ONDERWERPEN MASTERPROEVEN
COMWET 2012-2013
LIJST MASTERPROEVEN COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN 2 0 12 – 2 0 13 ALFABETISCHE LIJST PROMOTOREN Dr. Kathleen Beullens Prof. Dr. D’HAENENS, Leen Assessoren: Anna Van Cauwenberge Hanne Vandenberghe Sofie Van Doninck Willem Joris Prof. Dr. DE COCK, Rozane Prof. Dr. DE GROOFF, Dirk Prof. Dr. DE MEYER, Gust Assessoren: Wannes Ribbens Prof. Dr. EGGERMONT, Steven Assessoren: Ine Beyens Eline Frison Laura Vandenbosch Dr. ENGELEN, Leen Dr. GEERTS, David Prof. Dr. HESLING, Willem Assessor: Tom Vercruysse Prof. KOEMAN, Joyce Dr. LEFÈVRE, Pascale Dr. OPGENHAFFEN, Michaël Prof. Dr. ROE, Keith Assessor: Anne Dickmeis Prof. Dr. Tim Smits Assessor:Natalie Van Hemelen Prof. Dr. VAN DEN BULCK, Jan Assessoren: Kathleen Custers Astrid Dirikx Liese Exelmans Prof. Dr. VAN GORP, Baldwin Dr. VANDEWINKEL ROEL Dr. ZAMAN, Bieke
BEULLENS, KATHLEEN
[email protected] 1. Het verband tussen mediagebruik (videogames, actiefilms, muziekvideo’s) en risicogedrag in het verkeer: kwantitatieve survey bij jongeren/adolescenten Het is bij dit project de bedoeling dat 3 studenten samen 1 vragenlijst gaan afnemen en vervolgens elk een deelthema bestuderen in hun masterproef (bvb. effecten van videogames, televisie, focus op beloningsgevoeligheid, “positive affect”). 2. Hoe zoeken mensen naar informatie over kanker en welke effect heeft deze informatie? 3 studenten zullen voor dit thema ingeschakeld worden in een lopend onderzoek van de School voor Massacommunicatieresearch. De vragenlijst (websurvey) van dit onderzoek is reeds volledig samengesteld. Van de studenten wordt verwacht dat ze mee helpen aan de dataverzameling (zorgen voor een voldoende respons van (ex)-kankerpatiënten en het algemene publiek op de websurvey). De data voor dit project worden in het eerste semester verzameld. Vervolgens kan elk van de studenten een deelthema uit de vragenlijst kiezen en de verzamelde data gebruiken om zijn/haar onderzoeksvraag te beantwoorden. Een aantal voorbeeldvragen die aan de hand van deze survey zullen kunnen beantwoord worden zijn: “Is er een verband tussen mediagebruik en de risico-inschatting mbt het krijgen van kanker?”, “Hoe zoeken mensen naar informatie mbt kanker?” ,… 3. Gebruik van tabletcomputers bij kinderen van 0-6 jaar. U kan meer informatie verkrijgen over deze thema’s tijdens de lessen gezondheidscommunicatie of u kan contact opnemen met mij via email.
D’HAENENS, LEEN
[email protected] Te volgen procedure: voorstellen/’sollicitatiebrieven’ te richten naar de beoogde promotor of assessoren uitgeprint in hun postvakje in de postkamer van Communicatiewetenschappen deponeren tegen ten laatste 16 oktober (dit is 1 week voor deadline eerste ronde) en tegen ten laatste 13 november (dit is 1 week voor deadline tweede ronde). U wordt gecontacteerd per email door de promotor of de assessor ivm het verdere verloop in de week volgend op uw indiendatum. 1. Het beeld van de islam in de pers In deze masterproef wordt op basis van een reeds bestaand codeboek een bijdrage geleverd aan e een internationaal vergelijkend onderzoek naar het beeld van de Islam in de Europese pers. De bedoeling is om gelijkenissen en verschillen na te gaan tussen de pers in verschillende Europese landen. Studenten kunnen zowel Nederlandstalige media als media in andere grote Europese talen (Frans, Engels, Duits, Spaans, Italiaans of Russisch), afhankelijk van hun talenkennis en opleidingsachtergrond, onderzoeken. Studenten kunnen in hun analyses en resultatensectie hun eigen data vergelijken met andere beschikbare data over dit onderwerp waarover we reeds beschikken. In samenspraak met de promotor wordt een binnen het bestek van een masterproef haalbaar onderzoekscorpus aan nieuwsartikelen samengesteld. Literatuurverwijzing: d’Haenens, L. & Bink, S. (2007) Islam in the Dutch press with a special emphasis on the ‘Algemeen Dagblad’, Media, Culture & Society, 29(1): 135-149. (voorbeeldanalyse) Methode: combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve inhoudsanalyse
2. De Vlaamse journalistieke cultuur in internationaal perspectief In het zogenaamde ‘Worlds of Journalism’-project wordt de journalistieke cultuur van journalisten in een 80-tal landen vergeleken. Masterproeven betreffen enkel het Vlaamse onderdeel van dit landenvergelijkende project en het is de bedoeling dat elke student die aan dit onderwerp meewerkt een 30-tal telefonische interviews van telkens een halfuur doet, op basis van een bestaande vragenlijst met gesloten vragen. Thema's zijn bijvoorbeeld de mate waarin journalisten kritisch kunnen of moeten staan tegenover de politieke en economische macht in de maatschappij, de mate waarin journalisten zich naar de wetten van de commercie moeten schikken, het relatieve belang van feiten en opinies, ... Studenten kiezen steeds een bepaalde subgroep van journalisten die ze van naderbij bestuderen (televisiejournalisten, radiojournalisten, webjournalisten of printjournalisten), en maken de vergelijking met de beschikbare bronnen en data die reeds beschikbaar zijn over dit onderwerp.
Referentie: http://www.worldsofjournalism.org (bevat veel informatie en bronnen over het internationale project waarvan dit onderzoek onderdeel is) Methode: surveyonderzoek 4 assessoren i.s.m. Leen d’Haenens: Anna van Cauwenberge, Hanne VandenBerghe, Sofie Van Doninck en Willem Joris.
