D
ONDERWIJS
27
Opbouw en inrichting
Opbouw van de school De Rietlanden is een brede scholengemeenschap. ‘Breed’ wil zeggen dat aan bijna alle basisschoolverlaters een passende vorm van voortgezet onderwijs aangeboden kan worden. De school is opgedeeld in afdelingen: e e - onderbouw (1 en 2 leerjaar) - leerwegondersteunend onderwijs (lwoo), 1e en 2e leerjaar - voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (3e en 4e leerjaar vmbo) - theoretische leerweg (3e en 4e leerjaar) - 3e leerjaar atheneum, havo/atheneum en Tweede Fase (4 t/m 6 havo/atheneum). De keuze voor de onderscheiden afdelingen maakt het mogelijk op een kleinschalige wijze te werken. Elke afdeling heeft zijn eigen voor alle leerlingen en ouders herkenbare en gemakkelijk te bereiken functionarissen en aan de betreffende groepen leerlingen aangepaste begeleiding.
Atheneum
6
5
4 profielen
Atheneum
Havo
4 profielen
4 profielen
Atheneum
4
Natuurstroom Maatschappijstroom
Vmbo Theoretische leerweg (TL) Kaderberoepsgerichte leerweg (KBL) Basisberoepsgerichte leerweg (BBL)
Havo 4 profielen
Vmbo Atheneum
Atheneum/Havo
3 Atheneum
2
1
(plusklas)
Atheneum
Atheneum/Havo
Theoretische leerweg (TL) Kaderberoepsgerichte leerweg (KBL) Basisberoepsgerichte leerweg (BBL)
Havo/TL
Atheneum/Havo/TL/Vmbo
Vmbo
Lwoo
Lwoo
(plusklas)
Onderbouw De brugperiode is twee jaar. In het eerste leerjaar zitten de leerlingen in principe in een heterogene klas, met uitzondering van de leerlingen die in een plusklas of lwoo-klas komen. Aan het eind van het eerste leerjaar stromen de leerlingen vanuit de heterogene klas door naar de tweede klas havo/atheneum, tl/havo of vmbo. Aan het eind van het tweede leerjaar stappende de leerlingen vanuit hun klas over naar een vervolg in de bovenbouw. Het schema hiervoor geeft aan welke overstappen mogelijk zijn.
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
1
Plusklas Ouders van basisschoolverlaters met een atheneum-advies kunnen er voor kiezen hun kind voor een heterogene brugklas aan te melden of voor de plusklas. Bij de keuze voor dat laatste dient er een positief advies te zijn van de basisschool, gebaseerd op de werkhouding en het doorzettingsvermogen. Een plusklas houdt in: - verbreding van het aanbod: met name op het gebied van cultuur en bèta, - verdieping van het aanbod: er wordt dieper ingegaan op onderwerpen die ook in de overige klassen aan bod komen. Dat krijgt vorm op de volgende wijze. Bij een aantal vakken wordt de reguliere leerstof in 1 les minder aangeboden en verwerkt. De vrijkomende ruimte wordt besteed aan verbreding en verdieping. De docent van de bedoelde vakken verzorgt ook deze verbreding of verdieping, zodat het systeem flexibel is (zo kan de docent bij voorbeeld bij ziekte zelf bepalen of aandacht voor het reguliere vak nodig is). De uitdaging voor de leerlingen zit enerzijds in het gegeven dat de reguliere leerstof in minder lessen dient te worden verwerkt (in hoger tempo) en anderzijds in de vergroting van het programma. Lwoo Leerlingen die worden aangemeld voor het lwoo worden voorafgaand aan plaatsing getest door de orthopedagoog die aan de school verbonden is. Leerlingen die in aanmerking komen voor leerwegondersteunend onderwijs, worden in klassen geplaatst die hiervoor bestemd zijn. Aan het eind van het tweede leerjaar gaan deze leerlingen naar een van de beroepsgerichte afdelingen van het vmbo. Leerlingen met een lwoo-indicatie worden in de basisberoepsgerichte leerweg (BBL) geplaatst, tenzij het advies van de lerarenvergadering anders is vanwege uitzonderlijk goede resultaten van de betrokken leerling, waardoor verwacht mag worden dat hij/zij de kaderberoepsgerichte leerweg (KBL) kan volgen. Onderbouwrendement gemeten in 2009 De Inspectie plaatst het onderbouwrendement op de opbrengstenkaart. Uit onderstaande informatie blijkt dat de heterogene leerjaren bij ons op school voor veel leerlingen een hoger afsluitniveau opleveren. Uit ander onderzoek (landelijk en wetenschappelijker) is dat ook gebleken. e
2 leerjaar e 3 leerjaar e 4 leerjaar e 5 leerjaar e 6 leerjaar
Op advies 45,1% 29,4% 12,8% 5,8% 8,6%
Boven advies 24,9% 10,7% 13,8% 3,5% 2,9%
Onder advies 5,2% 7,1% 3,9% -----------
Onbekend, want geen advies 24,8% 52,8% 69,5% 90,7% 88,5%
Opmerkingen 1. Uitgaande van het advies van de basisschool. 2. Het aantal basisscholen dat geen advies geeft (alleen regulier of lwoo) loopt sterk terug, maar van nog altijd 1 op de 4 leerlingen is geen advies bekend. 3. Het hoge percentage ‘boven advies’ in het huidige 2e leerjaar wordt maar voor een klein deel veroorzaakt door de afwijkers. 4. Bij de leerlingen die onder het advies presteren kon een aantal jaren geleden de oorzaak worden achterhaald: in bijna alle gevallen was sprake van grote problemen thuis. Daarvan is bij het meetmoment 2009 echter geen sprake. De oorzaken moeten daarom nader onderzocht worden.
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
2
28
Aanbod van vakken, sectoren en profielen
Lessentabel onderbouw e
Nederlands Engels Wereldoriëntatie Natuuroriëntatie Wiskunde Lichamelijke opvoeding Handvaardigheid Tekenen Muziek Duits Informatiekunde Frans Mentorles Rekenvaardigheid Praktische projecten Bètaprojecten Techniek Culturele en kunstz. vorming Spaans ICT Totaal uren
* ** *** ****
1 klas reg. 4 3 4 3 3 3 1 2 1 2 1 1 0,5
e
1 klas lwoo 4 3 3 3 3 4 2 2 1 1 2 1
e
1 klas plus 3 2 4 4 3 3 1 *2 *1 2 1 2
e
2 klas vmbo 3 3 3 3 3 4 2 2 1 2
2 1 2
2e klas tl/h 3 3 4 4 4 3 *2 *2 *2 2
2e klas h/v 3 3 4 4 4 3 *2 *2 *2 2
3 2 0,5
3 2 0,5
e
2 klas lwoo 3 3 3 3 3 4 2 2 1
2 1 2
e
2 klas plus 3 3 3,5 3 3,5 3 *2 *2 *2 2 3 1
2 1 1 **1 **1
2
32
31
2 **2 **2 33
1 ***2 ***2
****2 ****2 ****2
****2 ****2 ****2
33
32
33
1 1
31
1,5 **2 **2 33
één vak te kiezen uit (handvaardigheid,) tekenen en muziek één vak te kiezen uit Spaans en ict één vak te kiezen uit ckv en ict één vak te kiezen uit ckv, Spaans en ict
Vmbo beroepsrichtingen Het Vmbo start in het derde leerjaar met drie leerwegen: de basisberoepsgerichte leerweg, de kaderberoepsgerichte leerweg en de theoretische leerweg. De basisberoepsgerichte leerweg is bedoeld voor de leerlingen die na het behalen van hun diploma doorstromen naar de niveaus 1 en 2 van het middelbaar beroepsonderwijs (MBO). De kaderberoepsgerichte leerweg is bedoeld voor de leerlingen die doorstromen naar niveau 2 en 3 van het MBO. De theoretische leerweg (de vroegere MAVO) geeft doorstroommogelijkheden naar niveau 3 en 4 van het MBO en - onder bepaalde voorwaarden - het Havo. Op De Rietlanden kan door de leerlingen BBL en KBL gekozen worden uit drie beroepsrichtingen: Administratie, Consumptief-Breed en Zorg en Welzijn-Breed.
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
3
e
e
Beroepsrichtingen vmbo (3 en 4 klas) Administratie Nederlands, Engels en Duits of Wiskunde Economie
Algemene vakken Sectorvak
Beroepsprogramma
Theorie en boekhouden Praktijksimulatie A.T.T.
Zorg en welzijn (breed) Nederlands, Engels en Maatschappijleer2 of Wiskunde Biologie Huishoudkunde Gezondheidskunde Uiterlijke Verzorging
Consumptief (breed) Nederlands, Engels, en Duits of Wiskunde Economie Koken Bakken Recreatie en toerisme Serveren
Daarnaast heeft de leerling de vakken LO, ICT, CKV1 en Maatschappijleer1. ICT en CKV1 worden in de derde klas afgesloten (voor deze vakken moet de beoordeling voldoende of goed zijn behaald). Ook Maatschappijleer1 wordt in de derde klas afgesloten. Voor dit vak wordt een cijfer gegeven. e
e
Lessentabel 3 en 4 leerjaar beroepsrichtingen Klas 3 Aantal lessen Ne 3 En 3 LO 2 CKV1 1 Ma1 2 ICT 1 Mentorles 2 Wi / Ma2 3 Bi / Ec 3 Beroepsprogramma 12 Totaal 32 uren
Klas 4 Aantal lessen 3 3 2 1 3 3 14 29 uren
Vmbo leerwerktrajecten Al sinds het schooljaar 2003-2004 is het mogelijk om op De Rietlanden de basisberoepsgerichte leerweg (bbl) via een Leer Werk Traject (LWT) te doen. In een leerwerktraject gaat de leerling twee dagen per week naar school en drie dagen per week naar een leerbedrijf. Op school hebben zij les van de docent Nederlands en de docenten die de vakken in de beroepsafdeling geven. De docent Nederlands is ook de mentor van deze leerlingen, dus hebben ze het meest met hem/haar te maken. In de derde klas, tijdens de rapportvergadering voor het kerstrapport, wordt er door de docenten gekeken of er leerlingen zijn die in aanmerking komen voor het leerwerktraject. De criteria zijn: de leerling heeft een praktijkgerichte leerstijl (het leren in de praktijk gaat gemakkelijk), de leerling is ‘stagegeschikt’ (verwacht mag worden dat het goed gaat op het stagebedrijf), de leerling heeft een duidelijke beroepskeuze gemaakt, er is een goede kans op het behalen van een diploma. De mentor is de begeleider die de leerlingen eens in de twee tot drie weken op de stageplek bezoekt en kan helpen als zich problemen voordoen. De leerlingen in een leerwerktraject doen examen in de vakken van de beroepsafdeling en Nederlands. Voor deze vakken moeten ze een voldoende halen. Zij volgen een deel van hun beroepsprogramma in de praktijk en worden ook beoordeeld door hun leermeester. Deze beoordeling telt mee voor hun praktijkcijfer. Het diploma dat de leerling behaalt, is een BBL-diploma met een LWT-aantekening. De leerlingen kunnen na het behalen van hun diploma doorstromen naar niveau twee op het ROC.
