Integraal Jeugdbeleid in Vlissingen Eindverslag periode 2009-2012
Integraal Jeugdbeleid in Vlissingen Eindverslag periode 2009-2012
Middelburg, maart 2013
Integraal Jeugdbeleid in Vlissingen
Colofon © SCOOP 2013 Samenstelling Wim van Gorsel Adrie de Klerk (gemeente Vlissingen) Jolanda van Overbeeke Esther van Sprundel in opdracht van de Gemeente Vlissingen. SCOOP Zeeuws instituut voor sociale en culturele ontwikkeling Kousteensedijk 7 Postbus 407 Middelburg Telefoon (0118) 682500 www.scoopzld.nl
[email protected] Foto Ruben Oreel Lay-out SCOOP Ontwerp SCOOP Drukwerk SCOOP Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door de Provincie Zeeland. De Provincie Zeeland streeft naar een goede sociale en culturele infrastructuur in Zeeland, in samenwerking met anderen. Als sociaal-cultureel kennis- en ontwikkelingsinstituut ondersteunt SCOOP de Provincie bij haar taken in het sociaal-cultureel beleid.
Inhoudsopgave Voorwoord.....................................................................5 Inleiding..........................................................................7 Thema Goed voorbereid zijn op de toekomst............9 Thema Gezond opgroeien...........................................17 Thema Veilig opgroeien..............................................25 Thema Talenten ontwikkelen en plezier hebben......33 Thema Steentje bijdragen aan de maatschappij.......37 Samenvatting resultaten.............................................41 Bijlagen Bijlage 1: Lijst met afkortingen........................................47 Bijlage 2: Gebruikte bronnen..........................................49
Eindverslag periode 2009-2012
Eindverslag periode 2009-2012
Voorwoord Voor u ligt het eindverslag van de nota Integraal Jeugdbeleid 2009-2012. Dit verslag kwam in samenwerking met SCOOP tot stand. In de jeugdnota zijn doelstellingen opgenomen over de volle breedte van het jeugdbeleid zoals onderwijs, werk, gezondheid, veiligheid en vrije tijd. De doelstellingen waren ambitieus, zo gaf de gemeenteraad in 2009 aan. Wanneer we terugblikken op deze periode, dan is deze stelling zeker waar gebleken. Ik ben dan ook verheugd te kunnen vast stellen dat de balans tussen zaken die volgens plan zijn gerealiseerd, dan wel doorlopen versus zaken die helemaal niet zijn gerealiseerd positief is. En er is hard gewerkt door veel betrokkenen, in en buiten het stadhuis. Er gebeurde veel in de afgelopen periode. Zo maar een greep. Het aantal voortijdig schoolverlaters werd aanzienlijk teruggebracht, de voor- en vroegschoolse educatie is permanent op de agenda gekomen, er is hard gewerkt aan de bewustwording over alcoholgebruik van jongeren, de overlast door groepen jongeren werd systematisch aangepakt en teruggedrongen, Antilliaanse risicojongeren werden voor het eerst sinds jaren bereikt en een perspectief geboden. Met de inzet van combinatiefunctionarissen kon de jeugd rondom scholen kennis maken met diverse sporten en tot meer bewegen worden gestimuleerd. Het speelruimteactieplan werd geactualiseerd en het centrum voor jeugd en gezin kwam tot stand in het gedeelde CJG/Wmo-loket Porthos in open wijk school De Combinatie. Het is een reeks voorbeelden van geslaagde doelstellingen uit 2009. Maar er waren evenzeer beleidsdoelen die nog een langere adem vergen en enkele die slecht van de grond kwamen.
Gaandeweg kreeg een aantal ingrijpende ontwikkelingen vat op het brede sociale domein en, daarmee, ook op het jeugdbeleid. Het perspectief van afnemende budgetten in combinatie met een toenemende vraag om professionele zorg zetten de verzorgingsstaat onder druk. De Wmo moest gekanteld en Welzijn Nieuwe Stijl ingevoerd. De zorg voor de jeugd moest anders want de relatief jonge Wet op de Jeugdzorg en de net begonnen Centra voor Jeugd en Gezin bleken niet voldoende om de problemen op te lossen. In het laatste jaar van de jeugdnota heeft het kabinet knopen doorgehakt die voor een enorme omslag in de nabije toekomst gaan zorgen. We staan voor grote keuzes om de zorg, ondersteuning en het welzijn opnieuw te organiseren. Met betrekking tot de jeugd zijn hierin met name de toekomstige Jeugdwet en de Wet Passend Onderwijs van groot belang. Maar ook de overheveling van AWBZ-taken naar de Wmo en de Participatiewet zullen op bepaalde punten samenlopen met het jeugdbeleid. Grote veranderingen die om nauwe afstemming en samenwerking vragen. In het Walcherse project decentralisaties gaat Vlissingen hierin dan ook samen optrekken met de gemeenten Middelburg en Veere. De actualisatie van het integrale jeugdbeleid is tegen deze achtergrond dan ook een noodzakelijk gegeven. Tegelijkertijd is mijn overtuiging dat uit dit verslag naar voren komt dat er in Vlissingen al een stevig fundament ligt om het jeugdbeleid verder, werkendeweg, om te bouwen naar de uitdagingen die op ons afkomen. Ik wens een ieder die daarbij is betrokken succes en goede energie. Marin de Zwarte Wethouder jeugd
5
Eindverslag periode 2009-2012
Inleiding Met de nota integraal jeugdbeleid 2009-2012 heeft de gemeente Vlissingen een samenhangend beleidskader voor het jeugdbeleid voor de periode tot en met 2012 vastgelegd. Als ambitie wordt hierin verwoord dat de jeugd in Vlissingen: - gezond kan opgroeien - veilig kan opgroeien - zijn talenten kan ontwikkelen en plezier kan maken - zijn steentje bij draagt - en goed voorbereid wordt op de toekomst Deze vijf aandachtsgebieden gelden voor ieder kind, ongeacht (culturele) achtergrond, fysieke gesteldheid of inkomenspositie van het gezin. Preventief werken is een belangrijke focus van beleid en daarnaast wil de gemeente meer opereren vanuit kennis van wat leeft bij jongeren en hun ouders. Aan de hand van de vijf aandachtsgebieden zijn 27 doelstellingen geformuleerd die de gemeente in de periode tot 2012 wilde realiseren. De doelstellingen zijn niet allemaal van een zelfde orde. Soms zijn zij van instrumentele aard (‘realiseren van een CJG’), soms geven zij een gewenst maatschappelijk effect aan (‘halvering aantal voortijdig schoolverlaters’). Ook is er verschil tussen doelstellingen voor de korte termijn (‘borging JIT-methodiek’) en die voor langere termijn (‘bevorderen weerbaarheid’). Om het college en de raad inzicht in de voortgang te laten houden, is ervoor gekozen tijdens de looptijd van de nota elk jaar een verslag van het vorige en een werkplan voor het daaropvolgende jaar op te stellen. In dit kader zijn eerder de volgende documenten gemaakt: - jaarverslag 2009 en jaarplan 2010 - jaarverslag 2010 en jaarplan 2011 Er is geen jaarverslag 2011 en jaarplan 2012 gemaakt. Dit wordt meegenomen in dit eindverslag 2012 dat dient als samenvattend laatste verslag van de nota integraal jeugdbeleid 2009-2012.
De gemeente Vlissingen heeft SCOOP gevraagd om per doelstelling, daar waar mogelijk, de staat van de Vlissingse jeugd kwantitatief in beeld te brengen. In 2009 is door SCOOP een 0-meting gedaan. Eind 2012 heeft hierop een eindmeting plaats gevonden. Deze eindmeting is geïntegreerd in dit verslag. Gedurende de looptijd is voortgang in de nota integraal jeugdbeleid bewaakt vanuit het ambtelijke kernteam jeugd. In dit kernteam zijn verschillende gemeentelijk beleids- en werkterreinen vertegenwoordigd teneinde een integrale aanpak te borgen. Het kernteam jeugd kwam gemiddeld 5x per jaar bijeen. Vanuit het kernteam is bijgedragen aan de totstandkoming van dit verslag. Hierna worden de resultaten per doelstelling omschreven. Bij sommige doelstellingen zijn zo mogelijk kwantitatieve gegevens toegevoegd. Het verslag wordt besloten met een samenvatting van alle resultaten.
7
Integraal Jeugdbeleid in Vlissingen
Overzicht doelstellingen Nota Integraal Jeugdbeleid 2009-2012
Goed voorbereid zijn op de toekomst
Gezond opgroeien
Veilig opgroeien
Talenten ontwikkelen en plezier hebben
Steentje bijdragen aan de maatschappij
1. Uitwerking thema’s Lokaal Educatieve Agenda en Onderwijsachterstandenbeleid. 2. Inzet schoolmaatschappelijk werk en invulling Zorg Advies Teams (ZAT’s) voor alle onderwijstypen. 3. Halvering aantal voortijdig schoolverlaters. 4. Intensivering leerplichtfunctie. 5. Extra begeleidingstrajecten RMC voor Antilliaanse jongeren. 6. Aanbod van baanof scholingstraject aan jongeren onder de 27 die zich melden voor een uitkering.
7. Adequate uitvoering integrale jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar. 8. Het realiseren van een Centrum voor Jeugd en Gezin. 9. Afstemming en gerichte inzet opvoedingsondersteuning. 10. Invoering digitaal dossier jeugdgezondheidszorg (DD JGZ) en Verwijs Index Risico Jongeren (VIR). 11. Voorkomen en terugdringen alcoholen middelengebruik. 12. Afname aantal jongeren met overgewicht. 13. Voorkoming psychosociale problematiek en andere geestelijke gezondheidszorgproblemen.
14. Borging preventiemethodiek JIT en VET. 15. Pilotproject Communities that Care. 16. Bevorderen weerbaarheid jongeren. 17. Terugdringen overlast jongeren. 18. Opzet Veiligheidshuis. 19. Opvang van zwerfjongeren en jongeren met huisvestingsproblemen. 20. Afname aantal gevallen van kindermishandeling.
21. Bevorderen sportdeelname van de jeugd. 22. Realiseren combinatiefuncties onderwijs, sport en cultuur. 23. Inventariseren van de vraag naar en het aanbod aan vrijetijdsvoorzieningen voor de jeugd.
24. Bevorderen maatschappelijke stages in het voortgezet onderwijs. 25. Bevorderen wijkgebonden participatie van jongeren. 26. Bevorderen maatschappelijke deelname van kinderen uit arme gezinnen. 27. Opzet van gereedschapskist met instrumenten jeugdparticipatie.
8
Eindverslag periode 2009-2012
Thema Goed voorbereid zijn op de toekomst Doelstelling 1: Enkele thema’s Lokaal Educatieve Agenda 2006-2010 en Onderwijsachterstandenbeleidsplan 2007 Uit de Lokaal Educatieve Agenda 2006-2010 en Onderwijsachterstandenbeleidsplan 2007 (OAB) is in de jeugdnota een aantal thema’s opgenomen om gedurende de looptijd jaarlijks te volgen. Deze betreffen: -- de voor- en vroegschoolse educatie (VVE) -- harmonisatie voorschoolse voorzieningen (kinderopvang en peuterspeelzaalwerk) -- de voorschool, schakelklassen en de zomerschool -- verlengde schoolklas -- het brede schoolbeleid -- voor- en vroegschoolse educatie (VVE) Sinds augustus 2010 is de Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE) van kracht. Met deze wet is de gemeente verantwoordelijk voor een dekkend aanbod van voor- en vroegschoolse educatie (VVE) in de voorschoolse periode. De VVE is bedoeld om taal- en ontwikkelachterstanden bij peuters te voorkomen dan wel te verkleinen voordat ze de stap naar de basisschool maken. Als gevolg van de Wet OKE is door een provinciale werkgroep een Zeeuwse samenwerkingsovereenkomst VVE opgesteld. Op Walcheren is de samenwerkingsovereenkomst in september 2012 ondertekend door de betrokken schoolbesturen, Kinderopvang Walcheren, GGD Zeeland en de wethouders van de drie gemeenten. Het doel van de overeenkomst is het doelgroepbereik te verhogen en het realiseren van een doorgaande lijn van de voorschool naar de vroegschool. Het onderdeel jeugdgezondheidszorg (JGZ) van de GGD speelt een belangrijke rol in het signaleren van doelgroepkinderen. Deze activiteit kwam eind 2012 onder druk door taakstellingen waarmee de GGD Zeeland zich geconfronteerd ziet (zie verder ook doelstelling 7).
In 2010 is gestart met het pilotproject Opstapje. Dit omvat een homebased programma waarin het kind niet alleen deelneemt aan VVE op de peuterspeelzaal of kinderdagverblijf maar tevens thuis een gezinsgericht programma volgt. Opstapje verbindt de taalstimulans in het gezin met de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf. Na positieve evaluatie van de pilotperiode is in 2012 besloten het programma voort te zetten voor maximaal 15 kinderen per jaar. In 2012 heeft de Onderwijsinspectie onderzocht in hoeverre de gemeente Vlissingen voldoet aan de eisen van de Wet OKE. De inspectie heeft daartoe het gemeentelijk beleid vergeleken met de uitvoering daarvan op een aantal voor- en vroegscholen. De overall conclusie van de inspectie is dat in de gemeente Vlissingen een goede structuur is weggezet, maar dat deze een grondige evaluatie en mogelijke bijstelling behoeft. De bevindingen en aanbevelingen van de inspectie worden verwerkt in een activiteitenplan OAB voor de periode 2013- 2014. Dit plan wordt gezamenlijk met de gemeenten Middelburg en Veere opgesteld en met de betrokken partners besproken. --
harmonisatie voorschoolse voorzieningen (kinderopvang en peuterspeelzaalwerk) Na een pilotproject dat startte in 2009 zijn in 2011 alle peutergroepen geharmoniseerd. Dit betekent dat zij voldoen aan de eisen van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp). In totaal zijn er 7 peutergroepen waar voorschoolse educatie wordt aangeboden aan peuters van 2 tot 4 jaar. Kinderopvang Walcheren is gestart met het scholen van pedagogisch medewerkers op kinderdagverblijven, zodat ook daar voorschoolse educatie kan worden aangeboden.
