Integraal jeugdbeleid in Arnhem
Aanzet tot een beleidsvisie
Auteurs: Dr. B.M.W.A. Beke Drs. J.P. Jakobs Drs. G. Verhagen
© Advies- en Onderzoeksgroep Beke
Inhoudsopgave
1.
Integraal jeugdbeleid als speerpunt binnen de gemeente Arnhem
3
2.
Stand van zaken in het lokale jeugdbeleid
3
3.
Integraal jeugdbeleid: een misbruikt begrip
4
4.
Integraal jeugdbeleid: spelregels en taakverdeling
5
5.
Integraal jeugdbeleid in Arnhem: een drietal politiek-bestuurlijke keuzen
6
6.
Integraal jeugdbeleid in Arnhem: flexibel en selectief aanbod
7
7.
Integraal jeugdbeleid in Arnhem: medeverantwoordelijkheid van
8.
de vraagkant
10
Hoe nu verder?
11
Bijlage 1.
Lijst van genodigden / deelnemers
13
Bijlage 2.
Werkwijze en doelstellingen van de bijeenkomsten
14
Bijlage 3.
Gesignaleerde knelpunten
15
Bijlage 4.
Praktijkdeskundigen aan het woord: een eerste aanzet tot mogelijke oplossingen
20
Bijlage 5.
Randvoorwaarden voor integraal jeugdbeleid
24
Bijlage 6.
Stellingen ten behoeve van de tweede sessie
27
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -3-
1. Integraal jeugdbeleid als speerpunt binnen de gemeente Arnhem
Een van de belangrijke programmapunten van het Arnhemse bestuursakkoord 19982002 is een verdere impuls te geven aan het huidige lokale jeugdbeleid. Bij de recente samenstelling van het bestuurscollege van de gemeente Arnhem is 'jeugdbeleid' verkozen tot één van de speerpunten. In dat licht heeft een wethouder 'jeugdzaken' in haar portefeuille. Daarmee wordt bestuurlijk een signaal gegeven dat de komende jaren op meer efficiënte en effectieve wijze jeugdbeleid zal worden gevoerd. Centraal daarin staat een betere samenwerking tussen betrokken instellingen, alsmede een goede afstemming op de diverse taken en een betere aansluiting op de relevante risicogroepen onder de jeugd. Kortom: vraag en aanbod dienen op elkaar te worden afgestemd. Het realiseren van een dergelijk samenhangend beleid gaat gepaard met een regierol van de lokale overheid, en dan niet uitsluitend een regiefunctie daar waar sprake is van een subsidierelatie, maar ook daar waar men te maken heeft met instellingen die door andere financiers (provincie Gelderland en de landelijke overheid) worden aangestuurd (een deel van de - ambulante -jeugdzorg, de jeugdbescherming en de jeugdhulpverlening). Dit complexe streven kan men samenvatten onder de noemer 'integraal jeugdbeleid'.
2. Stand van zaken in het lokale het jeugdbeleid
Recente publicaties
1
geven aan dat er de afgelopen jaren in Arnhem de nodige ont-
wikkelingen hebben plaatsgevonden om te komen tot een aanpak die gericht is op een samenhangend en 'geschakeld' aanbod binnen het jeugdbeleid. De financiële middelen zijn daarbij ruimer dan voorheen. Naast het reguliere gemeentelijke aanbod is namelijk in het kader van het Jeugd en Veiligheidsbeleid - als onderdeel van het Grote StedenBeleid - nog extra geld beschikbaar. Daar staat tegenover dat de gemeente Arnhem de komende jaren over de hele linie moet bezuinigen en dat deze bezuinigingen deels ook op dit beleidsterrein moeten worden gevonden. Al met al een context waarbinnen het zaak is de schaarse (financiële) middelen zo optimaal te besteden.
1
. Risicojeugd in Arnhem, Inventarisatie en voorstel voor een integrale aanpak. Instituut voor Jeugd en Welzijn Amsterdam, 1998. Actieplan Jeugd en Veiligheid, Derde voortgangsrapportage. Gemeente Arnhem, Sector Welzijn 1998
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -4-
3. Integraal jeugdbeleid: een misbruikt begrip
Integraal jeugdbeleid op lokaal niveau is in de optiek van de gemeente Arnhem alleen goed vorm te geven als er geluisterd wordt naar de visie en denkbeelden van de lokale instellingen en sleutelfiguren. Zij zijn de deskundigen die de bouwstenen kunnen en móeten aandragen voor een dergelijk integraal jeugdbeleid. Allereerst dient er dus overleg gevoerd te worden met een aantal actoren, die in Arnhem direct betrokken zijn bij - de uitvoering van - het jeugdbeleid. Om dit te realiseren, zijn twee bijeenkomsten georganiseerd met vertegenwoordigers van de 'werkvloer' .
Integraal jeugdbeleid op lokaal niveau is in de optiek van de gemeente Arnhem ook een 'misbruikt begrip'. Het scoort op de landelijke politieke agenda en vervolgens wordt het bestaande jeugdbeleid met 'zoek en vervang' opgetuigd met de term 'integraal'. Veelal is 'integraal' synoniem aan het instellen van meer vergadercircuits. Integraal jeugdbeleid vraagt in de optiek van de gemeente Arnhem meer. Een fundamentele beleidswijziging waarbij:
de gemeente Arnhem duidelijke (veelal politiek bepaalde) keuzen maakt Centraal staan hier de rol, taken en keuzen die de gemeente Arnhem maakt.
het aanbod aan jeugdvoorzieningen beter en flexibeler wordt Centraal staat de wijze waarop een meest optimale organisatiestructuur van de jeugdwelzijns- en jeugdhulpverleningsinstellingen kan worden vormgegeven.
de vraag naar jeugdvoorzieningen steeds wordt gemeten Centraal staat hier de ontwikkeling van een gedegen jeugdmonitor.
gestreefd wordt naar een volwaardige participatie én medeverantwoordelijkheid van jongeren én opvoeders Centraal staat hier de vraag hoe de Arnhemse jeugd volwaardig kan worden betrokken bij het jeugdbeleid. Meer specifiek moet ook gekeken worden hoe de medeverantwoordelijkheid van opvoeders (eventueel met drang en dwangmethodieken) vorm kan krijgen.
Om antwoord te krijgen op deze vraagstukken is - aanvullend - een bijeenkomst georganiseerd met beleidsdeskundigen 2.
2
. Voor lijst van genodigden/deelnemers; zie Bijlage 1.