VAN CAUWENBERGE, ANNA
[email protected] 1. Nieuwsvoorziening in de regio: bieden nieuwswebsites meerwaarde op het vlak van bestuurlijk regionaal/lokaal nieuws in Nederland? (3 studenten) Lokaal nieuws blijkt nog steeds een grote groep van nieuwsgebruikers aan te spreken. Dit komt tot uiting in de waaier aan nieuwskanalen die lokaal/regionaal nieuws aanbieden. Een inventarisatie van nieuwskanalen die lokaal/regionaal nieuws brengen op het niveau van Nederlandse gemeenten (uitgevoerd door de Hogeschool Utrecht) concludeerde dat er wel veel kanalen beschikbaar zijn, maar toch weinig nieuws verspreid wordt. Dit onderzoek wil hierop voortbouwen door i.s.m. de Hogeschool Utrecht en het Stimuleringsfonds voor de Pers a.h.v. een kwantitatieve inhoudsanalyse van de geïnventariseerde nieuwswebsites na te gaan welke websites een meerwaarde bieden op het vlak van bestuurlijk regionaal/lokaal nieuws, en op welke manier ze dit doen. De resultaten worden gekaderd binnen de contextuele factoren van de nieuwssite (bijvoorbeeld type nieuwssite, eigenaar, gemeente, etc.) Methode: inhoudsanalyse van nieuwswebsites (geïnventariseerd a.h.v. voorgaand onderzoek door de Hogeschool Utrecht) 2. Verklaringen voor mobiel nieuwsmediagebruik: de rol van gratificaties en contextgebonden factoren (3 studenten) Mobiel nieuwsmediagebruik is sinds de introductie van de iPad in 2010 in een stroomversnelling geraakt. Studies tonen aan dat het gebruik van mobiele nieuwsplatformen doorheen de dag complementair is aan het gebruik van nieuwsmedia die tijd- en plaatsgebonden zijn (bijvoorbeeld vaste computers en traditionele nieuwsmedia) (Dimmick, Feaster & Hoplamazian, 2010). Dit kan er op wijzen dat mobiele nieuwsplatformen tegemoet komen aan noden van nieuwsgebruikers die niet door andere media beantwoord worden. Voorgaand onderzoek beklemtoont het belang van het toepassen van de uses & gratifications- theorie op nieuwe media (e.g. Ruggiero, 2000). Hierbij aansluitend wil dit onderzoek nagaan welke verschillende noden mobiele nieuwsplatformen beantwoorden. Naast de focus op persoonlijke factoren in het verklaren van mobiele nieuwsmedia, focust een tweede luik op de situatie-gerelateerde factoren waarbinnen mobiele nieuwsplatformen gebruikt worden. Etnografisch onderzoek wijst er op dat de situatie waarbinnen een medium gebruikt wordt uit drie componenten bestaat: geografische (de fysieke plaats waar het
mediagebruik plaatsvindt), technologische (welke technologieën zijn beschikbaar), en sociale (interpersoonlijke setting en normen) (Ito & Okabe, 2006). Dit onderzoek wil nagaan hoe deze drie situationele factoren het gebruik van mobiele nieuwsplatformen verklaren. In een derde onderzoek wordt nagegaan hoe de bovenstaand besproken persoonlijke en situationele factoren interageren in het verklaren van nieuwsmediagebruik. Methode: survey 3. Multitasking, sociale media, aandacht, en informatieverwerking (5 studenten) Uit onderzoek blijkt dat jongeren almaar minder tijd spenderen aan media die langdurige, gefocuste aandacht vragen (bijvoorbeeld kranten, boeken), terwijl sociale media die een korte aandachtsspanne vergen en de aandacht verdelen/afleiden (bijvoorbeeld in een multitaskingsetting) in toenemende mate gebruikt worden. Recente studies tonen aan dat multitasking met sociale media een negatief effect heeft op de aandacht, informatieverwerking en leerprestaties van jongeren (e.g. Kirschner & Karpinski, 2010; Junco, 2012; Levine, Waite & Bowman, 2007; Froese, Carpenter, Inman, Schooley, Barnes, Brecht & Chacon, 2012). Onderstaande masterproefonderwerpen sluiten bij dit thema aan en willen voorgaande resultaten verder uitdiepen aan de hand van een literatuurstudie, een onderzoek naar het verband tussen multi(media)tasking en aandachtstoornissen bij jongeren, en een experiment waarin het effect van multi(media)tasking op het onthouden en begrijpen van nieuws wordt nagegaan. Hieronder ressorteren de volgende titels: Het effect van nieuwe mediatechnologieën en multitasking op aandacht en leerprestaties van jongeren: een literatuurstudie (1 student) De relatie tussen multitasking, sociale media, en aandachtstoornissen bij jongeren (3 studenten) Methode: survey Het effect van multi(media)tasking op het onthouden en begrijpen van nieuws (1 student) Methode: experiment
VANDENBERGHE, HANNE
[email protected] 1. Diversiteit in het Vlaamse nieuwslandschap Op basis van diversiteitsindices (bronnen, actoren, frames) wordt een vergelijkende kwantitatieve inhoudsanalyse tussen verschillende Vlaamse kranten (De Tijd, De Morgen, De Standaard, Metro, Het Belang van Limburg, Gazet van Antwerpen, Het Nieuwsblad en Het Laatste Nieuws) naar keuze opgezet en dit aan de hand van een geconstrueerde herfstweek. Mogelijk om aanvullend televisienieuws (inhoud en kijkcijfers) en online nieuws van dezelfde week te analyseren. Dit onderzoek maakt deel uit van beleidsondersteunend onderzoek in het kader van het Steunpunt Media, op initiatief van min. Lieten. Beschikbaar materiaal: papieren kranten, SPSS-bestand met krantentitels, 19 uurjournaals VRT en VTM, codeerinstrument kranten en televisie, kijkcijfers per minuut van 19 uurjournaals VRT en VTM. 2. Biedt online nieuws meer diversiteit dan de traditionele nieuwsplatformen? Een vergelijking tussen traditionele nieuwsmedia (krant of televisie) en overeenkomstige online nieuwssites op basis van twee geconstrueerde weken (lente- en herfstweek) maken. Keuze uit Het Laatste Nieuws en hln.be, Het Belang van Limburg en hbvl.be of het 19 uurjournaal op VRT en
deredactie.be. Dit onderzoek maakt deel uit van beleidsondersteunend onderzoek in het kader van het Steunpunt Media, op initiatief van min. Lieten. Beschikbaar materiaal: online nieuwsfragmenten (deredactie.be, hln.be, hbvl.be), gegevens van televisie- en krantennieuws (lenteweek). 3.
Inhoudelijke verschuiving in het televisienieuws? Longitudinale studie van het commerciële en publieke Vlaamse televisienieuws (2003-2011).
Analyse van de inhoudelijke evolutie van nieuwsitems van geconstrueerde lente- en herfstweken voor een periode naar keuze tussen 2003 en 2011. Dit onderzoek maakt deel uit van beleidsondersteunend onderzoek in het kader van het Steunpunt Media, op initiatief van min. Lieten. Beschikbaar materiaal: beeldmateriaal van 19-uurjournaal VTM en VRT voor periode 2003-2011, geanalyseerde nieuwsitems periode 2003-2011 (behalve sportitems), codeerinstrument om diversiteitsindices toe te passen.
VAN DONINCK, SOFIE
[email protected] 1. Perceptie van online risico’s bij 9- tot 16-jarigen (3 studenten) Vraagstelling: Naast een waaier aan leuke toepassingen en activiteiten, zit er ook een schaduwkantje aan het internet; jongeren komen soms in contact met zogenaamde online risico’s. Tot nu zijn het echter vooral onderzoekers, beleidsmakers en opvoeders die bepalen wat als ‘risicovol’ bestempeld wordt. In dit onderzoek laten we de jongeren zelf aan het woord, om tot een beter begrip te komen van wat zij zelf als vervelend ervaren op het internet en hoe zij daarmee omgaan. Het is hierbij belangrijk om de jongeren onbevooroordeeld te benaderen zodat ze op een ongedwongen manier kunnen aangeven welke dingen hen storen op het internet en waarom. Methode: - Focusgroepgesprekken en diepte-interviews in drie leeftijdsgroepen: 9 tot 11-jarigen, 12 tot 13-jarigen, 14 tot 16-jarigen (één student per leeftijdsgroep) - Ingebed in het EU Kids Online onderzoek; - Het is belangrijk om kinderen goed aan te voelen en hen op gepaste wijze aan te moedigen te spreken over minder leuke online ervaringen. Ervaring met kinderen (als leider/leidster in de jeugdbeweging bijvoorbeeld) is daarom aangewezen. 2. Mediawijsheid bij Vlaamse jongeren: zelfrapportering versus observatie Vraagstelling: Hoewel jongeren opgegroeid zijn met het internet, zijn jongeren niet altijd zo ‘mediawijs’ als we zouden denken. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat niet alle kinderen even vlot en vaardig zijn op het internet. Vaak worden digitale vaardigheden gemeten aan de hand van zelfrapporteringsschalen. Sommige groepen zouden hun vaardigheden echter systematisch overschatten, vandaar dat het zinvol is om deze rapporteringen af te toetsen aan feitelijke observaties. We baseren ons hiervoor op het onderzoek van Van Deursen en Van Dijk (2010). Methode: - Zelfrapportering: uitwerken van een vragenlijst die de kinderen invullen voorafgaand aan de observatie; - Observatie: uitwerken van internetopdrachten die aansluiten op de aspecten die aan bod komen in de zelfrapporteringsschaal, en de kinderen observeren tijdens het uitvoeren hiervan. 3. Mediawijsheid op school: van eindterm naar concrete les Vraagstelling: Sinds 2010 is ‘mediawijsheid’ geïntegreerd als vakoverschrijdende eindterm in het secundair onderwijs. Toch ervaren nog veel directies en leerkrachten moeilijkheden bij de implementatie van ‘mediawijsheid’ in het onderwijscurriculum. Ook voelen sommige leerkrachten zich onzeker bij het overbrengen van digitale vaardigheden aan hun leerlingen, omdat zij zelf niet
altijd even vertrouwd zijn met de brede waaier aan online toepassingen. In dit onderzoek gaan we na hoe directies en leerkrachten de eindterm mediawijsheid in het lessenpakket verwerken, en welke drempels en moeilijkheden zij hier bij ervaren. Methode: - Diepte-interviews met directies en leerkrachten uit verschillende onderwijstypes en studierichtingen. 4. Online risico’s in het BuSO: grotere kwetsbaarheid? Vraagstelling: Het internet biedt jongeren een waaier aan mogelijkheden, maar onvermijdelijk komen ze ook in contact met de minder leuke kanten van de online wereld. Enkele voorbeelden zijn: schokkende of gewelddadige inhouden, ongewenste seksueel getinte boodschappen, online pestgedrag en misbruik van persoonlijke gegevens. Eerder onderzoek toont aan dat jongeren uit het BSO-onderwijs vaker te maken krijgen met online risico’s, en er zijn ook aanwijzingen dat het minder snel over zich heen kunnen zetten en er vaker een slecht gevoel aan over houden. We kunnen ons de vraag stellen of kinderen uit het BuSO ook meer moeilijkheden ervaren als het gaat om omgaan met online risico’s. Methode: - Ontwikkelen van aangepaste vragenlijst voor BuSO-kinderen, op basis van het EU Kids Online onderzoek; - Kwantitatieve data-analyse (SPSS-voorkennis is vereist).