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
4
Vmbo TL (theoretische leerweg) In het derde leerjaar theoretische leerweg kiezen leerlingen voor twee sectoren, in het vierde leerjaar wordt de definitieve sector gekozen. Op De Rietlanden wordt de gemengde leerweg (theoretische leerweg met een praktijkvak) niet aangeboden. De leerlingen volgen in het derde leerjaar naast de verplichte vakken (ne, en, wi, ma, ckv, lo) vijf keuzevakken, waarvan 2 sectorvakken (nask1, bi, ec), één extra taal (fa, du) en twee vakken in het vrije deel (één vak uit ak, nask2, te en één vak uit gs, ma2, sp). Leerlingen hebben een aantal projecten over het gehele derde jaar verspreid. Onder andere “duurzaamheid” ( over het milieu) en “justitie” (over de afwikkeling van twee rechtszaken). Alle projecten zijn praktische opdrachten (PO). Ze worden beoordeeld en moeten minimaal met een voldoende worden afgesloten. De beoordelingen staan ook op het rapport. Er zijn twee cr-weken (weken met alleen centrale repetities) in de derde periode als voorbereiding op de e toetsweken in het 4 leerjaar. De leerlingen volgen in het vierde leerjaar naast twee verplichte vakken (ne, en) twee sectorvakken en drie keuzevakken. Ook maken ze een sectorwerkstuk dat meetelt voor het examen. e
e
Lessentabel 3 en 4 leerjaar TL Verplicht 3 TL Ne 4 En 3 Wi 3 LO 3 CKV 1 Ma1 2 Me 1 Keuze 5 vakken Fa 3 Du 3 Ak 3 Gs 3 Wi 3 Nask1 3 Nask2 3 Bi 3 Ec 3 Mu 3 Tk 3 Hv 3 Ma2 3 Sp 3 Totaal 32 uren
4 TL 3 4 2 1 5 vakken 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 30 uren
Havo/Atheneum In het derde leerjaar zitten de leerlingen die een advies voor havo of atheneum hebben nog bij elkaar in de klas. Wij kiezen daarvoor om de kans op plaatsing in het atheneum zo lang mogelijk open te houden. De e leerlingen uit de plusklas vormen aangevuld met uitblinkende leerlingen uit de 2 klassen hv de derde klas atheneum. In 4 havo kiest de leerling één van de vier profielen, te weten Cultuur en Maatschappij, Economie en Maatschappij, Natuur en Gezondheid of Natuur en Techniek. Naast een aantal voor iedere leerling verplichte vakken, krijgt de leerling die vakken die specifiek bij het gekozen profiel horen. Daarnaast kiest de leerling nog een profielkeuzevak en een vrij keuzevak. De Rietlanden heeft zich bij de keuze van de aan te bieden keuzevakken laten leiden door de zogenaamde doorstroomrechten, d.w.z. die vakken die toegang verschaffen tot zoveel mogelijk vervolgstudies én de mogelijkheid bieden voor doorstroming naar 5 atheneum.
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
5
In 4 atheneum wordt gekozen voor de hoofdrichting Maatschappij of Natuur. In 5 Atheneum volgt de definitieve keuze voor een profiel, het profielkeuzevak en het keuzevak in het vrije deel. e
Lessentabel 3 leerjaar havo/atheneum Vak Ak Du Ec En Fa Gs Kunstv. ICT Lo Mentorles Na Ne Sk Wi Totaal
Aantal lessen 3 3 1 3 3 3 2* 1 2 1 3 3 2 3 33
* =keuze uit Hv, Te, Mu; Extra: Sp (2)
Lessentabel Tweede Fase Vaknaam Nederlands Engels Duits Frans Spaans Maatschappijleer Lichamelijke Opvoeding CKV Algemene Natuurwetensch. Wiskunde A Wiskunde B Wiskunde C Wiskunde D Natuurkunde Scheikunde Biologie Informatica Aardrijkskunde Economie Geschiedenis Maatschappijwetensch. Management & Organisatie Kunstvak Eigen vak: ICT
Slu VWO 480 400 480 480 480 120 160 160 120 520 600 480 440 480 440 480 440 440 480 480/440 440 440 480
4v 3 3 3 3
5v 3 2,5 3 3
6v 3 2 3 3
2 2 3 0 3 (A/C) 3 (A/B) 3 (A/C) 3 3 2 2 0 0 2 2 0 0 2 0,5
0 1 0 2 3 4 3 3 3 3 4 3 4 5 3 4 4 3 0
0 1 0 0 4 4 3 2 3 3 3 3 4 4 3 4 4 4 0
Slu Havo 400 360 400 400 400 120 120 120
4h 3,5 3 3,5 3,5 3 2 2 2
5h 4 4 4 4 3 0 1 0
320 360
3 3
3 4
320 400 320 400 320 320 400 320 320 320 320
3 3,5 3 3,5 3 3 3,5 3 3 3 3 0,5
3 4 3 4 3 3 4 3 3 3 3 0
Slu = studielasturen (totale tijd in lessen en begeleide en onbegeleide studie die de leerlingen gemiddeld aan het vak zullen besteden)
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
6
Vwo klas 4 (stromen)
Gemeenschappelijk Deel
Profieldeel
Nederlands Engels Frans Duits Maatschappijleer CKV Lich. Opvoeding ICT NATUUR Wiskunde A/B Natuurkunde Scheikunde Biologie
MAATSCHAPPIJ Wiskunde A/C Economie Geschiedenis Kunstvak
Aanpassing lessentabel atheneum in verband met wiskunde D e Vanaf het cursusjaar 2010-2011 is het mogelijk wiD (op Arcus) in het atheneum te kiezen. Dat is in het 4 leerjaar. De groepen worden zo homogeen mogelijk gehouden. Om wiD te kunnen blijven aanbieden namens De Rietlanden (op Arcus) is de lessentabel aangepast. Deze aanpassing behelst de introductie van wiD (en niet van Ak en/of M&O) in 4 atheneum. De mogelijkheid tot het dubbelprofiel NT/NG is blijven bestaan door loskoppeling van wiD uit cluster 3. wiD staat ook in de lessentabel van 4 atheneum opgenomen. De lessentabel voor wiD is: 3-3-2 Leerlingen die wiD in 4 atheneum kiezen, en hierdoor een erg vol rooster krijgen, wordt de e mogelijkheid geboden óf Frans óf Duits te laten vallen. De 3 MVT is immers niet wettelijk verplicht in 4 het atheneum. Daar wiD geroosterd wordt aan de uiteinden van het rooster, kan de e leerling die voor wiD kiest, besluiten de 3 MVT te behouden. Klas 5 en 6 vwo (profielen) Gemeenschappelijk deel Nederlands Engels Maatschappijleer Duits of Frans: MVT2 ANW Lich. Opvoeding CKV Profieldeel 3 verplichte vakken
1 profielkeuzevak
Vrij deel één vak kiezen
NT WiB Sk Na
NG WiA/WiB Sk Bi
EM WiA Gs Ec
CM WiC Gs Kunstvak
WiD Bi
Ak Na
Ak MaWe M&O
Ak MaWe
M&O MaWe Bi Ec WiD 1)
M&O MaWe
M&O MaWe Ak
M&O MaWe Ak
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
7
1) WiD wordt al in de 4e klas gekozen. Een leerling die wiD kiest mag Duits of Frans laten vallen. WiD wordt afwisselend gestart op één van de 3 scholen. In 2011-2012 start wiD 4 atheneum op De Rietlanden.
Klas 4 en 5 havo (profielen) Gemeenschappelijk deel Nederlands Engels Maatschappijleer Lich. Opvoeding CKV Profieldeel 3 verplichte vakken
1 profielkeuzevak
Vrije deel één vak kiezen 2) 2)
Extra keuzevak 5)
NT WiB Sk Na
NG WiA/WiB Sk Bi
EM WiA Gs Ec
CM 1) Kunstvak Gs Du/Fa
WiD Bi
Ak Na
Ak MaWe M&O
Ak MaWe
M&O MaWe Du Fa Bi Ec WiD 4) Spaans
M&O MaWe Du Fa
Ak M&O MaWe Du Fa Kunstvak 3)
Ak M&O MaWe Du Fa
Spaans
Spaans
Spaans
1) CM-leerlingen kunnen niet doorstromen naar het VWO 2) NT-, NG- en EM-leerlingen die naar het VWO willen doorstomen moeten Du of Fa kiezen 3) De keuzemogelijkheid voor het kunstvak bij EM is nog niet definitief 4) WiD wordt afwisselend gestart op één van de 3 scholen. In 2011-2012 start wiD 4 havo op De Rietlanden. 5) Kan alleen worden gekozen door ll die in de 1e drie leerjaren Spaans hebben gevolgd
29
Schooltypes en omvang
Brugjaar (leerjaar 1-2) VMBO (leerjaar 3-4) theoretische lwg VMBO (leerjaar 3-4) gemengde lwg VMBO (leerjaar 3-4) kaderberoepsg. lwg VMBO (leerjaar 3-4) basisberoepsg. lwg VMBO (leerjaar 3-4) leerwerktraject VMBO (leerjaar 3-4) assistent opleiding VMBO-MBO2 leerroute HAVO / VWO (leerjaar 3) HAVO (leerjaar 4-5) VWO (leerjaar 4-5-6) LWOO (leerjaar 1-4) praktijkonderwijs Totaal
Rietlanden 01/02 02/03 03/04 04/05 05/06 06/07 07/08 08/09 287 266 300 324 316 313 309 313 62 124 114 82 86 90 111 105
54
09/10 349 99
93
111
97
67
52
52
63
63
10
14
21 4
31 1
44 1
38 1
24 1
19 1
67 125 66 157
58 121 62 144
1 50 113 57 139
51 110 40 136
75 79 53 146
74 86 60 162
70 114 66 174
79 105 86 162
69 119 84 152
818
878
899
865
854
882
935
938
955
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
8
Overzicht per leerjaar 2007-2011 0708
BRUG1 Regulier 1
%
aantal
aantal
0910 %
62
83
86
v
94
87
80
156
83%
170
85%
17
v
10 27
m
20
v
13
Totaal LWOO 1
33
Totaal BRUG1
20
189 100%
31
BRUG2 REGULIER
aantal
201 100%
VMBO 2
28
43
40
m
25
v
20
45%
45 m
25
v
21
27%
60
41%
23
15
19
38
42
26%
49
11 12%
aantal
57 24
26%
49
0708
BRUG2 REGULIER en LWOO 2 REGULIER
100%
30
53
32%
163
0809
25%
37 67 11
147
29%
25
v 100%
%
29 42%
14
164
8%
184 100%
m
Totaal BRUG2 REGULIER
100%
34%
25 12% 198 100%
0910
1011
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
164
77%
147
77%
163
84%
198
85%
m
18
v Totaal BRUG2 REGULIER en LWOO
15
1011 %
31 33%
12%
8 14%
Totaal 2-XTRA / Plusklas
2 LWOO
22 7
22
28 28%
80%
28
68
23
21
46
147 11
aantal
17
%
77 74%
0910 %
47
Totaal TL/HA 2 2-XTRA / Plusklas
aantal
26 73
aantal 70
225 100%
v
Totaal VMBO 2 TL/HA 2
32
m
Totaal Havo/Ath 2
%
9 15%
0809 %
1011
23
11 17%
0708
Havo/Ath 2
166
m
Totaal 1-XTRA / Plusklas LWOO 1
aantal
m
Totaal Regulier 1 1-XTRA / Plusklas
0809
26
13
9
48
23%
45
23%
31
16%
35
15%
212
100%
192
100%