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -5-
Alle genodigden participeerden 'à titre personnel'. Gestreefd is naar een dynamisch gespreksmodel waarbij het jeugdbeleid is geanalyseerd. Daarbij is o.a. ook ruim aandacht besteed aan knelpunten én haalbare oplossingen op praktijkniveau en op beleidsniveau. Voor een gedetailleerdere beschrijving van de werkwijze en doelstellingen van de bijeenkomsten verwijzen we naar bijlage 2. Voor een summier overzicht van de resultaten verwijzen we naar bij bijlagen 3, 4 en 5. 4. Integraal jeugdbeleid: spelregels en taakverdeling Naar aanleiding van de gesprekken met de deskundigen kunnen de - voorlopige – contouren geschetst worden van een effectief integraal jeugdbeleid. Voorlopig, omdat de nadere invulling én verwerving van draagvlak in de komende maanden moet worden gerealiseerd. Daarbij speelt ook een rol dat een reeks door het veld gesignaleerde knelpunten nog niet verder zijn besproken. In de komende maanden dienen deze nader te worden uitgewerkt. De spelregels en de taakverdeling zijn in ieder geval helder geformuleerd. De gemeente Arnhem is verantwoordelijk voor: 1. het maken van duidelijke keuzen c.q. beleidsprioriteiten 2. het duidelijk schetsen van de daarbij behorende kaders en doelen 3. het integreren van door instellingen aangeleverde heldere gegevens op basis waarvan beleid wordt gevormd. Instellingen leveren dus de basisgegevens aan en de gemeente is verantwoordelijk voor samenvoeging en analyse. Hiermee worden de instellingen fors ontlast. De instellingen zijn verantwoordelijk voor: 1. het schetsen van de voorwaarden waaraan basiszorg minimaal moet voldoen 2. het uitvoeren van de gevraagde werkzaamheden De instellingen en de gemeente zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor: 1. het periodiek vaststellen waar' gaten vallen' en vervolgens het vragen van een politieke uitspraak óf, en zo ja, op welke wijze deze gaten worden gedicht 2. overleg vooraf en gezamenlijke bepaling van de te leveren prestaties en de termijn waarop deze worden geleverd.
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -6-
5. Integraal jeugdbeleid in Arnhem: een drietal politiek-bestuurlijke keuzen Om integraal jeugdbeleid in Arnhem helder vorm te geven dient een aantal politiekbestuurlijke keuzen gemaakt te worden. Deze keuze wordt niet alleen bepaald door politieke uitgangspunten, maar ook door de noodzaak de schaarse (financiële) middelen het meest optimaal te besteden. Daarbij staan drie keuzen centraal: 1.
de keuze tussen een gelijke besteding van middelen over de jeugdigen in Arn-
hem of een prioritering van die groepen welke in een achterstandspositie verkeren. De voorkeur gaat naar een prioritering van achterstandsgroepen. Daarbij kan uit pragmatisch oogpunt gekozen worden voor een politiek-bestuurlijke stellingname waarbij de financiële middelen worden aangewend in zogenaamde achterstandswijken. Concreet betekent dit dat er - op grond van sociaal-economische gegevens - een aantal wijken worden geoormerkt. Deze wijken krijgen het merendeel van de middelen. Daarmee wordt voorkomen dat in detail bepaald moet worden wie wel en wie niet tot de risicogroepen 'jeugd' kunnen worden gerekend. De ervaring leert dat een dergelijke discussie in veel gemeenten de vorming van een effectief integraal jeugdbeleid in de weg staat. Concreet kan men in de geselecteerde wijken dan denken aan een scala van acties zoals verlengde kraamzorg voor meervoudige probleemgezinnen, Praktisch Pedagogische Ondersteuning (PPO)(we komen hier later op terug), verplichting voor kinderdagverblijven en peuterspeelzalen een orthopedagoge aan te stellen 3, versterking van de eerste lijn binnen het onderwijs (schoolmaatschappelijk werk in samenspraak met vertrouwenspersoon en schoolarts op scholen in achterstandswijken), herrangschikking van beschikbare uren van de Onderwijsbegeleidingsdienst (uitsluitend voor scholen in achterstandswijken), ondersteuning van sportactiviteiten (uitgevoerd door maatschappelijke sectoren) etc. Bij de vormgeving van integraal jeugdbeleid worden met andere woorden steeds de beschikbare middelen - zoveel mogelijk - aangewend voor de betreffende achterstandswijken. 2.
Een tweede keuze dient gemaakt te worden ten aanzien van de leeftijdsgroe-
pen waar men zich op richt. Men kan het gehele spectrum van 0 - 24 jaar beslaan, of kiezen voor bepaalde leeftijdsgroepen. Hetzelfde geldt voor de intensiteit van hulp. De voorkeur gaat hier uit naar een extra accent op de jongere leeftijdsgroepen en een extra accent op vroegtijdige en lichtere vormen van hulpverlening.
3
. Haar taakstelling is meervoudig: vroegtijdige signalering van probleemgedrag, ondersteuning c.q. deskundigheidsbevordering bij begeleid(st)ers en kortdurende opvoedingsadviezen voor ouders en zo nodig doorverwijzing.
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -7-
In concreto betekent dit bijvoorbeeld dat bepaalde hulpverleningsinstellingen een deel van hun capaciteit zouden moeten ombouwen naar lichtere (en goedkopere) vormen van interventie, en gericht op jongere groepen. Tevens dat de eerstelijnshulp wordt versterkt en geprofessionaliseerd. 3.
Een derde keuze betreft een re-allocatie van jeugdzorgtaken richting maat-
schappelijke organisaties en/of commerciële dienstverlening. Daarbinnen past bijvoorbeeld een streven peuterspeelzalen te verplichten financiële middelen te besteden aan voornoemde vroegtijdige signalering, sportverenigingen (bijvoorbeeld Vitesse) te interesseren sportactiviteiten op te zetten in achterstandswijken, banken te interesseren voor het aanstellen van een budgetbewaker (begeleiding van gezinnen in financiële moeilijkheden). De doelstelling daarvan is tweeledig. In de eerste plaats wordt hiermee de maatschappelijke verantwoordelijkheid versterkt, in de tweede plaats beperkt de overheid zich tot het aanvullend verlenen van (financiële) ondersteuning c.q. het scheppen van randvoorwaarden. Dit onder de noemer: een terugtredende overheidsbemoeienis ten faveure van maatschappelijke participatie. 6. Integraal jeugdbeleid in Arnhem: flexibel en selectief aanbod Een tweetal bijeenkomsten met het werkveld is onvoldoende om vergaande invulling te geven aan het integrale jeugdbeleid. Toch zijn er direct en indirect wel een aantal lijnen te schetsen waaraan het integrale jeugdbeleid in Arnhem moet voldoen. In de komende maanden zouden deze lijnen – in nauwe samenspraak met het werkveld verder moeten worden uitgewerkt. Daarbij is tevens geboden dat de gemeente Arnhem overleg voert met de Provincie. Een coördinatie tussen door de provincie en door de gemeente aangestuurde instellingen is een 'must'. Grofweg zal een effectief integraal jeugdbeleid een verschuiving betekenen op twee fronten: Specifieke jeugdhulpverlening optuigen van de primaire signaleerders d.w.z. optuigen van de eerste lijn. Het versterken van de signalerende taak
4
en (kortdurende) hulpverleningstaken van
(school)maatschappelijk werk, Thuiszorg, Jeugdgezondheidszorg e.d.
4
. Daarbij zou tevens nog eens kritisch gekeken moeten worden of, en zo ja welke rol de buurtnetwerken hierin zouden kunnen of moeten spelen. Vooralsnog lijkt hun rol te bestaan uit een uitwisseling van signalen en ondersteuning bij kortdurende lichte interventies. Gekeken zou kunnen worden in hoeverre ze daarnaast een rol gaan vervullen als indicatiecommissie voor zowel PPD, als eventueel - aanvullend - intensievere hulpverlening. Dat betekent een versterking van de buurtnetwerken.
