ONDERWERPEN MASTERPROEVEN
COMWET 2011-2012
LIJST MASTERPROEVEN COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN 2 0 11 – 2 0 12 ALFABETISCHE LIJST PROMOTOREN Prof. Dr. D’HAENENS, Leen Assessoren: Anna Van Cauwenberge Sofie Van Doninck Willem Joris Prof. Dr. DE COCK, Rozane Assessor: Maarten Corten Prof. Dr. DE GROOFF, Dirk Prof. Dr. DE MEYER, Gust Assessoren: Wannes Ribbens Dr. De Schutter, Bob Prof. Dr. EGGERMONT, Steven Assessoren: Laura Vandenbosch Ine Beyens Dr. ENGELEN, Leen Dr. GEERTS, David Prof. Dr. HESLING, Willem Assessor: Tom Vercruysse Dr. KOEMAN, Joyce Dr. LEFÈVRE, Pascal Prof. Dr. NEELS, Leo Dr. OPGENHAFFEN, Michaël Prof. Dr. ROE, Keith Assessor: Mariek Vanden Abeele Prof. Dr. Tim Smits Prof. Dr. VAN DEN BULCK, Jan Assessoren: Kathleen Custers Astrid Dirikx Dr. Kathleen Beullens Prof. Dr. VAN GORP, Baldwin Assessor: Maarten Corten Prof. VANDEWINKEL ROEL Dr. ZAMAN, Bieke Opmerking! Deze lijst is geactualiseerd in de mate van het mogelijke. Gelieve altijd ook rechtstreeks contact op te nemen met de docent om na te gaan of het onderwerp nog beschikbaar is.
D’HAENENS, LEEN
[email protected] 1. Kinderen en jongeren in het nieuws Het gaat ons hier om de vraag naar de beeldvorming van kinderen in Vlaamse media. Er zijn meerdere jaren opnames voorhanden van het VRT-, VTM- en ROB-nieuws waarop kan gewerkt worden. Er kan ook op kranten gewerkt worden. Hiervoor is het Mediargus-archief voorhanden. Er is een longitudinale literatuurstudie (1970-2000) voorhanden van o.m. Cristina Ponte die rond dit onderwerp in Portugal heeft gewerkt. Qua methode ligt een kwantitatieve inhoudsanalyse voor de hand, aangevuld met een kwalitatief onderzoeksdeel dat kan ingaan op voorbeelden van ‘good’ of ‘best practices’ en argumentaties hieromtrent. 2. Islam en moslims in het nieuws Naast een kwantitatief onderzoek waarin de aanleiding en context worden onderzocht waarin ‘binnenlandse’ en ‘buitenlandse’ Islam en moslims worden in beeld gebracht in het nieuws, gaat het ons hier om een antwoord te vinden op de vraag of Vlaamse media Islam en moslims eerder belichten in een context van cultuurbehoud dan wel cultuurovername. Onze vertrekassumptie is dat het cultuurbehoudsaspect wordt overbelicht ten nadele van de capaciteit tot cultuurovername/acculturatie. Voorbeelden van beeldfragmenten dienen kritisch te worden besproken. Een codeerschema is voorhanden alsook de TV-nieuwsopnames. 3. Het beeld van de Nederlandse Antillen in de Nederlandse kranten Dit onderzoek kadert in een doctoraatsonderzoek dat momenteel in Aruba wordt uitgevoerd en dat handelt over de wederzijdse beeldvorming van Nederland en Aruba, Curaçao, op een moment dat de Koninkrijksrelaties zijn hertekend en de eilanden een nieuwe zelfstandigheid hebben verkregen. Er is een codeerinstrument voorhanden ter gebruik in de kwantitatieve inhoudsanalyse. Ook de periode en krantenartikels zijn reeds afgebakend. 4. Het begrip ‘Public Value’: contouren en test-case VRT Dit beleidsonderzoek vertrekt vanuit een landenvergelijkend perspectief en gaat na hoe in verschillende EU-landen wordt omgegaan met het begrip ‘Public Value’: nl. hoe het wordt geoperationaliseerd, hoe het wordt ingebed in de Public Value Test (VK) of de Dreistufentest (D), etc. Vervolgens wordt nagegaan hoe met dit begrip wordt omgegaan bij de VRT en hoe dit zich uit in het programma-aanbod. 5. Culturele diversiteit in mainstream media: mapping van beleidsinitiatieven Dit beleidsonderzoek gaat landenvergelijkend te werk en doet een grondige mapping van wat er onderzoeksmatig en op het terrein van beleidsacties in de vorm van quota, financiële ondersteuning gebeurt om de mainstream mediaproductie en output ‘veelkleuriger’ te maken. Vertrekpunt van deze oefening kan het jongste special issue van The International Communication Gazette 73(5) zijn: “Prospects for transformative media in a transcultural society: Drivers and barriers in media policy, production and research”. 2 assessoren i.s.m. Leen d’Haenens: Anna van Cauwenberge en Willem Joris.
VAN CAUWENBERGE, ANNA
[email protected] 1. Vraag en aanbod op de nieuwsmarkt: mismatch of afspiegeling? Een analyse van nieuwsfuncties gezien door de ogen van producenten en consumenten van Vlaamse nieuwsmedia. (2 masterproeven) Er is al voorhanden: a) een kwantitatieve inhoudsanalyse, met als vertrekbasis een onderzoeksgrid dat eerder toegepast werd op Nederlandse kranten, uit te breiden naar Vlaamse nieuwsmedia; b) een survey naar nieuwsfuncties bij gebruikers van Vlaamse nieuwsmedia. 2. Digitaal verdienen: betalingsbereidheid voor digitale journalistieke producten. (2 masterproeven) Er is al voorhanden: een dataset van 6500 Nederlandse respondenten op basis van representatieve steekproef van Nederlandse bevolking, waaraan bijkomend een eigen kwal./kwant. onderzoeksdeel kan gekoppeld worden.