194
100%
233
100%
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
9
0708
BBL3 Economie Administratie
aantal m v
2
m
4
v
3 2
v
13
%
%
35%
2
24%
1
9
28%
13
0 39%
%
4
9 14
18
aantal 5
2
16 16
18%
aantal
1011
7
6 45%
7 m
aantal
0910
10
18
Totaal Economie Consumptief Breed Zorg & Welzijn Breed
%
16
Totaal Economie Administratie Economie Consumptief Breed
0809
1
14
38%
14
44%
1
11
13
9
Totaal Zorg & Welzijn Breed
15
38%
12
26%
14
38%
9
28%
Totaal BBL3
40
100%
46
100%
37
100%
32
100%
0708
BBL4 Economie Administratie
aantal m v
Economie Consumptief Breed
%
8
aantal
3 8
26%
11
4
11
2
3
1
33%
m v m
7
23%
1 8 8
%
aantal
%
7
4 35%
14 16
1011
7
v
Totaal Zorg & Welzijn Breed Leerwerktraject Economie Administratie
aantal
0910
m
Totaal Economie Consumptief Breed Zorg & Welzijn Breed
%
14 17
Totaal Economie Administratie
0809
7
19%
14 1 36%
1
15 17%
12
32%
15
41%
1
10
13
16
52%
11
32%
14
40%
31
100%
34
100%
36
100%
2
v 2
Totaal Leerwerktraject Econ. Administratie Leerwerktraject Econ. Cons. Breed
m
1
v
1 2
Totaal leerwerktraject Econ. Cons. Breed Leerwerktraject Zorg en welzijn
m
5%
5%
2
v Totaal Leerwerktraject zorg en welzijn
2
5%
Totaal BBL4
48
100%
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
10
0708
KBL3 Economie Administratie
aantal
0910 %
aantal
10
11
7
v
5
8
4
15 m
43%
8
19
40%
11
v m
2
v
10
23%
1011 %
28%
15
%
4
11
30%
11
30%
6
3
13
aantal 7
6
2 8
Totaal Economie Consumptief Breed Zorg & Welzijn Breed
aantal
m
Totaal Economie Administratie Economie Consumptief Breed
0809 %
3
9
24%
17
9
24%
17
Totaal Zorg & Welzijn Breed
12
34%
15
32%
17
32%
17
32%
Totaal KBL3
35
100%
47
100%
37
100%
37
100%
0708
KBL4 Economie Administratie
aantal m v
Economie Consumptief Breed
8
v
1 9
Zorg & Welzijn Breed
aantal
0910 %
18
5
m
Totaal Economie Consumptief Breed
%
17 22
Totaal Economie Administratie
0809
24
%
13
6 49%
aantal
1011
8
22
5 40%
14
8
m
1
2
v
13
10
18%
16
13
37%
7
2 20%
%
8
9 55%
aantal
2 29%
17
9
26%
13
Totaal Zorg & Welzijn Breed
14
31%
12
27%
17
31%
13
37%
Totaal KBL4
45
100%
44
100%
55
100%
35
100%
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
11
0708
TL3 Economie
aantal m v
8
m
5
v
24
%
28%
aantal
%
14
16
13
13
27
50%
8
2
m
aantal
1011
11
11
27
47%
9
3
15
Totaal Zorg & Welzijn TL Landbouw
%
5 33%
13
v
aantal
0910
8
22
Totaal Techniek Zorg & Welzijn
%
14
Totaal Economie Techniek
0809
23%
11
24%
5
11
20%
3
17
9
16%
3
13
19
29
44%
22
48%
16
30%
22
37%
66
100%
46
100%
54
100%
58
100%
m v
Totaal TL Landbouw Totaal TL3
0708
TL4 Economie
aantal m
11
v
12 23
Totaal Economie Techniek
aantal
28 7
1
1
m
5
v
11
%
22%
8
aantal
1011 %
12
11 46%
10 11
0910
17
v
Totaal Zorg & Welzijn TL Landbouw
%
m
Totaal Techniek Zorg & Welzijn
0809
22
%
12
10 45%
aantal 9
45%
7
21
43%
7 3
13%
5
7
15%
4
21
10
20%
3
15
15
16
32%
26
42%
19
40%
18
37%
50
100%
62
100%
48
100%
49
100%
m v
Totaal TL Landbouw Totaal TL4
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
12
0708
HV3
0809
aantal % aantal % aantal % aantal % 35
32
24
32
v
35
47
45
39
70
79
69
71
0708
HAVO4
aantal
0910 %
aantal
2
1
1
6
2
11
8 m
15
v
16
14%
m
2
v
6
43%
9
1
19%
11%
20
30
48%
32
45%
2 7
5
8%
10
7
8 12
3 22%
%
5
12
2
12
aantal 3
18
23 6
14%
1011 %
12
6
10
v
5%
11 53%
8 m
3 12
31
Totaal Natuur en Gezondheid Natuur en Techniek
aantal
v
Totaal Economie en Maatschappij Natuur en Gezondheid
0809 %
m
Totaal Cultuur en Maatschappij Economie en Maatschappij
1011
m Totaal HV3
Cultuur en Maatschappij
0910
9
13%
13
6
9
Totaal Natuur en Techniek
11
19%
16
30%
16
25%
22
31%
Totaal HAVO4
58
100%
54
100%
63
100%
71
100%
0708
HAVO5
aantal
0809 %
aantal
0910 %
aantal
1011 %
aantal
m
7
2
1
1
v
12
6
4
10
Totaal Cultuur en Maatschappij
t
19
Economie en Maatschappij
m
11
Cultuur en Maatschappij
v Natuur en Gezondheid
16%
16 33%
30
5
21
3
2
6
6
4
8
m v
16%
8
6
12%
5
14
20%
15 37%
28
51%
2 3 25%
9
2
11 13
10 61%
v
9
9%
11
m
Totaal Natuur en Gezondheid Natuur en Techniek
8 14
8 19
Totaal Economie en Maatschappij
33%
%
5
9%
6
7
5
Totaal Natuur en Techniek
10
18%
5
10%
16
29%
11
20%
Totaal HAVO5
57
100%
49
100%
56
100%
55
100%
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
13
0708
ATHENEUM4 Maatschappijstroom
aantal m
1
v
6
Natuurstroom
m
%
%
%
46%
%
4
8
42%
4
6
aantal 4
3
11 7
9
aantal
1011
5
5 37%
3
v
aantal
0910
6
7
Totaal Maatschappij
0809
8
42%
3
7
8
Totaal Natuur
12
63%
13
54%
11
58%
11
58%
Totaal ATHENEUM4
19
100%
24
100%
19
100%
19
100%
0708
ATHENEUM5 Cultuur en Maatschappij
aantal
0809 %
m
aantal
0910 %
2
aantal
2
Totaal Cultuur en Maatschappij
t
2
Economie en Maatschappij
m
1
6
4
v
6
10
6
Natuur en Gezondheid
m
2
v
7
30%
13%
16
40%
%
1
1
5
aantal 3
3
10%
4
14%
6 4
10
35%
10
36%
1 1
9
Totaal Natuur en Gezondheid Natuur en Techniek
3
7
Totaal Economie en Maatschappij
%
2
v
9%
1011
39%
1
2
5%
5
1
3%
5
m
4
6
8
6
v
1
11
7
3
18%
Totaal Natuur en Techniek
5
22%
17
43%
15
52%
9
32%
Totaal ATHENEUM5
23
100%
40
100%
29
100%
28
100%
0708
ATHENEUM6 Cultuur en Maatschappij
aantal
0809 %
aantal
0910 %
m
aantal
1
Totaal Cultuur en Maatschappij
t
1
Economie en Maatschappij
m
4
1
6
v
2
7
9
6
Natuur en Gezondheid
m v
Natuur en Techniek
1 4%
25%
4
1
8
aantal
%
2
2 4%
35%
4
15
12%
2
6%
4 8 44%
12
39%
3%
0
0%
3
7 11
Totaal Natuur en Gezondheid
%
2
v
Totaal Economie en Maatschappij
1011
6 46%
9
1 39%
1
m
5
4
5
v
1
1
9
9 8
Totaal Natuur en Techniek
6
25%
5
22%
14
41%
17
55%
Totaal ATHENEUM6
24
100%
23
100%
34
100%
31
100%
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
14
30
Landelijke gegevens
(Gegevens van CFI en Stamos / SBO)
Aantal leerlingen per school in het vo
totaal aantal
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
890.100
898.500
902.700
906.000
905.900
900.200
901.700
908.400
1.336
1.372
1.384
1.394
1.404
1.391
1.400
1.406
1.270
1.273
gemiddeld aantal per school
Flevoland
1.362
1.390
1.411
1.258
1.266
1.289
Leerlingen in onderwijssoorten geïndexeerd (2003-2010) 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
98
99
99
100
100
99
99
100
vo 1
103
101
97
97
96
96
98
100
vo 2
104
104
102
100
100
98
97
100
lwoo 1
106
104
109
103
105
99
100
100
totaal (aantal x 1.000)
lwoo 2
94
100
103
104
103
104
100
100
vo 3 (ongedeeld)
102
114
110
107
108
112
115
100
vmbo 3/4 basisberoepsgerichte leerweg
252
224
194
168
143
124
107
100
vmbo 3/4 kaderberoepsgerichte leerweg
121
121
123
120
113
107
102
100
79
88
95
97
100
101
101
100
vmbo 3/4 theoretische leerweg
109
107
106
107
104
102
100
100
lwoo 3/4 basisberoepsgerichte leerweg
124
122
122
120
118
112
107
100
lwoo 3/4 kaderberoepsgerichte leerweg
38
47
59
71
85
94
99
100
lwoo 3/4 gemengde leerweg
46
46
54
69
85
100
108
100
lwoo 3/4 theoretische leerweg
33
45
48
61
76
79
94
100
havo 3/4/5
85
88
91
94
96
96
99
100
vwo 3/4/5/6
83
87
91
95
98
100
99
100
praktijkonderwijs
92
99
103
103
101
100
99
100
vmbo 3/4 gemengde leerweg
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
15
31
Plaatsing in een klas / schooltype
Op De Rietlanden wordt er bij de start op school niet geselecteerd: op de lwoo-leerlingen en de leerlingen in de plusklas na zitten alle leerlingen in de eerste klas bij elkaar. In de tweede klas zijn er ‘dakpanklassen’: vmbo (theoretische leerweg, basisberoepsgerichte leerweg of kaderberoepsgerichte leerweg), tl/havo en havo/vwo. Leerlingen krijgen een bindend advies voor één van deze klassen. Daarna stromen leerlingen op basis van een bindend advies door naar het derde leerjaar havo/atheneum of het derde leerjaar vmbo (theoretische leerweg, basisberoepsgerichte leerweg of kaderberoepsgerichte e leerweg). In principe gaat elke leerling over naar het 3 leerjaar. Zittenblijven in het eerste of tweede leerjaar komt weinig voor. De leerlingen uit de plusklas stromen in principe door naar de derde klas atheneum. Deze klas wordt aangevuld met uitblinkende leerlingen uit de 2hv-klassen Er mag alleen aan het eind van het eerste leerjaar van het advies worden afgeweken: op verzoek van de ouders van een leerling wordt de leerling dan één niveau hoger geplaatst dan het door de school geadviseerde niveau. Het rendement van de heterogene onderbouw laat zich moeilijk meten met het landelijk gemiddelde. Immers, exacte gegevens ontbreken op de kwaliteitskaart van de inspectie omdat niet van alle leerlingen de instroomgegevens bekend zijn: lang niet alle basisscholen in Lelystad doen mee aan de CITO- toets. In paragraaf 27 van dit Handboek staan (gemeten in 2009) desalniettemin enige rendementsgegevens. In de bovenbouw geldt in elk leerjaar een regeling die bepaalt of de leerling wel of niet over is.