9
Integraal Jeugdbeleid in Vlissingen
-- de voorschool De in 2009 gestarte voorschool van De Ravensteinschool voor kinderen vanaf 2 jaar is voortgezet. Op de voorschool wordt gewerkt met het erkende voorschoolprogramma Piramide. Hetzelfde programma wordt ook ingezet als vroegschoolse educatie op de kleutergroepen. De voorschool is geïntegreerd binnen De Ravensteinschool, waardoor afstemming en samenwerking zo optimaal mogelijk is en er een doorgaande lijn is gecreëerd. Onbedoeld gevolg van de voorschool is wel, dat ook op de school zelf steeds meer kinderen in een problematische situatie zijn ingeschreven, wat een zware werkdruk voor het personeel betekent. -- schakelklassen Schakelklassen vormen een instrument om de taalachterstand bij een specifieke groep leerlingen te bestrijden. Het gaat om leerlingen die aantoonbaar onder hun eigenlijke cognitieve niveau presteren, omdat zij een grote taalachterstand hebben. Zij volgen gedurende een jaar extra intensief taalonderwijs. Het aantal schakelklassen varieerde gedurende de looptijd van de jeugdnota elk jaar licht. In 2012 zijn op de verschillende basisscholen in totaal 6 schakelklassen ingericht. -- zomerschool De Zomerschool is een pilotproject van 4 jaar en mede mogelijk gemaakt door een subsidie van het ministerie van OCW. De basisscholen De Ravenstein (Archipel-scholen), Het Vlot (Perspectief-scholen), St. Jozef (Prisma-scholen), de voortgezet onderwijsscholen (VO) CSW, Scheldemond College en de gemeente Vlissingen zijn in de zomer van 2010 gestart met deze vorm van onderwijstijdverlenging. Het project beoogt onderpresteren tegen te gaan (uit onderzoek van de Onderwijsraad blijkt dat 10% van de leerlingen onder zijn/haar kunnen werkt) en richt zich op bovenbouwleerlingen die meer tijd nodig hebben om achterstanden in te halen. Door te leren beter te presteren kunnen zij toch een hogere vervolgopleiding gaan volgen. In 2012 was er binnen de Zomerschool voor het eerst ook een 13+ groep voor leerlingen uit het eerste leerjaar van het VO. Het succesvolle project won dat jaar de Zeeuwse onderwijsprijs. 2013 is het laatste jaar van het pilotproject. Er wordt gezocht naar mogelijkheden om de Zomerschool te continueren.
10
-- Verlengde Schooldag De Verlengde Schooldag was een initiatief van de welzijnsorganisatie Palladium en betrof diverse activiteiten op het terrein van sport, spel en cultuur. De uitvoering was in de wijken het Middengebied en Oost-Souburg, vaak in nauwe afstemming met de gemeentelijke afdeling Vlissingen in Beweging. Met het per 1 juli 2012 verdwijnen van Palladium vanwege het project Welzijn Nieuwe Stijl (WNS) is de Verlengde Schooldag als aparte activiteit in die zomer beëindigd en geïntegreerd in het programma voor naschools aanbod van Vlissingen in Beweging (zie ook beleidsdoelstellingen 21 en 22). -- brede schoolbeleid (open wijk scholen) In september 2011 is in Oost Souburg Noord de eerste open wijk school, Het Kroonjuweel, geopend. De open wijk school is de Vlissingse naam voor brede school. In het Kroonjuweel nemen 2 scholen, de Kinderopvang Walcheren en de bibliotheek Vlissingen deel. In 2012 is door de samenwerkingspartners de gezamenlijke visie uitgewerkt naar gewenste resultaten en gezamenlijke acties in 2013, zoals bijvoorbeeld een behoefteonderzoek bij ouders en leerkrachten. Na een jaar zal geëvalueerd worden of de acties bijdragen aan het gewenste resultaat. In januari 2012 is in het Vlissingse Middengebied de tweede open wijk school, De Combinatie, van start gegaan. Hierin zijn 3 scholen, Kinderopvang Walcheren, een mediatheek van bibliotheek Vlissingen, het consultatiebureau van de GGD, het Maatschappelijk Werk Walcheren (MWW) en het gecombineerde loket voor Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en Wmo, Porthos, ondergebracht. Ook is er een sporthal. Het beheer en de exploitatie worden georganiseerd door de gemeente Vlissingen. Op beide open wijk scholen, Het Kroonjuweel en De Combinatie, vindt iedere zes weken een overleg plaats met alle participanten over samenwerkingsaspecten. De gemeente trekt deze samenwerking. Het beheer van de beide open wijk scholen is nog wel een punt van aandacht, waaronder de vraag welke taken nu door de gemeente of de partners zelf worden uitgevoerd. In 2013 wordt het huidige beheerproces geëvalueerd. De optie om een beheerstichting in te stellen zal op grond van deze evaluatie worden beoordeeld. Het voorbereidingsproces voor een derde open wijk school in Souburg-Zuid is nog volop gaande. Het locatieonderzoek heeft een duidelijk beeld opgeleverd van de beperkte mogelijkheden voor het realiseren van 1 gebouw. Uiteindelijk bleek er onvoldoende draagvlak bij betrokken partijen en omwonenden voor 1 locatie. Momenteel wordt onderzocht of en zo ja hoe de brede school vooralsnog gerealiseerd kan worden op twee locaties.
Eindverslag periode 2009-2012
Staat van de Vlissingse jeugd
Doelstelling 2:
Figuur 1: Percentage 4 t/m 12 jarigen in het primair
Inzet schoolmaatschappelijk werk en invulling Zorg Advies Teams voor alle onderwijstypen
onderwijs met een leerlinggewicht hoger dan 0
(Kinderen in Tel, Verwey Jonker Instituut)
Schoolmaatschappelijk Werk
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Een kind in het primair onderwijs krijgt een leerlinggewicht hoger dan nul als zijn of haar ouders laag opgeleid zijn. Het percentage Vlissingse 4 t/m 12-jarigen in het primair onderwijs met een leerlinggewicht hoger dan 0 is sinds 2004 gedaald.
Het Maatschappelijk Werk Walcheren voerde de hele looptijd van de nota schoolmaatschappelijk werk (SMW) uit in het primaire en het voortgezet onderwijs. Dit conform vaste afspraken in het jaarlijkse subsidiecontract. Alle jaren betrof de aard van de meeste hulpvragen in beide typen onderwijs met name psychosociale problematiek en op de tweede plaats opvoedingsproblemen. Om de keten af te maken heeft de gemeente met ingang van 2012 uitbreiding van het SMW mogelijk gemaakt in het voorschoolse domein, de kinderopvang. Dit was een afspraak uit de in 2011 vastgestelde CJG-nota “Outreachend werken in Vlissingen: de vraag vòòr de vraag”. Het jaar 2012 was vooral een jaar van kwartiermaken voor de nieuwe taak. In het kader van Walcherse samenwerking zal vanaf 2013 SMW in het voorschoolse domein beschikbaar komen op heel Walcheren.
Zorg Advies Teams (ZAT’s) Het ZAT is een multidisciplinair afstemmingsoverleg tussen de school en buitenschoolse zorgpartners, waaronder de partners die deelnemen in het CJG/Porthos. De implementatie van de afspraken uit de Walcherse beleidsnotitie “ZAT’s op Walcheren” uit 2009 bleek gaandeweg niet in alle typen onderwijs geslaagd. Met name in het basisonderwijs zijn de ZAT’s matig van de grond gekomen. Uit de evaluatie van de RPCZ in 2011 blijken diverse factoren een rol te spelen, waaronder onbekendheid met de in 2009 gemaakte afspraken enerzijds en het kunnen regelen binnen de interne zorgstructuur op scholen zelf anderzijds. Hierbij speelt de aanwezigheid van SMW overigens een (positieve) preventieve rol. Resultaat is echter dat veel geplande ZAT’s niet doorgingen, omdat er te weinig leerlingen werden aangemeld. Op een conferentie over de ZAT’s medio 2011 hebben gemeenten uit het oogpunt van efficiency daarom aangegeven de ZAT’s in het basisonderwijs voortaan te koppelen aan het multidisciplinair overleg (MDO) van Porthos. Echter bleken in de loop van 2012 ook deze afspraken niet goed bekend in het basisonderwijs. Eind 2012 is daarom een folder voor beroepskrachten ontwikkeld. Bedoeling is deze folder namens Porthos door het SWM actief te bespreken op elke school. Ook in het kader van de nieuw te ontwikkelen Regionale Educatie Agenda (REA) van de 3 Walcherse gemeenten zal de doorontwikkeling van de ZAT’s in 2013 een thema worden.
11
Integraal Jeugdbeleid in Vlissingen
De ZAT’s in het speciale en voortgezet onderwijs konden wel volgens het afsprakenkader worden uitgevoerd. Het ZAT Walcheren voor het middelbaar beroepsonderwijs (MBO) is na 2010 niet geëvalueerd. De leeftijd van de leerlingen maakt dat de zorgstructuren ingewikkelder zijn. Scalda heeft de begeleiding zelf georganiseerd in een eerste lijn (primair proces), tweede lijn en derde lijn. Deze zorgstructuur lijkt soms wat ondoorzichtig. De begeleiding in de eerste lijn is niet uniform georganiseerd; er zijn soms grote verschillen tussen opleidingen en clusters over de wijze waarop zij invulling geven aan de begeleiding. Wel is er een intentie om tot een meer uniforme aanpak te komen. Voor het MBO is dit een belangrijk aandachtspunt. Een ander punt van aandacht is de afstemming/samenwerking met Porthos, het Veiligheidshuis en het Jongerenloket.
Doelstelling 3 Halvering aantal voortijdig schoolverlaters Het Regionaal Meld- en Coördinatiepunt Voortijdig Schoolverlaten (RMC) Walcheren begeleidt voor de Walcherse gemeenten jongeren tot 23 jaar die zonder startkwalificatie het onderwijs hebben verlaten terug naar school en/of opleiding. In het kader van het convenant uit de projectaanpak ‘Aanval op de Uitval’ van juni 2008 hebben de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW), de RMC-regio Walcheren en de schoolbesturen afgesproken het aantal voortijdig schoolverlaters (VSV) in de regio met 40% te verminderen over een periode van 4 jaar. In 2009 en 2010 kon steeds een reductie van 10% op jaarbasis worden gerealiseerd. In 2011 lukte dit niet. Ondermeer werd dit veroorzaakt door een andere, verbeterde wijze van registreren door de landelijke IB-groep, waarmee vroegtijdig schoolverlaters in beeld kwamen die niet eerder bij het RMC bekend waren. In 2012 is de dalende trend verder hersteld. Uit de voorlopige VSV-cijfers 2011-2012 blijkt de regio Walcheren op landelijk niveau de 2e plaats in te nemen met een reductie van 42,5 % t.o.v. startjaar 2005-2006. Hiervoor zijn in januari 2013 felicitaties van het ministerie ontvangen. De goede resultaten worden o.a. bereikt door steeds betere samenwerking met de partners (scholen, CJG/Porthos etc.). Ook door een meer preventieve aanpak van de schooluitval wordt getracht de schooluitval terug te dringen. Sinds het in werking treden van het digitale verzuimloket (april 2009) worden verzuimmeldingen eerder gemeld door de scholen. De leerplichtambtenaar of de RMC trajectbegeleider kan hierdoor direct aan de slag, zodat erger wordt voorkomen. Ook de interne zorgstructuren van de scholen worden sneller op verzuim ingezet en er vindt een goede terugkoppeling naar leerplicht of RMC plaats. Inmiddels zijn met het ministerie nieuwe convenanten 2012-2015 voor het tegengaan van voortijdige schooluitval afgesloten. Kabinet Rutte 2 streeft landelijk na om in 2016 maximaal 25.000 VSV-ers te hebben (thans nog 39.000). In Walcheren zal in het kader van het convenant vooral worden ingezet op: -- vervolg van plusvoorzieningen (een combinatieprogramma van zorg, hulpverlening en onderwijs); -- versterking van loopbaanoriëntatie advies (voorkoming verkeerde keuzes); -- samenwerking tussen RMC en ROC in de aanpak verzuim 18+.
12
Eindverslag periode 2009-2012
Staat van de Vlissingse jeugd Figuur 2: Percentage nieuwe voortijdig schoolverlaters (www.vsvverkenner.nl) 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Steeds meer Vlissingse derdeklassers zitten op het vwo, minder zitten er op het vmbo. Wat betreft havo en vso zien we in 2011 geen verschil met 2004. 2007 valt op omdat toen, vergeleken met 2011, relatief veel derdeklassers op de havo zitten en relatief weinig op het vso. Figuur 4: Aantal behaalde diploma’s vmbo, havo en vwo
als percentage van het aantal Vlissingse jongeren
in de leeftijd van 15-24 jaar (CBS) 10% 8% 6% 4%
'05/'06 '06/'07 '07/'08 '08/'09 '09/'10 '10/'11 '11/'12
2% 0%
In het schooljaar 2011\12 waren er in Vlissingen 104 nieuwe voortijdig schoolverlaters1, 3,2% van het totaal aantal onderwijsdeelnemers. Het percentage nieuwe voortijdig schoolverlaters is sinds het schooljaar 2005\06 (5,5%) gedaald. Figuur 3: Aandelen Vlissingse leerlingen naar onderwijs
soort in klas 3 voortgezet onderwijs
(Jeugdmonitor Zeeland, klas 3 VO) 70 60
vmbo
havo
vwo
totaal
Steeds meer Vlissingse 15-24-jarigen slagen voor hun middelbare schooldiploma. Wel valt op dat dit percentage de laatste 2 schooljaren licht is gedaald. Dit komt met name doordat er minder vmbo- en havo-diploma’s zijn gehaald. Het aandeel vwo-diploma’s is over de jaren stabiel gebleven.
50
Figuur 5: Aantal behaalde diploma’s mbo en hbo als
40
percentage van het aantal jongeren in de leeftijd
30
van 15-24 jaar (CBS)
20 10 0 vmbo
havo 2004
vwo 2007
vso
2011
In eerste instantie werd gedacht aan de officiële registratiecijfers van het CFI. Deze registreert echter de aandelen leerlingen naar onderwijssoort, die in dit geval in Vlissingen op school zitten. Deze leerlingen zijn niet altijd woonachtig in Vlissingen, daarnaast zit een gedeelte van de Vlissingse leerlingen bijvoorbeeld in Middelburg op school. Er is daarom voor gekozen om de gegevens uit de Jeugdmonitor Zeeland te gebruiken.
8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% 0%
mbo
hbo
Voor het mbo zijn minder meetjaren beschikbaar. We zien een schommelend beeld als we naar het percentage behaalde mbo- en hbo-diploma’s kijken. Met uitzondering van het schooljaar 2009/10 lijkt het percentage Vlissingse jongvolwassenen, dat een mbo-diploma haalt, te dalen. We zien een lichte stijging van het aandeel Vlissingse jongeren dat een hbo diploma heeft gehaald.
1. Onder voortijdig schoolverlaters wordt hier verstaan leerlingen die gedurende het lopende schooljaar een maand of langer afwezig of helemaal uitgeschre ven waren.
13
Integraal Jeugdbeleid in Vlissingen
Doelstelling 4
In 2011 hadden, vergeleken met 2007, relatief weinig Vlissingse derdeklassers in de afgelopen maand wel eens gespijbeld.
