Integraal Jeugdbeleid Gemeente Vlissingen
Middelburg, mei 2010
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Colofon © Scoop 2010 Samenstelling Adrie de Klerk Esther van Sprundel in opdracht van de Gemeente Vlissingen. Scoop Zeeuws instituut voor sociale en culturele ontwikkeling Achter de Houttuinen 8 Postbus 407 Middelburg Telefoon (0118) 682500 Telefax (0118) 635311 www.scoopzld.nl
[email protected] Foto Ruben Oreel Lay-out Scoop Ontwerp men@work Scoop Drukwerk Scoop Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door de Provincie Zeeland. De Provincie Zeeland streeft naar een goede sociale en culturele infrastructuur in Zeeland, in samenwerking met anderen. Als sociaal-cultureel kennis- en ontwikkelingsinstituut ondersteunt Scoop de Provincie bij haar taken in het sociaal-cultureel beleid.
Inhoudsopgave Voorwoord.................................................................... 7 Inleiding......................................................................... 9 Thema Goed voorbereid zijn op de toekomst......... 11 Thema Gezond opgroeien.......................................... 17 Thema Veilig opgroeien............................................. 23 Thema Talenten ontwikkelen en plezier hebben..... 29 Thema Steentje bijdragen aan de maatschappij...... 33 Gebruikte bronnen..................................................... 35
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
6
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Voorwoord Vlissingen kent een relatief hoge score als het gaat om risico’s voor de jeugd zoals ook blijkt uit het jaarlijks gepubliceerde Databoek Kinderen in Tel. Hoewel dit Databoek uitgaat van gegevens van 2 jaar eerder en onze positie elk jaar fluctueert, vormt het wel een inspiratiebron om een definitieve trend omlaag na te streven. Het voornaamste beleidsinstrument in dit kader is de Nota Integraal Jeugdbeleid 2009-2012. Deze vormt onze beleidsagenda voor de komende jaren omdat de maatschappelijke effecten van beleid immers pas op langere termijn zichtbaar worden, bijvoorbeeld in de ontwikkeling van cijfers rond schoolverzuim, overgewicht, kindermishandeling, sportdeelname enz. Daarnaast zijn er echter instrumentele doelen die relatief sneller te realiseren zijn. Zo konden in 2009 bijvoorbeeld de nieuwe Zorg Advies Teams voor het Onderwijs worden ontwikkeld, de integratie van de consultatiebureaus van Zorgstroom in de GGD Zeeland worden afgerond, de invoering van de Verwijs Index Risicojongeren worden voorbereid, het Veiligheidshuis Zeeland worden opgestart, tot deelname aan het Jeugdsportfonds worden besloten enz.
Ik heb er niettemin alle vertrouwen in dat in 2010 op deze doelstellingen wederom resultaten zullen worden behaald. Met genoegen bied ik u het geïntegreerde verslag van het eerste jaar van de Nota Integraal Jeugdbeleid 2009-2012 en de 0-meting 2009 aan. Deze gegevens zullen in 2012 opnieuw worden verzameld om met 2009 te kunnen vergelijken. Dit verslag is in samenwerking met Scoop tot stand gekomen. Ik wens alle betrokkenen, gemeentebestuur, medewerkers en de partijen in het veld veel succes bij de verdere realisatie van de Nota Integraal Jeugdbeleid 2009-2012.
Frans Prins Wethouder Jeugd
Bij de vaststelling van de jeugdnota in de gemeenteraad van maart 2009 werd opgemerkt dat de ambitie erg hoog leek. Ik ben daarom blij te constateren dat op de meeste doelstellingen in relatief korte tijd veel in beweging is gezet. Dit betekent dat onze ambitie weerklank vindt bij medewerkers en samenwerkingspartners in het veld. En dat we dus inhoud kunnen geven aan onze regierol in termen van aansturing, afstemming en samenwerking. Wel is het absoluut noodzakelijk om deze voortgang stevig vast te houden. Sommige doelstellingen vereisen de komende tijd nog meer inspanning. Dit geldt bijvoorbeeld voor de realisatie van het Centrum voor Jeugd en Gezin, het versterken van opvoedingsondersteuning, het terugdringen van overlast door groepen risicojongeren, het actualiseren van het speelruimteactieplan enz.
7
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
8
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Inleiding In maart 2009 heeft de gemeente Vlissingen de Nota Integraal Jeugdbeleid; gemeente Vlissingen 2009 - 2012 vastgesteld. De gemeente Vlissingen heeft Scoop gevraagd de nota te monitoren. De monitoring behelst een nulmeting in 2009 en een eindmeting in 2012. Dit rapport is een coproductie tussen Scoop en de gemeente Vlissingen. De gemeente Vlissingen heeft de stand van zaken in 2009 per beleidsdoelstelling/actiepunt in kaart gebracht en Scoop heeft de staat van de Vlissingse jeugd in beeld gebracht aan de hand van indicatoren. Het rapport bestaat uit de volgende onderdelen; 1. Verslag van de stand van zaken per beleidsdoelstelling/ actiepunt in 2009; 2. Staat van de Vlissingse jeugd. 1. Verslag van de stand van zaken per beleidsdoel stelling/actiepunt in 2009 De jeugdambtenaar van de gemeente Vlissingen heeft de stand van zaken per beleidsdoelstelling / actiepunt in kaart gebracht. Deze is op 2 februari 2010 besproken in de raadscommissie Welzijn en Onderwijs. 2. Staat van de Vlissingse Jeugd De gemeente Vlissingen heeft Scoop gevraagd om de staat van de Vlissingse jeugd te monitoren om inzicht te krijgen in de resultaten van de 27 geformuleerde beleiddoelstellingen. Scoop heeft hierbij waar mogelijk gebruik gemaakt van de indicatoren uit het rapport ‘Integraal jeugdbeleid: resultaten en indicatoren voor de zes thema’s’. Scoop heeft dit rapport in 2008 in opdracht van de Provincie Zeeland en in overleg met de 13 Zeeuwse gemeenten opgesteld. Het rapport gaat uit van een methode, resultaatgericht sturen en verantwoorden (Result Based Accoutability)1. Dit is een van oorsprong Amerikaanse methodiek, waarbij maatschappelijk gewenste effecten worden geformuleerd met daaraan gekoppeld indicatoren die iets zeggen over de stand van zaken op dit gewenste maatschappelijke effect.
De volgorde waarin de indicatoren worden gepresenteerd sluiten aan bij de Vlissingse nota en wijken daarmee af van de volgorde in het provinciale rapport. Verder is voor een aantal van de instrumentele doelstellingen de RBA methode niet van toepassing, zoals bijvoorbeeld bij doelstelling 8: het realiseren van een Centrum voor Jeugd en Gezin. De RBA-methode is niet van toepassing voor de volgende instrumentele beleidsdoelstellingen; 2. Inzet schoolmaatschappelijk werk en invulling Zorg Advies Teams (ZAT’s) voor alle onderwijstypen 5. Extra begeleidingstrajecten RMC voor Antilliaanse jon geren 7. Adequate uitvoering integrale jeugdgezondheidszorg 0-19 vanaf 2010 8. Het realiseren van een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) 10. Invoeren digitale dossiervorming: elektronisch kinddos sier en verwijsindex risicojongeren 14. Borging preventiemethodiek JIT en VET 15. Pilotproject Communities that Care 18. Onderzoek opzet Veiligheidshuis 19. Opvang van zwerfjongeren en jongeren met huisves tingsproblemen 22. Realiseren combinatiefuncties voor onderwijs, sport en cultuur 25. Bevorderen wijkgebonden participatie van jongeren 27. Opzet gereedschapskist met instrumenten voor jeugd participatie In 2012 volgt een herhaal- en tevens eindmeting van de Staat van de Vlissingse jeugd en wordt de Nota Integraal jeugdbeleid 2009-2012 geëvalueerd. Mede op basis hiervan zullen Scoop en de gemeente Vlissingen nader afstemmen over de bij een volgende nota te formuleren doelstellingen en maatschappelijke resultaten en het gebruik van de RBA-methode.
