Plan-MER RUP Hazegras Oostende
Deel 0 - niet technische samenvatting
Definitief
Grontmij Belgium NV Gent, juni 2015
Verantwoording
Titel
:
Plan-MER RUP Hazegras Oostende
Subtitel
:
Deel 0 - niet technische samenvatting
Projectnummer
:
Referentienummer
:
Revisie
:
Datum
:
Auteur(s)
:
E-mail adres
:
Gecontroleerd door
:
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
juni 2015
Grontmij Belgium NV Elfjulistraat43 B-9000 Gent T +32 9 241 59 20 F +32 9 241 59 30
[email protected] www.grontmij.be
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 2 van 31
Handtekeningenlijst Plan-MER RUP Hazegras Oostende (267956) Coördinator Sofie Heirman
MER-deskundige geluid en trillingen Guy Putzeys
MER-deskundige lucht Jan Verstraeten
MER-deskundige bodem Sofie Heirman
MER-deskundige water (grond- en oppervlaktewater) Sofie Heirman
MER-deskundige fauna en flora Els Van den Balck
MER-deskundige landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie voor deeldomeinen landschap en bouwkundig erfgoed Rik Houthaeve
MER-deskundige landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie voor deeldomein archeologie Paul Durinck
MER-deskundige mens – ruimtelijke aspecten Rik Houthaeve
MER-deskundige mens – deeldomein mobiliteit Stijn van Pee
Inhoudsopgave
1
Inleiding .................................................................................................................... 5
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.2.1 2.4.2.2 2.4.2.3 2.4.2.4 2.4.2.5 2.5 2.5.1 2.5.2 2.5.3 2.6 2.7
Situering, verantwoording en beschrijving van het plan .............................................. 6 Ruimtelijke situering .................................................................................................. 6 Planologische situering.............................................................................................. 8 Beleidsmatige situering en verantwoording .............................................................. 10 Beschrijving plan ..................................................................................................... 11 Globale visie RUP Hazegras ................................................................................... 11 Vertaling visie in voorliggende planelementen ......................................................... 14 Planelement 1: site Hotelschool ............................................................................... 15 Planelement 2: site De Post .................................................................................... 15 Planelement 3: site Administratief Centrum federale en Vlaamse overheid .............. 16 Planelement 4: site RMD ......................................................................................... 16 Totaal...................................................................................................................... 17 Niet weerhouden alternatieven ................................................................................ 17 Nulalternatief ........................................................................................................... 17 Programma- alternatieven ....................................................................................... 17 Inrichtingsalternatieven............................................................................................ 17 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden ........................................................ 17 Geïntegreerd ontwikkelingsscenario ........................................................................ 18
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.2 3.3 3.4 3.4.1 3.4.2 3.5 3.5.1 3.5.2 3.6 3.7 3.7.1 3.7.2 3.8 3.8.1 3.8.2
Samenvatting milieueffectenbeoordeling per discipline ............................................ 19 Discipline mobiliteit .................................................................................................. 20 Beschrijving referentiesituatie .................................................................................. 20 Beschrijving en beoordeling milieueffecten .............................................................. 20 Discipline geluid en trillingen ................................................................................... 21 Discipline lucht ........................................................................................................ 21 Discipline bodem en grondwater .............................................................................. 22 Beschrijving referentiesituatie .................................................................................. 22 Beschrijving en beoordeling milieueffecten .............................................................. 22 Discipline oppervlaktewater ..................................................................................... 23 Beschrijving referentiesituatie .................................................................................. 23 Beschrijving en beoordeling milieueffecten .............................................................. 23 Discipline fauna en flora .......................................................................................... 23 Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie ....................................... 24 Beschrijving referentiesituatie .................................................................................. 24 Beschrijving en beoordeling van de milieueffecten ................................................... 24 Discipline mens – ruimtelijke aspecten .................................................................... 25 Beschrijving referentiesituatie .................................................................................. 25 Beschrijving en beoordeling van de milieueffecten ................................................... 25
4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3
Integratie en eindsynthese....................................................................................... 26 Algemeen................................................................................................................ 26 Voorstel van milderende maatregelen en aanbevelingen ......................................... 27 Algemeen................................................................................................................ 28 Planelement 1 – site Hotelschool ............................................................................. 29 Planelement 2 – site De Post................................................................................... 29
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 3 van 31
4.2.4 4.2.5 4.3 4.4
Planelement 3 – site Administratief Centrum federale en Vlaamse overheid ............ 30 Planelement 4 – site RMD ....................................................................................... 30 Elementen voor de watertoets ................................................................................. 30 Leemten in kennis ................................................................................................... 31
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 4 van 31
1
Inleiding
Het voorliggend plan betreft het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) ‘Hazegras’. Doelstelling van dit plan is om de ruimtelijke bestemmingen van de wijk Hazegras te herstructureren en te versterken uitgaande van haar bestaande sterktes en zwaktes en rekening houdende met lopende en geplande ontwikkelingen. Concreet houdt het plan – naast het behoud van het bestaande programma volgens het geldende BPA Hazegras – de herbestemming van 4 zones voor algemeen nut tot gemengde stedelijke woonprojecten in. Dit vertaalt zich in volgende planelementen (kaarten 1, 2 en 3): Planelement 1: site Hotelschool: Planelement 2: site Post Planelement 3: site Administratief centrum federale en Vlaamse overheid Planelement 4: site RMD1 Het betreft telkens gemengde stedelijke projecten waarbij het accent ligt op de woonfunctie, maar de mogelijkheid tot integratie van kantoren, handel en horeca wordt voorzien. De initiatiefnemer van het voorliggend plan is de stad Oostende in samenwerking met het Autonoom Gemeentebedrijf Stadsvernieuwing Oostende (AGSO) dat in opdracht van de stad Oostende instaat voor de opmaak van het RUP. Het voorgenomen plan vormt een kader voor projecten zoals die vermeld worden onder Bijlage I, II of III van het m.e.r.-decreet. Dit betekent dat de plan-m.e.r.-plicht van toepassing is, omdat mogelijks aanzienlijke milieueffecten kunnen optreden. Het plan is van rechtswege plan-MERplichtige in zoverre rubriek 10b uit bijlage II van het project-MER-besluit van toepassing is: Stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen, Met betrekking tot de bouw van 1000 of meer woongelegenheden, of Met een bruto vloeroppervlakte van 5.000 m² handelsruimte of meer, of Met een verkeersgenerende werking van pieken van 1000 of meer personenautoequivalenten per tijdsblok van 2 uur. De initiatiefnemer van het voorliggende plan gaat uit voorzorg – wegens het mogelijk optreden van aanzienlijke milieueffecten – over tot de opmaak van een plan-MER. Gekoppeld aan het plan-MER worden ook de nodige elementen mbt de watertoets (mbt de impact op het watersysteem) aangeleverd. Na goedkeuring van het MER kan de procedure voor het RUP doorlopen worden. De inhoud van het plan-MER, meer specifiek de ruimtelijke consequenties van milderende maatregelen, zullen worden bijgevoegd aan het RUP. Dit kan gebeuren door een integratie in de toelichtingsnota of als afzonderlijk document dat als bijlage aan het RUP wordt toegevoegd. Erna is zijn de bestemmingen in overeenstemming met de geplande ontwikkelingen en kunnen de nodige vergunningen voor de daadwerkelijke realisatie van het plan aangevraagd worden. Hierbij dient invulling gegeven te worden aan de project-m.e.r.-plicht. In het kader van de vergunningsprocedure zijn er inspraakmogelijkheden.
1
Radio Maritieme Dienstverlening
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 5 van 31
2
Situering, verantwoording en beschrijving van het plan
2.1
Ruimtelijke situering
De stad Oostende is centraal gelegen langsheen de Belgische kustlijn, ten noorden van de E40/A18 Jabbeke-Calais, op 35 km van de Nederlandse grens en op 30 km van de Franse grens. Door de centrale ligging, vormt Oostende een belangrijk nationaal en internationaal knooppunt voor transportverbindingen en – mogelijkheden en dit zowel voor het autoverkeer, treinverkeer, luchtverkeer en de scheepvaart.
Het plangebied is gelegen binnen de kernstad van Oostende, nabij de zeehaven, meer bepaald tussen de historische stadskern in het noorden, het Maria Hendrikpark in het zuiden, het station in het oosten en de Verenigde-Natielaan in het westen (kaarten 1, 2, 3 en 4). Dit gebied is gekend als de Hazegraswijk. Onderstaande figuur geeft de bestaande ruimtelijke structuur weer.