JORIS , WILLEM
[email protected] 1. Framing in de berichtgeving over de eurocrisis Context: Vanaf 2010 nam het vertrouwen in de euro af doordat verschillende eurolanden kampen met begrotingstekorten en er sprake is van toenemende staatsschulden. Onder andere Ierland en de Zuid-Europese landen kennen momenteel grote financiële problemen. Deze lidstaten trachten op basis van drastische besparingen, en meestal met buitenlandse hulp, hun overheidsfinanciën op orde te brengen en het vertrouwen in de euro te herstellen. De grootscheepse bezuinigingen lokken felle reacties uit bij de burgers. Burgers ontvangen hun informatie over economische thema’s zoals de financiële crisis grotendeels via de media. We kunnen ons bijgevolg de vraag stellen op welke wijze de berichtgeving over de eurocrisis verloopt. De wijze waarop deze berichten worden geframed oefent immers een belangrijke invloed uit op de wijze waarop de burgers over de financiële crisis zullen denken. Mogelijke invalshoeken: • Vergelijking van de berichtgeving over de eurocrisis in verschillende eurolanden (mede afhankelijk van talenkennis) • Vergelijking van de berichtgeving over de eurocrisis tussen populaire en kwaliteitskranten • Vergelijking van de berichtgeving over de eurocrisis tussen audiovisuele en printmedia Methode: aan de hand van een bestaand codeerinstrument worden krantenartikels en/of nieuwsjournaals gecodeerd. Hieruit kunnen o.m. de toon en de gehanteerde nieuwsframes worden afgeleid. 2. Framing en inhoudsanalyse van verkiezingen In het najaar van 2012 vinden er twee belangrijke kiescampagnes plaats die het nieuws zullen bepalen. De gemeenteraadsverkiezingen in België en de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten. Het maken van een keuze bij verkiezingen is meestal niet onberedeneerd en de kiezers putten hiervoor in grote mate informatie uit de nieuwsmedia. Een van de twee verkiezingen kan via communicatieonderzoek als volgt bestudeerd worden: welke actoren/partijen komen aan bod? Welke thema’s worden behandeld? Zijn er verschillen merkbaar tussen de verschillende media? Welke frames worden gehanteerd? Wat is de toon van de berichtgeving?
Mogelijke invalshoeken: • Framing van de Amerikaanse presidentsverkiezingen (o.b.v. Amerikaanse kranten) • Framing van de gemeenteraadsverkiezingen (vb. Antwerpen of andere stad) Methode: aan de hand van een codeerinstrument worden krantenartikels en/of nieuwsjournaals gecodeerd. Hieruit kunnen onder meer de toon en de gehanteerde nieuwsframes worden afgeleid. 3. Hoe komen frames (over de eurocrisis) tot stand? Journalisten kunnen slechts over een selectie van alle gebeurtenissen berichten. Niet alle topics halen het nieuws. Ook niet alle visies en perspectieven met betrekking tot een onderwerp (bv. de eurocrisis) kunnen weergegeven worden in een nieuwsbericht. We kunnen ons daarom de vraag stellen welke onderwerpen en perspectieven geselecteerd worden. Er bestaan reeds veel onderzoeken die frames ontdekken die journalisten hebben gehanteerd. In dit onderzoek willen we echter nagaan hoe deze frames zijn ontstaan. Welke bronnen werden geselecteerd? Welke elementen hebben een invloed gehad op hen bij het schrijven van het artikel? Methode: aan de hand van een vragenlijst, interviews of via etnografisch onderzoek op een nieuwsredactie zal nagegaan worden hoe dergelijke frames zijn tot stand gekomen.
DE COCK, ROZANE
[email protected] 1. Problematic Internet Use (PIU)op het werk. * Kwantitatief onderzoek bij werknemers (survey), * Of kwalitatief onderzoek bij leidinggevenden Problematic Internet Use, ofgekort PIU, is een groeiend probleem in de bedrijfswereld. Uit een enquête onder managers bleek dat 33 procent van de ondervraagde bedrijven al maatregelen hadden moeten treffen in verband met problematisch internetgebruik. Sommigen hadden zelfs al werknemers moeten ontslaan om deze reden. De meest frequent gerapporteerde problemen betroffen ongepast gebruik van het e-mailsysteem (31%), het bekijken van pornosites op de bedrijfscomputers (29%), het gebruik maken van chatrooms tijdens de werkuren (14%) en het spelen van games en het surfen op internet tijdens het werk (elk 10%) (CASE & YOUNG, 2002). Uit een ander onderzoek bleek dat in 2002 ongeveer 60% van alle ondervraagde werkgevers reeds personeel had moeten berispen voor hun problematisch gebruik van internet. 30 procent had reeds personeel moeten ontslaan voor PIU in de werkomgeving (GREENFIELD & DAVIS, 2002) 2. Excessieve SNS-gebruikers: kwalitatief onderzoek Bij jongeren/jongvolwassenen of volwassenen 3. Compulsief online en offline gamen bij jongeren in Vlaanderen: profielschets obv survey In de ons omringende landen is de voorbije jaren al grootschalig onderzoek gevoerd naar ‘gameverslaving’, meestal onder de noemer ‘compulsief computergebruik/online gamen’. In ons land loopt dit onderzoek momenteel aan de KULeuven (Instituut voor Mediastudies). Samen met de onderzoekers kan je dit thema verder uitspitten. De gegevensverzameling is al gedeeltelijk rond in Vlaanderen en je kan voor je masterproef hier gebruik van maken. 4. Compulsief online en offline gamen bij jongeren in Wallonië: profielschets obv survey In de ons omringende landen is de voorbije jaren al grootschalig onderzoek gevoerd naar ‘gameverslaving’, meestal onder de noemer ‘compulsief computergebruik/online gamen’. In ons land loopt dit onderzoek momenteel aan de KULeuven (Instituut voor Mediastudies). Samen met
de onderzoekers kan je dit thema verder uitspitten. De gegevensverzameling is al grotendeels rond in Wallonië en je kan voor je masterproef hier gebruik van maken. 5. Attitude ten opzichte van radioreclame bij luisteraars in Vlaanderen Literatuurstudie en kwantitatief onderzoek bij de bevolking. 6. Inhoudsanalyse van personal ads (contactadvertenties) Print of online: Hoe stellen mensen zichzelf voor aan kandidaat-partners in slechts enkele lijntjes en wat verwachten ze van hun ‘perfect match’? Is er een typisch jargon, zijn er verschillen in verwoording naar geslacht, leeftijdscategorie, medium waarin de advertentie verschijnt, … ? 7. Slachtoffers in/van de pers? Kwalitatief onderzoek Aan de in 2010 aangepaste deontologische code voor journalisten zijn richtlijnen toegevoegd die specifiek ingaan op respect voor het privéleven en de belangen van slachtoffers in berichtgeving over incidenten (rampen, ongevallen, gewelddelicten, …). Met dit onderzoek wordt nagaan of slachtoffers vinden dat deze recente richtlijnen en aangepaste code toereikend zijn, hoe zij de berichtgeving over hun eigen situatie hebben ervaren (zowel de benadering door journalisten als het uiteindelijke journalistieke product) en zo meer. In de literatuur wordt ook over de landsgrenzen heen gekeken naar de aanpak in ander landen. Onderzoeksvragen zijn onder meer: Hoe ervaren slachtoffers het optreden en de wijze van nieuwsgaring van de diverse media naar aanleiding van incidenten waar zij bij betrokken zijn? Als er ontevredenheid heerst, wordt die dan geuit en zo ja, hoe en waar? Waarom formuleert men al dan niet klachten bij Slachtofferhulp of de Raad voor de Journalistiek? Zijn er drempels waaraan verholpen kan worden? Welke aanbevelingen (naar pers en slachtoffers zelf) kunnen toegevoegd worden om de toepassing van de code te verbeteren?