1. Meer informatie over deze methode is te vinden in: Friedman (2005). Trying hard isn’t good enough. Of www.raguide.org of www.resultaccountability.com
9
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
10
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Thema Goed voorbereid zijn op de toekomst Doelstelling 1: Uitwerking thema’s Lokaal Educatieve Agenda 20062010 en Onderwijsachterstandenbeleidsplan 2007
1.1 Verslag 2009 De doelstellingen worden beschreven in de nota’s Onderwijs en Onderwijsachterstandenbeleid. In 2009 is vooral aandacht gegeven aan de volgende punten: -- uitbreiding beleid voor- en vroegschoolse educatie (VVE) n.a.v. evaluatieonderzoek Sardes; Dit actiepunt heeft geresulteerd in de keuze om het VVEbeleid te intensiveren in wijken met veel doelgroepkinderen. Het gaat dan om het Middengebied, Bossenburgh/ Westerzicht en Oost-Souburg. In deze wijken is een nulmeting gehouden van de stand van zaken met als resultaat een actieplan voor 2010. In Oost-Souburg zal deze nulmeting op een later tijdstip plaatsvinden. Om het doelgroepbereik te verhogen zijn afspraken gemaakt tussen Kinderopvang Walcheren (KOW) en de jeugdgezondheidszorg (JGZ) omtrent signalering en toeleiding naar VVE-programma’s. Tevens is het bezoek aan de peuterspeelzaal voor doelgroepkinderen sinds augustus gratis of bijna gratis gemaakt. --
harmonisatie voorschoolse voorzieningen (kinderopvang en peuterspeelzaalwerk); In Vlissingen is gezamenlijk met KOW en de gemeente Middelburg een pilot voorbereid om het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang te harmoniseren dmv zgn. peutergroepen. Het college heeft hiervoor een plan van aanpak vastgesteld.
- brede school ontwikkeling; In april heeft de raad het brede school beleid voor de gemeente Vlissingen vastgesteld. Ten aanzien van beheer en exploitatie van de brede scholen is nader onderzoek gedaan, hetgeen geresulteerd heeft in businessplannen voor De Combinatie en de brede school Souburg-Noord. De ontwikkeling van beide genoemde brede scholen is in 2009 gestaag doorgegaan. Beide bouwprojecten zijn inmiddels aanbesteed en de bouw van De Combinatie is reeds begonnen. - verlengde schooldag; In het kader van de BOS-impuls vond de verlengde schooldag plaats in het Middengebied en Oost-Souburg. De uitvoering was in handen van welzijnsstichting Palladium. - schakelklassen; In het schooljaar 2008-2009 waren 7 schakelklassen in het basisonderwijs ingericht. Helaas konden in het schooljaar 2009-2010 maar 5 schakelklassen ingericht worden.
1.2 Staat van de Vlissingse jeugd Figuur 1: Gebruik van peuterspeelzaal en/of kinderdag
verblijf voor 3-jarigen (Jeugdmonitor Zeeland,
Ouders Jonge Kinderen) 100
90
80
70
60
50 2001
2005
2009
11
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
In 2001 maakten negen van de tien Vlissingse ouders met een driejarig kind (89%) gebruik van de peuterspeelzaal en/ of het kinderdagverblijf. In 2005 (88%) en 2009 (87%) is dit percentage nagenoeg hetzelfde gebleven. Figuur 2: Percentage 4 t/m 12 jarigen in het primair onder
wijs met een leerlinggewicht hoger dan 0
(Kinderen in Tel, Verwey Jonker Instituut)
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2004
2005
2006
2007
2008
Leerlingen krijgen op grond van het opleidingsniveau van de ouders, die belast zijn met de dagelijkse verzorging, al dan niet een gewicht. -- Het gewicht 0.3 wordt toegekend aan leerlingen waarvan de hoogste opleiding van de ouders de ambachtsschool, huishoudschool, technisch onderwijs, ito, lager beroepsonderwijs, voorbereidend beroepsonderwijs of niet meer dan 2 afgeronde klassen/leerjaren mavo, havo, vwo is. -- Het gewicht 1,2 wordt toegekend aan leerlingen van wie één van de ouders ten hoogste (speciaal) basisonderwijs/lager onderwijs, (v)so-zmlk heeft gehad en de andere ouder een opleiding uit de categorie beschreven bij gewicht 0.3. Het percentage Vlissingse 4 t/m 12 jarigen in het primair onderwijs met een leerlinggewicht hoger dan 0 is sinds 2005 gedaald.
12
Doelstelling 2: Inzet schoolmaatschappelijk werk en invulling Zorg Advies Teams (ZAT’s) voor alle onderwijstypen
2.1 Verslag 2009 In de loop van 2009 is in nauw overleg tussen de gemeenten Vlissingen, Middelburg, Veere, vertegenwoordigers van de verschillende onderwijstypen en kernpartners van het Centrum Jeugd en Gezin (CJG) een gezamenlijke notitie over de inrichting van ZAT’s op Walcheren voorbereid en eind 2009 akkoord voor uitvoering bevonden. Het ZAT is een multidisciplinair afstemmingsoverleg tussen de school en buitenschoolse zorgpartners. Via deze partners is ook de koppeling met het CJG vertegenwoordigd. Per geval wordt bekeken in welke setting een casus het best kan worden besproken. Belangrijk uitgangspuntpunt daarbij is “één gezin, één plan”. Voor alle typen onderwijs (primair, voortgezet, speciaal onderwijs en beroepsonderwijs) worden de ZAT’s per 2010 ingevoerd. Vlissingen draagt zorg voor: -- 4 ZAT’s in het primair onderwijs, daarboven 1 gezamenlijk voor het reformatorisch onderwijs; -- 3 ZAT’s in het voortgezet onderwijs, daarboven 1 gezamenlijk voor het reformatorische VO en het OPDC/ Reboundvoorziening; -- 1 ZAT gezamenlijk voor het speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs; -- 1 ZAT gezamenlijk voor het beroepsonderwijs. De ZAT’s komen extra bovenop de bestaande structuur van zorgplatforms en sociaal medische teams in het voortgezet onderwijs. De beschikbare capaciteit voor de uitvoering van de zorg blijft een punt van aandacht. Het bestaande schoolmaatschappelijk werk is in 2009 als gebruikelijk uitgevoerd. Met name in het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs is er behoefte aan extra inzet om aan de toenemende vraag te voldoen. Omdat de financiële mogelijkheden beperkt zijn wordt gedacht aan een meer flexibele inzet van zorgaanbieders die dan vaker op school (na overleg in het ZAT) hun werkzaamheden uitvoeren. Dit zal nog nader overleg vergen.
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Doelstelling 3:
Figuur 4: Aandelen Vlissingse leerlingen naar onderwijs-
Halvering aantal voortijdig schoolverlaters
soort in klas 3 voortgezet onderwijs (Jeugdmonitor Zeeland, klas 3 VO)
80
3.1 Verslag 2009
70
Deze meerjarige doelstelling (in concreto 40%) wordt over een periode van 4 jaar in 2012 bereikt. Hiertoe is een Convenant Aanvalsplan Schooluitval afgesloten tussen het Regionale Meld- en Coördinatiepunt Voortijdig Schoolverlaters (RMC), scholen en de centrale overheid om dit te realiseren. Voor elke school zijn de jaardoelstellingen ingevuld. Door de landelijke overheid vinden per jaar metingen plaats op basis van het Basisregister.
60 50 40 30 20 10 0 vmbo
havo 2004
3.2 Staat van de Vlissingse jeugd
vwo
vso
2007
Figuur 3: Percentage nieuwe voortijdig schoolverlaters
In eerste instantie werd gedacht aan de officiële registratiecijfers van het CFI. Deze registreert echter de aandelen leerlingen naar onderwijssoort, die in dit geval in Vlissingen op school zitten. Deze leerlingen zijn niet altijd woonachtig in Vlissingen, daarnaast zit een gedeelte van de Vlissingse leerlingen bijvoorbeeld in Middelburg op school. We hebben er daarom voor gekozen om de gegevens uit de Jeugdmonitor Zeeland te gebruik.
(www.voortijdigschoolverlaten.nl)
10 9 8 7 6 5 4
Het percentage derdeklassers dat op het vmbo zit is sinds 2004 gedaald. Daarentegen zien we dat het percentage derdeklassers dat op de havo zit is gestegen sinds 2004.
3 2 1 0 2005/2006
2006/2007
2007/2008
2008/2009
Sinds het schooljaar 2005/2006 is de schooluitval na een lichte stijging gedaald. Waren er in 2005/2006 nog 189 nieuwe voortijdige schoolverlaters in Vlissingen, in 2008/2009 waren het er 148. (Onder voortijdig schoolverlaters wordt hier verstaan leerlingen die gedurende het lopende schooljaar een maand of langer afwezig of helemaal uitgeschreven waren.)