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 6 van 31
Figuur 2-1: bestaande ruimtelijke structuur
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 7 van 31
2.2
Planologische situering
Het plangebied van het volledige RUP situeert zich binnen het gewestplan ‘OostendeMiddenkust’ (KB 26/01/1977 en BVR 13/07/2001) en omvat volgende bestemmingen (zie kaart 5): Woongebied Parkgebied Waterwegen De Graaf de Smet de Naeyerlaan is aangeduid als hoofdverkeersweg. Het plangebied is gelegen in volgende bestemmingsplannen: BPA 121B Hazegras, gemeentelijk RUP Stedelijke Economische Verweving, GRUP Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende – deelgebied 6 en 7 en GRUP Afbakening zeehavengebied Oostende. Het plangebied is volledig gelegen binnen het BPA 121B Hazegras (MB 23/01/1998). Delen van dit BPA werden ondertussen reeds verfijnd of gewijzigd door een aantal RUP’s. Een aantal locaties gelegen binnen de afbakening van het BPA 121B Hazegras werden opgenomen in het ruimtelijke uitvoeringsplan (RUP) Stedelijke Economische Verweving (zie Figuur 2-2). Dit RUP werd opgemaakt om de ongelijke behandeling van de tertiaire sector en de verscheidenheid aan bestemmingen- en inrichtingsvoorschriften tussen de verschillende vigerende BPA’s en het gewestplan in de stad Oostende ongedaan te maken. Terwijl de ene zijde van belangrijke toegangs- en invalswegen in een BPA ligt die beperkingen opleggen qua bestemming, worden de stedenbouwkundige richtlijnen voor de overzijde immers bepaald door het gewestplan met de bestemming ‘woongebied’, waardoor de bestemmingsbeperkingen uit de BPA’s niet gelden. De locaties binnen de wijk Hazegras zijn aangeduid als A-locaties. Deze locaties zijn, door hun ligging nabij het station, knooppunten voor het openbaar vervoer, waar kantoren met een groot aantal werknemers of bezoekers perfect verenigbaar zouden kunnen zijn met andere functies. De wijziging t.o.v. het BPA behelst het wegwerken van het onderscheid tussen hoofd- en nevenbestemming en het aanpassen van de bouwvoorschriften m.b.t. de bouwdiepte in die zin dat de toegelaten bouwdiepte overal gelijk wordt. De V/T, zoals bepaald in het BPA, blijft behouden zodat er geen bijkomende vloeroppervlakte kan gerealiseerd worden. Met het RUP Stedelijke Economische Verweving wilde de stad de BPA’s ter hoogte van de aangeduide zones, in afwachting van de opmaak van gebiedsdekkende RUP’s voor de afzonderlijke stadsdelen zoals gedefinieerd in het GRS Oostende, wijzigen. Dit “RUP Stedelijke Economische Verweving” is dus te beschouwen als een tijdelijk RUP dat met de latere opmaak van de gebiedsdekkende RUP’s voor de verschillende Oostendse stadsdelen zal worden opgeheven. Het RUP werd definitief vastgesteld door de gemeenteraad op 26 maart 2010. De voorliggende planelementen zijn conform de geldende bestemming allen gelegen in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 8 van 31
Figuur 2-2: Bestemmingen BPA 121B Hazegras + afbakening A-locaties RUP Stedelijke Economische Verweving
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 9 van 31
Het plangebied is gelegen binnen het gewestelijk ruimtelijke uitvoeringsplan (GRUP) Afbakening Regionaalstedelijk gebied Oostende. Dit GRUP stelt aanpassingen voor aan de bestemmingen en de geldende stedenbouwkundige voorschriften in delen van de gemeenten Bredene, Middelkerke, Oostende en Oudenburg. Het werd vastgesteld door de Vlaamse regering op 15 mei 2009. Voor het GRUP is ook een plan-MER opgemaakt en goedgekeurd door de Dienst Mer op 26 juni 2008 (Arcadis, 2008)). Het plangebied is volgens het GRUP gelegen binnen stedelijk (woonweefsel), waarvoor de taakstelling wonen relevant is. De vooropgestelde taakstelling voor het stedelijk gebied Oostende werd bepaald op 7.331 à 7.780 bijkomende woningen voor de periode 1992-2007. Er wordt gekozen voor maximaal behoud van de open ruimte en een kwalitatieve woonontwikkeling die primeert op het kwantitatieve. Om deze behoefte aan bijkomende woongelegenheden op te vangen, kan gebruik gemaakt worden van: hergebruik van (langdurig) leegstaande/verkrotte woningen; onbebouwde percelen met een woonbestemming langs uitgeruste wegen en percelen in goedgekeurde verkavelingen; geplande projecten inzake bijkomende woongelegenheden in het Woonplan Oostende (zie verder, punt 3.3.4); in- en uitbreidingsgebieden met een woonbestemming; andere voorgestelde gebieden voor woonprojecten. De taakstelling met betrekking tot wonen houdt geen rekening met tweede verblijven. Dit impliceert dat een deel van de ruimte voor woongelegenheden kan ingenomen worden door tweede verblijven. Het sturen van tweede verblijven is met het instrument ruimtelijk uitvoeringsplan moeilijk. Daarom gaat extra aandacht naar het evenwicht tussen permanente verblijven en tweede verblijven; dit resulteert in het aanduiden van percentages (%) aan tweede verblijven die in elk gebied kunnen worden gerealiseerd. Het GRUP omvat geen bestemmingswijzigingen binnen het plangebied, maar wel in de onmiddellijke nabijheid, zijnde deelgebied 6 (Kazerne Bootsman – Jonsen) en deelgebied 7 (Stationsomgeving). Deze deelplannen realiseren een nieuw woongebied, enerzijds door het opdoeken van een deel van de militaire activiteiten, anderzijds gekoppeld aan de ontwikkelingen rond het stationsproject (zie verder, hoofdstuk 6). Deelgebied 7, dat voorheen deels binnen de afbakening van het BPA Hazegras viel, wordt bijgevolg niet meegenomen binnen de afbakening van voorliggend plan. Het plangebied grenst in het noordoosten aan het GRUP Afbakening zeehavengebied Oostende. De haven van Oostende wil zich ontwikkelen tot een snelle haven gericht op overzet- en shortseashippingtrafieken met groeimogelijkheden op nichemarkten als bulk- en general cargotrafieken, visserij, maritieme en/of zeegebonden diensten, cruises,… In de achterhaven zijn enkele industriële en dienstverlenende bedrijven gevestigd die belangrijk zijn voor de regio. Het GRUP werd definitief vastgesteld door de Vlaamse regering op 22 maart 2013.
2.3
Beleidsmatige situering en verantwoording
Een beleidsmatige situering en verantwoording van het plan wordt gegeven vanuit volgende beleidsdocumenten: Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (PRS) West-Vlaanderen Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS) Oostende Woonplan Oostende
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 10 van 31
Situering, verantwoording en beschrijving van het plan
2.4
Beschrijving plan
2.4.1
Globale visie RUP Hazegras
Het plan ‘RUP Hazegras’ beoogt een versterking van de verschillende activiteitenassen zoals vooropgesteld binnen de gewenste ruimtelijke structuur van het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Oostende, zijnde de historische, commerciële en maritieme as. Hierdoor wordt een duidelijkere eenheid gevormd tussen het plangebied en de kernstad, waarbij ook het Maria Hendrikpark meer wordt geïntegreerd in de stad. Dit vormt één verhaal met de ontwikkelingen ter hoogte van het station en een verbeterde fysieke verbinding met de Oosteroever. Bij de realisatie van de versterking van deze assen wordt voornamelijk aandacht besteed aan de Bandariskaai/Slachthuiskaai (zie kaart 4). Deze as en de bebouwing die er rond zal komen zorgt voor een versmelting van het station met de wijk Hazegras en zorgt daarbij ook voor een realisatie van de 'maritieme as' van het Maria Hendrikapark langs het station langs de Visserskaai naar het strand. Het publiek domein kan zorgen voor een verbinding van het park naar de kernstad, de bebouwing voor een stedelijkheid tot aan het Maria Hendrikapark. De Graaf de Smet de Naeyerbrug en de eerste huizenrij richting Vaartstraat zijn beschermd als monument, net als het Maria Hendrikapark. Het eerste huizenblok heeft volledig een hoge locuswaarde gekregen door stad Oostende. Het is van groot belang op een goede manier aan te sluiten op deze elementen, en deze verder te versterken. Deze erfgoedelementen vormen een mooie aansluiting van de stad op het Maria Hendrikapark (zelf ook een monument). Om de stad ook werkelijk tot aan het Maria Hendrikapark te laten doorlopen is het daarnaast zeker nodig om bij het denken aan een langetermijnvisie voor dit gebied een ander (hoger) gabariet te voorzien langs de Brandariskaai/ Slachthuiskaai, met eventueel een accent voorbij de Graaf de Smet de Naeyerbrug (net buiten het plangebied, maar van belang in het verhaal van het doortrekken van de stedelijkheid tot aan het Maria Hendrikapark). De kwaliteiten van de bouwblokken langsheen de Graaf de Smet de Naeyerlaan blijven met het RUP behouden en kunnen verder worden versterkt. Dit is in het verleden voor een groot deel vastgelegd in het RUP Stedelijke Economische Verweving (zie hoger) als multifunctioneel stedelijk woongebied waarbij de functie ruimer gezien is dan wonen alleen. Hierdoor hebben zich kantoor- en handelsfuncties langs deze as gevestigd. In het achterliggende weefsel kan dit multifunctioneel stedelijk woongebied verder ontwikkeld worden gericht op de eigenheid van die plek (het oosten zal zich vooral richten op de nieuwe stationsontwikkelingen). Op deze manier kan Hazegras een homogene en gestructureerde woonwijk worden, rekening houdend met de bestaande aanwezige hogere volumes (Hotel Melinda, ICON, Mast, Marina Mercator) en de aanwezige monumenten. Door middel van de verdere invulling van het plangebied met markante bebouwing kan een sterkere visuele relatie tussen de verschillende onderdelen van de stad worden gecreëerd. De visie van de stad bestaat onder meer uit het doortrekken van het Maria Hendrikapark tot aan de Mercatordokken. Door de grote ruimte-inname van de keerlus die bij het station wordt ontwikkeld zal deze groene verbinding voor een deel binnen de bebouwbare zones moeten gerealiseerd worden.
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 11 van 31
Figuur 2-3: gewenste ruimtelijke structuur
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 12 van 31
Situering, verantwoording en beschrijving van het plan
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 13 van 31
2.4.2
Vertaling visie in voorliggende planelementen
De hierboven beschreven concepten en visies kunnen worden nagestreefd door een projectmatige invulling van een aantal deelgebieden of planelementen binnen het plangebied. Bij onderstaande bespreking per planelement wordt zo duidelijk mogelijk beschreven wat de beoogde ontwikkeling is van de diverse planelementen. Hierbij wordt telkens uitgegaan van de maximale invulling van het planelement qua milieu-impact. Dit betekent dat hier wordt vertrokken van de invulling die resulteert in de hoogst mogelijke verkeersgeneratie. Aan volgende planelementen die op termijn hun huidige functie mogelijk niet langer zullen opnemen, wordt een nieuwe toekomstige invulling gegeven in overeenstemming met de voorgestelde gewenste ruimtelijke structuur voor de wijk Hazegras: Planelement 1: site Hotelschool Planelement 2: site De Post Planelement 3: site Administratief centrum federale en Vlaamse overheid Planelement 4: site RMD2 De exacte invulling van deze planelementen is nog niet gekend. Hierna wordt de mogelijke maximale invulling van deze planelementen weergegeven. Ook wordt in de mate van het mogelijke het ontwikkelingsperspectief (realisatietermijn) verduidelijkt bij de beschrijving van het huidige bodemgebruik. De overige locaties binnen de afbakening van het RUP Hazegras beogen een bestendiging van de bestaande situatie conform de geldende bestemmingsplannen. Bij 3 van de 4 planelementen (niet bij planelement 4) wordt in navolgende beschrijving per planelement een maximale V/T-index aangegeven. Deze index geeft de verhouding van de vloeroppervlakte van het gebouw t.o.v. de terreinoppervlakte. Hoe groter deze index is, hoe meer mogelijkheid wordt geboden tot hoogbouw. De bepaling van de maximale V/T-index is gebeurd rekening houdende met de globale visie voor de wijk Hazegras zoals beschreven onder punt 2.4.1. en rekening houdende met de eigenheid van elke specifieke locatie, waarbij ondermeer de mate van insluiting binnen bewoond gebied (woonstraten) een rol speelt. De schema’s die zijn uitgewerkt voor het bepalen van bouwhoogtes gaan uit van een opklimmende hoogte startend vanuit de historische bebouwing langs de Graaf de Smet de Naeyerlaan richting station. Vanuit die stedenbouwkundige logica wordt de hoogste V/T gerealiseerd aansluitend bij het station (planelement 1). De aanwezigheid van de hogere bouwvolumes van de Mast, de Icon en de Marina Mercator zetten hiervoor mee de toon. De hoge V/T voor planelement 1 wordt mede ingegeven door de ligging op een perceel grenzend aan het station en aan de jachthaven waardoor bij hogere volumes de schaduwwerking een geringe impact heeft op de omliggende bebouwing maar vooral impact heeft richting haven en station. De omvang van het bouwblok maakt het bovendien mogelijk om op een genuanceerde manier om te gaan met een hogere V/T. De A-locatie ten opzichte van openbaar vervoer speelt hier ook een rol. Voor de kleinere bouwblokken waar de afstanden tot andere bebouwing en/of oriëntatie sterker spelen wordt een lagere V/T voorzien.
2
Radio Maritieme Dienstverlening
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 14 van 31
Situering, verantwoording en beschrijving van het plan
2.4.2.1
Planelement 1: site Hotelschool
Ruimtelijke situering en huidig bodemgebruik De Hotelschool van het Ensorinstituut is gelegen op de hoek van de Brandariskaai en de Leopold III-laan. Ten oosten van de site bevindt zich het station en ten noorden de jachthaven (Mercatordokken). Westelijk bevindt zich de recente hoogbouw van de Marina Mercator. Het gebouw dateert uit de jaren 1950 en heeft 4 à 5 bouwlagen. Stad Oostende heeft de site verkocht. Het functioneren van de site als hotelschool zal dan ook op termijn (uiterlijk tot 2019) plaatsmaken voor een nieuwe invulling. De huidige bestemming is ‘gemeenschaps- en openbare nutsvoorziening’. Inhoud van het planelement Gemengd stedelijk project met volgende maximale invulling: V/T: 4,5 Rekening houdende met een grondoppervlakte van grootteorde 12.000m² resulteert deze V/T in een maximaal te realiseren vloeroppervlakte van ca. 54.000 m². Hierbij wordt indicatief volgende functieverdeling vooropgesteld: Ca/ 3000 m² handel/reca Hotelfunctie / serviceresidentie Ca. 400 à 500 wooneenheden Bij bepalen van bouwhoogte moet rekening gehouden worden met de beperkingen vanuit de luchthaven (Belgocontrol). Uit een eerste screening blijkt dat hoogtes tot circa 120m haalbaar zijn.