Intensivering leerplichtfunctie In de jeugdnota was voorzien de leerplichtfunctie per 2009 formatief te versterken. In overleg in 2010 met de scholen en het bureau leerplicht/RMC in Middelburg (waar de Vlissingse leerplichtfunctie is ondergebracht) werden vraagtekens geplaatst bij de noodzaak van formatie-uitbreiding en de kwantitatieve gegevens (van o.a. Kinderen in Tel) waarop deze Vlissingse wens gebaseerd was. Aangegeven werd dat door formatie-uitbreiding die net in 2008 had plaats gevonden de werkzaamheden goed konden worden uitgevoerd. Mede in het kader van de heroverwegingen 2011 is hierdoor afgezien van uitbreiding van de leerplichtformatie. In 2010 is met de invoering van een nieuw registratiesysteem de registratie verbeterd. Effect was dat de verzuimcijfers in schooljaar 2009-2010 in eerste instantie stegen. Ook het aantal processen verbaal nam toe en het aantal vrijstellingen. Dit laatste vooral voor de groep kwalificatieplichtigen van 16 en 17 jaar. In de periode schooljaar 2011/2012 lieten de verzuimcijfers en processen verbaal weer een daling zien. Ook gold dit ten aanzien van het aantal Haltzaken en vrijstellingen. Hierdoor konden de leerplichtambtenaren meer inzetten op preventie, zodat nog tijdiger kan worden ingegrepen. In toenemende mate maakt de leerplichtambtenaar ook deel uit van verschillende netwerkoverleggen rond onderwijs en veiligheid (ZAT’s en Veiligheidshuis) en zijn zij fysiek aanwezig op scholen. Tenslotte zijn afspraken gemaakt om in voorkomende gevallen ook bestuurlijke inzet te plegen. Dit instrument behoefde in de verslagperiode niet te worden ingezet. Conclusie is dat de leerplichtfunctie gedurende de verslagperiode sterk is verbeterd. Figuur 6: Spijbelen in het voortgezet onderwijs
(Jeugdmonitor Zeeland, Klas 3 VO) 100% 80% 60% 40% 20% 0% 2004 0 uur
14
1 uur
2007 2 uur
3 uur
2011 4 uur of meer
Figuur 7: Aantal verzuimmeldingen (Jaarverslag 2010-2011
leerplicht Walcheren) 400 350 300 250 200 150 100 50 0 2007/2008
2008/2009
2009/2010
2010/2011
In 2010\11 zien we een daling van het aantal verzuimmeldingen t.o.v. 2009\10. In 2010\11 waren er 279 meldingen in Vlissingen.
Eindverslag periode 2009-2012
Doelstelling 5
Doelstelling 6
Extra begeleidingstrajecten RMC voor Antilliaanse jongeren
Aanbod baan- of scholingstraject aan jongeren onder de 27 die een uitkering aanvragen
Sinds 2005 is de gemeente Vlissingen één van de ruim 20 zogenaamde Antillianengemeenten in Nederland. Om de 4 jaar moet voor het rijk een plan van aanpak worden opgesteld ten behoeve van het terugdringen van de oververtegenwoordiging van Antilliaanse risicojongeren in statistieken op het terrein van vroegtijdige schoolverlaters, jeugdwerkloosheid en criminaliteit. In de planperiode 20052008 is afgesproken vanuit het RMC extra aandacht te geven aan de Antilliaanse doelgroep in Vlissingen. In 2009 heeft het RMC deze aandacht kunnen integreren in de reguliere dienstverlening. Voor de planperiode 2010-2013 (2009 was een overgangsjaar) heeft Vlissingen voor de Antilliaanse doelgroep ingezet op een meersporenbeleid. Dit wordt beschreven in het Plan van aanpak “Meedoen in Vlissingen, naar een duurzame participatie van Antilliaanse risicojongeren 2010-2013”2. Door nauwe afstemming van het RMC met het Restartproject van de stichting ROAT (zie verder doelstelling 17) en vaste deelname aan de kerngroep Antillianenbeleid zijn tot en met 2012 nagenoeg alle Antilliaanse VSV-ers bereikt. Medio 2012 is vanuit de stichting ROAT ook een Sleutelwerkplaats gestart. Hier wordt aan Antilliaanse (maar ook andere) jongeren onder begeleiding kansen geboden een startkwalificatie te halen of trainingen te volgen in het kader van het straatcoachproject (zie verder doelstelling 17).
Convenant voorkomen en bestrijden jeugdwerkloosheid en het jongerenloket
Vanuit het landelijke Actieplan Jeugdwerkloosheid is in 2009 het Zeeuws convenant “Regionale aanpak voorkomen en bestrijden jeugdwerkloosheid 2009-2011” ondertekend. In samenwerking tussen sociale dienst, RMC, UWV werkbedrijf, ROC, de kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven en werkgevers zijn per Zeeuwse regio diverse activiteiten voorbereid en vanaf 2010 uitgevoerd, waaronder sectorale projecten bij Via Zorg, Werk en Vakmanschap, Schilderen, Bouw, Infra en Goflex. Uit de cijfers blijkt dat de extra aandacht voor jongeren meer uitstroom heeft opgeleverd. Bij de start van het Actieplan was er een jeugdwerkloosheid (< 27 jaar) van 1100 op Walcheren. Begin 2011 was dit teruggebracht naar ca. 875 jongeren (waarvan 150 uit Vlissingen). Eind 2011 bedroeg de Zeeuwse jeugdwerkloosheid 5,3 % tegen 9,7% voor heel Nederland3. Binnen Zeeland is Walcheren het meest succesvol. Overigens is de Zeeuwse jeugdwerkloosheid in 2012 licht toegenomen, met uitzondering van Zeeuws Vlaanderen. Elders is die groei hoger. In het kader van de Wet WIJ en Wajong werd in de loop van 2011 verder ingezet op kwetsbare jongeren, verbeterde de samenwerking met de ROC’s, kwamen er jobhunters en werden stage- en leerbanen gerealiseerd in sectorale projecten. Eveneens werd een fysiek Jongerenloket gestart op het Werkplein Walcheren in Middelburg. Dit was mede mogelijk omdat van juli 2011 tot en met september 2012 het Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland gebruik kon maken van een bedrag van € 700.000 in het kader van de tweede tranche ESF-J. Alle jongeren van 18 tot 27 jaar met een vraag over scholing, werk en inkomen worden naar het Jongerenloket geleid en na een goede analyse naar de juiste plek verwezen, bijvoorbeeld RMC, UWV, een zorgpartner of Orionis (Walcherse gemeenschappelijke regeling voor de sociale dienst, gemeentelijke kredietbank en de sociale werkvoorziening). Met een duidelijk aanspreekpunt en doorgeleiding naar een juiste plek wordt getracht de jongere op het juiste pad, en in zicht te houden. Vanwege het aflopen van de ESF-subsidie is het Jongerenloket eind 2012 positief geëvalueerd. Naar aanleiding daarvan is besloten het loket voort te zetten tot 1 april 2013 en daarna te integreren in de werkprocessen van Orionis.
2. De rijksoverheid heeft het Antillianenbeleid (inclusief de rijksbijdrage) per 1/1/2013 beëindigd. De gemeente Vlissingen heeft de goede resultaten van het Antillianenbeleid geborgd in het integrale beleid (waaronder de aanpak risicojongeren). 3. Overigens steekt Nederland als geheel weer gunstig af in Europa. De relatief lage jeugdwerkloosheid(vergeleken binnen Europa) wordt vooral toegeschreven aan onze effectieve aanpak van het voortijdig schoolverlaten.
15
Integraal Jeugdbeleid in Vlissingen
Staat van de Vlissingse jeugd
Figuur 10: Het percentage 15-24-jarigen met een
WW-uitkering ten opzichte van het totaal aantal
Figuur 8: Aantal niet werkende Vlissingse werkzoekenden
15-64-jarige inwoners (Regionale informatie
sociale verzekeringen)
jonger dan 25 jaar (www.werk.nl)
400
1,00
350 300
0,80
250 200
0,60
150 100
0,40
50 jan mei sep jan mei sep jan mei sep jan mei sep jan mei sep jan mei sep jan mei sep jan mei sep
0 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
0,20 0,00 2004
Gepresenteerd wordt het aantal niet werkende Vlissingse werkzoekenden jonger dan 25 jaar ingeschreven bij het CWI sinds januari 2005. Tussen januari 2005 en augustus 2008 is het aantal Vlissingse niet werkende werkzoekenden fors gedaald. Daarna zien we een wisselend beeld, met een piek in december 2011. Het aantal niet werkende Vlissingse werkzoekenden is door de crisis niet gestegen naar het niveau van 2005. Een reden hiervoor kan zijn dat jongeren besluiten langer door te leren. Ook is bekend dat niet alle werkzoekende jongeren zich inschrijven bij het CWI, omdat ze geen recht hebben op een uitkering. Figuur 9: Het percentage Wajongers ten opzichte van het
totaal aantal 15-64 jarige inwoners (Regionale
informatie sociale verzekeringen)
5 4 3 2 1 0 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jonggehandicapten (Wajong) is voor jonggehandicapten en mensen die tijdens hun studie gehandicapt zijn geraakt. Het percentage Vlissingers met een Wajong-uitkering is sinds 2004 gestegen. In 2011 waren er 453 Vlissingers met een Wajong-uitkering, in 2004 waren dit er nog 356.
16
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Het percentage 15-24-jarigen met een WW-uitkering is in periode 2004-2007 gedaald. In 2004 waren er in Vlissingen 71 15-24-jarigen met een WW-uitkering, in 2007 waren dit er 18. Sinds 2007 is het percentage jongeren met een WW-uitkering gestegen. In 2011 hadden 57 Vlissingse jongeren een WW-uitkering.
Eindverslag periode 2009-2012
Thema Gezond opgroeien Doelstelling 7: Adequate uitvoering integrale jeugdgezondheidszorg 0-19 In 2010 is de integratie van de consultatiebureaus van Zorgstroom in de GGD Zeeland afgerond, zodat de voormalige organisatorische knip in de jeugdgezondheidszorg (JGZ) tussen 0-4 en 4-19 is verdwenen. He t doel is hiermee bereikt, echter de uitkomst van het proces bleek niet zonder financiële fricties voor de GGD Zeeland (en gemeenten). Mede in dit licht is in 2010 onderzocht in hoeverre de huisvesting van de consultatiebureaus overgedragen zou kunnen worden naar de individuele gemeenten zodat de financiële last hiervan niet langer op de algemene GGDbegroting zou drukken. Daarnaast werd voorgenomen om de kosten van de JGZ-taken voor individuele gemeenten vanaf 2012 geleidelijk om te slaan naar rato van het aantal 0-19-jarigen. Van deze voornemens is door het bestuur van de GGD in 2011 afgezien omdat sommige gemeenten dan geconfronteerd werden met grote financiële gevolgen. Wel had de discussie tot gevolg dat het aantal consultatiebureaus in de Zeeuwse gemeenten tot en met 2012 met 17 werd teruggebracht. Naar verwachting zal deze ontwikkeling zich in 2013 voortzetten. In Vlissingen bleef het aantal op twee gehandhaafd. Eind 2011 verhuisde het consultatiebureau van de Rosenburglaan naar de nieuwe open wijk school De Combinatie. De dependance in Oost Souburg is gebleven in de Van Perestraat. De uitvoering van JGZ-taken (wettelijke contactmomenten en rijksvaccinatie) is in de verslagperiode regulier uitgevoerd. Alleen op het terrein van de prenatale voorlichting is in 2011 de zwangerschapsgymnastiek beëindigd. In 2012 is het totale aanbod voor aanstaande ouders op Walcheren herijkt.
Met betrekking tot ziekteverzuim van leerlingen in het voortgezet onderwijs is in 2011 met de GGD een project voor Walcheren voorbereid. Eerdere projecten op Zeeuws Vlaanderen (en elders in het land) bleken een groot preventief effect te hebben. De aanpak bestaat eruit dat bij opvallend ziekteverzuim jeugdverpleegkundigen contact zoeken met de leerling en de ouders en op grond van de bevindingen vervolgstappen in gang zetten. Dit gaat in nauwe samenwerking met de school en de leerplicht. Het project is in 2012 aangehouden vanwege organisatorische problemen bij de GGD. Bedoeling is in de loop van 2013 tot uitwerking over te gaan. In de loop van 2011 en 2012 ontstonden nieuwe financiële problemen bij de GGD als gevolg van de samenloop van diverse tariefstijgingen en extra taakstellingen. In samenwerking met bestuur en ambtenaren wordt hard gewerkt aan een toekomstbestendige koers van de GGD, waarvan de reeds langer lopende brede takendiscussie onderdeel is. Daarbinnen is ook de flexibilisering van het wettelijke basistakenpakket JGZ aan de orde. Ondermeer wordt nagedacht over een efficiëntere inzet van het aantal contactmomenten (en moet dat altijd voor de hele populatie) en een groter accent op risicogroepen. Eind 2012 is tevens gestart met de voorbereiding van de invoering van het extra pubermoment. Hiervoor heeft het Rijk met ingang van 2013 gemeenten in het Gemeentefonds een extra bijdrage gegeven. Medio 2012 raakte Vlissingen met de GGD in gesprek om de JGZ en andere taken van de GGD nog meer te gaan integreren met het gedeelde CJG/Wmo-loket Porthos (zie ook doelstelling 8). Bedoeling is dat de JGZ zich meer als vooruitgeschoven post van Porthos gaat positioneren in zowel het consultatiebureau als op andere vindplaatsen zoals scholen (vgl ook eerder beschreven rol van SMW).
17
Integraal Jeugdbeleid in Vlissingen
Doelstelling 8 Het realiseren van een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) De voorbereiding van de realisatie van het CJG in Vlissingen is gestart vanaf 2008 en gebeurde in nauwe samenwerking met de GGD Zeeland, Maatschappelijk Werk Walcheren, bibliotheek Vlissingen, MEE Zeeland, Indigo Zeeland en Bureau Jeugdzorg Zeeland. In overleg met deze partners kwamen in de periode tot de opening in februari 2012 de volgende basisdocumenten tot stand: -- 2010 intentieovereenkomst samenwerking in CJG -- 2010 Visiedocument CJG Vlissingen -- 2011 Plan van Aanpak Outreachend Werken -- 2012 Samenwerkingsovereenkomst CJG Vlissingen Gedurende het invoeringstraject is al medio 2011 besloten om geen eigenstandig CJG op te richten maar dit deel uit te laten maken van een breed CJG/Wmo-loket. Over deze verbreding is nauwe samenwerking aangegaan met de gemeenten Middelburg en Veere, waarbij qua vorm en naamgeving is gekozen aan te sluiten bij het Porthosconcept van de gemeente Middelburg. Met de samenwerkende uitvoeringspartners werd naast de aparte projectgroep CJG Vlissingen een Walchers Management Overleg (MO Porthos) ingericht om de onderlinge samenhang steeds af te stemmen. Behalve een inhoudelijk traject is eveneens een intensief huisvestingstraject gelopen. Dit laatste omdat in de periode voor 2008 was besloten dat het CJG onderdeel zou uitmaken van de nieuw te bouwen open wijk school De Combinatie in het Middengebied. De realisatie van deze school was een complexe opgave, waarbij de feitelijke bouw medio 2010 startte. Door de keuze om ook de totale kantoorfunctie van het Maatschappelijk Werk Walcheren aan de Lelienlaan te verhuizen naar De Combinatie moesten diverse wijzigingen plaats vinden in de inrichting van het gebouw tijdens de afbouwfase. Door inspanning van alle partijen kon op 16 februari 2012 Porthos Vlissingen officieel feestelijk geopend worden. Niet alle Wmo-functies (zoals de Wmo-verstrekkingen en Welzijn) zijn van aanvang vertegenwoordigd in Porthos Vlissingen, ondermeer vanwege de gelijktijdige invoering van de kantelingsgesprekken bij het Wmo-loket in het stadhuis en het lopende project Welzijn Nieuwe Stijl. Eind 2012 is hierover afgesproken dat vanaf begin 2013 de functies vrijwilligersondersteuning, kantelingsgesprekken en welzijn nieuwe stijl fasegewijs bij Porthos Vlissingen worden ingevoerd.