Figuur 5: Aantal behaalde diploma’s vmbo, havo en vwo als
percentage van het aantal Vlissingse jongeren in
de leeftijd van 15-24 jaar (CBS)
10% 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% 0% 2003/04
2004/05 vmbo
2005/06 havo
2006/07 vwo
Er zijn op dit moment vier meetjaren beschikbaar voor wat het aantal diploma’s vmbo, havo en vwo betreft. In verhouding tot de populatie (15-24 jarigen) zijn iets minder vmbodiploma’s en iets meer havo-diploma’s behaald.
13
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Figuur 6: Aantal behaalde diploma’s mbo en hbo als per
centage van het aantal jongeren in de leeftijd van
15-24 jaar (CBS)
4.2 Staat van de Vlissingse jeugd Figuur 7: Spijbelen
10% 9%
16
8%
14
7%
en
verzuim
in
primair
onderwijs
(Jeugdmonitor Zeeland, Groep 6 PO)
12
6% 5%
10
4%
8
3%
6
2%
4
1%
2
0% 2003/04
2004/05 mbo
2005/06
2006/07
0
hbo
Voor het mbo zijn op dit moment slechts twee meetjaren beschikbaar. In die twee jaren is het perctage behaalde mbo-diploma’s niet veranderd. Het percentage behaalde hbo-diploma’s is iets gestegen over de gehele periode.
2003
Eén op de tien Vlissingse leerlingen uit groep 6 (11%) van het primair onderwijs heeft aangegeven wel eens (soms of regelmatig) te spijbelen. We zien een lichte daling sinds 2003. Figuur 8: Spijbelen
Doelstelling 4: Intensivering leerplichtfunctie
2006
in
het
voortgezet
onderwijs
(Jeugdmonitor Zeeland, Klas 3 VO)
% 100 90 80
4.1 Verslag 2009
70 60
In de jeugdnota is geld vrij gemaakt voor een halve fte extra inzet op de leerplichtfunctie en met de kadernota heeft het college hieraan extra middelen toegevoegd tot een volledige fte. Over de uitbreiding is in de 2e helft van 2009 overleg gevoerd met de gemeente Middelburg (voor heel Walcheren wordt de leerplichtfunctie uitgevoerd onder regie van de gemeente Middelburg). Middelburg en Veere wilden zelf geen uitbreiding, daarom zal deze alleen in Vlissingen plaatsvinden. In het najaar is met de leerplichtmedewerkers en de Vlissingse scholen overlegd om de intensivering van de leerplicht in 2010 nader invulling te geven.
14
50 40 30 20 10 0 2004
2007 0 dagen
1-2 dagen
In 2007 geven meer derdeklassers dan in 2004 aan de afgelopen maand gespijbeld te hebben. Deze stijging zien we in zowel de groep, die aangeeft 1 of 2 dagen te hebben gespijbeld als de groep, die zegt 3 of meer dagen te hebben gespijbeld.
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Figuur 9: Percentage 5-17 jarige leerplichtige scholieren dat
relatief verzuimt (Kinderen in Tel, Verwey Jonker
Instituut)
Doelstelling 6: Aanbod baan- of scholingstraject aan jongeren onder de 27 die een uitkering aanvragen
10% 9%
6.1 Verslag 2009
8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% 0% 2005
2006
2007
Het percentage leerlingen dat relatief verzuimt (een periode van drie aangesloten dagen, of in een periode van een maand minimaal twaalf uren), als percentage van het totale aantal leerplichtige leerlingen is in Vlissingen na een lichte stijging in 2006 gedaald.
In het kader van het landelijke actieplan Jeugdwerkloosheid is in 2009 een Zeeuws convenant “Regionale aanpak voorkomen en bestrijden jeugdwerkloosheid 2009-2011” ondertekend. Volgens dit convenant worden in samenwerking tussen sociale dienst, RMC, UWV werkbedrijf, COLO, ROC, werkgevers per regio diverse samenhangende activiteiten voorbereid die vanaf 2010 worden uitgerold. Dit is noodzakelijk vanwege de toenemende werkloosheid onder jongeren in 2009 (32%). Ten behoeve van de nieuwe werkleerplicht is in 2009 een zestal nieuwe werkleertrajecten in uitvoering gegaan en zijn er nog eens vijf in ontwikkeling.
6.2 Staat van de Vlissingse jeugd Figuur 10: Aantal niet werkende Vlissingse werkzoekenden
De gegevens dienen met grote reserve beschouwd te worden. Er zijn namelijk verschillen in de wijze waarop het geregistreerd wordt. Soms is het aantal kinderen geregistreerd dat verzuimt, soms het aantal keren dat een kind verzuimt. Kinderen in Tel heeft daarom voor de gegevens van 2008 besloten om niet meer de cijfers over relatief verzuim te presenteren, maar cijfers over voortijdig schoolverlaten. De kwaliteit van de gegevens is in ontwikkeling. In 2012 zal voor de eindmeting opnieuw gekeken worden of de indicator opgenomen kan worden.
jonger dan 27 jaar (CWI) 250
200
150
100
50
5.1 Verslag 2009 2009 was een overgangsjaar tussen twee perioden meerjarige bestuurlijke afspraken tussen Vlissingen als Antillianengemeente en het Rijk. De evaluatie van het bestuurlijk arrangement 2005-2008 is in september 2009 opgesteld. Op grond hiervan is de afspraak uit het eerste arrangement om per jaar minimaal 5 extra begeleidingstrajecten voor Antilliaanse jongeren uit te voeren bij het project Loopbaanadvies voor 2009 gecontinueerd. Er zijn in 2009 8 nieuwe trajecten gestart.
' 07
' 08
' 09
jan feb
okt
juli
apr
jan
okt
juli
apr
jan
okt
juli
0 apr
Extra begeleidingstrajecten RMC voor Antilliaanse jongeren
jan
Doelstelling 5:
'10
Gepresenteerd wordt het aantal niet werkende Vlissingse werkzoekenden jonger dan 27 jaar sinds januari 2007. Vanaf september 2008 zien we een stijgende trend in het aantal jeugdige niet werkende werkzoekenden. Het aantal niet werkende werkzoekenden kan fluctueren door seizoensinvloeden. Wanneer we de maand januari nemen als ijkpunt zien we dat het aantal niet werkende werkzoekende in 2008 (159) en 2009 (162) stabiel was. In januari 2010 bleek het aantal niet werkende werkzoekenden gestegen naar 201.
15
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Figuur 11: Het percentage Wajongers ten opzichte van het
Figuur 12: Het percentage 15-24-jarigen met een WW-
totaal aantal 15-64 jarige inwoners (Regionale
uitkering ten opzichte van het totaal aantal
informatie sociale verzekeringen)
15-64 jarige inwoners (Regionale informatie
sociale verzekeringen)
5
1,0 4
0,8 3
0,6 2
0,4 1
0,2 0 2004
2005
2006
2007
2008
0,0 2004
De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jonggehandicapten (Wajong) is voor jonggehandicapten en mensen die tijdens hun studie gehandicapt zijn geraakt. Het percentage Vlissingers met een Wajong uitkering is sinds 2004 nauwelijks veranderd.
16
2005
2006
2007
2008
Het percentage 15-24 jarigen met een WW-uitkering is in periode 2004-2007 gedaald. In 2004 waren er in Vlissingen 71 15-24 jarigen met een WW-uitkering, in 2007 waren dit er 18. In 2008 zien we, ten opzichte van 2007, een stijging van het aantal jongeren met een WW-uitkering.
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Thema Gezond opgroeien Doelstelling 7:
Doelstelling 9:
Adequate uitvoering integrale jeugdgezondheidszorg 0-19 vanaf 2010
Afstemming en inzet rond opvoedingsondersteuning, gerichte inzet op kwetsbare gezinnen, waaronder alleenstaande ouders en in het bijzonder jonge (tiener)moeders en allochtone ouders, voorlichting voorkoming tienerzwangerschappen.
7.1 Verslag 2009 In 2009 zijn de binnen het algemeen bestuur van de GGD besprekingen met Zorgstroom over de overgang van de 0-4 jarigen zorg van de consultatiebureaus naar de GGD Zeeland afgerond. Vanaf 2010 is de integratie met de GGD Zeeland een feit en de organisatorische knip tussen 0-4 en 4-19 binnen de jeugdgezondheidszorg verdwenen. De tweede doelstelling in 2009 was het afronden van de jarenlange discussie in het bestuur van de GGD Zeeland over het Basistakenpakket JGZ. Deze discussie kon niet geheel worden afgerond omdat het onderdeel is van de (bredere) takendiscussie van de GGD Zeeland. Op dit laatste punt zijn wel besluiten genomen (epidemiologie, bemoeizorg, medische milieukunde).