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -8-
En dan vooral op consultatiebureaus, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en het basisonderwijs en - in mindere mate - het voortgezet onderwijs. invoegen van een tweede nieuwe lijn bestaande uit praktisch pedagogische ondersteuning (PPO). Het betreft kortdurende gezinsondersteuning op het gebied van praktische problemen en opvoedingsproblematiek (voeren van een huishouden, koken, budgetteren, regelmaat voor de kinderen etc.). Waarom wordt gekozen voor deze lichte en praktische vorm van - brede- ondersteuning? De verwachting is dat hiermee een deel van de groep multi-problemgezinnen wordt bereikt die nu voor de hulpverlening niet toegankelijk zijn omdat ze geen hulp wensen. In de huidige situatie blijven deze gezinnen verstoken van iedere hulp; in de hier voorgestelde situatie krijgen ze in ieder geval enige ondersteuning. Dat is winst, zelfs al zou het hier bij blijven. De veronderstelling is tevens dat een deel van deze gezinnen met deze praktische ondersteuning al een heel eind op weg zijn geholpen. Bovendien zou een dergelijke minder bedreigende entree in deze gezinnen ook de weg vrij kunnen maken voor intensievere hulpverlening. De keuze die hier wordt gemaakt is vergelijkbaar met die bij thuis- en daklozen en zwervende jongeren. Een deel van de opvangcapaciteit beperkt zich slechts tot eten, onderdak en af en toe lichamelijke verzorging, een ander deel biedt ook nog extra hulp. De bemensing van deze hulp kan deels uit de eerste lijn (o.a. Thuiszorg, maatschappelijk werk), deels door het re-alloceren van mensen uit de hulpverlening 5. De medewerk(st)ers van het PPO kunnen bij ernstige problemen in het gezin waar ze werkzaam zijn, besluiten dat intensieve psychosociale hulpverlening gewenst is. Via het bureau Jeugdzorg kan dan hiervoor een aanvraag geplaatst worden. De hulpverlener kan op deze wijze gemakkelijker in deze gezinnen komen, zo is de verwachting. Voor al deze punten geldt - zoals gezegd - dat overleg met de Provincie noodzakelijk is. Algemeen jeugdbeleid verschuiving c.q. heroriëntatie huidige taken algemene jeugdzorg richting reguliere maatschappelijke organisaties. In het voorgaande hebben we hier een aantal voorbeelden van genoemd. Waar het om gaat is dat kritisch gekeken wordt welke taken de lokale overheid in de loop der jaren 'naar zich heeft toe getrokken' (heeft geprofessionaliseerd) en waarvoor min of meer volwaardige alternatieven zijn in het maatschappelijke of commerciële veld.
5
. Daarmee komt er beter inzicht in de taken en verantwoordelijkheden van de hulpverleningsinstellingen. In de praktijk blijkt dat een deel van hun huidige werkzaamheden bestaan uit dergelijke praktische opvoedingsondersteuning. Door deze heldere scheiding in soorten taken wordt precies duidelijk welk deel van hun werkzaamheden wordt besteed aan PPD en welk deel aan specifieke psychosociale hulpverlening.
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -9-
Herijking, waarbij zoveel mogelijk de positie van het algemene jeugdbeleid er - maximaal - een is van voorwaarden scheppen (ondersteuning aan maatschappelijke instellingen). Zo zou bijvoorbeeld de signalering op kinderdagverblijven en/of peuterspeelzalen verricht kunnen worden door een orthopedagoge die 'op de pay-role' staat bij SPA en uitgeleend wordt door Rijnstad. Zo zouden bijvoorbeeld sport- en spelactiviteiten in zijn geheel kunnen worden doorgeschoven naar sportclubs en verenigingen (bijvoorbeeld het eerder genoemde plan om Vitesse een rol te geven in voetbalschooltjes in achterstandswijken). Ook organisaties zoals het Legers des Heils, Samenwerkende Kerken, vrijwilligersorganisaties e.d. moeten een veel structurelere plaats krijgen in dit geheel. algemene jeugdzorg als deskundigheidsbevordering. In lijn met voorgaande filosofie zou de gemeente haar taakstelling binnen algemene jeugdzorg moeten beperken tot het bevorderen van deskundigheid bij maatschappelijke (en/of commerciële) instellingen. Waaruit bestaat deze deskundigheidsbevordering? In de eerste plaats uit het betaald - verlenen van diensten (signalering, vroegtijdige interventie en dergelijke). In de tweede plaats uit het garanderen van de randvoorwaarden waarbinnen dergelijke instellingen kunnen functioneren (verlenen van faciliteiten in termen van materieel en locaties). In de derde plaats uit het formeren van maatschappelijke netwerken. Deze laatste taak is relatief nieuw. Hierin zijn ze vooral ondersteunend en voorwaardenscheppend ten aanzien van de specifieke jeugdzorg. Enige verduidelijking. Steeds duidelijker wordt dat de specifieke jeugdzorg relatief veel tijd kwijt is met het realiseren van allerlei specifieke werkzaamheden die door hun cliënten worden gevraagd. Schuldsanering, zoeken van werk, contacten met politie en justitie. De praktijk leert dat er een netwerk c.q. kader ontbreekt waarbinnen dergelijke werkzaamheden snel kunnen worden weggezet. Stel dat een aantal kleinschalige bedrijven in Arnhem zich bereid verklaren een aantal arbeidsplaatsen c.q. werkervaringsplaatsen te reserveren voor deze doelgroep. Stel dat de Rabobank bereid is iemand te leveren met voldoende deskundigheid in het begeleiden en saneren van schulden (naast vanzelfsprekend de Kredietbank), stel dat de Sociale Dienst, de politie en het O.M. vaste contactpersonen hebben voor bepaalde vraagstukken m.b.t. uitkeringen, strafvervolging e.d. Juist het organiseren van dergelijke netwerken kan een enorme verlichting betekenen van de reguliere hulpverlening. Overwogen kan worden de instellingen die zich bezig houden met algemene jeugdzorg hier een rol in te geven. De spelregels zijn vastgesteld. Ook is aangegeven hoe het spel zelf zal kunnen verlopen. In de komende maanden zal - in nauwe samenwerking tussen gemeente en instellingen - hier verder invulling aan moeten worden gegeven.