32
Opstroom
Leerlingen die opstromen (met een diploma tl naar 4 havo of met een diploma havo naar 5 atheneum) krijgen in principe dezelfde rechten als de leerlingen die via de ‘normale route’ in deze klassen terecht zijn gekomen. Sommige leerlingen krijgen echter maar één jaar de kans: leerlingen die niet voldeden aan de toelatingscriteria, maar op hun verzoek toch zijn toegelaten, mogen bij zittenblijven in 4 havo respectievelijk 5 atheneum - het leerjaar niet overdoen. TL-opstroom Leerlingen in klas 4 tl die naar 4 havo willen overstappen, moeten dat ruim van tevoren aangeven. De keuze kan niet uitgesteld worden tot na het eindexamen. Deze leerlingen volgen namelijk een traject dat start in januari. De leerling beoordeelt in dat traject de eigen geschiktheid voor 4 havo middels een door de school verstrekte lijst met criteria. De leerling vult deze lijst in januari en maart in. Daarnaast brengt het vmbo-team samen met de decaan na toetsweek 2 en na toetsweek 3 een advies uit. De adviezen worden door de mentor met de leerling besproken. Na TW3 gaat het advies van het vmbo-team en de decaan naar de afdelingsleider van de havo. Dit advies is gebaseerd op de volgende criteria: een gemiddelde van 6.5 voor de CE-vakken; een goede aansluiting van sector naar profiel; voldoende resultaten op niet-cognitieve elementen zoals studievaardigheden en studiehouding. e Van de te volgen vakken in de 4 klas havo mag er ten hoogste één onvoldoende niet lager dan 5 vallen binnen de vakken Nederlands, Engels en wiskunde. Wanneer de leerling geen wiskunde in zijn/haar pakket kiest, mag er ten hoogste één onvoldoende niet lager dan 5 voor de vakken Nederlands en Engels worden gehaald. De afdelingsleider van de havo neemt op basis van het uitgebrachte advies vóór 1 mei een bindend besluit. Hij / zij koppelt dit besluit met argumentatie terug naar de leerling en de ouders. Als een leerling een positief besluit krijgt, wordt deze toegelaten tot 4 havo, na het behalen van minimaal het vereiste gemiddelde CE-cijfer. Hij / zij heeft vervolgens dezelfde rechten als de andere havoleerlingen. De scholen in Lelystad hebben afgesproken om een door een school genomen besluit van elkaar over te nemen. Havo-opstroom Leerlingen die met een havo-diploma willen instromen in 5atheneum moeten aan de volgende criteria voldoen: 1 de leerling heeft examen gedaan in wiskunde A of B
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
16
2 de leerling heeft naast Engels examen gedaan in een tweede moderne vreemde taal (of heeft recht op e een ontheffing voor de 2 mvt). In principe vindt doorstroom binnen hetzelfde profiel plaats (met havo CM naar atheneum CM; met havo NG naar atheneum NG etc.). Een leerling kan een verzoek indienen of de school kan een advies geven hiervan af te wijken.
33
Bevordering: overgangscriteria en vrijstellingen
Voor de overgang van het ene naar het andere leerjaar en voor de plaatsing in een bepaald schooltype gelden criteria waarop een besluit van de docentenvergadering wordt gebaseerd. OVERGANGSCRITERIA vanuit het eerste leerjaar Klas
Jaargemiddelde Advies Lager dan 5,5 Niet bevorderbaar e 5,5 t/m 6,4 2 VMBO Eerste klas regulier e 6,5 t/m 7,4 2 TL/HAVO e 7,5 t/m 10 2 HAVO/VWO Lager dan 5,5 Niet bevorderbaar Eerste klas lwoo e 5,5 t/m 10 2 leerjaar LWOO Daarnaast gelden als eis voor bevordering: 1. Een leerling moet kunnen functioneren in het volgende leerjaar. 2. Het aantal onvoldoendes is aan een maximum gebonden: maximaal 3 op jaarbasis en maximaal 3 op het laatste rapport. Opmerkingen: 1. Alle vakken tellen even zwaar mee. 2. Een stijgende lijn in de rapportcijfers wordt positief gewaardeerd, terwijl een dalende lijn negatief gewaardeerd wordt. 3. Het observatieverslag geeft ouders, leerlingen en docenten informatie over het functioneren van de leerling. Het wordt niet gebruikt als overgangscriterium. 4 Bij een leerling die niet bevorderbaar is wordt het advies van de rapportvergadering door de mentor met ouders en leerling besproken en een keuze gemaakt uit de nog bestaande mogelijkheden: het jaar overdoen of een ander schooltype. 5 In het eerste leerjaar regulier is er eigenlijk geen sprake van een besluit maar van een advies, aangezien ouders er van kunnen afwijken (zie onder het kopje ‘Afwijkingscriteria’). In het tweede en derde leerjaar is dit niet mogelijk. Afwijkingscriteria In samenspraak met de mentor kunnen ouders het besluit voor plaatsing van hun kind in een tweede klas naast zich neerleggen en kiezen voor plaatsing in een klas die 1 niveau hoger ligt. Binnen twee dagen na de laatste mentorspreekavond dienen de ouders / verzorgers een met redenen omkleed schriftelijk verzoek in bij de schoolleiding. De schoolleiding beslist over dit verzoek voor het einde van het cursusjaar. En houdt zich daarbij aan de volgende afspraken: De ouders met advies 2vmbo mogen afwijken naar 2 tl/havo als: 1 de leerling bevorderbaar is 2 en het jaargemiddelde voor alle vakken samen 6 of hoger is 3 en het jaargemiddelde van de vakken Ne, En en Wi samen 6.5 of hoger is. De ouders met advies 2tl/havo mogen afwijken naar 2 havo/atheneum als: 1 de leerling bevorderbaar is 2 en het jaargemiddelde voor alle vakken samen 7 of hoger is 3 en het jaargemiddelde van de vakken Ned, En, en Wi samen 7.5 of hoger is.
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
17
Terugplaatsing De leerlingen die zijn afgeweken van het besluit van de docentenvergadering worden na het eerste rapport in het volgende schooljaar teruggeplaatst naar het geadviseerde niveau 2 vmbo (respectievelijk 2tl/havo) als het eerste rapport in de tweede klas niet voldoet aan de overgangscriteria naar 3 tl (respectievelijk 3 havo/atheneum) Indien een leerling teruggeplaatst is, stroomt die leerling aan het eind van het schooljaar - mits de cijfers e e daarvoor voldoende zijn - door naar de 3 klas die logisch volgt op de 2 . Oftewel naar de derde klas van het oorspronkelijk geadviseerde niveau. Daarnaast geldt – vanzelfsprekend – dat een leerling alleen kan blijven zitten in een klas op het niveau van het oorspronkelijke besluit. Als door de ouders van dit besluit is afgeweken, is zittenblijven op het hogere niveau dus niet mogelijk. OVERGANGSCRITERIA vanuit het tweede leerjaar Klas
Jaargemiddelde Lager dan 5,5 Tweede klas lwoo 5,5 t/m 7,4 7,5 t/m 10 Lager dan 5,5 5,5 t/m 6,4 Tweede klas vmbo 6,5 t/m 7,4 7,5 t/m 10 Lager dan 5,5 Tweede klas vmbo/havo 5,5 t/m 7,4 7,5 t/m 10 Lager dan 5,5 Tweede klas havo/atheneum 5,5 t/m 10
Besluit Niet bevorderbaar e 3 BBL e 3 KBL Niet bevorderbaar e 3 BBL e 3 KBL e 3 TL Niet bevorderbaar e 3 TL e 3 havo/vwo Niet bevorderbaar e 3 havo/vwo
Daarnaast gelden als algemene eisen voor bevordering: 1 Een leerling moet kunnen functioneren in het volgende leerjaar, in de door hem / haar gekozen richting. 2 Het aantal onvoldoendes is aan een maximum gebonden: maximaal 3 op jaarbasis en maximaal 3 op het laatste rapport. Voor overgang naar 3 vmbo geldt daarnaast: 3 Binnen de te volgen vakken mag voor maximaal 2 vakken een onvoldoende jaarcijfer behaald worden waarbij ten hoogste één cijfer tussen 3,5 t/m 4,4 en geen cijfer lager dan een 3,5. 4 Binnen een te kiezen beroepsrichting mag niet meer dan 1 sectorvak onvoldoende zijn (jaarcijfers 3,5 t/m 5,4). Voor overgang naar 3 havo/vwo geldt daarnaast: 5 Van de vakken Ne, En, en Wi is er maximaal één onvoldoende. 6 Van de vakken Ne, En, Wi, Du, Fa, NO en WO zijn er maximaal 2 onvoldoende. 7 Van deze onvoldoendes is er hooguit één onvoldoende tussen de 3,5 en de 5. 8 Het gemiddelde over de bij punt 6 genoemde vakken is minimaal 6.0. Opmerkingen: - Het cijfer voor Natuuroriëntatie wordt gelezen als het cijfer voor biologie en/of Natuur- en Scheikunde 1 en/of Natuur- en Scheikunde2. - Het cijfer voor Wereldoriëntatie wordt gelezen als het cijfer voor ak en/of gs. - Een stijgende lijn in de rapportcijfers wordt positief gewaardeerd, een dalende lijn negatief. - Het observatieverslag geeft leerlingen, ouders en docenten informatie over het functioneren van de leerling. Het wordt niet gebruikt als overgangscriterium. - Bij een leerling die niet bevorderbaar is, wordt het besluit van de rapportvergadering door de mentor met ouders en leerlingen besproken en een keuze gemaakt uit de nog bestaande mogelijkheden: - het jaar overdoen, - het kiezen van een ander vak of andere vakken waarmee de leerling wel bevorderbaar is,
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
18
-
het kiezen van een andere sector of afdeling waarvoor de leerling wel bevorderbaar is.
OVERGANGSCRITERIA vanuit 3 vmbo (zowel kaderberoepsgerichte als basisberoepsgerichte leerweg) De criteria gelden voor leerlingen van de afdelingen Administratie, Consumptief en Zorg & Welzijn. 1. 2. 3. 4. 5.
De leerling kan voldoende functioneren in de vierde klas. De leerling heeft niet meer dan 3 onvoldoendes op jaarbasis. De leerling heeft niet meer dan 3 onvoldoendes op het laatste rapport. De leerling voldoet met zijn/haar examenpakket aan de slaag/zakregeling. De leerling heeft alle handelingsdelen van de derde klas voldoende afgesloten.