Doelstelling 8: Het realiseren van een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG)
8.1 Verslag 2009 In 2009 is een startnotitie en projectplan voorbereid en vastgesteld. In het kader van de Taskforce Jeugd Zeeland heeft voortdurend uitwisseling met andere gemeente plaatsgevonden. Eind 2009 werd de eerste paal geslagen voor de brede school De Combinatie in het Middengebied. Hierin zal het CJG in 2011 gehuisvest worden.
9.1 Verslag 2009 Op het terrein van opvoedingsondersteuning hanteren diverse instellingen een veelheid aan methodieken, programma’s enz. Hierin zitten dubbelingen, maar ook witte vlekken. In opdracht van de Taskforce Jeugd Zeeland hebben de gezamenlijke zorgaanbieders in Zeeland overeenstemming bereikt over het basispakket aan opvoedingsondersteuning zoals dat in de CJG’s zal worden aangeboden. Om dit te realiseren wordt een invoeringsplan 2009-2013 opgesteld. Naast het algemene aanbod aan opvoedingsondersteuning heeft Vlissingen in 2009 eveneens de aandacht gericht op kwetsbare gezinnen. Zo wordt het project Homestart voor ouders met jonge kinderen aanvullend gesteund en is een doorstart van het project Jonge Moeders van het maatschappelijk werk mogelijk gemaakt. Daarnaast begeleidt welzijnsorganisatie Palladium nog een aparte groep kwetsbare moeders. Eveneens kwam dit jaar een pilotproject Veilige Start tot stand. Dit is gericht op risicozwangeren, waarvan het jonge (ongeboren) kind een concreet gezondheids- c.q. veiligheidsrisico loopt. Binnen dit project wordt de innovatieve methodiek Signs of Safety toegepast, waarbij (via familiebijeenkomsten) de sociale omgeving van de gezinnen wordt betrokken in het begeleiden van de jonge ouders na de bevalling. Daarnaast wordt een extra gezinscoach van het maatschappelijk werk ingezet. Het project Veilige Start wordt samen met de kinderartsen, het maatschappelijk werk en de jeugdgezondheidszorg vormgegeven.
17
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Doelstelling 11:
9.2 Staat van de Vlissingse jeugd
Terugdringen alcohol- en middelengebruik Figuur 13: Het aantal tienermoeders (15-19 jaar) (Verwey
Jonker Instituut, Kinderen in Tel)
11.1 Verslag 2009
35
Mede in het kader van de lopende nota regionaal gezondheidsbeleid is het project Gezonde School en Genotmiddelen verder ontwikkeld in 2009. Op één na alle scholen in het basisonderwijs en alle scholen voortgezet onderwijs nemen hieraan deel. Over de inzet van het aantal uren ambulante verslavingspreventie door Indigo Zeeland zijn nadere afspraken gemaakt, mede in overleg met de gemeenten Middelburg en Veere.
30 25 20 15 10 5 0 2004
2005
2006
2007
2008
Het aantal tienermoeders (15-19 jaar) is sinds 2004 gedaald, van 29 naar 9.
Doelstelling 10:
Op initiatief van de gemeente Vlissingen is in samenwerking met de Provincie voor het thema Jeugd en Alcohol een bestuurlijk bijeenkomst georganiseerd in november 2009. Doel is om via een meerjarig project op Zeeuws niveau te komen tot een samenhangende aanpak rond alcoholgebruik onder jongeren. Hierbij wordt aangesloten bij het beleid dat in alle regionale nota’s gezondheidsbeleid staat. Afgesproken is een stuurgroep in te stellen die begin 2010 het Zeeuwse project verder gestalte geeft. De gemeente Schouwen-Duiveland is bestuurlijk trekker.
Invoering digitale dossiervorming: elektronisch kinddossier en verwijsindex risicojongeren
11.2 Staat van de Vlissingse jeugd 10.1 Verslag 2009
Figuur 14: Rookgedrag
De invoering van het digitale dossier jeugdgezondheidszorg (DD JGZ, voorheen elektronisch kinddossier) is een lastig technisch-organisatorisch dossier. Eerst is een landelijk traject gefaald om te komen tot één landelijk systeem. Daarna bleek het systeem van aanbieder Centric waarmee in Zeeland wordt gewerkt, vooralsnog onvoldoende performance te hebben. De onderhandelingen over een oplossing lopen van 2009 door naar 2010. Voor de invoering van de Verwijsindex Risicojongeren (VIR) is in 2009 een contract gesloten met leverancier Multisignaal. De GGD Zeeland is namens de Zeeuwse gemeenten verantwoordelijk voor de invoering. De VIR is een signaleringssysteem waarin een hulpverlener kan melden. Vanaf oktober 2009 zijn de medewerkers van een groot aantal instellingen getraind in het gebruik.
18
onder
jongeren
(Jeugdmonitor
Zeeland, Klas 3 VO) (2007) nooit gerookt gestopt rookt af en toe rookt elke dag
In 2007 rookte 12% van de derdeklassers af en toe en 15% elke dag.
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Figuur 15: Hoeveel keer dronken of aangeschoten geweest
in afgelopen vier weken (Jeugdmonitor Zeeland,
Klas 3 VO) % 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 2004 drinkt niet
0 keer
2007 1 keer
2 keer
3 keer of vaker
Een in alle Jeugdmonitor-enquêtes gestelde vraag aan middelbare scholieren is hoeveel keer zij de afgelopen vier weken dronken of aangeschoten waren. Van de scholieren uit klas 3 van het voortgezet onderwijs was naar eigen zeggen ruim een kwart de afgelopen vier weken een of meer keren dronken geweest (2004: 27%, 2007: 29%). Van de middelbare scholieren was bijna driekwart de afgelopen vier weken niet dronken of aangeschoten (2004: 73%, 2007: 71%). Een substantieel deel van de middelbare scholieren was niet dronken of aangeschoten omdat zij helemaal niet drinken. Dat is het geval bij een op de vijf middelbare scholieren (2004: 23% drinkt niet, 2007: 20% drinkt niet). Figuur 16: Aandeel bingedrinken in afgelopen vier weken
(Jeugdmonitor Zeeland, Klas 3 VO) (2007) drinkt niet 0 keer
De leerlingen uit klas 3 van het voorgezet onderwijs in Vlissingen zijn bij de enquêtes in 2004 en 2007 meerdere vragen voorgelegd over hun alcoholgebruik. Een van de vragen die in 2007 werden gesteld, is hoe vaak men in de afgelopen vier weken bij één gelegenheid vijf glazen alcohol of meer heeft gedronken. De antwoorden op deze vraag kunnen gebruikt worden voor een schatting van de omvang van het bingedrinken onder middelbare scholieren. Bingedrinken is het drinken van grote hoeveelheden alcohol bij één gelegenheid. Het is een vorm van overmatig drankgebruik. Een veelgebruikte norm voor het onderscheiden van bingedrinkers onder volwassen vrouwen is wanneer zij (wel eens) binnen een paar uur vier of meer glazen alcohol drinken. Voor volwassen mannen is de norm zes of meer glazen alcohol binnen een paar uur. Gegeven de normen die voor volwassenen gehanteerd worden, levert het vragen naar het drinken van vijf of meer glazen alcohol bij 14- en 15-jarigen een nog zeer conservatieve schatting op van het bingedrinken onder middelbare scholieren. Naar eigen zeggen heeft in 2007 de helft van alle Vlissingse leerlingen uit klas 3 van het voortgezet onderwijs in de vier weken voor het onderzoek bij een of meerdere gelegenheden in één keer vijf of meer glazen alcohol gedronken (50%). Bij één op de vijf middelbare scholieren was er zelfs sprake van dat dit overmatig drinken in de voorbije vier weken drie of meer keren voorkwam (20%). De helft heeft helemaal geen alcohol of minder dan vijf glazen per keer gedronken (50%). Figuur 17: Drugsgebruik onder jongeren (Jeugdmonitor
Zeeland, Klas 3 VO) (2007) 25
20
15
1 keer 2 keer 3 keer of vaker
10
5
0
Eén of de vijf derdeklassers (22%) heeft ooit wel eens softdrugs (hasj of wiet) gebruikt. Voor harddrugs (XTC, cocaïne, hallucinogene paddenstoeltjes, amfetamine, en heroïne) geldt dat tussen de 2% en 5% van de Vlissingse derdeklassers weleens die drugs heeft gebruikt.
