ONDERZOEK JEUGDBELEID REKENKAMERCOMMISSIE GEMEENTE BRIELLE Eindrapport
Houten, september 2008
drs. M.F. van den Berg drs. A. van der Veer
Ipso Facto Data BV - bureau voor beleidsonderzoek Standerdmolen 8-4.10, Postbus 1005, 3990 CA Houten. Telefoon: 030-6378330. Fax: 030-6350239. Van Lanschot Bankiers 699061709. Reg.K.v.K. Utrecht: 300.844.58. BTW-nummer: NL 0081.38.989.B.01.
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2.
INLEIDING Aanleiding onderzoek Leeswijzer
3 3 3
2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
JEUGDBELEID GEMEENTE BRIELLE Inleiding Korte schets jeugdbeleid Regionale overlegvormen en activiteiten Externe informatiebronnen
5 5 5 6 11
3. 3.1. 3.2.
SCHEMATISCH OVERZICHT JEUGDBELEID Regierollen en overlegvormen Beleidsdoelen, monitoring en evaluatie
15 15 19
4. 4.1. 4.2.
PERSONELE INZET EN KOSTEN JEUGDBELEID Personele inzet Kosten jeugdbeleid
23 23 23
5. 5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5. 5.6.
PRAKTIJKVOORBEELDEN REFERENTIEGEMEENTEN Samenstelling jeugdbeleid Regierol Evalueerbaarheid van beleid Jeugdparticipatie Alcohol- en drugspreventie Ingrediënten van een goed jeugdbeleid
25 25 27 28 30 31 33
6. 6.1. 6.2. 6.3.
BEANTWOORDING ONDERZOEKSVRAGEN Onderzoeksvraag 1: Vormgeving jeugdbeleid Brielle Onderzoeksvraag 2: Implementatie jeugdbeleid Brielle Onderzoeksvraag 3: Effectiviteit jeugdbeleid Brielle
35 35 42 48
BIJLAGE 1.
CHRONOLOGISCH OVERZICHT JEUGDBELEID
51
BIJLAGE 2.
KOSTENOVERZICHT PER THEMA JEUGDBELEID
63
BIJLAGE 3.
LIJST GESPREKSPARTNERS
64
BIJLAGE 4.
LITERATUURLIJST
65
BIJLAGE 5.
AFKORTINGENLIJST
68
BIJLAGE 6.
ROSA STRUCTUUR (SLUITENDE JEUGDZORGKETEN)
70
1
2
1.
INLEIDING
1.1.
Aanleiding onderzoek
De Rekenkamercommissie van de gemeenten Bernisse, Brielle, Hellevoetsluis, Rozenburg en Westvoorne wil inzicht in de stand van zaken van het integrale jeugdbeleid in de vijf gemeenten. In haar jaarprogramma heeft de Rekenkamercommissie gesteld dat het op jongeren gerichte beleid een actueel en urgent beleidsthema bij alle bestuurslagen is. Specifieke speerpunten die in het jeugdbeleid zijn benoemd betreffen: Preventie en terugdringen van drugsgebruik en bovenmatig alcoholgebruik door jongeren; Tegengaan van aan drugs- en drankmisbruik gerelateerde effecten in het publieke domein zoals vandalisme, overlast en onveiligheidsgevoelens; Bevorderen van een gezonde levensstijl. Door middel van onderzoek wil de Rekenkamercommissie weten in hoeverre het bereiken van de gestelde doelen met het huidige beleid effectief dichterbij wordt gebracht en hoe ver de gemeentelijke beleidsontwikkeling is gevorderd. De Rekenkamercommissie heeft Ipso Facto bureau voor beleidsonderzoek de opdracht gegeven het onderzoek uit te voeren. Aan de doelstelling zijn de volgende onderzoeksvragen gekoppeld: Hoe is het jeugdbeleid in de gemeente Brielle vormgegeven? In hoeverre is het beleid in deze gemeente geïmplementeerd? Wat is de effectiviteit van het ingezette beleid en welke good practices kunnen worden benoemd? Ter beantwoording van deze onderzoeksvragen is het onderzoek in drie fasen opgedeeld. De eerste fase is de deskresearch die bestaat uit het bestuderen van beleidsdocumenten die door de vijf gemeenten zijn aangeleverd. In de tweede fase zijn interviews gehouden met bestuurders en beleidsmedewerkers van iedere gemeente. Daarnaast hebben gesprekken plaatsgevonden met medewerkers van de GGD en stichting PUSH. Op basis van deze gegevens is voor iedere gemeente het feitenrelaas opgesteld. Het feitenrelaas en de geïnventariseerde gemeentelijke reacties daarop, vormen in de laatste fase van het onderzoek de basis voor de beantwoording van de onderzoeksvragen. De vragen hebben betrekking op de vormgeving, de implementatie en de effectiviteit van het jeugdbeleid, met aandacht voor good practices. De vijf gemeenten ontvangen ieder een afzonderlijke eindrapportage. Alle gemeenten ontvangen een overallrapportage waarin de onderzoeksverantwoording en een korte beschrijving van de landelijke en lokale trends in het jeugdbeleid zijn opgenomen.
1.2.
Leeswijzer
Het volgende hoofdstuk (2) biedt een introductie op het jeugdbeleid in Brielle. Er wordt ingegaan op de verschillende regionale vormen van samenwerking. Ook wordt informatie over jeugd en jongeren in Brielle van enkele externe partijen bijeengebracht. De in hoofdstuk drie 3
gepresenteerde schema’s gaan in op de organisatie van het jeugdbeleid, de doelstellingen en de wijze waarop de voortgang van het beleid wordt gemeten. In het vierde hoofdstuk wordt weergegeven wat de personele capaciteit is voor het jeugdbeleid en welke financiële consequenties de activiteiten onder het jeugdbeleid hebben. Hoofdstuk vijf biedt enkele kenmerken van goed integraal jeugdbeleid aan de hand van landelijke visies op lokaal jeugdbeleid en aansprekende praktijkvoorbeelden. In het laatste hoofdstuk (6) wordt een conclusie gepresenteerd door de beantwoording van de onderzoeksvragen. Tevens wordt de stand van zaken van het jeugdbeleid in de gemeente Brielle aan de hand van de in hoofdstuk vijf beschreven kenmerken vergeleken met de andere gemeenten in het onderzoek en met een aantal referentiegemeenten. Het rapport besluit met enkele bijlagen. De eerste bijlage is een chronologisch overzicht van het jeugdbeleid in de gemeente. Hierin wordt per beleidsstuk de beleids- en uitvoeringssituatie van het (integraal) jeugdbeleid van Brielle beschreven. Andere bijlagen zijn een kostenoverzicht per thema van het jeugdbeleid, een lijst van de gesprekspartners, een literatuurlijst, een afkortingenlijst en een schematische weergave van de ROSA-structuur.
4
2.
JEUGDBELEID GEMEENTE BRIELLE
2.1.
Inleiding
Gemeente Brielle is in haar huidige vorm in 1980 ontstaan door samenvoeging van de gemeenten Brielle, Vierpolders en Zwartewaal, welke nu de kernen vormen. Brielle is een vestingstad aan de Brielse Maas met een rijke cultuurhistorische achtergrond en een ruim aantal toeristische mogelijkheden. Op 1 januari 2008 telde Brielle 15.762 inwoners (CBS). Het aantal inwoners is vrij constant en ook de samenstelling van de bevolking is wat leeftijdsopbouw betreft sinds 1995 niet veel veranderd. Het percentage inwoners van 65 jaar of ouder is met drie procent gestegen. Het percentage jongeren van 23% is gelijk gebleven. Het collegeprogramma vermeldt dat Brielle blijft streven naar een geleidelijke groei van het aantal inwoners naar 18.000. Het collegeprogramma 2006-2010 beschrijft welke ambities het college heeft, welke doelen en maatregelen daaraan worden verbonden en welke kosten dit met zich meebrengt. De programma’s die de gemeente onderscheidt zijn algemeen bestuur; openbare orde en veiligheid; verkeer en vervoer; economische zaken en toerisme; onderwijs; cultuur, sport en recreatie; sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening; volksgezondheid en milieu; ruimtelijke ordening en volkshuisvesting; en ten slotte financiering en algemene dekkingsmiddelen. De programma’s veiligheid, onderwijs en sociale voorzieningen omvatten de meeste maatregelen gericht op jeugd en jongeren. Met betrekking tot het algemeen bestuur heeft de gemeente als doel om niet-vrijblijvende samenwerking met omliggende gemeenten te bevorderen1. Brielle wil meer structuur en inhoud geven aan efficiënte vormen van bestuurlijke en ambtelijke overleg- en samenwerkingsverbanden. Brielle wil dit onder meer bereiken door regionale afstemming over de uitvoering van het jeugd- en jongerenwerk door stichting PUSH2. De gemeente zet daarnaast sterk in op burgerparticipatie. De startnota participatie wordt uitgewerkt in afzonderlijke beleidsnotities, zoals een jeugdparticipatienota.
2.2.
Korte schets jeugdbeleid
De beleidsmedewerkers geven aan dat in het verleden veel is geïnvesteerd in het jeugdbeleid, waardoor nu al veel beleid is vastgesteld in afzonderlijke nota’s, waaronder sport, veiligheid op school en de Wmo. De PvdA heeft in de begrotingsraad van november 2007 aangedrongen op de ontwikkeling van een integrale jeugdnota. De raad heeft daarnaast een motie omtrent de ontwikkeling van jongerenparticipatiebeleid aangenomen. Vanuit het college is aangegeven 1
2
De gemeente wil dit bereiken door onder meer het voortzetten van het huidige bestuurlijke en ambtelijke MaZa-overlegstructuur op VPR, onder voorwaarde dat dit wordt ondersteund door een gezamenlijk gezamenlijk gefinancierde sub-regionale coördinerend ambtenaar maatschappelijke zorg voor VPR per uiterlijk 1 januari 2008. Hiernaast wil de gemeente onder meer de huidige bestuurlijke en ambtelijke overlegstructuur onderwijs uitbreiden naar onderwijs en jeugdzorg. Regionale afstemming met Westvoorne, Bernisse en Rozenburg. In Hellevoetsluis wordt het jongerenwerk door Stichting Welzijn Schiedam uitgevoerd.
5
dat men eerst het Centrum voor Jeugd en Gezin en het participatiebeleid wilde vormgeven. Volgens de wethouder wordt de ontwikkeling van een integrale jeugdnota in 2009 of 2010 op de agenda gezet. Enkele wat oudere beleidsnota’s3 vermelden dat Brielle een startnotitie of contourennota integraal jeugdbeleid zou hebben opgesteld en dat Brielle destijds ook van plan was om een nota integraal jeugdbeleid te realiseren. Het beleid is nu gevat in een bundeling van nota’s, convenanten en activiteiten gericht op jeugd. Jeugd is een onderwerp dat volgens de beleidsmedewerkers veel aandacht krijgt, maar het is er nog niet van gekomen een integrale nota jeugdbeleid op te stellen. Er is ambtelijk een gebrek aan tijd en formatieve capaciteit. Er wordt aangegeven dat een integrale jeugdnota het beleid overzichtelijk maakt. De afdeling heeft de wens om op termijn een nota Jeugdbeleid te maken. De coalitie zet in de huidige coalitieperiode sterk in op het realiseren van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Brielle wil een CJG met twee loketten: één voor jeugd en gezin (0 tot en met 12 jaar) (Jeugdloket) en één voor jongeren van 13 tot 19 jaar (Jongerenloket). Hierna ligt de prioriteit bij de ontwikkeling van de jeugdparticipatienota, waarmee wordt tegemoet gekomen aan de motie van de raad. Het bestuur van de gemeente is van mening dat een vastgestelde jeugdparticipatienota bijdraagt aan de ontwikkeling van een integrale nota jeugdbeleid (de derde prioriteit). De coalitie streeft daarnaast onder meer naar het bevorderen van veiligheid en de veiligheidsbeleving. Vandalisme en criminaliteit moeten sterk worden aangepakt en de overlast van hangjongeren moet worden tegengegaan. Ook het drankgebruik van jongeren op straat moet worden aangepakt. Een sluitende aanpak, een activiteitenplan Vandalismebestrijding en –preventie en een programma ter bestrijding van graffiti zijn enkele maatregelen waarmee de gemeente deze doelen wil realiseren. Onder het kopje jeugdbeleid worden enkele maatregelen genoemd die specifiek op de maatschappelijke participatie jeugd en jongeren zijn gericht. Zo dient het Speelruimteplan vanaf 2006 te worden uitgevoerd, wil men in alle woonkernen peuterspeelzaalwerk blijven aanbieden, gaat het jeugd- en jongerenwerk op in stichting PUSH en zal een tijdelijke skatevoorziening worden gerealiseerd.
2.3.
Regionale overlegvormen en activiteiten
Op terreinen als veiligheid, lokale volksgezondheid, de Wmo en jeugdgezondheidszorg (JGZ) wordt door de gemeenten intensief regionaal samengewerkt4. Een voorbeeld is de 3
4
In de nota Lokaal Gezondheidsbeleid 2001-2004 staat dat de actiepunten die betrekking hebben op de doelgroep Jeugd verder zullen worden uitgewerkt in de Nota Jeugdbeleid (in de loop van 2001 zou deze worden vastgesteld). De conceptnota Jeugdbeleid heeft volgens de nota Lokaal Gezondheidsbeleid de volgende aandachtspunten: professionaliseren Platform Jongerenzorg (12+ netwerk), de ontwikkeling van een 12- netwerk en het verder profileren en ontwikkelen van het jongerenwerk. Ook in de nota Peuterspeelzaalbeleid (2004) staat dat Brielle een contourennota Jeugdbeleid heeft die nog verder uitgewerkt dient te worden. Er zijn vele samenwerkingsvormen te beschrijven. We beperken ons hier tot de belangrijkste. Andere samenwerkingsvormen die we kunnen noemen zijn het stadsregionaal ambtelijk overleg ‘Jeugdzorg’, het ‘Zorgprogramma jeugdzorg en onderwijs VPR’ en het regionale samenwerkingsverband VO-VSO.
6
Begeleidingscommissie Integrale Veiligheid die al een aantal jaren actief is in de regio Rotterdam-Rijnmond. De commissie bestaat uit burgemeesters, wethouders en veiligheidsambtenaren. Ook in de subregio VPR wordt op veel beleidsterreinen afstemming gezocht, bijvoorbeeld in het portefeuillehouderoverleg Maatschappelijke Zaken (waaronder de overleggen Verslavingspreventie en Jeugdbeleid vallen). Spijkenisse is in de subregio de centrumgemeente. De gemeenten sluiten regelmatig convenanten om te benadrukken dat zij gezamenlijk een bepaald doel proberen te bereiken. Ieder Kind Wint en Centra voor Jeugd en Gezin De samenwerking en afstemming komt niet alleen voor tussen de gemeenten maar ook tussen de gemeenten en de externe partijen. Zo is in de stadsregio Rotterdam in het voorjaar van 2007 het actieprogramma ‘Ieder Kind Wint’ vastgesteld door Jeugdwethouder Leonard Geluk van Rotterdam (en tevens portefeuillehouder Jeugdzorg van de stadsregio Rotterdam) samen met alle betrokken partijen. De partijen in de jeugdketen hebben als doelstelling om gezamenlijk een sterke verbetering van het functioneren van de jeugdketen te realiseren (een sluitende keten preventief jeugdbeleid). Het programma heeft vier hoofddoelstellingen: het versterken van de preventie en signalering; het creëren van een effectief zorgportfolio; het stroomlijnen van de keten; en de versterking van de sturing. Deze zijn verdeeld onder tien doelstellingen (‘de 10 tegeltjes’) die in 2009 moeten zijn gerealiseerd. Voor de uitvoering van het programma ‘Ieder Kind Wint’ is een regiegroep samengesteld uit vertegenwoordigers van de keten. Iedere doelstelling wordt uitgewerkt door een lid van de regiegroep samen met een werkgroep. Behalve de gemeenten is een groot aantal externe partijen bij de uitvoering betrokken, zoals onder andere het onderwijs, de jeugdgezondheidszorg, Bureau Jeugdzorg, de jeugd-GGZ en de Raad voor de Kinderbescherming. Een van de tien doelstellingen van het actieprogramma is de regionale opzet van de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG). Het programmaministerie Jeugd en Gezin wil met een landelijk dekkend netwerk van Centra voor Jeugd en Gezin bereiken dat alle ouders, jeugdigen en kinderen in de buurt terecht kunnen voor opgroei- en opvoedondersteuning. Het CJG krijgt de verantwoordelijkheid voor monitoring en signalering; informatie, advies en deskundigheidsbevordering; interventie; doorverwijzing; en zorgcoördinatie. De regie voor de ontwikkeling van de centra ligt bij de gemeenten. Het is aan de gemeenten om te bepalen welke instanties (behalve Bureau Jeugdzorg) in het centrum zullen deelnemen. De voorbereidingen worden in de regio VPR op gemeentelijk niveau afgestemd in het overleg Jeugdbeleid. Vanwege de urgentie en de snelle ontwikkelingen wordt het overleg Jeugdbeleid de komende tijd maandelijks gevoerd. Er wordt gestart met een basisvorm waarin de GGD, Careyn en Bureau Jeugdzorg samenwerken. Het Jongerenloket VPR wordt hierbij ook betrokken5. Hellevoetsluis en Rozenburg zijn in de regio VPR de koplopers in dit deelprogramma, waarin zij pilotprojecten uitvoeren. Bernisse, Brielle en Westvoorne
5
In september 2007 heeft de werkgroep CJG onder verantwoordelijkheid van de stuurgroep van ‘Ieder Kind Wint’ een blauwdruk ontwikkeld voor de opzet van Centra voor Jeugd en Gezin in de stadsregio Rotterdam.
7
onderzoeken de mogelijkheden om een virtueel loket te realiseren. Dit onderzoek zou eventueel kunnen uitmonden in een pilotproject. GOSA-aanpak Een sluitende aanpak jeugdbeleid en de ontwikkeling van Centra voor Jeugd en Gezin zijn landelijke doelstellingen. In de stadsregio worden op eigen initiatief gezamenlijke projecten uitgevoerd waarmee een bijdrage wordt geleverd aan het behalen van de landelijke doelstellingen. In dit verband worden samenwerkingsconvenanten gesloten. Een voorbeeld is de GOSA-aanpak: Gemeentelijke Organisatie Sluitende Aanpak (ook bekend als DOSA (deelgemeentelijk) of ROSA (regionaal)6). Met de GOSA-aanpak wordt getracht korte lijnen te realiseren tussen alle instellingen op het gebied van jeugd op regionaal niveau. Dit zijn onder meer politie, GGD, Careyn (jeugdgezondheidszorg en schoolmaatschappelijk werk) en de leerplichtambtenaar vanuit de gemeente. De GOSA-structuur is gericht op een vroegtijdige, gecoördineerde en effectieve aanpak van risicojeugdigen. GOSA bestaat uit een netwerk- en een afstemmingsoverleg. Het netwerkoverleg is een multidisciplinair overleg waaraan verschillende hulpverlenende organisaties en de politie deelnemen. Bij dit overleg komen signalen binnen, wordt informatie verzameld en acties uitgezet voor een jeugdige en/of zijn gezin. Aan het afstemmingsoverleg nemen de jeugdcoördinator van de politie (vertegenwoordigt de justitieketen), de voorpostmedewerker van BJZ (vertegenwoordigt de jeugdzorg), de leerplichtambtenaar en de GOSA-regisseur deel. Hierin worden jeugdigen met meervoudige problematiek besproken; problematiek die het netwerkoverleg overstijgt vanwege de zwaarte van de problematiek of vanwege het disfunctioneren van een instantie. In dit overleg worden knelpunten besproken en wordt een jeugdige en/of zijn gezin met meer drang benaderd. De GOSA-regisseur (aangesteld bij de gemeente) is verantwoordelijk voor het schakelen van de drie ketens, hij (of zij) signaleert, coördineert, regisseert, stemt af met partners en monitoort gemaakte afspraken. De structuur van de ROSA7 is als volgt: om de (uitvoer van de) zorg in het veld te coördineren worden een gezinscoach en een jeugdcoach ingezet. Het afstemmingsoverleg tussen de regisseur, de jeugdcoördinator van de politie en de voorpostmedewerker van Bureau Jeugdzorg vindt plaats in de vorm van een cliëntenstroomoverleg. Alle betrokken instellingen in de keten kunnen de individuen volgen omdat de dossiers worden gekoppeld. Dit heeft als gevolg dat een directe en adequate reactie op signalen van en over jongeren mogelijk is. Het lijkt daarmee redelijk overeen te komen met de doelstellingen van ‘Ieder Kind Wint’ en in het bijzonder het Centrum voor Jeugd en Gezin. Het actieprogramma ‘Ieder Kind Wint’ benadrukt dat de bestaande initiatieven vooral doorgezet moeten worden, maar dat de bestaande initiatieven en de nieuwe trajecten wel zo goed mogelijk verbonden dienen te worden met het actieprogramma8.
6
7 8
In Hellevoetsluis en Rozenburg wordt gewerkt met de GOSA-aanpak. In Rotterdam staat de aanpak bekend als de DOSA. Brielle, Bernisse, Spijkenisse en Westvoorne werken sinds begin 2008 samen in de ROSA. Voorstel ROSA-aanpak. Gemeente Westvoorne, januari 2008. Het actieprogramma ‘Ieder Kind Wint’ is vooral de vertaling van de gezamenlijke ambitie van de gehele keten. Het programma kan worden beschouwd als ‘ketenkompas’.
8
De GOSA is in eerste instantie gericht op situaties waarin meervoudige problematiek bestaat die de mogelijkheden en capaciteit van een enkele professional te boven gaat. Dit betekent dat ook wanneer jongeren problemen hebben met politie en justitie, zij op een sluitend vangnet kunnen rekenen. Een aantal gemeenten gebruikt de Beke-methode om zicht te krijgen op de groepen jongeren in een gemeente, de probleemgebieden en de problematiek bij individuele jongeren. De aanpak is gericht op de jeugdige en zijn systeem via de inzet van een jongerencoach of een gezinscoach. De VPR gemeenten hebben een productencatalogus ontwikkeld in de vorm van een virtueel Jongerenloket9, een innovatieproject dat tussen 2005 en 2007 werd gesubsidieerd door het ministerie van SZW. Het plan van aanpak voor een vervolg van het project is gereed. Vanaf september 2008 kunnen jongeren, maar ook ouders, professionals en andere belanghebbenden op de website www.jongerenloketvpr.nl producten vinden die de gemeenten en ketenpartners aanbieden op het gebied van onderwijs, vrije tijd, werk & inkomen, wonen en zorg. Het Loket zou een verbinding moeten leggen tussen verschillende beleidsterreinen gericht op jeugd, zodat jongeren kunnen worden ondersteund op hun weg naar zelfstandigheid. Het is in de eerste plaats gericht op voortijdige schoolverlaters ter voorkoming van jeugdwerkloosheid. Door een intensieve samenwerking tussen het Steunpunt onderwijs, hulpverlening, het Regionaal Meld- en Coördinatiepunt voortijdig schoolverlaters (RMC), de sociale dienst en het CWI wordt geprobeerd om jongeren terug te leiden naar het onderwijs, of anders aan het werk te krijgen. De opgevangen signalen zullen via de sociale dienst worden ingebracht in het GOSA-overleg. Op dit moment kunnen jongeren uit VPR terecht bij het (fysieke) jongerenloket in het werk- en zorgplein in Spijkenisse. Subsidieregelingen vanuit de Stadsregio De Stadsregio ondersteunt de regiogemeenten met de subsidieregeling Regionale Agenda Samenleving (RAS). Ten behoeve van de RAS krijgt de Stadsregio middelen van onder andere de provincie voor activiteiten onder de noemers sociaal beleid en lokaal preventief jeugdbeleid. Een voorbeeld is de regionale samenwerking tussen de gemeenten op VPR op het gebied van de Wmo. Dit is vastgelegd in een convenant en is de basis voor een aantal projectsubsidies van de Stadsregio. Elke gemeente neemt de beleidsvoorbereiding van ten minste één prestatieveld voor haar rekening10 en krijgt daar een subsidie voor11. Op VPR is Rozenburg de gemeente die het beleid ten aanzien van prestatieveld 2 voorbereidt. Hellevoetsluis ontwikkelt in 2008 in samenwerking met de andere VPR-gemeenten een sociale kaart met demografische gegevens waarin wordt opgenomen wat de vraag en het aanbod is
9
10
11
In het raadsvoorstel over de ROSA (januari 2008) uit gemeente Westvoorne wordt de productencatalogus genoemd als een instrument van de ROSA. Brielle is ‘pleegouder’ van prestatieveld 1: Leefbaarheid op VPR; Westvoorne en Bernisse zijn ‘pleegouders’ van prestatieveld 4, waarbij Westvoorne Mantelzorgondersteuning beheert en Bernisse Vrijwilligerswerk; en Rozenburg is ‘pleegouder’ van prestatieveld 2. De Wmo is opgedeeld in negen prestatievelden. Prestatieveld 2: ‘Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden’ en prestatieveld 9: ‘Het bevorderen van het verslavingsbeleid’ vormen belangrijke kaders voor het gemeentelijke jeugd- en jongerenbeleid.