JORIS , WILLEM
[email protected] 1. Framing in de berichtgeving over de Eurocrisis (3 masterproeven) Context: Vanaf 2010 nam het vertrouwen in de Euro af doordat verschillende Eurolanden kampen met begrotingstekorten en er sprake is van toenemende staatsschulden. Onder andere Ierland en de ZuidEuropese landen kennen momenteel grote financiële problemen. Deze lidstaten trachten op basis van drastische besparingen, en meestal met buitenlandse hulp, om de overheidsfinanciën op orde te brengen en het vertrouwen in de Euro te herstellen. De grootscheepse bezuinigingen lokken felle reacties uit bij de burgers. Burgers ontvangen hun informatie over economische thema’s zoals de financiële crisis grotendeels via de media. We kunnen ons bijgevolg de vraag stellen op welke wijze de berichtgeving over de Eurocrisis verloopt, omdat de wijze waarop deze berichten worden geframed een belangrijke invloed heeft op de wijze waarop de burgers over de financiële crisis zullen denken. Mogelijke invalshoeken: • Vergelijking van de berichtgeving over de Eurocrisis in verschillende Eurolanden • Vergelijking van de berichtgeving over de Eurocrisis tussen populaire en kwaliteitskranten • Vergelijking van de berichtgeving over de Eurocrisis tussen audiovisuele en printmedia Methode: aan de hand van een vragenlijst/checklist worden krantenartikels en/of nieuwsjournaals gecodeerd. Hieruit kunnen onder meer de toon en de gehanteerde nieuwsframes worden afgeleid. 2. Analyse van het profiel van de economische journalist (2 masterproeven) Vraagstelling: Wie zijn onze journalisten gespecialiseerd in economisch nieuws? Wat is hun geslacht, leeftijd, opleiding, eerdere loopbaanervaring, levensbeschouwing? Zijn ze progressief of eerder conservatief? Blijven ze meestal op kantoor, of trekken ze vaak de straat op om mensen te ontmoeten? Zijn ze kritisch, sceptisch, ambitieus, etc.? Hebben ze een brede kennis: economie, politiek, media, recht, etc.? Verschilt dit profiel tussen populaire en kwaliteitsmedia? Bestaat er een verschil tussen de audiovisuele en geschreven pers? Spoort dit profiel met dat in andere Europese landen? Methode: aan de hand van vragenlijsten bij een groot aantal journalisten en eventueel aangevuld met enkele interviews of focusgroepen, wordt het profiel van de economische journalist vastgesteld.
DE COCK, ROZANE
[email protected] 1 assessor i.s.m. Rozane De Cock: Maarten Corten
CORTEN, MAARTEN
[email protected] a. Journalistieke Competenties (vervolgonderzoek ‘Nieuwsvaardig’) 1. Onlinejournalisten over nieuwsgaring: zelfbeeld, ideaalbeeld, toekomstbeeld. Æ Diepte-interviews 2. Onlinejournalisten over nieuwsproductie: zelfbeeld, ideaalbeeld, toekomstbeeld. Æ Diepte-interviews 3. Freelancejournalisten over vereiste competenties in freelancejournalistiek. Æ Websurvey 4. Het publiek over vereiste competenties in de journalistiek. Æ Websurvey 5. De student journalistiek over vereiste competenties van de beginnende journalist. Æ Websurvey 6. Hangt de voorkeur voor onderwijstype samen met vereiste competenties van een journalist? Æ Data-analyse op bestaande data
b. Geloofwaardigheid 1. Beroemd & Bizar versus Binnen- & Buitenland: Hanteert het publiek verschillende maatstaven? Æ Experiment 2. De m/v achter online nieuws: Verhogen identiteitsgegevens (naam, foto, profiel) van de journalist de geloofwaardigheid van een online nieuwsbericht? (populair nieuwsmerk) Æ Experiment 3. De m/v achter online nieuws: Verhogen identiteitsgegevens (naam, foto, profiel) van de journalist de geloofwaardigheid van een online nieuwsbericht? (kwaliteitsmerk) Æ Experiment c. Taalfouten in het nieuws 1.Taalfouten en geloofwaardigheid: Is het effect sterker in gedrukte media dan op het web? Æ Experiment 2.Taalfouten en geloofwaardigheid: Is het effect sterker in de kwaliteitspers dan in de populaire pers? Æ Experiment 3.Taalfouten en geloofwaardigheid: Het effect van verschillende soorten taalfouten vergeleken Æ Experiment
DE GROOFF, DIRK
[email protected] 1. Sociale media als oorlogswapen 2. De impact van het internet op de bibliotheek 3. Privacy en het gebruik van Google 4. Privacy en het gebruik van Facebook 5. De businessmodellen van online kranten (incl. casestudy) Spreekuur: elke dinsdag van 14u tot 16u.
DE MEYER, GUST
[email protected] a. Videogames en e-cultuur 1.Muziekgames (guitar-simulatie) 2.Fitness en gamen 3.Collins, K. (2008) From Pac-Man to pop music: interactive audio in games and new media. (Ashgate) 4.Rating (PEGI-rapport) / Effect van rating op aantrekkelijkheid van games (Onderzoek Univ A’dam; De Morgen 15.4.2008) 5.Informatieve spellen/educatieve spellen (Communicatie 12 (7/8) 2006 - J.P. Gee: What videogames have to teach us about learning and literacy) (DM 20.9.07) 6.Majors en independents/global en lokaal in de gamesindustrie (DM 22.6.2006) 7.Erotiek en games 8.Doe het zelf-porno online (Attwood, F., Porn.com / Boyle, K., Everyday pornography) 9.Minder dan 30% van de games wordt uitgespeeld (MCV 29.04.2005) 10.e-kleding: http://mimicme.nl/countdown/ 11.Game-ificatie van het leven b. Muziek(industrie) 1.MUZIEK BIJ RITUELEN en in het DAGELIJKS LEVEN: - Verjaardagsfeest - Kinderfeest - Etentje thuis/Bezoek ontvangen thuis/Vriend-vriendin ontvangen - Slaapliedjes, wakker worden - Onder de douche / Zingen onder de douche (DM 31.8.2007) - Bij karweitjes thuis
- Feestje op werkvloer - Tijdens vakantie/zomerhits; tijdens de eindejaarsfeesten 2. Rupert, T., Religion and popular music 3.Popmuziek en geweld (Popular Music & Society februari 2011) 4.Concentratie muziekindustrie en culturele diversiteit van muziek: vervolgonderzoek 5.Karaoke (Rob Drew, Karaoke Nights: An Ethnographic Rhapsody, 2001) 6.Zal volgende generatie ouderen tevreden zijn met ‘Rimpelrock’? 7.Adieu auteursrecht, vaarwel culturele conglomeraten (Smiers, Van Schijndel) 8.Lichaamsonderdelen in songs (fleshmap.com) 9.Vlaamse pop in Wallonië en Waalse pop in Vlaanderen (Focus Knack 23.1.2008) 10.Netwerkanalyse (acts, of genres, … in recensies) 11.Analyse act: Machin, D., Analysing Popular Music, Image, sound, text, 2010, Saga c. Populaire cultuur 1.Food and cultural studies (Bob Ashley, e.a.) 2.Frieten versus pitta: de snelle hap in een globaliserende wereld / Frietcultuur 3.Verzamelen (Shuker, Roy, Wax trash and vinyl treasures: Record collecting as a social practice. Ashgate, 2010-06-11 /http://www.princessehof.nl/container/additional/onderzoek_ned_ker_verz_07.pdf (keramiek) 4.Van subcultures, over scenes, neo-tribes, postcultures tot milieu’s (Peter Webb, Exploring the networked worlds op popular music (2007) 5.Shopping: social & cultural perspectives (Jenny Shaw) 6.Consumer culture (Sassatelli, R., 2007): toepassen op een domein 7.Mode en maatschappij 8.Toerisme (Meethan, K. Tourism in global society) 9.Researching children’s popular culture (Mitchell, C., Reid-Walsh, J.) 10.Televoting: populistisch referendum? 11.Kortstondig succes in talentenjachten 12.Johnson S. ‘Everything bad is good for you’: analyse complexiteit: toepassing op Vlaanderen/ België
Assessoren i.s.m. Gust De Meyer: Wannes Ribbens
RIBBENS, WANNES
[email protected] 1. Geobserveerd realisme/speelstijlen binnen het effectenonderzoek Methode: Kwantitatieve analyse van deels bestaande, deels zelf verzamelde data. 2. Een kwantitatieve validatie van een spelersclassificatie van oudere gamers. Methode: Kwantitatieve survey 3. Games en ethische reflecties. Methode: te bepalen 4. Het effect van het rationeel verwerken van game-inhouden op het automatisch genereren van realiteitsimpressies. Methode: Experiment 5. De rol van speltempo/strategie binnen het videogame-effectenonderzoek. Methode: Experiment Meer info over het onderwerp en werkwijze op afspraak.
