ONDERZEEDIENST REÜNISTENVERENIGING
KLAAR VOOR ONDERWATER
NUMMER 118 JAARGANG 34 DECEMBER 2011
Van de Voorzitter Colofon Verschijnt 4 maal per jaar in oplage van 1200 exemplaren. Voorzitter D. Heij Bremlaan 14 6866 DP Heelsum 0317-317063
[email protected] Secretaris W.R. Segaar Laan van Oud Poelgeest 30 2341 NL Oegstgeest 071-5726472
[email protected] Redactie & vormgeving W.P.P. Falkmann Middelzand 5306 1788 HC Den Helder 0223-642668
[email protected] Redactie Jhr. R.A. Snouck Hurgronje Molenweg 9 1766 HL Wieringerwaard 0224-221884 ra.snouckhurgronje@ quicknet.nl 1e Penningmeester W.P. van der Veeken Jolstraat 74 1784 NL Den Helder 0223-630265
[email protected]
A
ls de tijd tussen zonsopkomst en zonsondergang per dag ± 4 à 5 minuten korter is, weten zeelui dat de zon zich naar zijn zuidelijkste declinatie spoedt. Dit “korten der dagen” is het duidelijkste teken dat het jaar ten einde loopt. Het jaar 2011 loopt ten einde, een jaar dat voor de vereniging bijzonder is geweest. Allereerst de zeer gezellige reünie met onze partners om te vieren dat de Onderzeedienst al 105 jaar oud is. Ten tweede de onthulling op 12 oktober jl. van de vernieuwde opstelling van ons monument – een opstelling die recht doet aan alle onderzeebootmannen die hun leven lieten gedurende de Tweede Wereldoorlog. Tenslotte de bekendmaking eind oktober dat de K XVI, gezonken op 25 december 1941, ten noorden van het eiland Borneo (tegenwoordig Kalimantan geheten) is teruggevonden. De Tweede Wereldoorlog was ongetwij-
feld de meest ingrijpende gebeurtenis van de afgelopen eeuw. De megalomane veroveringsdrang van het naziregime en het Japanse keizerrijk hebben diepe krassen getrokken in alle samenlevingen van de vrije wereld. Krassen die tot op de dag van vandaag schrijnende wonden en trauma‟s hebben veroorzaakt bij hen die de oorlog hebben meegemaakt, maar ook bij de generaties na hen. Het terugvinden van de K XVI zal voor de nabestaanden van de bemanning hopelijk een pleister zijn op hun wonden en rust geven nu zij weten waar het zeemansgraf van hun dierbaren ligt. Ik wens U allen, tezamen met hen die U lief zijn, gezellige feestdagen en een gezond, voorspoedig en gelukkig jaar 2012 toe en hoop velen van U weer te mogen ontmoeten op onze reünie. Driekus Heij
e
2 Penningmeester A. Schouten Langevliet 7 1759 LE Callantsoog 0223-643848
[email protected] Vert. COZD LTZ 2 Eric Duenk Onderzeedienst/BUOPS Postbus 10000 1780 CA Den Helder 0223-658195 Contactpersoon voor bestuursaangelegenheden, waaronder aanmelding nieuwe leden, adreswijzigin-gen en overlijden is de 1e penningmeester W.P. van der Veeken Contactpersoon voor contributie betaling is de 2e penningmeester A. Schouten De redactie behoudt zich het recht voor om artikelen in te korten, te weigeren of te verplaatsen naar een andere editie. Tevens is zij niet verantwoordelijk voor de inhoud van ingezonden kopij. Erelid van de vereniging J.H. van Rede A. Prins
PAGINA 1
In Memoriam Met leedwezen geeft het bestuur kennis van het overlijden van onze leden; 21 juli 2011 25 mei 2011 20 augustus 2011 19 september 2011 17 november 2011
J. Roelse B.H. Van den Brand J.K.N. Rensen W.J.A. Deckers Gerard Bosse
90 jaar 85 jaar 81 jaar 96 jaar 76 jaar
Den Helder Den Helder Nieuwegein Den Helder Alkmaar
Wij zullen hen in eerbiedige herinnering blijven gedenken
Mededeling van het bestuur: Op 6 nov. 2011 is mevr. Jenny van Rede, echtgenote van onze oud voorzitter en erelid de heer J.H. van Rede, overleden. Contributie De minimale contributie bedraagt € 5 per jaar, buitenland leden € 10 per jaar i.v.m. de hoge porto kosten. IBAN: NL57INGB0003928464 BIC: INGBNL2A Betaling moet voor 1 maart overgeschreven zijn, wil men als lid ingeschreven blijven. Zij die reeds lid zijn, krijgen in de december KVO een acceptgiro bijgesloten. Gironummer vereniging: 39.28.464 t.n.v. Onderzeedienst Reünistenvereniging Jolstraat 74 1784 NL Den Helder
Van de Voorzitter 1 “Het heeft lang geduurd voordat we zover waren” 2 Nederlandse onderzeeboten krijgen een nieiuwe.. 5 “Still on Patrol” 9 Verwondering 10 Gedeelte uit: F.A. Cleemputte ooggetuige van de . 11 Gezonken onderzeeboot K XVI gevonden 12 De ondergang van Hare Majesteit K XVI 13 Diverse bladen 15 Kat-en-muis spel in de Middellandse Zee 16 „We all live in a yellow submarine‟ 21 Notitie 25 Verloting & acceptgiro Penningmeester 26
“Het heeft lang geduurd voordat we zover waren” Geachte aanwezigen, We staan hier vandaag op een unieke locatie op een uniek moment. Precies vijftig jaar geleden verhuisde de Onderzeedienst naar deze locatie. Een unieke locatie omdat Nederland met zijn vier Walrusklasse onderzeeërs tot de topklasse van de wereld behoort. Een uniek moment omdat we vandaag stilstaan bij de verbondenheid van het personeel van de Onderzeedienst. Huidig personeel, oudpersoneel en veteranen hebben deze locatie en haar boten, gemaakt tot wat het vandaag de dag is. Een onderzeedienst van klasse met de onderzeeërs die als strategische wapensystemen een unieke positie hebben in de Nederlandse krijgsmacht. Zien zonder gezien te worden… Staat u eens stil bij die spreuk en laat die goed op u inwerken. De Nederlandse onderzeeboot is nog steeds het machtigste wapen van de vloot. De grootste kracht zit hem in die onzichtbaarheid. Dat maakt de band tussen mensen die hier mogen werken extra bijzonder. Samen werken aan een operationeel product dat
niet gezien mag worden, leidt immers tot extra onderlinge saamhorigheid en daardoor een stevige band. Een unieke band, dat voor de onderzeedienst kenmerkend is. De geschiedenis van de Onderzeedienst kent vele belangrijke wapenfeiten, met name in de Tweede Wereldoorlog. Zowel op de Noordzee als in het Verre Oosten, de wateren rond voormalig Nederlands-Indië. Bij die wapenfeiten zijn slachtoffers gevallen, zowel op de boten, als aan de wal. Van de zeven boten die tijdens de Tweede Wereldoorlog tot zinken zijn gebracht zijn er overigens nog steeds twee niet gelokaliseerd. Het zijn de O13, die in juni 1940 niet terugkeerde van een patrouille op de Noordzee en de KXVI, die na het zinken van een Japanse torpedobootjager Sagiri, op eerste kerstdag 1941 ten noorden van Borneo, is getorpedeerd door de Japanse onderzeeboot I66. Er is mij er veel aan gelegen om deze boten terug te vinden zodat u weet waar uw vader, grootvader, broer of kameraad is gesneuveld. Het is belangrijk voor u als nabestaanden maar evengoed voor ons als actief diePAGINA 2 PAGINA2
nende marinemensen om een plek te hebben waar we stil kunnen staan bij wat zij hebben gedaan en de prijs die zij daarvoor hebben betaald. Dat is de reden dat we hier vandaag aanwezig zijn. Mensen die het hoogste hebben gegeven, verdienen het immers om op waardige wijze herdacht te worden. Dat doen we elk jaar op 4 mei gemeenschappelijk op vele plaatsen in het land, of op de Dam in Amsterdam. Maar ook heel specifiek op deze locatie, waar ieder jaar weer honderden mensen bijeen komen om hun familieleden of kameraden “submariners” te herdenken. Herdenken is emotie, en daarbij staat dit Monument van de Onderzeedienst centraal. Het oorspronkelijke monument is op initiatief van onderz eedienstpersoneel tot stand gekomen en had als doel om hun kameraden te PAGINA 3
eren. Zij hebben het ontwerp gemaakt en voor een groot deel de financiering geregeld. Het was een sober monument, geplaatst op de appèlplaats tussen de barakken in de Waalhaven van Rotterdam. Tijdens de onthulling van dit monument op 20 juni 1947 heeft Koningin Wilhelmina tevens het Ridderkruis der vierde klasse van de Militaire Willemsorde aan de onderzeedienst uitgereikt. Een grote militaire eer voor de onderzeedienst. Bij die onthulling werd door haar de eerste krans gelegd, waarbij zij de volgende woorden uitsprak: “Voor ik overga tot de uitreiking van de Militaire Willemsorde, zal ik het gedenkteken onthullen voor hen, die hun leven lieten in onderzeeboten van 1940 tot 1945, waarvoor uw kameraden, die minder gelukkig waren dan gij en hun leven lieten voor het vaderland, geëerd en gehuldigd worden.” “Droefheid vervult mijn hart wanneer ik denk aan uw groot verlies. Gij hebt zware offers gebracht, gij hebt uw man, kind of vader laten gaan toen zijn plicht hem riep in de strijd van ons land tegen een wrede vijand. Gij hebt hem niet terug zien keren na de vervulling van zijn plicht; hij gaf het hoogste offer dat een mens kan geven.”