9
op het terrein van de Wmo en de Wcpv. Dit project dient te resulteren in een handleiding regie en een databank voor de gemeenschappelijke basis voor de Wmo nota’s12. Een ander voorbeeld omtrent jeugdbeleid zijn de bestuurlijke overeenkomsten die in mei 2006 door de VPR-gemeenten en de Stadsregio zijn getekend. Er zijn afspraken vastgelegd om te komen tot een betere aansluiting tussen het preventieve jeugdbeleid (gemeentelijke verantwoordelijkheid) en de geïndiceerde jeugdzorg (stadsregionale of provinciale verantwoordelijkheid). Aan de convenanten zijn actieplannen gekoppeld. Het is onbekend of de convenanten en actieplannen zoals beloofd eind 2007 door de gemeenten en de stadsregio zijn geëvalueerd13. Een tweede RAS-project is het project ‘Terugdringing Alcoholproblematiek VPR’ dat begin 2008 is gestart. De gemeenten sluiten op verschillende manieren aan bij het landelijke beleid zoals verwoord in de Alcoholbrief14 van 19 november 2007 van het Kabinet. Door het uitbrengen van een integraal plan voor de gehele regio VPR wordt samenhang gebracht in de aanpak van alcoholproblematiek. De focus bij het RAS-project ligt op het voorkomen van problematisch alcoholgebruik. De nadruk ligt op personen, hun sociale omgeving en de controle op leeftijdsgrenzen. De projectgroep die verantwoordelijk is voor de integrale benadering van het problematisch alcoholgebruik benadrukt dat soortgelijke plannen bij andere gemeenten een goede bron van kennis en deskundigheid zijn. Enkele ervaringen in de Achterhoek, Brabant en Goeree-Overflakkee zijn gebruikt bij het opstellen van het projectrapport. Het project verdeelt de doelgroep op basis van leeftijd in drie groepen: kinderen (0-4; 4-10; en 10-12), jeugd (1216) en jong volwassenen (16-24 jaar). De VPR-gemeenten waren voorafgaand aan dit specifieke gezamenlijke RAS-project al actief op het gebied van alcoholpreventie en verslavingsproblematiek. In het netwerk verslavingspreventie worden met de gemeenten op VPR afspraken gemaakt over de inzet van activiteiten gericht op verslavingspreventie. De centrumgemeente is verantwoordelijk voor een goede invulling van de taken. Het activiteitenplan 200815 geeft per gemeente binnen het netwerk weer welke preventieprojecten gericht op alcohol- en drugsgebruik worden georganiseerd door Bouman GGZ, de GGD-ZHE en Stichting de Hoop. De GGD heeft een coördinerende functie bij de uitvoering van de activiteiten. De regio Voorne-Putten16 neemt in het kader van het RAS-project sinds januari 2008 deel aan de landelijke Pilot Drank en Horecawet (DHW)17. De Pilot DHW gaat met name over het 12 13 14
15 16 17
Projectenoverzicht Stadsregio, www.stadsregio.info Bron: nota Sluitende Jeugdketen in Hellevoetsluis, februari 2007. Behalve de Alcoholbrief heeft het Kabinet tegelijkertijd de Handleiding Integraal Alcoholbeleid gepubliceerd. Verslavingspreventienetwerk VPR. Spijkenisse, Hellevoetsluis, Brielle, Bernisse en Westvoorne. [Rozenburg niet] De rijksoverheid kan met de instrumenten die via de Pilot worden aangereikt de herziening van de Drank en Horecawet voorbereiden. De gemeenten zullen dan waarschijnlijk een grotere regierol krijgen op het gebied van handhaving en toezicht op de regelgeving. In het project wordt expertise die is opgebouwd bij de Voedsel en Waren Autoriteit overgedragen aan BOA’s en twee regionale toezichthouders.
10
opstellen van regels, toezicht, handhaven en bestraffen. De nadruk ligt hier op de locaties waar alcohol beschikbaar is18. De gemeenten op VPR zijn door het gelijktijdige project ‘Terugdringing Alcoholproblematiek VPR’ in staat een doorlopende lijn te ontwikkelen vanaf voorlichting en signalering tot handhaving en bestraffing19. Afspraken met betrekking tot handhaving zijn op de Zuid-Hollandse Eilanden al eerder vastgelegd in het Handhavingsprotocol Horecadistrict De Eilanden. Dit zijn afspraken tussen politie, OM en de gemeenten op Voorne-Putten en GoereeOverflakkee20. Het protocol is in opdracht van de leden van het Bestuurlijk Justitieel Overleg ‘De Eilanden’ ontwikkeld. Begeleidingscommissie Integrale Veiligheid In de stadsregio Rotterdam is al enige jaren de Begeleidingscommissie Integrale Veiligheid actief21. De commissie bestaat uit de portefeuillehouders veiligheid. Zij nemen het initiatief verschillende onderwerpen uit te werken voor de gehele regio. Er worden periodiek themaworkshops georganiseerd waarin iedere gemeente ‘good practices’ kan presenteren. Gemeente Hellevoetsluis is trekker van het onderwerp Alcoholgerelateerde Vernielingen. Alle gemeenten in de regio Rijnmond hebben begin 2008 een convenant gesloten dat de basis vormt van een integrale aanpak van de vernielingen. De commissie heeft een soort van toolkit samengesteld waarin wordt beschreven wat elke gemeente kan doen aan het voorkomen van alcoholgerelateerde vernielingen. De basis van de toolkit werd gelegd door maatregelen voortkomend uit een speciale werkgroep van de politie en het beleid van gemeente Hellevoetsluis. Daarnaast worden veel maatregelen genoemd die verwijzen naar Stichting de Hoop, Bouman GGZ en verschillende internetsites. Nog steeds worden good practices tussen gemeenten uitgewisseld in de Begeleidingscommissie. In het convenant zijn geen harde targets geformuleerd. De resultaten van de inspanningen die iedere gemeente afzonderlijk verricht worden na de zomer tegen het licht gehouden.
2.4.
Externe informatiebronnen
In deze paragraaf wordt de extern beschikbare informatie omtrent de jeugd in Brielle kort beschreven. De verslagen van stichting PUSH, de Monitor Jeugd en het onderzoek ‘Genieten met mate(n)’ van de GGD-ZHE en de Veiligheidsrapportage Rotterdam-Rijnmond geven gezamenlijk een goed beeld van de alcohol- en drugsproblematiek onder de jeugd in de gehele regio en het voorkomen van vandalisme. De gegevens van stichting PUSH zijn het meest actueel.
18 19 20
21
RAS-project 2007-2008. Concept 9 mei 2008, nr. 6. Projectenoverzicht Stadsregio, www.stadsregio.info Dit zijn de gemeenten Bernisse, Brielle, Hellevoetsluis, Spijkenisse en Westvoorne. Goeree-Overflakkee: Dirksland, Goedereede, Middelharnis, Oostflakkee. [Rozenburg niet] De commissie heeft in samenwerking met de politie Rotterdam-Rijnmond de Veiligheidsrapportage Rotterdam-Rijnmond (2006) uitgegeven. De voorzitter van de commissie is burgemeester Bruinsma van Vlaardingen.
11
Gezondheid Centrumgemeente Spijkenisse heeft in het kader van het Verslavingspreventieplan 2006 GGDZHE eind 2006 de opdracht gegeven een onderzoek uit te voeren naar de omvang en achtergronden van het genotmiddelengebruik door jongeren in de regio ZHE. Aanleiding was de problematiek omtrent vandalisme en alcoholgebruik. Het beeld dat is geschetst, is gebaseerd op nadere analyses van gegevens uit de Gezondheidsenquête ZHE, het Gezondheidsprofiel Leerlingen en de Gezondheidsenquête Jongvolwassenen. Deze gegevens zijn verzameld in de jaren 2003, 2004 en 2005. Hiernaast zijn interviews gehouden met regionale en lokale instanties en is een panel van sleutelfiguren ingezet. De resultaten zijn in februari 2007 gepubliceerd22. Uit dit onderzoek blijkt dat 18% van de Brielse jongeren van 13 tot en met 24 jaar overmatig alcohol gebruikt. Overmatig alcoholgebruik wordt door de GGD gedefinieerd als ‘in de afgelopen vier weken meer dan vier keer alcohol gedronken, waarbij de laatste keer meer dan vier glazen’. Dat ligt een stuk hoger dan het gemiddelde overmatige alcoholgebruik in de gehele regio VPR (10,8%). De percentages Brielse jongeren die cannabis (14%), xtc (2%), of harddrugs (2%) gebruiken, liggen ook hoger dan het gemiddelde gebruik (respectievelijk 10,9%, 1,6% en 1,4%). Veiligheid De iets hogere percentages gelden niet duidelijk voor het voorkomen van vernielingen, zoals blijkt uit de Monitor Jeugd 2005. Brielle ligt met 14% iets hoger dan het gemiddelde van de regio VPR: 13% van alle jongeren tussen 13 en 18 jaar heeft twee keer of vaker iets vernield. 11% van de jongeren heeft twee keer of vaker iets beklad, dat is hetzelfde als het gemiddelde percentage voor VPR (11%). De politie Rotterdam-Rijnmond en de Begeleidingscommissie Integrale Veiligheid hebben in 2006 een eerste regionale veiligheidsrapportage uitgebracht. De rapportage over 2005 is gebaseerd op de gegevens uit de registratiesystemen van de politie (meldingen en aangiften), interviews met inwoners uit alle 21 regiogemeenten en contextgegevens die door de gemeenten werden aangeleverd. De rapportage maakt onderscheid tussen objectieve en subjectieve gegevens, waarmee onderlinge vergelijking van de uitkomsten van de gemeenten wordt beoogd. De rapportage brengt de gehele veiligheidssituatie van de regio in kaart, waar mogelijk ook op wijkniveau. Het doel van het regionale meetinstrument is tweeledig: enerzijds meten en anderzijds weten en leren. Door het zichtbaar maken van sterke en zwakke punten dient de onderlinge samenwerking en kruisbestuiving van ‘best practices’ te worden versterkt. De rapportage brengt de veiligheidsgegevens van Brielle en Westvoorne gebundeld in beeld. Brielle en Westvoorne tellen ieder twee onderzoeksgebieden, namelijk Brielle Vesting en de overige wijken in Brielle en Rockanje en Oostvoorne. Daarnaast bestaat één gezamenlijk 22
De GGD organiseert periodiek verschillende enquêtes en onderzoeken onder kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen. Behalve het specifieke onderzoek naar genotmiddelengebruik wordt periodiek de brede Monitor Jeugd (2005) uitgegeven. Hierin is onder meer aandacht voor lichamelijke en geestelijke gezondheid, leefstijl, maatschappelijke omgeving en groei en ontwikkeling. De Monitor Jeugd is onderdeel van de algemene Monitor Gezondheid en is gebaseerd op diverse enquêtes en onderzoeken.
12
buitengebied. Uit de politiegegevens blijkt dat Brielle van alle regiogemeenten relatief hoog scoort op het aantal aangiften van vandalisme. In Westvoorne is het aantal meldingen van drugsoverlast relatief hoog. De enquêtegegevens tonen aan dat 26% van de Brielse bewoners zegt zich in het algemeen wel eens onveilig te voelen (en 10% in de eigen buurt). In Westvoorne voelt 31% van de bewoners zich wel eens onveilig (en 16% in de eigen buurt). Als reden voor de onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt wordt zowel in Brielle als in Westvoorne groepen jongeren het meeste genoemd (respectievelijk door 25% en 27% van de bewoners). Jongerenwerk Stichting PUSH voert in gemeente Brielle het jongerenwerk uit in het jongerencentrum Bravo. Hier worden diverse activiteiten georganiseerd voor kinderen en jongeren tussen de 8 en 20 jaar. In 2007 was Bravo op alle dagen behalve maandag open. Op zaterdagavond wordt eens per maand een disco georganiseerd voor kinderen tussen de 8 en 14 jaar. PUSH probeert met het aanbod op zaterdag aan te sluiten op de ‘zwervende’ jeugd van 14 to 16 jaar die niet in horecagelegenheden worden toegelaten. Twee keer per maand wordt op zaterdagavond een tienerdisco of themafeest georganiseerd voor jongeren van 13 tot 20 jaar. Hiernaast zijn er sportactiviteiten, een meidenactiviteit, diverse inlopen en is er een oefenruimte. In de dorpskern Zwartewaal wordt een disco georganiseerd voor jongeren tussen 12 en 16 jaar. In Vierpolders is vanaf 1 januari 2008 gestart met het opzetten van een aantal activiteiten. Het is de bedoeling dat PUSH de organisatie zal overdragen aan vrijwilligers. Hier is ook gestart met een beheergroep, die afspraken gaat maken over een nieuwe jongerenontmoetingsplaats (JOP). Buiten het jongerencentrum is PUSH actief in het vindplaatswerk23. PUSH schrijft in het jaarverslag over 2007 dat de vindplaatsen over het algemeen vrij rustig zijn. De overlast centreerde zich voornamelijk rond het uitgaan, maar hier lijkt sprake van een afname. Op een aantal plaatsen wordt op doordeweekse dagen en in het weekend overmatig alcohol gebruikt. Het drank- en drugsgebruik is een probleem waar PUSH zich zorgen over maakt. PUSH neemt behalve aan het regionaal jongerenwerkeroverleg deel aan vier overlegvormen met externe partijen. Het jeugd- en veiligheidsoverleg met de gemeente en de politie, het maandelijkse ambtelijke overleg met de beleidsambtenaar en het conciërgeoverleg met de scholen. Met betrekking tot het aanbod in Vierpolders en de mogelijke verschuiving van activiteiten in Bravo in 2008 geeft PUSH aan dat de gemeente een sturende rol heeft. Het jongerenwerk heeft in 2007 ondersteuning gegeven aan de bijeenkomsten in het kader van het speelruimteplan. PUSH signaleerde dat met name de inrichting van de jongerenplekken voor de doelgroep 12+ tot veel discussie heeft geleid.
23
Vindplaatswerk of outreachend jongerenwerk is het contact leggen met jongeren die het jongerencentrum (nog) niet bezoeken. De jongeren worden gestimuleerd deel te nemen aan de activiteiten of zelf activiteiten te organiseren. Tevens is het vindplaatswerk bedoeld om probleemsituaties in kaart te brengen en hieruit voortvloeiend de leefbaarheid in de wijken te vergroten.
13
14
3.
SCHEMATISCH OVERZICHT JEUGDBELEID
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de organisatie, de doelstellingen en de monitoring van het jeugdbeleid in Brielle. De tabellen die in de eerste paragraaf worden gepresenteerd geven een overzicht van de regierollen en overlegvormen. Hiermee wordt de organisatie van het jeugdbeleid in beeld gebracht. In de tweede paragraaf bieden de schema’s een beeld van de wijze waarop de voortgang van de uitvoering van het beleid binnen de gemeente wordt gemonitoord en geëvalueerd. Ook wordt ingevuld wat de doelstellingen zijn en welke gegevens (periodiek) worden verzameld en bestudeerd. Bij het structureren van de informatie is ervoor gekozen een indeling op basis van vijf hoofdthema’s te hanteren: Jeugd en Zorg Jeugd en Veiligheid Jeugd en Vrije tijd Jeugd en Educatie Verslavingspreventie De indeling is gebaseerd op de vijf clusters van het jeugdbeleid van Operatie Jong24 waarbij het cluster ‘Opvang, educatie en werk’ onder de noemer ‘Jeugd en Educatie’ wordt gevat. De clusters ‘Opvoeding en bescherming’ en ‘Gezondheidszorg’ zijn samengebracht onder het thema ‘Jeugd en Zorg’. Aangezien preventie en terugdringen van (problematisch) alcohol- en drugsgebruik onder jeugdigen in dit onderzoek een centraal aandachtspunt is, is verslavingspreventie als vijfde thema toegevoegd. Het thema verslavingspreventie is in het onderstaande overzicht in het schema Jeugd en Zorg opgenomen. 3.1.
Regierollen en overlegvormen
Regie in het lokale bestuur kan worden beschouwd als het coördineren van het beleidsproces en het stimuleren van betrokkenheid bij het realiseren van doelstellingen. De regie kan zowel betrekking hebben op de eigen gemeentelijke organisatie (interne regie) als op relevante partners voor de gemeente (bestuurlijke regie). De gemeente dient in de meeste onderdelen van het jeugdbeleid deze bestuurlijke regierol te vervullen. Zij verbindt de uitvoerende partijen aan gemeentelijke doelstellingen, bijvoorbeeld door het vastleggen van productafspraken met ketenpartners. Wanneer het nodig is, brengt de gemeente de uitvoerende partijen bij elkaar (verbinden en stimuleren van samenwerking). De regie kan echter ook bij een ander bestuursorgaan of een externe partij liggen. De VPR-gemeenten voeren een herijking uit van de gemeentelijke overlegstructuren. Hellevoetsluis vervult hierin de trekkersrol. De aanleiding is de invoering van de Wmo en de koppeling met de Wcpv. Dit zou mogelijkheden moeten kunnen bieden om overlegstructuren samen te voegen. In het project zou een dusdanige werkwijze tussen de regiogemeenten (en 24
Opvang, educatie en werk; opvoeding en bescherming; gezondheidszorg; veiligheid; en vrije tijd.
15
in voorkomende gevallen de centrumgemeente) en instellingen moeten worden gerealiseerd dat de regiogemeenten op de hoogte zijn van de uitvoering, projectvoortgang en evaluatie van activiteiten door de uitvoerende instellingen. De tussentijdse resultaten van dit project tonen aan dat elk bestuurlijk overleg bij voorkeur wordt voorbereid door een ambtelijk overleg25. In dezelfde lijn ligt het project waarin de procesbegeleiding en coördinatie van de overlegstructuren onder het Programma Samen Leven worden versterkt. Uit de eerste resultaten blijkt dat de ambtelijke capaciteit in sommige gevallen onvoldoende is om projecten op gang te krijgen en te houden, en tevens om alle overleggen bij te wonen. Dit kan zelfs leiden tot het overdoen van zaken26. De beleidsmedewerkers in Brielle geven aan dat het soms lastig is af te stemmen welke taken bovenregionaal moeten worden uitgevoerd en welke taken lokaal aangepakt dienen te worden. Dit speelt voornamelijk bij RAS-projecten waarin een gezamenlijke regionale aanpak van problemen wordt nagestreefd. De ondersteuning bij gezamenlijke projecten is soms niet helemaal helder over welke taken de beleidsmedewerkers zelf dienen uit te voeren. Bijvoorbeeld bij het benaderen van externe partijen. De stadsregio bezoekt nu gemeenten om te inventariseren welke ondersteuning zij daadwerkelijk nodig hebben. In onderstaande tabellen wordt per beleidsonderwerp weergegeven wie in de praktijk verantwoordelijk is voor de coördinatie van het beleidsproces en het stimuleren van betrokkenheid; met andere woorden wie de regisseursrol heeft. Ook wordt aangegeven wie zich bezig houdt met beleidsontwikkeling en wie het beleid uitvoert. Er wordt onderscheid gemaakt tussen interne en externe actoren. De tabellen geven ten slotte de verschillende vormen van overleg weer waarin afstemming plaatsvindt. In de tabellen wordt de volgende codering gebruikt; O staat voor beleidsontwikkeling; U betekent uitvoering; R staat voor de regierol. Het is bekend dat veel beleid regionaal wordt voorbereid, ontwikkeld en afgestemd en dat alle VPR-gemeenten deelnemen aan (regionale) overlegvormen. Er is voor gekozen om deze informatie alleen in de onderstaande tabellen op te nemen wanneer deze expliciet in beleidsdocumenten of in gesprekken met bestuurders en beleidsmedewerkers is genoemd. Daar waar ‘gemeente’ onder gemeentelijke organisatie is opgenomen, is niet duidelijk geworden welke afdeling of functionaris verantwoordelijk is voor het betreffende beleidsonderdeel.
25 26
Projectenoverzicht Stadsregio, www.stadsregio.info Projectenoverzicht Stadsregio, www.stadsregio.info
16
Tabel 3.1.1. Jeugd en zorg Zorg beleidsonderwerpen Wmo (startnotitie)
Gemeentelijke organisatie Sector Samenleving Zorgloket (evt. regionaal)
Rol
Verslavingspreventie (Wmo-prestatieveld 9)
Gemeente
R, O
O U
Opvoedingsondersteuning CJGJeugdloket/jongerenloket
1.
Externe partners Gemeente Bernisse en Westvoorne Gemeente Hellevoetsluis en Spijkenisse (invulling prestatievelden en uitvoering) Centrumgemeente Spijkenisse GGD, onderwijs, politie RotterdamRijnmond Consultatiebureau, Opvoedbureau, AMW, GGD, Careyn Regionale werkgroep jeugd (1) Careyn en GGD-ZHE (in Brede School Zuurland)
Rol O O
R, O U U
Gemeente Brielle R, O O Gemeente Brielle, O O, U Bernisse en Westvoorne (pilot) Regionale werkgroep jeugd: ambtenaren VPR, samenwerkingspartners en een aantal regionale instellingen gericht op onderwijs.
Tabel 3.1.2. Jeugd en veiligheid Veiligheid beleidsonderwerpen Integraal Veiligheidsbeleid
Gemeentelijke organisatie Afd. BOA Sector Grondgebied Sector Samenleving PIA (1)
Rol R, O R (uitv) R (uitv) U
Convenant Veilig op School
1.
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Externe partners Politie; OM en justitiële organisaties; Scholen (2), GGD, Jongerenwerk (1), BJZ, leerplicht en politie (ihkv preventief jeugdbeleid); Bewoners(organisaties) en woningcorporatie Huisartsengroep Brielle (4) Gemeente Westvoorne (5) Horeca (6) Veiligheidsregio RotterdamRijnmond (8) Halt (8) Schoolbesturen, wijkteamchef, GGDZHE (7)
Rol O, U U O, U
U
Beleidsmedewerker (7) R U Portefeuillehouder Onderwijs/Jeugdbeleid Leerplichtambtenaar Beleidsmedewerker Conciërges VO (3) Handhaving Openbare Orde (3) Jeugd- en veiligheidsoverleg: iedere zes weken. Burgemeester, wethouder, ambtenaren Welzijn en Openbare Orde en Veiligheid, politie, PIA en coördinator jongerencentrum Bravo. Ook interne overleggen tussen de afdelingen van de gemeente zijn regulier. Bestuurlijk overleg onderwijs: ieder kwartaal. M.n. overzicht van schade- en vandalismemeldingen. Conciërgeoverleg tenminste twee maal per jaar. Halfjaarlijks overleg tussen huisartsengroep en portefeuillehouder Volksgezondheid. Bestuurlijk overleg burgemeesters Brielle en Westvoorne, ambtenaren OOV en wijkteamchef politie: iedere twee weken. Horecaoverleg: iedere zes weken onder meer jeugdoverlast, signalen omtrent drugsgebruik en deurbeleid. Overleg werkgroep over implementatie, uitwerking coördinatie, uitvoering en evaluatie. Dit zijn gemeenschappelijke regelingen waarmee de samenwerking op regionaal niveau is geregeld.