DE SCHUTTER, BOB
[email protected];
[email protected] The quantitative validation of a player classification for the older audience of digital games. This master’s thesis validates the player classification of De Schutter (2011) through a quantitative study. De Schutter (2011) applied Self-Determination Theory (e.g. Deci & Ryan, 2004), Entertainment Theory (e.g. Vorderer & Hartmann, 2009) and Uses and Gratifications Theory (e.g. Blumler & Katz, 1974) in order to identify five solitairy player types: 1) time wasters (i.e. playing a somewhat useful game to pass the time during short episodes of boredom), 2) compensators (i.e. playing as a result of an often reoccurring lack of preferred activities), 3) freedom fighters (i.e. playing in search of freedom, rest and relaxation), 4) value seekers (i.e. playing in function of self-cultivation and interests) and 5) ludophiles (i.e. playing complements a passion for playful activities). In this master’s thesis, the student will develop and validate a quantitative instrument in order to measure the different player types. Methods: The student will mainly use quantitative methods although he or she will be able to use the qualitative data from De Schutter (2011). Onwuegbuzie et al. (2010) provide a suggested plan of approach, which can be scaled down in order to match the required workload of master’s thesis. The thesis will mainly focus on the methodological aspects of this topic, as the literature review of De Schutter (2011) is still up to date and will not need many adjustments. Requirements: The student should have a basic understanding about quantitative instrument validation and factor analysis, and he or she should be eager to further develop this knowledge. The student will also have to be confident about working independently on this topic, as his or her supervisor will most likely move abroad in 2012. Other comments: As this topic is currently being pitched at other universities as well, it could be possible that the thesis will allow the student to work alongside one or more students from other universities on the topic. References: Blumler, J. G., & Katz, E. (1974). The uses of mass communications: Current perspectives on gratifications research. Sage Publications (CA). De Schutter, B. (2011). De Betekenis van Digitale Spellen voor een Ouder Publiek (Doctoral Dissertation). K.U.Leuven, Leuven. Retrieved from http://www.bobdeschutter.be/phd Onwuegbuzie, A. J., Bustamante, R. M., & Nelson, J. A. (2010). Mixed research as a tool for developing quantitative instruments. Journal of Mixed Methods Research, 4(1), 56. Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2004). An Overview of Self-Determination Theory: An OrganismicDialectical Perspective. In E. L. Deci & R. M. Ryan (Eds.), Handbook of self-determination research (pp. 3-36). University Rochester Press Vorderer, P., & Hartmann, T. (2009). Entertainment and Enjoyment as Media Effect. In J. Bryant & M. B. Oliver (Eds.), Media effects: advances in theory and research (pp. 532 - 550). New York: Routledge
EGGERMONT, STEVEN
[email protected] 2 assessoren i.s.m. S. Eggermont: Ine Beyens en Laura Vandenbosch
[email protected] [email protected]
A. Mediagebruik van adolescenten (kwantitatief survey-/dagboekonderzoek, dataverzameling met meerdere studenten) 1.
De privatisering en compartimentalisering van het mediagebruik: weet iemand nog waar jongeren naar kijken?
2.
Eigen suggesties
B. Seksualiteit, romantiek en media in de adolescentie 3. Het Temptation Island effect: Media-inhouden als aanleiding voor praten over seks (Kwantitatief of kwalitatief naar keuze) 4. Mediagebruik en seksueel gedrag in de ‘grootstad’: tekenen van het Nederlandse fenomeen in Vlaanderen? (Kwantitatief survey) WERKWIJZE - Vanaf 27 oktober gelden iedere week de volgende spreekuren: Steven Eggermont in lokaal 04.131, elke woensdag van 10u tot 12u.