De verbondenheid binnen de onderzeedienst gaat echter nog verder dan de Koningin destijds aangaf. Immers ook buiten de boten sneuvelden mensen van de onderzeedienst. Mensen die de ondergang van hun boot overleefden maar in gevangenschap zijn omgekomen. Of bijvoorbeeld de 29 onderzeebootmannen op motorschip Abosso, die onderweg van Australië naar Groot Brittannië op de Atlantische Oceaan door de U575 werd getorpedeerd. Ook deze mensen sneuvelden in dienst van het vaderland en verdienen het om herdacht te worden. Vele jaren hebben nabestaanden „strijd‟ gevoerd om ook dit onderzeedienstpersoneel dat in de Tweede Wereldoorlog is omgekomen door oorlogshandelingen, op het oorspronkelijke monument bijgeplaatst te krijgen. Zij waren immers ook verbonden met die onderzeedienst en stierven bijvoorbeeld onderweg naar hun onderzeeboot of in de kampen. Maar niet op een wijze waarop het oorspronkelijke monument was gericht, als opvarende van de boten die bij de strijd zijn vergaan. In 1996 is een ererol opgesteld waarop de namen staan van onderzeedienstpersoneel dat door oorlogshandelingen om het leven is gekomen. Hoewel dit een stap was waren de nabestaanden van de omgekomen militairen, die niet op het monument genoemd staan, echter nog niet tevreden. Dat heeft geleid tot het plaatsen van de plaquettes drie jaar later met de vermelding van deze gesneuvelden. De opstelling helemaal achter het monument tegen het OZD-gebouw, aan weerszijden van het monument, was echter niet gelukkig. De afstand tussen plaquettes en het monument werd als te groot ervaren en leidde onbedoeld tot een te grote “afstand” en tweedeling onder de gevallenen.
Over de wijze waarop deze afstand het beste kon worden overbrugd, is de afgelopen jaren veel gesproken en nagedacht. Dit heeft geleid tot de huidige opstelling waar we vandaag voor samen zijn. Het heeft lang geduurd voordat we zover waren. Begrijpelijk, want het is niet eenvoudig een bestaand monument aan te passen. Daarnaast en niet in de laatste plaats omdat er veel emoties zijn bij nabestaanden van personeel op het oorspronkelijke monument. Gelukkig werden niet alleen de emoties overwonnen, maar zijn ook nog de financiële mogelijkheden gevonden. Gelukkig, en daarvoor zijn wij zeer dankbaar, kon het Karel Doormanfonds bijspringen en heeft de Defensie Vastgoed Dienst met haar diensten bijgedragen. Daarmee hebben we nu een uitstekend resultaat. Het monument geeft aan dat de gevallen aan boord van de boten niet los zijn te zien van diegenen die voor dezelfde zaak hebben gestreden. Dicht bij elkaar vanwege de nauwe verbondenheid van de Onderzeedienst. Maar wel met het behoud van integriteit van het oorspronkelijke monument. VADM Matthieu Borsboom
Foto‟s Johan Kragten PAGINA 4
Nederlandse onderzeeboten
foto Marion Golsteijn Hr. Ms Walrus tijdens Sail 2010 Nederland is gespecialiseerd in de bouw van complexe schepen. Maar als het gaat om onderzeeboten, dan hebben we het over de overtreffende trap van complex. De vier boten van de Walrusklasse ondergaan een verregaande moderniseringsslag. Door: Menno Steketee “Dat noemen wij de haaienbek.” Henk Arends wijst naar de boeg van de onderzeeboot Hr. Ms. „Walrus‟, die op de marinebasis in Den Helder hoog en droog op de winderige kade ligt. Het drieduizend ton metende gevaarte steunt op PAGINA 5
tientallen massieve blokken. Uit de boeg is een groot deel verwijderd, waardoor inderdaad een soort gapende muil is ontstaan. De „bek‟ van de boot lijkt zelfs bezet met puntige tanden. “Baffles noemen we die”, zegt Arends. “Die zorgen ervoor dat geen ongewenste geluiden de sonar bereiken.” Die sonar is er intussen niet meer, die is ontmanteld. In het midden van de haaienmuil resteert een metalen staketsel waarop de luisterapparatuur in operationele tijden rust. Het openen van een boeg gebeurt vaker bij het reguliere „groot onderhoud‟ dat alle vier de onderzeeboten van de Wal-
krijgen een nieuwe toekomst rusklasse geregeld ondergaan. Maar deze keer krijgen ze een veel ingrijpender beurt met binnen het kader van het Instandhoudingsprogramma Walrusklasse (IPW) een scala aan nieuwe elektronica en andere apparatuur. “Eenentwintig jaar heb ik op onderzeeboten gevaren, waarvan vijf jaar op de Walrusklasse. Het is mooi om te zien hoe de boten dankzij het IPW nog lang mee kunnen”, vertelt Arends, die als projectmanager verantwoordelijk is voor de modernisering van de „Bruinvis‟. Die boot ligt een paar honderd meter achter de Walrus op het droge, eveneens leunend op een groot aantal blokken. Een van de systemen waarmee de Walrus en de andere boten hun operationele levensduur gaan verlengen, is de Mine and Obstacle and Avoidance Sonar (MOAS). Ook daarvan zijn in de boeg van de Walrus de voorbereidende werkzaamheden zichtbaar. Pal op de neus, waar de luiken van de torpedobuizen zitten, is een Tvormige constructie zichtbaar. Op die plek komen de arrays, de geluid- en luisterapparatuur.
“De installatie van de MOAS is hierbij cruciaal”, zegt Leppink, “aangezien we daarmee de zeebodem ver voor de boot kunnen aftasten op aanwezigheid van mijnen en obstakels.” De Nederlandse boten zijn actief in relatief ondiepe kustwateren, bijvoorbeeld rond het Arabische Schiereiland of in de Indische Oceaan. Leppink kan het weten: hij voer op de „Zeeleeuw‟, die afgelopen herfst deelnam aan de NAVO-operatie Ocean Shield gericht tegen de beruchte Somalische piraten rond de Hoorn van Afrika. De MOAS is een actief systeem, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de gesleepte sonar (de Towed Array die de onderzeeboot als een extreem lange tuinslang achter zich aansleept). Deze „mijnensonar‟ zendt geluidspulsen uit met een bepaalde frequentie. De echo van deze sonarpulsen vertelt iets over het reliëf van het onderzeese landschap en of daar mogelijk zeemijnen half in de modder verstopt liggen. Leppink: “Het werkingsprincipe verschilt niet veel van dat van de sonar van de mijnenjagers van de Alkmaarklasse.”
Functionaliteiten Ter voorbereiding van het bezoek aan Den Helder hebben kolonel Pim Rozendaal, die namens de Defensie Materieel Organisatie (DMO) verantwoordelijk is voor het IPW, en luitenant-ter-zee Lucas Leppink, MOAS-projectmanager, op de Haagse Frederikkazerne gedetailleerd uitleg gegeven over deze ingrijpende modernisering. “Het IPW moet de Walrusklasse tot minstens 2025 in de vaart houden”, zegt Rozendaal. “Daarbij moeten ze alle huidige „functionaliteiten‟, de taken die ze nu hebben, net zo goed kunnen blijven uitvoeren. Dit project gaat niet om het vervangen van wat apparatuur hier en daar. Het is een grootschalig programma, dat is bedoeld om aan stafeisen te voldoen.”