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -10-
7. Integraal jeugdbeleid in Arnhem: medeverantwoordelijkheid van de vraagkant In de komende maanden dient ook verder invulling te worden gegeven aan de medeverantwoordelijkheid van de vraagkant. Voornoemd streven waarbij allerlei maatschappelijke organisaties een rol gaan spelen in de algemene jeugdzorg past hier volledig binnen. Een tweede aspect van medeverantwoordelijkheid is nog niet uitgediept. Het betreft de plichten van de jeugd - en in het verlengde daarvan de gezinnen waar ze uit komen om actief mee te werken aan dergelijke inspanningen. Een van de knelpunten die naar voren is gekomen betreft de beperkte mogelijkheid gezinnen (en jongeren) te helpen die geen prijs stellen op deze hulp. Langzamerhand dringt zich de vraag op of - zoals nu geldt in de optiek van de hulpverlening - de kous daarmee af is. We komen dan op het terrein van drang- en dwang. In de praktijk blijkt dat drang al redelijk vaak wordt gebruikt. Zonder formele regels wordt in bepaalde gevallen al de nodige druk uitgeoefend op gezinnen om mee te werken aan de hulpverlening (denk aan contracten met ouders, maar ook de voorlopige ondertoezichtstelling als drukmiddel, of door ouders op te roepen bij de rechtszitting e.d.). Deze weg dient verder te worden bewandeld. In de komende maanden zou experimenteel gekeken moeten worden in hoeverre er meerdere 'drang- en dwangmodaliteiten' kunnen worden ontwikkeld. Meer algemeen geldt een dergelijke positionering van de lokale overheid ten opzichte van de etnische groepen (met name de Turkse gemeenschap in Arnhem). De lokale overheid zou in debat moeten gaan met deze groeperingen om vast te stellen wat over en weer - de rechten en plichten zijn. Voor dit doel is door ons bureau een zogenaamd' etnische poldermodel' ontwikkeld waarbinnen langs twee trajecten - een ambtelijk traject en een burgertraject (binnen de etnische groep) - gestreefd wordt exact boven tafel te krijgen welke verwachtingen men van elkaar wel en niet mag koesteren. Op grond daarvan komt men tot afspraken inclusief sancties bij het niet nakomen van dergelijke afspraken. We verwijzen hiervoor naar 'De dunne draad tussen stoppen en doorgaan' een studie onder diverse etnische groepen in Nederland' (Beke, Ferwerda, Van der Laan en Van Wijk, Utrecht, 1998). De twee - aan deze publicatie ten grondslag liggende landelijke onderzoeken - zijn uitgevoerd in het kader van de interdepartementale werkgroep CRIEM.
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -11-
8. Hoe nu verder Het zal duidelijk zijn dat een dergelijke ombouw van het integrale jeugdbeleid niet van vandaag op morgen is te realiseren. Daar komt bij dat een dergelijke cultuuromslag staat of valt bij de mate waarin de diverse instellingen op het gebied van jeugd nauw worden betrokken bij de vormgeving ervan. Zoals eerder aangegeven dient de lokale overheid hierin vooral een rol te vervullen op de achtergrond. Zij schetst de kaders die - afhankelijk van de stellingname - voor een deel in deze notitie zijn weergegeven en geeft vervolgens het veld de mogelijkheid binnen deze kaders verder invulling te geven aan het jeugdbeleid. Voorfase tot de zomer 1999 Daarvoor zijn drie stappen noodzakelijk: … een verdere uitwerking en verwerving van draagvlak op bestuurlijk en ambtelijk niveau over de hier geschetste kaders, ... het instellen van drie tot vier 'verandergroepen' die binnen een periode van twee tot drie maanden de specifieke knelpunten binnen het jeugdbeleid (zie bijlage 2) 'tackelen' (van oplossingen voorzien), ... een gezamenlijk parallel traject waarbij zowel de lokale (en als dat enigszins mogelijk is ook de provinciale) overheid én de instellingen die zich bezighouden met jeugdzorg gezamenlijk komen tot een herstructurering van het jeugdbeleid. Dit volgens een strategie die in het voorafgaande is omschreven: het (etnische) poldermodel. Twee losstaande experimentele projecten betreffen daarnaast de ontwikkeling van zogenaamde 'drang- en dwangmodaliteiten' en de ontwikkeling van een concreet plan van aanpak richting etnische groepen. De verwachting is overigens dat voor laatstgenoemde twee trajecten externe cofinanciering tot de mogelijkheden behoort. Experimentele fase zomer 1999 - zomer 2000 Het zou daarbij aanbeveling verdienen op kleine schaal te beginnen. Zo zouden – aansluitend op de voorfase - twee achterstandswijken kunnen worden aangewezen (bijvoorbeeld Malburgen en Klarendal / St. Marten) die als 'proeftuin' voor het op te zetten integraal jeugdbeleid gaan fungeren. Vanaf komende zomer 1999 zou in deze wijken integraaljeugdbeleid in experimentele vorm kunnen starten. Deze wijken zouden ook gebruikt kunnen worden voor de twee losstaande experimenten. Na één jaar kan dan gekeken worden wat de ervaringen zijn en waar bijstellingen noodzakelijk zijn. Dan wordt een miniconferentie gehouden waarop het startsein gegeven wordt voor een verdere uitbreiding van integraal jeugdbeleid in de gehele gemeente Arnhem.
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -12-
Voor dit gehele proef traject 'integraaljeugdbeleid' zou een periode van maximaal één jaar moeten gelden. Medio 2000 zou dan met de ombouw van het totale jeugdbeleid in de gehele gemeente Arnhem een begin kunnen worden gemaakt.
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -13-
Bijlage 1. Lijst genodigden/deelnemers Lijst genodigden/deelnemers bijeenkomsten brainstormsessie (praktijkscan) John Coldewijn
Rijnside
Rudi Breuer
Rijnstad
Peter Burgers
Onderwijs Voorrang / Sociale Vernieuwing
Toni Britsia
Onderwijs Voorrang / Sociale Vernieuwing
Willem Teering
Stichting Welzijn
Wim Krabbenborg
Regiopolitie Gelderland-Midden
Frits Alsemgeest
Gemeente Arnhem: dienst Cewes
Gijs van de Heuvel
Buurthuis de Hommel
John de Boer
Gelders Centrum Verslavingszorg
Ans de Rooy
Rijnside
Pieter de Jong
Gemeente Arnhem: Integraal Jeugdbeleid
Corine van Rijn
Gemeente Arnhem: dienst Cewes
Balthazar Beke
Advies- en Onderzoeksgroep Beke
Jolanda Jakobs
Advies- en Onderzoeksgroep Beke
Gerdien Verhagen
Advies- en Onderzoeksgroep Beke
Lijst genodigden/deelnemers bijeenkomst 'denktank' Don Olthof
G.C.V. Gelderland
Jos van der Lugt
Rijnstad
Joho van de Brink
Dienst Bravo
Dirk van Uitert
Provinciale Staten
Jantien Vlam wethouder
Gemeente Arnhem
Ans de Rooy
Rijnside
Frits Alsemgeest
Gemeente Arnhem: Dienst Cewes
Bas Geerdink
Vitesse
André Vrijhoeven
Kinderrechter
Gerard Vollenberg
Gemeente Arnhem: Dienst Cewes
Pieter de Jong
Coördinator Integraal Jeugdbeleid
Hans Walter
RVH2
Jos Braun
Jeugdgezondheidszorg
Fiet Hoeke
Jeugdgezondheidszorg
Jan-Willem van Stern
Arnhemse Ondernemers Vereniging
Balthazar Beke
Advies- en Onderzoeksgroep Beke
Jolanda Jakobs
Advies- en Onderzoeksgroep Beke
