst Het voorgenomen plan veroorzaakt een direct verlies van 0,38 ha biologisch waardevol of zeer waardevol gebied: nl. een populierenaanplant met ruige ondergroei. Deze aanplant ligt geïsoleerd van andere bosaanplanten en is relatief klein waardoor randeffecten er groot zijn. Omwille daarvan kan dit verlies als beperkt bestempeld worden. Het verlies van leefgebied voor de meeste soorten is eveneens beperkt. Struweelvogels zullen in de toekomst mogelijk gelijkaardig leefgebied aantreffen in de groenbuffers van het bedrijventerrein. Dit geldt ook voor de gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Ze vinden alternatief jachtgebied in de groenbuffers. Bovendien kunnen ze mogelijk een verblijfplaats vinden in de gebouwen, indien daar bij de constructie rekening wordt gehouden. Voor vleermuizen heeft het voorgenomen plan een mogelijk beperkt positief effect maar zeker geen negatief effect. Aan de voorwaarde van het soortenbesluit dat aan de strikt beschermde soorten, waartoe vleermuizen behoren, geen opzettelijke noch onopzettelijke schade mag worden toegebracht, voldoet het plan. Voor amfibieën wordt voorbehoud gemaakt omdat niet met zekerheid vaststaat of soorten van deze diergroep aanwezig zijn in de kleine waterbuffer annex vijver. Deze mag pas gedempt indien er met zekerheid geen amfibieën in aanwezig zijn. Via een milderende maatregel wordt dat gegarandeerd. Aan de stand-still in oppervlakte landbiotoop wordt beantwoord (groenbuffer versus aanplanten sierconiferen), de oppervlakte waterbiotoop verkleint mogelijk in beperkte mate maar dit verlies zal geen aanleiding geven tot verdwijnen van een eventueel aanwezige populatie. Dit is een onvermijdbaar verlies gezien de kleine buffer midden in het plangebied ligt en geen nut heeft (folie beschadigt door boomwortels). In de aan te leggen waterbuffer van het plangebied vinden ze mogelijk nieuw voortplantingsbiotoop. Alleen echte akkersoorten, kievit, haas, vinden in het toekomstige plangebied geen leefgebied meer. Vanwege de nabije snelweg was dit leefgebied al in belangrijke mate verstoord. Om die reden kan ook het verlies van leefgebied voor soorten van akkers als beperkt bestempeld worden. Er is geen gevaar op een aanzienlijke daling van de lokale soortenrijkdom op niveau van de gemeente Hoeselt.
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
40
Besluit directe effecten Het voorgenomen plan veroorzaakt geen aanzienlijk verlies van biologisch waardevol gebied noch van leefgebied voor soorten. Via de groenbuffer wordt de stand-still van natuurwaarden in belangrijke mate gerespecteerd. Alleen akkervogels ondervinden een netto verlies van oppervlakte leefgebied dat niet zal leiden tot het verdwijnen van de populatie in Hoeselt. Dit geldt ook voor amfibieën indien die aanwezig zijn in de kleine waterbuffer. Ze vinden voldoende alternatief leefgebied in de grote waterbuffer en nieuw aan te leggen waterbuffer van het plangebied.
Verstoringseffecten Verstoringseffecten worden zoals hoger geargumenteerd ingeschat als beperkt positief. De bedrijfsgebouwen zullen het geluid van de E313 dempen in de open ruimte ten westen. Netwerkeffecten Er zijn geen netwerkeffecten
5.2.5.3 Milderende maatregelen Volgende milderende maatregelen moet het RUP naleven De groenbuffer beplanten met streekeigen struiken en eventueel laagblijvende bomen zodat dieren die actueel in de coniferen of populierenaanplanten leven een alternatief leefgebied aantreffen Bij voorkeur rooien van aanplanten buiten het broedseizoen (vermijden van opzettelijke schade) Controle op aanwezigheid van amfibieën in de kleine waterbuffer, en bij aanwezigheid deze kleine vijver dempen in augustus-september Gebruik van amfibieënvriendelijke straatkolken indien soorten van deze diergroep aanwezig zijn in het plangebied of het aanpalende waterbufferbekken
Naast deze maatregel zal ook een verplichte maatregel de effecten van het voorgenomen plan milderen. Deze verplichte maatregel is de boscompensatie die volgt uit het bosdecreet. De populierenaanplant valt onder het bosdecreet en dus ook boscompensatieregeling. De compensatiefactor bedraagt 1. Dit betekent dat indien deze aanplant in uitvoering van het voorgenomen plan zal worden gekapt, op een andere locatie een zelfde oppervlakte moet worden aangeplant (compensatie in natura) ofwel een bedrag van “1,98 euro x 15 x oppervlakte in m²” moet worden gestort in het boscompensatiefonds. Voor 38a is dat een bedrag van 7.524,-euro.