Rozendaal: “We varen soms in gebieden waarvan de zeekaarten vijftig jaar oud zijn. Intussen liggen er misschien wel wrakken, of zeestromingen hebben de bodem veranderd.” De installatie van de MOAS, ondertussen op de Bruinvis
“Met de nieuwe periscoop kijkje in één keer 360 graden rondom, maar als een destroyer op je afkomt heb je daar weinig tijd voor”. PAGINA 6
afgerond en op de Walrus halverwege, is dus maar één onderdeel van het IPW. Mijlpaal In juni behaalde het IPW een mijlpaal met het ondertekenen van het contract met de Noorse firma Kongsberg voor de levering van het Passive Sonar Processing System (PSPS). Dit complexe systeem verknoopt alle data van diverse sonarbronnen zoals de Cylindrical Array, de Towed Array en de Flank Array, met de apparatuur voor frequentieanalyse, die het geluid van andere schepen en onderzeeboten classificeert, en met het zogeheten Combat Management Systeem (CMS), de centrale besturingssoftware. Een andere „first‟ van IPW is de introductie van een zogenoemde optronic mast, een periscoop die geen gebruik maakt van een lange metalen paal en PAGINA 7
schuine spiegels om de commandant in staat te stellen boven water te kijken. In plaats daarvan schuift een telescopische buis met daarop een modern camerasysteem omhoog, waarvan de beelden via kabels worden vertoond op beeldschermen in de commandocentrale. Zo kan de hele bemanning meekijken met „de paal‟, wat een groot verschil is ten opzichte van het huidige systeem. Dat laat maar één man meekijken. Voor het IPW is afgelopen april zo‟n type optronische mast besteld van het Amerikaanse bedrijf Kollmorgen ter vervanging van de huidige navigatieperiscoop, die dan ook zal worden verwijderd. De nieuwe mast combineert een gewone televisiecamera met een hoogwaardige warmtegevoelige sensor. Volgens Rozendaal kan de nieuwe mast in een mum van tijd een opname van 360
graden rond de boot maken, waarna de beelden in alle gemak kunnen worden geanalyseerd. “Maar”, grijnst hij, “als je de witte snor van de boeggolf van een destroyer op je af ziet stormen, heb je daar natuurlijk geen tijd voor.” Het centrale besturingssysteem GIPSY, dat nog dateert van de jaren tachtig, is ook aan vervanging toe. Het Centre for Automation of Mission-critical Systems (CAMS) Force Vision gaat de vervanger ‘schrijven‟. Force Vision is het softwarehuis van de Koninklijke Marine zelf en ontwierp ook GIPSY. Het IPW biedt tevens plek aan kleinere modificaties. Zo krijgen de boten een nieuw SHF-satellietcommunicatiesysteem met een grote capaciteit voor datatransmissie. Rozendaal: “Misschien zie je om één uur ‟s middags iets interessants en dan wil je misschien ook wel dat de beelden voor half twee op het hoofdkwartier beschikbaar zijn.” Het gros van deze systemen is intussen besteld of er bestaat een shortlist van concrete kandidaten. Vanaf januari 2013 moeten de „Walrussen‟ de complete IPW -aanpassingen ontvangen - de installatie van de MOAS op de Bruinvis en de Walrus was om operationele redenen naar voren gehaald. Waaienburg Terug naar de kade in Den Helder. Daar gaat Henk Arends voor op de hoge steigerstelling die naar het dek van de Bruinvis leidt. Een stormachtige wind blaast vanaf de Waddenzee over de marinebasis. “Het heet hier niet voor niets ook wel Waaienburg”, zegt hij. Achter de toren, het „sail‟, opent een luik en klimmen we naar binnen. In de commandocentrale is te zien dat twee gloednieuwe consoles voor de MOAS zijn geïnstalleerd. Een paar dagen later zal de Bruinvis te water worden gelaten
Hr. Ms Dolfijn voor een proefvaart van de nieuwe systemen. “Weet je wat ik nou ook zo mooi vind?”, vraagt Arends, als we weer naar boven klimmen. “Dat mijn zoon op de Bruinvis dient.” Waterkracht #4 Jaargang 03 september 2011
PAGINA 8
“Still on Patrol”
Op 15 oktober jl. heeft uw voorzitter, namens U allen, in Dundee de jaarlijkse “Memorial Service” meegemaakt van de geallieerde onderzeeboten die tijdens de Tweede Wereldoorlog vertrokken uit Dundee en die “Still on Patrol” zijn. Deze plechtigheid die sedert de oprichting van het monument in 2009, jaarlijks wordt gehouden, is indrukwekkend in haar soberheid en ingetogenheid. Na het openingsgebed van de “pastor” van de Britse Onderzeedienst en het zingen van de onderzeeboothymne “Eternal Father strong to save” werden alle namen voorgelezen van de zes bootsbemanningen,
waaronder die van de O13 en O22, die niet zijn teruggekeerd. Daarna werden kransen gelegd en mocht ik bloemen leggen bij de gedenkstenen van de O13 en O22. Na de “ACT OF REMEMBRANCE” werd de Last Post geblazen en één minuut stilte in acht genomen. De plechtigheid werd besloten met de “NAVAL PRAYER”. Ik vond het een voorrecht om namens U allen daarbij te zijn en om op deze wijze onze mannen van de O13 en O 22 te gedenken.
Driekus Heij
PAGINA 9
Verwondering
W
e leven in een wonderlijke tijd. De euro is in crisis. Het Journaal begint elke dag uitgebreid met de economische ellende. Maar je hebt er eigenlijk alleen last van wanneer je je huis wil verkopen. Het verhaal van het Journaal is wel een keiharde waarheid; wantrouwen in de economische wereld, armoede, mensen in Somalië hebben niet te eten, en mede daarom worden ze piraat. En in deze tijd van het jaar, kort voor Kerstmis, lezen we in de kerk de Lofzang van Maria. Het is een merkwaardige tekst, die ook nu actueel is. Ik wil een deel ervan aan u voorleggen: ‘Mijn ziel prijst en looft de Heer, mijn hart juicht om God, mijn redder: hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares. Barmhartig is hij – God, van geslacht op geslacht, voor al wie hem vereert. Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm en drijft uiteen wie zich verheven wanen, heersers stoot hij van hun tronen wie gering is geeft hij aanzien. Wie honger heeft overlaadt hij met gaven, maar rijken stuurt hij weg met lege handen. (De volledige tekst vindt u bij Lukas 1, 46-55) Maria is blij dat zij de uitverkoren moeder is van Jezus. Ze spreekt deze tekst tot haar nicht Elisabeth wanneer zij hoogzwanger is van haar eerstgeboren zoon. Ze is verwonderd en blij, omdat uitgerekend zij, een eenvoudige joodse vrouw,
is uitverkoren Moeder van de Heer te worden. Ze zegt ook dat God onze wereld om kan draaien. Mensen die misbruik maken van hun macht, worden verstoten van hun troon, hongerige krijgen te eten. En dan hoor ik matroos Uitdeketting zeggen; ‘Aan me hoela, pater, dat is onzin, dat is nog nooit gebeurd, kijk zelf naar Somalië!’ Precies, als je de tekst letterlijk neemt, is het om te huilen. We zijn 2000 jaar verder, en er is nog steeds zo veel ellende in de wereld. Deze tekst is dan ook bedoeld als een visioen; zo zou de wereld eruit moeten zien! En wij zijn allen uitgenodigd daar aan mee te werken, gelovig of niet, binnen je eigen mogelijkheden. Van takenboeker tot commandant, tot reünist, we zijn allen uitgenodigd. Is dat niet wonderlijk? Hoe werkt dat dan? We zijn allemaal betrokken bij de KM, deze eigenaardige vredesbeweging, die het zwaard gereed houdt, om voor de vrede te vechten. In de hoop dat het wapen zo min mogelijk getrokken hoeft te worden. Bij die vereniging heeft u gediend, en u bent er nog enorm bij betrokken. Misschien is onze uitdaging dat we ons niet toestaan boos en verbitterd te raken door onnavolgbare bezuinigingen. Maar dat we ons in het voetspoor van Maria blijven verwonderen over de taken en mogelijkheden die op ons pad komen. Ook in een wereld die geregeerd wordt door de eurocrisis. Jeroen de Jong Vlootaalmoezenier PAGINA 10
Gedeelte uit: F.A. van Cleemputte: ooggetuige van de Koninklijke Marine in oorlog Geachte redacie, N.a.v. het foto artikel van Dhr. Henk de Groot in KVO-117 betreffende de aankomst van de K16 en K17 te Soerabaja, waarin de datum van aankomst niet bekend is het volgende: Mijn stiefopa, Dhr. F.A. van Cleemputte, vertelde mij dat hij deze reis heeft gemaakt. Op www.go2war2.nl staat de aankomstdatum van 4 april 1935 vermeld. Inleiding Hr. Ms. K XVII F.A. van Cleemputte bleek zeer goed te kunnen leren en was zeer bedreven in vakken als wiskunde en natuurkunde. Hierdoor maakte hij zich betrekkelijk snel de theoretische kennis meester, die nodig was om onderofficier te kunnen worden. Om ook praktische kennis op te doen heeft de korporaal konstabel uit Terneuzen enige stages voltooid boord van verschillende Nederlandse onderzeeboten zoals de O 9, O 12 en O 13. In 1932 heeft Floor voor onbepaalde tijd bijgetekend. Eind 1933 werd de marineman uit Zeeuws Vlaanderen overgeplaatst naar Hr. Ms. K XVII. Op 19 december 1933 werd deze onderzeeboot in dienst gesteld en startte de opwerkperiode die duurde tot halverwege 1934. In de zomer van dat jaar maakte de K XVII deel uit van een Nederlands eskader dat een vlagvertoonreis maakte in de Oostzee. Samen met Hr. Ms. Evertsen, Hr. Ms. Z 5, Hr. Ms. Hertog Hendrik en zusterschip Hr. Ms. K XVIII werden bezoeken gebracht aan Gdynia, Koningsbergen, het huidige Kaliningrad, Riga en Kopenhagen. Op 7 januari 1935 vertrokken Hr. Ms. K XVII en K XVI naar Nederlands OostIndië. De reis ging via Lissabon, Napels, Alexandrië, Aden en Colombo. In maart PAGINA 11