2.4.2.2
Planelement 2: site De Post
Ruimtelijke situering en huidig bodemgebruik Het postgebouw is gelegen in dehoek gevormd door de Slachthuiskaai, de Freegatstraat en de Lijndraaiersstraat. Ten oosten van de site bevindt zich het station en bijhorende functies. Voor het overige primeert in het aangrenzende gebied de woonfunctie. Mogelijk blijft de huidige invulling van het plan gebied behouden. Er bestaat evenwel ook de mogelijkheid dat de activiteiten van BPOST op de site op termijn worden stopgezet. De huidige bestemming is ‘gemeenschaps- en openbare nutsvoorziening’. Inhoud van het planelement Zowel behoud van de huidige invulling van het plangebied (postgebouw) als een nieuwe invulling als gemengd stedelijk woongebied wordt mogelijk gemaakt binnen dit planelement. Gemengd stedelijk project met volgende maximale invulling: V/T: 2 Maximaal ca. 6600 m² vloeroppervlakte te benutten dewelke ingevuld wordt met volgende functies: Ca. 100 wooneenheden Ca. 3.000 m² kantoren Marginaal aandeel horeca en handel (enkele 100m²) ondergeschikt aan de overige functies
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 15 van 31
Situering, verantwoording en beschrijving van het plan
2.4.2.3
Planelement 3: site Administratief Centrum federale en Vlaamse overheid
Ruimtelijke situering en huidig bodemgebruik Het Administratief Centrum van de federale en Vlaamse overheid is gelegen tussen de Lijndraaiersstraat, Fortuinstraat, Vrijhavenstraat en Perronstraat. Ten zuiden van de site bevindt zich het voormalige militaire kazerne Bootsman Jonsen. Ingevolge de reorganisatie van de overheidsdiensten bestaat de kans dat de activiteiten op de site op termijn geheroriënteerd worden. De huidige bestemming is ‘gemeenschaps- en openbare nutsvoorziening’. Inhoud van het planelement Zowel behoud van de huidige invulling van het plangebied (overheidsadministraties) als een nieuwe invulling als gemengd stedelijk woongebied wordt mogelijk gemaakt binnen dit planelement. Gemengd stedelijk project met volgende maximale invulling: V/T: 1,5 Rekening houdende met een grondoppervlakte van grootteorde 10.500m² resulteert deze V/T in een maximaal te realiseren vloeroppervlakte van ca. 16.000 m². Hierbij worden in functie van de evoluties van de activiteiten van de hogere overheden op deze site indicatief volgende 2 mogelijke functieverdelingen beschouwd: Scenario 1: Verhouding 50/50 inzake kantoren/wonen; dit vertaalt zich in 8.000 m² kantoren en ca. 70 wooneenheden; Scenario 2: Verhouding 10/90 inzake kantoren/wonen; dit vertaalt zich in 1.600 m² kantoren en ca. 130 wooneenheden. Hierbij zit in de functie ‘kantoren’ ook mogelijke ondersteunende, kleinschalige handel en horeca vervat.
2.4.2.4
Planelement 4: site RMD
Ruimtelijke situering en huidig bodemgebruik De site RMD (Radio Maritieme Dienstverlening) is gelegen tussen de Vrijhavenstraat en de Perronstraat. Het merendeel van de bebouwing binnen de site is afgebroken. Enkel het gebouw waar de VDAB zich bevindt op de hoek van de Vrijhavenstraat en de Perronstraat is behouden. Het toekomstperspectief voor dit gedeelte van de site is onduidelijk. De ontwikkeling van de rest van de site is gepland en gaat van start zodra de nodige bestemmingswijziging is gerealiseerd. De huidige bestemming is ‘gemeenschaps- en openbare nutsvoorziening’. Inhoud van het planelement Gemengd stedelijk woonproject met volgende maximale invulling: 120-tal wooneenheden Marginaal aandeel kantoren, handel en/of horeca ondergeschikt aan de woonfunctie
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 16 van 31
Situering, verantwoording en beschrijving van het plan
2.4.2.5
Totaal
Onderstaande tabel geeft een indicatief totaaloverzicht van de functies dewelke gerealiseerd worden ingevolge het voorliggende plan. wooneenheden 400 à 500
planelement 2
100
3000
marginaal aandeel
scenario 1
70
8000
ondersteunend, zit vervat in 'kantoren'
scenario 2
130
1600
planelement 3 planelement 4 totaal
120 max. 850
Kantoren (m²) /
handel/horeca (m²)
functie planelement 1
3000m² handel/reca en hotelfunctie / serviceresidentie
marginaal aan- marginaal aandeel deel max. 11.000m² Grosso modo 3000m² handel/reca en hotelfunctie / serviceresidentie
2.5
Niet weerhouden alternatieven
2.5.1
Nulalternatief
Het nulalternatief - dit wel zeggen het behouden van de huidige toestand – is hier geen wenselijk alternatief. Dit zou immers het behoud van de 4 voorliggende zones voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorziening zou betekenen, terwijl dergelijke zones voor gemeenschapsvoorzieningen stelselmatig betekenis verliezen. Er vindt immers een evolutie plaats naar multifunctionele voorzieningen waarbij een combinatie van functies wordt voorzien (en dus niet enkel ‘gemeenschapsvoorzieningen’). Het nulalternatief wordt dan ook niet weerhouden als volwaardig alternatief. Het nulalternatief wordt echter wel als scenario meegenomen binnen het ontwikkelingsscenario waarbij de effecten in beeld worden gebracht als gevolg van beslist beleid gecombineerd met het niet realiseren van voorliggend plan.
2.5.2
Programma- alternatieven
Een andere invulling van de 4 voorliggende zones dan gemengd stedelijk woongebied is geen wenselijk alternatief. Er zijn immers geen gelijkwaardige alternatieven voorhanden voor dergelijke ontwikkelingen met hoge densiteit op een A-locatie met dergelijke aanwezigheid van voorzieningen in de nabijheid.
2.5.3
Inrichtingsalternatieven
Rekening houdende met de hoge abstractiegraad van het voorliggende plan zijn geen inrichtingsalternatieven onderzocht voorafgaand aan de opmaak van het plan-MER. Deze worden echter wel beschouwd indien dit nodig blijkt te zijn om aanzienlijke negatieve milieueffecten te voorkomen.
2.6
Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden
Volgens het gewestplan (zie kaart 5) is het plangebied gelegen in: Woongebied Parkgebied Waterwegen Deze bestemmingen werden deels gewijzigd of verfijnd in het BPA 121B Hazegras en RUP Stedelijke Economische verweving (zie ook 3.2 planologische situering).
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 17 van 31
Situering, verantwoording en beschrijving van het plan
De voorliggende planelementen zijn conform de geldende bestemming allen gelegen in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. In of in de nabijheid van het plangebied komen geen VEN-gebieden, vogel- of habitatrichtlijngebieden of Ramsargebieden voor (kaart 6). In de directe omgeving zijn ook geen ankerplaatsen of relictzones gelegen. Wel situeren er zich een aantal beschermde monumenten in en rondom het plangebied (zie kaart 7). Het gaat om: Ensemble (Gr. de smet de Naeyerlaan) (OW0002620): ensemble van 21 woningen De Smet de Naeyerbruggen (OW000943) Gedenkteken v/h 3e en 23e linieregiment (OW003048) De officiersmess van de Marinekazerne Bootsman - Jonsen (OW001547) Duitse Luftschutzbunker kazerne Bootsman - Jonsen (OW003107) “Mercator” vm opleidingsschip (OW000808) Het Maria-Hendrikapark (OW002669) Het plangebied ligt in de onmiddellijke nabijheid van het kanaal van Gent naar Oostende (bevaarbare waterloop), het Vlotdok en de Jachthaven (Mercatordokken), die deel uitmaken van de Voorhaven en Binnenhaven van Oostende. Het projectgebied is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied volgens de watertoetskaart overstromingsgevoeligheid 2014 (zie kaart 10).
2.7
Geïntegreerd ontwikkelingsscenario
Het geïntegreerd ontwikkelingsscenario is het toekomstbeeld voor het studiegebied rekening houdende met gekende ontwikkelingen. Relevante ontwikkelingen zijn: Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende’ De deelgebieden 6 en 7 van dit RUP zijn in de nabijheid van voorliggend plan gelegen: Deelplan 6 realiseert de omvorming van een deel van de kazerne Bootsman – Jonsen tot stedelijk woongebied. Deelgebied 7 betreft het Stationsproject, meer bepaald het renoveren van het stationsgebouw, aanleggen van een nieuw bus- en tramstation, inrichten van een ondergrondse fietsenstalling, optrekken van een parkeergebouw, vernieuwen van de treinperrons die worden overkapt met een grote luifel, bouwen van een nieuwe bus- en tramstelplaats in de haven en aanleggen van plein naast het station. Dit project beoogt het vrijwaren van de wijk Hazegras van parkeerverkeer en het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit.
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 18 van 31
3
Samenvatting milieueffectenbeoordeling per discipline
Volgende disciplines worden door een erkend MER-deskundige behandeld: mobiliteit geluid en trillingen lucht bodem en grondwater oppervlaktewater fauna en flora landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie mens (ruimtelijke aspecten) De bespreking per milieudiscipline verloopt als gevolg van deze aanpak volgens volgende vaste indeling per discipline: Afbakening studiegebied Beschrijving referentiesituatie Huidige situatie Geïntegreerd ontwikkelingsscenario - nulscenario Beschrijving en beoordeling milieueffecten Cumulatieve effecten Milderende maatregelen Synthese Leemten in de kennis Voorstellen inzake monitoring en postevaluatie Het nulscenario is de toekomstige toestand zonder uitvoering van het plan (= geïntegreerd ontwikkelingsscenario) en zonder de aanwezigheid van de momenteel aanwezige functies in de diverse planelementen. Er zijn immers momenteel functies aanwezig in 3 van de 4 planelementen (niet noemenswaardig in planelement 4) dewelke op vandaag verkeer genereren. Deze verkeersgeneratie dient in mindering moet te worden gebracht om niet te komen tot een overschatting van de verkeersbelasting in de geplande toestand. Het nulscenario is dan ook enkel voor de mobiliteitsgerelateerde disciplines (disciplines mobiliteit, geluid, lucht en (gedeeltelijk) mens) noemenswaardig verschillend van het geïntegreerd ontwikkelingsscenario. Nulscenario en geïntegreerd ontwikkelingsscenario komen gebundeld aan bod. Hierna wordt de bespreking per milieudiscipline kort samengevat zodat hieruit vlot de finale integratie en eindsynthese voortvloeit over alle disciplines heen (zie hoofdstuk 4).