18
De verdere doorontwikkeling van Porthos zal de komende jaren plaatsvinden tegen de achtergrond van de decentralisaties van de jeugdzorg en de AWBZ-functies begeleiding en persoonlijke verzorging, de komst van de Participatiewet en de Wet Passend Onderwijs. Omdat deze ingrijpende gevolgen hebben in het brede sociale domein en deze veelal een gemeentegrensoverstijgende aanpak vereisen, zijn de Walcherse gemeenten het samenwerkingsproject Sociaal Perspectief 2020 gestart. De toekomstige jeugdzorgtaken worden hierin meegenomen en het is evident dat Porthos in de uitvoering een belangrijke spilfunctie krijgt. Voor de doorontwikkeling van Porthos is verder de positionering van werkzaamheden van alle samenwerkingspartners als een onderdeel van Porthos een belangrijk aandachtspunt. Niet alleen in het fysieke loket maar juist op alle andere vindplaatsen waar deze partners cliëntcontacten hebben of signalen oppakken, dienen zij als verlengstuk van Porthos te werken.
Eindverslag periode 2009-2012
Doelstelling 9
Doelstelling 10
Afstemming rond opvoedingsondersteuning, gerichte inzet op kwetsbare gezinnen, waaronder alleenstaande ouders en in het bijzonder jonge (tiener)moeders en allochtone ouders, voorlichting voorkoming tienerzwangerschappen
Invoering digitale dossiervorming: elektronisch kinddossier en verwijsindex risicojongeren
De inzet van de verschillende vormen van opvoedingsondersteuning door GGD Zeeland (cursussen en opvoedbureau), MWW (cursussen, jonge moedergroepen en project Veilige Start), Indigo Zeeland (cursussen) en Homestart (vrijwilligersondersteuning bij gezinnen met jonge kinderen) heeft gedurende de jeugdnotaperiode regulier plaatsgevonden. Het opvoedbureau kende in 2012 een zodanig stijgende vraag, dat hierin met de bestaande uren niet kon worden voorzien. In 2013 wordt bezien of deze trend zich doorzet en verschuiving van inzet mogelijk is. Veilige Start is een samenwerkingsproject van MWW en het ziekenhuis ADRZ en richt zich op risicozwangeren. Het project wordt sinds 2009 mogelijk gemaakt door onze gemeente en ontving daarnaast tot 2012 een bijdrage van de Provincie en het CZW. Bedoeling was om het hierna Zeeland breed in te zetten. In 2012 is Veilige Start ten aanzien van de cliëntresultaten positief geëvalueerd. Probleem is dat de gemeenten buiten Walcheren niet bereid zijn een financiële bijdrage te leveren. Vanwege de hoge preventieve werking gaan de Walcherse gemeenten in 2013 echter wel door met ondersteuning vanuit MWW. De bijdrage vanuit ziekenhuis ADRZ is daarnaast een aandachtspunt.
Staat van de Vlissingse jeugd Figuur 11: Het aantal tienermoeders (15-19 jaar) (Verwey
Jonker Instituut, Kinderen in Tel)
35 30 25 20 15 10 5 0 2004
2005
2006
2007
2008
2009
De invoering van het digitale dossier jeugdgezondheidszorg (DD JGZ, voorheen elektronisch kinddossier) kende in de periode vòòr 2011 problemen vanwege slechte performance van de geleverde software. Nadat de GGD eind 2010 overging naar een nieuwe leverancier kon vanaf 2011 tot in 2012 het totale cliëntenbestand geleidelijk worden overgezet in digitale dossiers. Aldus kon de invoering succesvol worden afgerond. Behoudens wat restproblemen (zoals de verbindingen met Internet op sommige externe locaties) is de eerste indruk dat het DD JGZ een grote vooruitgang is voor de invoering en ontsluiting van informatie. Begin 2013 wordt het invoeringstraject geëvalueerd door de GGD. De Verwijsindex Risicojongeren (VIR) is een signaleringssysteem waarin een hulpverlener melding kan maken van zijn zorg en is in 2010 ingevoerd. De implementatie en coördinatie van het systeem is in 2010 neergelegd bij de GGD. Hoewel gemeenten en instellingen een convenant hebben getekend en medewerkers van alle convenantpartners zijn getraind in het gebruik van de VIR blijken zij tot dusver er nauwelijks gebruik van te maken: behalve de GGD signaleert bijna niemand. Hierdoor vinden nauwelijks matches plaats en daar was het eigenlijk om begonnen. Uit de evaluatie in 2012 blijken hieraan uiteenlopende oorzaken ten grondslag te liggen. Ondermeer onduidelijkheid over de criteria op grond waarvan je klanten in de VIR invoert, vragen rondom privacy, spanning in vertrouwensrelatie met ouders, het ontbreken van doorzettingsmacht GGD naar andere instellingen zijn hiervan voorbeelden. De VIR is echter door het Rijk verplicht. Na de evaluatie in 2012 is afgesproken de werking van de VIR nieuw leven in te blazen en de kring van convenantpartners verder uit te breiden. Onderdeel van de verbeteringslag is dat de landelijke criteria worden losgelaten en instellingen per definitie elke klant die in zorg is, gaan melden in de VIR. Ook geldt dit voor elke klant die in multidisciplinaire overleggen wordt besproken. Eveneens gaan gemeenten vanaf 2014 het verplichte gebruik opnemen in de subsidiebeschikkingen aan deze instellingen. Tenslotte zal in 2013 een aangepast convenant worden opgesteld en de kring van deelnemende instellingen worden uitgebreid.
2010
Het aantal tienermoeders (15-19 jaar) is tussen 2004 en 2009 fors gedaald, van 29 naar 8. In 2010 waren er 10 tienermoeders.
19
Integraal Jeugdbeleid in Vlissingen
Doelstelling 11 Terugdringen alcohol- en middelengebruik Mede op initiatief van de gemeente Vlissingen en de Provincie Zeeland is voor het thema Jeugd en Alcohol begin 2010 een Zeeuws project onder de naam “Laat ze niet (ver)zuipen” (LZNV) van de grond getild. Hiertoe is een bestuursovereenkomst getekend met de andere gemeenten, de Provincie en de Minister voor Veiligheid en Justitie en werd een Zeeuws projectleider aangesteld bij het stafbureau van het College van Zorg en Welzijn (CZW) in Goes. Looptijd van het project is 2010 t/m 2013. Centrale doelstellingen zijn: -- uitbannen van het gebruik van alcohol door jongeren onder de 16 -- verantwoord alcoholgebruik door jongeren boven de 16 en uitbannen van openbare dronkenschap door jongeren Het project kent een projectstructuur waarin Vlissingen bestuurlijk wordt vertegenwoordigd door de burgemeester. In de uitvoering wordt samengewerkt tussen gemeenten, GGD Zeeland, Indigo Zeeland, Halt Zeeland en de politie. Ook de Voedsel- en Warenautoriteit en de ziekenhuizen zijn betrokken. De activiteiten in het kader van LZNV zijn onderverdeeld naar de resultaatgebieden: bewustwording en voorlichting, regelgeving en handhaving. Deze zijn vervolgens met name per regio ingevuld, waarbij gebruik wordt gemaakt van de materialen en draaiboeken van het Zeeuws project. Voor Walcheren heeft Vlissingen nauw met Middelburg en Veere opgetrokken. Belangrijkste tussenresultaten sinds de start in 2010 zijn: -- een website en publiekscampagne “Laat ze niet verzuipen” -- stapavonden voor ouders -- boekenactie dr. Van der Lely -- beleidsmodel Alcoholvrije School -- aanpak sportkantines -- oprichting alcoholpoli in ziekenhuis -- beleidsmodel evenementenbeleid -- invoering Halt-afdoening alcohol -- aanpak openbare dronkenschap -- voorbereiding invoering Drank- en Horecawet (DHW) Het Zeeuwse project loopt eind 2013 af. Er zal een eindmeting over de resultaten plaatsvinden. Eind 2012 is de voorbereiding gestart om te komen tot een visie en strategie voor de aanpak van het jeugd en alcohol vraagstuk na 2013.
Voor de voortzetting van GSG is vanaf 2012 gekozen voor een vorm van ‘onderhoudscontract’ voor deze voorlichting. Hierbij is de ondersteuning van de scholen iets meer op afstand gekomen. GSG vervult een belangrijk onderdeel binnen het beleidsmodel van de Alcohol Vrije School. In Vlissingen kreeg Scheldemond eind 2012 het predicaat Alcohol Vrije School. Tenslotte zijn door Indigo Zeeland op basis van jaarlijkse productieafspraken de reguliere activiteiten rond verslavingspreventie uitgevoerd. Dit betreft voorlichtingen, cursussen en straatcontacten door ambulante preventiewerkers. Vanwege bezuinigingen door het CZW op de financiële middelen van de centrumgemeente voor verslavingspreventie is eind 2012 besloten het volume van deze activiteiten in 2013 terug te brengen. Hierbij is voor Vlissingen afgesproken het ambulante preventiewerk zoveel mogelijk in stand te houden en meer flexibel om te gaan met de preventieactiviteiten in het uitgaansleven en het onderwijs.
Staat van de Vlissingse jeugd Figuur 12: Rookgedrag onder jongeren (Jeugdmonitor
Zeeland, Klas 3 VO)
100% 80% 60% 40% 20% 0% 2004
2007
nooit gerookt
rookt niet (meer)
rookt niet elke dag
rookt elke dag
Hoewel steeds meer Vlissingse derdeklassers nog nooit hebben gerookt zien we dat het aandeel dat rookt niet significant is veranderd. Wel zien we dat minder derdeklassers inmiddels gestopt zijn met roken.
Tot en met 2011 is het 4-jarige project Gezonde School en Genotmiddelen (GSG) uitgevoerd in het primair, voortgezet en speciaal onderwijs. Indigo en GGD zijn uitvoerder van deze voorlichtingsactiviteiten die plaatsvinden in het kader van het gezondheidsbeleid4. 4. Voor een overzicht van alle activiteiten vanuit het gezondheidsbeleid wordt hier verder verwezen naar de gezondheidsnota 2013-2016.
20
2011
Eindverslag periode 2009-2012
Figuur 13: Aandeel bingedrinken in de afgelopen 4 weken
Figuur 14: Drugsgebruik onder jongeren (Jeugdmonitor
(Jeugdmonitor Zeeland, Klas 3 VO)
40 35 30 25 20 15 10 5 0
Zeeland, Klas 3 VO)
25 20 15 10 5
drinkt niet
0 keer
1 keer 2007
2 keer
3 of meer keer
0
2011
De leerlingen uit klas 3 van het voorgezet onderwijs in Vlissingen zijn bij de enquêtes in 2007 en 2011 meerdere vragen voorgelegd over hun alcoholgebruik. Eén van de vragen die werden gesteld, is hoe vaak men in de afgelopen vier weken bij één gelegenheid vijf glazen alcohol of meer heeft gedronken. De antwoorden op deze vraag kunnen gebruikt worden voor een schatting van de omvang van het bingedrinken onder middelbare scholieren.
2007
2011
Vergeleken met 2007 hebben minder Vlissingse derdeklassers wel eens softdrugs (hasj of wiet) of harddrugs (XTC, cocaïne, hallucinogene paddenstoeltjes, amfetamine, en heroïne) gebruikt. In 2011 had ruim één op de tien Vlissingse derdeklassers wel eens softdrugs gebruikt, in 2007 was dit nog twee op de tien.
Bingedrinken is het drinken van grote hoeveelheden alcohol bij één gelegenheid. Het is een vorm van overmatig drankgebruik. Een veelgebruikte norm voor het onderscheiden van bingedrinkers onder volwassen vrouwen is wanneer zij (wel eens) binnen een paar uur vier of meer glazen alcohol drinken. Voor volwassen mannen is de norm zes of meer glazen alcohol binnen een paar uur. Gegeven de normen die voor volwassenen gehanteerd worden, levert het vragen naar het drinken van vijf of meer glazen alcohol bij 14- en 15-jarigen een nog zeer conservatieve schatting op van het bingedrinken onder middelbare scholieren. Vergeleken met 2007 drinken in 2011 meer derdeklassers geen alcohol. Ook hebben de derdeklassers die wel alcohol drinken minder vaak de afgelopen vier weken bij één gelegenheid vijf glazen alcohol gedronken.
21
Integraal Jeugdbeleid in Vlissingen
Doelstelling 12 Afname aantal jeugdigen met overgewicht Overgewicht is van invloed op diverse chronische ziekten en verdient onze blijvende aandacht. Op grond van het onderzoek in Vlissingen van de dienst Integraal Toezicht Jeugdzaken in 2009 zou een actieplan Aanpak Overgewicht worden opgesteld, zo mogelijk met Middelburg en Veere in het kader van het gezamenlijke regionale gezondheidsbeleid. Door het veranderende financiële perspectief en wisseling van personeel in alle drie gemeenten moesten de ambities voor een dergelijk plan vanaf 2010 worden bijgesteld. Bedoeling was de afgelopen beleidsperiode accent te leggen op voeding en beweging. Met name op dit laatste terrein is veel vooruitgang geboekt. Alle Walcherse gemeenten hebben activiteiten ingezet die bewegen en sporten stimuleren. Mede vanuit het sportbeleid, de Combinatieregeling voor brede scholen, sport en cultuur en het Nationaal Actieplan Sport en bewegen is in Vlissingen een gevarieerd bewegingsaanbod rond de scholen georganiseerd (zie ook doelstelling 21 en 22). Specifieke projecten gericht op (gezinnen met) kinderen met overgewicht waarbij inzet van meer disciplines de bedoeling was (diëtiek, fysiotherapie en psychologie) bleken lastig te realiseren. Uiteindelijk is in 2012 op 1 basisschool een project Fit and Food tot stand gekomen, maar de financiering na 1 jaar is niet geborgd. Overleg over cofinanciering door de zorgverzekeraar heeft tot dusver niet tot het gewenste resultaat geleid. Een in 2011 opgericht overleg in de Commissie Overgewicht om te komen tot een integrale aanpak van overgewicht in Zeeland door middel van drie regionale pilots is niet van de grond gekomen. Wat het onderdeel gezonde voeding betreft is het vanuit het gezondheidsbeleid de bedoeling in de periode 2013 -2016 hier meer aandacht aan te geven.