passeerde F.A. van Cleemputte voor het eerst de evenaar aan boord van een marineschip. Naar goede traditie van de marine werden alle bemanningsleden aan boord, die nog nooit de evenaar gepasseerd waren, ontvangen door Neptunus en door hem ingewijd tijdens een speciale ceremonie. Op 26 maart kwamen de beide Nederlandse onderzeeboten aan in Padang, Sumatra en op 4 april werd de voorlopige eindbestemming bereikt: Soerabaja, Java. Na aankomst in Nederlands Oost-Indië werd Floor geplaatst op de walfaciliteiten van de Onderzeedienst Oost op het Marine-etablissement te Soerabaja. Op 1 mei 1935 werd F.A. van Cleemputte bevorderd tot sergeant konstabel. Dit was een rechtstreeks gevolg van zijn ijverige studeren. De Zeeuwse marineman studeerde een aantal exacte vakken op Lyceumniveau en kon ook op andere vlakken, zoals aardrijkskunde en geschiedenis, goed meekomen. Tot februari 1937 bracht Floor zijn tijd bij de Onderzeedienst Oost door met zijn werk als artillerie-instructeur, studeren, varen als bemanningslid op verschillende onderzeeboten en wachtlopen. Op de tiende van die maand vertrok hij terug naar Nederland aan boord van het passagiersschip ms. Indrapoera van de Rotterdamsche Lloyd (RL). Een maand later arriveerde hij in Nederland en werd overgeplaatst naar de walfaciliteiten van de marinebasis Willemsoord in Den Helder. Hr. Ms. K XVII ging in december 1941 verloren toen de onderzeeboot tijdens een patrouille in de Zuid Chinese Zee op een Japanse mijn liep. Alle 36 opvarenden verloren hierbij het leven. Mijn opa F.A. van Cleemputte heeft de respectabele leeftijd van 104 jaar bereikt C. Witkam Rotterdam
Gezonken onderzeeboot K XVI gevonden
PERSBERICHT Gezonken onderzeeboot K XVI gevonden In de Zuid-Chinese Zee is de tijdens de Tweede Wereldoorlog gezonken Nederlandse onderzeeboot Hr.Ms. K XVI gevonden. Een Australisch-Singaporees sportduikteam vond de lang gezochte onderzeeboot begin oktober na een tip van een lokale visser in de wateren boven het eiland Borneo. Experts van de Koninklijke Marine hebben fotobeelden bestudeerd die zijn gemaakt door het duikteam. Daarop zijn duidelijke kenmerken aangetroffen die uitsluitend op Nederlandse onderzeeboten zijn terug te vinden. Uit deze informatie, samen met de locatie van de onderzeeboot ten opzichte van andere gezonken Nederlandse onderzeeboten, is vastgesteld dat het om de K XVI gaat. Hiermee komt een einde aan een lange periode van onzekerheid voor de nabestaanden van de bemanning. De nabestaanden zijn op de hoogte gebracht door de Commandant Zeestrijdkrachten, vice-admiraal Matthieu Borsboom. Hr.Ms. K XVI, een onderzeeboot van duizend ton en een bemanning van 36 personen waaronder zes Indonesische schepelingen, maakte deel uit van de geallieerde strijdmacht die de Japanse invasie van het toenmalig Nederlands-Indië moest verhinderen. Na het tot zinken brengen van de Japanse onderzeebootjager Sagiri in de nacht van 24 op 25 december 1941, ging de K XVI de volgende ochtend zelf ten onder na een torpedoaanval van de Japanse onderzeeboot I-66. In de Tweede Wereldoorlog zijn zeven onderzeeboten van de Koninklijke Marine door vijandelijke inzet verloren gegaan, waarvan zes tijdens oorlogspatrouilles. Een zevende onderzeeboot is in de haven van Soerabaja gebombardeerd. Zes onderzeeboten waren lange tijd vermist. Sinds 1982 zijn vier boten gelokaliseerd en geïdentificeerd, vooral dankzij inspanningen van naaste familieleden van gesneuvelde opvarenden en van de stichting Comité Nabestaanden Onderzeeboten 1940-1945. Nu is daar Hr.Ms. K XVI bijgekomen. Alleen Hr.Ms. O 13, die op de Noordzee ten onder ging, is tot groot verdriet van de nabestaanden van de bemanning, ondanks diverse inspanningen, nog niet gelokaliseerd. Katja Boonstra-Blom is nabestaande (dochter) van één van de opvarenden van Hr.Ms. K XVI en bestuurslid van de stichting Comité Nabestaanden Onderzeeboten 1940-1945: “We zijn ontzettend blij en dankbaar voor alle steun van iedereen die heeft bijgedragen aan het vinden van de K XVI. We zijn de bemanningsleden in al die jaren van vermissing nooit vergeten”. Het wrak van de K XVI wordt aangemerkt als een zeemansgraf. Om deze reden wordt de exacte positie van de gevonden onderzeeboot niet bekend gemaakt. Duikers worden verzocht uit respect voor de gesneuvelde bemanning en hun nabestaanden het wrak ongemoeid te laten. In overleg met de nabestaanden en ondersteund door de Koninklijke Marine wordt bekeken op welke wijze aan Hr.Ms. K XVI en haar bemanning de laatste eer zal worden bewezen.
PAGINA 12
+
De ondergang van H
Joke Jarman en een portret van haar vader als adelborst Foto beschikbaar gesteld door: Joost Margés
Alle Hens
Wassenaar 29 Oktober 2011 Met een gevoel van grote dankbaarheid heb ik het bericht van de vondst van Hare Majesteit K16 door vissers en een Australisch duikteam ontvangen. Ik ben blij, dat na al die jaren de laatste rustplaats van de bemanning, nu bekend is. De commandant Louis Jarman en zijn bemanning hebben tijdens een uiterst dappere actie in ondiep water, waar het moeilijk was om weg te komen, een aanval gedaan op een overmacht van Japanse schepen, waarbij op 24 december 1941 een grote Japanse torpedobootjager, de Sagiri tot zinken is gebracht. In de morgen van 25 december ontdekte de Japanse onderzeeboot 166 de onderzeeboot Hr Ms K XVI, welke met één torpedo tot zinken werd gebracht. De naam van de dappere commandant van Hr.Ms. K XVI is Louis Jan Jarman, LTZ eerste
Het stuurwiel van de K-XVI wordt 14 december door duikers van het Australisch Duikt Team aangeboden aan de Groepoudste van de Onderzeedienst KLTZ Marc Elsensohn en Joke Jarman PAGINA 13
klas, die samen met zijn bemanning het hoge offer van hun leven hebben gebracht. Lange tijd is de commandant verweten dat hij mede schuldig zou zijn aan de ondergang van zijn eigen schip, door te seinen over de gebeurtenissen. Kapitein ter Zee Ruud van Rooyen heeft een grondig onderzoek gedaan naar de gebeurtenissen van die nacht, waarmee de commandant Jarman volledig gerehabiliteerd is. Ook historicus Jaap Anten en Henk Bussemaker hebben in hun reacties de bevindingen van Ruud van Rooyen onderschreven. Het volledig onderzoek is o.a. te lezen in het Marineblad van augustus en oktober 2011 (blz.21) en in Klaar voor Onderwater 116 (blz. 14). De boot is mede gevonden door jarenlang onderzoek door de "Stichting comité nabestaanden onderzeeboten".Mede door de niet af latende inspanning van de voorzitter Hans Besançon zoon van de toenmalige commandant van de KXVII. De Koninklijke Marine heeft de stichting op allerlei wijze ondersteund. Ik ben de Marine zeer dankbaar. De leden van "Het comité" voorzitter Hans Besançon, vicevoorzitter Jan Spoelstra, secretaris Katja Boonstra-Blom en expeditieleider Klaas Brouwer. Met name Katja Boonstra-Blom, die evenals ik, dochter van een omgekomen opvarende van de K-XVI is, heeft zich enorm ingezet voor het vinden van onze vaders. Zij heeft mij voortdurend op de hoogte gehouden. Mijn moeder vernam eind december 1941 het vreselijke droeve nieuws, dat mijn vader vermist was. Mijn moeder zei "vermist is nog niet dood, ik blijf hopen". Zij hoopte dat mijn vader opgepikt zou zijn en krijgsgevangene was gemaakt. Kort daarop in 1942, werden mijn moeder, mijn broer en ik geïnterneerd in vreselijke jappenkampen. In 1946 kreeg mijn moeder het definitieve bericht dat mijn vader en de bemanning omgekomen waren. Mijn moeder was zeven jaar heel gelukkig getrouwd en op haar 27e jaar weduwe geworden. Ik was 3 jaar en twee maanden en mijn broer zeven jaar toen mijn vader stierf. Mijn moeder moest als jonge
In h
Hare Majesteit K XVI
Velen zouden voor het offer van hun leven postuum geëerd worden. Mevr. W. J. JarmanFerweda neemt de postuum toegekende onderscheiding (Bronzen Leeuw) in ontvangst (17februari 1954)
weduwe twee jonge kinderen opvoeden, met een heel klein pensioen. Wil Jarman- Ferwerda, dochter van Viceadmiraal in het voormalig Nederlands-Indië was een heel dappere vrouw. Zij kon meerdere keren hertrouwen, maar bleef altijd vergelijken met haar geliefde man. Mijn moeder vertelde ons dat mijn vader zorgzaam en een schat van een man was. Mijn vader heeft meerdere filmpjes gemaakt, toen hij nog leefde, die ik nu op een DVD
Wil Jarman- Ferwerda en Louis Jarman heb staan, zodat ik prachtige herinneringen heb aan mijn dierbare vader. Ook heb ik een prachtig schilderij van mijn vader als adelborst, ik groet mijn vader en moeder en Han iedere dag. Mijn broer Han trad in de voetsporen van zijn vader. Het jaarlijkse Assaut voor de adelborsten (twee-en-een-halve dag) vond plaats in het Koninklijk Instituut voor de Marine in Den Helder. In 1956 had Han de eer Beatrix, Hare Koninklijke Hoogheid Prinses der Nederlanden, als adelborst te mogen escorteren. In 1963 kwam mijn geliefde broer Han om met een auto ongeluk, hij was 28 jaar en luitenant ter zee tweede klas oudste categorie. Voor mijn moeder was dit weer een immens groot verdriet. Han was een veelbelovend marine officier. Joke Jarman.