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 19 van 31
Samenvatting milieueffectenbeoordeling per discipline
3.1
Discipline mobiliteit
3.1.1
Beschrijving referentiesituatie
Het plangebied is gesitueerd in de onmiddellijke nabijheid van de stationsomgeving van de stad Oostende en kent dan ook een sterk uitgebouwde openbaarvervoersinfrastructuur. Ten zuiden, op ongeveer 1,7km, is de autosnelweg A10 gelegen. Vanaf de autosnelweg kan men het plangebied bereiken via de N340-Verenigde Natieslaan. Het plangebied kan eveneens bereikt worden via de R31 en voorts via de Konterdamkaai (N34). Ten noorden wordt het plangebied ontsloten door de N34-Leopold III-laan. Parallel aan de N34Leopold III-laan loopt de tramlijn van de kusttram in eigen bedding (dubbelspoor). Voorbij de kruising met de Graaf de Smet de Naeyerlaan zijn de busperrons gelegen van de halte ‘Station’ van De Lijn. De Graaf de Smet de Naeyerlaan doorkruist het plangebied en vormt als wijkverzamelweg de ontsluiting van de wijk Hazegras richting de N34-Leopold III-laan (ten noorden) en Konterdamkaai (ten zuiden). Binnen het onderhavige plangebied werden geen bovenlokale fietsroutes geselecteerd. Binnen het plangebied is een goed uitgebouwd lokaal netwerk van conforme fietsvoorzieningen aanwezig. Uit verkeerstellingen uitgevoerd in de N34-Leopold III-laan t.h.v. aansluiting met Vuurkruisenplein, de Bolwerkstraat t.h.v. aansluiting met Vuurkruisenplein en de N34-Konterdamkaai t.h.v. aansluiting rotonde Slimmersdreef blijken op geen van deze wegen capaciteitsproblemen. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen gevaarlijke punten geselecteerd. Doordat de parkeerzones in de stationsomgeving verspreid liggen, leidt dit in de wijk tot ongestructureerde en overbodige bewegingen van parkeerzoekend verkeer. Dit zal wijzigen ingevolge het lopende Stationsproject.
3.1.2
Beschrijving en beoordeling milieueffecten
Het plan zal extra verkeer genereren t.o.v. de huidige invulling van de planelementen, zodat er een effect te verwachten is op het omliggende wegennet. Uit de beoordelingen per effectgroep blijkt dat dit effect beperkt negatief blijft (niet significant). Op vlak van doorstroming worden beperkte effecten verwacht ten opzichte van de referentiesituatie. Er blijkt voldoende restcapaciteit beschikbaar in het netwerk om het bijkomende verkeer te kunnen verwerken. Hier dient echter wel opgemerkt te worden dat de intensiteitgegevens van de huidige situatie geen rekening houden met de lopende ontwikkeling van het stationsproject. Vermits het een lopende ontwikkeling betreft, mag gesteld worden dat het stationsproject eerder gerealiseerd zal zijn dan dat onderhavig plan ontwikkeld zal worden. Gezien na ontwikkeling van het stationsproject de verkeerscirculatie in de Hazegraswijk grondig zal wijzigen, zullen de verkeersbewegingen van- en naar de wijk zich mogelijk herschikken. Door de relatie tussen de wijk en de N34-Konterdamkaai te knippen voor gemotoriseerd verkeer zal parkeerzoekverkeer geweerd worden uit de wijk en afgeleid worden via de N34-Konterdamkaai naar de nieuwe parkeergarage aan het station. Hierdoor verdwijnt er heel wat parkeercirculerend verkeer en zal er enkel nog bestemmingsverkeer naar de wijk komen. Momenteel ontbreken ons de kwantitatieve gegevens omtrent het parkeerzoekverkeer waardoor een berekening op basis van de bestaande intensiteiten dus met enige voorzichtigheid dient geïnterpreteerd te worden. Op basis van de bestaande intensiteitenverdeling kan gesteld worden dat de doorstroming in beperkte mate lokaal achteruitgaat (-) zonder dat er doorstromingsproblemen worden verwacht. Wel is duidelijk dat het bijkomende verkeer gespreid is over een aantal routes waardoor de impact eveneens gespreid is.
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 20 van 31
Samenvatting milieueffectenbeoordeling per discipline
Qua verkeersveiligheid kan eveneens een matig negatief effect (-) verwacht worden, omwille van de toename van het verkeer in de Hazegraswijk. In de omgeving is sterk ingezet op een veilige infrastructuur voor de zwakke weggebruiker, voornamelijk in relatie tot het stationsproject, zodat een toename van het verkeer een matig negatief effect zal hebben in de directe omgeving van het plangebied. Verwacht wordt dat het verkeer zich sterk verspreid in de omgeving van het plan, zodat een toename van de intensiteiten op enige afstand van het plangebied verwaarloosbaar is. Voor wat betreft de verkeersleefbaarheid kan gesteld worden dat deze matig negatief (-) wordt beïnvloed door de toename van verkeersbewegingen door ontwikkeling van het plan. Gezien het verkeer zich quasi onmiddellijk begeeft van de woonstraten naar de hoofdontsluitingswegen van het plangebied en zich daarna verspreid over een aantal routes kan verwacht worden dat het effect eerder beperkt is. Er werd tevens een inschatting gemaakt over het aantal te voorziene parkings via een parkeerbalans. Gezien het een plan-MER betreft is het momenteel nog niet duidelijk hoeveel parkeerplaatsen worden voorzien bij de verschillende functies. Bijgevolg kan de parkeervraag niet worden afgetoetst op zijn te verwachten milieueffect. Voor bewonersparkeren wordt uitgegaan van een norm van 0,75 plaatsen gezien de ligging op een A-locatie en het gemiddeld wagenbezit. Dit om een duurzame modal split te bekomen. De parkeerdruk van de verschillende functies dient binnen elk planelement te worden voorzien. Het kan niet zijn dat de parkeervraag van deze functies wordt afgewenteld op de openbare parkings in de omgeving. Het voorzien van voldoende en veilige fietsstalplaatsen voor de verschillende functies kan bijdragen aan het multimodale, duurzame karakter van het plangebeid.
3.2
Discipline geluid en trillingen
Aan de hand van de immissiemetingen en de berekening van het wegverkeersgeluid kunnen we concluderen dat het wegverkeersgeluid inclusief tram momenteel bepalend is voor het omgevingsgeluid. Door het voorliggend plan is er een toename van het verkeer op de omliggende wegen, maar de toename is niet van die aard dat dit een verhoging van meer dan 1 dB(A) zal teweegbrengen. De impact is dan ook zeer beperkt. Het effect van de invloed van kantoren/horeca (technische installaties) kan op dit moment nog niet gekwantificeerd worden, maar sowieso moet aan de grenswaarden conform VLAREM worden voldaan. Vermits het actueel vrij hoge wegverkeersgeluid ook in de nieuwe woonelementen aanwezig zal zijn, is het aangewezen dat er voldoende geluidsisolatie voorzien wordt. Dit moet zeker meegenomen worden in de latere bouwdossiers. De nodige geluidsisolatie voor een normaal akoestisch comfort en een verhoogd akoestisch comfort (zie NBN S01-400-1 : 2008) is zeker haalbaar.
3.3
Discipline lucht
De realisatie van het RUP Hazegras te Oostende zal bijkomende verkeersemissies tot gevolg hebben. De verkeersemissies zijn gevolg van een verwachte verhoogde verkeersintensiteit. De belangrijkste luchtverontreinigende stoffen bij verkeer hebben betrekking op stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5). De luchtkwaliteit in de ruimere omgeving werd bepaald aan de hand van het geoloket VMM. De achtergrondwaarden voor NO2, PM10 en PM2,5 bedragen respectievelijk ca. 26, 24 en 19 µg/m3. De jaargrenswaarden voor de gezondheid van de mens van NO2, PM10 en PM2,5 van respectievelijk 40, 40 en 25 µg/m3 worden gerespecteerd. Het aantal overschrijdingen van de daggrenswaarde voor PM10 is kleiner dan 35, zodat ook deze luchtkwaliteitsdoelstelling gerespecteerd wordt.
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 21 van 31
Samenvatting milieueffectenbeoordeling per discipline
De WHO hanteert voor fijn stof (PM10) een doelstelling van 20 µg/m 3. Deze grenswaarde wordt in het studiegebied op de meeste plaatsen, zoals in het grootste deel van Vlaanderen, niet gerespecteerd. De doelstelling van de WHO moet aanzien worden als een lange termijn streefwaarde. De verkeersintensiteiten voor de berekening van de luchtkwaliteit langs de wegen werden ontleend aan de discipline Mobiliteit. Voor de berekeningen van de luchtkwaliteit werd beroep gedaan op IFDM-Traffic en CAR-Vlaanderen. CAR-Vlaanderen wordt toegepast voor straten met woningen op een afstand korter dan 30 m van de weg. De impact van het plan wordt getoetst aan de huidige situatie en het nulscenario. De bijdragen van het plan aan de luchtverontreiniging langs de wegen worden vergeleken met de luchtkwaliteitsdoelstellingen en het significantiekader. De bijdragen worden omschreven als verwaarloosbaar (0), beperkt negatief (-1), belangrijk negatief (-2) of zeer belangrijk negatief (-3). Zowel in de huidige situatie, het nulscenario en de toekomstige situatie zullen de luchtkwaliteitsdoelstellingen op alle locaties en voor alle verontreinigende stoffen worden gerespecteerd. Er worden geen negatieve effecten verwacht voor de gezondheid van de mens. Het plan zal een bijkomende emissie tot gevolg hebben van respectievelijk ongeveer 85, 16 en 10 kg/jaar voor achtereenvolgens NO2, PM10 en PM2,5. Deze bijkomende emissies worden als laag beoordeeld. De bijdrage van het plan aan de luchtverontreiniging in de omgeving zal hierdoor zeer gering zijn. Ten opzichte van de huidige situatie (2015) zal de luchtkwaliteit in de toekomstige situatie ook na de realisatie van het plan licht verbeteren. Dit is een gevolg van een verwachte wijziging in de vlootsamenstelling in de periode 2015 – 2020, waarbij de emissies per voertuigtype zullen verminderen. De bijdragen van het plan in een aantal geselecteerde receptoren t.o.v. het nulscenario zijn verwaarloosbaar (< 1% van luchtkwaliteitsdoelstelling). Dit is zowel het geval voor de receptoren geselecteerd voor CAR-Vlaanderen als deze voor IFDM-traffic.
3.4
Discipline bodem en grondwater
3.4.1
Beschrijving referentiesituatie
Het plangebied situeert zich in de kustpolders in de onmiddellijke nabijheid van de zee. Het wordt gekenmerkt door een vlakke topografie. De voorkomende gronden vertonen een sterke antropogene invloed. De bodemopbouw is dan ook – mede door de ligging in de polders – zeer heterogeen met het ondiep voorkomen van kleiig en venig materiaal. Ingevolge de situering van het plangebied komt er ondiep zout grondwater voor. Het grensvlak tussen zoet en zout grondwater bevindt zich in het plangebied op 5 à 10 m diepte. Er situeren zich diverse bodem- en grondwaterverontreinigingen in de nabijheid van het plangebied.
3.4.2
Beschrijving en beoordeling milieueffecten
De realisatie van ondergrondse parkings impliceert – al naargelang de uitvoeringstechniek – mogelijk belangrijke bemalingen dewelke een matig negatief tot verwaarloosbaar effect op de grondwaterkwantiteit impliceren. De indirecte effecten van deze grondwaterverlaging zijn belangrijker. Door de aanwezigheid van kleiig en venig materiaal in de betrokken bodemlagen kan de bemaling resulteren in een significant negatief effect inzake bodemzetting. Ook impliceert de grondwateronttrekking een mogelijk irreversibel effect op het zoetzoutwaterevenwicht (significant negatief effect) en kan deze resulteren in de verspreiding van verontreinigingen die zich in
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 22 van 31
Samenvatting milieueffectenbeoordeling per discipline
onmiddellijke nabijheid van het plangebied situeren (significant negatief effect). Door de situering van de diverse planelementen op relatief korte afstand van elkaar is het cumulatieve effect ervan in globaliteit significant tot zeer significant negatief. Milderende maatregelen dringen zich dan ook op, waarbij vooral een aangepaste uitvoeringstechniek ter beperking van de impact van bemaling van belang is. Het grondverzet ingevolge de realisatie van de ondergrondse parkings resulteert in een belangrijk onevenwicht van de grondbalans (significant negatief effect). Het is wenselijk om in de mate van het mogelijke te streven naar een gesloten grondbalans.