Staat van de Vlissingse jeugd Figuur 15: Aandelen overgewicht / obesitas bij verschil
lende leeftijden (GGD) (2005 - 2009)
25 20 15 10 5 0 bijna 4 jarigen
5 jarigen
overgewicht (incl. obesitas)
22
10 jarigen
13 jarigen
ernstig overgewicht (obesitas)
Het percentage 4-jarigen met overgewicht (incl. obesitas) is behoorlijk lager dan bij de andere leeftijden. Het percentage jongeren met ernstig overgewicht (obesitas) is bij de 5-jarigen het hoogst. Figuur 16: Over- en ondergewicht (BMI-klasse)
(Jeugdmonitor Zeeland, Klas 3 VO)
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2004
2007
ondergewicht
normaal
overgewicht
2011 obesitas
Het percentage tieners met overgewicht is nauwelijks veranderd. Figuur 17: Nederlandse norm gezond bewegen
(Jeugdmonitor Zeeland, Klas 3 VO)
100% 80% 60% 40% 20% 0% 2007 inactief
semi-inactief
2011 semi-actief
normactief
Vlissingse derdeklassers bewogen in 2011 minder dan de derdeklassers in 2007. De Nederlandse norm gezond bewegen (NNGB) stelt dat jongeren tot 18 jaar dagelijks minimaal een uur matig intensieve lichamelijke activiteit moeten verrichten. In 2011 voldeed bijna twee van de tien Vlissingse derdeklassers aan deze norm, in 2007 was dit nog bijna drie op de tien. Het aandeel derdeklassers dat inactief is is bijna verdubbeld. In 2007 was 22% inactief, in 2011 40%.
Eindverslag periode 2009-2012
Figuur 18: Sporten op school (Jeugdmonitor Zeeland,
Doelstelling 13
Voorkoming psychosociale problematiek en andere geestelijke gezondheidszorgproblemen
Primair Onderwijs groep 6) (2010)
nooit of niet elke week
1 dag/week
2 dag/week
3 dag/week
4 dag/week
5 dag/week
Bijna twee derde van de leerlingen uit groep zes sportte in 2010 2 dagen per week op school, zoals schoolgym, schoolzwemmen. Een vergelijking tussen de meetjaren is niet mogelijk.
Preventie van psychosociale problematiek en ander geestelijke gezondheidszorgproblemen zoals depressie is onderdeel van de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg van de GGD, het jeugdmaatschappelijk werk van Maatschappelijk Werk Walcheren en de preventieve geestelijke gezondheidszorg door Indigo Zeeland. Dit in het kader van regulier lopende subsidies. Er zijn echter geen middelen om extra activiteiten op deze doelstelling te ondernemen. Met Indigo Zeeland zijn gedurende de looptijd van de jeugdnota gaandeweg afspraken gemaakt over een meer flexibele inzet van het bestaande volume aan collectieve preventie op het terrein van de geestelijk gezondheidszorg (middelen voor cp ggz). Waar voorheen per jaar een vaste verdeling over een bepaald aantal specifieke cursussen plaatsvond, worden de middelen vanaf 2011 steeds meer vraaggericht ingezet. In dit verband overleggen de Walcherse gemeenten met Indigo elk kwartaal over de voortgang en ontwikkelingen.
Staat van de Vlissingse jeugd Om psychosociale problematiek bij kinderen in kaart te brengen wordt in de jeugdgezondheidszorg gebruik gemaakt van de Strength and Difficulties Questionnaire (SDQ). De vragenlijst bevat in totaal 25 vragen die betrekking hebben op de onderdelen: hyperactiviteit/aandachtstekort, emotionele problemen, problemen met leeftijdsgenoten, gedragsproblemen en pro-sociaal gedrag (gedrag dat anderen helpt). Met behulp van de SDQ kunnen kinderen met een risico op psychosociale problemen worden gesignaleerd. Figuur 19: SDQ-score 10-jarigen (GGD) (2005 - medio 2009)
normaal
grensgebied
verhoogd
Eén op de tien (11%) 10-jarigen heeft een verhoogde SDQ-score.
23
Integraal Jeugdbeleid in Vlissingen
Figuur 20: SDQ-score 14/15 jarigen (Jeugdmonitor
Zeeland, klas 3 VO)
100% 80% 60% 40% 20% 0% 2007 normaal
2011 grensgebied
verhoogd
Eén op de tien Vlissingse derdeklassers heeft een verhoogde SDQ-score. Er is geen verschil tussen de meetjaren. Figuur 21: Suïcide gedachten (Jeugdmonitor Zeeland,
klas 3 VO)
50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
een enkele keer af en toe vaak heel vaak
2004
2007
2011
Ongeveer één op de vijf Vlissingse derdeklassers had in het jaar voor het onderzoek in 2011 wel eens serieus nagedacht om een eind aan zijn/haar leven te maken. In 2004 waren dit er iets meer. Ongeveer 6% zegt hierover (heel) vaak serieus nagedacht te hebben.
24
Eindverslag periode 2009-2012
Thema Veilig opgroeien Doelstelling 14
Doelstelling 15
Borging preventiemethodiek JIT en VET
Pilotproject Communities that Care
Het Jeugd Interventie Team (JIT) is in 2007 in Vlissingen gestart en richt zich op jongeren die betrokken zijn bij overlast. Onderdeel van het JIT is een gezamenlijk huisbezoek van politie en maatschappelijk werk. Dit werkt zeer preventief. Na een evaluatieonderzoek door bureau Beke naar de opbrengsten van de aanpak in 2009 is het JIT structureel geworden. Ook Middelburg nam de aanpak over. Het project heeft landelijk de derde plaats gewonnen tijdens de tweejaarlijkse Marieke Kamphuijsprijs voor innovatieve sociale projecten. Het Vroeg Erbij Team (VET) betreft korte intensieve hulpverlening (maximaal 3 maanden) door het maatschappelijk werk aan een jongere en zijn gezin na het signaleren van problemen door de politie (vaak voortvloeiend uit een JITmelding). Met de vaste inzet van 2x 0,5 fte per werksoort vanuit het Maatschappelijk Werk Walcheren is het JIT en VET sinds 2010 structureel geborgd en werd het JIT-maatschappelijk werk fysiek bij het Veiligheidshuis ondergebracht. Door de politie vindt voor het JIT vaste inzet van de jeugdagent plaats.
Communities that Care (CtC) is een wetenschappelijk beproefd model waarin risico- en beschermende factoren in een wijk in verband worden gebracht met probleemgedrag en maatschappelijke uitval onder jongeren. Via de aangetoonde verbanden kan de aanpak meer gericht worden ingezet en is de kans groter dat de gewenste effecten worden bereikt. De inzet van bewezen effectieve programma’s levert daar een bijdrage aan. CtC richt zich niet alleen op de jongeren zelf, maar ook op de omgevingen waarin jongeren opgroeien. Op deze manier worden personen en instellingen die de directe omgeving van jongeren vormen, bij de aanpak betrokken. In Vlissingen is in 2008 gekozen CtC te koppelen aan de wijkaanpak in het Middengebied, omdat daar al jaren aan verbetering van de leefbaarheid werd gewerkt. Het project ging in 2009 van start met een grootschalig scholierenonderzoek. Over de uitkomsten daarvan is in 2010 nader overlegd met diverse betrokkenen. Hierbij is beslist de CtC-methodiek niet alleen voor jongeren toe te passen maar voor de totale bevolking in het gebied. Er is een Preventieteam opgericht om prioriteiten voor de wijk te bepalen en daarvoor een CTC-uitvoeringsplan op te stellen. Nadeel van CtC is dat het arbeidsintensief is. Zeker in de beginperiode is frequent overleg nodig. Bij de introductie van CtC is ook een gecertificeerd CtC-coach betrokken die het preventieteam door de verschillende stappen van de methodiek leidt. Daarnaast vergt CtC in vergelijking met ‘gewoon’ jeugdbeleid ook aanzienlijk meer ambtelijke capaciteit. Het project raakte einde 2011 in een zekere impasse, omdat het ontbeerde aan een geactualiseerd welzijnsbeleid en een stevige uitvoeringsorganisatie. Dit nieuwe beleid moest worden ontwikkeld in het kader van het project Welzijn Nieuwe Stijl (WNS). Totdat het nieuwe welzijnsbeleid in december 2012 door de gemeenteraad kon worden vastgesteld is de uitvoering van CtC in 2012 min of meer aangehouden. Deze wordt begin 2013 opnieuw opgepakt. 25
Integraal Jeugdbeleid in Vlissingen
Doelstelling 16
Staat van de Vlissingse jeugd
Bevorderen weerbaarheid jongeren Figuur 22: Vaak of heel vaak gepest worden
Ten behoeve van meer weerbaarheid bij jongeren is in 2009 in het basisonderwijs gestart met weerbaarheidslessen in het kader van het erkende programma “Rots en Water”. Deze lessen konden vanaf 2010 structureel worden ingezet door een combinatiefunctionaris van afdeling Vlissingen in Beweging. Tot en met 2012 vond dit plaats voor alle bovenbouwleerlingen van 8 basisscholen. Naar de toekomst wordt gestreefd de lessen meer vraaggericht en meer evenredig voor alle Vlissingse scholen in te zetten. Inmiddels heeft 1 schoolbestuur besloten eigen middelen in te zetten voor inkoop van weerbaarheidslessen in alle klassen. Vanaf 2010 is met dekking uit het programma Integrale Sociale Veiligheid ook een weerbaarheidprogramma thaiboksen voor Marokkaanse risicojongeren geïnitieerd. Bij een eerste evaluatie in 2011 kwam naar voren dat een deel van de doelgroep wel werd bereikt maar dat het onderscheid met een gewone sportactiviteit niet erg groot leek. Hierop is met de initiatiefnemer afgesproken om de activiteit op termijn financieel te verzelfstandigen door contributie te gaan heffen. Als gevolg hiervan bleken in 2012 12 van de 32 jongeren af te haken. Naar verwachting wordt de financiële ondersteuning van de gemeente in 2013 volledig beëindigd. Tenslotte was het de bedoeling om vanaf 2010 meer in te zetten op weerbaarheid van jonge meiden en in het bijzonder ter preventie van loverboy-problematiek. Dit streven heeft nog geen invulling gekregen omdat dit onderwerp ook op de agenda van de Taskforce Jeugd Zeeland was ingebracht en we wilden wachten op de afronding daarvan. Vanuit de Werkgroep Zorgaanbieders (WZA) van de Taskforce zijn in de loop van deze periode verschillende voorstellen ontwikkeld die nog geen draagvlak kregen. Voorstellen voor een laagdrempelig inloopmeldpunt voor slachtoffers van loverboys en het verbeteren van de ketensamenwerking werden afgewezen omdat de overwegende mening was dat de zorg in Zeeland op dit punt goed was geregeld. Wel leek het vanuit preventieoogpunt goed een onderwijsmodule te ontwikkelen voor kwetsbare meiden in het speciaal onderwijs (oa groep licht verstandelijk gehandicapten). Hiertoe is door de GGD, BJZ en MEE Zeeland in 2011 een voorstel ontwikkeld. Vanwege de kosten, een aantal aanvullende vragen (oa met betrekking tot de reikwijdte van het probleem en de rol van het onderwijs zelf) èn omdat de Zedenpolitie met een nader onderzoek was gestart, heeft de Taskforce dit voorstel aangehouden. November 2012 zijn de aanbevelingen van het onderzoek van de Zedenpolitie besproken en is afgesproken dat er van de gezamenlijke zorgaanbieders een nieuw voorstel in 2013 komt.
26
(Jeugdmonitor Zeeland, groep 6 PO)
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 2003
2006
2010
Bijna één op de tien scholieren (9%) uit groep 6 van het primair onderwijs wordt naar eigen zeggen vaak of heel vaak gepest. Dit is gestegen sinds 2003, maar daarna gestagneerd. Figuur 23: Eén of meer keren per week gepest worden op
school (Jeugdmonitor Zeeland, Klas 3 VO)
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 2004
2007
2011
Het aandeel scholieren van het middelbaar onderwijs dat naar eigen zeggen 1 of meer keren per week gepest wordt, is tussen 2004 en 2007 gestegen van 2% naar 9%. We moeten hier wel een kanttekening bij plaatsen. In 2004 is namelijk aan de scholieren gevraagd: ‘hoe vaak ben je op school gepest of getreiterd, zodat je er bang of verdrietig van werd’. In 2007 is gevraagd: ‘Hoe vaak ben je op school gepest’. Tussen 2007 en 2011 is het percentage scholieren dat op school gepest wordt weer gedaald naar 5%.
Eindverslag periode 2009-2012
Figuur 24: Was in het afgelopen jaar slachtoffer van
Figuur 26: Veilig voelen thuis en op school (Jeugdmonitor
criminaliteit (Jeugdmonitor, Klas 3 VO)
100
Zeeland, Klas 3 VO)
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
90 80 70 60 50 40 30 20
2004
10
2007 Thuis
0 2004
2007
2011
2004
2007
2011
School
2011
Van de Vlissingse leerlingen uit klas 3 van het voortgezet onderwijs is naar eigen zeggen jaarlijks een kwart slachtoffer van één of andere vorm van criminaliteit (27%). Bij de eerdere onderzoeken in 2004 en 2007 gaven meer leerlingen aan het afgelopen jaar slachtoffer te zijn geweest van criminaliteit. Hierbij gaat het onder meer om fiets gestolen, geld gestolen, iets anders gestolen, spullen vernield, bedreigd worden, in elkaar geslagen.
Ruim negen van de tien (96%) Vlissingse scholieren uit klas 3 van het voortgezet onderwijs voelen zich veilig thuis. Op school voelt 95% van de Vlissingse scholieren uit klas 3 zich veilig. De verschillen tussen de meetjaren zijn verwaarloosbaar klein.