Joke Jarman en Katja BoonstraBlom voor het gedenkteken met de namen van hun vader
het midden Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Beatrix met Han Jarman PAGINA 14
NHD
NHD
Alleen onderzeeër O13 is nog zoek de Volkskrant 25-10-2011 (p.11)
AMSTERDAM Van onze verslaggever Noël van Bemmel
AD
PAGINA 15
AMSTERDAM Nog één onderzeeër resteert in de zoektocht naar Nederlandse duikboten die verdwenen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Met de vondst van de K16 voor de kust van Borneo, afgelopen weekend, bevestigd in een marinebrief aan alle nabestaanden, blijft alleen de O13 over. Die verdween in 1940, met 34 bemanningsleden, ergens op de Noordzee. 'Wij vinden het belangrijk de exacte locatie te weten', zegt Kapitein ter Zee Marc Elsensohn. De commandant van de Nederlandse Onderzeedienst is nauw betrokken bij de zoektocht. 'Dan hebben we een plek voor een laatste eerbetoon. De nabestaanden vinden dat belangrijk en wij ook.' Bovendien, stelt Elsensohn, wil de marine om historische redenen weten wat er gebeurd kan zijn. Vooral van de O13 die na haar vertrek uit Dundee zomaar verdween. 'De marine is de O13 nooit vergeten. Bij het plannen van oefeningen houden we rekening met kansrijke locaties om de sonar te gebruiken.' Elsensohn denkt dat de onderzeeër in het Noorse deel van de Noordzee ligt, op circa zestig meter diepte. Hij hoopt op meer gegevens van oliemaatschappijen en windmolenparkbouwers. 'Lastig, ze noemen veel informatie commercieel geheim.' Nederland begon WOII met een vloot van 26 onderzeeërs. Een deel werd ingepikt door de Duitsers, een deel vocht door vanuit Engelse of Australische havens. Zes boten zonken tijdens gevechtspatrouilles, een zevende werd gebombardeerd in de haven van Soerabaja. Na de oorlog ontving de Onderzeedienst een collectieve Willemsorde voor haar inzet tegen de Duitse en Japanse vloot.ord. Deze K16 had in WOII de opdracht de Japanse vloot aan te vallen. Nabestaanden zochten samen naar wrakken, en vonden. Een visser in een Maleisische havenkroeg vertelde dat hij nog wel een mogelijk wrak wist te vinden. Een groep Australische duikers, die beter weer afwachtte, besloot te zoeken op 60 zeemijl voor de kust van Borneo. Daar vonden ze, op zo'n veertig meter diepte, het wrak van de Nederlandse onderzeeboot K16. Die verdween op 25 december
Kat-en-muis spel in de Middellandse Zee Door Menno Steketee Een Nederlandse journalist met een zeldzame toegang tot Koude Oorlog onderzeebootveteranen in Nederland vertelt een verhaal van spannende onderwater spionage operaties op Sovjet oorlogsschepen tijdens de Koude Oorlog jaren 1970-1980. Het oppervlak van de Golf van Hammamet, Tunesië, was kalm toen de Nederlandse onderzeeër Tijgerhaai langzaam kruiste op periscoop diepte. Op korte afstand van de loerende onderzeeboot lag een Sovjet eenheid van de Mirka-klasse, een korvet. Terwijl de Perivis (Periscoop Video System) camera van de Tijgerhaai in- zoomde op de bovenbouw van de Mirka, zat binnen in de onderwater centrale van de onderzeeboot luitenant Robin Snouck Hurgronje het monitorbeeld van de camera te bestuderen. Er gebeurde niet veel. Na het opmerken van enkele roestvlekken op de romp van het schip, zag hij een aantal matrozen leunend op de reling, terwijl ze een sigaret aan het roken waren. Toen gebeurde er plotseling iets. Een van de bemanningsleden van de Mirka wees langzaam met zijn vinger direct naar de periscoop camera. Naar hem! Het was in het jaar 1978, herinnert Snouck Hurgronje zich. Hij is nu een gepensioneerde kapitein ter zee en woont in Wieringerwaard, niet ver van Den Helder, de thuisbasis van de Koninklijke Nederlandse Marine. ”U begrijpt," legt hij uit, dat we snel moesten wegduiken. We wisten niet hoe die Russen zouden reageren, zie je. Als ze ons hadden aangevallen, hadden ze het gemakkelijk kunnen melden als een oefening en kunnen zeggen dat wij daar niet in het geheim hadden mogen rondvaren.
In de vroege jaren 1980, een van de meest gespannen periodes van de Koude Oorlog, diende Snouck Hurgronje op de Tijgerhaai en de Potvis en werd Commandant van de onderzeeboot Zwaardvis. Ondanks de Arms Limitations Talks en de hotline tussen het Witte Huis en het Kremlin, wantrouwden Oost-en West elkaar niet. Spioneren leek de enige manier om een verrassingsaanval te voorkomen. “Het werk” werd gedaan door satellieten, vliegtuigen, geheime agenten en door onderzeeërs zoals de Tijgerhaai en de Zwaardvis. Onderzeebootmannen vertellen hun verhaal Bijna 20 jaar zijn verstreken sinds de Berlijnse Muur werd ontmanteld, en de Nederlandse Onderzeedienst, heeft haar archieven geopend, zij het dat slechts tipjes van de sluier werden opgelicht. Operationele details die iets zouden kunnen onthullen over de hedendaagse missies in de Perzische Golf of de Indische Oceaan vallen nog steeds onder het strikte regiem van geheimhouding. Gelukkig lijkt het erop dat het Nederlandse Ministerie van Defensie de teugels heeft laten vieren voor wat betreft het strikte verbod voor onderzeeboot bemanningsleden om over hun werk te spreken. "In die dagen was het zelfs niet toegestaan om onze vrouwen te vertellen wat we deden", zegt Berrie Monster, een gepensioneerde commandant van de onderzeeboot Potvis. "De bemanningsleden zelf was meestal niet eens verteld waar ze heen gingen”, voegt Snouck Hurgronje er aan toe. Will Falkmann, een expert op het gebied van elektronica, aan boord van veel onderzeeboten tijdens de Koude Oorlog, zegt dat hij wist dat ze naar het Noorden voeren als het kouder werd, en als het warmer werd wist hij dat ze naar het Zuiden voeren. PAGINA 16
Maar toestemming hebben om er over te praten is niet hetzelfde als dat bemanningsleden er ook over willen praten. In de praktijk is er nog steeds een grote terughoudendheid bij gepensioneerde onderzeebootmannen om te praten over de Koude Oorlog Patrouilles, met namen als Faceless Fable, Giddy Golfer, Candid Carnival en Eternal Enigma. Snouck Hurgronje, is echter bereid om zijn ervaringen te delen. Hij diende bij de Onderzeedienst bijna 20 jaar en bracht vaak drie opeenvolgende maanden op zee en onder de oppervlakte door. Zijn leven wordt nog steeds gedomineerd door de oceaan. Na zijn pensionering werd hij kapitein van de driemaster klipper “Stad Amsterdam” voor meerdere jaren, en hij geniet nog steeds van het zeilen. Spioneren in de Middellandse Zee Als je het over onderzeeboten en Koude oorlog hebt, dan associeert men dat onmiddellijk met kat-en-muis-spellen in ijskoude vijandelijke wateren, mede dankzij de beelden opgeroepen door het boek en de film over de “Hunt for the Red October (Tom Clancy). Dat beeld is echter niet helemaal correct, althans voor zover het om ijskoude water gaat. Nederlandse onderzeeboten opereerden vooral in de Middellandse Zee met een half dozijn dieselelektrische onderzeeboten. Alhoewel de meeste mensen zich daar niet van bewust waren, was de Middellandse Zee van groot strategisch belang voor Oost- Europa. "Wij gingen ervan uit dat, in het geval van een Derde Wereldoorlog, de Sovjetschepen zouden proberen om de Atlantische Oceaan te bereiken, met het doel om de Trans Atlantische routes aan te vallen", zegt Snouck Hurgronje." Zij zouden dat hebben gedaan via de noordelijke Atlantische Oceaan en de Oostzee, maar ook via de Straat van Gibraltar."
PAGINA 17
Voor de Sovjets zou het moeilijk geweest zijn om deze zeestraat te passeren. Daarbij kwam nog dat SOVMEDRON, zoals de Sovjet-Unie Middellandse Zeevloot bekend stond in het NAVO jargon, slechts over een gering aantal marinebases in de regio kon beschikken. Snouck Hurgronje wijst er op dat de Arabische landen niet erg sympathiek waren naar de Sovjet-Unie. Maar zij lieten wel toe dat de Russen gebruik maakten van ankerplaatsen op de rand van hun Territoriale Wateren. Deze geïmproviseerde steunpunten waren verspreid over de gehele Middellandse Zee, in de Tunesische Golf van Hammamet, bij Solum, op de grens van Egypte en Lybie en zelfs vlak bij het Griekse eiland Kithira. Snouck Hurgronje herinnert zich dat de Russen daar veel schepen parkeerden: technische onderhoudsschepen, tankers, bevoorradingsschepen en hospitaalschepen. De operationele eenheden kwamen daar op gezette tijden langs. Het was onze taak om ze daar te bespioneren." De reden dat Nederlandse onderzeeboten werden gebruikt in de Middellandse Zee was om dezelfde reden waarom ze heden ten dagen in de Indische Oceaan en de Perzische Golf patrouilleren. De 60-70 meter lange diesel boten zijn veel beter toegerust om zich heimelijk te verplaatsen in de ondiepe wateren dan de grote nucleair aangedreven onderzeeboten van hun NAVO-partners. Het was van cruciaal belang dat de Sovjets niet op de hoogte waren van de locaties van de Nederlandse onderzeeboten. Alle bewegingen van NATO onderzeeboten, in de Middellandse Zee werden daarom gecoördineerd door de Commandant van Task Force 69, een Amerikaanse vlagofficier in het Hoofdkwartier van de NATO Allied Forces Southern Europe in Napels, Italië.