ENGELEN, LEEN
[email protected] (informatie en begeleiding)
[email protected] 1. De introductie van de geluidsfilm in België In 1927 ging in de VS de eerste geluidsfilm in première (The Jazz Singer). Al vrij snel werd het duidelijk dat de geluidsfilm geen tijdelijke bevlieging was, maar een belangrijke technologische en artistieke uitdaging voor iedereen in de filmindustrie. Voor zeer kleinschalige filmindustrieën zoals de Belgische was het niet eenvoudig de overgang naar de geluidsfilm te maken. Zowel producenten, distributeurs als vertoners moesten zich aanpassen. De geschiedenis van de lokale overgang naar de geluidsfilm is in België, in tegenstelling tot vele andere kleine landen, een tot op heden weinig onderzocht onderwerp. Een passie voor film en vooral ook feeling met historisch onderzoek strekken tot aanbeveling. 2. Geschiedenis van de Belgische filmaffiche Dit onderwerp bouwt voort op een eerste verkennende studie die in 2009-2010 werd uitgevoerd door een aantal masterstudenten van de K.U.Leuven. In het voorjaar van 2012 zal in Leuven een tentoonstelling doorgaan rond dit onderwerp (bioscoopgeschiedenis + filmaffiche in Leuven). Studenten die voor dit onderwerp kiezen krijgen de mogelijkheid met hun onderzoek deze tentoonstelling mee te ondersteunen. Een passie voor film en vooral ook feeling met historisch onderzoek strekken tot aanbeveling. 3. Het beeld van migranten en migratie in de recente Europese cinema Migratie is een veelbesproken thema in de recente Europese cinema. Naast films waarin de problematiek centraal staat (vb. Welcome (Ph. Lioret, 2009), Morgen (M. Crisan, 2010), Die Fremde (Feo Aladag, 2010)) zijn er ook veel speelfilms waarin migrantenpersonages een rol aan de zijlijn spelen. Aan de hand van recente mediatheorieën (vb. H. Naficy's 'accented cinema'), grondige filmanalyse en de studie van de productie-, distributie- en vertoningscontext van deze films krijgt de onderzoeker zicht op complexe materies als (trans)nationale identiteit, Europese identiteitsvorming en de multiculturele samenleving. 4. Kortfilmproductie in België Elk jaar worden op het Internationaal Kortfilmfestival Leuven honderden kortfilms vertoond. Op het festival wordt bijzondere aandacht besteed aan producties van eigen bodem. Naast afstudeerprojecten uit de Belgische filmscholen, worden ook professionele producties vertoond. Dit onderzoek heeft als doelstelling de kortfilmsector in België in kaart te brengen. Informatie wordt hoofdzakelijk verzameld in de vakpers en door het afnemen van interviews.
GEERTS, DAVID
[email protected] 1.Optimale leesbaarheid en begrijpbaarheid van reizigersinformatie in treinstations. Opmerking vooraf: deze masterproef zal in nauw overleg met Infrabel worden uitgevoerd. Dit brengt vele voordelen met zich mee, zoals vlotte toegang tot relevante literatuur, toestemming om gebruikersonderzoek uit te voeren in treinstations, en een verzekerde impact van de masterproef. Er kan door meerdere studenten aan dit onderwerpen worden gewerkt, vermits er verschillende invalshoeken mogelijk zijn. Reizigersinformatie die nu in de treinstations en op het perron beschikbaar is, wordt via verschillende kanalen verspreid: de gele affiches, affiches werfinfo, lijstmonitoren, schermen aan de ingangen van de perrons, schermen op de perrons. De vragen die Infrabel zich stelt zijn o.a. 1. Wat is de leesbaarheid van de verschillende aangeboden informatie. Wat is de begrijpbaarheid ervan? Wat is de invloed van factoren zoals leeftijd, frequentie van gebruik, handicaps, afstand, licht …? 2. Wat zijn de criteria die de leesbaarheid bepalen (vanuit de aanbodzijde) en wat kan daar eventueel aan gedaan worden? 3. Hoe kunnen we de criteria in de toekomst gebruiken en de evolutie van inzichten in de toekomst opvolgen? Deze metingen kunnen zowel kwalitatief als kwantitatief (statistisch verantwoorde steekproef is niet noodzakelijk) zijn en zijn gebaseerd op veldtesten. Er dient bovendien ook rekening gehouden te worden met de doelstellingen van de reiziger en de locaties. Formuleer een antwoord op de bovenstaande vragen die toelaten aan Infrabel in de toekomst meer geoptimaliseerde keuzes te maken voor informatieverspreiding, in acht nemende dat op dit moment de doelstellingen van de reiziger niet formeel bekend zijn. Is het, uitgaande van een aantal algemene veronderstellingen, mogelijk om een richtlijn op te zetten wat de meest optimale leesbaarheid en begrijpbaarheid is en hoe hiernaartoe gestreefd kan worden? 2. De impact van het “tweede scherm” op sociale interactie binnen en buiten de huiskamer. Het laatste jaar is het “tweede scherm” als aanvulling op de televisie (het “eerste scherm”) in opmars. Hiermee wordt het gebruik van tablets (Apple iPad, Samsung Galaxy Tab, …) en smartphones (Apple iPhone, Android, …) bedoeld, waarop tijdens het TV kijken extra informatie verschijnt of sociale interactie met andere kijkers mogelijk wordt. Voorbeelden van programma’s waar dit werd of wordt toegepast zijn Komen Eten, Huizenjacht (VT4), de Canvascrack (Canvas), Villa Vanthilt (Eén) of Zomergasten (Ned3). Deze toepassingen kunnen worden bestempeld als sociale interactieve televisie applicaties. De vraag is echter in welke mate deze tweede scherm applicaties sociale interactie effectief bevorderen, en dit zowel tussen verschillende huiskamers (waarmee bv. kan gechat worden, of via twitter of facebook berichten kunnen worden verstuurd) als binnen één huiskamer, waar vaak met meerdere mensen tegelijk wordt gekeken. In dit laatste geval zou een tweede scherm niet noodzakelijk de sociale interactie bevorderen, maar misschien net bemoeilijken. Met deze masterproef onderzoek je de impact van het gebruik van tweede scherm toepassingen op sociale interactie binnen en buiten de huiskamer met behulp van observaties en gebruikerstesten, in het usability lab van het Mediacentrum en/of bij mensen thuis. Dit zal voornamelijk kwalitatief onderzoek zijn, met eventueel een beperkt kwantitatief luik. Deze masterproef zal parallel lopen met enkele onderzoeksprojecten van het Centrum voor User Experience Onderzoek (CUO) waar hetzelfde thema aan bod komt. Hierdoor zal de student niet alleen kunnen samenwerken met een onderzoeker van het CUO, maar tevens in contact kunnen komen met enkele bedrijven die actief zijn in deze sector (bv. VRT), ter ondersteuning van de masterproef.
HESLING, WILLEM
[email protected] 1. Analyse van het oeuvre (of een deel daarvan) van een individuele cineast c.q. producent, scenarioschrijver, production designer, director of photography, acteur/actrice, criticus, etc. 2. Analyse van een filmisch genre c.q. filmische stroming. 3. Analyse van de filmische representatie van een maatschappelijke en/of historische problematiek. Bijvoorbeeld: Representatie van de Middeleeuwen in speelfilms De representatie van de Israelisch-Libanese oorlog in de historische speelfilms Waltz with Bashir en Lebanon Analyse van de historische mini-serie Carlos Analyse van de historische speelfilm Ché (part 1 + 2) Rampenfilms voor en na 9/11: een vergelijkende studie van Independence Day (1996) en War of the Worlds (2005) Rampenfilms voor en na 9/11: een vergelijkende studie van Godzilla (1998) en Cloverfield (2008) 4. De relatie tussen film en andere media (bv. film en schilderkunst, film en literatuur, film en muziek, etc.). 5. Bestudering van een onderdeel/aspect van de filmtheorie (o.m. auteurstheorie, filmsemiotiek, filmtechnologie, filmnarratologie, de rol van de kijker).