17
Tabel 3.1.3. Jeugd en vrije tijd Vrije tijd beleidsonderwerpen Kunst en cultuur
Gemeentelijke organisatie Gemeente (uitsluitend faciliteren en subsidiëren)
Rol R, O
Externe partners Bibliotheek, museum, streekarchief, stichting Brielle stad van kunst en cultuur, theater en stadsgalerie. Platform Kunst-, cultuur en erfgoededucatie (1) Brede School
Rol U
U
U Beheergroepen JOP’s (2) U Overleg en inspraak: gebruikers, omwonenden, O ouders, basisschool, sport-, bewoners-, winkeliersvereniging, projectontwikkelaars, woningstichting Jeugd- en Sector Samenleving (3) R PUSH (3) O, U jongerenwerk Vrijwilligers U Sportbeleid Gemeente O, U Sportverenigingen, scholen, jongerenwerk, O, U gehandicaptenplatform, vertegenwoordiging van de ouderen, GGD-ZHE, Sportraad Zuid-Holland; Sportservice Zuid-Holland, Servicepunt vrijwilligerswerk, omliggende gemeenten U 1. Regionaal platform van primair en voortgezet onderwijs en culturele instellingen. 2. Beheergroepen Nieuwland-Oost, Zwartewaal, Vierpolders: jongerenwerker PUSH, drie jongeren, twee/drie omwonenden, wijkagent, onafhankelijk voorzitter en beleidsmedewerker. 3. Ambtelijk overleg met jongerenwerk vindt maandelijks plaats. Speelruimtebeleid
Gemeente
R, O, U
Tabel 3.1.4. Jeugd en educatie Educatie beleidsonderwerpen Miniconferentie jeugd, onderwijs, zorg en veiligheid Convenant Veilig op School
Brede School Zuurland
Gemeentelijke organisatie Gemeente
Rol
Beleidsmedewerker (2) Portefeuillehouder Onderwijs/Jeugdbeleid Leerplichtambtenaar Beleidsmedewerker Handhaving Openbare Orde (3) Gemeente
R
O
Externe partners Alle organisaties en instellingen in Brielle die zich bezig houden met jeugd (1) Schoolbesturen, wijkteamchef, GGDZHE (2)
Rol O
U
Conciërges VO (3)
O
Drie basisscholen, Stichting O Kinderopvang Humanitas, Zorg en Welzijngroep, GGD en Opvoedbureau SKT (convenant 12+ Leerplichtambtenaar (4) Scholen, GGD-jeugdverpleegkundige, (4) samenwerking) SMW Platform Jongerenzorg Beleidsmedewerker (5) Scholen, GGD-jeugdverpleegkundige, (5) (convenant 12+ Secretariële politie, jeugdzorg, Bravo, samenwerking) ondersteuning Opvoedbureau en Bureau Halt School Adoptie Plan Gemeente Basisscholen, wijkagent, Bouman GGZ en GGD 1. Hieruit is het conciërgeoverleg en het Netwerk 12- ontstaan: Peuterspeelzaal, kinderopvang, opvoedbureau, AMW, GGD en scholen. 2. Overleg werkgroep over implementatie, uitwerking coördinatie, uitvoering en evaluatie. 3. Conciërgeoverleg ten minste tweemaal per jaar. Hier is PUSH ook vertegenwoordigd. Uitkomst van het overleg wordt gerapporteerd aan de directies van de scholen. 4. Een SKT per school (4 VO-scholen) die elk zeven keer per jaar bijeenkomen. 5. Platform vergadert minimaal twee keer per jaar.
18
3.2.
Beleidsdoelen, monitoring en evaluatie
De beleidsmedewerkers wijzen op eerder onderzoek van de Rekenkamercommissie waaruit is gebleken dat het lastig is om aan te geven wat de maatschappelijke effecten van het beleid zijn. Er wordt geprobeerd de uitkomsten van het onderzoek mee te nemen bij het opstellen van nieuw beleid. Een voorbeeld is het nieuwe subsidiebeleid dat bijdraagt aan een betere monitoring en evaluatie van de prestaties van uitvoeringspartners. Met stichting PUSH worden bijvoorbeeld op bedrijfsniveau afspraken gemaakt over de openstelling van het jongerencentrum. Bij het consultatiebureau kan bijvoorbeeld worden aangegeven dat 95% van de kinderen moet worden bereikt. Met name de op preventie gerichte onderdelen van het jeugdbeleid zijn lastig in meetbare resultaten op effectniveau weer te geven. Op procesniveau kan volgens de beleidsmedewerkers nog wel worden aangegeven wat het bereik is van bepaalde activiteiten. Zij benadrukken daarbij dat het voor de gemeente in een aantal gevallen ook lastig is om in SMART-termen aan te geven wat de gemeente wil bereiken. In onderstaande tabellen wordt weergegeven op welke wijze de gemeente de voortgang van het beleid ten aanzien van zorg, veiligheid, vrije tijd en educatie meet, in welke vorm de voortgang wordt vastgelegd en hoe de verzamelde gegevens kunnen worden gebruikt.
Tabel 3.2.1. Jeugd en zorg Zorg beleidsonderwerpen Wmo (startnotitie)
Wmo (concept startnota) Prestatieveld 2.
Verslavingspreventie (regionaal)
Beleidsdoelen
Monitoring en evaluatie
De beleidsuitgangspunten van het kabinet ten aanzien van de Wmo zijn als doelstelling overgenomen. Vergroten van ontwikkelingskansen voor alle jeugdigen; adequaat signaleren van en ondersteunen bij problemen rond opgroeien en opvoeden; adequaat aanpakken van problemen om verdere uitval en ontsporing te voorkomen. Realiseren van een sluitende aanpak zorg- en preventieactiviteiten in het kader van verslavingsbeleid.
Procesverplichting: vierjarige nota en verantwoording door publicatie over prestaties.
19
Tabel 3.2.2. Jeugd en veiligheid Veiligheid beleidsonderwerpen Integraal Veiligheidsbeleid 2006-2010
Beleidsdoelen
Monitoring en evaluatie
Toelichting
Verminderen en tegengaan van allerlei vormen van jeugdoverlast door een samenhangende aanpak.
Verdere invulling beleidsdoelen in actieprogramma Veiligheid; hier alleen doelstelling genoemd mbt jeugd; waar mogelijk procesevaluatie en effectmeting (uit: startnotitie).
Actieprogramma Integraal Veiligheidsbeleid
Verminderen en tegengaan van criminaliteit en vernielingen door uitgaanspubliek: aantal overtredingen bij horecacontroles gehalveerd.
Jaarlijkse voortgangsrapportage: verantwoording bereikte resultaten en overzicht stand van zaken acties en projecten; Actieprogramma Veiligheid opstellen na gegevensverzameling: gem. veiligheidsindex; (kwartaal)cijfers politie en OM; interne gegevens over klachten en meldingen; Veiligheidsdebat; GGD Jeugdmonitor. Benoeming probleem, locatie, oorzaak, bestaande acties, periode en wijze en tijdstip van effectmeting: tweejaarlijkse veiligheidsindex; kwartaalpublicatie schadebedragen; jaarlijkse politiegegevens; GGD-ZHE tweejaarlijkse onderzoek; aantal aangiften; aantal overtredingen bij horecacontroles; gericht surveilleren/toezicht houden op hangplekken; participatie regionaal alcoholpreventie; projectmatige aanpak alcoholgebruik 16-minners ; aantal trajecten via PIA, aantal personen met PGA. 0-meting ontbreekt, aangiftecijfers, schriftelijke rapportages wijkteam (in mindere mate), signalen en meldingen tijdens overleggen, GGD-monitor, burgerpeiling. Voorjaar 2008.
Verminderen en tegengaan van allerlei vormen van jeugdoverlast door een samenhangende aanpak.
Convenant Alcoholgerelateerde vernielingen
PIA
Convenant Veilig op School
Klachtafhandeling overlastgevende groepen jongeren. Er wordt gestreefd naar meer samenhang en uniformiteit van regels, gedrag en sanctiebeleid ten aanzien van ontoelaatbaar gedrag van leerlingen; een duidelijk beeld over de waarden en normen van de school.
Iedere twee jaar evaluatie. In mei 2008 vond een reguliere tussenevaluatie plaats. Deze bestaat uit gesprekken met betrokkenen.
20
Hier alleen doelstellingen mbt jeugd en jongeren genoemd. De acties worden in concrete prestatieafspraken vertaald.
Wijze van monitoring en evaluatie is niet vastgelegd; dit blijkt uit mondelinge toelichting.
oktober 2006-oktober 2008
Tabel 3.2.3. Jeugd en vrije tijd Vrije tijd beleidsonderwerpen Kunst en cultuur
Muziekonderwijs Jeugd en Jongerenwerk
Speelruimteplan
Sportbeleid
Participatiebeleid
Beleidsdoelen
Monitoring en evaluatie
Platform instellen; Samenstellen naschools activiteitenaanbod. Aanbod inventariseren en in brochure publiceren. In iedere woonkern vinden kinderactiviteiten plaats door vrijwilligers (ondersteund door PUSH); organisatie van activiteiten voor jongeren tussen 12 en 19 jaar (uit Wmo-nota). Voldoende en veilige speelruimte in de openbare ruimte (informeel) en evenredig verdeeld aanbod van formele speelvoorzieningen (visie). Toename in deelname aan sport door jeugd en ouderen; investeren in breedtesport; realisatie gevarieerd en samenhangend aanbod; betere afstemming en samenwerking (ook met de gemeente); geen oneigenlijke commerciële activiteiten; vroeg stimuleren van gezonde levensstijl; fysieke ruimte bieden aan voorzieningen. Jongeren betrekken bij beleidsontwikkeling en uitvoering; initiatieven van jongeren zelf ontlokken.
21
Toelichting Wordt uitgevoerd door het platform. Uit Kunst en Cultuurnota.
Prestatienormen, doelstellingen en wijze meetbaar maken resultaten, worden ontwikkeld. Evaluatie om de vijf jaar.
Beleid jeugd- en jongerenwerk niet vastgelegd. Wijze van monitoring en evaluatie blijkt uit mondelinge toelichting.
Resultaten eind 2008 bekend.
Beleid (nog) niet vastgelegd.
Tabel 3.2.4. Jeugd en educatie Educatie beleidsonderwer pen PSZ-beleid
Beleidsdoelen
Monitoring en evaluatie
Toelichting
Betere begeleiding risicokinderen; samenhangend aanbod van diverse instellingen; bevorderen van sluitende aanpak 0-6-jarigen; wegnemen belemmeringen in hulpverleningsproces; interactieve beleidsvorming; minimumniveau kwaliteit, veiligheid en hygiëne; huidige kwaliteit handhaven en/of verbeteren tijdens bezuinigingen; PSZ maakt deel uit van Brede School; vroegtijdige onderkenning problematiek; betere begeleiding risicokinderen; samenwerking tussen instellingen; betere afstemming begeleiding kinderen 0-12 jaar; duidelijk startmoment nieuwe wijze van registreren; ondertekening intentieverklaring; feestelijke start opzet structurele samenwerking.
Bij een deel van de maatregelen staat de wijze waarop wordt gemonitoord, wanneer wordt gerapporteerd en hoe wordt geëvalueerd. Begeleiding risicokinderen: halfjaarlijkse rapportage, nulmeting, prestatienormen opstellen. Aanbod instellingen: tevredenheidonderzoek na een jaar. Wegnemen belemmeringen: jaarlijkse rapportage aantal kinderen met indicatie. Interactieve beleidsvorming: resultaten vermelden in raadsvoorstel psz-beleid. Opstellen verordening psz: evaluatie niet gedefinieerd. Aanpassen inspectiebeleid: op basis van GGD-inspecties. Brede School: verwijst naar projectplan. Uniforme dossiervorming: voorjaar 2005 Opzetten netwerk 12-: oktober 2005. Jaarlijks kwaliteitsinspecties.
In iedere woonkern is een PSZ aanwezig: doelstelling uit Wmonota
KO en BSO SKT Convenant Veilig op School
Voorkomen van schooluitval. Er wordt gestreefd naar meer samenhang en uniformiteit van regels, gedrag en sanctiebeleid ten aanzien van ontoelaatbaar gedrag van leerlingen; een duidelijk beeld over de waarden en normen van de school.
22
Iedere twee jaar evaluatie. In mei 2008 vond een reguliere tussenevaluatie plaats. Deze bestaat uit gesprekken met betrokkenen.
Uit Wmonota
4.
PERSONELE INZET EN KOSTEN JEUGDBELEID
4.1.
Personele inzet
De beleidsmedewerkers ervaren een gebrek aan formatieve beleidscapaciteit. De gemeente heeft een vacature voor een beleidsmedewerker sport en gezondheid. In het Uitvoeringsprogramma Sport staat aangegeven dat de gemeente in 2007 te kampen had met ambtelijke capaciteitsproblemen waardoor het programma niet in dat jaar kon worden vastgesteld. Het ambitieniveau ligt erg hoog. De gemeente besteedt veel tijd aan de externe regierol; het samenbrengen en verbinden van externe partijen. Er wordt regionaal veel samengewerkt, waarbij regionale capaciteit beschikbaar wordt gesteld. Er is een externe projectleider die de uitvoering van het speelruimtebeleid op zich neemt, ondersteund door een interne projectmedewerker. Ten aanzien van jeugd heeft de gemeente een nieuwe beleidsfunctie gecreëerd door de beleidsfunctie Jeugd en Onderwijs te splitsen. Er zijn nu twee functies: fulltime beleidsmedewerker jeugd en parttime beleidsmedewerker onderwijs (18 uur). Ook andere beleidsmedewerkers zijn betrokken bij de uitvoering van het jeugdbeleid.
4.2.
Kosten jeugdbeleid
Uitgangspunt van dit hoofdstuk was het geven van een indicatie van de kosten over de jaren 2007, 2008 en 2009 van het jeugdbeleid, waarbij het jeugdbeleid weer in thema’s onderverdeeld, zoals dat ook in hoofdstuk 3 is gedaan. Op basis van het verzamelde materiaal en de gevoerde gesprekken kan echter geen volledig beeld worden verkregen van de financiële kant van het jeugdbeleid. Redenen van deze onvolledigheid zijn onder andere dat kosten (nog) niet bij alle activiteiten zijn ingevuld. Ook is niet altijd aangegeven op welke jaar/jaren gemelde kosten betrekking hebben. Daarnaast is er een groot aantal voorzieningen die weliswaar een belangrijke rol spelen in het voorzieningenniveau voor de jeugd (zoals sport- en culturele verenigingen) maar die ook voor andere inwoners beschikbaar zijn. Dergelijke (subsidie)posten volledig meenemen in het financieel overzicht van het jeugdbeleid zou een vertekend beeld geven van de realiteit. Het collegeprogramma 2006-2010 geeft een globale indruk van de geraamde kosten die samenhangen met de ambities. De afzonderlijke beleidsnota’s zouden de kosten van het jeugdbeleid in detail kunnen invullen. In de nota’s wordt voor zover mogelijk ingegaan op de financiële gevolgen van het beleid. Het werkbudget overleg Jeugd en Veiligheid is €5.000 per jaar. Het Platform Jongeren zou €12.000 per jaar kosten en wordt wellicht gerealiseerd in afwachting van het CJG. Het netwerk 12- zou €5.000 kosten. De gereserveerde bedragen voor de schoolbegeleiding (aanvullend) lopen elk jaar op: van €14.032 in 2007 tot €57.000 in 2010. De miniconferentie Jeugd, onderwijs, zorg en veiligheid kost jaarlijks €2.500. De buitensportaccommodatie in Zwartewaal vraagt om een investering van €100.000 (2007). De sportinstuif kost jaarlijks €5.000. Het samenstellen van het naschoolse aanbod van culturele activiteiten kost jaarlijks €19.500. Het noodfonds voor buitenschoolse activiteiten is
23
vastgesteld op €3.000. De Variantnotitie Speelruimtebeleid toont aan welke eenmalige en structurele kosten er aan de voorgestelde varianten zijn verbonden. De structurele kosten van het speelruimteplan zijn jaarlijks €103.800. Hiermee wordt het streefbeeld gerealiseerd wat inhoudt dat er 46 speelplekken zijn en 219 speeltoestellen. De eenmalige kosten zijn €385.300. In de begroting is tot en met 2010 €75.000 geraamd voor de uitvoering van het integraal Veiligheidsbeleid. Het Peuterspeelzaalbeleid waarin 10 maatregelen worden uitgevoerd, kostte in 2007 (voor zover op het moment van verschijnen zichtbaar is), ten minste €100.778 of €162.448 afhankelijk van de wijze waarop de begeleiding aan risicokinderen wordt ingevuld. Het stimuleren van verenigingssporten bij de jeugd is €15.000 voor coördinatie en facilitering.
24
5.
PRAKTIJKVOORBEELDEN REFERENTIEGEMEENTEN
Voor integraal jeugdbeleid zijn nog geen algemeen geldende normen om gemeenten aan te kunnen spiegelen27. Vele factoren kunnen van invloed zijn op de uiteindelijke vormgeving van het lokale jeugdbeleid. Zo kan door de lokale context of de politieke voorkeur de beleidsvoering per gemeente sterk verschillen. Op onderdelen van het jeugdbeleid worden wel inhoudelijke normen en handreikingen door onder andere de landelijke overheid beschikbaar gesteld. Zo biedt wet- en regelgeving zoals de Wet op de jeugdzorg en nu de Wmo normen ten aanzien van het gemeentelijk aanbod van opvoed- en opgroeiondersteuning in het preventieve jeugdbeleid, maar hebben de gemeenten onder de Wmo wel beleidsvrijheid bij het vormgeven van de uitvoering. Het sturingsadvies ‘Koersen op het Kind’ van Operatie Jong biedt 25 aanbevelingen om een helder en resultaatgericht jeugdbeleid te realiseren. Het kabinet heeft over een aantal van de aanbevelingen uitspraken gedaan. Op lokaal niveau heeft dit onder meer tot effect gehad dat de eerste Centra voor Jeugd en Gezin zijn vormgegeven en dat steeds meer gemeenten een wethouder Jeugd benoemen. Behalve normen omtrent de inhoud van het beleid bestaan er procedurele normen bijvoorbeeld op het gebied van regievoering. Zo heeft het kabinet de regierol van de gemeenten rond het Centrum voor Jeugd en Gezin wettelijk verankerd in de Wet op de jeugdzorg. Een beschouwend oordeel over het integrale jeugdbeleid bij de onderzochte gemeenten kan ondanks de afwezigheid van algemeen geldende dwingende normen worden gegeven door het te vergelijken met jeugdbeleid waarover consensus bestaat dat het goed en volledig is. Dit zijn zowel de bestaande wet- en regelgeving, als landelijke visies op lokaal jeugdbeleid en aansprekende praktijkvoorbeelden van jeugdbeleid bij andere gemeenten.
5.1.
Samenstelling jeugdbeleid
Gemeenten hebben vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw steeds meer verantwoordelijkheden en taken gekregen. Dit heeft niet vanzelfsprekend tot een samenhangend specifiek jeugdbeleid geleid. De overheid heeft dit onoverzichtelijke geheel geprobeerd te veranderen door te formuleren dat de gemeente een integrale verantwoordelijkheid heeft voor een samenhangend preventief jeugdbeleid. De landelijke aandacht voor de jeugd en Operatie Jong hebben aan de opvatting bijgedragen dat het jeugdbeleid een integraal karakter zou moeten hebben. Het beleid is bovendien bedoeld voor alle jeugdigen en niet alleen voor de risicogroepen. Het aantal voor jeugd relevante velden dat onder het jeugdbeleid valt is een indicatie voor de mate van integrale beleidsvoering. Er is landelijke consensus dat de taken op lokaal niveau op het gebied van jeugd in vijf clusters zijn ingedeeld: opvang, educatie en werk; opvoeding en bescherming; gezondheidszorg; veiligheid; 27
Dit is bijvoorbeeld wel het geval bij integraal veiligheidsbeleid. Organisatiemodellen integraal veiligheidsbeleid, www.projectveiligegemeenten.nl, centrum criminaliteitspreventie veiligheid.
25
en vrije tijd. Deze indeling in clusters wordt niet in alle gemeenten op dezelfde wijze gehanteerd28. In het huidige onderzoek worden vijf hoofdthema’s gehanteerd: Jeugd en Zorg (waaronder opvoeding, bescherming en gezondheidszorg) Jeugd en Veiligheid Jeugd en Vrije tijd Jeugd en Educatie (waaronder opvang) Verslavingspreventie Lokaal jeugdbeleid besteedt soms ook aandacht aan de thema’s wonen en werken. Deze kunnen als aparte thema’s worden beschouwd, maar het beleid op deze terreinen richt zich voornamelijk op jongeren van 18 jaar en ouder. In tegenstelling tot de andere hoofdthema’s zijn wonen en werken bovendien niet direct gerelateerd aan preventie en terugdringen van (problematisch) alcohol- en drugsgebruik onder jeugdigen; de centrale aandachtspunten in dit onderzoek. Daarom is gekozen om de thema’s werken en wonen niet apart te benoemen. Verslavingspreventie is als vijfde thema toegevoegd. Integraal jeugdbeleid bestaat niet alleen uit het realiseren van een pakket concrete en samenhangende activiteiten en maatregelen gericht op de verschillende terreinen waarin jeugdigen opgroeien en zich ontplooien. Het is in het algemeen belangrijk om vast te stellen dat de gemeente een planning of uitvoeringsprogramma heeft waaruit duidelijk blijkt hoe ver men is met de uitvoering van de acties en maatregelen. Indien er sprake is van integraal beleid, zou de gemeente ook inhoudelijke doelstellingen moeten hebben geformuleerd die betrekking hebben op de volle breedte van integraal jeugdbeleid. Dat wil zeggen overkoepelende beleidslijnen die de verschillende beleidsterreinen met elkaar verbinden. Het kan voorkomen dat niet op alle thema’s beleid wordt ontwikkeld. Indien dit het geval is, dan zou de gemeente de overwegingen hieromtrent in de nota moeten hebben vastgelegd. Consistentie in het beleid, dus geen tegenstrijdige plannen in de afzonderlijke thema’s en een logische samenhang, zou in dit opzicht als een norm kunnen worden beschouwd. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het jeugdbeleid van enkele gemeenten waarvan bekend is dat zij een effectief en/of vooruitstrevend jeugdbeleid voeren. Twee kleinere gemeenten zijn vanwege de omvang geselecteerd. Deze gemeenten beschikken allemaal over een nota integraal jeugdbeleid die is samengesteld uit meerdere thema’s. De gemeenten Tilburg, Almere, Alphen aan den Rijn, Groningen, Cranendonck en Cuijk hebben ieder een interessante invulling gegeven aan dat integrale jeugdbeleid. Het kan dan gaan om vooruitstrevende ideeën op een enkel of op meerdere terreinen. De korte beschrijvingen bieden een basis voor de beantwoording van de vraag hoe ver Brielle is met de ontwikkeling van integraal jeugdbeleid.
28
Een voorbeeld is Alphen aan den Rijn waar men het jeugdbeleid in vier clusters heeft ondergebracht: zorg, educatie, veiligheid en vrije tijd. De landelijke clusters opvang; en opvoeding en bescherming vallen onder zowel het cluster zorg als educatie. Maassluis onderscheidt zeven themavelden: gezondheid, onderwijs en educatie, opvang en opvoedingsondersteuning, veiligheid, vrije tijd, werk en inkomen en ten slotte wonen.
26
5.2.