"We wilden niet dat NAVO-schepen of helikopters “per ongeluk” onze eigen onderzeeboten detecteerden en er achter aan zouden gaan," voegt Snouck Hurgronje er aan toe. Als dat gebeurd zou zijn, dan zouden de Russen meteen geweten hebben dat er een onderzeeboot in de buurt was die niet een van hen zelf was. Onze positie zou dan gecompromitteerd zijn." Ultra Quiet State Op sommige dagen waren er wel 70 Sovjet schepen op een ankerplaats, met inbegrip van oppervlakte oorlogsschepen en onderzeeboten. De voormalige Nederlandse onderzeeboot commandant geeft aan dat het de belangrijkste taak was van de ondergedoken onderzeeboot om de identiteiten van al deze eenheden vast te stellen. Bij de uitvoering van deze taak ging de onderzeeboot in de z.g. Ultra Quiet State. Alleen de uiterst noodzakelijke machinerieën bleven draaien, alle andere apparaten, die ook maar enige vorm van lawaai maakten, werden uitgeschakeld. De onderzeeboot gleed dan doodstil door het water in de richting van de ankerplaats gebruikmakend van de passieve sonar om te navigeren in de richting van het geluid van bewegende ankerkettingen, motoren, draaiende schroeven draaien, of andere geluiden afkomstig van de schepen op de ankerplaats. Op beeldschermen in de boot, kon de Commandant dan zien of hij de Sovjet eenheid was genaderd. De periscoop ging dan snel omhoog, zodat de camera even snel een opname kon maken. Tegelijkertijd konden de Nederlandse bemanningsleden gebruik maken van de passieve sonar om een akoestische “vingerprint” van de Sovjet eenheid te maken, zeker in het geval als het doelschip een Sovjet onderzeeboot was. Op deze manier konden ze ervaring krijgen in het herkennen van specifieke geluiden
van de Sovjet eenheden en konden ze zelfs herkennen dat een van deze boten een torpedobuis opende om een torpedo te lanceren. Door goed te luisteren kon worden vast gesteld hoe lang de torpedo erover deed om de buis te verlaten en hoe een lopende Sovjet torpedo klinkt als die met de actieve sonar op zoek is naar zijn doel. De Nederlanders luisterden ook op onderwater telefoon om onderwater communicatie tussen de Sovjetschepen te volgen. Falkmann herinnert zich dat de eerste patrouilles van de Nederlandse onderzeeboten, op elektronisch gebied, nogal amateuristisch werden uitgevoerd. Omdat de boten nog niet konden beschikken over moderne en adequate surveillance apparatuur, kochten we zelf een eenvoudige scanner bij de dumpshop en paste die aan zodat we beter de Russische radio communicatie konden onderscheppen.
Programmeerbare VHF/UHF scanner We hadden alleen maar één antenne, die niet alle VHF- en UHF frequenties kon ontvangen. Video opnamen maken was ook niet eenvoudig, volgens Falkmann. "We leenden één videocamera van de Amerikanen," zegt hij." Perivis, werd die genoemd, die moest met een hulpstuk, in de op stand, aan de periscoop worden PAGINA 18
Perivis camera
Kollmorgen periscoop met aan de voorzijde de Perivis camera waarbij de lens naar een prisma in de periscoop gericht was. Wij leende deze camera en plaatste hem, gemonteerd op een framewerk, horizontaal voor een van de oculairs. bevestigd. Als de periscoop weer naar beneden ging moest de camera er weer afgehaald worden. In het begin was het zo dat als de camera (aan de periscoop) naar links draaide, het beeld op de monitor naar rechts draaide. Dit probleem was met een kleine technische ingreep snel opgelost, maar moest wel terug gezet worden als de camera terug ging naar de Amerikanen.” Ook stonden er twee onderwater telefoons, één met de frequentie van de NAVO en één die omgebouwd was om de communicatie van de Russen te onderscheppen. Het LEOK heeft daarna een handzame uitvoering ontwikkeld. Afgezien van de kwaliteit van de technische uitrusting, was het niveau van de bemanningsleden erg belangrijk. "Alle commandanten waren altijd bezig om de beste sonar bedienaars aan boord te krijgen”, verklaart "Snouck Hurgronje. Alles wat die sonarbedienaars konden vast stellen, hoe onbeduidend dan ook, kon van grote waarde zijn. Visuele waarnemingen waren ook van groot belang. "Eens, zagen we een hoe Sovjet- commandant zijn onderzeeboot, een Tango PAGINA 19
klasse, verliet in vol ornaat, met al zijn onderscheidingen op, en met een sloep naar een Krivak kruiser ging. Onze conclusie was dat de Tango voorlopig nog even zou blijven en dat de Krivak waarschijnlijk het vlaggenschip was van de commanderende vlag officier. In tijden van oorlog is dat belangrijk om te weten en zal de Krivak mogelijk het eerste hoofddoel geweest zijn. Er was altijd de kans om ontdekt te worden, en hoewel de Sovjets niet onmiddellijk het vuur zouden openen, was er natuurlijk wel altijd de kans dat er een ongeluk zou kunnen gebeuren. Snouck Hurgronje vertelt: “We hadden uren lang achter een Echoklasse onderzeeboot gezeten. We konden horen dat ze aan het klaar maken was om onderwater te gaan. Plotseling ging ze naar beneden, en verloren wij contact op de sonar. We hadden echt geen idee waar ze was heen gegaan of wat ze van plan was te doen. Dat was een gevaarlijke situatie. We gingen naar Ultra Quiet State en schakelde alles uit behalve de passieve sonar. Tegelijkertijd stuurde ik het grootste deel van de bemanning naar bed om zodoende zuurstof uit te sparen. Zo hebben we 32 uur, roerloos, liggen wachten en luisteren. We hebben de Echoklasse nooit meer gehoord. Onder water, Looking Up Een van de moeilijkste en meest gevaarlijke manieren voor de onderzeeboot bemanningen om meer te weten over de vloot van de tegenstanders in de Koude Oorlog, was de zogenaamde “Underwaterlook”, het bekijken van de onderkant van Sovjet eenheden door de periscoop. Het op onzichtbare wijze rondhangen onder een schip kan alleen uitgevoerd worden tijdens daglicht en in helder water waarbij ankerkettingen grote problemen kunnen veroorzaken. De uitvoering van een “Underwaterlook” was
echter een routine operatie voor de Nederlandse onderzeeboot bemanningen. De rompen van Sovjet- eenheden waren van belang voor inlichtingendiensten om bv. de aanwezigheid van luiken vast te stellen van waaruit minionderzeeboten of kikvorsmannen het moederschip konden verlaten. Vice Admiraal (b.d.) Nico Buis, die later directeur zou worden van de Nederlandse Algemene inlichtingen Dienst, genoot enige bekendheid binnen de Onderzeedienst omdat hij zo‟n luik had ontdekt. Een ander belangrijk aspect was het vaststellen van het aantal schroefbladen. Dit gegeven geeft veel informatie over de capaciteiten van de vijandelijke onderzeeboten. Toen hij Commandant van de Potvis was, probeerde Monster een underwaterlook uit te voeren op een Sovjet AGI (een schip om inlichtingen te verzamelen), vermomd als een vissersboot, in de wateren bij Noord-Ierland. "De AGI lag meestal in ondiep water," herinnert hij zich. “Dat had een reden: Die jongens wilden gewoon niet dat iemand ze van onderen zou kunnen bespioneren. Zo nu en dan verliet de AGI de ondiepe wateren om de passage van een vertrekkende SSBN (Bomber) te volgen, die vanuit de Schotse basis Faslane op weg was naar haar patrouillegebied op de Atlantische Oceaan. Het was mijn taak om op dat punt onder de AGI te kruipen. We zijn erin een keer in geslaagd, maar het water was zo troebel dat we later niets konden zien op de foto‟s." Het water in de Middellandse Zee, daarentegen, was meestal erg helder. Bij het uitvoeren van een onderwater daar, verhaalt Snouck Hurgronje," moest je van te voren de positie van het schip, waar je onder wilde kruipen, nauwkeurig vast stellen.. Daarna ging je er onderwater naar toe. Het blijven op de juiste diepte was van cruciaal belang opdat de pe-
riscoop op de juiste diepte was om ook maar iets te kunnen zien”. In 1991, twee jaar nadat de Berlijnse Muur naar beneden kwam, werd het Warschau Pact opgeheven en de SovjetUnie viel uiteen, waardoor de Koude Oorlog daadwerkelijk werd beëindigd. Als Militair Attaché in Turkije en Roemenie was Snouck Hurgronje in de gelegenheid om een nadere kijk op zijn voormalige tegenstanders te krijgen. “Ik herinner me dat ik aan boord was van een Kiloklasse onderzeeboot. Mijn overheersende gedachte was dat ik mij afvroeg waarvoor wij al die tijd zo bevreesd waren geweest." Natuurlijk, in die periode kon hij niet zo veel praten over zijn spionage activiteiten. Hij maakte echter een uitzondering. "Als attaché, ontdekte ik dat mijn Russische collega-attaché, en goede kennis, commandant geweest was van een onderzoekingsschip, dat we dagenlang hadden gevolgd," vertelt Snouck Hurgronje." We hebben erover gepraat en ik kon alleen maar concluderen dat hij op geen enkel moment op de hoogte was geweest van mijn aanwezigheid zo dicht bij zijn schip. Daar hebben we toen dan maar een glas Wodka op gedronken." Dit artikel is geschreven door Menno Steketee en is gepubliceerd in het blad Naval History, van het US Naval Institute, in April 2009. Menno Steketee is journalist en specialist in Defensie aangelegenheden. Hij publiceert in verschillende Nederlandse en Internationale bladen. Het artikel is vertaald door Robin Snouck Hurgronje.