5
De boscompensatiefactor voor populierenaanplanten bedraagt 1
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
41
De aanplanten van sierconiferen vallen niet onder de compensatieplicht want vallen niet onder het bosdecreet. Artikel 3 van het bosdecreet, versie 17 juli 2014, bepaalt: § 3. Onder de voorschriften van dit decreet vallen niet: 1. de fruitboomgaarden en fruitaanplantingen; 2. de tuinen, plantsoenen en parken; 3. de lijnbeplantingen en houtkanten, onder meer langs wegen, rivieren en kanalen; 4. de boom- en sierstruikkwekerijen en arboreta die buiten het bos zijn gelegen; 5. de sierbeplantingen; 6. de aanplantingen met naaldbomen die uitsluitend bestemd zijn voor de verkoop als kerstboom. Een aanplanting wordt geacht niet langer aan deze voorwaarde te voldoen wanneer de gemiddelde hoogte van het bestand 4 meter heeft bereikt; 7. alle tijdelijke aanplantingen met houtachtige gewassen in uitvoering van de verordeningen van de Europese Gemeenschap voor wat betreft het uit produktie nemen van bouwland. 8. de wissenteelt waarvan de bovengrondse massa periodiek tot maximaal drie jaar na de aanplanting of na de vorige oogst, in zijn totaliteit wordt geoogst. 9° systemen voor grondgebruik waarbij de teelt van bomen wordt gecombineerd met landbouw op dezelfde grond, toegepast op een perceel landbouwgrond als vermeld in artikel 2, 12°, van het decreet van 22 december 2006 houdende inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwer, exploitatie en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en het landbouwbeleid en waarvan de aanmelding via de verzamelaanvraag en het aanplanten van de bomen gebeurde na het inwerking treden van het decreet van 20 april 2012 houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en natuur.
De coniferen in kwestie zijn Thuya’s en Chamaeciparissen. Deze worden in België niet verkocht noch gekweekt als kerstboom maar als haagbeplanting. Als kerstboom worden fijnspar (Picea abies) en in mindere mate zilverden (Abies alba) geteeld. De aanplanten met sierconiferen vallen derhalve onder punt 4 en niet punt 6 uit bovenstaande lijst. In de huidige staat, waarin ze nog duidelijk herkenbaar zijn als kweek van sierconiferen, vallen deze percelen niet onder het bosdecreet.
Flankerende maatregel Het RUP kan suggesties geven om via ontwikkeling tot een groen bedrijventerrein positieve effecten op de natuurwaarden te genereren. Deze zijn (niet limitatief): Voorzien van verblijfplaatsen voor vleermuizen in vorm van nestkasten of in constructie gebouwen. Dit kan niet worden verplicht. Actieve beschermingsmaatregelen kunnen verplicht worden indien er effectief verlies is van leefgebied of in het kader van een soortbeschermingsplan zoals het soortenbesluit bepaalt; Gebruik van amfibievriendelijke straatkolken; Waterbuffer zo aanleggen dat een beperkte oppervlakte continu waterhoudend is; …
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief) 5.2.6
42
Discipline landschap
5.2.6.1 Scoping effectgroepen A Effectgroep wijziging van de perceptieve kenmerken: Het voorgenomen plan zal bij uitvoering lokale wijzigingen aanbrengen in het landschap. Deze geven aanleiding tot een verandering in de wijze waarop het landschap wordt ervaren. B Effectgroep landschapswaardering en belevingswaarde Het omgevende landschap kent momenteel een zekere belevingswaarde die zal wijzigen wanneer de industriezone nog eens lichtjes opschuift. Vanaf de Leeuwerikstraat heeft men actueel een goed zicht naar het oosten en zuiden over het zachthellende landbouwlandschap met op de achtergrond de snelweg en het Industriegebied. In de andere kijkrichting beperkt de dijk rond de waterbuffer het zicht. C Effectgroep „structuur- en relatiewijzigingen“ Deze effectgroep is niet relevant om volgende redenen: Het plangebied ligt buiten een relictlandschap waardoor geen ingreep gebeurt binnen een als „gaaf“ beschouwd landschap, Het plangebied grenst aan industriegebied waardoor er geen versnippering van landschapsecologische relaties kunnen optreden noch het actuele gebruik versnipperd wordt D Effectgroep verlies aan erfgoedwaarde Deze effectgroep is mogelijk relevant. Het plangebied ligt weliswaar niet in de omgeving van gekende archeologische sites. Maar anderzijds is overal in Haspengouw een zekere kans dat er ongekende archeologische waarden aanwezig zijn. deze kunnen verloren gaan of aangetast worden bij werken aan de fundering van de gebouwen.
5.2.6.2 Beschrijving mogelijke effecten van het plan In deze paragraaf worden de eerste twee effectgroepen verder besproken. A Wijziging perceptieve kenmerken 1 Verwijderen en toevoegen van landschapselementen In de referentie zijn volgende landschapselementen aanwezig in het plangebied: Bouwland omvattende maïsakkers en grasakkers – open landschapselementen met duidelijke structuur en zichtbaar helling en daardoor met landschappelijke waarde; Braakliggende akkers met akkerkruiden begroeid – open landschapselement met eerder beperkte waarde; Aanplanten van sierconiferen met spontane opslag van boswilg en waartussen een kleine waterbuffer verscholen ligt – gesloten landschapselement dat weinig waardevol is. Het geheel past niet in het landbouwlandschap, de coniferen zien er niet heel vitaal uit; Een populierenaanplant met ruige ondergroei – een gesloten landschapselement dat structuur geeft aan het landschap en daardoor landschappelijk waardevol is.