Figuur 25: Veilig voelen in de eigen buurt (Jeugdmonitor
Zeeland, groep 6 PO, Klas 3 VO)
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
PO-6 VO-3
2003/2004
2006/2007
2010/2011
Ruim acht van de tien kinderen uit groep 6 en ruim negen van de tien derdeklassers voelen zich veilig in de eigen buurt. Het percentage Vlissingse kinderen dat zich veilig voelt in de eigen buurt is nauwelijks veranderd tussen 2003 en 2010. Het aandeel derdeklassers dat zich veilig voelt in de buurt is sinds 2004 gestegen.
27
Integraal Jeugdbeleid in Vlissingen
Doelstelling 17 Terugdringen overlast jongeren Overlastproblemen met jongeren in vooral Bossenburg en het Middengebied stonden in 2009 veel op de agenda. Een deel van die jongeren is door het JIT bereikt. Gedwongen door incidenten moest in bepaalde straten wel een tijdelijk samenscholingsverbod worden ingevoerd. Daarnaast leidde een onhoudbare situatie voor omwonende bewoners in de Harlekijn in het Middengebied ertoe dat het jongerencentrum De Walk Inn werd gesloten. In de zomer werd dit heropend onder een nieuwe naam De Paljas en startte Palladium met activiteiten voor meer groepen. Omdat het bestaande jongerenwerk alleen accommodatiegebonden opereerde is eind 2009 besloten met dekking uit het programma Integrale Sociale Veiligheid 1 fte ambulant jongerenwerk bij de stichting Palladium aan te stellen. Deze ambulante werker kon in 2010 meer contact leggen met jongeren op straat en op hangplekken. De jongeren werden aangesproken op hun gedrag en regelmatig doorverwezen naar de verschillende activiteiten van de stichting Palladium (thaiboksen, jamsessie, inloop, vakantieactiviteiten etc.) en het Restartproject van de stichting ROAT (workshops muziek, sport, dans, trajectbemiddeling Antilliaanse risicojongeren)5. De oprichting van een Team Straattalent van vrijwillige straatcoaches door Palladium kwam aanvankelijk niet goed van de grond. Vanuit het Restartproject bleek het werven van vrijwillige straatcoaches veel beter te lopen. In toenemende mate werden en worden zij succesvol ingezet op plekken waar bewoners overlast van groepen jongeren/ jonge adolescenten hadden. Problemen met de scooterjeugd uit 2009 zijn vanaf 2010 gaandeweg verminderd door een strenge handhaving door de politie, gekoppeld aan de inzet vanuit de Sleutelwerkplaats onder beheer van stichting ROAT. Vanaf 2011 is een vast netwerkoverleg jongerenoverlast georganiseerd door Palladium, gemeente, politie, jongerenwerk, Indigo Zeeland en stichting ROAT. Eind 2011 kon worden geconcludeerd dat de gezamenlijke inzet een gunstig effect heeft gehad op het bereik van risicojongeren en het verminderen van de overlast in het algemeen. Wel is besloten om accommodatie De Paljas definitief te sluiten omdat er te weinig effectief gebruik van werd gemaakt. De lastige groep jongeren in deze buurt hangt vanaf die tijd meer rond bij een particulier theehuis aan de Hogeweg. De ontwikkelingen daar worden nauwgezet gevolgd door politie en gemeente.
Door de positieve resultaten van het Restartproject is begin 2012 besloten dat de stichting ROAT deze aanpak tot 2016 verder gaat ontwikkelen en verbreden van (met name) Antillianen naar alle risicojongeren. Dit vindt plaats onder de naam Doorstart! Naast de sportieve en culturele activiteiten voor pubers en adolescenten, de trajectsamenwerking met RMC en ROC, de inzet van straatcoaches en de Sleutelwerkplaats wordt ook een programma ontwikkeld voor jongere kinderen met risicogedrag. Na het wegvallen van Palladium zal stichting ROAT in dit kader ook afstemmen en samenwerken met Vlissingen in Beweging (Welzijn Nieuwe Stijl) en Porthos. Bij de start van de jeugdnota in 2009 kende Vlissingen 5 problematische jeugdgroepen die voor veel overlast zorgden. Door strengere handhaving van politie en gemeente (ondermeer door een tijdelijke samenscholingsverbod) is de enige criminele groep vanaf 2010 verdwenen6. Volgens de laatste inventarisatie van de politie zijn er eind 2012 in Vlissingen 1 overlastgevende en 4 hinderlijke jeugdgroepen. Het verdwijnen van de criminele groep heeft deels te maken met de aanpak en inzet op die groep vanuit de politie en het Openbaar Ministerie en deels met het feit dat de jongeren volwassen zijn geworden en zich niet meer als groep manifesteren. Dat wil niet zeggen dat zij ook allemaal gestopt zijn met hun criminele activiteiten. De politie en het Openbaar Ministerie blijven onverminderd inzetten op deze personen. Voor een blijvende goede regie vanuit de gemeente op de aanpak van de jeugdgroepen is het vaste netwerkoverleg dat bij Palladium plaats vond in 2012 overgegaan naar stichting ROAT. Alle netwerkpartners die ambulante werkzaamheden doen met betrekking tot de jeugdgroepen zitten aan tafel. Door de integrale aanpak zijn we beter in staat om de overlast van jeugdgroepen te bestrijden en jongeren sneller en beter in kaart te brengen en individuele trajecten te starten. In 2012 is met betrekking tot dit onderwerp ook aangesloten bij het landelijk Actieprogramma Problematische Jeugdgroepen en de Persoons Gerichte Aanpak (PGA). Gemeente Vlissingen heeft hierin namens de Zeeuwse gemeenten een trekkende rol (zie Veiligheidshuis). In dit kader zijn verder afspraken voorbereid over het (binnen juridische kaders) uitwisselen van persoonsinformatie tussen de gemeente, politie, ROAT, Veiligheidshuis en Porthos.
5. Het Restartproject van de stichting ROAT was onderdeel van het Vlissingse Antillianenbeleid 2010-2013. Door toepassing van de zogenaamde Keerpuntmethodiek bleek het project in staat een goede ingang te vinden bij jongeren die leven vanuit de zogenaamde straatcultuur. Behalve Antilliaanse jongeren werden in toenemende mate ook risicojongeren met een andere achtergrond bereikt. 6. Volgens de landelijk gehanteerde Beke-typologie onderscheidt de politie 3 soorten problematische jeugdgroepen: hinderlijke, overlastgevende en criminele.
28
Eindverslag periode 2009-2012
Figuur 27: Percentage 12- t/m 21-jarigen in Vlissingen dat
Doelstelling 18
een delict heeft gepleegd waardoor ze voor de
Opzet Veiligheidshuis
rechter zijn verschenen (Kinderen in Tel)
7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% 0% 2000
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Vanaf het jaar 2000 zien we een licht stijgende lijn in het percentage jongeren dat een strafbaar feit heeft gepleegd. In 2010 ligt dit percentage op 5,5%.
Het Veiligheidshuis is op 5 oktober 2009 gestart met de doelgroep jeugd. Vanaf 2010 heeft het zich doorontwikkeld en is zich naast jeugd ook gaan richten op veelplegers en huiselijk geweld. Ook de nazorg aan ex-gedetineerden is toegevoegd aan de taken van het Veiligheidshuis. De feitelijke uitvoering van die nazorg vindt sinds oktober 2010 plaats door de Stichting Door. Na beëindiging van de pilotfase is eind 2011 besloten per 15 mei 2012 een Stichting Veiligheidshuis op te richten. In het Veiligheidshuis vinden verschillende multidisciplinaire overleggen plaats, bijvoorbeeld het Justitieel Casus Overleg, Leerplichtcasusoverleg (LCO) en het Hulpverleners Casus Overleg (HCO). De afstemming met multidisciplinaire overleggen in het zorgdomein (Porthos, ZAT’s) was gedurende de verslagperiode regelmatig aandachtspunt. Belangrijk speerpunt voor het Veiligheidshuis in 2012 was de voorbereiding van de Persoons Gerichte Aanpak (PGA), overigens in samenwerking met de andere Veiligheidshuizen in de (vanaf 2013) nieuwe politieregio Zeeland West Brabant. De PGA richt zich op zogenaamde High Impact Crime (braak, overval, roof en geweld) en veelplegers en ernstige overlastgevers in de leeftijd tussen 12-28 jaar. De gemeente Vlissingen heeft hierin een trekkende rol. Ook bij de PGA is efficiënte afstemming tussen justitie en zorg een belangrijk thema. In 2013 wordt de PGA verder uitgewerkt en geïmplementeerd. Er wordt onderzocht op welke wijze de gemeenten de regierol middels een gezamenlijke procesregisseur PGA kunnen invullen.
29
Integraal Jeugdbeleid in Vlissingen
Doelstelling 19
Doelstelling 20
Opvang van zwerfjongeren en jongeren met huisvestingsproblemen
Afname aantal gevallen van kindermishandeling
Het Zeeuwse beleid voor de Maatschappelijke Opvang en Verslavingszorg is neergelegd in het Zeeuws Kompas uit 2008. Als centrumgemeente voor de rijksmiddelen op dit terrein heeft Vlissingen de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor dit beleidskader overgedragen aan het bureau van het College van Zorg en Welzijn (CZW-bureau). Ten aanzien van de zwerfjongeren was een van de doelstellingen uit het Zeeuws Kompas om een beperkte opvangvoorziening voor deze doelgroep te realiseren door gemeenten, Provincie en betrokken partijen. In de afgelopen jaren kon hieraan geen uitvoering worden gegeven. Vanwege rijksbezuinigingen op de middelen van de centrumgemeente moesten de ambities van het Zeeuws Kompas worden herijkt en dit proces is in 2010 gestart. Vanuit het CZW-bureau zijn diverse werkgroepen gestart, waarvan 1 voor zwerfjongeren. In zijn voorlopig advies concludeert de werkgroep dat vooral een bepaalde benaderingsmethodiek het meest soelaas biedt. Deze wordt nog niet vanuit alle betrokken instellingen gehanteerd en daarnaast is de doelgroep bij die instellingen niet goed in beeld. In 2013 zal het advies worden afgerond. In de praktijk komen zwerfjongeren nog steeds tijdelijk terecht in de volwassenenopvang in Vlissingen. Ook komen zij bij de stichting Droom. In de Foyer de Jeunesse van stichting Juvent leren kwetsbare jongeren (vaak afkomstig uit jeugdzorg) zelfstandig te wonen. Het CZW heeft besloten de Foyer onderdeel te laten blijven van het Zeeuws Kompas. Door verhoging van de bijdrage in 2012 naar € 180.000,- ten laste van de centrumgemeentemiddelen kon de exploitatie van de Vlissingse foyer op dezelfde voet worden voortgezet.
RAAK staat voor regionale aanpak kindermishandeling en is een landelijk project verdeeld over 37 regio’s. Zeeland is een van die regio’s. Doel van RAAK is om instellingen en beroepskrachten in een regio zo goed mogelijk te laten signaleren en samen te laten werken rond dit maatschappelijke probleem. De gemeente Vlissingen was voor Zeeland verantwoordelijk voor de implementatie van RAAK in Zeeland en heeft hiertoe in 2009 een projectleider aangesteld. Deze heeft eerst een startnotitie gemaakt en na consultatie van alle betrokken partijen in 2010 een werkplan voorbereid. De landelijke afsluiting van het project RAAK vond plaats in februari 2011 en werd in Zeeland afgerond met het document “Voortgang en borging van de aanpak kindermishandeling Zeeland; de afronding van het project RAAK per 2011.” Dit bevatte diverse actiepunten, waaronder -- de Zeeuwsbrede invoering van de methodieken Signs of Safety, Signs of Wellbeing en familienetwerkberaden voor het opstellen van veiligheidsplannen -- informatie-uitwisseling jeugdzorg – geestelijke gezondheidszorg (ggz) -- terugkoppeling binnen de keten over behandeling -- voorbereiding Wet Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Om de sluitende aanpak rond kindermishandeling te verwezenlijken is voor dit onderwerp aangesloten bij de overlegstructuur rond de Taskforce Jeugd Zeeland. Centrale uitvoerende rol in de aanpak van kindermishandeling speelt het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), onderdeel van Bureau Jeugdzorg Zeeland (BJZ). Het AMK voert onderzoeken uit naar (vermoedens van) kindermishandeling en geeft aan beroepskrachten consult en advies. Vanuit BJZ en de CJG’s (Porthos in Vlissingen) is de laatste jaren in Zeeland met behulp van methode Signs of Safety sterk ingezet op vrijwillige hulpverlening met medewerking van de ouders en netwerken van families. De gang naar de kinderrechter wordt daarmee voorkomen. Meldingen namen ook toe als gevolg van het project Veilige Start gericht op risicozwangeren. Ten behoeve van de invoering van de meldcode kindermishandeling (bij totstandkoming van dit verslag was de Wet overigens nog steeds in voorbereiding) is in 2012 in samenwerking tussen het AMK, het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) en het CZW-bureau een Zeeuws ondersteuningsprogramma voor beroepskrachten gestart. Dit bestaat uit de onderdelen: -- Zeeuwse folder “Signaleren en doorbreken” -- Informatiebijeenkomsten “Werken met de meldcode” -- Trainingsaanbod voor professionals -- Nieuwsbrief Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
30
Eindverslag periode 2009-2012
Met de totstandkoming van een nieuw landelijk Actieplan aanpak kindermishandeling 2012-2016 wordt de komende jaren de aanpak van seksueel misbruik en fysieke mishandeling speerpunt van beleid. Dit naar aanleiding van het rapport van de Commissie Deetman over seksueel misbruik in de Rooms-Katholieke kerk. Landelijk is een Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik opgericht die gaat toezien op de uitvoering van het nieuwe actieplan. De urgentie van de problematiek werd nog eens onderstreept door het rapport van de Commissie Samson in het najaar van 2012 over seksueel misbruik van minderjarigen die op last van de overheid in jeugdinstellingen en de pleegzorg zijn geplaatst. Overigens wordt de toekomstige uitvoering van de aanpak kindermishandeling naar verwachting vanaf 2015 ondergebracht in één nieuwe organisatie, het Advies- en meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK). De totale aanpak zal komen te vallen onder het regime van de Wmo. Een besluit hierover wordt genomen bij de vaststelling van de nieuwe Jeugdwet.
Staat van de Vlissingse jeugd Figuur 28: Aantal meldingen van het AMK (Kinderen in
Tel, Verwey-Jonker instituut)
120 100 80 60 40 20 0 2005
2006
2007
2008
2009
2010
Het aantal meldingen kindermishandeling is in 2006 vergeleken met 2005 verdubbeld. Een verklaring voor deze stijging zou kunnen zijn de grotere bekendheid van het meldpunt bij het publiek. De stijging is na 2006 niet doorgezet. Het aantal meldingen voor Vlissingen ligt in 2010 op 112.