Regierol
Eerder is beschreven dat regie in het lokale bestuur kan worden beschouwd als het coördineren van het beleidsproces en het stimuleren van betrokkenheid bij het realiseren van doelstellingen. De regie kan zowel betrekking hebben op de eigen gemeentelijke organisatie (interne regie) als op relevante partners voor de gemeente (bestuurlijke of externe regie). De gemeente dient in de meeste onderdelen van het jeugdbeleid deze bestuurlijke regierol te vervullen. Hoe de gemeente de regisseursrol op zich neemt is afhankelijk van onder meer de lokale situatie en de relatie met de externe partners. Zij verbindt de uitvoerende partijen aan gemeentelijke doelstellingen, bijvoorbeeld door het vastleggen van productafspraken. Wanneer het nodig is, brengt de gemeente de uitvoerende partijen bij elkaar (verbinden en stimuleren van samenwerking). De regie kan echter ook bij een ander bestuursorgaan of een externe partij liggen. In sommige gemeenten wordt de afstemming en samenwerking tussen ambtenaren (interne regie) geregeld in een nota. Regievoering is alleen mogelijk op basis van een duidelijke visie. Zonder deze ambitie weten andere partners niet waar ze aan toe zijn en wat ze van de gemeente mogen en kunnen verwachten29. Er mag geen onduidelijkheid zijn over de vraag wie verantwoordelijk is voor de processen in de keten. Vanwege het integrale karakter van het jeugdbeleid zal het vaak voorkomen dat ook binnen de gemeente ambtenaren van verschillende afdelingen samenwerken. Om afstemming en overleg tussen de verschillende afdelingen goed te organiseren dient een coördinator of een ambtelijke stuurgroep aanwezig te zijn30. In een stuurgroep of platform kunnen afspraken worden gemaakt over wie op welk moment de regie neemt ten aanzien van een bepaald thema. Naast coördinatie is ambtelijke samenwerking van belang voor een daadwerkelijke integrale beleidsvoering. Zo beschouwd, zou de gemeente een goede en volledige beschrijving van de externe en interne regierol door de gemeente moeten kunnen bieden waarin de activiteiten die onder de regie van de gemeente vallen, worden beschreven. De gemeente dient daarom aan te geven of er ambtelijke werkgroepen (platforms) en stuurgroepen met externe partners bestaan. Hierbij zouden de partners bij naam genoemd moeten worden en zou moeten worden aangegeven of er afspraken zijn over afstemming en samenwerking. Steven van Eijck, aanvoerder van Operatie Jong, heeft uitgesproken dat er maar één wethouder verantwoordelijk zou moeten zijn voor het lokale jeugdbeleid. Aanvullend kan worden gesteld dat één coördinerend ambtenaar als regisseur of een stuurgroep aangewezen zou moeten zijn. Dit is een van de aanbevelingen waarover het kabinet (nog) geen uitspraak heeft gedaan. Gemeente Alphen aan den Rijn heeft in 2007 een kadernota programma Jeugd opgesteld en is vervolgens gestart met de ontwikkeling van deelprogramma’s van het programma Jeugd. Momenteel zijn de deelprogramma’s educatie, veiligheid en vrije tijd gerealiseerd. De gemeente heeft het jeugdbeleid ondergebracht in één portefeuille. De wethouder Jeugd is bestuurlijk verantwoordelijk voor alle pijlers van het jeugdprogramma: educatie, zorg, vrije tijd 29
30
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De gemeente als regisseur: Lokale daadkracht mobiliseren, november 2006. Gilsing, Rob. Bestuur aan banden. Lokaal jeugdbeleid in de greep van nationaal beleid.
27
en veiligheid. De vier pijlers vormen de structuur waarin de samenhang tussen verschillende beleidsvelden kan worden verbeterd en de gemeente gemakkelijker kan regisseren en sturen. De wethouder zorgt voor afstemming met de andere portefeuillehouders. De programmamanager Jeugd verbindt binnen de organisatie de beleidsmedewerkers van alle betrokken afdelingen aan de doelstellingen op de verschillende beleidsterreinen en is de centrale contactpersoon voor externe partners. De functie dient ertoe de integraliteit en het overzicht te waarborgen en één gezicht te tonen aan de externe partners . Per deelprogramma wordt beschreven welke samenhang bestaat tussen de beleidsvelden, hoe de keten kan worden versterkt en hoe de regierol wordt ingevuld. De gemeente heeft hiermee een integraal jeugdbeleid ontwikkeld. Het jeugdbeleid wordt gekenmerkt door een duidelijke keuze voor een actieve regierol van de gemeente, zowel op macro- (de sluitende sociale keten) als op microniveau (de hulpverleningsketen). In het afzonderlijke deelprogramma veiligheid staat overzichtelijk weergegeven welke overleggen bestaan in relatie tot het deelprogramma, wat het doel is van het overleg, wie de deelnemers zijn en wie het initiatief neemt. In dit deelprogramma wordt geconstateerd dat de sturing binnen en vanuit de gemeente kan worden verbeterd. De gemeente heeft daarom in een aparte paragraaf beschreven hoe een verbetering in de sturing en organisatie op dit terrein kan worden bereikt. Hoewel de gemeente kiest voor een actieve regierol hoeft dat niet te betekenen dat zij altijd direct betrokken is bij de (coördinatie op de) uitvoering van onderdelen van het jeugdbeleid. In het deelprogramma vrije tijd wordt de uitvoering uitbesteed aan de stichting Welzijn. De stichting stuurt andere organisaties aan. Voor een gemeente is het van belang dat zij bij de invulling van het lokale jeugdbeleid vastlegt welke keuzes zij maakt ten aanzien van de regierol en dat zij deze keuzes ook verantwoordt. De gemeenten Cuijk en Cranendonck zijn behalve Alphen aan den Rijn voorbeelden van gemeenten die in hun jeugdnota’s weergeven hoe de regierol, de samenwerking binnen de gemeente en afstemming met strategische partners op de meest geschikte manier kan worden vormgegeven. De wijze van aansturing van het gemeentelijk beleid is hierdoor transparant. Groningen heeft in de kadernota Opgroeien in Balans een paragraaf gewijd aan de sturingsfilosofie. Hierin wordt uiteengezet welk model de gemeente toepast op de sturing. Aangegeven wordt wat de gewenste mate van regie is, waar sturing vanuit de gemeente gewenst is en wat instellingen zelf kunnen doen.
5.3.
Evalueerbaarheid van beleid
Bij de evaluatie van beleid is het doel de doeltreffendheid (met de ingezette middelen de beoogde doeleinden bereiken) en doelmatigheid (het bereiken van de doelstellingen met zo weinig mogelijk middelen) van beleid in beeld te brengen. Het SCP-rapport Lokaal Jeugdbeleid (1999) benoemt twee manieren waarop het effect van het jeugdbeleid kan worden gemeten. Ten eerste kan men een periodieke meting onder jeugdigen (laten) uitvoeren. De tweede methode is de periodieke of permanente registratie van administratieve gegevens (kengetallen). Hiernaast komt in de praktijk voor dat gemeenten het jeugdbeleid ook meten en
28
evalueren door middel van inventarisaties onder hun uitvoeringspartners. De gemeente dient afspraken te maken met externe partners over rapportages, monitoring en evaluatie. De Rekenkamer van Maastricht heeft een checklist opgesteld waarmee de Raad de evalueerbaarheid van beleidsvoorstellen kan vaststellen en beoordelen. Goed beleid wordt gekenmerkt door een logisch verband tussen de inzet van instrumenten en het beoogde effect (input, output en outcome). In de eerste plaats moet het verband met voorgaande en aanverwante nota’s zijn beschreven. De doelstellingen dienen in termen van maatschappelijke effecten te worden weergegeven. De operationele doelstellingen dienen SMART te zijn geformuleerd. Dat wil zeggen specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden. De indicatoren voor input, throughput, output en outcome dienen aangegeven te worden. De inzet van middelen moet helder in beeld worden gebracht in een kostenoverzicht. De gemeente dient het gewenste verband met de beoogde effecten te beschrijven. De uitvoerders van het beleid dienen beschreven te zijn. In de nota dient te worden aangegeven hoe, wanneer en door wie het beleid wordt geëvalueerd. Ten slotte moet de vraag worden beantwoord of de resultaten van het beleid regelmatig worden teruggekoppeld aan de gemeenteraad en het college. De gemeente Tilburg kiest nadrukkelijk voor participatie van de jeugd en voor verbondenheid van de jeugd met de samenleving. Dit staat in de kadernota ‘Opgroeien in Tilburg’ die is opgesteld in 2001. Sindsdien heeft Tilburg veel en actief in jeugd geïnvesteerd, bijvoorbeeld in jeugdparticipatie31. Tilburg heeft tegelijkertijd sterk ingezet op periodieke monitoring en evaluatie van (onderdelen) van het jeugdbeleid. De gemeente heeft bijvoorbeeld op verschillende tijdstippen onderzoeken32 uitgevoerd onder jeugd en jongeren. De jeugdmonitor die in 2004 voor het eerst werd uitgevoerd, heeft twee doelen. Ten eerste dient de monitor als meetinstrument om gegevens te verzamelen omtrent jeugdigen en zodoende ontwikkelingen te kunnen signaleren. In de tweede plaats dient de monitor als instrument om te kunnen vaststellen of de doelstellingen van het jeugdbeleid worden behaald. De eerste monitor wordt daarom als nulmeting beschouwd. Deze monitor geeft bij elke doelstelling uit de integrale jeugdnota weer wat de resultaten waren. Eind 2008 zal de monitor opnieuw worden uitgevoerd. De monitor geeft inzicht in hoe het met de jeugd tot 25 jaar is gesteld op het gebied van onderwijs, werk en inkomen, vrijetijdsbesteding (en sport en cultuur), relaties, gezondheid, leefstijl, criminaliteit en veiligheid, woonomgeving en participatie. Er is gebruik gemaakt van verschillende bronnen zoals gemeentelijke administratiesystemen, instellingen die met jongeren werken en de GGD jongerenenquête. In het rapport wordt ook een vergelijking tussen de Tilburgse jongeren en jeugdigen uit andere steden gemaakt. 31
32
Tilburg werd in 2002 door de Nationale Jeugdraad als meest jongerengezinde gemeente van Nederland verkozen. Onder Operatie Jong was Tilburg (evenals de stadsregio Rotterdam) een van de dertien deelnemende gemeenten, regio’s en provincies aan de Jong Overeenkomst in 2005. In dit project stond centraal hoe de regiefunctie in de jeugdketen vorm zou krijgen. In 2006 heeft Tilburg in het kader van Operatie Jong een model voor stedelijk crisisberaad en interventiemacht ontwikkeld om schrijnende gevallen in de jeugdzorg te voorkomen. Onderzoek onder jongeren Alles Kids (1999 en 2003), Burgeronderzoek (2003), Jeugdmonitor (2004), Tussenrapportage GOA (2004), Evaluatie onderwijshuisvesting (2005), Evaluatie Algemeen Beleidsplan college (2006), Onderzoek sportbeoefening (2004)
29
Ook gemeente Zoetermeer en Almere hebben in respectievelijk 2005 en 2006 hun eerste Jeugdmonitor uitgebracht. De monitor zal elke twee jaar een beeld geven van de stand van zaken met betrekking tot de jeugd in de twee steden. Behalve vrijetijdsbesteding komen in het rapport in Zoetermeer onder meer onderwijs, werk, gezondheid, criminaliteit en participatie aan de orde. Deze onderwerpen zijn ondergebracht bij de vijf kerndoelen van de Kadernota Jeugd- en Onderwijsbeleid 2005-2010. De gemeente Groningen onderzoekt iedere vier jaar hoe de jeugd in de gemeente opgroeit. Gemeente Almere heeft het jeugdbeleid bovendien in het verleden33 evalueerbaar gemaakt door de doelstellingen per thema schematisch weer te geven. De gemeente geeft in een tabel weer wat het gewenste maatschappelijke doel is, wat het specifieke doel is, wat de gewenste output is, welke indicator wordt gebruikt, welk meetinstrument wordt ingezet en wat de relatie is met andere maatregelen uit het jeugdbeleid. De tabel is in zijn geheel ingevuld. Een voorbeeld uit het thema jeugd en veiligheid om dit te illustreren is het gewenste maatschappelijke doel de criminaliteit en overlast veroorzaakt door jongeren te verminderen. Het specifieke doel is: in 2006 is het aantal overlastmeldingen gelijk gebleven of verminderd met maximaal 1% ten opzichte van 2002. De output is in 2004 en 2005 gemaakte afspraken met het OM voor een aanpak op maat voor Almeerse jongeren; 20 doorstartprojecten; effectieve projecten (zoals ‘toezicht door jongeren’) worden uitgevoerd. De indicator is: het aantal geregistreerde delicten; het aantal geregistreerde overlastmeldingen Jeugd in X-pol; het aantal succesvolle doorstarttrajecten; het aantal Stop- (12-) en Halt- (12+) afdoeningen MRS en Vandaaltje. Het meetinstrument is: politiecijfers, politiemonitor, wijkpeilingen, jeugdmonitor, monitor sociale cohesie, de scholierenenquête 2006, de jaarverslagen van Bureau Halt. Deze maatregel is gerelateerd aan zes andere maatregelen.
5.4.
Jeugdparticipatie
Jeugdbeleid dat goed aansluit op de lokale situatie wordt gekenmerkt door het betrekken van de doelgroep bij de totstandkoming van het beleid. Er bestaat consensus over het belang van jeugdparticipatie bij de ontwikkeling en implementatie van jeugdbeleid. Gemeenten kunnen de wijze van jeugdparticipatie in een afzonderlijke nota vastleggen. Het kan echter ook als onderdeel van een integrale jeugdnota worden opgenomen. Algemeen wordt verondersteld dat participatie door jeugd en externe partners aan beleidsontwikkeling bijdraagt aan de vorming van beleid dat goed aansluit op de lokale situatie. Hierdoor wordt namelijk het zicht op de problemen, wensen en behoeften van burgers vergroot. De gemeente zou bovendien in de jeugdnota inzichtelijk moeten maken op welke (andere) bronnen het beleid is gebaseerd. Op deze manier kan een verband tussen de lokale situatie en de gemaakte keuzes worden verantwoord.
33
In de bestuursperiode 2002-2006 heeft gemeente Almere vier thema’s binnen het jeugdbeleid als speerpunt benoemd die nadrukkelijk aandacht zouden krijgen: Ambities Jeugdbeleid 2004-2006.
30
Met de komst van de Wmo hebben gemeenten een belangrijke taak gekregen op het terrein van jeugdparticipatie. Gemeenten moeten bereikbaar zijn, maar ook lokale jongeren(organisaties) betrekken bij specifieke besluitvorming op het terrein van jeugd. Ook in de afspraken over een gezamenlijk jeugdbeleid die tussen rijk, provincies en gemeenten zijn gemaakt, wordt het belang van jeugdparticipatie benadrukt. Het rapport Jeugdbeleid in Ba(la)ns vermeldt dat overheden zich moeten inspannen om jeugd en hun opvoeders actief bij hun beleid te betrekken en het draagvlak voor jeugdparticipatie te verbreden. In de instrumentale visie draagt participatie bij aan de doelmatigheid van het beleid. Gemeenten voeren bijvoorbeeld gesprekken met jeugdigen of organiseren periodiek of incidenteel onderzoeken uit onder de doelgroep. Gemeenten kunnen daarnaast instellingen of deskundigen raadplegen die met jeugdigen te maken hebben of een jeugddebat organiseren. Participatie kan hiernaast een educatieve functie hebben. Met name jeugdparticipatie kan bijdragen aan de ontwikkeling van vaardigheden waarmee jongeren volwaardig kunnen deelnemen aan maatschappelijke activiteiten. Jeugdparticipatie is in gemeente Tilburg een belangrijk thema. In 2001 zijn 12 jongeren als jongerenambassadeur opgeleid en aangesteld met het doel leeftijdgenoten te stimuleren en te ondersteunen bij vragen en met initiatieven. In 2008 telt Tilburg zo’n 15 jongerenambassadeurs. De ambassadeurs zijn succesvol. Ze vormen een belangrijke schakel in de jeugdparticipatie. De hechte groep ambassadeurs is echter niet alleen een aanspreekpunt voor de jongeren. Ze vertalen ook de belangen en wensen van jongeren richting de gemeente34. Jongeren denken meer mee over de uitvoering en bijstelling van het gemeentelijke jeugdbeleid. Ze kunnen ook zelf met goede ideeën komen. Per plan wordt door de gemeente maximaal €2.000 subsidie gegeven. De jongerenparticipatie in Tilburg heeft als doel jongeren een gevoel van verantwoordelijkheid en “shareholdership” te creëren. Tilburg ziet de cultuurfabriek Hall of Fame als voorbeeld van een plaats waar jongeren zich als medeeigenaar van hun samenleving kunnen ontwikkelen. Ten slotte zijn verschillende kinderraden en kinderpersbureaus in mei 2008 voor het eerst bijeen gekomen in een kinderraadsvergadering. In deze vergadering is het beste kinderidee van Tilburg gekozen (een kindereiland in Udenhout).
5.5.
Alcohol- en drugspreventie
Ten slotte wordt bij de vergelijking tussen de gemeenten gekeken naar de invulling van het alcohol- en drugsbeleid. Er zijn enkele voorbeelden van gemeenten die een integraal alcoholen drugsbeleid hebben ontwikkeld of die succesvolle alcoholmatigingsprojecten uitvoeren. Problematisch alcohol- en drugsgebruik onder jongeren is een thema dat landelijk veel aandacht krijgt. Gemeenten kunnen dit probleem op verschillende manieren aanpakken. Zo kunnen zij vanaf eind vorig jaar bepalen of de leeftijdsgrens voor de verkoop van alcohol wordt verhoogd tot 18 jaar. Ook kunnen ze in de lokale verordening vastleggen dat op straat lopen met alcohol onder een bepaalde leeftijdsgrens niet wordt toegestaan. Ten slotte kunnen
34
Jeugdmonitor Tilburg 2004.
31
gemeenten regelen dat jongeren onder een bepaalde leeftijd na een bepaald tijdstip niet meer mogen worden toegelaten in uitgaansgelegenheden. Gemeenten zouden bij voorkeur moeten beschikken over een (lokaal) alcohol- en drugsbeleid. Zowel op nationaal, regionaal als lokaal niveau wordt veel aandacht besteed aan alcoholmatiging. De VWA heeft een handleiding alcoholpreventie ontwikkeld waarin een aantal best practices zijn verzameld. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid geeft enkele praktijkvoorbeelden van lokaal beleid of projecten die zijn gericht op de preventie van alcohol- en drugsbeleid. Gemeente Smallingerland heeft bijvoorbeeld een actieplan ‘alcohol en jeugd’ opgesteld, waarmee ze vorm willen geven aan het alcoholbeleid. De gemeente maakt onderscheid tussen jeugdigen tot 16 jaar en jeugdigen tussen 16 en 25 jaar. De maatregelen en actiepunten die de gemeente wil uitvoeren, zijn gerubriceerd op basis van de invalshoeken openbare orde, toezicht, volksgezondheid en preventie/voorlichting, en (para)commercie35. In het actieplan staat ten slotte weergegeven welke overheid of instantie verantwoordelijk is voor de uitvoering en wie de regie heeft. Eind 2006 hebben 11 gemeenten in de regio IJsselland en gemeente Hattem een intentieverklaring ondertekend waarin zij onderschrijven dat de ontwikkelingen in het gebruik van alcohol onder jongeren een maatschappelijk probleem vormen. Het bevorderen van zowel regionaal als gemeentelijk beleid dat erop is gericht deze problematiek tegen te gaan, is dan ook de hoofddoelstelling van het project alcoholmatiging. De gemeenten nemen in samenwerking met de provincie, de politie, OM, de GGD en een instelling voor verslavingszorg initiatieven om het probleem aan te pakken. Hiertoe is het alcoholmatigingsprogramma 20072011 opgesteld. Het programma is eind 2007 onder ruime belangstelling gepresenteerd tijdens het congres Jongeren onder Invloed van het Trimbos Instituut en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Alle gemeenten hebben de afspraak gemaakt om eind 2008 het thema alcoholmatiging jeugd onderdeel te maken van het veiligheidsbeleid, het jeugdbeleid en het gezondheidsbeleid. De projectorganisatie bestaat uit vier werkgroepen die zich richten op de sociale omgeving van de jongeren thuis, in het onderwijs en tijdens de vrije tijd; en ten slotte op de verkrijgbaarheid van alcohol binnen de verschillende leefgebieden van jongeren. De projectgroep heeft de website ‘Minder Drank Meer Scoren’ ontwikkeld, waarop al het nieuws en de lokaal ontwikkelde projecten en beleidsdocumenten worden verzameld. De website biedt jongeren tussen 10 en 24 jaar, ouders maar ook de relevante instellingen in de leefomgeving van de jongeren informatie over het project en de voortgang. De monitoring van de doelstellingen vindt plaats door de vierjaarlijkse enquête van de GGD die wordt aangevuld met evaluaties op andere niveaus. Dergelijke specifiek op jeugd gerichte alcoholmatigingsprojecten worden ook op andere plaatsen uitgevoerd, bijvoorbeeld in de regio Rivierenland.
35
Onder commercie vallen bijvoorbeeld horecabedrijven, onder paracommercie vallen onder andere sportkantines, scholen en welzijnsinstellingen.
32
5.6.
Ingrediënten van een goed jeugdbeleid
Op basis van voorgaande praktijkvoorbeelden en landelijke visies op lokaal jeugdbeleid36 kunnen aannames worden gedaan over enkele ingrediënten van goed en volledig integraal jeugdbeleid. De referentiegemeenten positioneren zich goed ten aanzien van één of meerdere ingrediënten of bestanddelen, die hier kort worden samengevat:
Vastgesteld integraal jeugdbeleid, waarin aandacht is voor ten minste de vier hoofdthema’s: educatie, zorg, veiligheid en vrije tijd; en waarvoor overkoepelende beleidslijnen (doelstellingen) zijn opgesteld; uitvoeringsprogramma’s; Een duidelijke en volledige beschrijving en invulling van de interne en externe regierol, de samenwerking en afstemming; één verantwoordelijk wethouder voor alle jeugdzaken en één coördinerend ambtenaar; Wijze van evaluatie jeugdbeleid is beschreven (wie, wanneer op welke manier); SMART-doelstellingen; inzet van middelen duidelijk in beeld gebracht; Betrokkenheid van jeugd bij beleidsontwikkeling en uitvoering door middel van jeugdparticipatie en een duidelijke en volledige beschrijving van de bronnen waarop het beleid is gebaseerd; Een lokaal of regionaal vastgesteld alcohol- en drugspreventiebeleid; waarin jeugd en verslavingspreventie als apart thema wordt benoemd.
In het hiernavolgende hoofdstuk worden de onderzoeksvragen beantwoord. Er wordt ingegaan op de vormgeving, de implementatie en de effectiviteit van het beleid. De gepresenteerde bestanddelen worden gebruikt om het jeugdbeleid van de vijf gemeenten op Voorne-Putten-Rozenburg aan te spiegelen. De kenmerken komen bijvoorbeeld terug als de onderwerpen van de tabellen. Zo kan op hoofdpunten worden vastgesteld hoe ver de gemeentelijke beleidsontwikkeling is gevorderd ten opzichte van elkaar.
36
De landelijke visies zijn gebaseerd op enkele bronnen die in de literatuurlijst worden genoemd. Hier wordt ook een overzicht gegeven van de beleidsdocumenten van de referentiegemeenten.
33
34
6.
BEANTWOORDING ONDERZOEKSVRAGEN
In dit hoofdstuk worden de drie hoofdvragen beantwoord: Hoe is het jeugdbeleid in de gemeente Brielle vormgegeven? In hoeverre is het beleid in deze gemeente geïmplementeerd? Wat is de effectiviteit van het ingezette beleid en welke good practices kunnen worden benoemd? De drie hoofdvragen zijn gekoppeld aan een aantal subvragen die dieper ingaan op respectievelijk de vormgeving, de implementatie en de effectiviteit van het ingezette beleid.
6.1.
Onderzoeksvraag 1: Vormgeving jeugdbeleid Brielle 1a. Is er sprake van uitgeschreven, geformuleerd en bestuurlijk geaccordeerd jeugdbeleid in de gemeente? Welke missies, doelstellingen, speerpunten en prestatie-indicatoren bevat dit beleid?