DE GROOFF, DIRK
[email protected] 1. De impact van het internet op de bibliotheek 2. Privacy en het gebruik van Google 3. Het gebruik van YouTube voor online marketing 4. Tablet versus papier? Een kwalitatief onderzoek naar de houding van krantenlezers t.o.v. verschillende dragers. 5. Burgerjournalistiek in Vlaamse kranten en tijdschriften: een stand van zaken. De studenten die geïnteresseerd zijn in één van de voorstellen of zelf een voorstel hebben voor een masterproef in het domein van ICT of online marketing, die komen best langs op het spreekuur. Spreekuur: elke dinsdag van 14u tot 16u.
DE MEYER, GUST
[email protected] 1 assessor i.s.m. Gust De Meyer: Wannes Ribbens 1. Complexiteit van populaire cultuur en/of netwerkanalyse (cf seminarie)
2. Representatie van de realiteit in de media 3. Ludologische aspecten van videogames 4. Recente thema's uit muziekindustrie Algemeen: thematieken die in de lessen aan bod zijn gekomen
EGGERMONT, STEVEN
[email protected]
3 assessoren i.s.m. S. Eggermont: Ine Beyens, Eline Frison en Laura Vandenbosch
[email protected] [email protected] [email protected] Thema 1:Seksualiteit en media in de adolescentie 1. Het Temptation Island effect: Media-inhouden als aanleiding voor praten over seks (Kwantitatief of kwalitatief naar keuze) 2. Mediagebruik en seksueel gedrag in de ‘grootstad’: tekenen van het Nederlandse fenomeen in Vlaanderen? (Kwantitatief survey) 3-6. Mediagebruik en seksueel kwetsend gedrag (attitudes: bagatellisering van denigrerend gedrag/sexual harassment/seksueel geweld; vrouw als seksueel ondergeschikt, …; gedrag: scripts van seksuele ontmoetingen, betrokkenheid als dader/slachtoffer in seksueel kwetsend gedrag, …) (survey en/of experiment) (verschillende studenten kunnen rond dit thema werken) Thema 2:Mediagebruik en beloningsgevoeligheid 7-8. De (tussen mensen sterk variërende) mate waarin individuen al dan niet voortdurend op zoek zijn naar stimuli (bv. voedsel) die voor hen als een beloning werken, de zgn. beloningsgevoeligheid of reward sensitivity, is al in verband gebracht met vele vormen van adolescent risicogedrag (bv. roken, alcohol, obesitas). Er is echter nog geen onderzoek gevoerd naar de relatie tussen beloningsgevoeligheid en mediavoorkeuren/mediagebruik. Gebruiken beloningsgevoelige adolescenten meer media, hebben ze andere voorkeuren, gaan ze anders met media om, …? 9-10. Mediagebruik is wel al in verband gebracht met de hogervermelde risicogedragingen (alcohol, …), maar er is nog niet nagegaan of beloningsgevoeligheid een persoonlijkheidskenmerk zou kunnen zijn dat zowel een bepaald mediagedrag verklaart, als een bepaalde betrokkenheid bij risicogedrag. Beide lacunes in het onderzoek roepen veel vragen op. Verschillende studenten kunnen samen een survey uitvoeren om dan in de eigen masterproef een deelvraag van deze problematiek te behandelen. Thema 3: Seksualisering in/door populaire media (Assessor L. Vandenbosch) 11. Lara Croft, Princess Zelda en andere “Virtuele Babes”: De impact van seksualiserende videogames op zelfobjectivering, objectivering van andere jongens en meisjes, en gender stereotype seksuele attitudes. (Kwantitatief survey/experiment) 12. Seksualisering in Hollywood blockbusters: Het effect van seksualiserende films op zelfobjectivering en gender stereotype seksuele attitudes bij adolescenten. (Kwantitatief experiment) Thema 4: Mediagebruik van jonge kinderen in de thuisomgeving (Assessor I. Beyens) 13. De impact van televisiekijken door jonge kinderen op de ouder-kind relatie (kwantitatief surveyonderzoek)
14. Mediagebruik door jonge kinderen: Een onderzoek naar uses & gratifications en media satisfaction (kwantitatief surveyonderzoek) 15. Waarom laten ouders hun jonge kinderen televisie kijken? Een onderzoek naar televisiegebruik op jonge leeftijd gekaderd in Behavioral Reasoning Theory Thema 5: Sociale media en omgaan met stress in de adolescentie (Assessor E. Frison) 16. Gebruiken adolescenten sociale media in hoe ze omgaan met problemen en stress; hoe, waarom en met welk resultaat? (diepte-interviews/focus groep interviews). 18. Gebruiken adolescenten sociale media in hoe ze omgaan met problemen en stress; hoe, waarom en met welk resultaat? (survey). 17. Sociale netwerksites voor het uiten van ‘moods’ en emoties bij adolescenten (inhoudsanalyse van Facebookprofielen).
WERKWIJZE - Deadline motivatiebrief: donderdag 11 oktober (via e-mail) - Vóór 12 oktober (deadline motivatiebrief) zijn er 2 momenten waarop wie geïnteresseerd is in een (sub)thema toelichting kan vragen, namelijk: 2 en 9 oktober, telkens van 10 u tot 12u. In deze periode kunnen geen vragen gesteld worden via e-mail. E-mails dienen in deze fase enkel voor het versturen van de motivatiebrief. - 16 oktober: antwoord op motivatiebrief via e-mail. - 19 oktober, 10u-12u: spreekuur voor een verdere bespreking van het antwoord op de motivatiebrief - Nadien gelden de wekelijkse spreekuren (zie informatie per begeleider)
ENGELEN, LEEN
[email protected] 1. Verzuilde filmproductie in België: katholieke en socialistische filmproductie voor WO II. 2. Historische studie naar lokale bioscoopcultuur tijdens de Eerste Wereldoorlog (meerdere studenten mogelijk). 3. De introductie van de geluidsfilm in België (1927-1935) : historisch bronnenonderzoek. 4. De hedendaagse Belgische documentaire.
GEERTS, DAVID
[email protected] "Social Radio: sociale interactie en multi-screen gebruik tijdens het luisteren naar radio". Omschrijving: Onderzoek naar het fenomeen “Social Radio”, waarbij de student(en) onderzoek doen naar (1) de multi-screen context tijdens het luisteren naar radio (2) sociale interactie tussen luisteraars en programmamakers maar ook (3) sociale interactie tussen luisteraars onderling. Het doel is in kaart te brengen met welke toestellen en applicaties mensen nu naar radio luisteren, en op welke manier ze sociaal (wensen te) interageren. Domein: Human-Computer Interaction, User Experience Methode: Kwalitatief met behulp van bv. observaties, dagboekstudie, interviews, … Meerdere studenten kunnen op dit onderwerp werken indien nodig.