Gerdien Verhagen
Advies- en Onderzoeksgroep Beke
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -14-
Bijlage 2. Werkwijze en doelstellingen van de bijeenkomsten Een peiling in het veld Allereerst is gedurende twee middagbijeenkomsten een praktijkscan gemaakt met het doel vanuit het veld te bezien op welke wijze integraal jeugdbeleid kan worden vorm gegeven. Een groep deskundigen die enerzijds sterke affiniteit heeft met het werkveld (gericht op risicogroepen onder de jeugd) en anderzijds voldoende distantie kan nemen om eens 'over de schutting' van de eigen instelling te kijken, heeft zich gedurende een tweetal sessies bezig gehouden met het inventariseren van praktische knelpunten en het brainstormen over mogelijke oplossingen voor deze knelpunten. Aan de hand van een drietal cases, gepresenteerd door drie gastsprekers 6, komen tijdens de eerste sessie veel knelpunten naar voren. In een tweede bijeenkomst wordt een eerste aanzet gegeven tot het bedenken van mogelijke oplossingen voor de geconstateerde knelpunten en blinde vlekken. Dat spitst zich toe op inhoudelijke en organisatorische oplossingen. Welke risicogroepen onder de jeugd verdienen prioriteit? Welk risicogedrag onder jeugdigen wordt aangepakt? Op welke wijze kan een optimale onderlinge samenwerking en afstemming worden gerealiseerd? Samenvattend is het doel van deze twee bijeenkomsten:
Ideeën genereren en draagvlak creëren voor efficiënt en effectief integraal jeugdbeleid
Inzicht krijgen in lokale knelpunten en blinde vlekken in aanbod
Inzicht krijgen in afstemming, cultuurverschillen en samenwerking van lokale instellingen
Een derde bijeenkomst had tot doel te komen tot een meer fundamentele plaatsbepaling van de wijze waarop integraal jeugdbeleid vorm moet krijgen. Welke rol spelen instellingen en welke rol speelt de (lokale) overheid? In dat kader is een 'denktank' geformeerd, bestaande uit beleidsdeskundigen op zowel lokaal als provinciaal niveau. Deze exercitie is vooral gericht op de wijze waarop het fenomeen 'integraaljeugdbeleid' op originele wijze kan worden ingevuld. Deelnemers wordt gevraagd het integrale jeugdbeleid van een fictieve gemeente IJsseldam vorm te geven. Deze gemeente is in 2002 gerealiseerd na drooglegging van het resterende IJsselmeer.
6
. Een orthopedagoge verbonden aan de Stichting Peuterspeelzalen Arnhem, een buurtwerker/'tienerwerker' uit Klarendal en intern begeleidster van de Paulusschool in Het Broek.
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -15-
De gemeente vertoont qua demografische opbouwen sociale infrastructuur opvallend veel overeenkomsten met de gemeente Arnhem. Drie thema's staan daarbij centraal: de rol van de lokale overheid de organisatie- c.q. samenwerkingsstructuur van de diverse betrokken jeugdinstellingen de (on- )mogelijkheid van jeugdparticipatie Samenvattend is het doel van deze bijeenkomst:
Ideeën genereren en draagvlak creëren voor efficiënt en effectief integraal jeugdbeleid
Inzicht verkrijgen in beleidsmatige rol lokale overheid, de regiefunctie van de gemeente: inhoudelijk en financieel
Inzicht verkrijgen in (prioritering) taakstelling instellingen
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -16-
Bijlage 3. Gesignaleerde knelpunten door het veld De door de praktijkdeskundigen gesignaleerde knelpunten blijken naadloos aan te sluiten bij die van de gemeente Arnhem. Uit de eerste sessie komen de volgende acht thema' s naar voren: Gebrekkige informatieverzameling en -uitwisseling op cliëntniveau
Informatieverzameling en uitwisseling vinden veelal plaats via informele, toevallige netwerken.
Ontbreken sociaal cliëntvolgsysteem. Veel instellingen kampen met een tekort aan informatie over hun cliënten. Vaak zijn cliënten bekend bij andere instellingen, maar begint een nieuwe hulpverlener weer van voren af aan met gegevensverzameling. Bij cliëntmobiliteit (verhuizing) gaat bestaande informatie veelal verloren. Resultaat is een inefficiëntie en gebrek aan continuïteit in de zorg.
Ontbreken van een' groepsmonitoring'. Hierbij gaat het om een sociaal cliëntvolgsysteem op groepsniveau, op grond waarvan gekeken kan worden naar de ontwikkeling van groepen, de groepssamenstelling, vormen van overlastgevend c.q. crimineel gedrag van de individuele groepsleden.
7
Gebrekkige informatie-uitwisseling tussen instellingen op niveau van doelgroepen en doelstellingen
Ook hier constateren de deelnemers de noodzaak van een sociaal cliëntvolgsysteem. Voor instellingen blijkt het moeilijk om vorm te geven aan casemanagement of aan continuïteit in zorg wanneer men niet op de hoogte is van de achtergronden van individuele cliënten, cliëntsystemen of groepen.
Privacy beperkingen staan effectieve informatie-uitwisseling in de weg. Dat geldt op diverse niveaus: op signaalniveau, op diagnostisch niveau, op verwijzingsniveau, op behandelingsniveau.
7
. In dat kader zou het interessant zijn voor de gemeente Arnhem om aan te sluiten bij een landelijk project 'Groepscriminaliteit' waarbij een meetinstrument wordt ontwikkeld en getoetst waarmee vier typen jeugdgroepen (hinderlijke groepen, overlastgevende groepen, criminele jeugdgroepen en criminele bendes) in beeld kunnen worden gebracht. Advies- en Onderzoeksgroep Beke is gevraagd dit landelijk onderzoek te verrichten.
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -17-
Ontbreken van communicatie richting' Arnhemse bevolking'
Communicatie over mogelijkheden en beperkingen van instellingen jeugdzorg blijkt onduidelijk richting de doelgroepen in het bijzonder en richting de Arnhemse bevolking in het algemeen. Onjuiste verwachtingen leiden in de praktijk tot demotivatie, teleurstelling en 'shopping'. Dit geldt in het algemeen, maar in sterkere mate voor de doelgroepen van allochtone afkomst.
Onvoldoende communicatie richting betrokken sectoren van de gemeente
Ook hier blijkt onduidelijkheid te bestaan tussen de betrokken partijen. Incidentele contacten, onduidelijke (financierings- )voorwaarden, politieke waan en onhaalbare verwachtingen doen zich veelvuldig voor. Doelstellingen, doelgroepen en in het verlengde methodieken en mogelijkheden blijken niet helder te zijn.
Instellingen ervaren willekeur en ondeskundigheid bij de lokale overheid
Het ontbreken van mogelijkheden voor een hulpverleningsplicht en opvoedingsplicht
Hulp heeft veelal een vrijblijvend karakter zowel vanuit de cliënten als vanuit de hulpgevende instellingen. Jongeren en ouders kunnen te allen tijde medewerking weigeren. Anderzijds blijkt dat instellingen zich eenvoudig kunnen onttrekken aan hun inspanningsverplichting ten opzichte van een bepaalde doelgroep. Er bestaan geen 'drang- en dwangmogelijkheden' en partijen zijn moeilijk aan te spreken op hun verantwoordelijkheden.