3.5
Discipline oppervlaktewater
3.5.1
Beschrijving referentiesituatie
In het plangebied zijn geen waterlopen gelegen met een waterafvoerfunctie. Wel liggen de Mercatordokken (jachthaven) erin. Het plangebied wordt verder door het stationcomplex en de sporenbundel gescheiden van de Voorhaven en het Vlotdok. Daarnaast situeren de waterpartijen van het Maria-Hendrikapark zich bijna aanpalend aan het plangebied. Het plangebied is niet aangeduid als overstromingsgevoelig gebied volgens de recente watertoetskaart (2014).
3.5.2
Beschrijving en beoordeling milieueffecten
Het plan impliceert de realisatie van verharde oppervlakken. Momenteel zijn de betrokken planelementen echter reeds in belangrijke mate verhard. Indien de wettelijke bepalingen van de toepasselijke gewestelijke stedenbouwkundige verordening gevolgd worden bij de realisatie van het plan, zal er dan ook enige verbetering optreden ten opzichte van de huidige situatie. De significantie van dit positieve effect is afhankelijk van de wijze waarop het plan verder wordt geconcretiseerd. De invloed van de bijkomende afvalwaterproductie ingevolge het plan, is verwaarloosbaar. Tijdens de aanlegfase verdient de mogelijke impact op de waterpartijen van het MariaHendrikapark de nodige aandacht. Deze waterpartijen liggen buiten de begrote invloedssfeer van bemaling (cfr. discipline bodem en grondwater). Lozing van het mogelijk verzilte bemalingswater op deze waterpartijen is vanuit kwaliteitsoogpunt niet wenselijk. De nabijgelegen dokken zijn hiervoor veel beter geschikt.
3.6
Discipline fauna en flora
Gezien het stedelijke kader van het voorliggend plan, omvat het studiegebied weinig ecologische waarde. Bovendien wordt het voorliggend plan in hoofdzaak gerealiseerd ter hoogte van bestaande infrastructuur. In de nabijheid bevinden zich enkele complexen van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen en waardevolle elementen in het MariaHendrikapark (o.m. van belang voor vogels en vleermuizen) en het Leopoldpark. Gezien het stedelijk kader, heerst er in het studiegebied reeds een bepaald geluids- en lichtverstoringsklimaat. De uitvoering van het plan zal weinig effecten teweegbrengen op de voorkomende soorten (vogels, vleermuizen). Het uitvoeren van milderende maatregelen inzake toe te passen verlichting in de nabijheid van het Maria-Hendrikapark zal zowel voor vogels als bepaalde gevoelige vleermuissoorten positief zijn. Bij de realisatie van de planelementen zal mogelijk bemaling toegepast worden. Uit de discipline bodem en grondwater blijkt evenwel dat de invloedssfeer van bemaling niet tot de dichtstbijzijnde vijver in het Maria-Hendrikapark reikt.
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 23 van 31
Samenvatting milieueffectenbeoordeling per discipline
3.7
Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
3.7.1
Beschrijving referentiesituatie
Het plangebied omvat de wijk Hazegras. Deze woonwijk ontwikkeld zich eind 18de eeuw als zuidelijke stadsuitbreiding van de kernstad Oostende in het noorden. Ten zuiden ven het plangebied bevindt zich het Maria Hendrikapark, en in het noorden situeren zich de Mercatordokken. In het zuiden van de wijk Hazegras bevindt zich de voormalige kazerne Bootsman Jonsen De erfgoedwaarde in het studiegebied is hoog, met de aanwezigheid van verschillende beschermde monumenten en gebouwen die zijn opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed, zowel binnen als in de directe omgeving van het plangebied (RUP Hazegras). Zo werden ter hoogte van de oude kazerne twee gebouwen (bunker en De officiersmess van de Marinekazerne) opgenomen als beschermd erfgoed. Een ander belangrijk erfgoedelement, is het ensemble van 21 woningen langs de Graaf de Smet de Naeyerlaan. Ter hoogte van de planelementen zelf komen geen beschermde monumenten of bouwkundige relicten voor. Enkele beeldbepalende elementen in en in de omgeving van het plangebied zijn het MariaHendrikapark met watertoren, jachthaven (Mercator) en enkele middelhoog en hoogbouwgebouwen als ‘landmarks’, waaronder de Mast (24 bouwlagen), ICON gebouw (7 à 12 bouwlagen), Marina Mercator (tot 13 bouwlagen) en Hotel Melinda (15 bouwlagen) en een bouwblok van 10 bouwlagen (zie onderstaande figuur). Naar het zuiden toe wordt het plangebied eerder gekenmerkt door laag- en middelhoogbouw. Het geheel toont een heel onsamenhangend stadsbeeld. Met grote verschillen in bouwhoogte alsook naar architectuur.
De Mast
Marina Mercator Hotelschool
ICON
Bouwblok Hotel Melinda
Jachthaven
3.7.2
Beschrijving en beoordeling van de milieueffecten
Gezien de ligging in stedelijk gebied, heeft voorliggend plan een verwaarloosbaar effect op de bestaande landschapsstructuur en landschappelijke relaties. Door het optimaliseren van de sites en door de nieuwe invulling die mogelijk wordt gemaakt door het RUP, kan het stedelijke landschap van de wijk Hazegras en de relatie van de planelementen met de omringende functies versterkt worden. De ligging in stedelijk gebied betekent daarentegen wel dat er heel wat erfgoed in het plangebied aanwezig is. Rondom de planelementen zijn verschillende erfgoedelementen gelegen (bouwkundige relicten en beschermde monumenten). De erfgoedwaarden direct grenzend aan de planelementen, hebben een eerder lage erfgoedwaarden. De herinrichting van de planelementen, met een doordacht architectuurontwerp, met voldoende (publiek) groene zones, kan een opwaardering betekenen van de sites en omgeving. Er dient wel speciale aandacht uit te gaan naar de bouwhoogte van de verschillende planelementen en de architecturale uitwerking ervan. Planelement 1 kan door zijn ligging wel een grote bouwhoogte aannemen, door de strategische ligging aan het station, kan dit als stedelijk baken ontwikkeld worden.
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 24 van 31
Samenvatting milieueffectenbeoordeling per discipline
3.8
Discipline mens – ruimtelijke aspecten
3.8.1
Beschrijving referentiesituatie
Het plangebied is gelegen in de (historische) kernstad van Oostende, en komt overeen met de woonwijk Hazegras. Hazegras is te situeren ten zuiden van de oude binnenstad van Oostende, met als noordgrens de jachthaven, als zuidgrens het Maria-Hendrikapark, ten oosten de haven en ten westen de Verenigde Natieslaan. De belangrijkste doorgangsweg is de Graaf de Smet de Naeyerlaan, die naar de haven leidt. In de wijk Hazegras ligt de nadruk op woon- en openbare functies, naast de militaire functie van de kazerne, die momenteel grotendeels is opgeheven. De Graaf de Smet de Naeyerlaan wordt gekenmerkt door een woon-, handel-, en kantoorweefsel. Ten westen daarvan is een gebied met gemeenschapsvoorzieningen aangeduid met het Ministerie van Financiën als belangrijke gebruiker (planelement 3). Ten oosten van de Graaf de Smet de Neyerlaan ligt een meer onsamenhangend woonweefsel, met een onduidelijk publiek domein. De Brandariskaai/Slachthuiskaai, de oostelijke grens van het plangebied, heeft zich nooit ten volle ontwikkeld. Momenteel geven deze gevels uit op een onsamenhangende openbare ruimte, gekoppeld aan de infrastructuur van De Lijn en NMBS. Het woonaanbod binnen Hazegras bestaat uit laag tot (middel)hoogbouw, waarbij woontorens, zoals De Mast, Marina Mercator en hotel Melinda in het noorden van de wijk, worden afgewisseld door middelhoog appartementen en veelal historische woningen, meer naar het zuiden toe. De ruimtelijke kwaliteit ter hoogte van de wijk Hazegras is momenteel eerder laag, waarbij het geheel bestaat uit een heel onsamenhangend stadsbeeld, met grote verschillen in bouwhoogte alsook architectuur.
3.8.2
Beschrijving en beoordeling van de milieueffecten
Voorliggend plan betekent een winst aan wonen, kantoorruimte, handelsruimte en horeca. Het verlies aan functies is evenwel zeer beperkt, waarbij het gaat om herlokalisatie van de huidige functies. De realisatie van het plan zal de ruimtelijke structuur van de woonwijk Hazegras versterken. Door de herinrichting van eerder onsamenhangende zones van wonen, openbare ruimte en gemeenschapsvoorziening, naar multifunctioneel stedelijk gebied afgestemd op de omringende functies en de nieuwe ontwikkelingen (Stationsproject en kazerne Bootsman – Jonson) wordt een meer homogene en gestructureerde woonwijk (Hazegras) gecreëerd. Door een sterk architecturaal ontwerp voor planelement 1 en 2, in overeenstemming met de omgeving en met het Stationsproject, en met de inbreng van voldoende (privaat en publiek) groen kan de ruimtelijke samenhang van de omgeving toenemen en kan een verbinding gecreëerd worden tussen de Mercatordokken in het noorden het Maria-Hendrikapark meer naar het zuiden. Voor planelement 3 en 4 kan eveneens door een doordacht ontwerp de structuur met de omringende functies en ontwikkelingen ter hoogte van de oude kazerne versterken. De ontwikkelingen ter hoogte van de verschillende planelementen zullen slechts een beperkte toename in verkeersintensiteiten met zich meebrengen. Hierdoor zal het plan ook geen belangrijke bijkomende impact hebben op de geluids- of luchtkwaliteit. Gezien de bestaande geluidshinder ingevolge wegverkeer is het ten aanzien van de nieuw te bouwen wooneenheden wel noodzakelijk om een aantal maatregelen te treffen, zoals voorzien van voldoende geluidsisolatie en de leef- en slaapruimtes optimaal oriënteren, zo ver mogelijk verwijderd van de drukke straten. Daarnaast is het belangrijk om bij het ontwerp van de verschillende planelementen rekening te houden met schaduwhinder en windhinder (vnl. bij planelement 1).