Assessor i.s.m. Willem Hesling: Tom Vercruysse
VERCRUYSSE, TOM
[email protected] 1. Historische films en de middeleeuwen 2. Vergelijkende studie tussen westerns en films over de middeleeuwen of binnen het werk van een enkele regisseur die films maakte in beide genres, vb. Henry Hathaway, Michael Curtiz of Anthony Mann 3. Historische films voor een breed publiek. Hoe worden historische films benaderd door ofwel het brede publiek ofwel niet-academische critici. Wat zijn de verwachtingen of de criteria waarmee ze beoordeeld worden? Aan de hand van interviews of inhoudsanalyse in kranten, populaire pers of vakbladen, …
LEFÈVRE, PASCAL
[email protected] [email protected] 1.
2. 3. 4.
5. 6.
De nostalgie-industrie. Nogal wat hedendaagse cultuurproducten richten zich op het kind in de volwassene door uitdrukkelijk te refereren aan elementen uit diens kindertijd. Bijvoorbeeld: waarom gaat men naar de nieuwe Kuifje-film van Spielberg ? Profiel van de meerderjarige verzamelaar van kindercultuur (van Matchbox-speelgoedauto's tot Delhaize-Smurfen). Hoe ervaren Vlaamse (of Franstalige) kijkers de Amerikaanse reeks "Desperate Housewives"? Bevraging van Vlaamse (of Franstalige) fans van "Desperate Housewives". Testen van Masahiro Mori’s “the uncanny valley”-hypothese, die stelt dat bijna perfecte nabootsingen van mensen (door robot, CGI-figuur…) toeschouwers een ongemakkelijk gevoel geven. Testen van de Kuleskov-hypothese (montage-effect). Reacties op tekenstijlen? Hoe ervaart men beelden in verschillende ‘tekenstijlen’? In welke mate beschouwen kijkers bepaalde stijlen als vervormend of als realistisch?
Elk thema kan door één of meerdere studenten gekozen worden (naargelang de gekozen invalshoek).
NEELS, LEO
[email protected] 1. ‘Uit goede bron’. Juridische en deontologische aspecten van journalistieke bronnen. 2. ‘Kabel en omroep: coalitie of oppositie?’ 3. ‘Borderline-journalistiek’: privacy en de “gespecialiseerde bladen” 4. ‘Auto-verantwoording van journalistieke zeden’: journalisten in de media over media. 5. ‘Mediakritiek’: zeuren of vakgebied? 6. Journalistieke bijdragen en auteursrecht 7. Rechtmatig gebruik van journalistieke undercover-methoden 8. Grove uitingen als beschermde uitingen 9. De deontologische beslissingen van de RVDJ 10. De deontologische aanbevelingen van de RVDJ 11. Rechtzetting in de media
OPGENHAFFEN, MICHAËL
[email protected] [email protected] 1. Nothing beats the real thing? De geloofwaardigheid van amateurbeelden In deze studie onderzoekt de student de gepercipieerde betrouwbaarheid van amateurbeelden die gebruikt worden in televisienieuwsuitzendingen, op digitale kranten enz. Aan de hand van een experimentele studie gaan we na of er een verschil is tussen amateurbeelden en professionele opnames van een nieuwsfeit. 2. Het gebruik van tweets als nieuwsbron in Vlaamse kranten: Pukkelpop 2011-09-08 Twitter us al lang geen hype meer,. Bijna 100.000 Belgen maken gebruik van Twitter als communicatie- en nieuwsplatform. Ook heel veel journalisten maken actief of passief gebruik van Twitter tijdens het nieuwsproductieproces. In deze studie gaan we na hoe en op welke manier tweets gebruikt worden als journalistieke bron/getuigenis/illustratie in traditionale kranten. Als case study onderzoeken we de berichtgeving over het drama op Pukkelpop 201.. 3. De inhoud vs. imago: onderzoek naar het imago van Het Nieuws (VTM) en Het Journaal (VRT) In deze studie gaan we na hoe Vlaamse televisiekijkers denken over Het Journaal op VRT en Het Nieuws op VTM. Gemiddeld gezien scoort Het Nieuws op VTM 200.000 kijkers minder dan Het Journaal. Aan de hand van een experimentele studie gaan we bovendien na of het misschien louter gaat om een perceptie/imago-probleem, of dat het effectief met de inhoud te maken heeft. 4. Self-perceived knowledge bij nieuwsgebruikers: hoe meer media, hoe beter? In deze studie onderzoekt de student hoe het zit met de subjectieve of ingeschatte kennis bij Vlaamse nieuwsgebruikers, en of er een verband bestaat met de soort en hoeveelheid media die ze consumeren? 5. Twitter als hulplijn: een onderzoek naar het gebruik en nut van #durftevragen In deze studie onderzoekt de student hoe het zit met het gebruik en het nut van #durftevragen en #dtv, de hashtags die op Twitter gebruikt worden door tweeps die een vraag aan de community hebben gesteld. Komen er effectief antwoorden op? En wie stelt deze vragen? En wie beantwoordt ze? 6. Het gebruik van Foursquare door nieuwsmedia In deze studie onderzoekt de student op welke manier nieuwsmedia gebruik maken van Foursquare, een sociaal platform dat werkt op basis van locatiegegevens. Voor nieuwsmedia zijn er heel wat mogelijkheden verbonden aan dit platform. Deze studie gaat na op welke manier (Belgische, Nederlandse, Amerikaanse, …) nieuwsmedia gebruik maken van dit (nieuw) platform. 7. Ego-tweeting bij journalisten Opmerking: in deze studie onderzoekt de student op welke manier journalisten tweeten