PAGINA 20
„We all live in a yellow submarine’
A
an het einde van de Ramblas, de wandelpromenade van Barcelona, ligt vlakbij de haven het Scheepvaartmuseum van Barcelona, ondergebracht in de oude dokken van de voormalige admiraliteitswerven. Het scheepvaartmuseum wordt nu verbouwd en als alles meezit zal het in 2013 weer in alle glorie te bezichtigen zijn. Gelukkig is er nog wel wat te zien; bijvoorbeeld in de tuin direct rechts van de entree staat het houten model van de onderzeeboot van Monturiol. Narcis Monturiol i Estarriol (1819 – 1885) was een zonderlinge, attractieve persoonlijkheid, socialist, uitgever, uitvinder en pionier van de onderzeeër. Monturiol was geboren in het vissersdorp Figueras, Zijn vader was kuiper en misschien is dat handwerk, het maken van vaten om wijn in te bewaren, onbewust hebben bijgedragen tot de obsessie van zijn zoon voor het maken van de houten rompen, die het zoute water buiten te houden. Hij studeerde aan de universiteit van Cervera en haalde zijn graad in de rechten in Barcelona. Hij was pacifist en het zien van de vele wantoestanden onder de arme arbeiders, socialist geworden. Met een aantal medestanders o.a. schrijvers, drukkers, artsen en musici vormde hij in 1847 een „icarische‟ groep te Barcelona. Zij streefde naar een universele broederschap, met zelfs een poging dit te realiseren, met een gemeenschap (Icarië) in de Verenigde Staten (Red River ten noorden van Shreveport). Door gebrek aan interesse is dit PAGINA 21
een zachte dood gestorven en Monturiols droom van de broederschap was hiermede vervlogen (hij was zelf in Barcelona achtergebleven). Hij bleef opkomen voor gelijke rechten voor man en vrouw, de rechten van de arbeiders, pleitte voor vakbonden en schreef verhandelingen over de arbeidsomstandigheden in de fabrieken. In de jaren vijftig verschoven de ambities van Monturiol naar een ander terrein: de onderzeeër. Bij de Cadaques had Monturiol een koraalduiker zien verdrinken. In 1857 vormde hij met enkele vrienden in Figuras een genootschap met het doel om het vergaren van koraal veiliger te maken. Onderzeeërs zouden daarin een rol spelen. In wezen was het project wetenschappelijk, niet commercieel: onderzoek naar een onbekende wereld waarvan men nauwelijks een voorstelling had. Al sinds het ontstaan van de mensheid droomde men ervan de diepte van de zee te bevaren. De eerste gecontroleerde onderwatervaart werd in 1622 ondernomen door de Alkmaarder Cornelis Jacobsz. Drebbel (1572-1633), die onverschrokken, tot verbazing van het Engelse hof, in een soort langwerpige houten vat met roeispanen drie meter onder het oppervlakte, vier kilometer de Thames afvoer. In de daarop volgende eeuwen werden er verschillende experimenten uitgevoerd, met als hoogtepunt de Nautilus (de naam die
Jules Verne gebruikte voor de onderzeeër van kapitein Nemo), waarmee Robert Funton, de Amerikaanse uitvinder, in 1801 een vijf uur durende duik maakte in de zee bij Brest tot op bijna vijftig meter diepte. Zijn duikboot werd met handkracht aangedreven door een spiraal schroef. Tijdens de Krimoorlog (1854-1856) bouwde een Duitser, Wilhelm Bauer, in Rusland de Seeteufel, een duikboot met ijzeren romp, die eveneens met handkracht en een schroef werd voortbewogen. Hij werd in 1856 bij Kronstadt te water gelaten en maakte 134 duiken. Bij een ervan maakte Bauer met behulp van carbidlantarens en een camera voor een patrijspoort de eerste onderwater foto ter wereld; modder en wat vage rotsen, dat is alles wat er op staat. De Russische admiraliteit draaide de geldkraan echter dicht en Bauer moest leuren met zijn Seeteufel maar vond elders geen fondsen. Geen enkel Westers vlootcommando toonde tussen 1800 en 1860 veel belangstelling voor onderzeeboten. Toegegeven, de duikboten waren gevaarlijker voor eigen bemanning dan voor welke denkbeeldige vijand ook, ze lekte, liepen vol, kapseisden of bleven op de bodem steken. Maar de dieper liggende reden was dat er een element van geheime, onzichtbare oorlogsvoering in zat, en zoals een Engelse Admiraal het zo treffend zei “ zo on -Engels”; volkomen in strijd met de ridderlijk van de zee. Monturiol was stellig op de hoogte van Bauers werk. De Duitse uitvinder stierf in 1856 bedlegerig en straatarm en het jaar daarop begon Monturiol aan zijn eigen duikboot, die hij Ictineo doopte (naar het Grieks voor „vis‟ of „schip‟). De boot was de helft kleiner dan de Seeteufel van Bauer: slechts zeven meter
lang, met een waterverplaatsing van 8 ton. De inhoud was slechts 10 m3 waarin de op elkaar gepakte verblijven van de commandant en de vier man aan de slingers die de horizontale en verticale schroeven aandreven, bevonden. De boot had twee rompen; de binnenste was cilindrisch, de buitenste had de vorm van een vis. Daar tussen zaten vier ballasttanks, twee voor en twee achter, die men vol kon laten lopen om te duiken. De boot was voorzien van patrijspoorten. Monturiaal hield voor de bouw een openbare inschrijving en dankzij zijn „Icarische‟ vrienden kwam er een aanzienlijk bedrag binnen voor de bouw. Zo werd de Ictineo een socialistisch bouwproject. Hij bouwde de boot op de Nuevo Vulcano-werf te Barcelona, met behulp van twee scheepsbouwers, Joan Monjo i Pons en Josep Misse. De bouwkosten viel hoger uit dan gepland en Monturiol bleef met een aanzienlijke schuldenlast zitten waar hij nooit meer vanaf is gekomen. De vlag voor de Inctineo voorstellend een tak van koraal rondom de blauwe golven van de zee waarop een gouden ster zijn stralen werpt, heeft als motto het Latijnse „Plus intra, plus extra‟ , wat zoiets moet betekenen als: „Heel diep, heel ver‟, wordt nu nog steeds in het Scheepvaart Museum bewaard. De duikboot deed het. Er waren wat mankementen en wat lekkages ten gevolge van de tewaterlating in juni 1859. Maar in september van het zelfde jaar maakte de Inctneo zijn eerste officiële proefvaart in de haven van Barcelona, gadengeslagen door honderden mensen waaronder professoren, vakmensen, journalisten en gewone nieuwsgierigen in boten. De duikboot voer statig aan de oppervlakte, vulde de tanks, dook, kwam weer boven en dook opnieuw. De duiken waren PAGINA 22
kort, want meer lucht op de normale druk dan de kleine romp kon bevatten was er niet. Monturiol was de held van de dag en werd bejubeld als een echte Catalaanse Leonardo da Vinci. Monturiol dook met zijn Inctneo en de zwetende slingeraars de jaren daarna nog vijftig keer onder. Een vriend van Monturiol, de dichter Antonni Altadil, is op uitnodiging mee geweest en heeft werelds eerste onderwater gedicht geschreven: In het lijf van jouw monster Jij, Monturiol, jij was de uitverkorene, dook ik onder in jouw onbekende wereld, het genie heeft je geroepen; op zijn krachtige stem, de borst vol moed, heb jij het hoofd geheven, want jij was daar, stoer, kalm, en toen je het ophief van de nederige aarde omdat jouw kennis er is besprenkelde sterrenstof je voorhoofd.
E
r waren meer passagiers die op uitnodiging van Monturiol meedoken en zich loffelijk en prozaïsch hebben uitgelaten en ook de pers liet zich niet onberoerd; Monturiol was de held van Catalonië. Hij werd overstelpt met feesten, felicitaties, gedichten en andere aanmoedigingen. Maar Madrid was minder onder de indruk. In 1861 verscheepte Monturiol zijn kleine duikboot naar Alicante, waar hij voor de ministers van Marine en Economische ontwikkeling een demonstratie gaf; ondanks het ongunstige weer werd de testvaart onberispelijk volbracht. Maar geld voor Monturiols onderzoek en ontwikkeling werd niet gegeven, neen, men bood aan de boot als curiositeit van de scheepvaart tentoon te stellen.
M
onturiol ging echter door met het ontwikkelen van een groter, betere boot. De bouw van Ictineo II begon in 1862. OpPAGINA 23
nieuw werd hij gebouwd door de scheepsbouwer Joan i Pons. Deze had een zwak voor Monturiol, al had hij problemen met hem. De uitvinder had de hinderlijke gewoonte het werk op de werf te verstoren door het socialisme te prediken voor de mensen die het vaartuig bouwde en de voorlieden van hardvochtigheid te beschuldigen.