31
Eindverslag periode 2009-2012
Thema Talenten ontwikkelen en plezier hebben Doelstelling 21 Bevordering deelname aan sport door de jeugd Het belang van sport wordt door de gemeente Vlissingen al lang onderkend en de jeugd is een belangrijke doelgroep in dit verband. Naast de intrinsieke waarde van sportbeoefening heeft sport belangrijke instrumentele waarde voor andere beleidsdoelen (bijv. gezondheid, leefbaarheid, welzijn, vrijwilligers). In 2001 is de eerste sportnota vastgesteld. Hierin zijn de kaders voor het sportbeleid voor een periode van 10 tot 15 jaar geschetst. De periode tot 2009 stond vooral in het teken van de Breedte Sport Impuls (BSI). Voor de jeugd is stevig ingezet op sportbuurtwerk en het versterken van bewegingsonderwijs op basisscholen. Ook vonden twee zogenaamde BOS-projecten plaats in de wijken Middengebied en Oost Souburg. In 2009 is een actualisatie vastgesteld voor de periode 2009-2012. In deze periode kon het sportbeleid mede worden uitgevoerd en verbreed door een aantal overheidsregelingen zoals: -- de sportnota van VWS -- de Impulsregeling brede scholen, sport en cultuur (zie verder) -- de NASB-regeling (Nationaal Actieplan Sport en Bewegen) -- de regeling Buurtsportcoaches Onderdeel van deze regelingen is dat cofinanciering van de gemeente of derden (bijv. scholen) flankerend wordt ingezet. In de verslagperiode is veel ingezet op sportkennismakingsprojecten voor basisscholen. Ondermeer de gemeentelijke ondersteuning van sportklassen in het voortgezet onderwijs werd hieraan gekoppeld. Daarnaast werd de samenwerking met en ondersteuning van sportvereniging verder ontwikkeld.
In het kader van sportbevordering is Vlissingen ook sinds 2009 deelnemer aan het Jeugdsportfonds voor kinderen uit gezinnen met lage inkomens (zie ook doelstelling 26). Spel en bewegen liggen in het verlengde van georganiseerde sport. Voor het ruimtelijke aspect van spelen kent de gemeente Vlissingen een speelruimtebeleid dat wordt beschreven in het Speelruimteactieplan. In 2011 is na evaluatie van de periode 2006-2010 het Speelruimteactieplan 2012-2016 vastgesteld. Hierbij kon het bestaande beleid inhoudelijk en planmatig geactualiseerd worden binnen bestaande budgettaire kaders. In het plan is een aantal inhoudelijke uitgangspunten beschreven zoals streven naar meer multifunctionele plekken, voorrang voor wijken met grotere jeugdpopulatie, meer natuurspelelementen, meer oog voor het potentieel van speelruimte van derden (speeltuinen, scholen) en informele ruimte (groen). Met de 3 speeltuinbesturen kon begin 2012 overeenstemming worden bereikt over een gelijke verdeling van het totale speeltuinenbudget en hun aanvullende functie in relatie tot het speelruimtebeleid. Bij de open wijk scholen het Kroonjuweel en De Combinatie zijn in 2012 openbare schoolpleinen met speelelementen gerealiseerd. Na het openen van een Cruijffcourt in 2009 in Bossenburg kwam eind 2012 in het Middengebied ook een Krajicekcourt tot stand. De stichting ROAT zal door ondersteunende scholarships van de Krajicek Foundation de invulling van activiteiten voor de jongeren en de buurt ter hand nemen. Eind 2012 startte de voorbereiding van een geactualiseerde sportnota voor de periode 2013-2016.
33
Integraal Jeugdbeleid in Vlissingen
Staat van de Vlissingse jeugd
Doelstelling 22
Figuur 29: Jonge kinderen, die afgelopen week veel (3 of
Realiseren combinatiefuncties voor onderwijs, sport en cultuur
meer keren) of juist niet buiten speelden op
straat of speelplaats (Jeugdmonitor Zeeland,
Ouders Jonge Kinderen)
80 70 60 50 40 30 20 10 0 2001
2005 0 keer
2009
3 of meer keren
Het percentage ouders dat aangeeft dat hun kind in de afgelopen week in het geheel niet heeft buiten gespeeld (met of zonder toezicht) is in 2009 toegenomen ten opzichte van het meetjaar 2005. Het percentage ouders dat aangeeft dat hun kind (van drie of vier jaar oud) drie of meer keren heeft buiten gespeeld in de week voorafgaand aan het onderzoek is juist afgenomen. Figuur 30: Is lid van een sportvereniging of sportclub
(Jeugdmonitor Zeeland, Groep 6 PO, Klas 3 VO)
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 PO-6 2003
PO-6 2006
PO-6 2010
VO-3 2004
VO-3 2007
VO-3 2011
In 2010 zijn naar eigen zeggen ruim acht van de tien kinderen (81%) in groep 6 van het primair onderwijs lid van een sportvereniging of sportclub. Dat is meer dan in 2006. Bij leerlingen in het middelbaar onderwijs komt het minder voor dat ze lid zijn van een sportvereniging dan bij leerlingen in het primair onderwijs. Ruim zes van de tien leerlingen (64%) uit klas 3 van het voortgezet onderwijs - vooral 14- en 15-jarigen - zijn in 2011 lid van een sportvereniging. Er is geen verschil tussen de meetjaren.
34
De gemeente Vlissingen neemt deel aan de Combinatieregeling voor onderwijs, sport en cultuur sinds 2009. Deze regeling is bedoeld om meer aandacht te kunnen geven aan sport en cultuur in het onderwijs. Vroeger waren vakleerkrachten heel gewoon in het onderwijs, maar in de loop der tijd konden scholen hiervoor nauwelijks nog formatie vrij maken. Met de regeling kunnen docenten en trainers van buiten het onderwijs worden ingezet om het sport- en cultuuronderwijs weer te versterken. In 2009 is besloten om gedurende de periode tot 2012 6,0 fte van deze combinatiefuncties voor onderwijs, sport en cultuur in te richten. In 2010 is hiermee gestart en waren er aan het eind van het jaar 3,9 fte aangesteld bij het uitvoeringsteam Vlissingen in Beweging. Eind 2012 waren alle fte’s ingevuld. De medewerkers worden ingezet voor een breed scala aan schoolse en naschoolse activiteiten op het gebied van sport en cultuur, het sportbuurtwerk en ondersteuning van het inhoudelijk brede schoolbeleid. In de Nota Welzijn Nieuwe Stijl (WNS) eind 2012 is ook een koppeling gelegd tussen de combinatiefuncties, het jeugd- en jongerenwerk, de aanpak risicojongeren en het brede gedachtegoed van WNS. Ondermeer kon ook bij stichting ROAT een combinatiefunctionaris worden aangesteld. Tenslotte heeft de gemeente begin april 2012 besloten om ook deel te nemen aan de nieuwe landelijke Regeling Buurtsportcoaches, een aanvullende regeling op de Combinatieregeling. Hiermee wordt de inzet van 2 extra fte mogelijk. Deze zullen bij andere partijen in dienst komen. Bedoeling is dat in 2013 in totaal 8 combinatiefuncionarissen/buurtsportcoaches actief zijn in Vlissingen. Conclusie is dat de gemeente, gebruikmakend van eigen middelen en landelijke regelingen, een groot deel van de jeugd in het onderwijs en de Vlissingse buurten in staat heeft gesteld kennis te nemen van en mee te doen aan een breed palet aan activiteiten op het terrein van sport en cultuur.
Eindverslag periode 2009-2012
Doelstelling 23
Figuur 32: Muziek beoefenen in vereniging en/of op
Inventariseren van vraag en aanbod van vrijetijdsvoorzieningen voor de jeugd
Deze doelstelling is in 2009 al aangehouden vanwege een aantal onderzoeken dat ook plaats vond in het kader van de Jeugdmonitor, de Sociale Staat van Zeeland en het project Communities that Care en waarin vragen over dit onderwerp waren opgenomen. Nadat medio 2010 de ontwikkeling van WNS zich aankondigde, samen met de herijking van het gemeentelijk accommodatiebeleid, is helemaal afgezien van een aparte inventarisatie over vrijetijdsvoorzieningen voor de jeugd. Wel is in het kader van het speelruimteactieplan 2012-2016 een enquête over speelruimte onder ouders en kinderen gehouden.
20
Met het vaststellen van WNS zal in 2013 door het jongerenwerk in ieder geval de programmering van de bestaande jongerenaccommodaties aan beide zijde van het kanaal (De Paraplu en Multi Culti) nader worden bekeken en herijkt. Hierbij worden de jongeren betrokken. De accommodatie van poppodium De Piek, onderdeel van de Cultuurwerf, kan gelet op de geschiedenis en de gemiddelde bezoeker niet echt worden beschouwd als een jongerenvoorziening. Niettemin is er wel degelijk een jongerendoelgroep voor dit podium. De nadere uitwerking van de fysieke locatie en toekomstige programmering van De Piek zal met name vanuit het cultuurbeleid gestalte krijgen.
25
15 10 5 0 2003
Figuur 31: Jong kind is lid van een vereniging of club
(Jeugdmonitor Zeeland, Ouders Jonge Kinderen)
30 25 20
2006 Muziekles en Muziekvereniging Muziekles Lid muziekvereniging
Figuur 33: Aantal verschillende kunstzinnige activiteiten dat men doet (Jeugdmonitor Zeeland, Klas 3 VO)
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 2004
15
een activiteit
10 5 0 2001
2005
2009
Bij jonge kinderen komt het nog maar weinig voor dat ze lid zijn van een club of vereniging (zoals bijvoorbeeld peutergym). In 2009 was iets meer dan één op de vier (28%) jonge kinderen lid van een vereniging of club. Vergeleken met de voorgaande meetjaren zien we een stijging van het percentage jonge kinderen dat lid is van een vereniging of club.
2010
Bij de Vlissingse kinderen uit het primair onderwijs is muziek beoefenen gekozen als indicator voor een actieve cultuurparticipatie. In enquêtes onder leerlingen uit groep 6 van het primair onderwijs is gevraagd of zij lid zijn van een muziekvereniging en/of zij op muziekles zitten. Ongeveer één op de acht is muzikaal actief. Bijna al deze kinderen zitten op muziekles. Het aandeel kinderen dat alleen lid is van een muziekvereniging, is zeer gering. Muziekles lijkt een voorwaarde om lid te zijn van een muziekvereniging. We zien bijna geen verschil tussen de meetjaren.
Staat van de Vlissingse jeugd
muziekschool (Jeugdmonitor, Groep 6 PO)
2007 twee activiteiten
2011 drie t/m elf activiteiten
Bij de Vlissingse scholieren uit klas 3 van het voortgezet onderwijs zijn meer enquêtegegevens beschikbaar over de actieve cultuurparticipatie. Als indicatoren voor een actieve cultuurparticipatie is hier gekozen voor (elf) vragen naar het zelf in de vrije tijd kunstzinnige activiteiten beoefenen zoals tekenen, schilderen, beeldhouwen, zingen, toneel, muziek beoefenen, etc....
35
Integraal Jeugdbeleid in Vlissingen
Gekeken is naar het aantal verschillende kunstzinnige activiteiten dat men beoefent (maximaal elf) en niet naar het aandeel jongeren dat (wel eens) een kunstzinnige activiteit beoefent. Tussen 2004 en 2007 is het beoefenen van meerdere verschillende activiteiten (twee of meer) toegenomen, maar tussen 2007 en 2011 is het weer gedaald. Figuur 34: Leerlingen die geen culturele voorstellingen of
instellingen bezoeken (Jeugdmonitor Zeeland,
Klas 3 VO)
60 50 40 30 20 10 0 2004
2007 geen bezoek culturele voorstelling geen bezoek culturele instelling
36
2011
De Vlissingse scholieren kregen een lijst van dertien verschillende voorstellingen voorgelegd met telkens de vraag hoe vaak zij er in de afgelopen 12 maanden waren geweest. Het gaat hierbij onder meer om concerten, filmbezoek, musical, toneel, houseparty etc… Het kan hier zowel gaan om voorstellingen die men alleen bezoekt, met anderen, of met school. Het aantal Vlissingse 14/15-jarigen dat de afgelopen 12 maanden niet naar een voorstelling is gegaan, lijkt sinds 2007 te stijgen en lag in 2011 op 17%. Deze scholieren gaan dus ook niet met de school naar een voorstelling en zij gaan dus ook niet naar de film. In de Jeugdmonitor Zeeland wordt een onderscheid gemaakt tussen 4 soorten culturele instellingen: museum, galerie/atelier, archief, bezienswaardige gebouwen. Bijna de helft van de Vlissingse scholieren (48%) uit de derde klas van het voortgezet onderwijs heeft het afgelopen jaar geen van de vier genoemde soorten culturele instellingen bezocht. Het bezoek aan culturele instellingen is sinds 2007 gedaald.
Eindverslag periode 2009-2012
Thema Steentje bijdragen aan de maatschappij Doelstelling 24 Bevorderen maatschappelijke stages voor leerlingen uit het voortgezet onderwijs Het kabinet heeft in 2008 besloten dat leerlingen uit het voortgezet onderwijs een maatschappelijke stage moeten gaan volgen. Tijdens deze stage doen zij vrijwilligerswerk, bijvoorbeeld in een buurthuis of op een zorgboerderij. Bedoeling is jongeren, door het aanbieden van een maatschappelijke stage, kennis te laten maken met de samenleving om hen heen en maatschappelijke betrokkenheid aan te leren. In 2011 had 32% van de jongeren een maatschappelijke stage gevolgd (recentere cijfers waren niet beschikbaar). Om de maatschappelijke stage efficiënt te organiseren dient een makelaarsfunctie te worden ingevuld en voor de gemeente Vlissingen is deze functie gedurende de verslagperiode door wisselende partners ingevuld. Tot 2009 werd samengewerkt met het project Move your credits, maar de schooljaren 2009/2010 en 2010/2011 is de makelaarsfunctie overgegaan naar het voortgezet onderwijs zelf. In 2010 is tevens een samenwerkingsovereenkomst afgesloten voor deelname aan een website van Stichting Welzijn Middelburg (SWM). Via de website (www.vrijwilligerswerkvoorjou.nl) konden scholieren vacatures vinden voor het vrijwilligerswerk en/of een maatschappelijke stage. In het schooljaar 2011/2012 ging ook de makelaarsfunctie over naar SWM, maar per 1 september 2012 is de samenwerking met SWM voor de makelaarsfunctie en de website voor jongeren weer beëindigd. Het toekomstig beleid voor de maatschappelijke stage is opgenomen in de nota Onbetaalbare Kracht. De Vlissingse makelaarsfunctie komt in 2013 bij het vrijwilligersteunpunt dat wordt ondergebracht bij Porthos Vlissingen. Overigens zal het kabinet Rutte de maatschappelijke stages niet meer bij wet regelen.