(Vroegtijdige) signalering is vooral een kwestie van toeval
In hoeverre is er sprake van structurele of toevallige signalering? Ook hier blijkt verwarring over deskundigheid en verantwoordelijkheid. Capaciteitsproblemen bij instellingen leiden tot afstoting van signalerende en preventieve taken. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor overlastgevende jeugdgroepen. Signaleren blijkt een kwestie van toeval en is afhankelijk van het moment waarop de maatschappelijke weerstand of overlast gaat toenemen. Dat roept twee vragen op: hoe verhoudt de vroegtijdige signalering zich tot preventie(als problemen te laat worden gesignaleerd kost dat extra inspanning) en wie bepaalt óf signalen ernstig zijn.
In dat kader is gekeken naar de rol van de buurtnetwerken jeugdhulpverlening. Deze blijkt signalerend en ondersteunend te zijn. Pregnant daarbij is dat de buurtnetwerken eigenlijk bedoeld zijn voor een vroegtijdige signalering van (relatief) lichte probleemgevallen, maar in de praktijk geconfronteerd worden met de 'zware gevallen' omdat diverse participanten juist deze gevallen nergens kwijt kunnen. De aansluiting met de hulpverleninginstellingen blijkt een groot knelpunt.
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -18-
Tot de taken van een goed signaleringsnetwerk zou ook het traceren van nieuwe doelgroepen behoren. In de praktijk blijken betrokken instellingen wel bereid om in te springen op nieuwe groepen, maar dit moet dan veelal geschieden uit reguliere budgetten, waarbinnen men reeds met tekorten kampt. Prioritering blijkt een steeds weerkerend probleem.
Vroegtijdige interventie is een 'ondergeschoven kindje'
De algemene 'eerstelijns' jeugdzorg beschouwt het als haar taak om vroegtijdige en lichte interventies te plegen. Deze interventies kunnen echter wel intensiever zijn dan de huidige activiteiten, gedacht moet dan worden aan pedagogische ondersteuning vanuit de kinderopvang, intensieve gezinshulp, schoolmaatschappelijk werk, opvoedingscursussen en dergelijke. De tweelijnsinstellingen richten zich op specifieke 'zwaardere' hulpverlening staken. Instellingen uit de eerste lijn constateren echter dat zij te weinig – financiële mogelijkheden hebben voor de vroegtijdig interveniërende taak. Beide sectoren zijn echter te beschouwen als communicerende vaten. Als er gaten in de eerstelijnszorg vallen, betaalt men later de rekening in de vorm van extra inspanningen van specifieke jeugdzorg. Ook in samenhang met voorgaand punt van signalering zou men kunnen stellen dat dit bij uitstek een taak is voor algemene jeugdzorg. Vroegtijdige interventie in een preventief kader vindt ook plaats binnen het sociaal-cultureel werk Vanuit deze sector wordt opgemerkt dat overlastbezorgende jeugdgroepen in de wijk gebruik moeten kunnen maken van voorzieningen (geschikt voor meerdere doelgroepen) om de sociale cohesie (in de wijk) te bevorderen. Daarmee wordt de acceptatie en integratie verbeterd. Ook schijnt er behoefte te zijn aan individuele opvoedingsondersteuning aan ouders van pubers. Dat kan overigens ook een taak voor specifieke jeugdzorg zijn. In de praktijk blijkt het ook tussen eerste- en tweedelijnsinstellingen niet altijd eenduidig waar precies de verantwoordelijkheid ligt.
Allochtonen, een moeilijk bereikbare groep In het kader van deze rapportage zal niet uitgebreid worden ingegaan op de knelpunten binnen de specifieke allochtonen problematiek.
Gesprekspunten betroffen onder andere de wenselijkheid en noodzakelijkheid van exclusieve hulpverlening aan allochtone groepen. Daarbij geldt ten eerste de vraag in hoeverre de problematiek cultuurgebonden is of niet en ten tweede of de hulpverlening cultuurgebonden dient te zijn of niet. Dilemma's waar instellingen mee worstelen, zijn het al of niet inzetten van werkers van allochtone afkomst. Ook hier speelt het' drang- en dwangvraagstuk' mee.
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -19-
Allochtonen blijken bij een deel van de instellingen niet of nauwelijks binnen te komen. Welke factoren hierbij een rol spelen is nog onduidelijk en vraagt een analyse van zowel de vraag van de etnische groep het huidige instellingsaanbod.
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -20-
Bijlage 4. Praktijkdeskundigen aan het woord: een eerste aanzet tot mogelijke oplossingen Praktijkdeskundigen hebben gedurende de tweede bijeenkomst aan de hand van prikkelende stellingen
8
van gedachten gewisseld over mogelijkheden die bij kunnen
dragen tot het oplossen van de geconstateerde knelpunten en tot het verder vorm geven van integraal jeugdbeleid in Arnhem. Gezien het aantal geconstateerde knelpunten werden prioriteiten gesteld. We hebben m.a.w. in voornoemde sessies slechts enkele van de belangrijke knelpunten kunnen bespreken. Het zou 'verspilling' zijn als in de komende maanden deze ingeslagen weg niet verder zou worden bewandeld. De niet geprioriteerde onderdelen dienen m.a.w. in een aantal vervolgsessies nader uitgewerkt te worden. Twee van de acht voornoemde knelpunten zijn aan de orde geweest, namelijk: 1. vroegtijdig signaleren, mogelijke vervolgtrajecten en knelpunten daarbinnen 2. de relatie tussen de gemeente en de instellingen die zich richten op jeugdbeleid Hieronder geven we een kort resumé van de - hoopgevende - resultaten. Vroegtijdig signaleren, mogelijke vervolgtrajecten en knelpunten daarbinnen Alle participanten zijn het erover eens dat met name het vroegtijdige signaleren van risico- en probleemsituaties van eminent belang is. Daarbij richt men zich met name op de leeftijdsgroep 0-12 jarigen. Gezien de leeftijdsgroep ligt het voor de hand dat men een insteek kiest op wijkniveau. Naast de wijkplatforms die zich meer bezighouden met de 'fysieke' gang van zaken in de wijk, kennen we de buurtnetwerken 'Jeugdhulpverlening' met hun signalerende en ondersteunende taak richting jeugd- en gezinsproblematiek. Het buurtnetwerk wordt gevormd door deelnemers uit de eerste lijnszorg aangevuld met onderwijs en peuterspeelzalen. Op afroep of op eigen verzoek kunnen ook de wijkagent en een raadsmedewerker deelnemen. De deelnemers zijn er van overtuigd dat een buurtnetwerk
9
bij uitstek geschikt is om
de signalerende taak op zich te nemen. Er moet echter onderscheid gemaakt worden in twee vormen van signalering. Te weten signalering met het doel te interveniëren of hulp te bieden en signalering als input voor registratie op wijk niveau
8
10
.