19
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Doelstelling 12:
Figuur 19: Over- en ondergewicht (BMI-klasse)
Afname aantal jeugdigen met overgewicht
(Jeugdmonitor Zeeland, Klas 3 VO) % 100 90
12.1 Verslag 2009
80
Omdat uit statistieken onze gemeente ongunstig op dit punt naar voren komt is door de landelijke dienst Integraal Toezicht Jeugdzaken (ITJ) onderzoek uitgevoerd in Vlissingen. Overgewicht is ook een speerpunt uit het landelijke gezondheidsbeleid. In het voorjaar heeft het ITJ een enquête onder een groot aantal organisaties gehouden. In de 2e helft van het jaar is een gezamenlijke bijeenkomst georganiseerd. Op grond hiervan is door ITJ een nota van bevindingen voor de aanpak van overgewicht bij jongeren in Vlissingen opgesteld. Afgesproken is dat de gemeente in samenspraak met de betrokken organisaties in 2010 een actieplan gaat maken om overwicht te voorkomen en terug te brengen. Eind 2009 is ten behoeve van de Ravensteinschool een speciaal pilotproject Topkidz Overgewicht in voorbereiding genomen.
70 60 50 40 30 20 10 0 2004
2007 ondergewicht
normaal
overgewicht
obesitas
Het percentage tieners met overgewicht is niet veranderd tussen de twee meetjaren.
Figuur 20: Nederlandse norm gezond bewegen
12.2 Staat van de Vlissingse jeugd
(Jeugdmonitor Zeeland, Klas 3 VO (2007)
Figuur 18: Aandelen overgewicht / obesitas bij verschil-
2 dagen of minder
3 a 4 dagen
lende leeftijden (GGD) (2005 - medio 2009)
5 a 6 dagen 7 dagen
18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% bijna 4-jarigen
5-jarigen
10-jarigen
13-jarigen
overgewicht (incl. obesitas) ernstig overgewicht (obesitas)
Het percentage 4-jarigen met overgewicht (incl. obesitas) is behoorlijk lager dan bij de andere leeftijden. Het percentage jongeren met ernstig overgewicht (obesitas) is bij de 5-jarigen het hoogst.
20
De Nederlandse norm gezond bewegen (NNGB) stelt dat jongeren tot 18 jaar dagelijks minimaal een uur matig intensieve lichamelijke activiteit moeten verrichten. Eén van de drie Vlissingse derdeklassers (29%) voldoet aan deze norm.
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Doelstelling 13:
Figuur 22: SDQ-score 14/15 jarigen (Jeugdmonitor Zeeland,
Voorkoming psychosociale problematiek en andere geestelijke gezondheidszorgproblemen
klas 3 VO) (2007)
normaal
13.1 Verslag 2009
grensgebied verhoogd
De preventie van psychosociale problematiek en depressies kreeg in 2009 gestalte via de reguliere voorzieningen zoals de jeugdgezondheidszorg, het jeugdmaatschappelijk werk en de preventieve geestelijke gezondheidszorg door Indigo Zeeland.
13.2 Staat van de Vlissingse jeugd Om psychosociale problematiek bij kinderen in kaart te brengen wordt in de jeugdgezondheidszorg gebruik gemaakt van de Strength and Difficulties Questionnaire (SDQ). De vragenlijst bevat in totaal 25 vragen die betrekking hebben op de onderdelen: hyperactiviteit/aandachtstekort, emotionele problemen, problemen met leeftijdsgenoten, gedragsproblemen en pro-sociaal gedrag (gedrag dat anderen helpt). Met behulp van de SDQ kunnen kinderen met een risico op psychosociale problemen worden gesignaleerd. Bij een verhoogde score zal de JGZ arts of verpleegkundige in een gesprek met de ouders na gaan of de probleemsignalen zodanig ernstig zijn dat er enige vervolgactie nodig is. Vervolgactie kan nader onderzoek zijn, geruststelling en/of advisering, het besluit om het kind en/ of de ouders op korte termijn nog een keer te onderzoeken of een verwijzing naar een professionele hulpverlener. Figuur 21: SDQ-score 10-jarigen (GGD) (2005 - medio 2009)
normaal grensgebied verhoogd
Net als bij de 10-jarigen zien we dat ongeveer één van de tien (9%) van de Vlissingse derdeklassers een verhoogde SDQ-score heeft.
Aanvullende indicator; algemene waardering gezondheid De ervaren gezondheid van de jongeren is geen onderdeel van de doelstellingen. Omdat de ervaren gezondheid een indicatie is hoe het staat me de jongeren hebben we besloten deze toch op te nemen als indicator van de Staat van de Vlissingse jeugd. Figuur 23: Hoe is het over het algemeen met de gezond
heid van uw kind? (Jeugdmonitor Zeeland,
Ouders Jonge Kinderen) % 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 2001
Eén op de tien (11%) 10-jarigen heeft een verhoogde SDQ-score.
goed
2005 matig
slecht
Het merendeel van de Vlissingse ouders van jonge kinderen (drie en vier jarigen) (97%) beoordeelt de gezondheid van hun kind als goed. In 2001 beoordeelde 1% van de Vlissingse ouders de gezondheid als slecht, in 2005 was dit 0%.
21
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
De resultaten van het onderzoek in 2009 worden in figuur 14 gepresenteerd omdat de vraagstelling in dat jaar iets anders was dan in de voorgaande jaren. Figuur 24: Wat vindt u, over het algemeen genomen,
van de gezondheid van uw kind? (2009)
(Jeugdmonitor Zeeland, Ouders Jonge Kinderen)
Figuur 26: Hoe is de eigen gezondheid? (Jeugdmonitor
Zeeland, klas 3 VO) (2007)
heel goed goed gaat wel niet zo best slecht
heel goed goed gaat wel niet zo best slecht
In 2009 beoordeelde 96% van de Vlissingse ouders de gezondheid van hun kind over het algemeen als (heel)goed. Figuur 25: Hoe is de eigen gezondheid? (Jeugdmonitor
Zeeland, groep 6 PO) % 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 2003 uitstekend
2006 goed
matig
slecht
In 2006 beoordeelde 95% van de Vlissingse leerlingen uit groep 6 van het primair onderwijs, hun eigen gezondheid als goed of uitstekend. Dit percentage is iets lager vergeleken met 2003. Wel zien we dat in 2006 een stijging van het percentage jongeren dat hun eigen gezondheid als uitstekend beoordeeld. In 2003 was dit nog 40%, in 2006 was dit 53%.
22
De vraag hoe de jongeren hun gezondheid beoordelen is ook aan de leerlingen van klas 3 van het voortgezet onderwijs gesteld. De uitkomsten zijn echter niet te vergelijken met die van de leerlingen van groep 6, omdat de antwoordcategorieën verschillen. Ook kan geen vergelijking in de tijd gemaakt worden, omdat deze vraag alleen in 2007 is gesteld. Acht op de tien (81%) van de jongeren in klas 3 beoordelen hun gezondheid als heel goed of goed.
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Thema Veilig opgroeien Doelstelling 14:
Doelstelling 15:
Borging preventiemethodiek JIT en VET
Pilotproject Communities that Care
14.1 Verslag 2009
15.1 Verslag 2009
Het Jeugd Interventie Team richt zich op jongeren die in een PIT-wijk betrokken zijn bij overlast. Onderdeel van het JIT is een gezamenlijk huisbezoek van politie en maatschappelijk werk. Wegens behoefte aan meer inzicht is in 2009 door advies- en onderzoeksgroep Beke onderzoek uitgevoerd naar de opbrengsten van de aanpak en de mate van overdraagbaarheid naar andere gemeenten. Dit onderzoek is naar tevredenheid vastgesteld en de gemeente zet de JIT-aanpak structureel voort. Ook de gemeente Middelburg startte eind 2009 met een pilot in Dauwendale.
Het project Communities that Care is in 2009 van start gegaan met een grootschalig scholierenonderzoek en de aanstelling van een projectleider bij de coördinerende woningcorporatie.