Spreekuur: op afspraak (via e-mail:
[email protected])
HESLING, WILLEM
[email protected] 1. Analyse van het oeuvre (of een deel daarvan) van een individuele cineast c.q. producent, scenarioschrijver, production designer, director of photography, acteur/actrice, criticus, etc. 2. Analyse van een filmisch genre c.q. filmische stroming. 3. Analyse van de filmische representatie van een maatschappelijke en/of historische problematiek. Bijvoorbeeld: Representatie van de Middeleeuwen in speelfilms De representatie van de Israelisch-Libanese oorlog in de historische speelfilms Waltz with Bashir en Lebanon Analyse van de historische mini-serie Carlos Analyse van de historische speelfilm Ché (part 1 + 2) Rampenfilms voor en na 9/11: een vergelijkende studie van Independence Day (1996) en War of the Worlds (2005) Rampenfilms voor en na 9/11: een vergelijkende studie van Godzilla (1998) en Cloverfield (2008) 4. De relatie tussen film en andere media (bv. film en schilderkunst, film en literatuur, film en muziek, etc.). 5. Bestudering van een onderdeel/aspect van de filmtheorie (o.m. auteurstheorie, filmsemiotiek, filmtechnologie, filmnarratologie, de rol van de kijker).
Assessor i.s.m. Willem Hesling: Tom Vercruysse
VERCRUYSSE, TOM
[email protected] 1. Historische films en de middeleeuwen 2. Historische films voor een breed publiek. Hoe worden historische films benaderd door ofwel het brede publiek ofwel niet-academische critici. Wat zijn de verwachtingen of de criteria waarmee ze beoordeeld worden? Aan de hand van interviews of inhoudsanalyse in kranten, populaire pers of vakbladen, …
KOEMAN, JOYCE
[email protected]
Contact/praktisch: e-mail:
[email protected] Spreekuur: donderdagnamiddag 14u-16u (SW04.157) Toelichting onderwerpen: donderdag 11 oktober 14u-16u Formulieren ter ondertekening bezorgen vóór maandag 22 oktober 16u Studenten kunnen bij prof. Koeman terecht voor masterproefbegeleiding op het gebied van consumentengedrag en reclame en doelgroepcommunicatie. De onderwerpen concentreren zich rond drie thema’s: nostalgie in reclame en consumptie, beleving van erotiek in reclame bij (moslim)jongeren, culturele cues in reclame (‘cultural embeddedness’). De voorkeur gaat uit naar een keuze uit één van de gesuggereerde titels, maar het staat studenten ook vrij een eigen probleemstelling
binnen deze thema’s uit te werken. Uit de motivatiebrief moet blijken dat je je reeds hebt ingelezen en een probleemstelling of onderzoeksplan kunt afleiden. Dit zal na goedkeuring het vertrekpunt voor je literatuurstudie en startnota zijn. N.B. In samenwerking met prof. Smits wordt er tevens begeleiding geboden bij masterproeven over radioreclame (zie onderwerpen prof. Smits). 1. Nostalgie in reclame en consumptie De huidige trendy consument kan er sinds het succes van Mad Men niet meer omheen: alles moet retro zijn of een vintage-look hebben. Maar hoe speel je als adverteerder hier op in? In de jaren ’90 is er al heel wat consumentenonderzoek gevoerd naar de rol van nostalgie in consumentengedrag en vinden we aanwijzingen over hoe adverteerders gevoelens van nostalgie kunnen opwekken (bijv. via muziek, evenementen, (stijl)iconen uit het verleden). Twintig jaar later is dit onderzoek om verschillende redenen aan een update toe, waaronder de vergrijzing en verkleuring van de maatschappij. Steeds meer consumenten zijn actieve medioren en senioren die dezelfde merken en producten gebruiken als jongere generaties, toch geven zij een andere invulling geven aan de ‘good old days’ (die ze zelf beleefd hebben) dan de jongere generaties (die enkel dromen van het verleden). Ook migranten hebben andere jeugdherinneringen dan autochtonen en reageren mogelijk anders op verwijzingen naar het Vlaamse verleden, exotische bestemmingen of nationale gerechten (bijv. frietjes of couscous). Vragen die binnen verschillende studies aan bod kunnen komen zijn: Welke merken koppelen we aan onze kindertijd? Zijn we deze merken ondanks de toenemende consumentenkeuze trouw gebleven? Welke door media gefabriceerde herinneringen (bijv. films, series, commercials) wekken nostalgie op? Welke cognitieve en affectieve effecten zijn toe te schrijven aan die opgewekte emoties? Om meerdere studenten de mogelijkheid te beiden binnen deze thematiek te kunnen (samen)werken wordt gekozen door steeds een onderscheid in methodologie en/of focus te maken. Experimenten (met kwalitatief vooronderzoek): 1. A bitter sweet symphony?”: cognitieve en affectieve effecten van nostalgische muziek in reclame 2. Nostalgische marketingslogans: nostalgische producten versus nieuwe producten 3. Intertekstualiteit en nostalgie: effectiviteit van verwijzingen naar de films, series of commercials in reclame (meerdere studenten mogelijk) Interviews en surveys: 4. Vroeger was alles beter(?) Merkentrouw over generaties heen (meerdere studenten mogelijk). Inhoudsanalyse: 5. Het gebruik van nostalgie in reclame: inhoudsanalyse van printadvertenties (indien (archief)materiaal wordt gevonden) Inspiratiebronnen: Havlena, W.J. & Holak, S.L. (1991). “The Good Old Days”: Observations on Nostalgia and its Role in Consumer Behavior. Advances in Consumer Research, 18: 323-329. Ford, J.B. & Merchant, A. (2010). Nostalgia drives donations. The power of charitable appeals based on emotions and intentions. Journal of Advertising Research, 25(1): 450-459. Muehling, D.D. & Pascal, V.J. (). An Empirical Investigation of the Differential Effects of Personal, Historical, and Non-nostalgic Advertising on Consumer Responses Journal of Advertising, 40(2): 107–122.
2. Beleving van erotiek in reclame bij (moslim)jongeren Is de westerse cultuur wel zo geëmancipeerd en vrouwvriendelijk, als we zelf graag geloven? Waarom staat er een halfnaakte, sensueel kijkende vrouw op een reclamebord voor horloges? Voor sportwagens, parfum, frisdrank,...? Dergelijke populaire beelden lijken niet te stroken met normen als respect en integriteit. Britse en Nederlandse moslims die sexy billboards afplakken en ook de verhitte discussies die de reportage ‘Femme de la Rue’ teweeg bracht doen vermoeden dat erotisch-getinte advertenties op verschillende manieren worden beleefd en geïnterpreteerd. Maar zijn verschillen in normen, wat betreft de aanvaardbaarheid van naakt/erotiek in reclame echt cultureel of religieus bepaald? Of is hier opnieuw sprake van stereotypering? Voorgaand onderzoek duidt op het belang van schaamtegevoelens onder moslimjongeren. Zowel kwalitatief als experimenteel onderzoek bij jongeren (moslims en niet-moslims) kan hier meer duidelijkheid over bieden.
Interviews 6. Hoe omgaan met erotiek in reclame: schaamtegevoelens en coping-strategieën bij (moslim)jongeren Experimenten 7. De rol van religie en etnisch-culturele identiteit in percepties van erotische afbeeldingen in reclame. 8. De rol van religie en etnisch-culturele identiteit in percepties van tekstuele verwijzingen naar erotiek in reclame. Inspiratiebronnen: Ouidade, S. (2012). Preliminary investigation of the communication effects of “taboo” themes in advertising. European Journal of Marketing, 46(1/2): 215-236. Elison, J. (2005). Shame and guilt: A hundred years of apples and oranges. New Ideas in Pyschology, 23(1): 532.