Het huidige jeugdbeleid is gevat in een bundeling van nota’s, convenanten en activiteiten gericht op jeugd. Jeugd is een onderwerp dat volgens de beleidsmedewerkers veel aandacht krijgt. In het verleden is al veel geïnvesteerd in het jeugdbeleid, waardoor nu al veel beleid is vastgesteld in afzonderlijke nota’s onder andere op het terrein van sport, veiligheid op school, de Wmo, peuterspeelzaalbeleid, speelruimtebeleid etc. De gemeente heeft de keuze gemaakt niet op korte termijn een integrale nota jeugdbeleid te maken. Het beleid is momenteel sterk gericht op het uitwerken en uitvoeren van activiteiten voor de jeugd. Men vindt dan ook dat (op dit moment) de beschikbare ambtelijke capaciteit beter kan worden ingezet voor de uitvoering van jeugdbeleid, het ontwikkelen van het CJG en het jeugdparticipatiebeleid, dan voor het opstellen van een integrale jeugdnota. De discussie over een integrale jeugdnota is overigens niet nieuw. In 2001 werd reeds gerefereerd aan het opstellen van een integrale nota jeugdbeleid. Dat voornemen is echter nooit gerealiseerd. Men is van mening dat een integrale jeugdnota het beleid overzichtelijk maakt. De beleidsafdeling heeft daarom wel de wens om op termijn (in 2009 of 2010) een integrale jeugdnota te maken. Er is in 2007 een aantal prioriteiten in het jeugdbeleid benoemd. De ontwikkeling van een CJG krijgt de hoogste prioriteit. Brielle wil een CJG met twee loketten: één voor jeugd en gezin (0 tot en met 12 jaar) (Jeugdloket) en één voor jongeren van 13 tot 19 jaar (Jongerenloket). Daarna ligt de prioriteit bij de ontwikkeling van de jeugdparticipatienota. Er werd hier tegemoet gekomen aan een motie van de raad, waarmee de raad kaders en prioriteiten heeft aangegeven. Een derde prioriteit is de ontwikkeling van een integrale nota jeugdbeleid (20092010). De gemeente Brielle wil verder ter bevordering van de veiligheidsbeleving het vandalisme en de criminaliteit sterk aanpakken. De overlast van hangjongeren en het drankgebruik van jongeren op straat moet worden tegengegaan. Andere maatregelen zijn het uitvoeren van het
35
speelruimteplan, continueren van het aanbod peuterspeelzaalwerk in alle woonkernen, het onderbrengen van al het jeugd- en jongerenwerk bij stichting PUSH en het realiseren van een skatevoorziening. Een andere grote investering is het vernieuwen van alle basisschoolaccommodaties (op één na) en voortgezet onderwijs (uitgezonderd het Wellant college). Er komt een nieuwe middelbare school voor ruim 1200 leerlingen. In de wijk Zuurland is de eerste Brede School ontwikkeld in de vorm van een campus waarin drie basisscholen worden opgenomen. Het jongerencentrum en het sportcomplex liggen er naast en dit is ook de locatie voor het te ontwikkelen zorggebouw waarin het CJG een plaats krijgt. In twee andere kernen (Vierpolders en Zwartewaal) wordt op kleinere schaal gekeken naar het combineren van zorg- en woonfuncties.
1b. Op welke wijze is binnen de gemeente invulling gegeven aan de speerpunten drugs- en alcoholgebruik, de publieke effecten hiervan en het stimuleren van een gezondere levensstijl onder jongeren? Volgens de GGD kan 18% van de jongeren in Brielle worden bestempeld als overmatig drankgebruiker. Het VPR gemiddelde is 12%. Ook het gebruik van cannabis ligt in Brielle (14%) boven het VPR-gemiddelde (11%). Brielle heeft verschillende maatregelen gericht op terugdringen van alcohol- en drugsgebruik. Op scholen voor basis- en voortgezet onderwijs vindt structureel verslavingspreventie plaats. De GGD (project Drugs: weet wat je doet) en de politie Rotterdam Rijnmond (School Adoptie Plan) verzorgen gastlessen op basisscholen. Het voortgezet onderwijs besteedt aandacht aan drank- en drugsgebruik in Leefstijl-lessen. Alcoholpreventie zal een meer planmatig onderdeel gaan uitmaken van de lessen waarbij de gemeente de regie voert. Dit wordt opgenomen in de Nota Lokaal Gezondheidsbeleid (2008). Bij schoolfeesten zijn alcoholmetingen gedaan, zowel vóór (indrinkactie) als na een feest. Dergelijke acties vergen echter een behoorlijke inzet van extra capaciteit. In 2008 is een bijeenkomst gepland voor horecaondernemers over de signalering van drugsgebruik. De gemeente wil daarnaast inventariseren welke lokale horecaondernemers interesse hebben in het organiseren van alcoholvrije feesten voor jongeren onder de 16 jaar. Onder andere de 'Lumey' zou hiervoor interesse hebben. Bij feesten die het jongerenwerk (PUSH) organiseert werd al geen alcohol geschonken. Op regionaal niveau wordt sterk ingezet op alcohol- en drugsproblematiek onder jongeren. Begin 2008 hebben gemeenten in de regio Rijnmond, inclusief Brielle, een convenant gesloten dat de basis vormt van een integrale aanpak van alcoholgerelateerde vernielingen. In de begeleidingscommissie Integrale Veiligheid (stadsregio) worden good practices tussen gemeenten uitgewisseld. De resultaten van de inspanningen die elke gemeente afzonderlijk verricht worden na de zomer tegen het licht gehouden. Begin 2008 is ook gestart met het RASproject Terugdringing Alcoholproblematiek VPR waarbij de doelgroep jeugdigen in verschillende leeftijdgroepen is verdeeld. Dit project geeft nadere invulling aan de Alcoholbrief van het Kabinet. Daarnaast neemt de regio VP deel aan de landelijke Pilot Drank en Horecawet 36
(DHW). Deze pilot die eveneens als RAS-project wordt uitgevoerd, is gericht op het opstellen van regels, toezicht, handhaven en bestraffen. Als trekker van het regionale VPR netwerk verslavingspreventie stelt centrumgemeente Spijkenisse jaarlijks een pakket preventieactiviteiten samen van Bouman GGZ, de GGD-ZHE en Stichting de Hoop die lokaal kunnen worden ingekocht door de gemeente. In de nieuwe uitvoeringsnota Sport is meer bewegen door jongeren het belangrijkste speerpunt. Dit moet vooral onder schooltijd gebeuren. Verenigingen kunnen gymlessen op scholen verzorgen. De gemeente biedt dit aan de scholen aan en maakt een boekje over aanbod van de sportverenigingen. Per les geeft de gemeente een vergoeding aan de sportvereniging. Een ander idee is het instellen van een sportstrippenkaart voor sporten buiten schooltijd, waarmee kinderen bijvoorbeeld bij 5 verenigingen een reguliere training kunnen bijwonen. Aan een volle strippenkaart kan een beloning worden gekoppeld (bijv. een T-shirt).
1c. Welke bronnen, empirische gegevens en analyses liggen aan dit beleid ten grondslag en tot welke uitgangspunten, probleem- en doelstellingen hebben deze geleid? In hoeverre is in het gemeentelijk beleid gebruik gemaakt van de actuele landelijke inzichten ten aanzien van integraal jeugdbeleid? De reguliere overleggen die de gemeente heeft met haar uitvoeringspartners vormen een belangrijk bron voor de beleidsontwikkeling. Het gaat dan vooral om informatie en deskundigheid uit de praktijk en cijfermateriaal. Bij het opstellen van de uitvoeringsnota sport zijn bijvoorbeeld drie werkgroepen samengesteld waar naast beleidsambtenaren verschillende interne en externe partners aan deelnamen. In regionaal verband (vanuit de stadsregio) wordt beleid ontwikkeld gericht op oa. Wmo, JGZ en alcohol- en drugspreventie. In het RAS-project Terugdringing Alcoholproblematiek VPR wordt een integrale aanpak voorgesteld met aan de voorzijde voorlichting, bewustwording, preventie en kortdurende interventie en aan de achterzijde door toezicht, controle, handhaving en bestraffing. Wat instrumentarium betreft is gekeken naar ervaringen in andere regio's en gemeenten (oa. Achterhoek, Brabant en GoereeOverflakkee), maar is ook een relatie gelegd met de Alcoholbrief en de Handleiding Integraal Alcoholbeleid die het Kabinet 19 november 2007 publiceerde. Het plan van aanpak voor het op te zetten CJG is mede gebaseerd op de ervaringen die reeds zijn opgedaan in een andere gemeente. Brielle heeft mede op basis van dit bezoek besloten een centrum te maken met twee fysieke ingangen/loketten. Voor jongeren is de ingang dezelfde als voor het jongerencentrum Bravo. Ten aanzien van integraal jeugdbeleid is verder niet gebleken of en in hoeverre gemeente Brielle kennis heeft genomen van bepaalde bronnen, gegevens of analyses en landelijke inzichten op dit gebied.
37
1d. In hoeverre wordt in het beleid de rol van de gemeente als beleidsmaker en regisseur beschreven, mede in relatie tot de rol die lokale en regionale actoren/partners vervullen? Door het ontbreken van een integrale jeugdnota moeten we voor een beschrijving van de (regie-)rol van de gemeente gebruik maken van hetgeen in andere nota’s is vastgelegd. Bij nota’s waar een duidelijke wettelijke verplichting aan ten grondslag ligt, zoals de Wmo, is de regierol van de gemeente en de relatie tot lokale en regionale partners vrij duidelijk omschreven. Brielle ziet vooral een taak als regievoerder voor zichzelf weggelegd bij de Wmo. Dit uit zich in “richting geven, en soms koers bepalen, ruimte laten voor initiatieven en uitvoering door inwoners en organisaties, resultaten zichtbaar maken en daarvan rekenschap afleggen aan de gemeenteraad en de inwoners”. De beoogde scheiding tussen beleid en uitvoering (collegeprogramma) vertaalde zich in 2007 in de verzelfstandiging van het jeugd- en jongerenwerk Bravo en het onderbrengen hiervan bij stichting PUSH. De regierol komt ook tot uiting in het uitgangspunt dat de gemeente instellingen uitdaagt zich te richten op de vraag in plaats van alleen aanbodgericht te werken. Regie door de gemeente is noodzakelijk om organisaties samen te brengen zodat (nieuwe) doelstellingen kunnen worden gerealiseerd. De gemeente onderzoekt bijvoorbeeld hoe bestaande organisaties en netwerken aan elkaar en aan het CJG gekoppeld kunnen worden. Met name het organiseren van uitvoeringspartners in een backoffice voor het CJG is een lastige taak waarbij de gemeente de coördinatie naar zich toetrekt. Voor beleidsmedewerkers is het soms niet duidelijk welke taken bovenregionaal worden uitgevoerd en welke taken zij zelf moeten verrichten. Dit speelt voornamelijk bij RAS-projecten waarin een gezamenlijke regionale aanpak van problemen wordt nagestreefd. De stadsregio inventariseert nu welke ondersteuning de gemeenten daadwerkelijk nodig hebben.
38
1e. Welke verschillen zijn er tussen de betreffende gemeenten ten aanzien van het geformuleerde jeugdbeleid en wat zijn de verklaringen voor deze verschillen? Samenstelling jeugdbeleid Integrale jeugdnota
Thema’s
Doelstelling integraal jeugdbeleid
Uitvoeringsprogramma’s
Bernisse
2008
Geen overkoepelende doelstelling. Per thema doelstellingen vastgelegd.
Integraal veiligheidsbeleid, Lokaal educatieve agenda, nog op te stellen speelruimteplan, Peuterspeelzaalwerk
Brielle
Nog niet: op agenda 2009/2010
1. Zorg 2.Gezondheid, 3.Onderwijs en Werk, 4.Openbare Orde & Veiligheid, 5.Vrije Tijd n.v.t.
n.v.t.
Hellevoetsluis
1995, 2003 en 2008.
Overkoepelende beleidsdoelstelling geformuleerd.
Rozenburg
Nog niet: startnotitie uit 2008
Westvoorne
Nog niet: startnotitie uit 2002 (planning nu 2009)
Domeinen: 1.Opvoeden en opgroeien 2.Spelen en uitgaan 3.Schoolgaan en leren 4.Jeugd en veiligheid 5.Wonen en werken Thema gezondheid en fysieke ontwikkeling loopt dwars door alle domeinen Niet duidelijk op welke thema’s het integraal jeugdbeleid wordt ingedeeld. Notitie biedt figuur waarin het netwerk rond de jongere wordt weergegeven. Startnota (2002): Onderwijs, veiligheid, zorg en vrije tijd. Participatie en samenhang en afstemming tevens thema’s.
Actueel jeugdbeleid wordt in afzonderlijke beleidsnota’s uitgewerkt. (Veiligheidsbeleid, Speelruimteplan, Jeugdparticipatie, Peuterspeelzaalbeleid etc) Uitvoeringsprogramma’s worden ontwikkeld voor elk domein (bijvoorbeeld Urgent Jongerenwerk), er is geen integraal uitvoeringsprogramma.
39
Een doelstelling van integraal jeugdbeleid ontbreekt. Op deelterreinen worden ook geen door de gemeente opgestelde doelstellingen gepresenteerd. Overkoepelende doelstelling geformuleerd, maar is heel globaal van karakter.
Onbekend. Wordt niet in planning vermeld. Beleidsnota gereed voorjaar 2009.
Startnotitie uit 2002 bevat uitgebreid activiteitenprogramma. Actueel jeugdbeleid wordt in afzonderlijke beleidsnota’s (op andere terreinen) uitgewerkt.
Regierol Interne regierol beschreven
Coördinerend ambtenaar
Eén portefeuille jeugd
Externe regierol beschreven
Bernisse
Niet specifiek omschreven in jeugdnota.
Bel. med. Jeugd
Vaak benoemd, beknopt beschreven.
Brielle
De interne regierol op het terrein van jeugdbeleid is niet expliciet beschreven. Integrale jeugdnota geeft per activiteit aan wie regie voert/voeren. Geen structureel periodiek overleg tussen betrokken ambtenaren.
Bel.med. Jeugd
Eén wethouder jeugd; portefeuillehouder OOV verantwoordelijk voor vandalismebeleid. Eén wethouder jeugd; portefeuillehouder OOV verantwoordelijk voor vandalismebeleid.
Bel.med. Jeugd en JGZ coördineren interne samenwerking en afstemming.
Eén wethouder Jeugd; portefeuillehouder OOV verantwoordelijk voor vandalismebeleid.
Rozenburg
Interne regierol wordt benoemd maar kan beter worden uitgewerkt.
Eén accountmanager Jeugd en Onderwijs. Capaciteit zeer beperkt.
Portefeuillehouder OOV tevens verantwoordelijk voor jeugdzaken.
Westvoorne
Interne regierol wordt benoemd, maar kan beter worden uitgewerkt.
Bel.med. Jeugd heeft regelmatig contact maar coördinerende rol is niet benoemd of beschreven.
Eén wethouder jeugd en jongeren. Portefeuillehouder OOV verantwoordelijk voor veiligheid.
Lijst van externe partijen in aparte paragraaf en bij iedere activiteit, maar externe regierol kan beter worden uitgewerkt. Enkele nota’s beschrijven dat de regierol krachtiger kan. Externe regierol krijgt steeds meer aandacht in beleidsstukken. In startnotitie op verschillende plaatsen beschreven. Beperkte uitwerking. Geen aparte paragraaf. Externe regierol wordt benoemd, maar kan beter worden uitgewerkt.
Hellevoetsluis
40
Wordt in beleidsnota's (veiligheidsbeleid) doorgaans goed beschreven.
Alcohol- en drugspreventie Bernisse
Brielle
Hellevoetsluis
Rozenburg
Regionaal vormgegeven Preventieprogramma Convenant Alcoholgerelateerde vernielingen Geen deelname pilot DHW en deelname Handhavingsprotocol Geen lokaal integraal alcohol- en drugsbeleid Geen specifieke doelstellingen opgesteld door gemeente. Thema niet als speerpunt benoemd. Wel vanuit verschillende beleidsterreinen activiteiten gestart.
Westvoorne
Regionaal vormgegeven preventieprogramma Convenant Alcoholgerelateerde vernielingen Deelname pilot DHW en handhavingsprotocol Geen lokaal integraal alcohol- en drugsbeleid Speerpunt in Integraal Veiligheidsbeleid Gemeenteraad gaf in 2006 aan dat ontwikkeling alcohol- en drugsbeleid wenselijk is Beleidsmedewerker nu vast aanspreekpunt voor horecaondernemers Twee keer per jaar horecaoverleg in Oostvoorne, plan om horecabeleid en horecaconvenant op te stellen
Regionaal vormgegeven preventieprogramma Convenant Alcoholgerelateerde vernielingen Deelname pilot DHW en handhavingsprotocol Geen lokaal integraal alcohol- en drugsbeleid Speerpunt in het jeugdbeleid Doelstellingen/prestatie-indicatoren benoemd in de jeugdnota en in de nota IVB. Diverse lokale maatregelen: Pilots Peergroup, Moeders voor Moeders, indrinkacties, SAPlessen.
Regionaal vormgegeven preventieprogramma Convenant Alcoholgerelateerde vernielingen Deelname pilot DHW en handhavingsprotocol Geen lokaal integraal alcohol- en drugsbeleid Speerpunt in Wmo beleid, integraal veiligheidsbeleid (gerelateerd aan overlast) en te realiseren nota lokaal volksgezondheidsbeleid Diverse lokale maatregelen: indrinkacties, SAP-lessen, horecaoverleg, thuisbrengen dronken jongeren etc. Regionaal vormgegeven preventieprogramma Convenant Alcoholgerelateerde vernielingen Deelname pilot DHW en handhavingsprotocol Geen lokaal integraal alcohol- en drugsbeleid Meerdere keren wordt in nota’s aangegeven dat verslavingsbeleid of nota integraal alcoholbeleid wenselijk is Horecanota en horecaconvenant Kadernota noemt enkele specifieke beleidsdoelstellingen (van Urgent Jongerenwerk) t.a.v. jeugd en verslavingspreventie. Speerpunt in Urgent Jongerenwerk (voornamelijk omtrent drugsgebruik)
41
1f. In hoeverre kan een beschouwend oordeel worden gegeven over de bovenstaande constateringen (in relatie tot beleid waarover consensus bestaat dat het goed/volledig is. Dit kunnen landelijke visies op lokaal jeugdbeleid zijn of jeugdbeleid bij koplopergemeenten)? Gemeente Brielle heeft een uitgebreid pakket aan activiteiten en maatregelen die onder de noemer jeugdbeleid passen. Inhoudelijk lijkt het jeugdbeleid daarmee redelijk in lijn met andere gemeenten. Landelijke ontwikkelingen worden veelal in regionale samenwerking ontwikkeld tot lokaal beleid (JGZ, CJG, Wmo). Het opzetten van een goede jeugdparticipatie, wat bij veel andere gemeenten een speerpunt is in het jeugdbeleid, heeft in Brielle ook de aandacht. Bij vrijwel alle beleidsmaatregelen die worden ontwikkeld en die betrekking hebben op de jeugd wordt nagegaan hoe jongeren, ouders en omwonenden erbij betrokken kunnen worden. Een nota jeugdparticipatie is in de maak. Het ontbreken van een integrale nota jeugdbeleid maakt het echter lastig om alle maatregelen te overzien. De overlegvormen en werkgroepen waarin de gemeente participeert, samen met uitvoeringspartners en/of doelgroepen, zijn in beleidsstukken doorgaans goed beschreven. De interne regierol (de interne betrokkenen, coördinatie, taaken verantwoordelijkheidsverdeling) komt echter weinig ter sprake. Er is geen lokale nota alcohol- en drugsbeleid. Hier kan worden opgemerkt dat het moeilijk is in te schatten wat de toegevoegde waarde van lokaal ontwikkeld alcohol- en drugsbeleid is, gezien de inspanningen die op dit moment al regionaal worden geleverd. In het algemeen is het belangrijk dat nieuwe afspraken en beleid elkaar aanvullen en dat hierbij de uitvoering niet achterblijft.
6.2.
Onderzoeksvraag 2: Implementatie jeugdbeleid Brielle 2a. Op welke wijze is het geformuleerde beleid in de gemeentelijke organisatie ingebed? Hoe is de uitvoering georganiseerd?
De oorspronkelijke beleidsfunctie jeugd en onderwijs is uit elkaar gehaald. Er zijn nu beleidsmedewerkers voor jeugdbeleid, onderwijs, openbare orde & veiligheid en sportbeleid (hiervoor was een vacature tijdens de interviewfase van het onderzoek). Een externe projectleider neemt de uitvoering van het speelplaatsenbeleid op zich. Een externe projectmedewerker houdt zich bezig met de onderwijs- en sportaccommodaties, ondersteund door een interne projectmedewerker. Deze beleidsterreinen vallen allen onder het sectorhoofd Samenleving. De wethouder is portefeuillehouder Samenleving. Jeugd, onderwijs, sociale zaken, gezondheid, sport en cultuur en ouderen vallen binnen deze portefeuille. Daarnaast is de burgemeester portefeuillehouder voor openbare orde & veiligheid.
42
2b. Hoe is het beleid gefaciliteerd in termen van budgetten, personele capaciteit, accommodaties, et cetera? Gemeente Brielle lijkt over voldoende middelen te beschikken voor de uitvoering van het huidige jeugdbeleid. De personele capaciteit lijkt vooral een beperkende factor waardoor prioriteiten gesteld moeten worden in de uitvoering van het jeugdbeleid. Beleidsmedewerkers ervaren momenteel een gebrek aan personele capaciteit. Dit heeft onder andere tot gevolg gehad dat een integrale nota jeugdbeleid nog niet is gerealiseerd en dat zowel het opstellen van het uitvoeringsprogramma Sport als de nota Lokaal Volksgezondheidbeleid niet in 2007 zijn gerealiseerd en naar 2008 zijn doorgeschoven. De beleidsfunctie Jeugd en Onderwijs is inmiddels gesplitst in een fulltime beleidsmedewerker Jeugd en een parttime (18 uur) beleidsmedewerker Onderwijs. Beleidsmedewerkers geven aan dat er ook met de invulling van de vacature voor beleidsmedewerker Sport en Gezondheid, een grote werkdruk zal blijven. Het ambitieniveau is erg hoog en het vervullen van de externe regierol is intensief. Er wordt veel geïnvesteerd in accommodaties de komende jaren. Er worden de komende jaren in Brielle zo'n 1.500 woningen gebouwd, waarvan een deel als starterwoning aan te merken is. Bijna alle basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs worden vernieuwd. Hierbij worden ook sportfuncties meegenomen. In Zuurland is een Brede School gerealiseerd en op deze 'campus' is tevens een zorggebouw gepland (2010) waarin een groot aantal zorgfuncties voor kinderen (CJG/JGZ) wordt samengebracht. Er is een tijdelijke skatebaanvoorziening. Het is de bedoeling deze naar het sportcomplex Waardenburg te verhuizen dat in 2010 gerealiseerd zou moeten zijn. Er wordt een impuls gegevens aan het cultureel beleid met de start van een muziekschool.
2c. Is er overleg en communicatie met de doelgroepen van het beleid en op welke wijze worden doelgroepen in de beleidsvorming en uitvoering betrokken? Met de startnota participatie en komende nota jeugdparticipatie worden handvatten en richting gegeven om in afzonderlijke beleidsnotities participatie van doelgroepen in het beleid uit te kunnen werken. Overleg en inspraak met burgers komt in vrijwel alle beleidsnota's terug. Jongeren worden op verschillende manieren betrokken bij de beleidsontwikkeling en beleidsuitvoering in de gemeente Brielle. In de ontwikkeling van de Woonvisie wordt nu ervaring opgedaan met jongerenparticipatie, met name over de vraag en het aanbod van starterwoningen. Bij het opstellen van het Speelruimteplan (2005) zijn jongeren tussen de 12 en 18 jaar actief betrokken geweest via bijeenkomsten en een enquête waarbij jongeren in een wijk na een selectie op leeftijd werden aangeschreven. Er zijn drie beheergroepen opgericht die in de wijken afspraken maken met omwonenden en gebruikers over gebruik van speelvoorzieningen in de wijk. Een beheergroep bestaat uit drie omwonenden, drie jongeren en een beleidsambtenaar van de gemeente. In overige wijken zijn hiervoor wijkverenigingen ingezet. Jeugdparticipatie krijgt ook een extra impuls via het jongerenwerk. Door de inspraak van jongeren zijn bijvoorbeeld enkele pannaveldjes gerealiseerd en zijn wensen ten aanzien van
43
een skatevoorziening geïnventariseerd. Daarnaast zijn jongeren en hun ouders als vrijwilligers actief. Een jaarlijks terugkerende activiteit is het organiseren van een miniconferentie voor de jeugd. Dit jaar was het onderwerp een gedragscampagne gericht op vernielingen door jeugdigen. De campagne is geïnitieerd door de politie en door een beleidsmedewerker van het district voorbereid. De tweede klassen uit het voortgezet onderwijs (400-450 leerlingen) hebben hieraan deelgenomen. Bij de totstandkoming van beleidsnota's is het gebruikelijk om door middel van een inzage/inspraakronde (aanvullend) reacties te verzamelen op de conceptversie van de nota. Op de conceptnota Peuterspeelzaalbeleid zijn diverse reacties gekomen (oa. een peuterspeelzaal en de GGD-ZHE). Deze reacties worden verwerkt in de eindversie.