. Hiervoor verwijzen we naar de bijlage 6. . Opgemerkt wordt dat de deelnemers van de buurtnetwerken jeugdhulpverlening het gevoel hebben dat iedereen op de loop gaat met hun buurtnetwerk en dat zij vervolgens problemen moeten gaan oplossen die te maken hebben met het falen van andere instellingen, bijvoorbeeld de jeugdhulpverlening. 10 . Op deze wijze krijgt men inzicht in problematiek op wijkniveau en kan men het gewenste aanbod in kaart brengen. 9
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -21-
Met betrekking tot de eerste vorm van signaleren lijken de buurtnetwerken redelijk te voldoen. Probleem is echter het dichtslibben van het buurtnetwerk met zwaardere gevallen, waarvoor geen vervolgtraject kan worden ingezet of kan worden gevonden. Dit leidt tot frustratie en inefficiëntie binnen het netwerk. " Bureau Jeugdzorg en alles wat daarachter zit doet z 'n werk niet goed en nu moeten wij gaan registreren en twee keer zo vaak bij elkaar komen" Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg, RIAGG en andere jeugdhulpverleningsinstellingen hebben wachtlijsten en het is onduidelijk wie verantwoordelijk is voor de gezinnen die tussen de wal en het schip vallen. Op dit moment zie je dat alle betrokken - eerstelijns- instanties onafhankelijk van elkaar op de stoep staan van de jeugdhulpverlening om hun beklag te doen. " Nu ligt alles op het bordje van de eerste lijn" " Maak geen misbruik van de betrokkenheid van de werkers op de samenleving en zeker niet van hun betrokkenheid op diegenen die het ergste in de stront zitten" Voorgesteld wordt om de buurtnetwerken uit te breiden met 'casemanagers' die verantwoordelijk worden gesteld voor de ontstane problemen, zodat de eerstelijnswerkers door kunnen gaan met hun reguliere taak en het verstoppen van de 'pijplijn' niet meer door hen of andere buurtnetwerkdeelnemers dient te worden opgelost. De casemanager zou ook zorg kunnen dragen voor een structurele registratie van risicosituaties en individueel signaalgedrag op buurt- of wijkniveau. Er wordt bij een dergelijke constructie uitgegaan van de vooronderstelling dat deze casemanagers werken met convenanten die afgesloten zijn met verantwoordelijke instellingen waarnaar verwezen wordt. Deze instelling stelt prioriteiten ten aanzien van verwijzingen en heeft een inspanningsverplichting ten opzichte van een bepaalde doelgroep of een bepaald product. Andersom kan deze instelling voorwaarden stellen over de manier waarop verwezen moet worden, door bijvoorbeeld informatie te verlangen die intake, diagnose en indicatiestelling vereenvoudigen. De relatie tussen de gemeente en de instellingen die zich richten op jeugdbeleid Blijkt na een bepaalde periode dat de afspraken in een convenant niet waargemaakt kunnen worden en is er dus sprake vaneen structureel probleem, dan dient er een cijfermatig en inhoudelijk onderbouwde notitie neergelegd te worden bij gemeente of politiek. De casemanager - geruggensteund door zijn eigen en andere instellingen – kan hieraan een bijdrage leveren. De gemeente dient vervolgens keuzen te maken.
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -22-
"Fouten op instellings- en doelgroepniveau moeten op abstracter niveau weer op tafel komen en een rol spelen bij de beleidsvorming" Overigens willen de instellingen de zwarte piet niet alleen bij de hulpverlening en de gemeente neer leggen. Zelf moet je ook bereid zijn je flexibel op te stellen, je werkwijzen aan te passen en te schuiven binnen je organisatie. Instellingen zouden vanuit hun deskundigheid zelf suggesties kunnen doen over het te voeren beleid. Met betrekking tot de eigen verantwoordelijkheid vinden de instellingen dat ze zich te veel tegen elkaar uit laten spelen. Ze zouden vaker zelf verantwoordelijkheid moeten nemen. Het instellingsdenken moet worden doorbroken en er zou een gezamenlijke verantwoordelijkheid moeten zijn. Er zou - in alle vertrouwen - afstemming moeten plaatsvinden op inhoudelijk niveau. Praktische consequenties die hieruit voortvloeien, moeten dan ook als gemeenschappelijke verantwoordelijkheid worden gezien. " dat zou een doorbraak zijn in integraaljeugdbeleid als instellingen en gemeente met elkaar mogelijkheden en consequenties aangeven vanuit een gemeenschappelijke optiek" Niet alle partijen hebben even veel vertrouwen in het neerleggen van een gemeenschappelijke visie die vervolgens beleid zou moeten genereren. De praktijk toont aan dat dubieuze (lees: financiële en concurrentie-) overwegingen al te vaak een rol spelen. Desalniettemin zou er overeenstemming moeten worden gevonden over wat de lokale instellingen -'de professionals'- vinden dat er minimaal moet zijn aan basisvoorzieningen. Daarnaast zouden er specifieke projecten kunnen worden gefinancierd. Kom je tot de conclusie dat er onvoldoende middelen zijn, dan dien je keuzen te maken. Van belang is dat je bij de motivering van je prioriteiten aangeeft wat er ontbreekt en wat daarvan de consequenties zullen zijn
11
. Daarbij speelt strategische timing een belang-
rijke rol. " Niet wachten tot het jaarverslag uitkomt, maar wanneer er een beroep op je wordt gedaan meteen aangeven dat het niet kan of dat er consequenties zijn. " Eindverantwoordelijkheid voor keuzen ligt echter bij het politiek bestuur. Het probleem dat instellingen ervaren, is dat deze zich vaak niet durft uit te spreken. 11
. Voorbeeld is het niet voeren van voorkeursbeleid op peuterspeelzalen in achterstandswijken, waardoor Turkse en Marokkaanse kinderen een slechtere startpositie hebben binnen het basisonderwijs. Of: Een burgemeester die roept dat bomaanslagen bij multinationals met voorrang worden behandeld door de politie, waardoor gebiedsagenten enkele maanden hun reguliere taken niet kunnen vervullen.
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -23-
" Je bent als instelling volslagen afhankelijk van de idioterie van de politiek" "Okay, we richten ons op de jeugd en niet meer op de ouderen. Neem de politieke consequenties, dan lullen we er niet meer over"
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -24-
Bijlage 5. Randvoorwaarden voor integraal jeugdbeleid De derde bijeenkomst met een 'denktank' van deskundigen die meer afstand tot het veld hebben, is gewijd aan de noodzakelijke randvoorwaarden van integraal jeugdbeleid. Participanten wordt gevraagd om in een denkbeeldige stad het integraal jeugdbeleid vanaf de basis op te bouwen. Daarbij moeten uitspraken worden gedaan over de drie belangrijkste randvoorwaarden van integraal jeugdbeleid. Een korte weergave van de resultaten: De rol van de lokale overheid Het ligt duidelijk vast dat van de (gemeentelijke) overheid wordt verwacht dat deze een regietaak uitvoert. Overigens betreft het hier een regietaak op afstand. De overheid moet zich niet bemoeien met de concrete inhoud van het werk van de instellingen. De overheid dient kaders te stellen waarbinnen moet worden geopereerd. Deze kaders moeten het resultaat zijn van degelijke analyses en monitoring. Op basis van deze gegevens kan de gemeente vervolgens ook heldere doelen formuleren. In overleg met de deskundige instellingen dienen aan deze doelen instrumenten te worden gekoppeld. Tussen de doelen en de instrumenten moet een logisch verband te zijn. De instellingen plegen interventies en leggen vervolgens verantwoording af over de door hen geleverde prestaties. Intern kennen de instellingen kwaliteits- en verantwoordingssystemen, die garanties moeten bieden dat er zorgvuldig en deskundig wordt gewerkt. Ook dient met instellingen overlegd te worden over de termijn waarop men afgerekend kan worden op de geleverde prestaties. Instellingen kunnen, naar eigen zeggen, echter niet afgerekend worden op de maatschappelijke effecten die de overheid beoogd te bereiken. Maatschappelijke veranderingen worden, behalve door de interventies, ook tot stand gebracht door tal van onbeïnvloedbare factoren
12
.