3. Culturele cues in reclame in een multiculturele samenleving Heel wat adverteerders zijn gedwongen meer aandacht te besteden aan de toenemende diversiteit in de samenleving, maar worstelen met de vraag in hoeverre zij hun boodschappen aan minderheden (zoals etnisch-culturele minderheden) moeten aanpassen om hen te kunnen bereiken, zonder de mainstream consument van zich te vervreemden. Hoewel onderzoek reeds heeft aangetoond dat het gebruik van donkere reclamemodellen niet noodzakelijk negatieve effecten heeft op de autochtone consument, kan ook het gebruik van ambigue beelden/teksten in reclame een wenselijke strategie zijn voor adverteerders. ‘Gay window advertising’ illustreert dit. Ook in het benaderen van etnisch-culturele minderheden zou doelbewuste ambiguïteit door het verwerken van subtiele culturele ‘cues’ (bijv. religieuze symbolen, taal/lettertypes, getinte huidskleur) kunnen werken. Empirisch onderzoek dat autochtone en allochtone consumenten op Vlaamse bodem bestudeerd ontbreekt echter. Experimenten 9. Reacties van autochtone en allochtone consumenten op variaties in huidskleur van reclamemodellen 10. Reacties van autochtone en allochtone consumenten op religieuze cues in advertenties 11. Reacties van autochtone en allochtone consumenten op taal/lettertypes in advertenties 12. Het “country-of-origin effect”: reacties van autochtone en allochtone consumenten op Vlaamse producten 13. Het “country-of-origin effect”: reacties van autochtone en allochtone consumenten op buitenlandse/etnische producten (meerdere studenten mogelijk) Inspiratiebronnen: Appiah, O. & Liu, Y. (2009). Effectively reaching the model minority: Ethnic differences in responding to culturally embedded targeted- and non-targeted advertisements. Journal of Current Issues in Research in Advertising, 31(1), 27-41. Puntoni, S, Vanhamme, J. & Visscher, R. (2011). Two Birds and One Stone. Purposeful Polysemy in Minority Targeting and Advertising Evaluations. Journal of Advertising, 40(1), pp. 25-41.
LEFÈVRE, Pascale
[email protected] 1. Evolutie van de strippublicaties in de Vlaamse dagbladen of tijdschriften. 2. Evolutie van de strippublicaties in de Franstalige dagbladen of tijdschriften. 3. Evolutie van de strippublicaties in de Nederlandse dagbladen of tijdschriften. Per student kan een bepaald jaar (1950, 1960, 1970) grondig onderzocht worden. Bedoeling is om de evolutie van een aantal aspecten te kwantificeren zoals gebruik van spreekballonnen of
ondertekst, verhouding binnenlandse / buitenlandse producties, gebruik zwartwit / kleur, enzovoort. Als een vervolgonderzoek op dat van Pascal Lefèvre, Kim Aerts, Tim Caenepeel, Dieter Minet, 'De doorbraak van de strip als populair medium in de Vlaamse pers van de jaren dertig.' in Tijdschrift voor Mediageschiedenis, Vol. 11, N° 1, juni 2011, p. 5-24. 4. Een experimenteel onderzoek in verband met visuele perceptie (bv. Kuleshov montageeffect, invloed tekenstijl op interpretatie van een tekening of animatiefilm, uncanny valley-effect, invloed van grafische vormgeving,…).
OPGENHAFFEN, MICHAËL
[email protected] [email protected] 1. Dokter Twitter: Zoeken naar gezondheidsinformatie via sociale media en mogelijk effect op ‘Cyberchondriasis’ Steeds meer mensen zoeken online informatie over ziektebeelden op. Door het grote succes van sociale media als Facebook en Twitter valt te verwachten dat ook via deze platformen naar ziektebeelden en lotgenoten gezocht wordt. Het gevaar bestaat dat het overaanbod van online informatie over ziektes leidt tot cyberchondriasis, een overdreven vrees om ziek of besmet te worden. In dit onderzoek gaan we na of er effectief een verband bestaat tussen gebruik sociale media en hypochondrie. Methode: survey en/of experiment Geïnteresseerd? Stuur een sollicitatiebrief naar
[email protected] met daarin uw motivatie voor dit onderzoek, een voorgestelde timing van de verschillende onderzoeksdelen (literatuurstudie, opzet en uitvoer onderzoek, analyse, uitschrijven thesis) en een 5-tal wetenschappelijke bronnen die je zou gebruiken in de literatuurstudie. 2. ‘Opsporing verzocht’ via sociale en nieuwe media: een onderzoek naar de publieksbehoeften bij de verspreiding van informatie over vermiste kinderen Sinds enige tijd is Child Focus actief op sociale media. Via Twitter en Facebook verspreiden opsporingsberichten, dit als aanvulling op hun affiches en oproepen op televisie. Ze hebben sinds kort ook een app waarop je info over vermiste kinderen kan terugvinden. Dit onderzoek – dat in samenwerking loopt met Child Focus – gaat via een publieksonderzoek na wat nu precies de verwachtingen zijn van sociale mediagebruikers wat het inzetten van sociale media als opsporingsinstrument door Child Focus betreft. Welke informatie verwachten ze op twitter? En moet dat andere informatie zijn dan die op Facebook? En hoe vaak mag de app een update geven? Enz. Op deze manier krijgt de student meer inzicht in het gebruik van nieuwe media bij crisissituaties. Methode: survey en/of diepte-interviews Geïnteresseerd? Stuur een sollicitatiebrief naar
[email protected] met daarin uw motivatie voor dit onderzoek, een voorgestelde timing van de verschillende onderzoeksdelen (literatuurstudie, opzet en uitvoer onderzoek, analyse, uitschrijven thesis) en een 5-tal wetenschappelijke bronnen die je zou gebruiken in de literatuurstudie. 3. Van citizen naar incidental journalist: een onderzoek naar de bereidwilligheid bij het publiek om nieuws te delen. Enkele jaren geleden was de term burgerjournalist hot. Er werd verwacht (door beroepsjournalisten vooral gevreesd) dat amateurjournalisten de taak van de journalist zou overnemen en via blogs en Facebook (alternatief) nieuws zou verspreiden. Afgezien van enkele succesjes is daar niet veel van in huis gekomen. Nieuwsconsumenten bleken achteraf gezien niet
echt bereid om elke dag op zoek te gaan naar nieuws en er (vaak onbezoldigd) voor een of andere groepsblog of alternatieve online nieuwssite een artikel over te schrijven. Wat we de laatste tijd wel opmerken is dat bij nieuwsgebeurtenissen er heel wat toevallige aanwezigen spontaan verslag uitbrengen over het nieuwsfeit. Het bekendste voorbeeld is misschien dat van de Twitteraar die lang voor er een beroepsjournalist aanwezig was - een foto de wereld rondstuurde van het vliegtuig dat in de Hudson was geland. Of die Twitteraar die in Abottabad verbleef op het moment dat het schuiloord van Osama Bin Laden gebombardeerd werd en daarover verslag uitbracht. Maar ook bij een ongeval, brand of mooi voetbaldoelpunt heb je ‘gewone’ mensen die via sociale media dit nieuws verspreiden, gewoon omdat ze er toevallig bij waren. In dit onderzoek gaan we na welke voorwaarden er vervuld moeten zijn voor toevallige getuigen van nieuwsfeiten opdat ze via sociale media het nieuws zouden verspreiden. Methode: survey en/of vragenlijst. Kan eventueel zelfs via een experiment (beargumenteer keuze) Geïnteresseerd? Stuur een sollicitatiebrief naar
[email protected] met daarin uw motivatie voor dit onderzoek, een voorgestelde timing van de verschillende onderzoeksdelen (literatuurstudie, opzet en uitvoer onderzoek, analyse, uitschrijven thesis) en een 5-tal wetenschappelijke bronnen die je zou gebruiken in de literatuurstudie. 4. Social media guidelines binnen nieuwsredacties: een analyse van de richtlijnen Steeds vaker schrijven nieuwsredacties regels inzake social mediagebruik bij journalisten voor. Zo stellen veel richtlijnen dat journalisten geen primeurs mogen verspreiden via Twitter, of dat ze zich via Facebook niet kritisch mogen uitlaten over een collega. In dit onderzoek gaan we na welke soorten richtlijnen er allemaal bestaan. Wat wordt er allemaal beschreven in die social media guidelines van redacties? Methode: inhoudsanalyse van social media guidelines. Verschillende van deze richtlijnen zijn online te vinden, maar de student zal ook Vlaamse nieuwsmedia moeten contacteren om de richtlijnen op te vragen. Geïnteresseerd? Stuur een sollicitatiebrief naar