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
43
Het voorgenomen plan zal deze landschapselementen vervangen door gebouwen: loodsen, bedrijfshallen, ev. kleine kantoorgebouw met eromheen verhardingen (parkings, manoeuvreerruimte), infiltratiezones en ev. Beplanting; wegenis en straatverlichting; infiltratie- en/of bufferbekkens voor hemelwater; groenbufferzone6. Het bedrijvenlandschap dat al aanwezig is ten zuiden van het plangebied zal bij uitvoering van het voorgenomen plan naar het noorden opschuiven. Dit resulteert in een gewijzigde perceptie van het landschap door bewoners en passanten van de Leeuwerikstraat. Momenteel is er nog een ruime afstand tussen de landelijke Leeuwerikstraat en het stedelijk industriegebied. Deze afstand zou sterk verkleinen bij uitvoering van het voorgenomen plan waardoor de grens tussen het als landelijk en het als stedelijk ervaren landschap opschuift naar de Leeuwerikstraat. De bewoners en passanten van de Leeuwerikstraat zullen dit nieuwe landschap als minder waardevol aanvoelen. Anderzijds ontstaat door de aanleg van een groenbuffer van 15 m breed op de rand van de Leeuwerikstraat de perceptie van een holle weg, vooral in het deel van de Leeuwerikstraat tussen de snelweg en de waterbuffer. Dit kan als positief worden ervaren door bewoners en (zachte) weggebruikers van de Leeuwerikstraat. Echt aanzienlijke wijzigingen in de perceptie van dit landschap zullen niet uit het voorgenomen plan resulteren.
2 Open-geslotenheid van het landschap Door de toevoeging van de landschapselementen vermeld in vorige paragraaf wijzigt het landschap lokaal, aan de oostzijde van de Leeuwerikstraat en in het plangebied van een open tot halfopen landelijk landschap in een gesloten industrielandschap. In het verstedelijkte Vlaanderen is dat een negatieve invloed op het landschap.
B Landschapswaardering en belevingswaarde Het voorgenomen plan resulteert in de uitbreiding van het bestaande industrielandschap gelegen tussen de snelweg E313, de Bilzersteenweg en de Oude Nederbaan. Dit landschapstype is al geruime tijd aanwezig in de gemeente en breidde de afgelopen jaren al beetje bij beetje uit. Bij de uitvoering van het voorgenomen plan zal een als KMO-zone ervaren en ingeburgerd landschap iets meer naar het noorden opschuiven, maximaal tot aan de Leeuwerikstraat. Deze uitbreiding zal de landschappelijke belevingswaarde vanaf de Leeuwerikstraat doen afnemen. Het zicht op het open, afhellende landschap zal verdwijnen bij uitbreiding tot aan de Leeuwerikstraat. De belevingswaarde vanaf de snelweg zal nauwelijks wijzigen.
6
Buffers rond een industrieterrein dienen binnen de begrenzing van het industriegebied opgenomen, niet buiten de grenzen
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief) 5.2.6.3
44
Beoordeling effecten
A Wijziging perceptieve kenmerken Het voorgenomen plan zorgt voor een verlaging van de perceptie van het landschap. Dit negatief effect kan als beperkt beschouwd worden omwille van twee redenen: 1) het landschap is niet opgenomen in een relictzone of ankerplaats 2) het aantal personen dat de wijziging zal ervaren beperkt is. B Landschapswaardering en belevingswaarde Vanaf de Leeuwerikstraat zal de belevingswaarde van het landschap afnemen. Het effect is dus negatief. In welke mate het effect negatief is, is afhankelijk van de latere invulling van het plangebied, voornamelijk in de eerste 50 m van de Leeuwerikstraat. Een invulling met naast de Leeuwerikstraat en lange aangesloten muur van loodsen heeft een totaal andere belevingswaarde dan een invulling waarbij langs de Leeuwerikstraat de bebouwingsgraad laag is en bv. de zones voor waterbuffering worden voorzien of verspreid gelegen bedrijfsgebouwen met streekeigen beplanting worden opgericht. In het eerste geval is het effect (aaneengesloten rij bedrijfspanden) sterk negatief, in het andere geval beperkt negatief. C Erfgoedwaarde Bij onzorgvuldige inrichting van de groenbuffer dreigt de replica van het brandbriefkruis te verdwijnen of niet meer op te vallen. Dat is een negatief effect. Maar mits een zorgvuldige inrichting van de bufferzone waarbij dit relict extra opvalt, is er geen sprake meer van enig negatief effect op het bouwkundig erfgoed. Het voorgenomen plan heeft een mogelijk effect op het archeologisch erfgoed. Of dit effect zal optreden alsook de grootte van dit effect vormen een leemte in de kennis.