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 25 van 31
4
Integratie en eindsynthese
4.1
Algemeen
Het voorliggend plan betreft het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) ‘Hazegras’. Doelstelling van dit plan is om de ruimtelijke bestemmingen van de wijk Hazegras te herstructureren en te versterken uitgaande van haar bestaande sterktes en zwaktes en rekening houdende met lopende en geplande ontwikkelingen. Concreet houdt het plan – naast het behoud van het bestaande programma volgens het geldende BPA Hazegras – de herbestemming van 4 zones voor algemeen nut tot gemengde stedelijke woonprojecten in. Hierbij wordt voor planelementen 2 en 3 het behoud van de aanwezige functies eveneens mogelijk gemaakt. Door de herinrichting van eerder onsamenhangende zones van wonen, openbare ruimte en gemeenschapsvoorziening, naar multifunctioneel stedelijk gebied afgestemd op de omringende functies en de nieuwe ontwikkelingen (stationsproject en kazerne Bootsman – Jonson) wordt de mogelijkheid geboden om de landschappelijke en ruimtelijke structuur en samenhang binnen de wijk Hazegras te verbeteren en om te komen tot een meer harmonieuze invulling van de bouwvolumes, naar maat, schaal en configuratie. Een en ander dient nader geconcretiseerd te worden in een inrichtingsstudie per planelement. De creatie van diverse bouwvolumes (al dan niet met verschillende bouwhoogte) met tussenliggende groene ruimten (publiek en/of privaat) is aangewezen. Zo kan connectiviteit tussen de stedelijke kern en de Mercatordokken in het noorden enerzijds en het Maria-Hendrikapark in zuiden anderzijds gecreëerd worden. De bouwhoogte dient afgestemd te worden op de omgeving. Veelal impliceert dit een graduele opbouw van de bouwhoogte (planelementen 1 en 3). In geval van hoogbouw (bij een bouwhoogte van meer dan 25 m) zal de specifieke impact ervan nader moeten worden geëvalueerd in de inrichtingsstudie. Op de site van de Hotelschool (planelement 1) wordt hoogbouw in overeenstemming met de hoogbouw in de nabije omgeving (de Mast (24 bouwlagen), ICON gebouw (7 à 12 bouwlagen), Marina Mercator (tot 13 bouwlagen) en Hotel Melinda (15 bouwlagen)) mogelijk gemaakt. Dergelijke hoogbouw vlakbij het station biedt de mogelijkheid om een baken te creëren. Hierbij verdienen ondermeer de mogelijke schaduw- en windwerking bijzondere aandacht in de inrichtingsstudie. Ook is afstemming inzake de toegelaten bouwhoogte en de geldende randvoorwaarden i.f.v. de veiligheid van de luchtvaart met de betrokken instanties noodzakelijk. De voorziene nieuwe functies impliceren een bijkomende verkeersgeneratie t.o.v. de huidige situatie. Deze verkeersgeneratie is evenwel relatief beperkt, mede dankzij de ligging vlakbij het station als openbaarvervoersknooppunt. Het bijkomende verkeer veroorzaakt geen belangrijke problemen inzake verkeersdoorstroming, verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid. Het blijvend inzetten op duurzame vervoersmodi vergt niettemin de nodige aandacht. Ook is het noodzakelijk om binnen de planelementen telkens voldoende parkeervoorzieningen te realiseren voor zowel auto’s als fietsen zodat er geen parkeerproblemen worden afgewenteld op het openbaar domein. Binnen het Stationsproject worden immers maatregelen getroffen om parkeerzoekverkeer in de wijk Hazegras te reduceren. Gezien de relatief beperkte verkeersgeneratie ingevolge het voorliggende plan, resulteert deze niet in noemenswaardige effecten op de geluids- of luchtkwaliteit in het studiegebied. Wel blijkt uit de uitgevoerde geluidsmetingen en –berekeningen dat het wegverkeer op de grotere verkeersassen in het studiegebied nu reeds voor een belangrijke geluidsbelasting zorgen. Een goede geluidsisolatie is dan ook bij alle nieuwe wooneenheden aangewezen. Gezien de nabijheid van de drukke Verenigde Natieslaan is het te overwegen om geen wooneenheden te voor-
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 26 van 31
Integratie en eindsynthese
zien in het noordwestelijke gedeelte van planelement 3, site Administratief Centrum federale en Vlaamse overheid. Kantoren kunnen hier evenwel wel. De realisatie van ondergrondse parkeervoorzieningen impliceert een belangrijk grondverzet (overschot). Er dient dan ook in samenhang met projecten in de omgeving zoveel mogelijk gestreefd te worden naar een gesloten grondbalans. Mogelijke bemaling i.f.v. de realisatie van deze ondergrondse bouwlagen kan een belangrijke negatieve impact veroorzaken, zowel naar bodemzetting als naar grondwaterkwaliteit. Deze bemaling kan immers het verder verspreiden van in de omgeving aanwezige verontreinigingen veroorzaken. Ook betekent een dergelijke bemaling een mogelijk sterke verstoring van het zoetzoutwaterevenwicht in het studiegebied. Het grensvlak tussen zoet en zout grondwater bevindt zich er immers vrij ondiep. Gezien deze mogelijke significant negatieve effecten, is voldoende vooronderzoek (boringen, sonderingen, metingen opbouw zoetzoutwaterevenwicht) en een aangepaste uitvoeringstechniek (retourbemaling, (half)gesloten bouwput) aangewezen om de impact te beperken. Ook is het vanuit dit oogpunt wenselijk om het aantal ondergrondse bouwlagen zoveel mogelijk te beperken tot 1 laag. Enkel bij planelement 1, site Hotelschool, zijn vermoedelijk meerdere ondergrondse bouwlagen noodzakelijk.
4.2
Voorstel van milderende maatregelen en aanbevelingen
Naar aanleiding van de beoordeling van de milieueffecten worden in de diverse disciplines verschillende milderende maatregelen en aanbevelingen voorgesteld. Hierna wordt een overzicht gegeven van de voorgestelde maatregelen met aanduiding van de fase aan waarin elke maatregel kan worden vertaald. Hierbij worden de milderende maatregelen (te treffen maatregelen ter mildering van (zeer) significant negatieve effecten) en aanbevelingen (suggesties om beperkt negatieve effecten verder te reduceren en/of positieve effecten te bewerkstelligen) beknopt weergegeven. Een meer uitgebreide bespreking is terug te vinden in de respectievelijke milieudisciplines. In het verdere procesverloop worden volgende fasen onderscheiden: RUP: milderende maatregelen met een ruimtelijke implicatie krijgen een vertaling in het RUP via de stedenbouwkundige voorschriften, de toelichtingsnota en/of worden aangeduid op het grafisch plan. De maatregelen die worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften en het grafisch plan behoren tot het bindend gedeelte en zijn maatregelen die dwingend zijn. Andere maatregelen kunnen slechts deels in het RUP geïntegreerd worden onder de vorm van een toetsingskader voor de naderhand op te maken inrichtingsstudie. De latere inrichtingsstudie zal op projectniveau i.k.v. de vergunningsaanvraag afgetoetst moeten worden aan dit toetsingskader en dan ook zorgen voor de verdere doorvertaling van deze maatregelen. Projectdefinitie: eenmaal het RUP de bestemmingswijziging juridisch heeft vastgelegd, wordt het plan vertaald in een concreet project. Hierbij wordt een meer gedetailleerd ontwerp uitgewerkt dat zich onder meer richt op de inrichting, de aanleg en het beheer. De opgestelde projectdefinitie dient vervolgens – afhankelijk van de omvang van het voorliggende project – opnieuw op milieueffecten te worden beoordeeld door middel van een project-MER of ontheffingsdossier of een project-m.e.r.-screening. Op dit projectniveau wordt onder meer getoetst in hoeverre de milderende maatregelen en aanbevelingen m.b.t. inrichting, aanleg en beheer vanuit voorliggend plan-MER op voldoende wijze werden vertaald in het project. Rekening houdende met de voorliggende omvang van de diverse planelementen (en de hieraan gekoppelde berekende verkeersgeneratie) kan aangenomen worden dat een project-m.e.r.-screening zal volstaan. Overige beleidsinstrumenten en monitoring: naast de studies die specifiek gevoerd worden in het kader van de realisatie van voorliggend plan worden een aantal maatregelen geformuleerd die van toepassing zijn op een ander beleidsniveau. Voor deze maatregelen wordt waar mogelijk telkens aangegeven via welke beleidsinstrumenten en -intenties ze vertaald kunnen worden. Daarnaast worden enkele maatregelen aangehaald met betrekking tot monitoring en opvolging.
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 27 van 31
Integratie en eindsynthese
Hierbij moet worden opgemerkt dat per maatregel enkel de eerst volgende onderzoeksfase is aangeduid die relevant is. Eerst worden de algemene milderende maatregelen en aanbevelingen gegeven (geldig voor het plan in het algemeen, dus voor alle planelementen), waarna specifiek wordt ingegaan op de planelementen.
4.2.1
Algemeen
Milderende maatregel - aanbeveling Omschrijving Autogebruik en -bezit ontmoedigen om zo hinder als gevolg van bijkomende verkeer te beperken Voorzien van afdoende parkeermogelijkheden rekening houdend met Alocatie: 0,75 parkeerplaatsen per wooneenheid 1,2 parkeerplaatsen per 100m² bvo kantoren 4,9 parkeerplaatsen per 100² bvo handel/reca en hotelfunctie/residentiefunctie Voorzien van afdoende fietsstalplaatsen: Minimaal 1 fietsstalplaats per wooneenheid Minimaal 1 fietsparkeerplaats per 100m² bvo kantoren, handel/reca en hotelfunctie/residentiefunctie per fiets een bergkastje voor kleren alsook een doucheruimte per 30 fietsen Voldoende handhaving en retributiereglement voor wild-/foutparkeren Opmaak geluidsstudie m.b.t. specifieke bijdrage van nieuwe technische installaties Verenigbaarheid van de overige functies met het gewenste akoestisch comfort voor de woonfunctie bewaken Voorzien voldoende isolatie nieuwe wooneenheden voor een normaal akoestisch comfort en een verhoogd akoestisch comfort (zie NBN S01400-1 : 2008) Maximaal streven naar een gesloten grondbalans Voorkomen bodemzetting nieuwe gebouwen door aangepast ontwerp Maatregelen met betrekking tot bemaling: Beperken aantal ondergrondse niveaus tot 1 niveau waar mogelijk (met uitzondering voor planelement 1) impact van bemaling beperken door aangepaste uitvoeringstechniek (retourbemaling of (half)gesloten bouwput) Retourneren bemalingswater in grondwater met vergelijkbare kwaliteit monitoring kwaliteit opgepompte bemalingswater op in het verleden vastgestelde verdachte stoffen i.f.v. vaststelling eventuele ongewenste verspreiding hiervan Beperken verlichting tot minimum en gebruik aangepaste verlichting in omgeving Maria-Hendrikapark Voorgaande veldkartering i.f.v. ongekend archeologisch erfgoed, daar waar voorziene vergraving dieper gaat dan huidige verstoorde bodem Creëren van connectiviteit tussen stedelijke kern en Mercatordokken in noorden enerzijds en Maria-Hendrikapark in zuiden anderzijds – voorzien van voldoende (privaat en/of openbaar) groen binnen planelementen Creëren van meer harmonieuze invulling van bouwvolumes, naar maat, schaal en configuratie – bepalen referentiehoogtes en gabarieten