over zichzelf, hun collega’s, of over het medium waarvoor ze werken. De laatste tijd valt het immers op dat de concurrentieslag tussen de verschillende media zich verder gezet heeft op Twitter en dat tweets ingezet worden om de nieuwslezer te overtuigen van het goede van een bepaalde krant of de kwaliteiten van een bepaalde journalist. In deze studie gaan we na of er een evolutie op te merken valt en op welke manier het egotweeting ingezet wordt. 8. The medium is the comment: onderzoek naar het effect van het platform op (soort en inhoud van) reacties In deze studie onderzoekt de student op welke manier verschillende platformen verschillende lezersreacties genereren. Concreet: journalist x plaatst een artikel op een digitale krant en Facebook. Hetzelfde artikel, maar toch krijg je een totaal ander soort van reacties op dit artikel, naargelang het platform. Hoe komt dit? Heeft het te maken met (gebrek aan) anonimiteit van de reactie? Of met de verwachte respons? 9. Eerste hulp bij twitter: het gebruik en nut van crowdsourcing door Journalisten In deze studie gaat de student na op welke manier journalisten en nieuwsmedia twitter gebruiken om te crowdsourcen (hulp vragen van hun publiek tijdens productieproces) en hoe effectief dit hulpmiddel is. Het gaat in de eerste plaats om een inhoudsanalyse van tweets van journalisten en nieuwsmedia. 10. Gamification van het (online) nieuws Gamification, of het gebruik van game-principes, wordt vandaag de dag in verschillende domeinen gebruikt. Deze studie onderzoekt of en op welke manier gamification ook bij (online) nieuws wordt toegepast. 11. Post-it war: de levenscyclus van non-nieuws Eind augustus/begin september stonden Vlaamse en Nederlandse (print / online) kranten vol met berichten over de zogenaamde post-it war. Non-nieuws zonder enige nieuwswaarde, maar toch belangrijk genoeg om het dagenlang in de krant te brengen. In deze studie onderzoeken we hoe dit onderwerp in de media is geraakt en hoe zich gedurende enkele dagen wist staande te houden. 12. Een eigen gekozen onderwerp binnen onderzoeksveld online journalistiek en/of nieuwe/sociale media
ROE, KEITH
[email protected] Voorstellen van studenten in de domeinen “Mediasociologie” en “Media-effecten” worden met belangstelling tegemoet gezien. 1 assessor i.s.m. Keith Roe: Mariek Vanden Abeele
VANDEN ABEELE, MARIEK
[email protected] Eigen voorstellen over gsm-gebruik bij kinderen en adolescenten zijn welkom.
SMITS, TIM
[email protected] Algemene opmerkingen ‐ Mondelinge toelichting bij deze onderwerpen is enkel mogelijk op woensdagnamiddag (14u17u). Dit moment geldt tevens als spreekuur doorheen het academiejaar. ‐
De voorgestelde onderwerpen passen binnen een redelijk strikt kader van onderzoekslijnen. Binnen die lijnen is er nog ruimte voor creativiteit, maar de concreetheid van de voorstellen moet de studenten in staat stellen de draad snel op te pikken
‐
De begeleiding voor de voorgestelde onderwerpen gebeurt door Tim Smits of door assessor Natalie Van Hemelen.
1. De overtuigingskracht van saaie advertenties Eerder onderzoek (o.a. Meyers-Levi & Peracchio 1995; Smits 2011) laat zien dat onder bepaalde omstandigheden de eerder saai ontworpen zwart-wit advertenties overtuigender scoren dan de gekleurde advertenties (die soms helemaal niet overtuigend zijn). Enkele studenten kunnen verder werken op specifieke vragen die er nog zijn in dit domein. Ondermeer … Werkt hetzelfde principe voor andere producten dan waarmee het nu al is aangetoond (i.e. eerder technische producten)? Werkt het omdat het inderdaad saaiere advertenties zijn die de aandacht niet afleiden van de boodschap of is er een andere reden? Misschien infereren consumenten gewoon meer stijl van een zwart-wit advertentie? …
Opmerkingen: ‐ 2 studenten; de studenten kunnen samenwerken aan een gemeenschappelijk theoretisch kader maar elke student voert eigen onderzoek en schrijft een unieke meesterproef ‐ Experimenteel kwantitatief onderzoek 2. Predictieve attitudematen in marketing context Attitudematen komen vanuit de praktijk meer en meer onder druk als meetinstrument om het effect van marketingcommunicatie na te gaan. Marktonderzoekers hebben zelf een toenemende interesse in allerlei andere methoden zoals kwalitatieve focusgroepen, neuromarketing, crowdsourcing (=organisaties (overheid, bedrijven, instituten) of personen die gebruikmaken van een grote groep niet vooraf gespecificeerde individuen (professionals, vrijwilligers, geïnteresseerden) voor consultancy, innovatie, beleidsvorming en onderzoek), eye-tracking, etc. Nochtans blijft vanuit academische hoek de attitude (samen met koopintentie en betalingsbereidheid) een heel belangrijke afhankelijke variabelen. De bedoeling van deze topic is om onderzoek op te starten naar de predictieve validiteit van traditionele en meer innovatieve attitudematen die beide invalshoeken kan verzoenen. Belangrijk hierbij is dat de keuzecontext die de praktijk kenmerkt (een consument kiest vaak tussen verschillende alternatieven) in rekening wordt gebracht, terwijl dat bij traditionele attitudematen niet het geval is. Opmerkingen: ‐ 1 student ‐ Methodologisch/ theoretisch onderzoek; gecombineerd met een kwanititatieve/experimentele studie 3. Mindset en de spanning tussen attitudes en betalingsbereidheid Typisch in marketingonderzoek is de veronderstelde relatie tussen attitude ten aanzien van de advertentie (of andere MarCom), de attitude ten aanzien van het product of het merk en de betalingsbereidheid ten aanzien van het product. Vanuit de invalshoek van de Construal level theory kan je echter ook iets helemaal anders verwachten. Die theorie stelt dat naarmate een object psychologisch meer nabij is, je ook concreter erover gaat nadenken. Dit impliceert dat die typische maten misschien afhankelijk zijn van de manier waarop het product gepercipieerd wordt. Betalingsbereidheid is immers veel concreter dan attitude. Binnen dit onderzoek kunnen verschillende vragen aangepakt worden. Bijvoorbeeld: Wat is het effect van parameters van psychologische afstand op die variabelen? Wat is het effect van verschillende settings (echte winkel, online winkel, folder of catalogus) op die variabelen? Wat is het effect van verschillende types verpakking (opaak, transparant, met of zonder afbeeldingen, …) op die variabelen? … Opmerkingen: ‐ 2 studenten; de studenten kunnen samenwerken aan een gemeenschappelijk theoretisch kader maar elke student voert eigen onderzoek en schrijft een unieke meesterproef