2d. Uit welke actoren, allianties of samenwerkingsverbanden bestaat de beleidsvorming en uitvoeringspraktijk? Welke verdeling van taken en verantwoordelijkheden hebben deze? De stadsregio is een belangrijke bestuurlijke organisatie waarin op vele beleidsterreinen beleid wordt voorbereid en ontwikkeld. De stadsregio faciliteert regionale ontwikkelingen door middel van subsidieregelingen en aanvullende capaciteit (personele ondersteuning). Alle gemeenten in de regio Rijnmond hebben bijvoorbeeld het convenant Alcoholgerelateerde Vernielingen gesloten. De VPR-gemeenten werken intensief samen op allerlei beleidsterreinen. De meest duidelijke voorbeelden vallen onder het thema zorg en maatschappelijke zaken en zijn de vormgeving van het CJG (hoewel de ontwikkelingen hieromtrent onder de Stadsregio vallen), de voorbereiding van de nota’s Lokaal Gezondheidsbeleid, het ontwikkelen van een regionaal plan verslavingspreventie en de ontwikkeling en uitvoering van het Wmo-beleid. Het portefeuillehouderoverleg en het ambtelijk overleg MaZa zijn belangrijke vormen van platforms waarin afstemming over onder andere jeugd plaatsvindt. Het regionale verslavingspreventieprogramma is een voorbeeld van beleid dat in centrumgemeente Spijkenisse voor de gehele VPR-regio wordt ontwikkeld. In eilandelijk verband wordt eveneens veel beleid gezamenlijk voorbereid en afgestemd. De sleutelorganisaties Careyn en GGD spelen hierbij vaak een rol. Het werkgebied van deze organisaties omvat de gehele VPR-regio en de andere (delen van de) Zuid-Hollandse Eilanden. De activiteiten op de terreinen OGGZ+ (het samenwerkingsverband voor onder andere verslavingsbeleid), maar ook preventieve jeugdzorg en jeugdgezondheidszorg worden uitgevoerd en veelal ook gecoördineerd door deze sleutelorganisaties. De stuurgroep OGGZ+ en het ambtelijk overleg OGGZ+ zijn voorbeelden van overleggen die ZHE-breed zijn. In 2007 is de uitvoering van het jongerenwerk verzelfstandigd en de stichting PUSH is nu de centrale uitvoeringspartner voor het jeugd- en jongerenwerk. De uitvoering van het beleid op het terrein van veiligheid (inclusief overlast door de jeugd) ligt bij de politie, het jongerenwerk (PUSH) en de projectleider intensieve aanpak (PIA). De PIA was oorspronkelijk een reclasseringsambtenaar die is ingezet om een criminele jeugdgroep binnen Brielle aan te pakken. Het PIA-werk wordt nu door de jeugdcoach uitgevoerd. Bij het 44
uiteenvallen van die groep zijn de taken meer gericht op overlastgevende jeugd. Hierdoor is enige overlap met het outreachend jongerenwerk. De PIA bezoekt ook de mensen die een klacht hebben ingediend en daarmee heeft de PIA een meer neutrale rol dan een jongerenwerker. Volgens PUSH is dit een goede functie omdat gemeenten zelf vaak niet in staat zijn direct op een klacht te reageren. Er zijn diverse ideeën voor een nieuwe invulling van de PIA-functie. De PIA zou als product door welzijnsorganisaties kunnen worden aangeboden in het kader van opbouwwerk. Een andere optie is de PIA, voor een deel van de taken, om te vormen tot jeugdcoach binnen de ROSA, om jongeren in de knel te signaleren. De ROSAregisseur zou volgens de wethouder goed ondersteund kunnen worden door een PIA. PUSH is zelf een partner in de ROSA structuur en zal ook onderdeel uit gaan maken van Multi-Signaal, het computersysteem waar (zorg) meldingen aangemeld kunnen worden.
2e. Hoe worden voortgang en effecten van beleidsuitvoering gemeten? Is er een werkwijze om deze resultaten terug te koppelen zodat deze kunnen leiden tot verbetering van de uitvoeringspraktijk en het beleid? Uit eerder onderzoek van de Rekenkamercommissie is gebleken dat het lastig is om aan te geven wat maatschappelijke effecten zijn van beleid. Gemeente Brielle onderschrijft dit. De effecten van het jeugdbeleid, en dan met name gericht op preventie, zijn volgens de gemeente lastig te meten, maar ook het formuleren van goede doelstellingen is lastig. Op procesniveau kan nog wel worden aangegeven wat het bereik is van bepaalde activiteiten. Hier dient te worden opgemerkt dat wanneer beleid wordt ontwikkeld ten minste duidelijk moet zijn wat met het beleid wordt beoogd en welk probleem met het beleid dient te worden opgelost. Het convenant Alcoholgerelateerde vernielingen is een voorbeeld van beleid dat redelijk meetbaar lijkt te zijn. Ook hier is het echter moeilijk om de zuivere effecten van de maatregelen te bepalen. Er is geen nulmeting om als referentie te dienen, maar er kan wel worden gekeken naar een toe- of afname in aangiftecijfers. Een daling van het aantal aangiften hoeft evenwel geen effect van ingezet beleid te zijn, maar kan ook door andere factoren worden veroorzaakt, zoals verhuizingen. Er wordt daarom ook naar andere bronnen gekeken zoals rapportages (GGD Monitor, burgerpeiling) en schriftelijke en/of mondelinge meldingen en signalen. Met deze beperkingen in acht genomen wordt gekeken welke acties succesvol zijn en wordt in overleg met de uitvoeringspartners een vervolgstrategie bepaald. De uitkomsten van het rekenkameronderzoek zijn meegenomen in het nieuwe subsidiebeleid. Door subsidies te koppelen aan prestatieafspraken moet betere monitoring en evaluatie van de prestaties van uitvoeringspartners mogelijk zijn. Dit komt ook terug in de verzelfstandiging van het jeugd- en jongerenwerk bij PUSH. Daarbij is gestart met het bepalen van doelstellingen, prestatieafspraken en hoe deze meetbaar kunnen worden gemaakt. Brielle wil verder gaan dan het registreren van bezoekersaantallen, hoeveel uren het jongerencentrum open is en wat de aard is van de activiteiten. Het gaat om het inzichtelijk en meetbaar maken van de meerwaarde van het jongerenwerk. Er wordt erkend dat dit lastig is. Het is echter ook belangrijk dat vertrouwen in de professionals van het jongerenwerk wordt uitgesproken en dat
45
zij zelf verantwoordelijk zijn voor het invullen van de doelen die de gemeente stelt. Op dit moment levert PUSH halfjaarlijkse voortgangsrapportages aan gemeente Brielle. De monitoring en meting van effecten van het beleid zijn in oa. de nota's Peuterspeelzaalwerk en Actieprogramma Integraal Veiligheidsbeleid op redelijk uniforme wijze beschreven. In het beleidsplan Wmo 2008-2011 is opgenomen dat halfjaarlijks een voortgangsrapportage wordt teruggekoppeld over de uitvoering van het beleidsplan. Dit geldt dan tevens als werkplan voor de gemeente Brielle. De evaluatie van beleid is over het algemeen summier uitgewerkt in de nota’s. Het ontbreekt vaak aan een nulmeting, hetgeen reeds door de gemeente Brielle is geconstateerd als verbeterpunt. Daarnaast valt op dat is beschreven dat, en wat er wordt gemeten, maar niet wat vervolgens met deze gegevens wordt gedaan. Het beleid zoals in de nota beschreven, is vooral gericht op het monitoren van beleid en (nog) niet op het op structurele wijze verbeteren van het beleid en de beleidsuitvoering.
2f. Welke verschillen zijn er tussen de betreffende gemeenten en wat zijn de verklaringen voor deze verschillen? Evalueerbaarheid van beleid Wijze van evaluatie
Doelstellingen SMART
Inzet van middelen in beeld gebracht
Bernisse
Structurele monitoring en effectmeting / evaluatie is op onderdelen beknopt vastgelegd. Niet uniform voor alle thema's van het jeugdbeleid.
Voor zover mogelijk is de nota jeugdbeleid SMART opgesteld. De uitvoeringspraktijk moet op sommige terreinen nog worden geoptimaliseerd om betere basisgegevens te kunnen aanleveren op basis waarvan SMART gewerkt kan worden.
Brielle
In beleidsdocumenten beknopt weergegeven hoe de gemeente het beleid wil evalueren. Niet uniform voor alle thema's van het jeugdbeleid.
Doelstellingen in Beleidsplan Wmo zijn niet SMART geformuleerd (niet erg specifiek en niet tijdgebonden). Actiepunten zijn wel concreet. Het Actieprogramma Integraal Veiligheidsbeleid daarentegen is wel SMART.
Hellevoetsluis
In vrijwel alle beleidsdocumenten wordt weergegeven hoe de gemeente het beleid wil evalueren. In veel gevallen wordt ook vermeld wie de evaluatie of monitoring verzorgt.
De BOS-impuls en de Educatieve Agenda zijn goede voorbeelden van beleid dat SMART is geformuleerd. De kadernota geeft transparant weer waar doelstellingen zijn geformuleerd en waar zij ontbreken. In andere nota’s ontbreken specifieke en
De nota jeugdbeleid bevat een schema waarin voor alle doelstellingen en maatregelen de kosten zijn weergegeven voor de jaren 2008, 2009 en 2010. Bekend is dat de inzet nog hoger kan worden door benodigd onderzoek en ontwikkeling binnen jeugdbeleid. Een compleet overzicht met welke maatregelen van het jeugdbeleid welke kosten gemoeid zijn is er niet. Collegeprogramma, beleidsnota's en jaarrekeningen geven een globale indicatie. De kadernota geeft bij de verschillende activiteiten weer wat de kosten en dekking zijn. Dit is niet in alle gevallen ingevuld.
46
Meerjarige Cyclus geïntroduceerd. Wijze van evaluatie is meestal niet beschreven.
Rozenburg
Westvoorne
Wijze van evaluatie meestal beschreven. Als het is beschreven, is het goed uitgewerkt
meetbare prestatie-indicatoren. Subsidieaanvraag preventief jeugdbeleid presenteert enkele projecten met duidelijke doelstellingen. In overige documenten zijn doelstellingen niet SMART-geformuleerd. Doelstellingen op de terreinen integrale veiligheid, jongerenwerk, sportbeleid en GOA zijn specifiek en meetbaar geformuleerd, maar kunnen nog worden aangescherpt.
Programmabegroting brengt kosten globaal in beeld. Enige gedetailleerde informatie over thema’s zorg en vrije tijd beschikbaar. De afdelingsplannen brengen kosten duidelijk in beeld. In de nota’s zelf kan dit nog beter worden uitgewerkt.
Jeugdparticipatie jeugdparticipatienota Bernisse
Brielle
Hellevoetsluis
Rozenburg Westvoorne
Nee. Participatie van de jeugd in de lokale samenleving, maar ook in het gemeentelijk beleid is een speerpunt in de nota jeugdbeleid. Activiteiten zijn discussiebijeenkomsten over vrijetijdsvoorzieningen en leefbaarheid. Per kern is €5.000 beschikbaar voor jongerenactiviteiten / voorzieningen. Aanpak maatschappelijke stage op de agenda. Nee. Hoewel er nog geen specifieke nota jeugdparticipatie is, krijgt de ontwikkeling van een dergelijke nota prioriteit. Jongeren worden op verschillende manieren bij beleidsontwikkeling en beleidsuitvoering betrokken. Ja, 2007. Hierin wordt vermeld dat participatie gewenst is op de onderwerpen jeugd en veiligheid; jongerencentra en hangplekken; gezondheid (verslaving, alcoholgebruik, overgewicht); en zelfstandig wonen. Er is in het algemeen veel overleg en communicatie met inwoners. Nee. Gedeeltelijk uitgewerkt in startnotitie jeugdnota. Structurele overlegvormen met jongeren wel speerpunt 2006-2010. Ja, 2007. De nota bevat het advies om de participatie vorm te geven via het jeugddebat; jeugdpanels; een enquête; speelruimte; Wmo-adviesraad; JIP; een jongerensite; en een jongerenpagina.
2g. In hoeverre kan een beschouwend oordeel worden gegeven over de bovenstaande constateringen (in relatie tot beleid waarover consensus bestaat dat het goed/volledig is. Dit kunnen landelijke visies op lokaal jeugdbeleid zijn of jeugdbeleid bij koplopergemeenten)? Binnen de sector Samenleving is het beleidsterrein Jeugd duidelijk gepositioneerd. Er is één wethouder met jeugdbeleid in de portefeuille en er is een beleidsmedewerker jeugd. Daarnaast is regelmatig overleg over het jeugdbeleid in relatie tot flankerende beleidsterreinen (Openbare Orde en Veiligheid, Onderwijs, Sport etc.). Dit aspect van interne regie is adequaat georganiseerd. Brielle heeft te kampen gehad met onderbezetting waardoor beleid is uitgesteld. Daar zijn nu maatregelen op genomen. Er moet nog blijken of deze maatregelen afdoende zijn voor een goede implementatie van beleid in de komende periode.
47
Het ontbreekt nog aan een integrale nota jeugdbeleid, hetgeen een bewuste keuze is van de gemeente Brielle en voor de toekomst (2009-2010) wel is gepland. Stichting PUSH die het jeugd- en jongerenwerk uitvoert, vindt het belangrijk dat gemeenten een integrale jeugdnota hebben. Het is dan gemakkelijker om prestatieafspraken te maken en geeft meer richting en visie aan het beleid van de gemeente. Bij de ontwikkeling en implementatie van het jeugdbeleid (of flankerend beleid waar jeugd een onderdeel van uitmaakt) lijkt voldoende afstemming en overleg met uitvoeringspartners te zijn, zo blijkt uit diverse nota’s. Ook doelgroepen worden veelvuldig betrokken bij de ontwikkeling van beleid. Met name rond het speelruimteplan zijn doelgroepen uitgebreid en op verschillende manieren betrokken. Het beleid is grotendeels gebaseerd op de behoeften van de inwoners.
6.3.
Onderzoeksvraag 3: Effectiviteit jeugdbeleid Brielle 3a. Welke resultaten zijn te onderscheiden voor het integraal jeugdbeleid en specifiek op de speerpunten. In hoeverre zijn geformuleerde doelstellingen en prestatie-indicatoren gerealiseerd?
Resultaten van integraal beleid zijn moeilijk vast te stellen omdat het ontbreekt aan een integrale visie en nota jeugdbeleid. Er zijn weliswaar in het verleden en recent vele activiteiten en beleidsmaatregelen op het terrein van jeugdbeleid in gang gezet, maar de feitelijke resultaten van dit beleid komen niet duidelijk naar voren in de diverse beleidsdocumenten. In beleidsnota's wordt niet teruggekeken op doelstellingen uit een eerdere periode en of en hoe deze zijn gerealiseerd. De beleidnota's gaan vooral over de huidige stand van zaken en wat er in de toekomst aan doelstellingen en activiteiten nodig wordt geacht. Een nieuw college heeft een eigen visie en uitgangspunten voor een komende periode van vier jaar. De druk op de personele capaciteit in acht genomen is op beleidsniveau logischerwijs geïnvesteerd in het uitwerken en behalen van die nieuwe uitgangspunten, en minder op het evalueren en verantwoorden van beleidsnota's uit een voorgaande collegeperiode.
3b. In hoeverre zijn de resultaten te koppelen aan vormgeving en/of implementatie van het beleid? Welke good practices kunnen op basis daarvan worden benoemd? Doordat over het algemeen weinig resultaten zijn benoemd en ook niet zijn gerelateerd aan eerder ingezet beleid is moeilijk aan te geven tot welke resultaten eerdere vormgeving of implementatie van beleid hebben geleid. Toch zijn een aantal positieve voorbeelden te noemen. Een veelbelovende ontwikkeling is de ambitieuze combinatie van woon-, zorg-, onderwijs-, en recreatiefuncties in de wijk Zuurland. In Zuurland heeft de gemeente Brielle een Brede School gerealiseerd. Aan deze 'campus' worden nog verschillende faciliteiten toegevoegd zoals een
48
sportcomplex en een jongerencentrum. In 2010 moet hier ook het Zorggebouw komen te staand waarin het CJG en de JGZ een plaats krijgen. In andere wijken worden kleinschaliger varianten van het combineren van woon- en zorgfuncties opgezet. Zoals gezegd veelbelovende en ambitieuze plannen, waarvan in de nabije toekomst natuurlijk nog moet blijken of het inderdaad good practices zijn. Duidelijk mag zijn dat het realiseren van plannen zoals een Brede School en een Zorggebouw afhankelijk is van een goede samenwerking binnen de gemeente en tussen de gemeente en uitvoeringspartners en uitvoeringspartners onderling. Uit wat oudere nota's blijkt dat Brielle het afgelopen decennium sterk heeft ingezet op het optimaliseren van deze samenwerking en overlegstructuren. Voorbeelden hiervan zijn de realisatie van de samenwerkingsstructuren in de Jeugdzorg en onderwijs, zoals het 12+netwerk, 12-netwerk, Schoolkonsultatieteams, ZAT's). Wat in de gemeente Brielle verder positief opvalt is dat een werkgroep, dialoog, of raadpleging van, doelgroepen (jeugd, burgers, ouders etc.) onderdeel uitmaakt van vrijwel alle (recente) beleidsontwikkeling. Met name bij de totstandkoming van het speelruimteplan is structureel gebruik gemaakt van de input van betrokken burgers en jeugdigen. Door wijkverenigingen en beheergroepen (waarin omwonenden en jongeren deelnemen) te betrekken bij het speelruimtebeleid kan draagvlak in de wijken worden vergroot voor de noodzakelijk geachte veranderingen in het speelvoorzieningenniveau.
3c. Welke verbeterpunten zijn aan te dragen ten aanzien van het beleid en de beleidsuitvoering? Door zowel uitvoeringspartners (PUSH) als beleidsambtenaren is aangegeven dat de aanwezigheid van een integrale jeugdnota een meerwaarde heeft. Het maakt het brede werkveld van het jeugdbeleid overzichtelijker. Voor uitvoeringspartners biedt het extra handvatten om de dienstverlening optimaal af te stemmen op de wensen van de gemeente. In het verleden was Brielle voornemens om een nota integraal jeugdbeleid op te stellen. Dit heeft niet plaatsgevonden. Vooralsnog is dit voornemen uitgesteld tot 2009 of 2010. Het is niet volledig duidelijk geworden waarom het plan een nota integraal jeugdbeleid op te stellen destijds niet is doorgezet, maar personele capaciteitsproblemen (waarbij ander beleid meer prioriteit heeft gekregen) zijn een mogelijke oorzaak. Gebrek aan personele capaciteit heeft vaker voor een behoorlijke vertraging in de beleidsontwikkeling geleid (oa. sportnota en lokale gezondheidsnota), en is een belangrijk aandachtspunt. Het structureel monitoren en evalueren van de effecten van jeugdbeleid lijkt in Brielle een relatief nieuw aandachtpunt. Mogelijk is dat de verklaring dat (behalve de halfjaar- en jaarrapportage van PUSH) geen enkel evaluatieverslag of rapport van de gemeente Brielle is verkregen over effecten van het jeugdbeleid. In het jaarverslag Jaarrekening 2007 van de gemeente wordt heel kort gerefereerd aan een aantal doelen die zijn bereikt, te weten de verzelfstandiging van jongerencentrum en jeugd- en jongerenwerk 'Bravo', de start van de
49
uitvoering van het speelruimteplan voor een viertal wijken, de handhaving van het peuterspeelzaalwerk in alle kernen en de realisatie van een tijdelijke skatevoorziening.
50
BIJLAGE 1.
CHRONOLOGISCH OVERZICHT JEUGDBELEID
Bij de beschrijving van de stand van zaken van het jeugdbeleid in de gemeente Brielle is gebruik gemaakt van de volgende onderstaande beleidsstukken. In deze paragraaf wordt in chronologische volgorde een korte samenvatting van de beleidsstukken gegeven. Figuur 1: Chronologisch overzicht beleidsstukken gemeente Brielle naar thema BELEIDSSTUKKEN
JAAR
Regioproject ‘Jeugd en Veiligheid’ 1997-1999
1997
ZORG
Lokaal gezondheidsbeleid
2001
Convenant Samenwerkingsstructuur 12+ Convenant veilig op school Peuterspeelzaalbeleid Brielle Startnotitie Wmo (Brielle, Bernisse, Westvoorne) Speelruimteplan ‘Buitenspelen, ja leuk!’ Startnotitie Integraal Veiligheidsbeleid 2006-2009 Variantnotitie op het Speelruimteplan Concept Speerpunten Sportbeleid Contourennota subsidiebeleid (concept) Handhavingprotocol Horeca District De Eilanden Coalitieakkoord en collegeprogramma Nota Integraal Veiligheidsbeleid 2006-2010 Nota Kunst en Cultuur 2007-2010 (incl. reactienota) Verslag Veiligheidsdebatten Actieprogramma 2007-2008 Concept Startnota Wmo Actieprogramma Integraal Veiligheidsbeleid 2007-2008 Uitvoeringsprogramma Sport
2002 2002 2004 2005 2005 2005 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2007 2007 2007 2007 2008
OVERIG BUITEN GEMEENTE
JAAR
ZORG
GGD-ZHE: Monitor Jeugd Politie Rotterdam-Rijnmond Veiligheidsrapportage PUSH: jaarverslag 2006, 2007 en eerste halfjaarrapportage 2007 GGD-ZHE: Genieten met mate(n)?
2005 2006
2007
2007
EDUCATIE
VEILIGHEID
VRIJE TIJD
EDUCATIE
VEILIGHEID
VRIJE TIJD
Regioproject ‘Jeugd en Veiligheid’ VPR, eind 1997 Het project ‘Jeugd en Veiligheid’ is eind 1997 gestart door de gemeenten Bernisse, Brielle, Hellevoetsluis, Rozenburg, Spijkenisse en Westvoorne. Zij hebben destijds gebruik gemaakt van de landelijke ‘Tijdelijke regeling jeugd en veiligheid’. Met de rijksbijdrage konden programma’s worden uitgevoerd gericht op preventie, wijkadoptie, 12- en 12+ netwerken, opvoedingsondersteuning, jongereninformatiepunten en trajectbegeleiding. Tevens werd met de bijdrage de regionale samenwerking gecoördineerd. De ambtelijke werkgroep Jeugd en Veiligheid heeft zich tot eind 1998 vooral toegelegd op de lokale uitvoering van de in het project genoemde activiteiten. Vervolgens zouden in 1999 de doelstellingen rond de regionale aanpak van jeugd- en veiligheidsproblematiek in de regio VPR worden geconcretiseerd. De externe partij PJ Partners heeft het regioproject begeleid. De samenwerking binnen het project 51
ging uit van een groeimodel, zodat een basis kon worden gelegd voor een samenhangend preventief jeugdbeleid op terreinen die een regionaal karakter hebben. In 1999 is gestart met drie aandachtsvelden (niet alle beleidsterreinen in één keer): 12+ netwerken37, opvoedingsondersteuning en ontwikkelingsstimulering en de JIP’s. In de notitie wordt per gemeente een overzicht gegeven van de financiën voor alle jeugdprojecten die lokaal worden uitgevoerd in 1999. Gezien het feit dat dit plan de periode 1997-1999 beschrijft, is het niet meegenomen in de schema’s waarin de regierol, de wijze van monitoring en evaluatie, en de financiële consequenties zijn weergegeven. Nota Lokaal gezondheidsbeleid, juli 2001 In de nota Lokaal Gezondheidsbeleid ‘Op weg naar een gezond(er) Brielle’ 2001-2004 worden voorstellen gedaan om het (inter)gemeentelijk gezondheidsbeleid te verbeteren. De nadruk ligt hierbij op collectieve preventie. Brielle wilde hiermee een verbetering van de volksgezondheid realiseren en het aanbod aan zorg en welzijn sluitend maken. De gemeente vond het noodzakelijk om regionale en externe afstemming en samenwerking te stimuleren (afspraken gebaseerd op gezamenlijk opgestelde ‘regiovisie’). Omdat het beleid grotendeels preventief van aard is, gaf de gemeente in de nota al aan dat het effect niet altijd aanwijsbaar is of is toe te schrijven aan de uitgevoerde activiteiten. Bij de ontwikkeling van de nota heeft een breed inspraaktraject plaatsgevonden waar verschillende lokale partijen aan hebben deelgenomen. Ook de GGD-enquête wordt genoemd als bron van informatie. Een van de regionale samenwerkingsvormen die in deze nota wordt genoemd, is het Regionaal Verslavingspreventieplan VPR, dat vooral gericht is op jongeren. De gemeente gaf in deze nota prioriteit aan onder meer versterking van de samenhang tussen jeugdbeleid, jeugdgezondheidszorg en jeugdzorg; verslavingspreventie; en informatievoorziening voor jongeren (en ouderen). De prioriteiten worden vertaald in actiepunten, waarbij wordt weergegeven in welk jaar zij uitgevoerd dienen te worden. Gezien het feit dat deze nota de periode 2001-2004 beschrijft, is de nota niet meegenomen in de schema’s waarin de regierol, de wijze van monitoring en evaluatie, en de financiële consequenties zijn weergegeven. Er komt in 2008 een nieuwe gezondheidnota. 12+ Samenwerkingsstructuur, juli 2002 Deze notitie beschrijft de stand van zaken met betrekking tot de vorming van School Konsultatieteams (SKT’s) en de instandhouding en professionalisering van het 12+ netwerk. SKT’s zijn groepen van deskundigen uit het onderwijs, maatschappelijk werk, Jeugdzorg, GGD en de gemeente (ambtenaar leerplichtzaken) rond een schoollocatie voor voortgezet onderwijs en hebben als doel schooluitval te voorkomen. In 1998 is in regionaal verband een stuurgroep SKT’s ingesteld. De stuurgroep zou de vorming van SKT’s op VO-scholen in de regio VPR en op Goeree-Overflakkee stimuleren. Het model voor de SKT’s dat de stuurgroep ontwikkelde is niet door alle gemeenten en scholen in de regio overgenomen. In gemeente Brielle bestonden nog geen SKT’s. Er was behalve de SKT’s op iedere school behoefte aan een schooloverstijgende samenwerkingsvorm (met jongerenwerk, politie en gemeentelijk beleid) 37
Andere benamingen: School Konsultatie Team, Platform Jongerenzorg-Bravo, Jeugd Preventie Team, Consultatieteam Leerlingzorg of het Zorg Advies Team.