[email protected] met daarin uw motivatie voor dit onderzoek, een voorgestelde timing van de verschillende onderzoeksdelen (literatuurstudie, opzet en uitvoer onderzoek, analyse, uitschrijven thesis) en een 5-tal wetenschappelijke bronnen die je zou gebruiken in de literatuurstudie. 5. (Social) Mediagebruik bij jongeren: impact op self-perceived knowledge Jongeren kunnen vandaag het nieuws op verschillende manieren consumeren: via (gratis) kranten, via radio, televisiejournaals, Facebookberichten, Twitter, enz. De vraag die we in deze thesis wilen beantwoorden is om jongeren die gebruik maken van verschillende nieuwsmedia zich ook beter geïnformeerd voelen dan zij die minder verschillende nieuwsmedia consumeren/ Met andere woorden: heeft de diversiteit in het nieuwsgebruik een invloed op de nieuwsvoldoening? Methode: survey Geïnteresseerd? Stuur een sollicitatiebrief naar
[email protected] met daarin uw motivatie voor dit onderzoek, een voorgestelde timing van de verschillende onderzoeksdelen (literatuurstudie, opzet en uitvoer onderzoek, analyse, uitschrijven thesis) en een 5-tal wetenschappelijke bronnen die je zou gebruiken in de literatuurstudie. 6. Journalistieke competenties bij radiojournalisten In het boek nieuwsvaardig (Opgenhaffen, Corten en d’Haenens, 2011) hebben we een onderzoek uitgevoerd naar de competenties en vaardigheden die volgens journalisten zélf belangrijk zijn om het vandaag de dag en in de volgende jaren als journalistiek te maken. De meerderheid van de ondervraagde journalisten werkten voor een krant, magazine en/of televisie. Het aandeel radiojournalisten in de steekproef was relatief klein. Omdat radio nog steeds een erg belangrijk medium is en men verwacht dat het de volgende jaren grote veranderingen zal ondergaan, lijkt het ons nodig om specifiek de groep van radiojournalisten te bevragen naar de nodige en gewenste
journalistieke vaardigheden. (Indien het onderzoek goed genoeg is, zal een samenvatting van de thesis gebruikt worden als hoofdstuk in een boek over radiojournalistiek in Vlaanderen.) Methode: Survey via e-mail en/of diepte-interviews Geïnteresseerd? Stuur een sollicitatiebrief naar
[email protected] met daarin uw motivatie voor dit onderzoek, een voorgestelde timing van de verschillende onderzoeksdelen (literatuurstudie, opzet en uitvoer survey/interviews, uitschrijven thesis) en een 5-tal wetenschappelijke bronnen die je zou gebruiken in de literatuurstudie.
ROE, KEITH
[email protected] 1. "The Name Letter effect: Hoe beïnvloedt de familienaam het tijdstip van productaankoop?" 2. Het verband tussen muziekvoorkeuren en het volgen van muzieklessen De student is vrij het onderwerp verder af te bakenen op basis van de bestaande literatuur en eigen interesses. 3. Dyslexie en de haat/liefde voor verschillende vormen van lezen De student is vrij het onderwerp verder af te bakenen op basis van de bestaande literatuur en de eigen interesses. Daarnaast zijn studenten altijd welkom om met eigen voorstellen te komen binnen de velden van mediasociologie en media-effecten. Sommige onderwerpen zullen in samenwerking met assessor Anne Dickmeis worden begeleid.
SMITS, TIM
[email protected]
Algemene opmerkingen ‐ ‐
‐
‐
Mondelinge toelichting bij deze onderwerpen is enkel mogelijk op woensdagnamiddag (14u17u). Dit moment geldt tevens als spreekuur doorheen het academiejaar. De voorgestelde onderwerpen passen binnen een redelijk strikt kader van onderzoekslijnen. Binnen die lijnen is er nog ruimte voor creativiteit, maar de concreetheid van de voorstellen moet de studenten in staat stellen de draad snel op te pikken Motivatiebrieven worden verwacht ten laatste op 15 oktober. Feedback over die motivatiebrieven volgt op 16 oktober. Verdere gesprekken met studenten die een goede motivatie instuurden, volgen op 18 en 19 oktober. De begeleiding voor de voorgestelde onderwerpen gebeurt door Tim Smits of (wanneer dat vermeld staat) door assessor Natalie Van Hemelen.
Thema 1: Vrij onderwerp - Replicatieonderzoek Aan de lopende band worden interessante artikels gepubliceerd maar je kan je afvragen wat de reële waarde is van de gegevens in die artikels. Hoe robuust zijn die bevindingen? Om daar een antwoord op te geven worden studenten uitgenodigd om een interessant en relevant artikel in het domein van de persuasieve en/of marketingcommunicatie voor te dragen voor een replicatieonderzoek. De bedoeling is dan om zo exact mogelijk het bestaande onderzoek te repliceren. Van deze scripties wordt verwacht dat studenten er ook een Engelstalige white paper over schrijven. Indien je zulk een onderwerp wil
uitwerken, moet je in je motivatiebrief duidelijk aanhalen waarom je voor dat artikel koos, wat je zelf verwacht in verband met de resultaten en ook hoe jij de uitvoering van die replicatie mogelijk acht. Thema 2: Radioreclame (i.s.m. Prof. Dr. Joyce Koeman - cobegeleiding) Radioreclame heeft sinds decennia een duidelijke plek in de above-the-line reclamevormen (samen met TV, print, billboard). Als enige niet-visuele medium is het wel een buitenbeentje en sowieso zijn er redenen pro en contra radioreclame te verzinnen. Wat echter in het academisch onderzoek opvalt, is dat er relatief weinig aandacht gegaan is naar radioreclame en dat er ook weinig recent onderzoek is. Daarom mogen vier studenten intekenen op een onderwerp waarbij de effectiviteit van radioreclame onderzocht zal worden. Mogelijk subtopics gaan de invloed op de effectiviteit na van de congruentie tussen merk en zender, de congruentie tussen zender en luisteraar, de onderbreking van de flow, de synergie met de marketingcampagne. Daarnaast (of gecombineerd) kunnen onderzoeken ook de basics van radioreclame-effectiviteit onderzoeken of de duur van het persuasieve effect. ‐ 4 studenten kunnen samenwerken en elk onderzoekt dan een apart deel in het ruimere geheel ‐ Experimenteel onderzoek ‐ Creatief kunnen samenstellen van radiofragmenten via software en/of eigen opnames is noodzakelijk Thema 3: Visualisatie en transportatie (i.s.m. Prof. Dr. Allison Eden, VU Amsterdam) De psycholoog/goochelaar Richard Wiseman (@RichardWiseman) heeft enkele leuke Youtube fragmenten. Eén ervan is wat hij noemt “the World’s quickest personality test” (http://www.youtube.com/watch?v=kHF0VXPanU8). Dat is echter helemaal niet wetenschappelijk (zo heeft hij zelf toegegeven). Toch lijkt er in dat verbeeldingstestje van 1 minuut een mogelijke bron van waarheid te schuilen. De test zou kunnen meten hoe goed iemand transporteerbaar is door een boek, film, etc. Twee studenten kunnen aan de slag met die test om enerzijds na te gaan of die inderdaad zoiets meet en anderzijds of je die “test” ook kan gebruiken als een manipulatie van transporteerbaarheid. -Kwantitatief onderzoek; deels correlationeel, deels experimenteel Thema 4: Effect van promoties op gepercipieerde productattributen Van promoties weten we dat ze op korte termijn de aankoopbereidheid stimuleren maar dat ze op lange termijn de gepercipieerde kwaliteit of de attitude ten aanzien van het product in het gedrang brengen. De bedoeling van deze onderzoekslijn is om dit effect verder uit te diepen. Hebben promoties ook zo’n invloed op meer specifieke percepties van producteigenschappen? Bij voedsel kan het bijvoorbeeld gaan om gepercipieerde voedingswaarden (kcal, vezels, verzadigde vetten, sodium, …). Dit kan ondermeer implicaties hebben voor promotionele acties van bepaalde producten die zich postioneren als een gezond product. Het is tevens de bedoeling na te gaan of dezelfde effecten gelden voor verschillende types promotie (prijs, quantum, gadget, …).