D
e Ictineo II was twee keer zo lang als de eerste Inctineo (zeventien meter) en de bemanning (twintig man) was viermaal zo groot. Hij werd ontworpen om dertig meter diepte te duiken en 7½ uur onder water te blijven. Net als de eerste Ictineo werd hij voorzien van een dubbele romp, ballasttanks en gewichten die uitgeworpen konden worden bij calamiteiten zodat de boot naar de oppervlakte kon stijgen. Maar ook de rest van het ontwerp was van een briljant innovatief vernuft. Monturiol was in feite de eerste ontwerper die de twee elementair problemen aanpakte waarmee de mens bij een langdurige duik onder water te maken krijgt nl. luchttoevoer en mechanische voortbeweging. Oorspronkelijk waren zestien bemanningsleden bestemd voor het draaien aan de slingers die de schroeven aandreven; een ware onderwatergalei, maar dan in socialistische samenwerking, niet in slavernij. Voor het varen boven water installeerde Monturiol een stoommachine van 6 pk. Maar de stoommachine kon onder water niet gebruikt worden, die zou alle zuurstof verbruiken en de boot inwendig veranderen in een oven. Na lang experimenteren vond Monturiol een oplossing om warmte ofwel stoom op te wekken. Na lang experimenteren vond hij een chemische reactie van kaliumchloraat, zink en mangaandioxide. Zo kreeg hij meer dan ge-
noeg warmte om stoom op te wekken en bovendien zuurstof, die gezuiverd en teruggeleid werd in de boot. Deze chemische oven kon echter niet genoeg kracht opwekken om de hoofdmotor aan te drijven, Monturiol koppelde hem daarom aan een kleinere stoommotor van 2 pk die onder water zou draaien. In oktober 1864 kwam de boot gereed en werd te water gelaten. Het was een overvol vaartuig: uiteindelijk konden twee mannen zich ternauwernood bewegen tussen de grote en de kleine motor, de carbidlantarens, luchtzuiveringsinstallatie, ventilatiepompen, het watervat en de chemische oven. Niettemin wrongen Monturiol en zijn socialistische kameraden zich daar onvervaard in en maakte meer dan een dozijn demonstratieduiken mee. Het was toen de meest geavanceerde onderzeeër ter wereld. Net als de vorige keer kreeg hij veel bijval en publiciteit maar ook hier weer geen respons van de Marine, ja complimentjes maar dat was ook alles. De fabrikanten en staalmagnaten van Barcelona keken nieuwsgierig naar de stalen vis maar zagen er geen brood in. Monturial was ongetwijfeld een genie maar ook socialist en vriend van de revolutionairen. In 1868 was de scheepswerf, die nog een groot bedrag had uitstaan, het wachten moe, en legde beslag op de Ictneo II. Omdat het schip geen commerciële waarde had werd ze gesloopt en als schroot verkocht. Haar motor van zes pk. werd verkocht aan een boer aan de rand van Barcelona, die hem gebruikte om koren te malen.
Monturiol leefde nog zeventien jaar. Hij hield zich bezig met andere uitvindingen, zoals een sigarettenmachine en een houwitser voor zestien ponders die, naar hij hoopte, de gehate, reactionaire Carlisten aan hun eind zou helpen. Geen van deze projecten leverde Monturiol iets op en uiteindelijk stierf hij vergeten en verguisd in het huis van zijn schoonzoon.
T
oen hij stierf, was Monturiol een vergeten man in Spanje maar misschien nam zijn roem literaire vorm aan en verhuisde naar Frankrijk. In de jaren zestig deed Jules Verne onderzoek voor zijn roman „Twintigduizend mijlen onderzee‟. Was kapitein Nemo, al was het naar ten dele , geïnspireerd op Monturiol? Het staat niet vast maar de mogelijkheid bestaat. Gezien Vernes passie voor onderzoek is het onaannemelijk dat hij nooit van Monturiol gehoord heeft. Toegegeven, de milde Catalaan vertoont weinig gelijkenis met kapitein Nemo, een raadselachtig persoon die zijn innerlijke kwetsuren met zich meedraagt door de diepte der zee en zo niet boven water brengt. Nemo was onmetelijk rijk, Monturio armlastig; Nemo was op wraak bedacht, Monturiol op broederschap aller mensen. Er was een wereld van verschil tussen de krappe ruimte van de Inctineo en de Nautilus met een salon vol van pluche en kristal, rondom bezet met duizenden boeken en behangen met dertig schilderijen van beroemde meesters. Toch zijn er raakvlakken. Nemo is ook een utopist. Hij verkondigt: „De wereld wil geen nieuwe
PAGINA 24
Notitie: continenten maar nieuwe mensen‟. Als er een parelduiker gered is van een enorme haai, merkt hij op dat de arme indiaan tot een onderdrukt volk behoort, „en ik ben nog altijd en blijf tot mijn laatste ademtocht een van hen!‟ Als de verteller voorzichtig de gedachte oppert dat Nemo misschien te rijk is, kaatst de kapitein terug: „Wie heeft u verteld dat ik er geen goed gebruik van maak? Denkt u niet dat ik niet weet dat er mensen lijden, rassen onderdrukt worden op deze aarde, trieste wezen die troost behoeven, slachtoffers die gewroken moeten worden? Begrijpt u dat niet?‟ Professor Aronnax trekt daaruit haastig de conclusie dat „wat hem ook gedwongen mocht hebben, de onafhankelijkheid onder water te zoeken [….] zijn hart klopt nog voor het lijden van de mensheid‟. De Nautilus die onbekommerd rondkruist buiten het bereik van het gezag op het vasteland, vrij van elk politiek gekrakeel, is natuurlijk op zich zelf een land en kan beschouwd worden als een verwijzing naar een zelfverzorgende ideale staat gelijk als Icarië. De Beatles wisten het, net als Monturiol en Nemo, utopisten willen allemaal in een gele onderzeeër wonen.
e Reünie & Algemene Leden vergadering zal op 24 april 2012 in de Kumpulan Bronbeek in Arnhem worden gehouden. Tijden en dagprogramma zal in KVO-119 bekend gesteld worden.
LS, Ik ben op zoek naar info over de jaren die mijn vader Jan Mohlmann heeft gediend bij de onderzeedienst o.a. onder P de Jong. Wellicht zijn er lezers onder U die hem gekend hebben. Bij voorbaat dank. Met vriendelijke groet, Brian Mohlmann
[email protected]
1962 – 2012
Gerard Horneman
In 1962 waren de onderzeeboten “Hr. Ms. Dolfijn” S 814 en “Hr. Ms. Walrus” (Guppy) S 802 gelijktijdig rond Nederlands Nieuw-Guinea bezig met het uitvoeren van hun missie. Vijftig jaar later willen Rinus Peperkamp en Gerard Streefkerk voor deze twee Subs gelijktijdig een reünie organiseren. Deze reünie wordt gehouden op woensdag 3 oktober 2012 In het v.d. Valk Hotel in Breukelen, twee minuten loopafstand van het treinstation. Regeren is vooruitzien en omdat wij u graag willen ontmoeten kunt u nu deze datum in uw agenda noteren. Later zal per e-mail, brief of telefoon meer informatie volgen. Graag tot ziens!!
Het bestuur wenst U prettige feestdagen en een gelukkig Nieuwjaar
Rinus Peperkamp 010-4382588
[email protected] Streefkerk 010-4380439
[email protected]
Bronnen: Barcelona, Robert Hughes, New York, 1991. Twintigduizend mijlen onderzee, Jules Verne, Amsterdam, 1982. Narcis Monturio, deel 1 en 2, tentoonstellingscatalogus van het Scheepvaart Museum Barcelona, Barcelona, 2009.
PAGINA 25
D
Verloting van één fles champagne onder de goede inzenders
Wat is de Nederlandse vertaling van de Chinese tekst in de Nieuwjaars tekening? Het juiste antwoord opsturen naar: Eugeniusz W. M. Kowalski Weegbree 35 2923 GJ Krimpen aan den IJssel
[email protected] Verloting van één fles champagne onder de goede inzenders Uiterste schriftelijke datum van inzending 15 december 2011 De trekking zal door de tekenaar, worden uitgevoerd. Deelname voor leden in het buitenland kan helaas niet, i.v.m. hoge portokosten champagne.
B
ij dit nummer van “Klaar voor Onderwater” is de acceptgiro voor uw contributie 2012 ingesloten. Ieder jaar zijn er veel leden die meer dan de minimale contributie betalen. Het financieel beleid van de vereniging is gebaseerd op dit meerdere. Om iedereen in de gelegenheid te stellen om lid te blijven van onze vereniging hebben we ook voor dit jaar de minimale contributie vast te stellen op € 5,00 per jaar. Leden die buiten Nederland wonen betalen minimaal € 10,00 in verband met de hoge portokosten. U wordt beleeft verzocht uw contributie voor 1 maart 2012 over te maken. Buitenland leden worden nadrukkelijk gevraagd geen cheques op te sturen, omdat verzilveren zeer hoge kosten met zich meebrengt. Onze voorkeur gaat uit naar Telebankieren. Uw penningmeester PAGINA 26
ONDERZEEDIENST 1e Penningmeester W.P. van der Veeken Jolstraat 74 1784 NL Den Helder 0223-630265
[email protected]
B EZOEK
REÜNISTENVERENIGING Redactie - Vormgeving W.P.P. Falkmann Middelzand 5306 1788 HC Julianadorp 0223-642668
[email protected]
ONZE WEBSITE
WWW. KLAARVOORONDERWATER. NL