De leerling moet aan alle vijf voorwaarden voldoen. Voor leerlingen die geen kans hebben op het behalen van een diploma maar naar alle waarschijnlijkheid met certificaten de school gaan verlaten, zal voor het vierde leerjaar een apart traject worden afgesproken. Per periode moeten de handelingsdelen voldoende worden afgesloten, bij onvoldoende resultaat moet de leerling dit z.s.m. alsnog voldoende afsluiten, hiervoor moet de leerling een afspraak maken met de vakdocent. Een leerling met een 3 voor Ma1 is niet bevorderbaar. Leerlingen met onvoldoende voor dit vak moeten dus nadrukkelijk gebruik maken van de herkansingsregeling aan het eind van elke periode OVERGANGSCRITERIA vanuit de theoretische leerweg De leerling moet aan de volgende vijf voorwaarden voldoen: 1. De leerling kan voldoende functioneren in de vierde klas. 2. De leerling heeft niet meer dan 3 onvoldoendes op jaarbasis. 3. De leerling heeft niet meer dan 3 onvoldoendes op het laatste rapport. 4. De leerling voldoet met zijn/haar examenpakket aan de slaag/zakregeling. 5. De leerling heeft alle handelingsdelen van de derde klas voldoende afgesloten. Bovendien moeten per periode de handelingsdelen voldoende worden afgesloten. In het kader daarvan bestaat er een centraal handelingsdeel-moment tijdens of net voor de rapportvergaderingen. Een leerling met een 3 voor Ma1 is niet bevorderbaar. Leerlingen met een onvoldoende voor dit vak worden er dan ook nadrukkelijk op gewezen dat zij de herkansingsmogelijkheid aan het eind van elke periode moeten benutten. OVERGANGSCRITERIA vanuit 3 Havo / Atheneum Jaargemiddelde Derde klas Havo / Atheneum
Besluit
Lager dan 5,5 Niet bevorderbaar e 5,5 t/m 7,4 4 HAVO e 7,5 t/m 10 4 Atheneum
Een leerling moet kunnen functioneren in het volgende leerjaar in de door haar/hem gekozen vakkencombinatie, waarbij een stijgende lijn in de rapportcijfers positief wordt gewaardeerd, een dalende lijn negatief. Bij het vaststellen van het jaarcijfer wordt de tweede decimaal afgekapt: 5.49 wordt 5.4. Het aantal onvoldoenden wordt aan een maximum gebonden: maximaal 3 op jaarbasis en maximaal 3 op het laatste rapport, waarbij voor beide geldt geen cijfer lager dan 3.5. Bij de vakken die de leerling gaat volgen in het vierde leerjaar mag voor maximaal 2 vakken een onvoldoende jaarcijfer en/of cijfer op het laatste rapport behaald worden, waarbij ten hoogste één cijfer tussen 3.5 t/m 4.4 en geen cijfer lager dan een 3.5. Het gemiddelde cijfer van de te volgen e vakken in de 4 klas moet een 6.0 zijn. e Van de maximaal toegestane 2 onvoldoendes binnen de te volgen vakken in de 4 klas mag er ten hoogste één vallen binnen de vakken Nederlands, Engels en wiskunde, te weten één onvoldoende
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
19
tussen 4.5 en 5.4 op jaarbasis. Wanneer de leerling geen wiskunde in zijn/haar pakket kiest, mag er ten hoogste één onvoldoende tussen 4.5 en 5.4 voor de vakken Nederlands en Engels op jaarbasis staan. Opmerkingen: - Een stijgende lijn in de rapportcijfers wordt positief gewaardeerd, terwijl een dalende lijn negatief wordt gewaardeerd. - Bij een leerling die niet bevorderbaar is, wordt het besluit van de rapportvergadering door de mentor met ouders en leerling besproken en een keuze gemaakt uit de nog bestaande mogelijkheden: het jaar overdoen, het kiezen van een andere richting (Atheneum) of profiel (Havo) of afdeling, waar naartoe de leerling wel bevorderbaar is. OVERGANGSCRITERIA vanuit 4 atheneum Berekening van cijfers van de afzonderlijke vakken: De cijfers worden berekend volgens de weging zoals aangegeven in het Programma van Toetsing en Afsluiting voor de vakken van dit leerjaar. Deze cijfers staan, met een voortschrijdend gemiddelde, in de GT- kolom. Aan het eind van het schooljaar vormen de GT cijfers van een vak samen het jaarcijfer voor dat vak. Bij de vaststelling van het jaarcijfer wordt de tweede (en volgende) decimaal afgekapt: 5,49 wordt 5,4; 6.57 wordt 6.5 etc. Op basis van de cijfers uit de GT- kolom wordt de leerling al dan niet bevorderd. Overgangscriteria: De leerling wordt bevorderd indien : Hij/zij niet meer dan drie onvoldoendes heeft op het laatste rapport ( P4) en niet meer dan drie op jaarbasis ( GT - kolom), waarbij voor beide geldt dat er geen cijfer lager mag zijn dan 3.5.
e
Hij/zij voldoet aan de volgende criteria voor de vakken die hij/zij in de 5 gaat volgen: e Voor alle in de 5 klas te volgen vakken is een 6.0 of hoger behaald , óf e Voor één van de in de 5 klas te volgen vakken is een cijfer variërend van 4.5 t./m 5.4 behaald, voor de rest van de vakken een 6.0 of hoger óf e Voor één van de in de 5 klas te volgen vakken is een cijfer variërend van 3.5 t/m 4.4 behaald, voor de rest van de vakken een 6.0 of hoger, waarbij het gemiddelde van de cijfers van bovengenoemde vakken in de GT-kolom tenminste 6.0 is, met uitzondering van de vakken Nederlands, Engels en wiskunde. óf e Voor twee van de in de 5 klas te volgen vakken zijn cijfers variërend van 4.5 t/m 5.4 behaald, voor de rest van de vakken een 6.0 of hoger, waarbij het gemiddelde van de cijfers van bovengenoemde vakken in de GT-kolom tenminste 6.0 is, met dien verstande dat de twee onvoldoendes tussen de 4.5 t/m 5.4 niet beide voor de vakken Nederlands, Engels en/of wiskunde zijn. én CKV ,LO en ICT zijn met voldoende of goed beoordeeld ( GH kolom)
N.B. De cijfers in de SE - kolom, de kolom waarin de cijfers staan die voor het School - Examen tellen, worden niet betrokken bij de afronding naar GT kolom. De SE cijfers, waar van toepassing, worden meegenomen naar het volgende jaar en vormen daar het P0 cijfer, het begincijfer van het jaar voor het betreffende vak, waarna de cijfers P1, P2 , P3 en P4 volgen. Het cijfer behaald voor Maatschappijleer verplicht in 4 ath. is onderdeel van het combinatiecijfer, dat samen met ANW en het profielwerkstuk gevormd wordt. Dit cijfer heeft geen invloed op de keuze voor e het vak Maatschappijwetenschappen in de 5 klas.
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
20
OVERGANGSCRITERIA vanuit 4 havo en vanuit 5 atheneum Berekening cijfers van de afzonderlijke vakken: De cijfers worden berekend volgens de weging zoals aangegeven in het Programma van Toetsing en Afsluiting voor de vakken van het betreffende leerjaar. Deze cijfers staan, met een voortschrijdend gemiddelde, in de GT -kolom. Aan het eind van het schooljaar vormen de GT cijfers van een vak samen het jaarcijfer voor dat vak. Dit jaarcijfer staat in de aparte Overgangskolom (OV) en bestaat uit een heel getal. Afronding jaarcijfer in de Overgangskolom (OV): Als het jaarcijfer in de GT kolom een decimaal bevat, wordt dit cijfer als volgt afgerond: Indien de eerste decimaal na de komma een 4 of lager is, wordt er naar beneden afgrond: 6.4 wordt 6 Indien de eerste decimaal na de komma 5 of hoger is, wordt er naar boven afgerond: 6.5 wordt 7 Een eventuele tweede decimaal wordt afgekapt: 5.49 wordt 5.4, dus 5 Overgangscriteria: De leerling wordt bevorderd als aan de volgende criteria is voldaan: e Er staan op het 4 rapport ( P4) niet meer dan 3 onvoldoendes, te weten cijfers lager dan 5.5 en geen enkel cijfer lager dan 3.5 Er staat ten hoogste één vijf als eindcijfer in de Overgangskolom voor de vakken Nederlands, Engels en wiskunde. én Alle cijfers in de Overgangskolom zijn 6 of hoger óf Er staat één 5 in de Overgangskolom en voor de overige vakken 6 of hoger óf Er staat één 4, en voor de overige vakken een 6 of hoger, waarbij het gemiddelde van de cijfers in de Overgangskolom tenminste 6.0 is óf Er staat twee keer een 5, en voor de overige vakken een 6 of hoger, waarbij het gemiddelde van de cijfers in de Overgangskolom tenminste 6.0 is óf Er staan één 4 en één 5, en voor de overige vakken een 6 of hoger, waarbij het gemiddelde van de cijfers in de Overgangskolom tenminste 6.0 is én Er staat géén 3 in de Overgangskolom én CKV, LO en ICT zijn met voldoende of goed beoordeeld ( GH kolom) N.B. De cijfers in de SE - kolom, de kolom waarin de cijfers staan die voor het School - Examen tellen, worden niet betrokken bij de afronding van GT kolom naar de OV- kolom. De SE - cijfers worden meegenomen naar het examenjaar en vormen daar het P0 - cijfer, het begincijfer van het examenjaar voor het betreffende vak, waarna de cijfers P1, P2 en P3 volgen. P0 ( waar van toepassing) , P1, P2 en P3 vormen het uiteindelijke SE - cijfer voor het vak. Het cijfer voor het vak Maatschappijleer, onderdeel van het combinatiecijfer samen met het profielwerkstuk, telt voor de overgang van 4 naar 5 Havo als volwaardig cijfer mee. Bij de overgang van 5 naar 6 atheneum telt het cijfer voor ANW, op het atheneum ook onderdeel van het combinatiecijfer, als volwaardig cijfer mee voor de overgang. Vrijstellingen Zittenblijven in 4 havo Een aantal vakken sluit af aan het eind van 4 havo. De leerling heeft hiervoor een beoordeling, die hij/zij mag laten staan. Dit geldt voor de volgende vakken: CKV beoordeling V of G ICT beoordeling V of G
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
21
Maatschappijleer beoordeling: cijfer met één decimaal. CKV en ICT hoeven niet overgedaan te worden wanneer hier V of G voor behaald is. Cijfers kunnen compensatie opleveren voor mindere resultaten. Het vak Maatschappijleer telt als volwaardig cijfer bij de overgang. Bij de slaag/zakbeslissing telt Maatschappijleer voor 50% in het combinatiecijfer. De andere 50% van dit combinatiecijfer bestaat uit het profielwerkstuk. De leerling heeft twee mogelijkheden: Hij/zij laat het cijfer voor Maatschappijleer staan; hij/ zij hoeft dan de lessen Maatschappijleer niet meer te volgen. Het cijfer wordt voor 50% meegeteld in het combinatiecijfer. In plaats van deze uren volgt hij/zij zelfstudie-uren. Hij/ zij volgt Maatschappijleer opnieuw. Het oude cijfer vervalt, tenzij de leerling hier bezwaar tegen maakt (het nieuwe cijfer is lager dan het oude). Zakken in 5 havo Het vak lichamelijke oefening is al afgesloten. Echter, De Rietlanden verleent hiervoor geen dispensatie. Dit betekent dat de leerling de lessen gewoon volgt tot de tweede toetsweek. Het vak Maatschappijleer, dat afgesloten is aan het eind van 4 havo, telt voor het eindexamen voor 50% in het combinatiecijfer. De andere 50% van dit combinatiecijfer bestaat uit het profielwerkstuk, dat in 5 havo gemaakt wordt. De leerling heeft twee mogelijkheden: Hij/zij laat het cijfer voor het profielwerkstuk staan: het combinatiecijfer uit het jaar van zakken is gelijk aan dat van het jaar van overdoen. Hij/ zij doet het profielwerkstuk opnieuw. Het cijfer daarvoor wordt gebruikt voor de berekening van het nieuwe combinatiecijfer, tenzij de leerling hier bezwaar tegen maakt (het nieuwe cijfer is lager dan het oude). Daarnaast bestaat de mogelijkheid dispensatie voor praktische opdrachten of werkstukken aan te vragen. Dit is echter geen automatisch recht en is gebonden aan een aantal voorwaarden. Ten eerste mag alleen dispensatie voor een P.O. of werkstuk gegeven worden als de P.O. c.q. het werkstuk identiek qua inhoud en weging is aan het betreffende werk van vorig jaar. De vakdocent beslist over het toekennen van de dispensatie, ook als aan voorwaarde 1 hierboven voldaan is. De docent kan van mening zijn dat het herhalen van de P.O. of het werkstuk de kennis van en vaardigheid in het vak verhoogt. Het cijfer dat dit schooljaar behaald wordt telt dan. De tijd die vrijkomt door vrijstellingen wordt gevuld met zelfstudie-uren (zs-uren). Zittenblijven in 5 atheneum Eén vak sluit af aan het eind van 5 atheneum. Dat is het vak anw. De leerling heeft hiervoor een beoordeling (cijfer met één decimaal) die hij/zij mag laten staan. Het vak Maatschappijleer, dat afgesloten is aan het eind van 4 atheneum, telt voor het eindexamen voor 1/3 in het combinatiecijfer. De andere 2/3 van dit combinatiecijfer bestaat uit het vak anw en het profielwerkstuk, dat in 6 atheneum gemaakt wordt. De leerling heeft twee mogelijkheden: Hij/zij laat het cijfer voor anw staan; hij/ zij hoeft dan de lessen ANW niet meer te volgen. Het cijfer behaald in het jaar van zittenblijven wordt voor 1/3 meegeteld in het combinatiecijfer. In de plaats van deze uren volgt hij/zij zelfstudie-uren. Hij/ zij volgt ANW opnieuw. Het oude cijfer vervalt dan, tenzij de leerling hier bezwaar tegen maakt (het nieuwe cijfer is lager dan het oude). Daarnaast bestaat de mogelijkheid dispensatie voor praktische opdrachten of werkstukken aan te vragen. Dit is echter geen automatisch recht en is gebonden aan een aantal voorwaarden. Ten eerste mag alleen dispensatie voor een P.O. of werkstuk gegeven worden als de P.O. c.q. het werkstuk identiek qua inhoud en weging is aan het betreffende werk van vorig jaar. De vakdocent beslist over het toekennen van de dispensatie, ook als aan voorwaarde 1 hierboven voldaan is. De docent kan van mening zijn dat het herhalen van de P.O. of het werkstuk de kennis van en vaardigheid in het vak verhoogt. Het cijfer dat dit schooljaar behaald wordt telt dan. De tijd die vrijkomt door vrijstellingen wordt gevuld met zelfstudie-uren (zs-uren).