5.2.6.4
Maatregelen om de invloed van het voorgenomen plan op de landschapsbeleving te beperken Effecten op de landschapswaardering langs de Leeuwerikstraat zijn sterk afhankelijk van de latere invulling van het plangebied. Er moet gestreefd worden naar een zo kwalitatief mogelijke invulling van de zone langs de Leeuwerikstraat. Aangeraden wordt om voor die zone specifieke voorschriften op te stellen waardoor deze hoofdzakelijk wordt ingericht voor waterbuffering, groenbuffer en met een zeer lage bebouwingsgraad. In de rest van het plangebied zijn dergelijke specifieke voorschriften niet nodig. Het brandbriefkruis moet duidelijk opvallen in deze buffer. Momenteel is dit bouwkundig erfgoed bevestigt aan een paal nabij een jonge lindenboom. Deze lindenboom moet alle ruimte krijgen om uit te groeien. Dit betekent dat aanplantingen van struiken een afstand van ca. 5 m tot deze boom moeten aanhouden. De leemte in de kennis van archeologische waarden kan met een archeologisch vooronderzoek worden opgevuld. Dit vooronderzoek is vereist vooraleer de gemeente het plangebied verder ontwikkeld.
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief) 5.2.7
45
Discipline mens, ruimtelijke effecten
5.2.7.1
Beschrijving mogelijke effecten van het plan
Ruimtelijke aspecten De vaststelling van het plan zal niet meteen leiden tot een gewijzigd gebruik. Maar op termijn zal bij de uitvoering van het voorgenomen plan ca. 6,3 ha landbouwoppervlakte verdwijnen. Daarvan is ca. 4,03 ha beteelde oppervlakte; ca. 1,88 ha braakliggend; ca. 0,38 ha populierenaanplant. Twee beroepstelers ervaren zo een verlies van 5 tot 7% van hun beteelde oppervlakte. Voor hen is er een negatief effect. Bij de uitvoering van het plan zal de bedrijvigheid en tewerkstelling in de secundaire en/of tertiaire sector stijgen en deze in de primaire sector dalen. Netto zal dit resulteren in een stijging van het aantal arbeidsplaatsen in het plangebied. De hedendaagse landbouwsector is immers minder arbeidsintensief dan de secundaire of tertiaire sector. Ook op vlak van toegevoegde waarde kan worden aangenomen dat uitvoering van het voorgenomen plan een netto stijging zal veroorzaken. Voor de maatschappij is het effect op mens-ruimtelijke aspecten beperkt positief.
5.2.8
Mobiliteit
5.2.8.1 Verkeersgeneratie De mobiliteit die het voorgenomen plan zal genereren wordt berekend met de rekentool “verkeersgeneratie en parkeren” van de CROW. De berekening wordt uitgevoerd met volgende instellingen: functieprofiel: hoofdgroep “werken”, type bedrijf arbeidsext/bezoekersext, locatie stedelijkheidsgraad 1, schil centrum omvang: een bruto vloeroppervlakte van 25.000 m² (40% bebouwingsgraad bruto) De tool berekent een (worst-case) verkeersgeneratie van 1.033 motorvoertuigen per etmaal voor beide richtingen (in en uit). Dit komt per uur, worstcase aanname 8u werk per dag, overeen met afgerond 129 pae/u van en naar het plangebied voor beide richtingen. Tijdens de spits wordt de intensiteit geschat op 259 pae/u.
5.2.8.2 Verdeling over het netwerk Zoals beschreven in paragraaf 2.7.5 takt de Industrielaan op twee locaties aan naar het hogere wegennet. Het merendeel van het verkeer zal de zuidelijke tak naar Bilzersteenweg nemen, een minderheid de westelijke naar Oude Nederbaan. Een verdeling van 70 – 30 lijkt realistisch. Deze verdeling komt bij de berekende intensiteiten neer op: 723 mvt per etmaal, gemiddeld 90 mvt/u en in de spits 180 mvt/uur voor de zuidelijke tak
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
46
310 mvt per etmaal, gemiddeld 39 mvt/u en in de spits 77 mvt/u voor de westelijke tak
De verkeersintensiteit komt bovenop de bestaande intensiteit op de Industrielaan. Deze bedraagt volgens de beschrijving van de referentie (eveneens een worst-case berekening) naar schatting 1.574 pae in de spits. De intensiteit zou voor beide takken samen stijgen tot 1.834. Bij een capaciteit van 27x1.200 pae betekent dit een verzadiging van afgerond 76%. Op de westelijke tak van de Industrielaan zal dit niet resulteren in capaciteitsproblemen. Op de zuidelijke tak zal dit evenmin resulteren in capaciteitsproblemen, behalve aan het kruispunt met de Bilzersteenweg. Daar zal de wachtrij bij ongewijzigde infrastructuur in de spits mogelijk toenemen, in het bijzonder voor de linksafbeweging. De geplande heraanleg van de N730-Bilzersteenweg door AWV zal dit probleem naar verwachting oplossen (zie 2.7.5 op p.18). Zoals daar wordt beschreven zijn de berekende intensiteiten voor het bestaande industrieterrein (zie beschrijving referentiesituatie mobiliteit voor dit voorgenomen plan) beduidend groter dan de gemeten intensiteiten. De gemeten spitsuurintensiteit bedraagt 68% van de berekende gemiddelde intensiteiten. Verschillende bestaande bedrijven zullen naar het plangebied uitbreiden. Er kan verwacht worden dat ook de berekende intensiteiten van de uitbreiding een overschatting zijn van de werkelijke intensiteiten. Bij 68% t.o.v. het gemiddelde betekent dit een meer realistische intensiteit van 61 pae per uur op de zuidelijke tak verdeeld over twee richtingen. Voor het verkeer van de Industrielaan naar de N730 in de avondspits is dit een toename met 20 à 40 pae. De procentuele toename zou dan 7,5 à 15% bedragen.