Staat van de Vlissingse jeugd In 2011 gaf 32% van de Vlissingse derdeklassers (Jeugdmonitor Zeeland, klas 3 VO) aan een maatschappelijke stage te doen. Figuur 35: Het aandeel derdeklassers dat vrijwilligerswerk
doet (Jeugdmonitor Zeeland, klas 3 VO)
50 40 30 20 10 0 sport
andere vereniging of club (geen sportvereniging)
instelling
2004
2011
2007
organisaties
In 2011 doet naar eigen zeggen bijna twee van tien leerlingen uit klas 3 van het voortgezet onderwijs in Vlissingen vrijwilligerswerk voor een sportvereniging. Het aandeel derdeklasser dat dit doet is sinds 2004 gestegen. Vergeleken met het aandeel derdeklassers dat vrijwilligerswerk doet voor een sportvereniging verrichten minder derdeklassers vrijwilligerswerk voor een andere vereniging of club, een instelling (bijv. peuterspeelzaal, verzorgingshuis) of voor organisaties (bijv. Unicef, politieke partijen of het Rode Kruis).
37
Integraal Jeugdbeleid in Vlissingen
Doelstelling 25 Bevorderen (wijkgebonden) participatie van jongeren In het kader van deze doelstelling draaiden vanaf 2009 onder begeleiding van welzijnsorganisatie Palladium in het Middengebied en Oost Souburg twee jeugdwijkteams. De begeleiding bleek zeer arbeidsintensief. Vanwege het aflopen van het landelijk Buurt Onderwijs Sport-project en het ontbreken van gemeentelijke middelen zijn deze jeugdwijkteams in 2011 beëindigd. Vlissingen kent sinds 2007 een website Jong als onderdeel van de gemeentelijke website. Bij de start van de jeugdnota was het idee dat deze zou kunnen worden ontwikkeld naar een medium om meer actief de participatie met jongeren vorm te geven. Dit idee is aangehouden bij de voorbereiding van het CJG. Hierbij was de gedachte dat een contactmedium met jongeren ook bij de CJG/Porthoswebsite zou kunnen passen. Achteraf gezien is het bij ideeën gebleven omdat andere vraagstukken meer prioriteit vroegen. Eind 2012 is de voorbereiding gestart om de hele gemeentelijk website te gaan restylen. In dit kader zal begin 2013 worden bekeken of de website Jong zal blijven en een toekomstige rol kan spelen in de participatie van Vlissingse jongeren.
Tenslotte zijn in 2012 de jongerenwerkers getraind voor het instrument “Debat in de buurt”. Doel hiervan is: - kansarme jongeren te leren debatteren - debatbijeenkomsten in de buurt te organiseren Beoogd maatschappelijk effect is het verminderen van spanningen tussen groepen in de buurt en vergroting van de betrokkenheid van jongeren bij de (lokale) samenleving. De jongerenwerkers (die per juli 2012 zijn overgekomen van Palladium naar Vlissingen in Beweging) zijn eind 2012 een traject gestart om jongeren te werven en te trainen en in de loop van 2013 een debat te organiseren. Figuur 36: Vlissingse jongvolwassenen die geïnteresseerd
zijn in politieke onderwerpen (Jeugdmonitor
Zeeland, jongvolwassenen)
100% 80% 60% 40% 20% 0% 2004
2012
ja, zeker geïnteresseerd redelijk geïnteresseerd
In 2011 deed Vlissingen mee aan het project “Iedereen telt Mee” van het Instituut voor Publiek en Politiek. In dit kader hadden kinderen van twee basisscholen in de leeftijd van 10-12 jaar een film gemaakt over een door hun zelf gekozen probleem. Deze films werden aan de wethouder jeugd gepresenteerd waarna de kinderen daarover met hem in gesprek gingen. Bij de voorbereiding van de definitieve nota Welzijn Nieuwe Stijl (WNS) is in 2012 een geanimeerde en goed door jongeren bezochte bijeenkomst voor het jongerenwerk georganiseerd. De jongeren waren ook actief betrokken bij de voorbereiding. De opbrengst van de bijeenkomst is zo goed mogelijk meegenomen in de nota WNS. In deze nota is vastgelegd dat het jongerenwerk minder aanbodgericht moet opereren vanuit de accommodaties en meer contact met jongeren op straat moet leggen om een band op te bouwen. Vanuit die band moeten de jongeren worden gestimuleerd zelf stappen te ondernemen en medeverantwoordelijkheid te nemen voor het organiseren van activiteiten (evt. in de twee accommodaties, maar ook op andere plekken).
38
een beetje geïnteresseerd nee, helemaal niet geïnteresseerd
Bijna drie van de tien Vlissingse jongvolwassenen zijn redelijk tot zeker geïnteresseerd in politieke onderwerpen. Dit is nauwelijks veranderd. Vergeleken met 2004 waren in 2012 iets meer Vlissingse jongvolwassenen helemaal niet geïnteresseerd in politieke onderwerpen.
Eindverslag periode 2009-2012
Doelstelling 26
Doelstelling 27
Bevorderen maatschappelijk deelname van kinderen uit arme gezinnen
Opzet gereedschapskist met instrumenten voor jeugdparticipatie
Gedurende de hele periode van de jeugdnota stond de Sociaal Culturele Bijdrageregeling open voor deelname aan sociale en culturele activiteiten door kinderen uit gezinnen met lage inkomens. Het gebruik van deze regeling is met alle voorgaande jaren gestegen. In 2011 is de sociaal culturele bijdrageregelingen voor kinderen tot 18 jaar 791 keer verstrekt. De trend zet in 2012 ook door:
Naast de initiatieven die zijn vermeld bij doelstelling 25 is de opzet van een overkoepelende ‘gereedschapskist voor jeugdparticipatie’ niet uit de verf gekomen. Andere prioriteiten en gebrek aan tijd en middelen speelden hierbij parten. Met de vaststelling van Welzijn Nieuwe Stijl dient vanaf 2013 het betrekken van de jeugd bij aangelegenheden die hen aangaan vaste norm te worden. Het nieuwe jeugd- en jongerenwerk zal hierin samen met jongeren naar de geschikte vormgeving moeten zoeken. Daarnaast zal nagedacht moeten worden over het gebruik van eigentijdse middelen ten behoeve van jeugdparticipatie (zoals sociale media).
Sociaal culturele bijdrageregeling 2012 t/m juni
2011 2010 2009
Kinderen tot 12
420
559
423
444
Kinderen 12-18
196
232
249
218
Vanaf 2009 neemt Vlissingen deel aan het Jeugdsportfonds voor kinderen uit gezinnen met lage inkomens. Hiervan is de afgelopen jaren steeds meer gebruik gemaakt. In 2012 hebben 188 jongeren deelgenomen aan het Jeugdsportfonds. 2009: 152 kinderen 2010: 165 kinderen 2011: 188 kinderen 2012: 189 kinderen Beide regelingen worden in 2013 voortgezet. In het kader van het minimabeleid is eind 2012 besloten de sociaal culturele bijdrage voor kinderen 12 tot 18 jaar van € 200 naar € 260 per jaar te verhogen.
Staat van de Vlissingse jeugd Figuur 37: Vlissingse scholieren die geen lid zijn van
een sportvereniging omdat het te duur is
(Jeugdmonitor Zeeland, Klas 3 VO)
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 2004
2007
2011
Van de scholieren die geen lid zijn van een sportvereniging, gaf in 2011 8% aan geen lid te zijn omdat het te duur is. Dit aandeel is gedaald sinds 2007.
39
Eindverslag periode 2009-2012
Samenvatting resultaten Hieronder volgt een samenvatting van de resultaten per beleidsdoelstelling aan de hand van 3 symbolen:
De symbolen hebben de volgende betekenis: Groen: De doelstelling is volledig gerealiseerd/ligt op schema. Geel: De doelstelling is niet volledig gerealiseerd/heeft nog aandachtspunten Rood: De doelstelling is niet gerealiseerd. Samenvatting Doelstelling
Status
Toelichting (wordt nog verder ingevuld)
1. Uitwerking thema’s Lokaal Educatieve Agenda en Onderwijsachterstandenbeleid
Op de gevolgde thema’s is blijvend ingezet. Het doorzetten op VVE blijft belangrijk aandachtspunt voor het nieuwe OAB 2013-2014.
2. Inzet schoolmaatschappelijk werk en invulling Zorg Advies Teams (ZAT’s) voor alle onderwijstypen
De invoering van de ZAT’s in het primaire onderwijs vereist verdere aandacht. De hele zorgstructuur in en om het onderwijs blijft belangrijk aandachtspunt in de relatie met CJG/Porthos, de Wet Passend Onderwijs en de decentralisatie jeugdzorg.
3. Halvering aantal voortijdig schoolverlaters
4. Intensivering leerplichtfunctie
5. Extra begeleidingstrajecten RMC voor Antilliaanse jongeren. 6. Aanbod van baan- of scholingstraject aan jongeren onder de 27 die zich melden voor een uitkering
Met de sectorale projecten en het Jongerenloket zijn positieve resultaten geboekt. Door de economische situatie en bezuinigingen wordt het lastiger een goed aanbod neer te zetten en dreigt een groeiende jeugdwerkloosheid.
7. Adequate uitvoering integrale jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar
De integrale JGZ is goed neergezet. De uitvoering van taken komt onder druk door de noodzaak tot bezuinigingen.
41
Integraal Jeugdbeleid in Vlissingen
8. Het realiseren van een Centrum voor Jeugd en Gezin 9. Afstemming en gerichte inzet opvoedingsondersteuning
Er is toenemende vraag aan opvoedondersteuning en de toekomstige borging van Veilige Start blijft een aandachtspunt.
10. Invoering digitaal dossier jeugdgezondheidszorg (DD JGZ) en Verwijs Index Risico Jongeren (VIR)
Waar het DD JGZ uiteindelijk goed is ingevoerd, is de VIR slecht van de grond gekomen. Hierop is actie gezet die in 2013 wordt uitgerold.
11. Voorkomen en terug dringen alcohol- en middelengebruik 12. Afname aantal jongeren met overgewicht
Gerichte projecten kwamen lastig van de grond, wel is een gevarieerd beweegaanbod op en rond scholen gerealiseerd. In de gezondheidsnota 2013 -2016 zal meer worden ingezet op gezonde voeding.
13. Voorkoming psychosociale problematiek en andere GGZ-problemen
Blijvende doelstelling in de gezondheidsnota en de preventieve jeugdzorg.
14. Borging JIT en VET
15. Pilotproject Communities that Care
Na scholierenonderzoek en opstellen CtCuitvoeringsplan aangehouden. Doorstart in 2013.
16. Bevorderen weerbaarheid jongeren.
Ingezet is op basisonderwijs en risicojongeren. Belangrijk thema ook in relatie tot pesten als maatschappelijk probleem.
17. Terugdringen overlast jongeren.
18. Opzet Veiligheidshuis
19. Opvang van zwerfjongeren en jongeren met huisvestingsproblemen
Niet gerealiseerd. In 2013 wordt een advies aan het CZW uitgebracht.
20. Afname aantal gevallen van kindermishandeling
De RAAK-aanpak en de voorbereiding van de Meldcode Kindermishandeling is uitgezet onder instellingen en beroepskrachten. Het aantal meldingen blijft sinds 2006 stabiel.
21. Bevorderen sportdeelname van de jeugd
22 Realiseren combinatiefuncties onderwijs, sport en cultuur 23. Inventariseren van de vraag naar en het aanbod aan vrijetijdsvoorzieningen voor de jeugd
42
De doelstelling bleek achteraf minder relevant.
Eindverslag periode 2009-2012
24. Bevorderen maatschappelijke stages in het voortgezet onderwijs 25. Bevorderen (wijkgebonden) participatie van jongeren
De participatie kwam vooral op incidentele basis tot stand en is blijvend aandachtspunt.
26. Bevorderen maatschappelijke deelname van kinderen uit arme gezinnen 27. Opzet van gereedschapskist met instrumenten jeugdparticipatie
Als zodanig niet tot stand gekomen.
43
Eindverslag periode 2009-2012
Bijlagen
45
Eindverslag periode 2009-2012
Bijlage 1: Lijst met afkortingen AMK BJZ CJG CP GGZ CtC DD JGZ GGD CZW GGZ GSG JGZ JIT LZNV MBO MDO MWW NASB OAB OCW REA RMC SMW VIR VET VVE VSV Wkkp Wet OKE WNS Wmo ZAT
Advies en Meldpunt Kindermishandeling Bureau Jeugdzorg Zeeland Centrum voor Jeugd en Gezin Collectieve preventie geestelijke gezondheidszorg Communities that Care Digitaal dossier jeugdgezondheidszorg Gemeenschappelijke Gezondheids Dienst College voor Zorg en Welzijn Geestelijke Gezondheidszorg Gezonde School en Genotmiddelen jeugdgezondheidszorg jeugd interventie team Laat ze niet (ver)zuipen middelbaar beroeps onderwijs multidisciplinair overleg Maatschappelijk Werk Walcheren Nationaal Actieplan Sport en Bewegen Onderwijs Achterstanden Beleid Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen Regionaal Educatieve Agenda Regionaal Meld- en Coördinatiepunt Voortijdig Schoolverlaten schoolmaatschappelijk werk Verwijs Index Risicojongeren vroeg erbij team voor- en vroegschoolse educatie voortijdig school verlater Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie Welzijn Nieuwe Stijl Wet maatschappelijke ondersteuning Zorg Advies Team
47
Eindverslag periode 2009-2012
Bijlage 2: Gebruikte bronnen Om de staat van de Vlissingse jeugd in kaart te brengen hebben we gebruik gemaakt van de volgende bronnen; - Jeugdmonitor Zeeland (JM) o Ouders Jonge Kinderen (OJK) Er is gebruik gemaakt van gegevens o Primair Onderwijs Groep 6 (PO6) Er is gebruik gemaakt van gegevens o Voortgezet Onderwijs Klas 3 (VO3) Er is gebruik gemaakt van gegevens o Jongvolwassenen (JV) Er is gebruik gemaakt van gegevens
uit 2001, 2005 en 2009. Het volgend onderzoek is in 2013. uit 2003, 2006 en 2010. uit 2004, 2007 en 2011. uit 2004, 2008 en 2012
- Kinderen in Tel (Verwey Jonker Instituut) o In het databoek 2012 van Kinderen in Tel zijn gegevens van 2010 gepresenteerd. Het databoek wordt tweejaarlijks uitgegeven. - www.vsvverkenner.nl - CBS o Er is gebruik gemaakt van verschillende gegevens van het CBS. De frequentie van het publiceren van de gegevens verschilt per indicator. - www.werk.nl o Maandelijks worden cijfers over het aantal niet werkende werkzoekenden gepubliceerd. - Regionale Informatie Sociale Verzekeringen o Er zijn gegevens beschikbaar t/m 2011. In het 2de kwartaal van 2013 worden de gegevens van 2012 verwacht. - GGD
49
Integraal Jeugdbeleid in Vlissingen Eindverslag periode 2009-2012