Het Vroeg Erbij Team betreft intensieve hulpverlening door het maatschappelijk werk aan de jongere en het gezin na het constateren van problemen (hierbij heeft JIT vaak een signalerende functie). De VET-medewerker begeleidt cliënten nauw gedurende 1 tot maximaal 3 maanden. Indien langer nodig wordt verwezen naar andere hulpverleningsinstanties. In opdracht van de Taskforce Jeugd Zeeland heeft een werkgroep een voorstel gemaakt voor de Zeeuwsbrede borging van de VET-methodiek in relatie tot de CJG-vorming. In Vlissingen is de methodiek al structureel geborgd met de vaststelling van de jeugdnota.
16.1 Verslag 2009
Doelstelling 16: Bevorderen weerbaarheid jongeren
De weerbaarheidtrainingen aan alle scholen in het basisonderwijs is in 2009 voortgezet en met ingang van 2010 structureel geborgd door de inzet van een vaste functionaris. Dit is mogelijk gemaakt door gebruik te maken van de regeling Combinatiefuncties voor onderwijs, sport en cultuur. Aan aparte inzet op de onderwerpen veiligheid op Internet en weerbaarheid jonge meiden is niet toegekomen.
23
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
16.2 Staat van de Vlissingse jeugd
Figuur 29: Was in het afgelopen jaar slachtoffer van
Figuur 27: Vaak of heel vaak gepest worden (Jeugdmonitor
criminaliteit (Jeugdmonitor, Klas 3 VO) 100
Zeeland, groep 6 PO)
90
100
80
90
70 60
80
50
70
40
60
30
50
20
40
10
30
0 2004
20
2007
10 0 2003
2006
Bijna een op de tien scholieren (9%) uit groep 6 van het primair onderwijs wordt naar eigen zeggen vaak of heel vaak gepest. Dit is gestegen sinds 2003. Figuur 28: Een of meer keren per week gepest worden op
school (Jeugdmonitor Zeeland, Klas 3 VO) 100
Van de Vlissingse leerlingen uit klas 3 van het voortgezet onderwijs is naar eigen zeggen jaarlijks twee op de vijf slachtoffer van één of andere vorm van criminaliteit (39%). Bij het eerdere onderzoek in 2004 gaven iets minder leerlingen uit klas 3 van het voortgezet onderwijs aan het afgelopen jaar slachtoffer te zijn geweest van criminaliteit (37%). Hierbij gaat het onder meer om fiets gestolen, geld gestolen, iets anders gestolen, spullen vernield, bedreigd worden, in elkaar geslagen. Figuur 30: Veilig voelen in de eigen buurt (Jeugdmonitor
90
Zeeland, groep 6 PO, Klas 3 VO)
80 100
70
90
60
80
50
70
40
60
30
50
20
40
10
30 20
0 2004
2007
10 0
Het aandeel scholieren van het middelbaar onderwijs dat naar eigen zeggen 1 of meer keren per week gepest wordt, is tussen 2004 en 2007 gestegen van 2% naar 9%. We moeten hier wel een kanttekening bij plaatsen. In 2004 is namelijk aan de scholieren gevraagd: ‘hoe vaak ben je op school gepest of getreiterd, zodat je er bang of verdrietig van werd’. In 2007 is gevraagd: ‘Hoe vaak ben je op school gepest’.
24
2003
2006
Vlissingen PO 6
2004
2007
Vlissingen VO 3
Rond de 80% van de kinderen en tieners voelt zich veilig in de eigen buurt. Het percentage Vlissingse kinderen uit groep 6 van het primair onderwijs, dat zich veilig voelt in de eigen buurt is nauwelijks veranderd. Vergeleken met 2004 voelen meer scholieren uit het voortgezet onderwijs zich veilig in de eigen buurt.
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Figuur 31: Veilig voelen thuis en op school (Jeugdmonitor
Zeeland, Klas 3 VO) 100 90 80 70
Eind 2009 heeft de gemeente de impuls aan het jongerenwerk versterkt door middelen vrij te maken voor een extra ambulante jongerenwerker. Eveneens is een start gemaakt met afstemmingsoverleg tussen de gemeente en jongerenwerkers van Palladium en Indigo Zeeland in Vlissingen. De overlast van de Scooterjeugd is in samenwerking tussen de afdeling Veiligheid en de politie aangepakt.
60 50 40 30 20 10 0 2004
2007 Thuis
2004
2007 School
Ruim negen van de tien (96%) Vlissingse scholieren uit klas 3 van het voortgezet onderwijs voelen zich veilig thuis. Op school voelt 92% van de Vlissingse scholieren uit klas 3 zich veilig. De verschillen tussen de meetjaren zijn verwaarloosbaar klein.
Doelstelling 17: Terugdringen overlast jongeren
17.1 Verslag 2009 De overlast van groepen jongeren stond in 2009 veelvuldig op de agenda. Een deel van de jongeren heeft een prikkel gekregen via het Jeugd Interventie Team (JIT) en zitten in een vorm van hulpverlening of begeleiding. Het JIT zelf is geëvalueerd middels onderzoek door advies en onderzoeksgroep Beke, dat mede mogelijk is gemaakt door de Provincie. Het evaluatierapport geeft antwoord op de resultaten van de aanpak en mate van overdraagbaarheid naar andere gemeenten en heeft geresulteerd tot het besluit de ondersteuning aan het JIT door extra inzet vanuit het algemeen maatschappelijke werk structureel voor te zetten. Vanwege incidenten is in Bossenburg, rond de Hercules Segherslaan en de Scheldestraat een tijdelijk samenscholingsverbod ingevoerd op 16 juli. Het ging overigens niet in alle buurten om overlast van uitsluitend jongeren. Doel was een signaal te geven dat de overlast niet langer werd geaccepteerd. In oktober is het verbod weer opgeheven. De situatie in en rond jongerencentrum De Walk Inn werd voor de zomer onhoudbaar voor met name de buurtbewoners van het wooncomplex de Harlekijn, waarna tot sluiting is overgegaan. Na de zomer is deze accommodatie heropend als wijkcentrum onder de nieuwe naam De Paljas. In het nieuwe wijkcentrum organiseert de welzijnsorganisatie nu activiteiten voor een grotere diversiteit aan groepen.
In 2009 is driemaal casusoverleg geweest tussen gemeente en betrokken instanties inzake de harde kern jongeren. Dit heeft wel tot meer afstemming geleid, maar nog niet tot een echte oplossing van het probleem. Mede in het kader van de totstandkoming van het Veiligheidshuis wordt overwogen tot een intensieve, gerichte aanpak op deze groep te komen. Over een experimentele weerbaarheidstraining voor dit soort jongeren is in 2009 wel overleg geweest en zijn twee concrete aanbiedingen gedaan. De besluitvorming is hierover uitgesteld omdat het aanbod nog geen onderdeel uitmaakte van een samenhangend totaalprogramma voor deze groep.
17.2 Staat van de Vlissingse jeugd Figuur 32: Het percentage Vlissingers (16 jaar en ouder)
dat de afgelopen 12 maanden te maken heeft
gehad met overlast van groepen jongeren en
jeugdcriminaliteit (Sociale Staat van Zeeland)
(2009) 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Overlast van groepen jongeren
Jeugdcriminaliteit
Ongeveer een derde (31%) van de inwoners van Vlissingen heeft het afgelopen jaar overlast ervaren van groepen jongeren. Minder (13%) hebben te maken gehad met jeugdcriminaliteit.
25
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Figuur 33: Typologie verdachten (12-23 jaar) op basis van
Doelstelling 19: Opvang van zwerfjongeren en jongeren met huisvestingsproblemen
het aantal antecedenten (Politie Zeeland) 400 350
19.1 Verslag 2009
300 250 200 150 100 50 0 2003
2004
2005
Beginner Routinier
2006
2007
Doorstromer totaal
Het totaal aantal jeugdige verdachten is tussen 2003 en 2005 gestegen. In 2006 daalt het totaal aantal Vlissingse jeugdige verdachten (285) tot onder het niveau van 2003. In 2007 was het totaal aantal jeugdige verdachten weer gestegen. Er zijn op dit moment geen cijfers beschikbaar van 2008. De daling van het totaal aantal jeugdige verdachten in 2006 werd voornamelijk veroorzaakt door een daling van het aantal ‘beginners’(1 of 2 antecedenten) in dat jaar. Het aantal ‘doorstromers’ (3 tot en met 10 antecedenten) en ‘routiniers’ (11 of meer antecedenten) vertoont sinds 2003 een stijgende lijn, deze stijging vlakt vanaf 2005 af.