5.2.8.3
Beoordeling effecten
Ruimtelijke aspecten Het voorgenomen plan resulteert netto waarschijnlijk in een toename van het aantal arbeidsplaatsen en de toegevoegde waarde. Dit is te beschouwen als een beperkt positief effect voor de maatschappij. Voor de getroffen landbouwers is het effect negatief.
Mobiliteit Uit een beknopte analyse van de verkeersgeneratie wordt ingeschat dat de ontsluitingsweg van het industriegebied geen capaciteitsproblemen zal ondervinden. De geplande heraanleg van het kruispunt met de Bilzersteenweg en de Industrielaan is nodig om wachtrijen in de spits, in het bijzonder de avondspits (tot 15 à 20 voertuigen volgens TV3V) te beperken en te vermijden. Volgens de berekeningen van TV3V kan het ontworpen lichtengeregelde kruispunt (variabele lichtenregeling) een verkeerstoename van 10% op alle takken verwerken. De belangrijkste tak is de N73 vanuit Bilzen die kort achter een rotonde zal liggen. Hier mag de wachtrij niet te lang worden. Een toename van het uitrijdende verkeer met naar schatting tussen 7,5% en 15% op de minst belangrijke tak van het kruispunt, nl. de
7
2 rijrichtingen
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
47
Industrielaan, kan naar verwachting dan ook verwerkt worden door het te installeren kruispunt. Het voorgenomen plan veroorzaakt dus geen overbelasting van de Industrielaan noch van het toekomstige lichtengeregelde kruispunt tussen Industrielaan en N70 – Bilzersteenweg. Het effect op de mobiliteit wordt daarom als beperkt ingeschat. De uitbreiding kan ontsloten worden met de bestaande of geplande ontsluitingsinfrastructuur.
5.2.8.4
Milderende maatregelen
Gebruik van het plangebied Er is geen milderende maatregel nodig om effecten te verzachten. De landbouwers die momenteel de gronden in het plangebied bewerken zullen een vergoeding krijgen voor het verlies van de beteelde oppervlakte conform bepalingen in de pachtwetgeving. De eigenaar van de gronden ondervindt planbaten. Mobiliteit Het aandeel autoverkeer kan in beperkte mate afnemen door het plangebied toegankelijk te maken voor fietsers vanuit de Leeuwerikstraat. Werknemers die ten noorden van het plangebied wonen, kunnen dan gemakkelijker per fiets naar het werk gaan en zo het wegennet rondom het industriegebied ontlasten. Dit betekent dat de Tackebosstraat, die door het plangebied loopt, bij uitvoering van het plan zal worden verhard en tot het openbaar domein zal behoren. De toegankelijkheid is beperkt tot zachte weggebruikers.
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
49
5.3 Aanreiken informatie over de watertoets Onderaan deze en op de volgende bladzijde worden relevante watertoetskaarten van het plangebied (voorkeursalternatief) in tabelvorm afgebeeld. Ze worden hier tevens kort besproken, samen met beknopte bespreking nulalternatief. 1) Overstromingen (Figuur 17a) en winterbedkaart Het plangebied valt buiten gekende overstromingsgebieden, noch recent, noch volgens van nature. Er is geen grote waterloop in de buurt. 2) Erosie en hellingen (Figuur 17b) Het plangebied helt zeer licht af naar het oosten, richting de E313. Deze helling is onvoldoende steil. Daarom is het plangebied ingekleurd als niet erosiegevoelig 3) Infiltratie (Figuur 17c)en grondwaterstroming (d) Het plangebied is noch infiltratiegevoelig, noch grondwaterstromingsgevoelig. Dit betekent: 1) dat hemelwater in het plangebied relatief traag infiltreert vanwege ondiepe grondwatertafel 2) dat er geen belangrijke grondwaterstromingen aanwezig zijn
a) overstromingsgevoelige gebieden
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
50
b) erosiekaart
c) Infiltratiegevoelige gebieden
d) grondwaterstroming Figuur 17: selectie relevante watertoetskaarten van het plangebied en omgeving: links voorgenomen plan en rechts nulalternatief en omgeving
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
51
5.4 Grensoverschrijdende effecten Het voorgenomen plan regelt de bestemming van een oppervlakte grond van 6,22 ha gelegen tegen een industriegebied en nabij de autosnelweg E313 in Hoeselt. De afstand tot een gewestgrens of landsgrens bedraagt respectievelijk 12,2 km en 11,2 km. Zowel vanwege de aard van het plan als de afstand zijn grensoverschrijdende effecten niet te verwachten.