M of A Vertaling RUP Projectdefinitie A M
X
X
M
X
X
Overige X
A
X
A
X
A
X
A
X
M M M
X X X X X X
A
X
M
X X
M
X
M
X
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 28 van 31
Integratie en eindsynthese
Opmaak inrichtingsstudie met minstens voorstel van hoe het planelement wordt ontwikkeld, welke ruimtelijke kwaliteiten worden gerealiseerd en hoe dit op een harmonieuze wijze samenhangt met de omgeving (motivatie van de gekozen maat, schaal, inplanting, ontsluiting en materiaalgebruik) Evaluatie impact van hoogbouw in inrichtingsstudie waarbij dient aangetoond te worden hoe wordt geanticipeerd op aspecten met betrekking tot locatiegeschiktheid (met name windhinder, windgevaar, schaduwwerking en geluidsoverlast) en tot architecturale geschiktheid (beeldkwaliteit, verblijfskwaliteit, akoestiek, wind en licht) Voldoende aandacht voor volgende aspecten bij verdere concretisering: Sociale mix van wonen en een mix tussen residentiële wooneenheden en tweedeverblijf woningen Sociale veiligheid: ruimte optimaal benutten zodat geen donkere hoekjes ontstaan, neerwaartse verlichting, voldoende visuele interactie met de omgeving, … Kwalitatieve architectuur, gebruik duurzame materialen, energiezuinige gebouwen, gezond binnenklimaat Oriëntatie van de leef- en slaapruimtes zo ver mogelijk verwijderd van drukke straten en inplanting van ruimtes rekening houdende met privacy van omwonenden Aandacht voor globale comfort van openbaar domein: kwalitatief materiaalgebruik, zitmogelijkheden
4.2.2
M
X
M
X
M
X
A
X
Planelement 1 – site Hotelschool
Milderende maatregel - aanbeveling Omschrijving Sterk architecturaal ontwerp
M of A Vertaling RUP Projectdefinitie A X
Geen massief bouwblok, maar verschillende bouwvolumes (al dan niet met verschillende bouwhoogte) met tussenliggende groene ruimten Afbouw in bouwhoogte naar zuiden toe, in afstemming met zuidelijke gebouwen (bouwkundige relicten) Behoud van groenelementen langs de Vrijhavenstraat
M
X
M
X
M
X
Concretiseren van haalbare bouwhoogte in functie van luchtvaart in samenspraak met bevoegde instanties Opmaak schaduwstudie en windstudie op projectniveau
M
X
A
X
4.2.3
Overige
Planelement 2 – site De Post
Milderende maatregel - aanbeveling Omschrijving Bouwhoogte afstemmen op omliggende bebouwing (bouwkundig erfgoed) (hoogte rond 6 bouwlagen) Geen massief bouwblok, maar verschillende bouwvolumes (al dan niet met verschillende bouwhoogte) met tussenliggende groene ruimten Architecturale uitwerking rekening houdende met omringend erfgoed
M of A Vertaling RUP Projectdefinitie M X M
X
M
X
Overige
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 29 van 31
Integratie en eindsynthese
4.2.4
Planelement 3 – site Administratief Centrum federale en Vlaamse overheid
Milderende maatregel - aanbeveling Omschrijving
M of A Vertaling RUP Projectdefinitie Bouwhoogte afstemmen op omliggende bebouwing: zijnde 4 bouwlagen M X in oosten en zuiden en hoogbouw in noorden en westen: kan gerealiseerd worden door graduele, gedifferentieerde overgang van de hoogte van westen naar oosten (laagst) toe Ontwerp afstemmen met ontwikkelingen ter hoogte van de oude kazerM X ne Behoud of heraanplant van groenelementen, voornamelijk in zuidelijke M X richting als buffer naar bunker (beschermd monument) In noordwestelijke zone geen woningen ontwikkelen o.w.v. wegverA X keerslawaai (kantoren kunnen wel)
4.2.5
Planelement 4 – site RMD
Milderende maatregel - aanbeveling Omschrijving Bouwhoogte: afstemmen op omliggende bebouwing (7 bouwlagen)
4.3
Overige
M of A Vertaling RUP Projectdefinitie M X
Overige
Elementen voor de watertoets
Het plan impliceert de realisatie van verharde oppervlakken. Momenteel zijn de betrokken planelementen echter reeds in belangrijke mate verhard. Indien de wettelijke bepalingen van de toepasselijke gewestelijke stedenbouwkundige verordening gevolgd worden bij de realisatie van het plan, zal er dan ook enige verbetering optreden ten opzichte van de huidige situatie. De significantie van dit positieve effect is afhankelijk van de wijze waarop het plan verder wordt geconcretiseerd. De invloed van de bijkomende afvalwaterproductie ingevolge het plan, is verwaarloosbaar. De realisatie van ondergrondse parkings impliceert – al naargelang de uitvoeringstechniek – mogelijk belangrijke bemalingen tijdens de aanlegfase dewelke een matig negatief tot verwaarloosbaar effect op de grondwaterkwantiteit impliceren. De indirecte effecten van deze grondwaterverlaging zijn belangrijker. Door de aanwezigheid van kleiig en venig materiaal in de betrokken bodemlagen kan de bemaling resulteren in een significant negatief effect inzake bodemzetting. Ook impliceert de grondwateronttrekking een mogelijk irreversibel effect op het zoetzoutwaterevenwicht (significant negatief effect) en kan deze resulteren in de verspreiding van verontreinigingen die zich in onmiddellijke nabijheid van het plangebied situeren (significant negatief effect). Door de situering van de diverse planelementen op relatief korte afstand van elkaar is het cumulatieve effect ervan in globaliteit significant tot zeer significant negatief. Milderende maatregelen dringen zich dan ook op, waarbij vooral een aangepaste uitvoeringstechniek ter beperking van de impact van bemaling van belang is. Door een aangepaste uitvoeringstechniek (bvb. uitvoering in (half)gesloten bouwput kunnen de effecten tot een aanvaardbaar niveau gereduceerd worden. Het beperken van het aantal ondergrondse bouwlagen tot 1 niveau waar mogelijk is aangewezen. Daarnaast verdient de mogelijke impact op de waterpartijen van het Maria-Hendrikapark tijdens de aanlegfase de nodige aandacht. Deze waterpartijen liggen buiten de begrote invloedssfeer van bemaling. Lozing van het mogelijk verzilte bemalingswater op deze waterpartijen is vanuit kwaliteitsoogpunt niet wenselijk. De nabijgelegen dokken zijn hiervoor veel beter geschikt.
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 30 van 31
Integratie en eindsynthese
4.4
Leemten in kennis
Er zijn geen leemten vastgesteld die een afdoende beoordeling van de milieueffecten verhinderen. De belangrijkste leemten die werden vastgesteld, werden als volgt ondervangen: Ingevolge het Stationsproject zullen de verkeersbewegingen van en naar de wijk zich herschikken. Vermits er momenteel geen zicht is op de hoeveelheid parkeerzoekverkeer in de wijk Hazegras dient de kwantitatieve berekening op basis van de bestaande intensiteiten hierbij dus met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Dit geldt louter voor de ontwikkeling van het Stationsproject en staat een gefundeerde kwantitatieve inschatting van de effecten ingevolge het voorliggende plan dan ook niet in de weg. De gebruikte modellen (geluid – lucht) en verkeersgegevens zijn onderhevig aan beperkingen; niettemin laten ze een afdoende inschatting van de milieueffecten toe. Betreffende de aanlegfase en de effectieve inrichting van het voorliggend plan zijn nog geen gegevens voorhanden gezien het een plan-MER betreft; dit wordt ondervangen door het formuleren van aandachtspunten / milderende maatregelen waar relevant. Er is een belangrijke leemte in de kennis met betrekking tot de diepte van het grensvlak tussen zoet en zout grondwater en de specifieke lagenopbouw t.h.v. de diverse planelementen. Deze leemte is ondervangen met aannames die een afdoende inschatting van de milieueffecten toelaten. Niettemin is het noodzakelijk om voorafgaandelijk aan de realisatie van de ondergrondse bouwlagen deze aannames af te toetsen aan de hand van grondwaterkwaliteitsmetingen en boringen en sonderingen en – indien nodig – de uitvoeringstechniek hieraan aan te passen i.f.v. het voorkomen van significant negatieve effecten inzake grondwaterkwaliteit (verstoring zoetzoutwaterevenwicht en verspreiding verontreinigingen) en bodemzetting (zie hierboven: milderende maatregelen).
PlanMER RUP Hazegras_def_nts Pagina 31 van 31
Legende: plangebied RUP Hazegras
0
0,5
1
2
3
4 km
¯
P:\267956\G\GIS\RUP Hazegras_planMER_kennisgevingsnota\267956_01_PDR_TOPO50.mxd
planelementen
Plan-MER RUP Hazegras Oostende kaart 1: Situering van het plan in de ruime omgeving
Opdrachtgever: AGSO en Stad Oostende Datum : september 2014 NGI, Topografische kaart 1/50000, 1995
© Grontmij Vlaanderen nv Alle rechten voorbehouden
Legende:
plangebied RUP Hazegras planelementen
1 : site Hotelschool
2 : site De Post 3 : site Administratief centrum federale en Vlaamse overheid 4 : site RMD
1
4
2
0
50 100
200
300
400 Meter
¯
P:\267956\G\GIS\RUP Hazegras_planMER_kennisgevingsnota\267956_02_PDR_TOPO10.mxd
3
Plan-MER RUP Hazegras Oostende kaart 2: Situering van het plan op topografische kaart
Opdrachtgever: AGSO en Stad Oostende Datum : september 2014 NGI, Topografische kaart, 2001
© Grontmij Vlaanderen nv Alle rechten voorbehouden
Legende: plangebied RUP Hazegras planelementen 1 : site Hotelschool 2 : site De Post 3 : site Administratief centrum federale en Vlaamse overheid 4 : site RMD
1
4
2
0
50
100
200
300
400 Meter
¯
P:\267956\G\GIS\RUP Hazegras_planMER_kennisgevingsnota\267956_03_PDR_ORTHO.mxd
3
Plan-MER RUP Hazegras Oostende kaart 3: Situering van het plan op orthofoto
Opdrachtgever: AGSO en Stad Oostende Datum : september 2014 Orthofoto West-Vlaanderen, 2009
© Grontmij Vlaanderen nv Alle rechten voorbehouden
Legende:
planelementen
0
50
100
200
300
400 Meters
¯
© OpenStreetMap (and) contributors, CC-BY-SA
P:\267956\G\GIS\RUP Hazegras_planMER_kennisgevingsnota\267956_04_PDR_STRATENPLAN_A4.mxd
plangebied RUP Hazegras
Plan-MER RUP Hazegras Oostende kaart 4: Stratenplan
Opdrachtgever: AGSO en Stad Oostende Datum : september 2014 Stratenatlas
© G rontmij Vlaanderen nv Alle rechten voorbehouden
Legende:
II