" effecten kun je niet louter aan de interventies toeschrijven, dat is een utopie" " we hebben hier te maken met een procesmarkt, en niet met een productmarkt"
12
. Een voorbeeld: Binnen het kader van het terugdringen van de gevoelens van onveiligheid bij de burgers, stelt de overheid zich ten doel om overlast veroorzaakt door jongeren terug te dringen. Het instrument dat wordt ingezet is randgroepjongerenwerk. Na een termijn van twee jaar blijkt ondanks de professionele inspanningen van de betreffende instelling het overlastprobleem te zijn toegenomen. Als reden hiervoor wordt aangegeven dat de jongeren binnen de wijk geen eigen plek hebben om heen te gaan en dat het woningtoewijzingsbeleid gezorgd heeft voor een aanwas van sociaal zwakke gezinnen. Daarnaast blijkt door de aandacht die aan het probleem is besteed de aangiftebereidheid bij de bewoners van de wijk te zijn toegenomen.
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -25-
Instellingen kunnen afgerekend worden op deelaspecten van de door de gemeente gestelde doelen. Dit maakt een regietaak complex. De gemeente krijgt op deze wijze te weinig input om te zien of haar doelen bereikt zijn en is gelegitimeerd, om weer andere wegen te bewandelen. Dit laatste is een steeds weerkerend verwijt aan de gemeente. Evenals de deelnemers aan de praktijkbijeenkomsten, vindt ook de 'denktank' dat de overheid haar gelden moet inzetten voor specifieke groepen. Met name specifieke problematiek zou bepalend moeten zijn bij het stellen van prioriteiten, dit hangt niet noodzakelijk samen met een wijkgerichte aanpak. Er dient een geschakeld basisaanbod te zijn voor alle jeugd. Een goed kindvolgsysteem als onderdeel van een totale jeugdmonitoring vormt de basis waarop prioriteiten kunnen worden gesteld. Voor de keuzen die gemaakt worden acht men ook in dit gremium het politiek bestuur verantwoordelijk. Een kanttekening hierbij is dat de instellingen zelf de meest aangewezen persoon zijn voor het correct informeren van fracties. In de praktijk ontbreekt het hier nogal eens aan. Organisatiestructuur van de jeugdwelzijns- en jeugdhulpverleningsinstellingen Aan de huidige organisatiestructuur moet niet te veel getornd worden. Dit leidt af van de kerntaak, en er is de afgelopen jaren in ruime mate gereorganiseerd en gefuseerd. Soms wordt reorganiseren een doel op zichzelf. Het is belangrijk om eerst zicht te hebben op de behoefte. " Vorm volgt inhoud" Wel dient er een verdergaande ontschotting plaats te vinden met betrekking tot informatieuitwisseling en samenwerking. Netwerkvorming en schakeling blijken hierbij sleutelbegrippen. Met als resultaat continuïteit en flexibiliteit in het hulpaanbod, waarbij alle instellingen hun specifieke deskundigheid inbrengen. In budgetovereenkomsten zou het deelnemen aan netwerken en het aanstellen van schakelaars tot de te leveren prestaties moeten behoren
13
.
" maar eerst vragen: Wat heb je te bieden en wat is je kwaliteit? " Joint ventures die de kwaliteit van het aanbod verhogen, zouden voor extra financiering in aanmerking moeten komen. 13
. Schakeling kan bijvoorbeeld ook plaats vinden via overdrachtsformulieren, zoals recent gerealiseerd tussen peuterspeelzalen en basisscholen. Ook aan deze vorm van papieren schakeling hangt een prijskaartje.
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -26-
"Er moet altijd een zak beukennoten naast staan!" Met betrekking tot het optimaal signaleren en bereiken van risicojeugd c.q. risicogezinnen, wordt gepleit voor het beter uitrusten van de eerste lijn, met name de thuiszorg, de jeugdgezondheidszorg, het maatschappelijk werk en het basisonderwijs. " we moeten niet zo snel met het vingertje wijzen naar de hulpverlening, laten we het eerst eens zelf proberen, er is genoeg kwaliteit in huis " Over het algemeen is men terughoudend over hulpverlening onder dwang van justitiële autoriteiten in ernstige probleemsituaties. Er zou een gefaseerd traject van 'drang naar (in uiterste gevallen) dwang' moeten worden ontwikkeld Drang blijkt een beter alternatief, duidelijke afspraken en consequent handelen blijken in de praktijk ook goed te werken. Justitie moet het absolute sluitstuk zijn. Jeugdmonitoring en jeugdparticipatie De overheid die de regie moet voeren over het integrale jeugdbeleid moet gevoed worden door kwalitatieve en kwantitatieve jeugdinformatie. De jeugdinformatiebank betrekt haar data rechtstreeks van de jeugd, maar zeker ook via dossierintegratie, via de politie, het onderwijs en de gezondheidszorg. " Je moet gegevens ook aftappen van de werkvloer; agenten, wijkverpleegsters en onderwijzers weten veel" Verzameling, beheer, integratie en interpretatie van de gegevens is een taak van de overheid, die zich hierbij kan laten steunen door professionals. Veel informatie is reeds aanwezig het gaat alleen nog om de bewerking.
Integraal jeugdbeleid in Arnhem -27-
Bijlage 6: Stellingen ten behoeve van de tweede sessie
De Arnhemse jeugdinstellingen zijn een voorstander van één centrale jeugdinformatiebank (met informatie van jeugdzorg, onderwijs, gezondheidszorg, hulpverlening, politie en justitie) De Arnhemse jeugdinstellingen zijn ervan overtuigd dat het signaleren van risicogedrag en het verlenen van hulp gebaseerd is op puur toeval Arnhemse jeugdinstellingen weten precies waarom allochtonen het niet weten te vinden De gemeente zou echt integraal jeugdbeleid kunnen voeren als ze periodiek goed wordt ingelicht over wat zich precies bij de Arnhemse jeugd afspeelt. De ambtelijke structuur en afstemming op het gebied van jeugdzorg wordt in nauw overleg met de instellingen vorm gegeven. Als gezinnen niet willen, houdt onze verantwoordelijkheid op Buurtnetwerken laten helder zien waar het bij andere instellingen fout gaat bij signaleren én bij welke probleemgroepen 'drang- en dwang' ontbreekt (die krijgen zij op 'hun bordje'). Algemene en specifieke instellingen voor jeugdzorg zijn slecht communicerende vaten De Arnhemse jeugdinstellingen volgen nu de strategie van 'Roept u maar! Nieuwe groepen, nieuwe kansen' De wijze van hulpverlening aan allochtonen is een traject dat het komende half jaar concreet moet worden ingevuld