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
52
5.5 Alternatieven Van het voorgenomen plan worden naast het voorkeursalternatief nog volgende locatiealternatieven aan de screening onderworpen: 1) Het nulalternatief waarbij voorgenomen plan niet wordt uitgevoerd; 2) Het alternatief Oude-Nederbaan. Ontsluitings- en uitvoeringsalternatieven worden niet onderzocht (zie ook §3.1op blz. 22).
5.5.1
Effecten van het nulalternatief
Het nulalternatief betekent dat het voorgenomen plan niet zal doorgaan. De grens van het industriegebied zal dan alleen uitbreiden naar het toekomstige recyclagepark, wat als referentiesituatie beschouwd kan worden. Het nulalternatief is dus gelijk aan de referentiesituatie. Het effect ervan is als neutraal te beschouwen.
5.5.2
Effecten van het locatie-alternatief
5.5.2.1 Natuur Indien de uitbreiding plaatsvindt aan de zijde van de Oude Nederbaan, gaat geen biologisch waardevol gebied verloren, alleen biologisch minder waardevol gebied. Dit effect kan als neutraal beschouwd worden ten opzichte van de referentie. Ten opzichte van het voorgenomen plan is het effect van dit alternatief op de natuur positief.
5.5.2.2 Landschap Bij keuze voor het locatiealternatief wordt de uitbreiding uitgevoerd in landbouwgebied zonder duidelijk reliëf en zonder waardevolle landschapseenheden. Maar net als in het voorgenomen plan zal de afstand tussen een landelijke weg en het industriegebied zo goed als volledig verdwijnen. Effecten op de perceptieve landschapskenmerken en de belevingswaarde van dit alternatief worden daarom ook als beperkt negatief beschouwd.
5.5.2.3 Mens en mobiliteit Het locatiealternatief betekent ook een afname van de landbouwsector en toename voor de secundaire of tertiaire sector (handel). Het effect is gelijk aan het effect van het voorgenomen plan, beperkt positief. Betreffende mobiliteit wordt eenzelfde verkeersgeneratie verwacht. Door de ligging langs de Oude Nederbaan, wel een lokale weg type 2, kan het gegenereerd verkeer in belangrijke mate via de Oude Nederbaan worden afgewikkeld. Dit zal niet resulteren in capaciteitsproblemen. Fietsers zouden in dit scenario via de Oude Nederbaan het plangebied kunnen bereiken.
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
53
5.6 Cumulatieve effecten Het gemeentelijk RUP Recyclagepark voorziet in de uitbouw van een nieuw recyclagepark op percelen gelegen ten westen van het plangebied. Het recyclagepark zal via dezelfde weg ontsluiten als het voorgenomen plan. Dit plan veroorzaakt mogelijk volgende cumulatieve effecten betreffende: 1) Mobiliteit 2) Landschap - archeologie Cumulatieve effecten van mobiliteit zijn beperkt. De verkeersgeneratie van een recyclagepark verloopt verschillend van die van een lokaal bedrijventerrein. Het verkeer van en naar een recyclagepark haalt de hoogste intensiteiten buiten de spitsuren en op zaterdag, dat van een lokaal bedrijventerrein in de week en op de spitsuren.
Zowel in het plangebied van het recyclagepark als dat van Industrie IV kunnen ongekende archeologische waarden aanwezig zijn. Het cumulatieve effect van beide plannen op het archeologisch erfgoed kan groter zijn dan de afzonderlijke effecten. Omdat het telkens een leemte in de kennis is, is ook het cumulatieve effect een leemte in de kennis. Een archeologisch vooronderzoek van het ene plangebied is geen indicatie voor dat van het andere plangebied. Dit betekent dat voor beide plangebieden een afzonderlijk archeologisch vooronderzoek nodig is.
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
55
5.7 Integratie en eindsynthese 5.7.1 Beknopte beschrijving van het plan Het voorgenomen plan is de bestemmingswijziging van afgerond 6,2 ha agrarisch gebied (volgens gewestplan Sint-Truiden – Tongeren en BPA Industrie III) naar een zone voor bedrijven en KMO. Het plangebied ligt ten noorden van het industriegebied van Hoeselt, ten zuiden van de Leeuwerikstraat, ten oosten van de Oude Nederbaan (en een akker) en ten westen van de E313 en zal het geherlocaliseerde recyclagepark van Hoeselt omsluiten. Het plangebied zal worden ontsloten via de Industrielaan die wordt verlengd vanuit het bestaande industriegebied en waarlangs ook het toekomstige recyclagepark zal worden ontsloten. De gemeente Hoeselt gaat over tot de opmaak van dit plan om volgende redenen: ruimte creëren voor zonevreemde bedrijven; ruimte creëren voor lokale bedrijven die willen uitbreiden.