52
in de vorm van een professioneel Platform Jongerenzorg. Het oorspronkelijke Platform Jongerenzorg zou vanuit gemeentelijke preventief jeugdbeleid geformaliseerd en geprofessionaliseerd moeten worden. Het voorstel werd bestuurlijk verankerd door ondertekening van de overeenkomst Jongerenzorg (Convenant Samenwerkingsstructuur 12+). Convenant Veilig op School, juli 2002 Het convenant Veilig op School is opgesteld op verzoek van de schoolbesturen in het Bestuurlijk Overleg Onderwijs. De besturen wilden onderling en met externe partijen afspraken vastleggen op het gebied van veiligheid op en rondom de school. De externe partijen zijn de gemeente, de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond (wijkteamchef), en de GGDZHE. De afspraken zijn gemaakt ten behoeve van het voorkomen en bestrijden van overlast, vandalisme en crimineel gedrag en het creëren van een veilig klimaat. Een leerling kan bijvoorbeeld bij voortdurend intimiderend of antisociaal gedrag worden doorverwezen naar het project ‘Pak je kans’. Bij (dreigende) problemen wordt indien aanwezig met inzet van het SKT eerst binnen de school naar oplossingen gezocht. Het convenant moet een keer in de twee jaar door de partijen worden geëvalueerd. De partners stellen een werkgroep samen die zorg draagt voor de implementatie, uitwerking, coördinatie, uitvoering en evaluatie van de verplichtingen. Een beleidsmedewerker van de gemeente houdt toezicht op de naleving van de afspraken en biedt indien nodig facilitaire ondersteuning bij de uitvoering van de afspraken en rapporteert aan betrokken partijen. De beleidsmedewerkers geven aan dat het convenant eind mei 2008 is geëvalueerd. Het ging hierbij om een bespreking met de scholen die tot aanpassingen van het convenant zou kunnen leiden. Er is geen onafhankelijk onderzoek verricht en er is ook geen evaluatierapport opgesteld. Nota Peuterspeelzaalbeleid, mei 2004 Bij de totstandkoming van de Nota Peuterspeelzaalbeleid zijn zowel ouders (enquête Peuterspeelzaalwerk) als professionals uit het veld betrokken geweest. In de gehele nota staan de opvattingen van de betrokken partijen en de door de gemeente uitgewerkte maatregelen overzichtelijk weergegeven. De maatregelen zijn: extra begeleiding risicokinderen inventarisatie van het huidige aanbod van programma’s voor peuters en ouders en deze samenbrengen waar mogelijk voorrang geven aan peuters met een sociaal-medische indicatie opstellen verordening psz-werk nieuw inspectiebeleid onderzoeken mogelijkheden Brede School opzetten uniforme registratie opzetten netwerk 12 organiseren symposium De nota vermeldt een duidelijke planning, waarbij per maatregel wordt aangegeven wie het uitvoert, wat de kosten zijn, hoe deze worden gedekt, wat de gewenste effecten zijn en wanneer en hoe de maatregel wordt geëvalueerd. De nota geeft aan dat de voorstellen binnen de geraamde bedragen kunnen worden gerealiseerd. De nota maakt gebruik van algemene 53
demografische gegevens (in een enkel geval op wijkniveau). Het beleid wordt geïmplementeerd in overleg met de aanbieders van psz-werk en andere organisaties. De gemeente ziet deze nota als een eerste stap in het formuleren van integraal jeugdbeleid, waarbij het accent wordt gelegd op het verbeteren van de samenwerking tussen professionals uit de zorg, het onderwijs en het psz-werk/ko. De gemeente heeft geen GOA-beleid omdat zij vanwege het geringe aantal risicokinderen hiertoe niet verplicht is. Het beleid en de uitvoering van de Jeugdgezondheidszorg voor 0 tot 4 jarigen wordt regionaal opgezet en gekoppeld aan de nota Lokaal Gezondheidsbeleid. Startnotitie Wmo, Bernisse, Brielle en Westvoorne, mei 2005 De startnotitie is een eerste aanzet tot regionale samenwerking. Brielle wil en kan de voorbereiding en implementatie van de Wmo niet zelfstandig uitvoeren en vindt daarom dat de samenwerkingsmogelijkheden met Bernisse, Westvoorne en Hellevoetsluis en Spijkenisse (hebben niet meegeschreven aan deze startnotitie) onderzocht moeten worden. Eind 2005 zouden de raden van de gemeenten Brielle, Bernisse en Westvoorne kaders moeten hebben gesteld aan de lokale/regionale uitvoering van de Wmo. De startnotitie geeft voornamelijk weer welke taken de gemeente krijgt onder de Wmo en welke veranderingen dit met zich meebrengt. De startnotitie vermeldt een door het SGBO ontwikkeld schema voor de samenwerkingsmogelijkheden per prestatieveld. De stand van zaken die in de startnotitie is weergegeven laat zien dat Spijkenisse en Hellevoetsluis verder met de voorbereidingen zijn gevorderd dan de andere drie gemeenten, waardoor een aantal zaken niet meer in samenwerking met hen kan worden opgepakt. De notitie geeft daarnaast een plan van aanpak waarin staat beschreven welke maatregelen nodig zijn om de Wmo tijdig in te voeren. Speelruimteplan ‘Buitenspelen, ja leuk!’, juli 2005 Het beleidsplan voor speelruimte is geschreven door het bureau OBB. Het vraagt in de eerste plaats om een verandering van denken over de openbare ruimte. Bij het inrichten en beheren van de openbare ruimte dient rekening te worden gehouden met de bespeelbaarheid voor de jeugd. Hierbij worden twee beleidsuitgangspunten genoemd: de jeugd heeft recht op formele en informele speelruimte en er wordt een gevarieerd aanbod aan speelruimte en – mogelijkheden gerealiseerd zodat er voldoende aanbod is aan ontwikkelingsmogelijkheden voor de jeugd. Hiertoe is een vijftiental beleidsvoornemens opgesteld. Het gevolg van het beleid is uiteindelijk dat er iets minder speelplekken komen, maar dat deze beter en specifieker per leeftijdscategorie worden ingericht. De nota geeft aan dat Brielle in vergelijking met andere gemeenten helemaal bij is als het gaat over de aanwezigheid van budgetten, het onderhoudsniveau, de vervanging en het aantal veiligheidsondergronden. Er wordt daarentegen wel aangegeven dat onvoldoende is geïnvesteerd in speelvoorzieningen zoals de bovenwijkse skatevoorziening en de jongerenplek in Vierpolders. Eveneens is een herverdeling van voorzieningen over de wijken en leeftijdscategorieën nodig. Er wordt voorgesteld om bij de aanpassingen de speelruimte voor jeugd en jongeren van 6 tot en met 18 jaar prioriteit te geven. Bij de totstandkoming van het speelruimteplan zijn niet alleen inwoners, kinderen en jongeren betrokken, ook vertegenwoordigers van jeugdorganisaties, politie, welzijnswerkers en andere 54
professionals zijn gevraagd hun visie te geven. De Variantnotitie van januari 2006 is opgesteld naar aanleiding van de inspraakreacties van bewoners op het speelruimteplan en actuele ontwikkelingen. Hieruit blijkt onder meer dat jongerenvoorzieningen angst veroorzaken. De notitie is een duidelijke en overzichtelijke weergave van de meningen van inwoners over het speelruimteplan, op basis waarvan vier varianten door de gemeente zijn opgesteld. Eveneens worden de financiële consequenties van de varianten weergegeven. Een van de varianten houdt in dat de skatevoorziening in het nieuwe sportpark wordt gerealiseerd (aan de Groene Kruisweg). De vier varianten worden allemaal uitgevoerd. Er zijn drie beheergroepen gerealiseerd die in de wijken afspraken gaan maken met omwonenden en gebruikers over het gebruik van de voorzieningen. In de overige wijken worden de wijkverenigingen ingezet. Het beleid wordt voor een periode van tien jaar vastgesteld en wordt om de vijf jaar geëvalueerd. In 2007 werd het speelruimteplan in vier wijken uitgevoerd. In Vierpolders en Zwartewaal is in overleg met bewoners en jongeren een locatie voor een ontmoetingsplaats, respectievelijk trapveld gekozen. In Vierpolders werd het proces door de dorpsraad ondersteund. In 2008 wordt het plan verder uitgevoerd en wordt het bestuurlijk afgerond. Startnotitie Integraal Veiligheidsbeleid 2006-2009, december 2005 De startnotitie is opgesteld naar aanleiding van het vorige collegeprogramma (2002-2006) waarin de ambitie staat een goede veiligheidsbeleving voor iedereen te realiseren. De notitie is een aanzet tot actualisatie van de notitie ‘Een veilige samenleving maak je samen’. De regie en uitvoering van het veiligheidsbeleid ligt volgens de startnotitie bij verschillende gemeentelijke afdelingen, afhankelijk van het type veiligheid. De regie van het integrale veiligheidsbeleid ligt bij de afdeling BOA. De regie met betrekking tot de uitvoering ligt behalve bij BOA ook bij Grondgebied en Samenleving. Er zijn verschillende interne overlegvormen, maar een overleg op lokaal niveau ontbreekt. Er zijn wel overeenkomsten met externe partijen, zoals het Horecaconvenant. Samenwerking op regionaal niveau krijgt vorm in de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond en de Gemeenschappelijke regeling Halt. Het sociale veiligheidsbeleid wordt gebaseerd op de veiligheidsindex, lokale klachten en meldingen, informatie van politie en OM. Het Actieplan Veiligheid is vervolgens een weergave van de prioriteiten en doelstellingen, die vier jaar geldig zijn. De politie zou dit plan volgens de notitie in haar jaarplannen moeten gebruiken. Er wordt weergegeven dat de projecten waar mogelijk worden geëvalueerd en de effecten worden gemeten via de veiligheidsindex en voortgangsrapportages. Het belang van evaluatie van onder meer preventieve projecten en repressief optreden gericht op jongeren wordt in de nota onderschreven. Eveneens wordt aangegeven dat goede communicatie een randvoorwaarde is. Het budget wordt niet vermeld. Concept Speerpunten Sportbeleid, januari 2006 Het speerpunten sportbeleid is gebaseerd op het collegeprogramma 2002-2006 waarin wordt vermeld dat het sportbeleid een nieuwe impuls moet krijgen. In de nota sportbeleid dienen de vier in het collegeprogramma genoemde speerpunten te worden uitgewerkt: versterking van sportverenigingen; versterking van de relatie tussen bewegen en gezondheid; verbreding en versterking van het sportaanbod; en verbreding en versterking van de sportaccommodaties. Er worden per speerpunt enkele mogelijke doelstellingen en instrumenten voorgesteld. Instrumenten gericht op jeugd zijn onder meer de projecten ‘Elke dag bewegen’, ‘Kies voor 55
hart en sport’ en ‘WhoZnext’. Vooruitlopend op de vaststelling van het sportbeleid is in samenwerking met de Sportraad Zuid-Holland gestart met de aanvraag van de BOS-impuls. De aanvraag omvat vier projecten: Kies voor Hart en Sport, whoZnext, beweegmanagement en een haalbaarheidsonderzoek naar de duale vakleerkracht. In het concept worden enkele concrete, tijdgebonden en meetbare doelstellingen beschreven die zijn gebaseerd op landelijk beleid. Het is echter niet duidelijk of Brielle deze doelstellingen ook overneemt in haar eigen beleid. De gemeente wil van een overwegend accommodatiebeleid ten behoeve van sportvoorzieningen naar een integraal sportbeleid. De uitgaven aan sport zijn onder te verdelen in vier hoofdposten, waarvan jeugdsportsubsidies aan in totaal 20 verenigingen er één is. Handhavingprotocol Horeca District De Eilanden, juni 2006 Het Handhavingprotocol geeft weer hoe men in het Horecadistrict de Eilanden moet optreden bij overtredingen van onder meer de APV, de gemeentewet, de Drank en Horecawet, de opiumwet en de Wet op de Kansspelen. Dit protocol is vastgesteld in het BJO van juni 2006. Nota Integraal Veiligheidsbeleid 2006-2010, juni 2006 De algemene doelstelling van het integrale veiligheidsbeleid is een verbetering van de veiligheid door afstemming en samenwerking, welke zichtbaar moet worden door een afname van criminaliteit en overlast, toezicht op de naleving en handhaving van regels en een goede organisatie en inrichting van taken gericht op het voorkomen en bestrijden van onveilige situaties. Brielle wil tevens veel aandacht besteden aan het vergroten van de veiligheidsgevoelens. De doelstelling is vertaald in een aantal thema’s, welke weer vertaald zijn in doelstellingen. De thema’s zijn: sociale veiligheid, leefbaarheid, verkeersveiligheid, fysieke en externe veiligheid, crisisbeheersing, toezicht en handhaving, en OGGZ. In de nota wordt de afstemming met de programmabegroting 2007-2010 beschreven. Een van de doelstellingen in de nota die is gericht op het vergroten van de objectieve veiligheid is het verminderen en tegengaan van allerlei vormen van jeugdoverlast door een samenhangende aanpak. Hier wordt jeugdoverlast genoemd, in verschillende overleggen staat jeugdoverlast centraal (jeugd- en veiligheidsoverleg, bestuurlijk overleg met Westvoorne en het overleg met de horeca). Een van de projecten die onder voorgaand beleid werd uitgevoerd is het project ‘Jeugd en Veiligheid’. Onder de Jeugd en Veiligheidsnota van 1997 vielen de volgende activiteiten, die nu nog steeds worden uitgevoerd: het Opvoedbureau Brielle en het realiseren van een aanbod van weerbaarheidtrainingen voor kinderen en jongeren. Ook het preventief jeugdbeleid is voor de gemeente een aandachtspunt. Hieronder vallen projecten als Pak-je-Kans, JCO en de lokale Projectleider Intensieve Aanpak (PIA) die zich vooral richt op de individuele aanpak van hangjongeren. Binnen de VO-scholen zijn SKT’s opgericht, waarbij (dreigende) problemen bij jongeren snel worden gesignaleerd en aangepakt. Onder regie van de gemeente vindt eens per kwartaal een bestuurlijk overleg Jeugd en Veiligheid plaats tussen de portefeuillehouders OOV en Jeugd, politie en jongerenwerk. In het convenant met de stadsregio staan afspraken over de gemeentelijke verantwoordelijkheden voor preventie en activiteiten omtrent de Jeugdzorg.
56
Nota Kunst en Cultuur 2007-2010 en reactienota, januari 2007 In de nota Kunst en Cultuur legt de gemeente Brielle voor het eerst vast wat de beleidsuitgangspunten en prioriteiten zijn en welke rolverdeling er bestaat tussen gemeente, het particulier initiatief en de professionele organisaties. De startnotitie Bondgenoten in Beleid (2002) en een visiedocument (2005) vormden de basis voor het uitwerken van concrete maatregelen in de nota Kunst en Cultuur. Hiermee is volgens de gemeente een onderlegger voor het gevoerde beleid gerealiseerd. Brielle heeft in het verleden een duidelijke keuze gemaakt voor cultuurhistorie, museaal beleid en monumentenbeleid. De nota vermeldt dat de door de bestuurders gegeven exclusieve aandacht voor cultuurhistorie, betekende dat de amateuristische vorming en het verenigingsleven werd onderbelicht. De gemeente heeft vier speerpunten vastgesteld voor het huidige kunst- en cultuurbeleid: behoud en ontsluiting van het cultureel erfgoed; behoud en ontwikkeling van kunst- en cultuur- en erfgoededucatie; een gedifferentieerd en vernieuwend aanbod; en (amateur)kunst en cultuur voor en door Briellenaren. De aanbeveling was onder meer om duidelijke subsidiecriteria te formuleren. Brielle wil het subsidiebeleid (contourennota subsidiebeleid 2006) actualiseren zodat aan de randvoorwaarde van subsidiëring wordt voldaan. Ten aanzien van jeugd en jongeren wil de gemeente kinderen stimuleren om zich in hun vrije tijd ook bezig te houden met kunst- en cultuur. Hiertoe dient een naschools activiteitenaanbod te worden samengesteld. In de Brede School kunnen onderwijsactiviteiten en naschoolse activiteiten worden georganiseerd die kunnen leiden tot nieuwe samenwerkingsverbanden zoals het platform kunst-, cultuur- en erfgoededucatie. De wethouder geeft aan dat hoewel het kunst- en cultuurbeleid geen specifieke doelgroepen heeft benoemd (dus ook geen jeugd), er wel speciaal op jeugd gerichte activiteiten in Brielle worden georganiseerd. Een voorbeeld is het regionale project ‘School is out’ dat een toename moet bewerkstelligen van het aantal jongeren dat lid is van de bibliotheek. Alle Brielse basisschoolleerlingen maken kennis met kunst en cultuur via activiteiten van de lokale organisatie voor cultuureducatie. Gemeente Brielle biedt een cultuurparticipatiesubsidie voor vernieuwende initiatieven. Concept Startnota Wmo, augustus 2007 De startnota is in 2007 opgesteld als opstap naar het Wmo-beleidsplan. De Wmo is opgedeeld in negen prestatievelden. Prestatieveld 2 omhelst op preventie gerichte opgroei- en opvoedondersteuning. De gemeente geeft in de nota aan door een aanbod van welzijnsvoorzieningen voor jeugd ontplooiingskansen en ontmoetingsmogelijkheden te faciliteren en stimuleren. De startnota geeft vervolgens een opsomming van deze voorzieningen: peuterspeelzalen; kinderdagopvang en bso; jeugd- en jongerenwerk; speelruimte; miniconferentie jeugd en Onderwijs; Convenant Jeugdzorg; opvoedingsondersteuning; signalering. Ook op verslavingspreventie gerichte activiteiten worden onder prestatieveld 2 beschreven. Er wordt ingegaan op het middelengebruik, lokale schuldhulpverlening en de sluitende aanpak risicojongeren. In het kader van de sluitende keten jongeren worden PIA, Pak je kans, Halt en JCO genoemd. Het Wmo-beleidsplan moet een uitwerking van de volgende actiepunten bevatten: Intensivering alcoholpreventie i.s.m. onderwijs opnemen in Nota Gezondheidsbeleid (2008); 57
Lokaal
Visieontwikkeling CJG (2008); Realisatie fysiek CJG (2009); Inzet SMW basisonderwijs (2008); Realisatie Platform Jongeren (2008); Afspraken maken over de invoering van het risicosignaleringssysteem Multisignaal (eind 2007); Maatschappelijke stages en werkbezoeken opzetten.
Gemeente Brielle heeft mede op basis van een bezoek aan een andere gemeente besloten een CJG te maken met twee ingangen en twee loketten zodat de drempel voor jongeren om het CJG te bezoeken wordt verlaagd. In Brielle maakt men daarom een apart Jongerenloket dat dezelfde ingang krijgt als het jongerencentrum Bravo. Het Jongerenloket is bedoeld voor jongeren vanaf 13 jaar. Het CJG wordt gerealiseerd in het zorggebouw (in 2010). Het conceptplan van aanpak is onlangs besproken in het portefeuillehouderoverleg. Het 12netwerk, het Opvoedbureau en het School Konsultatieteam dienen als basis. Hieraan zou nog een 12+ netwerk moeten worden gekoppeld waaraan ook scholen en het jongerenwerk deelnemen. Het organiseren van de backoffice wordt als een lastigere taak gezien. De deelnemende partners zijn bekend; de wethouder vindt dat de gemeente de coördinatie naar zich toe zou moeten trekken. De beleidsmedewerkers vinden het opmerkelijk dat de stadsregio voor de gemeenten Rozenburg en Hellevoetsluis als koplopers heeft gekozen, omdat binnen de gemeente het idee heerst dat Brielle als gemeente redelijk voorop loopt bij de ontwikkeling van het CJG. De koppeling van het 12- en 12+ netwerk is volgens de beleidsmedewerkers ook wenselijk onder de regionale sluitende aanpak van risicojongeren. Hiermee kan de groep kinderen en jongeren tussen 0 en 18 jaar goed worden bereikt38. Het bestaande lokale 12- netwerk wordt uitgebreid met een aantal partners, zoals de jeugdcoach en de ROSA-regisseur. Op casusniveau wordt in het cliëntenstroomoverleg met Bureau Jeugdzorg besproken welke aanpak gewenst is bij individuele problematiek. Prestatieveld 9 omvat de ambulante verslavingszorg en -preventie. Op dit gebied sluit de gemeente aan bij het beleid van centrumgemeente Spijkenisse met de thema’s preventie, verslavingszorg, maatschappelijk herstel en handhaving. De regionale doelstelling is het realiseren van een sluitende aanpak zorg- en preventieactiviteiten in het kader van verslavingsbeleid. De regionale nota en het bijbehorende spreidingsplan zullen verder worden uitgewerkt. Ten aanzien van jeugd zou in 2008 een programma Onderwijs en Alcohol worden ontwikkeld dat onderdeel vormt van de nota Lokaal Gezondheidsbeleid. Dit programma staat naast de initiatieven die regionaal worden genomen om tot een alcoholbeleid te komen. De regionale visie OGGZ+ zou lokaal worden ingevuld naar aard van de problematiek en de doelgroep. In de conceptnota worden ten slotte nog het Schooladoptieplan en de Eilandhopper genoemd. 38
Het is volgens de beleidsmedewerkers lastig een goede aanpak te realiseren voor de groep tussen 18 en 23 jaar. Deze groep valt (mits zij aan bepaalde voorwaarden voldoen) niet onder de Wet op de Jeugdzorg, waardoor geen financiële middelen vanuit het Rijk beschikbaar zijn.