‐
Experimenteel kwantitatief onderzoek
4. Effect van promoties op gepercipieerde productattributen Van promoties weten we dat ze op korte termijn de aankoopbereidheid stimuleren maar dat ze op lange termijn de gepercipieerde kwaliteit of de attitude ten aanzien van het product in het gedrang brengen. De bedoeling van deze onderzoekslijn is om dit effect verder uit te diepen. Hebben promoties ook zo’n invloed op meer specifieke percepties van producteigenschappen? Bij voedsel kan het bijvoorbeeld gaan om gepercipieerde voedingswaarden (kcal, vezels, verzadigde vetten, sodium, …). Dit kan ondermeer implicaties hebben voor promotionele acties van bepaalde producten die zich positioneren als een gezond product. Het is tevens de bedoeling na te gaan of dezelfde effecten gelden voor verschillende types promotie (prijs, quantum, gadget, …). Opmerkingen: ‐ 1 student kan deelnemen; de studenten kunnen samenwerken aan een gemeenschappelijk theoretisch kader maar elke student voert zijn eigen onderzoek en schrijft een unieke meesterproef ‐ Experimenteel kwantitatief onderzoek 5. Slecht nieuws is goede reclame? “Slechte reclame bestaat niet”, wordt wel vaker beweerd. Toch blijft het slechte nieuws over endorsers marketeers verontrusten. Denk maar aan Tiger Woods, die het gezicht is van heel wat verschillende merken, als PR-ramp betekende wanneer zijn escapades aan het licht kwamen. Deze topic gaat verder in op dit verschijnsel. Startpunt daarbij is sociaal psychologisch onderzoek over hoe mensen anderen percipiëren (Stelzl, Janes, & Seligman, 2008). Uit recent onderzoek in Leuven blijkt dat het eventuele negatieve effect van slecht nieuws op hoe je een ander percipieert, sterk afhangt van je eigen initiële relatie ten opzichte van die persoon. Wanneer die persoon toch nog als lid van de ingroup beschouwt, dan is het effect niet zo drastisch. Vraag is nu of hetzelfde geldt voor de merken die zo iemand vertegenwoordigt. Daarnaast is het ook de vraag of de effecten altijd gelden of alleen wanneer mensen bewust met het slechte nieuws en/of de reclame omgaan. Dit is een opstartende en complexe onderzoekslijn waarin verschillende invalshoeken en onderzoeksvragen mogelijk zijn. ‐ 1 student kan deelnemen ‐ Experimenteel kwantitatief onderzoek 6. Koken en smeren voor TV. Onbewuste effecten op consumptie Over de relatie tussen TV-kijken enerzijds en eetpatronen en hoeveelheid voedselinname anderzijds zijn al heel wat artikels geschreven en die wijzen vaak in de richting van een relatie tussen de twee. Niet alleen is die relatie correlationeel bevestigd; ook causaal interpreteerbaar experimenteel onderzoek toont aan dat het kijken van televisie en/of de voedselreclames op televisie effecten heeft op onmiddellijke en latere voedselinname. Zowel bij kinderen als bij volwassenen gaat het daarbij vaak om sterke effecten. Waar echter veel minder aandacht aan besteed werd, is hoe we met aparte ingrediënten omgaan in die omstandigheden. Smeren we ook meer boter als tegelijk de televisie opstaat? Gebruiken we meer vetstof of meer vice ingrediënten (relatief t.o.v. virtue producten) wanneer we koken terwijl die televisie opstaat? En maakt het iets uit wat we zien (kookprogramma’s, entertainment, reclame, voedselreclame)? ‐ 3 à 4 studenten kunnen deelnemen en elk een apart stuk van de vraagstelling uitwerken. ‐ Experimenteel kwantitatief onderzoek
VAN DEN BULCK, JAN
[email protected] 1. Kanker-preventie De Vlaamse kankerliga voert in november een grote preventie-campagnie/informatie-actie uit. Mogelijkheid om in samenwerking met hen, zelfs met meerdere studenten, een meesterproef hierrond te maken. Strikte deadlines vanuit de Kankerliga voor wat betreft de startstadia van het onderzoek! 2. Slaaponderzoek: - Gebruik van sociale netwerksites en slaapgedrag van jongeren - Andere goede suggesties over slaap en media zijn welkom 3. Mediagebruik en –effectenstudies: - “Reality shift”: als de media-ervaring “echter” wordt dan de realiteit, een onderzoek bij jongeren. - Wat beschouwen jongeren als TV-kijken (kan kwalitatief en/of kwantitatief) - De invloed van maandstonden op vrouwelijk mediagebruik (longitudinaal, kwantitatief) - Informatiezoekgedrag bij noodsituaties (cf twitter etc.) Goede voorstellen over effecten van geweld of media-effecten op gezondheid worden ook in overweging genomen. 1 assessor i.s.m. Jan Van den Bulck: Kathleen Custers
CUSTERS, KATHLEEN
[email protected] 1. In welke mate hangt het geloof in verkrachtingsmythen (voorbeeld van een mythe: “dat vrouwen verkracht worden is hun eigen schuld”) samen met bepaalde vormen van mediagebruik? 2. Het verband tussen mediagebruik en “drive for muscularity” bij jongens: Dit topic kan vrij ingevuld worden.