5.7.2 Beknopte beschrijving effecten van het voorgenomen plan De bestemmingswijziging genereert effecten op de bodem, de waterhuishouding, de natuur, het landschap, de mens en de mobiliteit. De belangrijkste effecten zijn deze op: 1) bodem: het voorgenomen plan maakt het mogelijk dat activiteiten met mogelijk negatief effect op de bodemkwaliteit vestigen op het plangebied. De kans dat dergelijke effecten optreden is zeer laag mits op projectniveau de relevante regelgeving van het Vlarebo en Vlarem wordt nageleefd. 2) waterhuishouding: op een bedrijventerrein zullen gebouwen en verhardingen opgetrokken en/of aangelegd worden. In agrarisch gebied zijn deze afwezig. Daardoor resulteert het plan in een gewijzigd afstromingsregime van hemelwater en een gewijzigd bodemvochtregime. Doordat het besluit van de Vlaamse regering inzake gebruik, infiltratie en vertraagde afvoer van hemelwater van 1 oktober 2004 moet worden nageleefd, aangepast op 1 januari 2014 is dit effect beperkt. 3) natuur: Rondom het plangebied is de natuurwaarde beperkt waardoor directe effecten beperkt zijn. Aanwezige natuurwaarden kunnen in de toekomstige groenbuffer terugkeren en de populierenaanplant valt onder de boscompensatieplicht. Er is zo voldaan aan het stand-still principe. Voor vleermuizen zijn er mogelijk beperkte positieve effecten doordat in nieuwe gebouwen mogelijk geschikte dagverblijven ontstaan. Er is een leemte in de kennis voor effecten op amfibieën. Als deze aanwezig blijken in de kleine waterbuffer, moet deze gedempt worden buiten voortplantingstijd en overwinteringstijd voor amfibieën, dit is dempen in periode augustus-september. Doordat het voorgenomen plan de verstorende invloed van de snelweg zal beperken, resulteert het in een beperkt positief effect van verstoring. Er zijn geen netwerkeffecten. 4) landschap: het voorgenomen plan resulteert in de verschuiving van een gesloten stedelijk aandoend industrielandschap tot tegen een landelijke weg. Dit resulteert in een afname van de perceptieve kenmerken van het landschap, de landschapswaarden en landschapsbeleving; dus in een negatief effect op het landschap. Om dat te beperkten wordt voorgesteld om naast de Leeuwerikstraat een landschappelijke waardevolle groenbuffer in te planten. Deze buffer moet rekening houden met de aanwezigheid van
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
56
het brandbriefkruis om een effect op het bouwkundig erfgoed te voorkomen. Het effect op de archeologische waarden is een leemte in de kennis. Een archeologisch vooronderzoek kan deze leemte opvullen. 5) mens en mobiliteit: Het voorgenomen plan zal netto resulteren in een toename van toegevoegde waarde en arbeidsplaatsen wat als beperkt positief beschouwd wordt. De gegenereerde mobiliteit zal geen capaciteitsproblemen veroorzaken. Er wordt aangeraden om het bedrijfsterrein toegankelijk te houden via de Tackebosstraat voor fietsers en voetgangers. Mogelijk kan hierdoor het aandeel personen die per fiets komen verhogen.
5.7.3 Effecten van het nulalternatief Bij keuze voor het nulalternatief treden de positieve en negatieve effecten niet op.
5.7.4 Effecten van het alternatief ten westen van het bedrijventerrein Uitvoering van het voorgenomen plan op het locatie-alternatief Oude-Nederbaan genereert gelijkaardige effecten als het planalternatief, maar op een andere locatie. Omdat de Oude Nederbaan meer passanten telt, zullen meer mensen de afname van de landschappelijke waarde ervaren. Om die reden worden de effecten van het locatiealternatief als iets groter ingeschat dan deze van het voorkeursalternatief. Deze uitbreiding resulteert ook niet in een extra buffering van de verstorende invloed die uitgaat van de snelweg. In het locatiealternatief zijn alleen akkers of intensief grasland aanwezig. Boomgaarden liggen er niet in maar verder zuidelijk, ten zuiden Oude Nederbaan. Dit betekent dat er geen potentiële effecten zijn op dieren van struwelen en op amfibieën. Het locatiealternatief genereert zo minder effecten op de natuur.