Doelstelling 18: Onderzoek opzet Veiligheidshuis
18.1 Verslag 2009 Het verkennen van de haalbaarheid van een Zeeuws Veiligheidshuis heeft zich in 2009 onder regie van de gemeente in sneltreinvaart ontwikkeld naar de opening van een fysiek Veiligheidshuis in Vlissingen op 5 oktober. Hiertoe is door veel partijen veel werk verricht. In het Veiligheidshuis werken gemeenten, openbaar ministerie, politie, jeugdreclassering, bureau jeugdzorg, Raad voor de Kinderbescherming, Halt Zeeland en het maatschappelijk werk samen. De partners werken in eerste instantie samen rond de jeugdproblematiek.
26
Aan de doelstelling uit het Zeeuws Kompas een beperkte maar adequate voorziening voor de opvang van zwerfjongeren te realiseren kon door gemeenten, Provincie en betrokken partijen geen uitvoering worden gegeven. Alle ambities van het Zeeuws Kompas zijn ernstig bemoeilijkt omdat de financiële ondersteuning van de rijksoverheid aan de centrumgemeente aanzienlijk is verminderd. Van de doelstelling doorstroom vanuit de foyer de jeunesse is geen informatie bekend. De foyer in Vlissingen werd in februari 2009 getroffen door brand waardoor de 24 bewoners tijdelijk elders gehuisvest moesten worden. Door een forse inspanning van instanties konden zij eind 2009 weer in de vernieuwde foyer gaan wonen.
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Doelstelling 20: Afname aantal gevallen van kindermishandeling
20.1 Verslag 2009 Met betrekking tot kindermishandeling is in 2009 voor de Raakaanpak een projectleider voor Zeeland aangesteld en een startnotitie gemaakt. Doel van het project is te komen tot een nulmeting van de huidige situatie, het vaststellen van een werkplan voor Zeeland en de start van de uitvoering daarvan in 2010.
20.2 Staat van de Vlissingse jeugd Figuur 34: Aantal meldingen van het AMK (Kinderen in Tel, Verwey-Jonker instituut) 120 100 80 60 40 20 0 2003
2004
2005
2006
2007
2008
Het aantal meldingen kindermishandeling is in 2006 vergeleken met 2005 verdubbeld. Deze stijging is niet doorgezet in 2007 en 2008.
27
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
28
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Thema Talenten ontwikkelen en plezier hebben Doelstelling 21:
21.2 Staat van de Vlissingse jeugd
Bevordering deelname aan sport door de jeugd Figuur 35: Jonge kinderen, die afgelopen week veel (3 of
meer keren) of juist niet buiten speelden op
21.1 Verslag 2009
straat of speelplaats (Jeugdmonitor Zeeland,
De bestaande sportnota is in 2009 geactualiseerd met de vaststelling van de sportnota 2000-2012. De activiteiten in het kader van de breedtesport, BOS-impuls en de sportklassen van Scheldemond werden volgens afspraken uitgevoerd. In het laatste jaar van de uitvoering van de breedtesport is er aandacht geweest voor sportkennismaking van kinderen uit de basisschoolleeftijd. Het Scheldemondcollege verzorgt in samenwerking met sportverenigingen een wekelijks aanbod. Ook voor het Bos-project Middengebied was 2009 het laatste jaar. Het Speelruimteactieplan is in 2009 uitgevoerd conform het uitvoeringsplan 2009. Het Cruyffcourt in Bossenburg kon in 2009 worden gerealiseerd en geopend. Eveneens werd Vlissingen deelnemer aan het Jeugdsportfonds voor kinderen uit gezinnen met lage inkomens. Hiervan werd veelvuldig gebruik gemaakt.
Ouders Jonge Kinderen) 80 70 60 50 40 30 20 10 0 2001
2005 0 keer
2009
3 of meer keren
Het percentage ouders dat aangeeft dat hun kind in de afgelopen week in het geheel niet heeft buiten gespeeld (met of zonder toezicht) is in 2009 toegenomen ten opzichte van het meetjaar 2005. Het percentage ouders dat aangeeft dat hun kind (van drie of vier jaar oud) drie of meer keren heeft buiten gespeeld in de week voorafgaand aan het onderzoek is juist afgenomen.
29
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Figuur 36: Is lid van een sportvereniging of sportclub
(Jeugdmonitor Zeeland, Groep 6 PO, Klas 3 VO) 100
Doelstelling 23: Inventariseren van vraag en aanbod van vrijetijdsvoorzieningen voor de jeugd
90 80
23.1 Verslag 2009
70
Deze doelstelling is in 2009 aangehouden vanwege een aantal onderzoeken dat reeds plaatsvond in het kader van de Jeugdmonitor, de Sociale Staat van Zeeland en het project Communities that Care.
60 50 40 30 20
23.2 Staat van de Vlissingse jeugd
10 0 2003
2006
Vlissingen PO 6
2004
2007
Vlissingen VO 3
Figuur 37: Jong kind is lid van een vereniging of club
(Jeugdmonitor Zeeland, Ouders Jonge Kinderen) 30
Momenteel zijn naar eigen zeggen ruim zeven van de tien kinderen (74%) in groep 6 van het primair onderwijs lid van een sportvereniging of sportclub. Dat is duidelijk minder dan bij een eerder onderzoek in 2003. Toen was nog 82% van de vooral 9- en 10-jarigen uit groep 6 lid van een sportvereniging.
25 20 15 10
Bij leerlingen in het middelbaar onderwijs komt het minder voor dat ze lid zijn van een sportvereniging dan bij de leerlingen van het primair onderwijs het geval is. Ruim zes van de tien leerlingen (64%) uit klas 3 van het voortgezet onderwijs - vooral 14- en 15-jarigen - zijn momenteel lid van een sportvereniging. Bij een eerder onderzoek in 2004 was dat aandeel iets lager.
Doelstelling 22: Realiseren combinatiefuncties voor onderwijs, sport en cultuur
22.1 Verslag 2009 In 2009 is besloten 6,4 fte combinatiefuncties voor onderwijs, sport en cultuur in te richten, waarvoor in het 4e kwartaal alvast 2 vacatures vrijkwamen.
30
5 0 2001
2005
2009
Bij jonge kinderen komt het nog maar weinig voor dat ze lid zijn van een club of vereniging (zoals bijvoorbeeld peutergym). In 2009 was iets meer dan een op de vier (28%) jonge kinderen lid van een vereniging of club. Vergeleken met de voorgaande meetjaren zien we een stijging van het percentage jonge kinderen dat lid is van een vereniging of club.
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Figuur 38: Muziek beoefenen in vereniging en/of op
muziekschool (Jeugdmonitor, Groep 6 PO) % 50
40
Bij de Vlissingse scholieren uit klas 3 van het voortgezet onderwijs zijn meer enquêtegegevens beschikbaar over de actieve cultuurparticipatie. Als indicatoren voor een actieve cultuurparticipatie is hier gekozen voor (elf) vragen naar het zelf in de vrije tijd kunstzinnige activiteiten beoefenen zoals tekenen, schilderen, beeldhouwen, zingen, toneel, muziek beoefenen, etc....