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
22
34
Berekening rapportcijfers
Opmerkingen vooraf bij berekenen rapportcijfers in de leerjaren 1, 2 en 3: $ Het eigen werk omvat tenminste twee beoordelingen. $ Vakken met 1CR in de tweede en/of de derde periode houden altijd de eerste berekening aan. $ Vakken zonder CR houden zich aan: gemiddelde eigen werk = rapportcijfer. $ Rapportcijfers worden afgerond op 1 decimaal. $ Voor de berekening van het jaargemiddelde worden de cijfers van het eerste, tweede en derde rapport gemiddeld en afgerond op 1 decimaal. Het jaargemiddelde wordt op het rapport vermeld. $ Het cijfer 3 is het laagste rapportcijfer. Beoordelingen voor eigen werk en CR's kunnen wel lager zijn. e
e
Berekenen rapportcijfers 1 en 2 leerjaar Regulier: e 2x CR + 3x gemiddelde eigen werk, gedeeld door 5 = cijfer 1 rapport, afgerond op 1 decimaal e
e
Cr 1 + Cr 2 + gemiddelde eigen werk, gedeeld door 3= cijfer 2 en 3 rapport, afgerond op 1 decimaal e
e
Berekenen rapportcijfers 1 en 2 leerjaar Lwoo: Gemiddelde eigen werk, afgerond op 1 decimaal = rapportcijfer e
Berekenen rapportcijfers 3 leerjaar TL en H/A e 1 CR + gemiddelde eigen werk, gedeeld door 2 = cijfer 1 rapport, afgerond op 1 decimaal e
e
Cr 1 + Cr 2 + gemiddelde eigen werk, gedeeld door 3 = cijfer 2 en 3 rapport, afgerond op 1 decimaal e
Berekenen rapportcijfers 3 leerjaar beroepsrichtingen e 1 CR + gemiddelde eigen werk, gedeeld door 2 = cijfer 1 rapport, afgerond op 1 decimaal e
e
Gem.(Cr 1 + Cr 2) + gem. eigen werk gedeeld door 2 = cijfer 2 en 3 rapport, afgerond op 1 decimaal e
e
e
Berekenen rapportcijfers 4 , 5 en 6 leerjaar Zie pta’s.
35
Slaag/zakregelingen
De slaag/zakregeling voor het vmbo (inclusief theoretische leerweg) luidt als volgt (artikel 49 Examenbesluit): 1. De kandidaat die eindexamen vmbo heeft afgelegd, is geslaagd indien hij: a. voor ten hoogste één van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een 6 of hoger, of b. voor ten hoogste één van zijn examenvakken het eindcijfer 4 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een 6 of hoger waarvan ten minste één 7 of hoger, of c. voor twee van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een 6 of hoger waarvan ten minste één 7 of hoger. 2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen a, b en c, wordt het eindcijfer van het afdelingsvak of intrasectorale programma in de basisberoepsgerichte en de kaderberoepsgerichte leerweg meegerekend als twee eindcijfers. 3. In aanvulling op het eerste lid geldt tevens dat voor de vakken lichamelijke opvoeding en het kunstvak uit het gemeenschappelijk deel en in de gemengde en de theoretische leerweg voor het sectorwerkstuk de kwalificatie ‘voldoende’ of ‘goed’ is behaald. 4. In afwijking van het eerste en derde lid, is de kandidaat die eindexamen vmbo heeft afgelegd ter afsluiting van een leerwerktraject als bedoeld in artikel 10b1 van de wet, geslaagd indien hij zowel voor het vak Nederlandse taal als voor het beroepsgerichte programma het eindcijfer 6 of hoger heeft behaald. Indien de vakken waarin examen is afgelegd, tezamen een eindexamen vormen van de
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
23
basisberoepsgerichte leerweg, bedoeld in artikel 10b van de wet, zijn het eerste tot en met derde lid van overeenkomstige toepassing. Aanpassing slaag/zakregeling per 2012 Voor vmbo-leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg gaat het schoolexamen even zwaar wegen als het centraal examen. Op dit moment telt het schoolexamen twee keer zo zwaar als het centraal examen. Deze afwijkende uitslagregel wordt dus beëindigd. De verandering geldt dus nog niet bij de vaststelling van de uitslag van het eindexamen in 2011, maar wel in 2012 en volgende jaren. De slaag/zakregeling voor havo en atheneum luidt als volgt (artikel 49 Examenbesluit): 1. De kandidaat die eindexamen atheneum of havo heeft afgelegd, is geslaagd: a. Indien hij: e 1 . voor al zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, e 2 . voor één van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald. e 3 . voor één van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld als eindcijfer 4 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers tenminste 6,0 bedraagt, dan wel e 4 . voor twee van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 heeft behaald dan wel voor één van de vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld als eindcijfer 4 en voor één van deze vakken als eindcijfer 5 heeft behaald, en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers tenminste 6,0 bedraagt. b. indien geen van de eindcijfers van onderdelen genoemd in het tweede lid lager is dan 4, en c. indien de vakken culturele en kunstzinnige vorming en lichamelijke opvoeding van het gemeenschappelijk deel van elk profiel, zijn beoordeeld als “voldoende” of “goed”. 2. Bij de uitslagbepaling volgens het eerste lid wordt het gemiddelde van de eindcijfers van tenminste de volgende onderdelen aangemerkt als het eindcijfer van één vak, voorzover van deze onderdelen een eindcijfer is bepaald: maatschappijleer en het profielwerkstuk en voor atheneum ook algemene natuurwetenschappen. 3. De rector bepaalt het eindcijfer, bedoeld in het tweede lid, als het rekenkundig gemiddelde van de eindcijfers van de samenstellende onderdelen. Indien de uitkomst van deze berekening niet een geheel getal is, wordt dat getal indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, naar boven afgerond. 4. Zodra de eindcijfers en indien mogelijk de uitslag is vastgesteld, maakt de rector deze schriftelijk aan iedere kandidaat bekend, onder mededeling van het in artikel 25 bepaalde. De uitslag is de definitieve uitslag indien artikel 25, eerste lid, geen toepassing vindt. Aanpassing slaag/zakregeling per 2012 Voor leerlingen die in het schooljaar 2011-2012 examen afleggen en waarvoor in 2012 de uitslag wordt vastgesteld, zal de volgende wijziging gaan gelden: alle leerlingen moeten gemiddeld een voldoende halen voor het centraal schriftelijk examen. Een leerling is dus gezakt als het gemiddelde cijfer voor het CE lager is dan een 5,5. De aangescherpte exameneis geldt dus nog niet bij de vaststelling van de uitslag van het eindexamen in 2011, maar wel in 2012 en volgende jaren. Aanpassing slaag/zakregeling per 2013 Leerlingen in het havo en vwo mogen ten hoogste één vijf voor het eindcijfer van de basisvakken Nederlands, Engels en wiskunde scoren. Voor leerlingen zonder wiskunde geldt dat ten hoogste één vijf voor Nederlands en Engels behaald mag worden. Een leerling is dus gezakt als a) er meer dan één vijf voor deze vakken wordt gescoord; b) er een vier of lager voor deze vakken wordt gescoord.
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
24
Voor vmbo-leerlingen zal deze maatregel vooralsnog niet gaan gelden. De aangescherpte exameneis geldt dus nog niet bij de vaststelling van de uitslag van het eindexamen in 2011 en 2012, maar wel in 2013 en volgende jaren.