plangebied RUP Hazegras planelementen
II
Ê
147 150c- bestaande hoofdverkeerswegen 150e- bestaande spoorwegen 1505- aan te leggen waterwegen 0100- woongebied 0200- gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut 0401- gebieden voor dagrecreatie
II
0500- parkgebieden
1002- milieubelastende industrieën 1400- militaire gebieden
P
1504- bestaande waterwegen Legende BPA 121b
II
M
II
P
0
50
100
200
300
400 Meter
¯
P:\267956\G\GIS\RUP Hazegras_planMER_kennisgevingsnota\267956_05_PDR_GWP.mxd
II
M
Plan-MER RUP Hazegras Oostende kaart 5: Gewestplan + BPA 121b
Opdrachtgever: AGSO en Stad Oostende Datum : september 2014 NGI, Topografische kaart, 2001, AGIV, Gewestplan 2002 © Grontmij Vlaanderen nv Alle rechten voorbehouden
Legende:
plangebied RUP Hazegras planelementen
Habitatrichtlijngebieden Ramsar
VEN en IVON - VEN- of IVON-gebied
0
50 100
200
300
400 Meter
¯
P:\267956\G\GIS\RUP Hazegras_planMER_kennisgevingsnota\267956_06_PDR_VENSBZ.mxd
Grote Eenheden Natuur
Plan-MER RUP Hazegras Oostende kaart 6: Speciale Beschermingszones, VEN-gebieden en natuurreservaten
Opdrachtgever: AGSO en Stad Oostende Datum : september 2014 NGI, Topografische kaart, 2001, AGIV, SBZ & VEN (01/01/2013) © Grontmij Vlaanderen nv Alle rechten voorbehouden
OW001613
OW001119
Legende:
OW000942
OW001439
OW001428OW002645 OW001428 OW001428 OW001428 OW002659
OW002646
OW002602
Beschermd monument
OW002656 OW002655OW000921
OW002653
OW001429 OW000937
OW001397
OW001468OW002652 OW001430
OW000939
OW002684
OW002650
OW001415 OW001417 OW001416 OW002598
planelementen
OW002603 OW002657
OW000587 OW000588
OW001364
OW002531 OW002529
plangebied RUP Hazegras
OW000923
OW000925
OW002532
OW000951
OW001605 OW001604
OW002654
OW002651
OW001602 OW002668
OW001466 OW001612
OW001400 OW001398
OW000952
OW002622
OW002595 OW001608
OW000808
OW001356
OW001546
OW001607
OW001551
OW000943
OW002687
OW0002620
OW0002620 OW0002620OW0002620
OW001498
4.01/35013/327.1 4.01/35013/328.1
OW003107 OW003048
OW001547
OW000936
OW000931
OW002669
0
50
100
200
300
400 Meter
¯
P:\267956\G\GIS\RUP Hazegras_planMER_kennisgevingsnota\267956_07_PDR_BESCHERMD.mxd
4.01/35013/326.1
Plan-MER RUP Hazegras Oostende kaart 7: Beschermde monumenten, landschappen, stads- en dorpsgezichten
Opdrachtgever: AGSO en Stad Oostende Datum : september 2014 NGI, Topografische kaart, 2001; AGIV, landschapsatlas 2001, ankerplaatsen 2006; Beschermde Landschappen, stads- en dorpsgezichten, 2001
© Grontmij Vlaanderen nv Alle rechten voorbehouden
Legende:
plangebied RUP Hazegras planelementen
01. Antropogeen
28. Hoge kustduin
29. Kustduingrond 31. Geul polders
32. Poelgrond polders 33. Schor polders
34. Dekklei polders
0
50 100
200
300
400 Meter
¯
P:\267956\G\GIS\RUP Hazegras_planMER_kennisgevingsnota\267956_08_PDR_BODEM.mxd
36. Kreekrug
Plan-MER RUP Hazegras Oostende kaart 8: Bodemkaart
Opdrachtgever: AGSO en Stad Oostende Datum : september 2014 NGI, Topografische kaart, 2001, AGIV, Bodemkaart, OVAM © Grontmij Vlaanderen nv Alle rechten voorbehouden
33822
20422
35617
26726
Legende:
plangebied RUP Hazegras
24460
27575
planelementen 2250 2250
19105 29035
23126
Eindverklaring
Bodemsaneringsprojecten
29335
Beschrijvend bodemonderzoeken
14695
17027
Oriënterende bodemonderzoeken
21768 28268 31817
17761
31245
24699
22127
7756
15636
7433
31828
25948
30595
10182
53744
12240
14495 24370
1720
10124
28887
10124
33587
12240
63444 6012
63923
8037 3563
16111
14830
9124
28076 27268
19348
19348
14616
4991
7282
14920
0
50
100
200
300
400 Meter
P:\267956\G\GIS\RUP Hazegras_planMER_kennisgevingsnota\267956_09_PDR_BODEMONDERZOEKEN_OVAM.mxd
12101
6420 20274
Plan-MER RUP Hazegras Oostende kaart 9: Situering uitgevoerde bodemonderzoeken (OVAM)
Opdrachtgever: AGSO en Stad Oostende Datum : maart 2015 NGI, Topografische kaart, 200x; OVAM, Bodemonderzoeken, 28/10/2013
© Grontmij Vlaanderen nv Alle rechten voorbehouden
Legende:
plangebied RUP Hazegras
rij
do k
planelementen
Vi ss e
Bevaarbaar
Zi ja rm
Geklasseerd, eerste categorie
Geklasseerd, tweede categorie Geklasseerd, derde categorie Niet geklasseerd Watertoets - Overstromingsgevoelige gebieden 2014 ss Vi er
dok
ez en
do k
n
Ka na al
va n
Ge nt
Spu
na ar O
os te
nd e
ijk rd oe M
e
0
50 100
200
300
400 Meter
¯
P:\267956\G\GIS\RUP Hazegras_planMER_kennisgevingsnota\267956_10_PDR_VHA.mxd
k
rt
le ge
ed ord o N
k do ot Vl
a va
P
cie vi n ro
ed
ikom
Shaperijkree
e av
ok ijd
ery Montgom
th ch Ja
Ze ew
Plan-MER RUP Hazegras Oostende kaart 10: Situering van waterlopen en overstromingsgevoelige gebieden (watertoets 2014)
Opdrachtgever: AGSO en Stad Oostende Datum : september 2014
NGI, Topografische kaart, 2001; AGIV, VHA2013, Watertoetskaart 2011 © Grontmij Vlaanderen nv Alle rechten voorbehouden
Legende:
plangebied RUP Hazegras planelementen
belangrijke faunistische waarde
BWK 2 complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen
0
50
100
200
300
400 Meter
¯
P:\267956\G\GIS\RUP Hazegras_planMER_kennisgevingsnota\267956_11_PDR_BWK.mxd
biologisch waardevol
Plan-MER RUP Hazegras Oostende kaart 11: Biologische waarderingskaart (versie 2, INBO)
Opdrachtgever: AGSO en Stad Oostende Datum : september 2014 NGI, Topografische kaart, 200x; INBO, BWK versie 2 september 2010 © Grontmij Vlaanderen nv Alle rechten voorbehouden
Legende:
Duinen Oostkust
plangebied RUP Hazegras
Duinbossen tussen Oostende en Wenduine met Concessie De Haan
planelementen
Oostelijke Oudland
lijnrelicten relictzone
ankerplaatsen
traditionele landschappen
Westelijke Middenkust (Oostende-Zeebrugge)
Weg O ostend e-
Historische polders van Oostende 0
50 100
200
300
400 Meter
¯
P:\267956\G\GIS\RUP Hazegras_planMER_kennisgevingsnota\267956_12_PDR_LANDSCHAPSATLAS.mxd
de
Torhou t
e ord No
Plan-MER RUP Hazegras Oostende kaart 12: Traditionele landschappen en landschapsatlas
Opdrachtgever: AGSO en Stad Oostende Datum : september 2014 NGI, Topografische kaart, 2001; AGIV, landschapsatlas 2001, ankerplaatsen 2006; Beschermde Landschappen, stads- en dorpsgezichten, 2001
© Grontmij Vlaanderen nv Alle rechten voorbehouden
# # # # # # # ##56352 # # # 55262 56346 56947 #56576 #56456 #55579 # # ## # 56348 # 56949 # # 55267 56349 56969 55503 # 56593# 56348 # # # 55522 55271 55269 # # #56347 55352 # 55580 56593# 55353 # #55272 # 55272 ## # ## ##55353 # 56454 56577 55578 56592 ### # # ## 56598 56344 56415 #55275 # 55582 55504 # # # # 56598 # # 56970 # # 75514 # #55581 # 56598 # 55523 ## 56598 55355 # # # # 55277 #56971 # # 56599 # 56578 # #56594 56414 # # 56600 ##56599 # 75514 55505 55524 # # 56422 # 56597 # # 56600 # # # # 55584 # 56397 56973 55356 # 55507 # # 56579 72881 # # 72880 # # 55297 55525 55583 # 55586# 56972 # 75513 # # # # 56975 # 55357 56452# 55508 55506 # 55585 55250 # # 55359 # # 55526 # 55589 # 55459 # 55358 56974 # ## # 55590 55512 # # # 55460 # #55251 # # 55526 55513 ## 55585 # 55461 55463 56396 # 56907 55509 # ##55526 55588 ## # # 55462# #55360 55526 #55361 56909 # # 55464 # # 5551455514 55526 55588 # # 56466 # # 5533755338 # # 55592 55363 55528 ## # # # # 55364 55491 55339 56483 55336 ## 55528 55526 # 55465 ## 55365 # 55515 # # # # # 56482 55528 # # # 5658856589 # 55487 55527 56484 # 55607 55608 # 56395 56582 ## ## # # 55366 55340 # # ## # 55367 55341 # 72865 55531 55532 55341 # 55490 56585 55559 ## # 5546655466 55468 # ## # 55492 56586 55529 # # 72869 55484 # # 55529 ## 55467 # ## 55488 # # # # #55561 56584 56581 77717 # # 56908 55486 # # 55253 55530 # # # 55252 # # 55536 # 56583 56377 56988 56587 # # # # 77716 # # 55499 55501 55500 # 5549655497 55498 # # 56378 77711 77712 55371 #55372 # # 56381 # # # # 77715 # 56382 ## # 55533 # # # 55373 # 55495 # # 77718 55535 56379 55493 55494 # 55373 # # # # # 55539 # 55254 # #55562 # # 77713 # # 55540 55541 # 55256 55537 # # 55469 55469 # 55555 # 55543 77710 # 55544 55538 56930 # # 55255 # #56383 # # 55542 # 77714 # #56930 55391 # # #55557#56384 5539655396 ## # 56385 # ##55395 55257 ##56386 56387 55394 # 56928 # 56929 56813 55470 # # 56388 56390 56389 # # # # 55258 55393 ## # 55471 # # 75512 55401 # 55342 # # #55399 56391 # 56391 # 55402 ## # 55403 # 5539872942 56391 # # 56523 56391 # # ##72941 ## # # ##56391 5540855400 ## 56391 55521 55521 56814 55478 ## 56391 # #55406 # # # 55306 55407 # # 55307 55305 ##
55315 # 55317 #
#
55331 #
#
55330 # 56514 # #56515 56516 # # 56516
55308 # 56857# 56857 # 55310 55479 55310 55482 #56857 ## 55479# # 56562 # 55480 5531255313 ##56562 55481 # ## # 55314 # 56561 # 56533 ## 55431 56533 55324 # 55325 56534 ## 5543255431 # # 55325 ### # # # #55325 55433 55434 # 55327 55327# 56535 ## 55483 # 55304 55328 # # ## # # 5532955329 55412 ## # 55413 # 55415 # # 55414 55418 55377 55517 # # #55417 # # 55311 55309 ##
5537855378 ##
plangebied RUP Hazegras planelementen
56810 #
#
56821 #
56804 # 56803 56803 #
56840 #
5678756811 56782 # # 56812# #56781
73725 #
56799 56798 56798 ## #
56783 # # 56808 ##56784 56809# 56789 56784 # # #7292456797 56806 # ##72924 ## 72924 56806# 72924 ####72924 # # 72924 # # 56791 72924 # # 72924 ## 72928 #### # ### 72924 7292472924
56827 #
56829 #
56831 #
56834 #
56833 #
56832 #
56780 #
55606 #
56832 #
55519 #
72879 #
56375 #
56416 # # # # # 72917 # # 77731 #
Gesloopt
56821 #
56800 #
77744 #
Bewaard
56816 #
205232 #
55518 ##55518
#
56819 #
56823 #
56788 #
56858 #
Bouwkundig Erfgoed - relicten (04/2014)
56824 #
56801 # 56785 # # 56786 #
56926 #
Legende:
77743 #
#
0
50
100
200
300
400 Meter
¯
P:\267956\G\GIS\RUP Hazegras_planMER_kennisgevingsnota\267956_13_PDR_BOUWKUNDIG.mxd
5652456524 #56524 77732 # 56556 # 56558 # 56559 # ##56529 56529
#
Plan-MER RUP Hazegras Oostende kaart 13: Inventaris bouwkundig erfgoed
Opdrachtgever: AGSO en Stad Oostende Datum : september 2014 NGI, Topografische kaart, 200x; RWO, Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed 04/2014 © Grontmij Vlaanderen nv Alle rechten voorbehouden
Legende:
77052
plangebied RUP Hazegras planelementen
76038
Polygonen maart 2015
Gebeurtenissen maart 2015
76563
158557
0
50
100
200
300
400 Meter
P:\267956\G\GIS\RUP Hazegras_planMER_kennisgevingsnota\267956_14_PDR_CAI.mxd
2013/34
Plan-MER RUP Hazegras Oostende kaart 14: Centraal Archeologische Inventaris (CAI) (maart 2015)
Opdrachtgever: AGSO en Stad Oostende Datum : maart 2015 NGI, Topografische kaart, 2001, AGIV, Bodemkaart, OVAM © Grontmij Vlaanderen nv Alle rechten voorbehouden