BEULLENS, KATHLEEN
[email protected] 1. Inhoudsanalyse naar de afbeelding van risicogedrag in social media. Hoe wordt risicogedrag zoals roken, alcoholgebruik, gevaarlijk rijgedrag… afgebeeld op facebook of op youtube? (2 scripties: 1 facebook, 1 youtube) 2. Onderzoek naar wat jongeren bekijken op facebook en youtube dmv survey (focus op risicogedrag) 3. Eten mensen meer tijdens het bekijken van kookprogramma’s? Experiment 4. PC-gebruik bij kinderen onder de 6 jaar. Survey bij ouders. 5. Afbeelding van dronken rijden bij celebs in de Vlaamse pers: inhoudsanalyse
Inhoud motivatiebrief: aanzet literatuur, onderzoekstopic, motivatie, methode, voorlopige literatuurlijst
VAN GORP, BALDWIN
[email protected] Probeer in de eerste fase zelfstandig een onderzoeksvoorstel te formuleren op basis van onderstaande lijst, zonder verder overleg met de promotor. Dit onderzoeksvoorstel zou als volgt opgebouwd kunnen zijn: (1) probleemformulering (met relevantie van het onderwerp en het doel van het onderzoek); (2) literatuurstudie (enkele referenties van bestaand onderzoek); (3) onderzoeksvraag en eventuele
hypothesen; (4) methode (concrete aanpak van het onderzoek). Het is mogelijk om een eigen onderwerp te formuleren op het terrein van journalistiek of communicatiemanagement. 1. Beïnvloedt de ‘vorm’ ons oordeel over de ‘inhoud’? Bijvoorbeeld, indien een bericht uit De Standaard in de lay-out van Het Laatste Nieuws gegoten wordt, of andersom, beoordelen lezers die inhoudt dan anders, bijvoorbeeld als sensationeler of minder betrouwbaar? (experiment) 2. Maatschappelijk verantwoord ondernemen of alleen maar ‘greenwashing’: het effect op het imago van organisaties. (survey / experiment) 3. Hoe een abstract gegeven (bv. ‘biodiversiteit’) effectief communiceren? (survey / experiment) 4. De deadline: Een vergelijking van de werkorganisatie op een krantenredactie en op een tijdschriftenredactie, en hoe dit samenhangt met de ervaren werkdruk en stress (observatie / interviews) 5. Bedrijfsjournalisten: Hoe gaan zij om met de berichtgeving over de eigen organisatie (reacties intern en extern)? (inhoudsanalyse en interviews; ev. aan de hand van case(s)) 6. Een typologie van ‘wetenschappers’ in het journaal (VRT/VTM) en een analyse van de redenen waarom ze worden opgevoerd. (inhoudsanalyse) 7.‘No comment’: het effect op de perceptie als in tijden van crisis op de vraag van journalisten geantwoord wordt met ‘geen commentaar’. (survey / experiment) 1 assessor i.s.m. Baldwin Van Gorp: Maarten Corten
CORTEN, MAARTEN
[email protected] De onderwerpen van Maarten Corten kan U terugvinden in bovenstaande sectie van Prof. De Cock, Rozane.
VANDE WINKEL, ROEL
[email protected] 1. Belgische film- en televisieproductie. Op het terrein van Belgische/Vlaamse film- en televisiegeschiedenis dient nog zeer veel onderzoek te gebeuren. In overleg met de promotor kan er voor worden gekozen om de carrière van een specifieke regisseur/cameraman/filmproducent te onderzoeken, of de productie/vertoning/distributie van een of meerdere films of televisiereeksen te reconstrueren. Zowel recente als oudere onderwerpen komen in aanmerking. Er kan ook onderzoek worden verricht naar een specifieke filmverdeler, -vertoner of –manifestatie, zoals het ‘Leuven Kort’ festival. De nadruk ligt altijd op origineel onderzoek (archieven, bibliotheken, interviews) gekoppeld aan (inter)nationale literatuur. 2. Filmcultuur onder de Nazi-Duitse bezetting, 1940-1944. Onderzoek naar filmvertoningen en – beleving in een stad naar keuze (vb. Leuven), van mei 1940 tot september 1944. De promotor verricht sinds geruime tijd onderzoek naar het wedervaren van de Belgische filmwereld tijdens de Duitse bezetting: de invloed van de “Propaganda-Abteilung”, de inbeslagname van joodse bioscopen, het verbod op Britse en Amerikaanse films, de toevloed van Duitse filmproducties, de verrassende populariteit van Duitse filmsterren als Zarah Leander enzovoort. Voor deze Masterproef wordt, aansluitend bij het beschikbarre onderzoek, voor een stad (groot of klein) naar keuze nagegaan welke impact de Duitse filmpolitiek had op de lokale bioscoopprogrammering. Hoeveel bioscopen waren er in stad x of y? Werden er cinema’s gesloten of omgevormd tot “Soldatenkinos”? Welke films werden vertoond, welke films werden verlengd en wat zegt dit over hun populariteit? Werden er ook filmvoorstellingen georganiseerd voor en door collaboratieverenigingen? Werd hiertegen gereageerd door het verzet? En hoe ging de modale bioscoopbezoeker daar mee om? Om dergelijke vragen op te lossen, wordt de programmering van een of meerdere bioscopen deels of volledig gereconstrueerd en – gebruikmakend van een sjabloon dat de promotor ter beschikking stelt – in een database gegoten, die vervolgens geanalyseerd wordt. In de mate van het mogelijke worden ook interviews afgenomen van getuigen. De belangrijkste achtergrondliteratuur is Nederlands- of Engelstalig, kennis van het Duits is niet (!) vereist.
3. Chaplin in België. Een onderzoek naar de manier waarop de Belgische pers schreef over Charlie Chaplin. Hierbij moet niet alleen aandacht worden besteed aan de recensies van zijn langspeelfilms, maar ook naar persberichten over Chaplins privéproblemen (echtscheidingen, voorliefde voor jonge vrouwen, eventueel vaderschap van buitenechtelijke kinderen), zijn politieke ideeën, zijn moeilijke relatie met de Amerikaanse overheid (beschuldiging van communisme) en de ‘verbanning’ uit de USA die daaruit voortvloeide. 4. “Film en televisie” als instrument van de Katholieke Filmliga: geschiedenis en inhoudelijke analyse van het tijdschrift (1956-2006) van de Katholieke Filmliga, dat momenteel (2010) als “Filmmagie” door het leven gaat. Dit onderzoek moet o.a. aangeven in welke mate het tijdschrift in het verleden al dan niet diende om de filmkeuze van lezers te begeleiden en een onderscheid te maken tussen ‘goede’ en ‘foute’ films. Een gemotiveerde student kan van de promotor voor de duur van zijn/haar onderzoek alle jaargangen van het tijdschrift lenen om het onderzoek te vereenvoudigen. 5. “Het Klandestien Katholiek Filmcomité”: In 1942-1946 functioneerde in België een “katholiek filmcomité”, dat nog tijdens de Duitse bezetting in het geheim werd opgericht. Een van de leden was Joz. Van Liempt, die na de oorlog zou uitgroeien tot een sleutelfiguur binnen de VRT en de Vlaamse filmsubsidiecommissie. De secretaris van dit filmcomité was Jan Botermans, een in België wonende Nederlander en latere regisseur. Botermans schreef ruim veertig jaar later een soort “geschiedenis” van dit comité: een lijvig (ongepubliceerd) egodocument met veel bijlagen. In deze Masterproef wordt, gebaseerd op twee versies van de “geschiedenis” en op basis van aanvullende documenten in het Kadoc-Leuven, een analyse van dit filmcomité en haar betekenis gemaakt.
ZAMAN, BIEKE
[email protected]
1.
De communicatiestromen tussen patiënt en zorgverlener(s). Wat is het potentieel van digitale media om patiënten te informeren en gezond gedrag te stimuleren?