36
Toetsing
Centrale repetities In de onderbouw, 3vmbo en 3hv worden centrale repetities afgenomen. Het leerjaar wordt verdeeld in drie min of meer gelijke periodes. In de eerste periode wordt 1 cr per vak afgenomen, in de andere periodes 2. e e Aantal cr’s 1 leerjaar 2 leerjaar 3hv 3vmbo e 1 periode 1 1 1 1 e 2 periode 2 2 2 2 e 3 periode 2 2 2 2 Voorafgaand aan elke periode kunnen secties voorkeursdata voor cr’s aan de roostermaker doorgeven. Het cr-rooster wordt ongeveer 14 dagen voor aanvang van een periode verspreid. Het staat ook in het informatieblad voor ouders (De Rietstengel) en op de website. In het weekblad verschijnt wekelijks een overzicht van de cr’s voor die week. De mentor geeft de cr-data door aan de leerlingen. De vakdocent geeft uiterlijk een week van te voren de stof op. In de onderbouw schrijft hij/zij de cr en de te leren stof op in het klassenboek. Een afdelingsleider kan besluiten een cr (voor een enkele klas) niet door te laten gaan. Bij voorbeeld omdat de cr te laat was opgegeven of niet in het klassenboek stond genoteerd. Cr’s zijn verplicht voor alle vakken behalve de kunst- & cultuurvakken (muziek, tekenen, handvaardigheid en ckv), ict, bewegen en sport en informatiekunde. Als leerlingen een cr hebben, mag er ook voor andere vakken huiswerk worden opgegeven. Wel moet er rekening gehouden worden met reële signalen van overbelasting bij leerlingen. Inzage toetsen Het juridisch kader m.b.t. het houden of teruggeven van door leerlingen gemaakte toetsen en de opgaven is dat de school dat zelf naar eigen inzicht mag regelen, als het maar omschreven is. Op De Rietlanden is op verzoek van de ouderraad het volgende afgesproken: in de onderbouw moeten docenten opgaven op individueel verzoek meegeven aan leerlingen. In de bovenbouw bestaat het recht op inzage. Het meegeven van toetsen hoeft niet en mag (schoolexamenwerk!) vaak niet. PTA In het Programma van Toetsing en Afsluiting staan per vak de stofomschrijvingen van de schoolexamens vermeld. Per toets staat tevens aangegeven welke toetsvorm wordt ingezet, hoe lang de leerling voor de toets krijgt en hoe zwaar het cijfer weegt voor de overgang en/of het schoolexamen. Op De Rietlanden is er in het vmbo voor gekozen alleen de toetsen voor het schoolexamen in het pta te vermelden. In havo/vwo worden alle toetsen in het pta vermeld, ook die welke geen onderdeel uitmaken van het schoolexamen. Soorten toetsen in de Tweede Fase Soort toets
Hoeveelheid / tijdstip
Toets
Eén In toetsweek
Deeltoets
Eén Buiten toetsweek
Praktische opdracht
Eén Buiten toetsweek
Weging Is zonder deeltoetsen of procestoetsen 100% van cijfer voor die periode In combinatie met deeltoets maximaal 60% van cijfer voor die periode In combinatie met procestoets(en) minimaal 60% van cijfer voor die periode Is minimaal 40 % van cijfer voor die periode Kan niet worden gecombineerd met procestoets(en) Geen voorschriften
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
Vorm
Herkansen
S M
Herkansen mogelijk (indien ook deeltoets: samen met deeltoets)
S M
PO
Herkansen alleen samen met Toets Niet herkansen
25
Procesbeoordeling
Handelingsdeel
Aantal is niet beperkt Buiten toetsweek Buiten (voorafgaand aan) toetsweek
Is minder dan 40% van cijfer voor die periode Kan niet worden gecombineerd met deeltoets Moet voldoende (of goed) zijn
S M HD
Niet herkansen Net zo lang verbeteren tot de prestatie voldoende is
Beroepsrichtingen Cijferkaarten • Leerlingen hebben vanaf de derde klas een cijferkaart • Na elke toetsperiode wordt de kaart bijgewerkt • De leerling neemt na elke toetsperiode een kopie van de kaart mee naar huis • Dat is tevens bedoeld om de cijfers te controleren • Deze kopie moet binnen 1 week ondertekend voor akkoord retour bij mentor. Toetsweken • In de beroepsrichtingen zijn er geen toetsweken (toetsing kan gedurende de hele toetsperiode plaatsvinden). • In principe: maximaal 1 theorietoets per dag en maximaal 3 theorietoetsen per week. • Het inroosteren van toetsen is vergelijkbaar met de centrale repetities. • De voorbereiding wordt gedaan aan de hand van een toetsvoorbereidingsformulier. Herkansingen • Maximaal 2 schooltoetsen per toetsperiode herkansen (meteen na elke toetsperiode, op een vaste datum. • Na het examen: KBL - Maximaal 1 examen herkansen, het hoogste cijfer geldt, vaste datum, landelijk. BBL - Maximaal 2 examens herkansen. Datum door school vastgesteld. Schoolexamen Het schoolexamen vmbo begint in het derde leerjaar. Het schoolexamen wordt afgesloten voor de aanvang van het Centraal Examen in het vierde leerjaar. Het derde en vierde leerjaar is opgedeeld in drie periodes per leerjaar. De eerste periode in het derde leerjaar is voorbereidend bedoeld en telt alleen mee voor de overgang. Het schoolexamen wordt afgenomen in maximaal vijf verspreide toetsperiodes over het derde en vierde leerjaar. De rector stelt het tijdstip voor deze periodes vast. Het rooster met tijdstippen waarop de toetsen per vak vermeld staan wordt uiterlijk twee weken voor de aanvang van een toetsperiode voor de kandidaten ter inzage gelegd. De toetsing in periode twee en drie in het derde leerjaar bestaat uit maximaal twee schoolexamens (centrale repetities) per vak, eventueel aangevuld met schriftelijke overhoringen, verspreid over de periode. De toetsing in periode vier t/m zes bestaat uit een eindtoets per periode eventueel aangevuld met een tussentoets. • • • • • • •
Per periode telt elke toets even zwaar. Elke toetsperiode telt even zwaar. Handelingsdelen moeten per periode voldoende afgesloten worden (moeten direct in orde gemaakt worden indien e.e.a. niet oké is). Praktische opdrachten (2) staan in de derde klas geprogrammeerd. Bij fraude krijgt de leerlingen een 1,0. Theorietoetsen die wettig gemist worden: direct inhaalmoment afspreken met docent. (na toestemming afdelingsleider, aan wie ook de ziekmelding moet worden gedaan) Praktijktoetsen inhalen direct tijdens de praktijklessen erna.
Herkansingen schoolexamen 1. a. Elke kandidaat heeft ongeacht het aantal toetsen per toetsperiode recht op twee herkansingen van centrale repetities bij onvoldoende resultaten (cijfer lager dan 5,5). b. De kandidaat bepaalt per keer welke toets zij, hij herkanst.
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
26
c. De herkansingen worden op een door de rector vastgestelde datum zo snel mogelijk na de periode ingehaald. 2. Wanneer een kandidaat een toets mist, wordt zij, hij naar de herkansing verwezen, zie verder lid 1. 3. Nadat de kandidaat de herkansing heeft gemaakt, telt het hoogste resultaat. Herexamen maatschappijleer 1 Omdat het vak maatschappijleer1 in het derde leerjaar afgesloten wordt en het cijfer meegaat naar het 4e leerjaar en meetelt voor het zakken het slagen, kan een kandidaat in aanmerking komen voor een herexamen maatschappijleer als het cijfer lager is dan 5,5. Dit herexamen wordt aan het eind van het derde leerjaar afgenomen. Centraal examen Kaderberoepsgerichte leerlingen • C.S.P.E.: centraal schriftelijk praktisch examen (theorie en praktijk gecombineerd). Dit alles zoveel mogelijk gewoon tijdens de lessen, wel 2 collega’s en kleinere groepen, dus deels vrij voor overige leerlingen. Bij onvoldoende (deels) overdoen. • C.E.: centrale examens voor avo-vakken. Vaste momenten landelijk. Basisberoepsgerichte leerlingen • C.S.P.E.: centraal schriftelijk praktisch examen (theorie en praktijk gecombineerd). Dit alles zoveel mogelijk gewoon tijdens de lessen, wel 2 collega’s en kleinere groepen, dus deels vrij voor overige leerlingen. Bij onvoldoende (deels) overdoen. • C.E.: digitale examens voor avo-vakken. Volgens schoolrooster per klas in computerlokaal. Herkansingen centraal examen TL en KBL - Maximaal 1 examen herkansen, het hoogste cijfer geldt, vaste datum, landelijk. BBL - Maximaal 2 examens herkansen. Datum door school vastgesteld.
Theoretische leerweg Schoolexamen Het schoolexamen vmbo tl begint in het derde leerjaar. Het schoolexamen wordt afgesloten voor de aanvang van het Centraal Examen in het vierde leerjaar. Het derde en vierde leerjaar is opgedeeld in drie periodes per leerjaar. De eerste periode in het derde leerjaar is voorbereidend bedoeld en telt alleen mee voor de overgang, m.u.v. ma1. Het schoolexamen wordt afgenomen in maximaal vijf verspreide toetsperiodes over het derde en vierde leerjaar. De rector stelt deze periodes vast. Het rooster met tijdstippen waarop de toetsen vermeld staan wordt uiterlijk twee weken voor de aanvang van de toetsweek voor de kandidaten ter inzage gelegd. De toetsing in periode twee en drie van het derde leerjaar bestaat uit maximaal twee schoolexamens per vak. De toetsing vier t/m zes in het vierde leerjaar bestaat uit een eindtoets per periode per vak (in toetsweken), eventueel aangevuld door een deeltoets (tijdens reguliere vaklessen). Deeltoets telt voor 30% mee, eindtoets voor 70% Elke toetsperiode telt even zwaar Handelingsdelen moeten per periode voldoende afgesloten worden In de derde klas is 1 verplichte Praktische Opdracht en in het vierde leerjaar is het sectorwerkstuk geprogrammeerd Bij fraude krijgt de leerling een 1.0 Theorietoetsen die wettig gemist worden: direct inhaalmoment afspreken met de docent (na toestemming afdelingsleider) Herkansingen schoolexamen Elke kandidaat heeft ongeacht het aantal toetsen per toetsperiode recht op twee herkansdingen bij onvoldoende resultaten (cijfer lager dan 5.5); de kandidaat bepaalt per keer welke toets hij herkanst; de herkansingen worden op een door de rector vastgestelde datum zo snel mogelijk na de toetsweek ingehaald Wanneer een kandidaat zonder afmelding een toets mist, wordt hij naar de herkansing verwezen Nadat de kandidaat de herkansing heeft gemaakt, telt het hoogste resultaat
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
27
Herexamen maatschappijleer 1 Omdat het vak maatschappijleer1 in het derde leerjaar afgesloten wordt en het cijfer meegaat naar het vierde leerjaar en meetelt in de zak/slaagregeling, kan een kandidaat in aanmerking komen voor een herexamen maatschappijleer1 als het cijfer lager is dan 5.5. Dit herexamen wordt aan het eind van het derde leerjaar afgenomen. Centraal Examen CPE Centraal Praktijk Examen voor het vak tekenen CE Centraal Examen voor alle vakken De vakken ec, nask1 en bi doen mee aan digitale eindexamens Herkansing centraal examen Een kandidaat mag maximaal 1 examen herkansen (ongeacht het cijfer), het hoogste cijfer geldt, vaste datum, landelijk Tweede Fase Schoolexamen 1. Het schoolexamen HAVO en VWO begint in het vierde leerjaar. Het eindigt voor de aanvang van het Centraal Examen (in het vijfde resp. zesde leerjaar). 2. Het schoolexamen HAVO wordt afgenomen in zeven toetsperiodes, het schoolexamen VWO in elf toetsperiodes. De rector stelt het tijdstip voor deze periodes vast. Het rooster met tijdstippen waarop de toetsen per vak vermeld staan wordt uiterlijk twee weken voor de aanvang van een toetsperiode voor de kandidaten ter inzage gelegd. 3. In de toetsing van het vierde leerjaar kunnen deeltoetsen opgenomen worden. De deeltoets bepaalt voor minimaal 40% het perioderesultaat. Deeltoetsen worden per vak vastgelegd in het programma van toetsing en afsluiting. 4. Procesbeoordeling kan deel uit maken van een periodecijfer en is niet herkansbaar. 5. Indien een kandidaat verhinderd is bij één of meer toetsen in een toetsweek of bij een deeltoets aanwezig te zijn, wordt hij verwezen naar de herkansingsregeling. Herkansing 1. a. Elke kandidaat heeft per periode - ongeacht het aantal toetsen - recht op één herkansing dan wel mogelijkheid tot cijferverbetering. In de laatste periode van een schooljaar heeft de leerling recht op twee herkansingen dan wel mogelijkheden tot cijferverbetering. Voor de vakken met een deeltoets geldt dat bij herkansing de deeltoets en de toets uit de toetsweek als één geheel worden beschouwd en als één geheel herkanst dienen te worden. b. De kandidaat bepaalt per keer welk vak hij herkanst en/of welk cijfer hij verbetert. c. De herkansingen vinden plaats op een door de rector vastgestelde datum. 2. Wanneer een kandidaat een afsluitende of voorbereidende toets met een reden mist, wordt hij naar de herkansing verwezen, zie verder lid 1. 3. Nadat een kandidaat de herkansing heeft gemaakt, telt het hoogste resultaat. Praktische opdrachten en handelingsdelen of delen daarvan. Voor het inleveren van verslagen van praktische opdrachten en het profielwerkstuk worden door de school inleverdata vastgesteld. Deze zijn bindend. Besluit procesbeoordeling gedurende lesperiode voorafgaande aan toets(week) Vakken kunnen, wanneer zij dit willen, punten geven aan het proces gedurende de lesweken voorafgaand aan een toetsweek, mits van te voren aangegeven in hun P.T.A. en/of studiewijzer. De grondslag is een beloningssysteem, niet een sigaar uit eigen doos. Dit wil zeggen dat er wordt uitgegaan van 1 punt en dat de in deze periode te behalen punten daar bovenop komen. In studiewijzer aangeven hoe of waar de punten voor te behalen zijn 10% van de punten cadeau, dus minimaal een 1 op de toets 10%, of een ander van te voren aangegeven percentage, kan behaald worden in de voorbereiding op de toetsweek, het proces: b.v. werk op tijd af en afgetekend, bepaalde verplichte deelopdrachten af etc. e 80% van de punten, of minder ( zie 3 aandachtspunt ) kan worden behaald op de toets.