5.7.5 Beknopte beoordeling effecten en afweging tussen alternatieven Tabel 3 geeft een overzicht van de hoger gevoerde effectbeoordeling per effectgroep en discipline en per planalternatief. Tabel 3: overzicht effectbeoordeling per planalternatief
Locatie alternatieven voorkeursalternatief nulalternatief Bodem en waterhuishouding Bodem 0 Oppervlaktewater 0 Natuur Directe effecten - en (+) 0 Verstoringseffecten (+) 0 Landschap Perceptieve kenmerken 0 Landschapswaardering 0 Mens Ruimtelijke aspecten (+) 0 Mobiliteit 0 0 + positief effect, 0 neutraal effect, - negatief effect, () beperkt effect
M-IMPACT
Oude Nederbaan
(-) en (+) (+) 0
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
6
57
Besluit
De gemeente Hoeselt wil het industrieterrein gelegen langs de E313 verder uitbreiden naar het noorden tot aan de Leeuwerikstraat. De verantwoording voor deze uitbreiding is: 1) Ruimte voorzien voor herlocatie van zonevreemde bedrijven; 2) Ruimte voorzien voor toekomstige bedrijvigheid. Volgens cijfers van de POM is in het bestaande industrieterrein geen restoppervlakte meer aanwezig. Daarom opteert de gemeente voor een uitbreiding van het industriegebied BilzenHoeselt. De gemeente kiest voor een uitbreiding naar het noorden over een oppervlakte van 6ha 22a 30ca. Het voorgenomen plan zal de bestemming van 6,2 ha8 landbouwgebied wijzigen in “zone voor bedrijven en KMO”. Volgens de Vlaamse regelgeving dient dit plan onderworpen aan een onderzoek naar MER, kortweg screening. In de beoordeling worden het nulalternatief en een locatiealternatief mee beschouwd. 1) Het nulalternatief: geen uitbreiding van het industriegebied; 2) Een uitbreiding in westelijke richting, tot aan de Oude Nederbaan waarvoor eveneens landbouwgebied wordt omgezet in bedrijventerrein. Overige alternatieven zoals uitvoeringsalternatieven zijn op planniveau en voor dit dossier niet relevant. Ontsluitingsalternatieven worden evenmin beschouwd. De belangrijkst effecten van het voorgenomen plan zijn: 1) Wijziging bodemvochtregime door de toename aan verharde oppervlakte die zowel resulteert in verminderde infiltratie als versnelde afvoer. Door naleving van de verordening inzake gebruik, infiltratie, buffering en vertraagde afvoer van hemelwater wordt dit potentiële effect al in belangrijke mate beperkt. Deze effecten kunnen verder beperkt worden in de stedenbouwkundige voorschriften op te leggen: a. Gebruik van waterdoorlatende verhardingen, uitgezonderd waar hemelwater potentieel verontreinigd kan worden b. Hemelwater te gebruiken als proceswater, als technisch haalbaar c. Groendaken te voorzien (met bijkomend voordeel op vlak van verwarming en koeling), behalve voor daken die afwateren naar hemelwaterput 2) Geen of hoogstens beperkte effecten voor afvalwater, lucht en geluid 3) De verdwijning van een waardevolle populierenaanplant. Deze is compensatieplichtig met compensatiefactor 1. 4) Buffering van de bestaande invloed van de autoweg E313 op de omgeving waardoor het voorgenomen plan beperkt positieve effecten heeft op lucht- en geluidsverstoring; 5) Afname van de waardering en de perceptieve kenmerken van het landschap voor bewoners en passanten Leeuwerikstraat. Waar het plangebied aan de Leeuwerikstraat grenst, moet aandacht gaan naar een landschappelijk kwalitatieve invulling van de bufferzone met aandacht voor het brandbriefkruis.
8
Een zeer beperkte oppervlakte van het plangebied heeft al bestemming KMO-zone
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
58
6) Beperkte positieve effecten voor mens-ruimtelijke aspecten en geen effecten op de mobiliteit. Het plangebied kan ontsloten worden via de Industrielaan. Om het autoverkeer te beperken wordt voorgesteld het industriegebied toegankelijk te maken vanaf de Leeuwerikstraat voor fietsverkeer door verharding van de Tackebosstraat en een doorsteek van deze straat in de groenbuffer aan te leggen. Een overzicht van de effectbeoordeling geeft de Tabel 3 op pagina 56. Deze tabel toont dat de effecten van het voorgenomen plan beperkt zijn en dat deze voor zowel het planalternatief als het locatiealternatief min of meer gelijk zijn. Betreffende directe effecten op natuur is het locatiealternatief minder negatief, betreffende verstoringseffecten op natuur (en mens) is het planalternatief beperkt positief waar dat voor het locatiealternatief negatief is.
M-IMPACT
september 2014
Screening RUP Industrie IV Hoeselt – versie 2 (definitief)
7
59
Referenties
Adriaens, Dries, Tim Adriaens & Griet Ameeuw (2008). Ontwikkeling van criteria voor de beoordeling van de lokale staat van instandhouding van de habitatrichtlijnsoorten. Rapport van het instituut voor natuur- en bosonderzoek IN.R.2008.35, Brussel, 217 pp. Aerts, N en Vansina, F. (red) (2009). Actualisatie richtlijnenboek milieueffectrapportering voor de activiteitengroep „stadsontwikkeling en recyclage“. LNE, Brussel, 269 pp. Schute, I., F. Vansina & E. Wauters (2006). Geactualiseerd project-MER richtlijnenboek Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie. RA en RAAP iov LNE Dienst MER, Antwerpen/Brussel, 182 pp. Technum (2005). Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Hoeselt. 196 pp TV3V (2008). Studieoopdracht wegwerken gevaarlijke punten en wegvakken in Vlaanderen. Projectnota Provinciale auditcommissie. Kruispunt/Wegvak N730 Bilzersteenweg + Boudewijnsnelweg (7131) + Industrielaan (7276). TV3V, Antwerpen, 54 pp.
Digitale referenties AGIV, www.geovlaanderen.be: Watertoetskaarten, situering speciale beschermingszones, Biologische waarderingskaart Vlaanderen (opname door INBO) Onroerend Erfgoed Vlaanderen (zj). KML laag met relicten van het Bouwkundig erfgoed. https://inventaris.onroerenderfgoed/portaal/kaarten
M-IMPACT
september 2014
M-IMPACT
Maatschappelijke zetel Stationsstraat 50 bus 3 B 3910 Neerpelt Contact Tel.: 011 666 765 GSM: 0474 696 317 e-mail:
[email protected]
BTW BE 0843.085.101