30
20
10
0 2003
2006
Lid muziekvereniging Muziekles Muziekles en Muziekvereniging
Bij de Vlissingse kinderen uit het primair onderwijs is het muziek beoefenen gekozen als indicator voor een actieve cultuurparticipatie. In enquêtes onder leerlingen uit groep 6 van het primair onderwijs is in 2003 en 2006 gevraagd of zij lid zijn van een muziekvereniging en/of zij op muziekles zitten. Ongeveer één op de vijf, van de vooral 9- en 10-jarigen, is muzikaal actief. We zien bijna geen verschil tussen de jaren. Bijna al deze kinderen zitten op muziekles. Dat wil zeggen dat de kinderen uitsluitend op muziekles zitten of op muziekles en in een muziekvereniging. Het aandeel kinderen dat alleen lid is van een muziekvereniging, is zeer gering (2% in 2003 en 1% in 2006). Muziekles lijkt een voorwaarde om lid te zijn van een muziekvereniging. Figuur 39: Aantal verschillende kunstzinnige activiteiten,
Gekeken is naar het aantal verschillende kunstzinnige activiteiten dat men beoefent (maximaal elf). Er lijkt bij de middelbare scholieren sprake te zijn van een positieve ontwikkeling in de zin dat de cultuurparticipatie iets lijkt toe te nemen. Gaven in 2004 nog ruim vier van de tien middelbare scholieren (43%) aan kunstzinnig helemaal niet actief te zijn (0 activiteiten), enige jaren later komt dat duidelijk minder voor. In 2007 geeft een op de drie middelbare scholieren (33%) aan helemaal niets te doen aan kunstzinnige activiteiten. Gestegen is juist het beoefenen van meerdere verschillende activiteiten (twee of meer) en niet het aandeel jongeren dat (wel eens) een kunstzinnige activiteit beoefent. De grootste stijging zien we in de groep jongeren die drie of meer kunstzinnige activiteiten beoefent. Bij de middelbare scholieren is het aandeel dat drie of meer verschillende kunstzinnige activiteiten beoefent, gestegen van één op de vijf in 2003 (21%) naar bijna drie van de tien in 2007 (29%). Figuur 40: Leerlingen die geen cultuurvoorstellingen bezoe
ken (Jeugdmonitor Zeeland, Klas 3 VO) 50
40
dat men doet (Jeugdmonitor Zeeland, Klas 3 VO) 30
% 80 70
20
60 50
10
40 30
0
20
2004
2007
10 0 2004
2007 een activiteit twee activiteiten drie t/m elf activiteiten
De Vlissingse scholieren kregen een lijst van dertien verschillende voorstellingen voorgelegd met telkens de vraag hoe vaak zij er in de afgelopen 12 maanden waren geweest. Het gaat hierbij onder meer om concerten, filmbezoek, musical, toneel, houseparty etc… Het kan hier zowel gaan om voorstellingen die men alleen bezoekt, met anderen, of met school. Zowel in 2004 als in 2007 is er een substantiële minderheid van één op de acht scholieren die nooit naar
31
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
een voorstelling gaat (2007 16%, 2004 12%). Het aantal Vlissingse 14/15-jarigen, dat de afgelopen 12 maanden niet naar een voorstelling is gegaan, lijkt sinds 2004 te stijgen. Deze scholieren gaan dus ook niet met de school naar een voorstelling en zij gaan dus ook niet naar de film. Figuur 41: Vlissingse scholieren die de afgelopen 12 maanden,
geen bezoek hebben gebracht aan een culturele
instelling (Jeugdmonitor Zeeland, Klas 3 VO)
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 2004
2007
In de jeugdmonitor Zeeland wordt een onderscheid gemaakt tussen 4 soorten culturele instellingen: museum, galerie/atelier, archief, bezienswaardige gebouwen. Iets meer dan de helft van de Vlissingse scholieren (54%) uit de derde klas van het voortgezet onderwijs heeft het afgelopen jaar geen van de vier genoemde soorten culturele instellingen bezocht. Er is nauwelijks verschil tussen de meetjaren.
32
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Thema Steentje bijdragen aan de maatschappij Doelstelling 24: Bevorderen maatschappelijke stages via het voortgezet onderwijs
24.1 Verslag 2009 Vlissingen heeft deelgenomen aan het project Move Your Credits en naar aanleiding van de ervaringen van het onderwijs een heroverweging gemaakt. In 2010 wordt de makelaarsfunctie ingevuld via het voortgezet onderwijs en zal worden geëvalueerd op welke wijze de bevordering van maatschappelijke stages in de toekomst verder kan worden vorm gegeven.
Naar eigen zeggen doet ongeveer een kwart (26%) van de leerlingen uit klas 3 van het voortgezet onderwijs in Zeeland vrijwilligerswerk voor de eigen club of vereniging. Het betreft hier vooral 14- en 15-jarigen. Het aantal derdeklassers dat vrijwilligerswerk doet voor de eigen club/vereniging is sinds 2004 gestegen. Mogelijk zal de deelname aan vrijwilligerswerk de komende jaren blijven groeien. Er is geen reden te veronderstellen dat die participatie zal afnemen. Figuur 43: Doet vrijwilligerswerk voor instellingen en of
maatschappelijke organisaties (Jeugdmonitor
Zeeland, klas 3 VO) (2007) 100 90
24.2 Staat van de Vlissingse jeugd
80 70
Figuur 42: Doet vrijwilligerswerk voor eigen club/vereni-
60
50
ging (Jeugdmonitor Zeeland, klas 3 VO)
40
100
30
90
20
80
10
70
0
60 50 40 30 20 10 0 2004
2007
Momenteel doet naar eigen zeggen ruim één op de tien jongeren (12%) in klas 3 vrijwilligerswerk voor instellingen en/of organisaties. Bij vrijwilligerswerk voor instellingen denken we hier aan vrijwilligerswerk voor onder meer de peuterspeelzaal, het verzorgingshuis, de basisschool, de kinderboerderij en het dierenasiel. Bij vrijwilligerswerk voor organisaties denken we hier aan vrijwilligerswerk onder meer voor organisaties zoals Unicef, politieke partijen of het Rode Kruis. Voor klas 3 zijn geen gegevens beschikbaar uit eerder onderzoek.
33
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Doelstelling 25:
Doelstelling 27:
Bevorderen wijkgebonden participatie van jongeren
Opzet gereedschapskist met instrumenten voor jeugdparticipatie
25.1 Verslag 2009
27.1 Verslag 2009
In het Middengebied en Oost-Souburg draaiden twee jeugdwijkteams onder begeleiding van de welzijnsorganisatie.
De opzet van de gereedschapskist voor jeugdparticipatie moest door andere activiteiten opschuiven in de tijd.
Doelstelling 26:
Bevorderen maatschappelijke deelname van kinderen uit arme gezinnen
26.1 Verslag 2009 De Sociaal Culturele Bijdrageregeling stond in 2009 open voor deelname aan sociale en culturele activiteiten door kinderen uit gezinnen met lage inkomens. Er is vergeleken met 2008 sprake van een toename in de aanvragen ten behoeve van jongeren tot 18 jaar, van 735 naar 862 in 2009. Van het in 2009 gestarte Jeugdsportfonds is veelvuldig gebruik gemaakt.
26.2 Staat van de Vlissingse jeugd Figuur 44: Vlissingse scholieren die geen lid zijn van een
sportsportvereniging omdat het te duur is
(Jeugdmonitor Zeeland, Klas 3 VO) 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 2004
2007
In 2007 heeft 13% van de Vlissingse derdeklassers, dat geen lid is van een sportvereniging, aangegeven geen lid te zijn omdat het te duur is. Dit percentage lijkt sinds 2004 te zijn gestegen.
34
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
Gebruikte bronnen Om de staat van de Vlissingse jeugd in kaart te brengen hebben we gebruik gemaakt van de volgende bronnen; - Jeugdmonitor Zeeland (JM) o Ouders Jonge Kinderen (OJK) Er is gebruik gemaakt van gegevens uit 2001, 2005 en 2009. Het volgend onderzoek is in 2013. o Primair Onderwijs Groep 6 (PO6) Er is gebruik gemaakt van gegevens uit 2003 en 2006. Het volgend onderzoek is in 2010. o Voortgezet Onderwijs Klas 3 (VO3) Er is gebruik gemaakt van gegevens uit 2004 en 2007. Het volgend onderzoek is in 2011. - Kinderen in Tel (Verwey Jonker Instituut) o In het databoek 2010 van Kinderen in Tel zijn gegevens van 2008 gepresenteerd. Het databoek wordt jaarlijks uitgegeven. - www.voortijdigschoolverlaten.nl o Er is gebruik gemaakt van gegevens tot en met het schooljaar 2008/2009. In maart 2011 worden de gegevens van het schooljaar 2009/2010 gepubliceerd. - CBS o Er is gebruik gemaakt van verschillende gegevens van het CBS. De frequentie van het publiceren van de gegevens verschilt per indicator. - CWI o Maandelijks worden cijfers over het aantal niet werkende werkzoekenden gepubliceerd. - Regionale Informatie Sociale Verzekeringen o Er zijn gegevens beschikbaar t/m 2008. In het 2de kwartaal van 2010 worden de gegevens van 2009 verwacht. - GGD o De GGD levert jaarlijks gegevens - Sociale Staat van Zeeland (SSvZ) o De Sociale Staat van Zeeland is in 2009 uitgevoerd. Naar verwachting zal het onderzoek over 4 jaar worden her haald. - Politie Zeeland o Er zijn op dit moment alleen gegevens beschikbaar t/m 2007.
35
Integraal Jeugdbeleid - gemeente Vlissingen -
36