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
28
Een leerling haalt nooit lager dan een 1. Een leerling die alles af heeft, maar niet scoort, heeft een 2; een leerling die niets af heeft maar maximaal scoort op de toets heeft een 9.
37
Rapportage
Onderbouw Bij de beoordeling van de prestaties van de leerlingen wordt een cijfersysteem gehanteerd: de prestaties worden aangegeven met de cijfers 1 tot en met 10. Centrale repetities zijn voor het rapport belangrijke toetsen die op hetzelfde moment door alle leerlingen van een leerjaar worden gemaakt. De toetsen zijn dus voor alle leerlingen gelijk en bij de beoordelingen van de toetsen wordt een zelfde normerin g gehanteerd. Naast de centrale repetities worden schriftelijke- en mondelinge overhoringen gehouden om tussentijds de prestaties van de leerlingen te kunnen beoordelen. De leerlingen krijgen drie keer per jaar een rapport. Per vak wordt daarbij een beoor deling gegeven op basis van de behaalde resultaten bij de centrale repetities en de overhoringen. Leerlingen van de eerste en tweede klassen krijgen ook een observatierapport. Hierin worden aspecten van werkhouding en gedrag van de leerling nader belicht. In oktober, januari en mei vinden er tevens tussenrapportages plaats. Aan het einde van het eerste leerjaar geeft de school een in beginsel bindend advies voor het onderwijstype voor het tweede leerjaar. Ook aan het einde van het tweede leerjaar vmbo/hav o, vmbo en aan het einde van het derde leerjaar havo/atheneum wordt door de school een dergelijk advies gegeven. Rapport De beoordeling op het rapport wordt uitgedrukt in een cijfer met één decimaal, met als laagste cijfer een 3 en als hoogste een 10. Registratie Voor de verschillende rapportages wordt gewerkt met Magister. Het is mogelijk om vanuit Magister de namen van je leerlingen te exporteren naar Excel, om daarna d.m.v. kopiëren en plakken op te nemen in de Word-bestanden ‘BLANKO 20 regels.doc' en/of BLANKO 30 regels.doc', die voor je klaar staan in de hoofdmap op de netwerkschijf. Mentoren van leerjaar 1 en 2 vermelden relevante informatie over een leerling in Magister. Iedere docent kan deze informatie inzien (vermeld onder logboek). Doe dit regelmatig, zodat een ieder binnen het klassenteam op de hoogte is van eventuele bijzonderheden van een leerling. Het is niet de bedoeling dat elke docent zelf informatie over een leerling in Magister zet. Bijzonderheden of andere informatie kan aan de mentor of de afdelingsleider worden doorgegeven, die dit zal verwerken in Magister. Vanaf mei 2011 hebben leerlingen en ouders van de leerjaren 1, 2 en 3 h/v inzage in Magister. Hiertoe is besloten na een succesvolle. Toegang tot Magister betekent dat leerlingen en ouders alle ingevoerde cijfers (dus niet de tekstkolom ‘Opmerkingen‛) kunnen bekijken. Alle details (tijd van invoeren en werkinfo) zijn voor hen zichtbaar. Voer daarom bij elke cijferkolom ook de omschrijving in; bv. ‚SO H1, blz. 6-10‛. Dit kan via de knop ‚Werkinfo‛ linksboven tijdens het invoeren van de cijfers. Het invoeren van de cijfers moet zo snel mogelijk gebeuren: uiterlijk 1 week na het geven van de toets. oor vragen of opmerkingen kun je mailen met
[email protected] of bellen met 221 (Jeroen Brattinga, applicatiebeheerder Magister) De gegevens voor de tussentijdse rapportages en rapportcijfers moeten worden aangeleverd in Magister. Dat kan op school of van afstand. Start op school Magister op of doe dit vanuit een computerlokaal of elders (thuis) met de Magister Web Portal (mwp.rietlanden.nl). Log in met je docentencode en wachtwoord. In de Web Portal kies je bij voorkeur voor het tabblad ‘Magister’. Kies voor ‘Cijfers’. Daarna worden de klassen/lesgroepen die jij hebt zichtbaar. Kies hieruit de groep en het vak, waarvoor je de gegevens gaat invoeren. Maak vervolgens de keuze voor de cijferperiode.
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
29
In het dan volgende cijferoverzicht staan (indien van toepassing) de voorgaande ingevoerde gegevens en rechts daarvan de lege kolommen die je kunt invullen. Klik op ‘Bewerken’ en dubbelklik op de eerste cel die je in moet vullen. Voor een tussentijdse rapportage betekent dit: kolom ‘EW’: hier vul je het gemiddelde eigen werk (tot nu toe) in (nauwkeurig tot op 1 decimaal); kolom ‘CR’: hier vul je het CR cijfer periode 2 in; kolom ‘Commentaar’: hier vul je de opmerkingen in die je kwijt wilt over de leerling (dit is een oneindig tekstveld): denk hierbij aan de volgende aandachtsgebieden: Huiswerk (wordt wel of niet gemaakt, wordt wel of niet geleerd) Contact met medeleerlingen (samenwerken, pesten, gepest worden, taalgebruik) Gedrag in de klas (wel of geen onrust, invloed op sfeer, roepen door de klas) Zelfstandig werken, werkhouding / taakaanpak Werk al dan niet af, houden aan afspraken, hulp vragen, hoe gemotiveerd?, de behoefte aan uitleg, concentratie Overige opmerkingen………… Niet vergeten om na invulling van een kolom op ‘Opslaan’ te klikken. Aangeraden wordt na invoeren de pagina voor eigen gebruik af te drukken. De administratie print de tussentijdse rapportages per groep voor alle vakken tegelijkertijd, zodat de mentor een overzicht heeft per leerling. De tussentijdse rapportage wordt tevens naar huis gestuurd, echter zónder de kolom ‘Commentaar’. In het vmbo is er in klas 3 sprake van voortschrijdend gemiddelde doordat cijfers meteen na een SO of CR worden aangeleverd. Dat voortschrijdend gemiddelde ontstaat in de rapportcijfer-kolom van een periode. Daartoe zijn er per vak naast de rapportcijfer-kolom 12 extra kolommen, te weten: - 8 stuks SO-kolommen (voor eigen werk, zoals schriftelijke overhoringen) - 2 stuks CR-kolommen (voor centrale repetities) - één berekende kolom ‘Gemiddelde SO’ voor gemiddelde eigen werk - één berekende kolom ‘Gemiddelde CR’ voor gemiddelde Centrale Repetities Het rapportcijfer wordt door weging bepaald door de beide kolommen ‘gemSO’ en ‘gemCR’. De weging voor TL is anders dan voor BR. Voor TL is het namelijk: EW + CR + CR delen door 3, zoals in de rest van de school. Voor BR is het EW + CR delen door 2. BR 1:1 uit ‘gemSO’ en ‘gemCR’ TL 1:2 uit ‘gemSO’ en ‘gemCR’ Uiteraard kan men zelf de weging binnen de 8 SO-kolommen aanpassen, bijvoorbeeld bij kleine en grote SO’s (standaard staat hier weging 1 ingevuld). Bovendien kan de kolominformatie (via eigenschappen: de werk- en cijferinfo) bewerken, dus zelf de omschrijving van de kolom invullen. De kolomnamen staan echter vast. Het rapportcijfer zelf behoeft aan het eind van de periode niet te worden ingevoerd. Voor alle duidelijkheid: het gaat hierbij om de gewone cijferadministratie. Dat is wat anders dan schoolexamenzaken die in het derde leerjaar plaatsvinden: alles op het gebied van SE-cijfers, handelingsdelen etc. is vastgelegd en mag niet gewijzigd worden buiten de examensecretaris om. Resultaten SE-toetsen in bbl en kbl en toetsweken tl en Tweede Fase De procedure rond het cijfers aanleveren: Eerst de cijfers met de betreffende afdelingsleider doornemen Invoeren in Magister Kopie naar de mentor/ mentrix
38
Projecten
Visie projecten De Rietlanden daagt, o.a. middels projecten, leerlingen uit tot vakoverschrijdend denken en handelen met het doel inzicht te krijgen in een complexe samenleving en voorbereid te worden op hun volgende stap in
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
30
hun schoolloopbaan. Projecten geven de mogelijkheid meer tijd te besteden aan een thema/onderwerp en kunnen dit verdiepen. Naast kennisverwerving werken leerlingen aan vaardigheden waar tijdens de les minder tijd voor is, zoals b.v. werken met teamrollen. Deze vaardigheden worden over de (leer)jaren verder uitgediept . Projecten spelen in op andere capaciteiten/vaardigheden van leerlingen en verruimen hun belevingswereld. Deze meerwaarde leidt tot een grotere motivatie. Het Kader / De afspraken • Leerjaar 1 t/m 3: 3 projecten per jaar • 4 havo en 4 en 5 vwo : één project per jaar, gezamenlijk of één per richting • Examenklassen: sectorwerkstuk, profielwerkstuk • De projecten worden bijgehouden in een digitaal portfolio (Magister) • In 4 atheneum is er één project, om er voor te zorgen dat er geen gat valt tussen 3 h/a en 5 a. • Er komt een onderwijsgroep, die als eerste opdracht krijgt te komen tot een projectenlijn die past in de omschreven kaders. De groep bestaat uit leden die komen uit elke afdeling en jaargeleding, onder voorzitterschap van een afdelingsleider • Elk vak participeert minimaal 1 keer per jaar (per leerjaar) • Vermelding/beoordeling op rapport met o/v/g • Per project vastleggen : doelen en punten waarop beoordeeld wordt • Er is altijd een product en een presentatie • Elke leerling maakt binnen een jaar gebruik van verschillende presentatievormen • Projecten worden opgenomen in de jaarplanning • Beoordeling: bij elk project zit een vorm van zelfreflectie voor de leerlingen • Elk project wordt geëvalueerd in het team, projectgroep en MT • Elk project wordt goed gecommuniceerd met de rest van de school • De ‘last’ voor andere lessen/vakken wordt tot een minimum beperkt Specifiek voor de eerste twee leerjaren In zowel het eerste als het tweede leerjaar staan drie vakoverstijgende projecten gepland. Er zijn steeds minimaal twee participerende vakken. Het doel is dat via het project mogelijkheden benut kunnen worden die ontstaan door de inhoud van verschillende vakken in een project te combineren en/of leerlingen laten zien dat er verband bestaat tussen het aangeleerde bij het ene vak en het aangeleerde bij het andere vak. Te onderscheiden zijn 3 soorten van vakoverstijgende projecten. Een project kan (vooral) bedoeld zijn om: a)de bij de vakken opgedane kennis/vaardigheden uit te breiden of op een andere wijze te benutten; b) de bij de vakken opgedane kennis/vaardigheden praktisch toe te passen om te laten bemerken dat er samenhang bestaat tussen het bij de verschillende vakken aangeleerde; c) de bij de vakken opgedane kennis praktisch toe te passen.
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
31
MATRIX PROJECTEN DE RIETLANDEN Leerjaar: niveau: periode: Naam project Verantwoordelijke collega per vak Doelstelling afzonderlijke vakken (vaardigheden, vakinhoudelijke kennis etc) Sluit aan op ( vaardigheden, kennis voorgaande project(en) PROCES Vindt plaats in (maand(en)) Vindt plaats op: (vakuren, dagdelen) Logistieke benodigdheden (denk aan roosterfaciliteiten, vrijgeroosterde collega’s, lokalen) PRESENTATIE datum vorm Logistieke benodigdheden BEOORDELING vorm hoe telt het mee EVALUATIE: Docenten: hoe en wanneer Leerlingen: hoe en wanneer
1. 1. 2. 3. 1. 2.
2.
3.
Ja/nee
Ja/nee
Ja/nee
Handboek De Rietlanden: D Onderwijs, 1112, versie 1
32