58
De actiepunten die de gemeente noemt in het kader van prestatieveld 9 zijn: I.s.m. de regiogemeenten beleidsvisie OGGZ+ opstellen incl. verslavingsbeleid; Problematiek m.b.t. maatschappelijke opvang in Brielle onderzoeken; Afspraken maken met Vestia over vermijden huisuitzettingen en actualiseren afspraken over de inzet van schulphulpverlening en maatschappelijk werk; Een programma Onderwijs en Alcohol ontwikkelen. Actieprogramma Integraal Veiligheidsbeleid 2007-2008, augustus 2007 Het actieprogramma is een uitvoeringsprogramma waarin de maatregelen, projecten en activiteiten op het terrein van veiligheid voor dat jaar worden geformuleerd. Het somt een aantal acties op die worden genomen om de veiligheid en leefbaarheid in Brielle te verbeteren. De taken en verantwoordelijkheden van verschillende interne en externe partijen worden benoemd, op elkaar afgestemd en vastgelegd in prestatieafspraken. In juli 2007 zijn twee debatten gehouden over het actieprogramma. Uit het verslag over de veiligheidsdebatten blijkt onder meer dat het surveilleren bij hangplekken gewenst is. Op basis van de debatten zijn enkele acties aan het programma toegevoegd. Dit zijn voorlichting aan jongeren over drugs en verkeer, aandacht voor de loop- en slooproutes tijdens de surveillances in het weekend en het aanhalen van de afspraken met de horeca over de overlast van het uitgaanspubliek. Het thema sociale veiligheid wordt uitgesplitst naar onder meer criminaliteit (overlast gerelateerd aan uitgaan) en jeugd en veiligheid. De doelstelling met betrekking tot criminaliteit is het verminderen en tegengaan van criminaliteit gerelateerd aan uitgaan door een samenhangende aanpak van geweld, vandalisme en drugsoverlast. De locatie en de (groep) daders worden vervolgens benoemd (uitgaanspubliek. Jeugd en veiligheid is het tweede thema. De doelstelling is het verminderen en tegengaan van allerlei vormen van jeugdoverlast door een samenhangende aanpak. De huidige activiteiten worden op een rij gezet. Hierna worden de voorgestelde activiteiten benoemd. De looptijd en de uitvoerende partijen worden bij de activiteiten genoemd, evenals de wijze en het tijdstip waarop de resultaten worden gemeten. De huidige activiteiten zijn: de aanstelling van een projectleider intensieve aanpak (per 1 oktober 2006) ondersteuning van welzijnsstichting Push het jeugd- en veiligheidsoverleg (eens in de zes weken) voorlichting door politie en GGD op scholen bijdragen aan de persoonsgebonden aanpak door de politie Het overleg Jeugd en Veiligheid initieert acties tegen jeugdoverlast en houdt zich bezig met alcoholpreventie, bijvoorbeeld door het bezoeken van scholen. De KVW heeft een pilot uitgevoerd in het thuisbrengen van dronken kinderen. De sportverenigingen hebben zelf eerder al het initiatief genomen om voor een bepaalde tijd geen alcohol te schenken. De bronnen die worden gebruikt om de resultaten te meten, zijn de veiligheidsindex (tweejaarlijks), de gemeentelijke schadebedragen (jaarlijks), het gemeentelijke
59
meldingensysteem (jaarlijks), de mutaties en aangiften bij de politie (jaarlijks), aantal trajecten via de PIA, aantal personen dat een PGA krijgt. De genoemde acties worden in het actieprogramma vervolgens uitgewerkt in prestatieafspraken. Onder het thema Jeugd en Veiligheid vallen de afspraken: vandalismeschade wordt via de vaste procedure verhaald (zodra deze klaar is) in 2007 en 2008 coördineert de PIA intensieve aanpakken op personen gericht gericht surveilleren op hangplekken (vooral op de hotspots en naar aanleiding van meldingen en klachten) de nota lokaal gezondheidsbeleid wordt vormgegeven op basis van het regionale alcoholpreventiebeleid projectmatige aandacht voor het alcoholgebruik bij 16-minners in 2007 Uitvoeringsprogramma Sport, februari 2008 Na vaststelling van de nota ‘Speerpunten sportbeleid’ zijn drie werkgroepen aan de slag gegaan (met daarin de gemeente, sportverenigingen, scholen, GGD en PUSH) met drie van de vier speerpunten. Het derde speerpunt is niet in een werkgroep behandeld omdat al ontwikkelingen gaande waren ter versterking van sportaccommodaties. Op basis van de wens van sportverenigingen is niet gekozen voor een nota sportbeleid, maar voor een bundeling van concrete actiepunten. Dit heeft geresulteerd in het ‘uitvoeringsprogramma sport’. Met betrekking tot jeugd hebben de werkgroepen sportbevordering als prioriteit aangegeven. Dit kan worden gerealiseerd door kennismaking met sportverenigingen tijdens gymlessen op school en de strippenkaart voor de jeugd. De beleidsmedewerkers geven aan dat dit een structureel karakter zou moeten krijgen. Eind 2008 zouden de resultaten bekend moeten worden. Het totale budget voor het programma is €50.000. In het subsidiebeleid is vastgesteld dat de sportverenigingen een bepaald bedrag krijgen voor elk jeugdlid dat zij hebben. Er is hiernaast een Jeugdsportfonds voor initiatieven en via de ISD wordt ondersteuning verleend aan lage inkomensgezinnen om de participatie aan sportverenigingen te bevorderen. Met het programma wordt volgens de gemeente uitvoering gegeven aan het in het collegeprogramma 2006-2010 genoemde voornemen een nota sportbeleid vast te stellen. Het programma kon vanwege ambtelijke capaciteitsproblemen niet in 2007 worden vastgesteld. In 2010 zou het sportcomplex Waardenburg gereed moeten zijn. Hier komt dan een permanente skatevoorziening. Overig beleid Jongerenwerk De wethouder geeft aan dat het aantal uren voor PUSH in Vierpolders is uitgebreid van 1 naar 6 uur en dat in Brielle hierdoor nu 5 uur minder beschikbaar is waarmee het aantal uren nu op 35 komt. De gemeente is bezig met het opstellen van prestatienormen. Er wordt nagedacht over wat de doelstellingen zijn en hoe deze meetbaar kunnen worden gemaakt. De wethouder realiseert zich dat het lastig blijft om de meerwaarde van het jongerenwerk inzichtelijk en meetbaar te maken. PUSH is zelf verantwoordelijk voor het professioneel invullen van de doelen die de gemeente heeft opgesteld. De wethouder is tevreden over het functioneren van
60
PUSH. Ontmoeten, ontwikkelen en ontspanning staan centraal in het jongerenwerk. Het tegengaan van overlast is een doelstelling waar het jongerenwerk tevens een belangrijke rol in vervult. PIA De wethouder signaleert dat het outreachend jongerenwerk overlap vertoont met de Projectleider Intensieve Aanpak (PIA). De PIA was vanuit de reclassering aangesteld. Inmiddels is het PIA-werk overgenomen door de jeugdcoach (ingehuurd van het Jeugdplein). De PIAregisseur had als oorspronkelijke doelstelling om de zogenoemde ‘Bravo-groep’ aan te pakken. Bij de aanstelling van de functionaris is de groep uiteen gevallen, waardoor de PIA nu wordt ingezet op minder overlastgevende groepen jongeren. De werkwijze houdt in dat contact wordt opgenomen met de overlastmelder, de klacht of melding wordt gehoord en dat een diagnose wordt gesteld. Eventueel wordt in samenwerking met de politie actie ondernomen. Het is belangrijk dat het jongerenwerk en de PIA onafhankelijk opereren zodat neutraliteit wordt gegarandeerd. In het voorjaar wordt de PIA geëvalueerd (2009). De PIA zou volgens de wethouder ook kunnen worden ingezet ter ondersteuning van de ROSA-regisseur. Participatie Jongeren worden volgens de wethouder op verschillende manieren betrokken bij de beleidsontwikkeling en uitvoering van gemeente Brielle. Voorbeelden zijn het speelruimteplan, de skatevoorziening, de ontwikkeling van een website, het realiseren van een film en de ontwikkeling van een woonvisie. Maar ook de les over het functioneren van de gemeente (in de raadszaal) en de maatschappelijke stages beschouwt de wethouder als participatie. Jaarlijks vindt een miniconferentie plaats met onderwerpen als onderwijs en veiligheid, sport of zoals in 2008 een gedragscampagne. De campagne duurde één dag en richtte zich op vernielingen door jeugdigen in de tweede klassen van het voortgezet onderwijs. De campagne is geïnitieerd door de politie. De wethouder vindt het belangrijk dat het zwaartepunt bij enkele grotere activiteiten ligt en niet bij een groot aantal kleine initiatieven. Het participatiebeleid heeft als doel onder meer om initiatieven van jongeren zelf te ontlokken. In vrijwel alle wijken hebben jongeren tot nu toe meegedaan met het speelruimteplan. Daarnaast zijn er zo nu en dan initiatieven van jongeren zelf. De jeugdparticipatie krijgt daarnaast een impuls via het jongerenwerk. Op deze manier zijn bijvoorbeeld enkele pannaveldjes gerealiseerd. In 2007 en 2008 is ingezet op de werving van vrijwilligers ter ondersteuning van PUSH. Het beleid is nog niet vastgelegd in een nota. Accommodatie onderwijs en Brede School Brielle wil de komende jaren een verbetering van de onderwijshuisvesting realiseren. Hiertoe wordt voor drie VO-scholen een nieuwbouwlocatie bij Nieuwland-Oost gecreëerd voor ruim 1200 leerlingen en worden op één na alle basisscholen nieuw gebouwd. Bovendien is in de wijk Zuurland de eerste Brede School ontwikkeld. De Brede School heeft de vorm van een campus waarin drie basisscholen worden opgenomen. Er is behalve voor het onderwijs plaats voor voorzieningen op het gebied van welzijn en zorg, zoals de buitenschoolse opvang. Het jongerencentrum en het sportcomplex liggen hiernaast en dit is ook de locatie voor het te ontwikkelen zorggebouw waarin het CJG een plaats krijgt. In Vierpolders en Zwartewaal wordt
61
ook gekeken naar mogelijkheden om zorg- en woonfuncties te combineren, maar dan op kleinere schaal. Convenant Alcoholgerelateerde Vernielingen Het regionale convenant Alcoholgerelateerde Vernielingen wordt lokaal ingevuld. Regionaal zijn activiteiten geïnventariseerd die andere gemeenten kunnen inspireren. De beleidsmedewerkers zijn van mening dat sommige activiteiten niet efficiënt zijn of erg veel capaciteit kosten, zoals de blaastesten. Zij vinden het een goed idee als de horecaondernemers alcoholvrije feesten voor jongeren onder de 16 jaar zouden organiseren. De interesse hiervoor zou door de gemeente worden geïnventariseerd. De beleidsmedewerkers signaleren dat indrinken voorkomt onder jeugdigen tussen de 14 en 18 jaar.
62
BIJLAGE 2.
KOSTENOVERZICHT PER THEMA JEUGDBELEID
Thema vrije tijd Cultuursubsidie Integraal Veiligheidsbeleid
PSZ-beleid
Sportbeleid
Naschools aanbod culturele activiteiten CJG-pilot Brielle, Bernisse, Westvoorne Subsidies in 2006 (alleen instellingen en stichtingen die direct met jeugd en jongeren te maken hebben)
Jongerencentrum BRAVO Programma Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening (jaarverslag 2007)
Kosten en dekking €25.000 Tot en met 2010 €25.000 uitvoering per jaar Beleid jeugd en veiligheid later vastgesteld: in totaal €97.000 niet besteed. Kosten per maatregel 2007: 1. €79.170 of €17.500 (variant a of b) 2, 3, 4, 5, 7 en 9: p.m. 6: €600 en €900. 8 en 10: €0 Regulier PSZ-werk: €82.678 Beschikbare middelen 2007: Opzetten 12-netwerk: €8.404 PeuterPlusproject: €17.500 Inspecties: €1.525 Structurele subsidie PSZ Humanitas: €82.678 Uitvoeringsbudget van €50.000 vanaf 2008 op basis van speerpunten sportbeleid: €15.000 voor stimuleren verenigingssport bij de jeugd. Personele kosten €14.500 per jaar Uitvoeren programma €5.000 per jaar €20.000 subsidie en halve dag ondersteuning per week vanuit Stadsregio. Bureau jeugdzorg SMW VO: €10.295 Stichting Humanitas (PSZ): €66.466 Individuele opvangplaatsen ko: €44.448 Zorg en Welzijn groep: basispakket JGZ: €127.616 Opvoedbureau: €7.312 Onderzoekskosten JGZ: €8.291 GGD-ZHE: uniforme deel: €67.401 maatwerkdeel: €41.281 Zorg en Welzijn groep&GGD: JGZ basispakket: €168.130 JGZ maatwerkdeel: €16.206 Stichting Openbare Bibliotheek Brielle: €327.530 Stichting Brielle Stad van Kunst en Cultuur: €29.170 Stichting Dierenweide: €43.954 Gereserveerde bedragen voor 2008: Lasten 2008: €196.624 -/- €119.417. Baten 2008: €77.391. Gehele programma: €3.960.857 aan gerealiseerde kosten (€4.565.499 begroot voor 2007) Jeugdbeleid is hier onderdeel van.
63
BIJLAGE 3.
LIJST GESPREKSPARTNERS
Gesprekspartners Dhr. Borgonjen – Wethouder Samenleving Dhr. Knol – Hoofd sector Samenleving Mw. Kerkmans – Beleidsmedewerker Jeugd Mw. De Rooy – Beleidsmedewerker Lokaal Onderwijs Mw. Franse – Beleidsmedewerker Openbare Orde en Veiligheid Overige gesprekspartners Dhr. Pascal Bisscheroux – Hoofd afdeling Gezondheidsbevordering GGD-ZHE Dhr. Leander Varekamp – Manager Jongerenwerk Stichting PUSH
64
BIJLAGE 4.
LITERATUURLIJST
Documenten van gemeente Brielle Jeugd Regioproject “Jeugd en Veiligheid” Voorne Putten Rozenburg 1997-1999 Onderwijs en kinderopvang Convenant Veilig op School (2002) 12+ samenwerkingsstructuur (2002) Nota Peuterspeelzaalbeleid (2004) Veiligheid Startnotitie Integraal Veiligheidsbeleid 2006-2009 Veiligheidsbeleid 2006-2010 Actieprogramma Integraal Veiligheidsbeleid 2007-2008 Handhavingsprotocol Horeca District de Eilanden (2006) Sport en speelruimte Uitvoeringsprogramma Sport (2008) Speelruimteplan ‘Buitenspelen, ja leuk!’ (2005) Variantnotitie op het speelruimteplan (2006) Concept speerpunten Sportbeleid (2006) Gezondheid Beleidsplan Wmo 2008-2011 (2008) Concept Startnota Wmo (2007) Startnotitie Wmo (Brielle, Bernisse, Westvoorne) (2005) Nota Lokaal Gezondheidsbeleid (2001) Kunst en Cultuur Nota Kunst en Cultuur 2007-2010 Reactienota Kunst en Cultuur (bijlage 7) Diversen Contourennota subsidiebeleid conceptversie mei 2006 Jaarverslag en jaarrekening 2007 Coalitieakkoord 2006 Collegeprogramma 2006-2010 Programmabegroting 2008-2010
65
Overige documenten Aankondiging Pilot Toezicht DHW. Informatie voor gemeenten. Ministerie VWS. Eindversie dinsdag 4 september 2007. Actieprogramma Ieder Kind Wint, ‘De tien tegeltjes’, www.iederkindwint.nl. Activiteitenplan 2008. Netwerk VPR (Bouman GGZ, GGD en Stichting de Hoop) Alcoholbrief november 2007 Genieten met mate(n)?, Onderzoek naar omvang en achtergronden van genotmiddelengebruik onder jongeren en jongvolwassenen op de Zuid-Hollandse eilanden, GGD Zuidhollandse Eilanden en Bouman GGZ, uitgave februari 2007. Handhavingprotocol Horeca District De Eilanden. Bestuurlijk Justitieel Overleg, 21 juni 2006. Monitor Jeugd, GGD Zuidhollandse Eilanden, Spijkenisse, uitgave oktober 2005. PUSH. Jaarverslag 2006 en eerste halfjaarrapportage 2007 jongerenwerk Bravo Raadsvoorstel 2008, volgnr. 015 (15 januari 2008), Regionale Sluitende Aanpak Jeugdbeleid (ROSA-aanpak), gemeente Westvoorne. RAS-project Terugdringing Alcoholproblematiek VPR (concept, versie 1 PR 28-01-2008; en concept 9 mei 2008 nr.6) Stadsregio projectenoverzicht Sociaal Beleid, www.stadsregio.info. Stap naar een Sprong, Toekomstperspectief voor de opzet van Centra voor Jeugd en Gezin in de stadsregio Rotterdam,Werkgroep Centrum Jeugd en Gezin in het kader van Actieprogramma Ieder Kind Wint, september 2007. Veiligheidsrapportage Rotterdam-Rijnmond 2006, Begeleidingscommissie Integrale Veiligheid en Politie Rotterdam-Rijnmond in opdracht van het Regionaal College Rotterdam-Rijnmond, 1e druk oktober 2006. Documenten normenkader Alle kansen voor alle kinderen, programma Jeugd en Gezin 2007-2011, programmaministerie voor Jeugd en Gezin. Bestuur aan banden: lokaal jeugdbeleid in de greep van nationaal beleid, Rob Gilsing, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag oktober 2005. Bouwstenen voor betrokken jeugdbeleid, WRR, door: P.A.H. van Lieshout,M.S.S. van der Meij, en J.C.I. de Pree (red.), Amsterdam 2007. Evalueerbaarheid van beleidsvoorstellen, onderzoek door de Rekenkamer Maastricht, Maastricht december 2007. Handleiding lokaal alcoholbeleid, Voedsel en Waren Autoriteit, Den Haag 2007. Integraal jeugdbeleid gemeente Edam-Volendam, onderzoek uitgevoerd door Regioplan Beleidsonderzoek in opdracht van Rekenkamercommissie Edam-Volendam, Amsterdam mei 2007. (eindrapport). Jeugdbeleid in Ba(la)ns: Afspraken van rijk, provincies en gemeenten over een gezamenlijk jeugdbeleid, Den Haag, december 1999. Jeugdbeleid gemeente Reusel-De Mierden 2002-2006, Rekenkamercommissie Kempengemeenten, februari 2007. (eindrapportages Oirschot, Eersel en Bladel). Jeugd en veiligheid: een onderzoek naar het jeugd-en-veiligheidsbeleid van de gemeente Utrecht, Rekenkamer Utrecht, Utrecht mei 2005. 66
Kinderen in Tel: kinderrechten als basis voor lokaal jeugdbeleid, databoek 2008 (beperkte uitgave), Verwey-Jonker Instituut, Utrecht januari 2008. Kwaliteitstraject alcoholbeleid jongeren: advies aan gemeenten bij de ontwikkeling van een effectief alcoholbeleid, STAP (Stichting Alcoholpreventie) in samenwerking met Universiteit Twente. Lokaal alcoholbeleid: onderzoek naar het alcoholbeleid in de 100 grootste Nederlandse gemeenten, STAP (Stichting Alcoholpreventie), Utrecht juni 2004. Lokaal jeugdbeleid: een inventariserend onderzoek, Rob Gilsing, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag 1999. Sturing op maatschappelijke effecten met de programmabegroting, Partners+Pröpper in opdracht van Rekenkamercommissie Bernisse c.a., Vught juni 2007. (eindrapportages vijf gemeenten VPR). Uitvoering Drank- en Horecawet door gemeenten (factsheet), Voedsel en Waren Autoriteit, regio Zuid november 2007. Verslag ontwikkeling minibenchmark en zelfanalyse-instrument Lokaal Jeugdbeleid, SGBO in opdracht van VNG, Den Haag juni 2007. Website Operatie Jong
Documenten van andere gemeenten Almere Ambities jeugdbeleid 2004-2006 Opgroeien in Almere: accenten jeugdbeleid ’27 maatregelen 2003-2005’ Alphen aan den Rijn Kadernota programma Jeugd 2007-2011 Uitwerking kadernota Jeugd: deelprogrammaplannen Veiligheid en Vrije Tijd Nota Lokaal Volksgezondheidsbeleid 2008-2011 Samenhang(en) in vrije tijd: Handreikingen voor het thema jeugd en vrije tijd Cranendonck Kadernota jeugd Cranendonck 2004-2008 ‘Jeugd: een volwassen benadering’ Cuijk Jeugdbeleid 2007-2010 ‘Ruimte voor de jeugd’ Groningen Beleidskader Opgroeien in balans Uitvoeringprogramma Opgroeien in balans Jeugdpeiling 2006 Regio IJsselland Alcoholmatigingsprogramma jeugd 2007-2011 ‘Minder drank, meer scoren’ Projectplan alcoholmatiging jeugd regio IJsselland Smallingerland Actieplan ‘Alcohol en jeugd’ 2008 Tilburg Kadernota jeugdbeleid Opgroeien in Tilburg Jeugdmonitor Tilburg 2004
67
BIJLAGE 5.
AFKORTINGENLIJST
AMK – Advies- en Meldpunt Kindermishandeling AMW – Algemeen Maatschappelijk Werk APV – Algemene Plaatselijke Verordening BJO – Bestuurlijk Justitieel Overleg BJZ – Bureau Jeugdzorg BOA – Buitengewoon Opsporingsambtenaar BSO – Buitenschoolse Opvang B&W – Burgemeester en Wethouders CBS – Centraal Bureau voor de Statistiek CG Spijkenisse – Centrumgemeente Spijkenisse CJG – Centrum voor Jeugd en Gezin CWI – Centrum voor Werk en Inkomen DHW – Drank en Horecawet DOSA – Deelgemeentelijk Overleg (Organisatie) Sluitende Aanpak EKD – Elektronisch Kinddossier GGD – Gemeentelijke Geneeskundige Dienst GGZ – Geestelijke Gezondheidszorg GOA – Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid GOSA – Gemeentelijk Overleg (Organisatie) Sluitende Aanpak IPP – Instituut voor Publiek en Politiek ISD – Intergemeentelijke Sociale Dienst JCO – Justitieel Casus Overleg JGZ - Jeugdgezondheidszorg JIP – Jongereninformatiepunt JOP – Jongerenontmoetingsplaats KVW – Keuringsdienst van Waren (Voedsel en Waren Autoriteit) LEA – Lokale Educatieve Agenda OGGZ – Openbare Geestelijke Gezondheidszorg OM – Openbaar Ministerie OOV – Openbare Orde en Veiligheid OV – Openbaar Vervoer Ovk - overeenkomst PFO-MaZa – Portefeuillehouderoverleg Maatschappelijke Zaken PIA - Projectleider Intensieve Aanpak (Brielle) PSZ - Peuterspeelzaal RAO-MaZa – Regionaal Ambtelijk Overleg Maatschappelijke Zaken RAS – Regionale Agenda Samenleving RMC – Regionaal Meld- en Coördinatiepunt voortijdig schoolverlaters ROSA – Regionaal Overleg (Organisatie) Sluitende Aanpak SISA – Stedelijk Instrument Sluitende Aanpak (signalering en samenwerking) SKT – School Konsultatieteam (Brielle) SMW – Schoolmaatschappelijk Werk 68
SWO – bureau Sociale Zaken, Welzijn en Onderwijs (Rozenburg) SWS – Stichting Welzijn Schiedam (Hellevoetsluis) SZW – Sociale Zaken en Werkgelegenheid VO- Voortgezet Onderwijs VPR – Voorne-Putten-Rozenburg VVE – Voor- en Vroegschoolse Educatie Wcpv – Wet collectieve preventie volksgezondheid Wmo – Wet maatschappelijke ondersteuning (1 januari 2007) WSNS – Weer Samen Naar School Wvg – Wet voorzieningen gehandicapten (vervallen per 1 januari 2007) ZAT – Zorg Adviesteam ZHE – Zuid-Hollandse Eilanden Relevante wetten: AWBZ – Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Wet op de jeugdzorg (1 januari 2005) (provincies en stadsregio) Wet op de kinderopvang (1 januari 2005) Wet Onderwijsachterstandenbeleid (1 augustus 2006) Wcpv – Wet collectieve preventie volksgezondheid Wmo – Wet maatschappelijke ondersteuning (1 januari 2007) Wvg – Wet voorzieningen gehandicapten (vervallen per 1 januari 2007)
69
BIJLAGE 6.
ROSA STRUCTUUR (SLUITENDE JEUGDZORGKETEN)
70