‐
‐
Opmerkingen: 2 studenten kunnen deelnemen; de studenten kunnen samenwerken aan een gemeenschappelijk theoretisch kader maar elke student voert zijn eigen onderzoek en schrijft een unieke meesterproef Experimenteel kwantitatief onderzoek
Thema 5: Slecht nieuws is goede reclame? “Slechte reclame bestaat niet”, wordt wel vaker beweerd. Toch blijft het slechte nieuws over endorsers marketeers verontrusten. Denk maar aan Tiger Woods, die het gezicht is van heel wat verschillende merken, als PR-ramp betekende wanneer zijn escapades aan het licht kwamen. Deze topic gaat verder in op dit verschijnsel. Startpunt daarbij is sociaal psychologisch onderzoek over hoe mensen anderen percipiëren (bv. Stelzl, Janes, & Seligman, 2008). Centraal in het onderzoek is de vraag in hoeverre er een relatie is tussen de endorser en de potentiële consument en wat het modererende effect van die relatie is op de impact van het slechte nieuws.
‐ ‐
1 à 2 studenten kunnen deelnemen Experimenteel kwantitatief onderzoek
1 assessor i.s.m.Tim Smits: Natalie Van Hemelen:
VAN HEMELEN, NATALIE
[email protected] Thema 1: Koken en smeren voor TV. Onbewuste effecten op consumptie Over de relatie tussen TV-kijken enerzijds en eetpatronen en hoeveelheid voedselinname anderzijds zijn al heel wat artikels geschreven en die wijzen vaak in de richting van een relatie tussen de twee. Niet alleen is die relatie correlationeel bevestigd; ook causaal interpreteerbaar experimenteel onderzoek toont aan dat het kijken van televisie en/of de voedselreclames op televisie effecten heeft op onmiddellijke en latere voedselinname. Zowel bij kinderen als bij volwassenen gaat het daarbij vaak om sterke effecten. Waar echter veel minder aandacht aan besteed werd, is hoe we met aparte ingrediënten omgaan in die omstandigheden. Smeren we ook meer boter als tegelijk de televisie opstaat? Gebruiken we meer vetstof of meer vice ingrediënten (relatief t.o.v. virtue producten) wanneer we koken terwijl die televisie opstaat? En maakt het iets uit wat we zien (kookprogramma’s, entertainment, reclame, voedselreclame)? ‐ 3 à 4 studenten kunnen deelnemen en elk een apart stuk van de vraagstelling uitwerken. ‐ Experimenteel kwantitatief onderzoek Thema 2: Hoe beïnvloedt het design van de reviewwebsite de inhoud van de reviews? Online reviews hebben de laatste jaren sterk aan populariteit gewonnen. Omdat de consument reviews percipieert als non-commerciële aanbevelingen gebaseerd op de persoonlijke ervaringen van anderen, wordt gesuggereerd dat online reviews wel eens meer persuasief zouden kunnen zijn dan de meer traditionele vormen van reclame. De vraag die wij ons stellen, uitgaand van de construal level theory (deze theorie stelt dat naarmate een object psychologisch meer nabij is, je ook concreter erover gaat denken; Trope & Liberman, 2010), is of het design van de reviewwebsite (bv. type en formulering instructies, afbeelding versus geen afbeelding, kleur,…), de inhoud van de reviews kan manipuleren. Als er bijvoorbeeld een foto van het product wordt afgebeeld, gaat de consument zijn ervaring met dit product dan concreter beschrijven dan wanneer er geen foto aanwezig zou zijn? En wat met de formulering van de reviewinstructies en de gebruikte kleuren? ‐ Experimenteel onderzoek ‐ 3 studenten Thema 3: Wat maakt dat bepaalde mensen een drang voelen om online reviews te schrijven en andere niet? Online reviews worden door consumenten beschouwd als een belangrijke bron van informatie omdat ze een beeld geven van de persoonlijke productervaringen van anderen. Picazo-Vela, Chou, Melcher & Pearson (2010) verwijzen in hun onderzoek naar de invloed van 5 individuele persoonskenmerken, zoals zorgvuldigheid en intelligentie, die mee bepalen of iemand een intentie ontwikkelt voor het schrijven van een online review. Wij stellen ons echter de vraag of er niet meer persoonskenmerken en situationele factoren een invloed uitoefenen op de drang om een online review te schrijven en zo persoonlijke ervaringen openbaar te maken voor miljoenen mensen. Met andere woorden, welke individuele persoonskenmerken of situationele factoren zorgen ervoor dat iemand zijn mening (online) naar voor schuift over een product of dienst? Zijn het bijvoorbeeld vooral zogenaamde opinieleiders (Bailey, 2005) die de drang voelen om hun ervaringen kenbaar te maken of zijn het introverte mensen die het vaakst hun ervaringen online delen? ‐ Kwantitatief onderzoek ‐ 1 student Thema 4: Koken en smeren voor TV. Onbewuste effecten op consumptie Over de relatie tussen Tv-kijken enerzijds en eetpatronen en hoeveelheid voedselinname anderzijds zijn al heel wat artikels geschreven en die wijzen vaak in de richting van een relatie tussen de twee. Niet alleen is die relatie correlationeel bevestigd; ook causaal interpreteerbaar experimenteel
onderzoek toont aan dat het kijken van televisie en/of de voedselreclames op televisie effecten heeft op onmiddellijke en latere voedselinname. Zowel bij kinderen als bij volwassenen gaat het daarbij vaak om sterke effecten. Waar echter veel minder aandacht aan besteed werd, is hoe we met aparte ingrediënten omgaan in die omstandigheden. Smeren we ook meer boter als tegelijk de televisie opstaat? Gebruiken we meer vetstof of meer vice ingrediënten (relatief t.o.v. virtue producten) wanneer we koken terwijl die televisie opstaat? En maakt het iets uit wat we zien (kookprogramma’s, entertainment, reclame, voedselreclame)? ‐ Experimenteel kwantitatief onderzoek ‐ 3 à 4 studenten kunnen deelnemen en elk een apart stuk van de vraagstelling uitwerken.
VAN DEN BULCK, JAN
[email protected] Concrete thema’s: -
-
-
Bestaat “Ringxiety” (HypoVibroChondria) – Ringxiety treedt op als mensen menen dat hun mobiele telefoon gaat, terwijl dit niet echt het geval is. Er zijn wat eerste aanwijzingen voor, maar er is weinig over gekend. Wat beschouwen jongeren tegenwoordig als TV-kijken? (invloed van digicorders, digitale platforms, uitgesteld kijken, Youtube enz.) Verandert het traditionele Vlaamse huwelijk in een Amerikaans televisiehuwelijk? Een cultivatiestudie van de perceptie (en verwachtingen) van het huwelijk bij jongeren. (Kan ook via observatie van huwelijksplechtigheden). Promoten romantische komedies stalking-gedrag? Een analyse van de filmtoppers volgens de criteria gebruikt om stalkingrisico te beoordelen. Hoe ouders van hun kinderen gedragingen leren in verband met het gebruik van GSM, smartphone, tablet etc. “Reality shift”: als de media-ervaring “echter” wordt dan de realiteit, een onderzoek bij een concrete doelgroep (bv. militairen of politierekruten) De Effectiviteit van een (concrete) gezondheidscampagne (met een externe opdrachtgever).
En verder: thema’s waarover voorstellen ingediend kunnen worden: -
De effecten van media-gebruik op slaapgedrag Effecten van media-gebruik op gezondheidsaspecten Effecten van geweld Alle aspecten en toepassingen van cultivatietheorie
3 assessoren i.s.m. Jan Van Den Bulck: Kathleen Custers, Astrid Dirikx en Liese Exelmans
CUSTERS, KATHLEEN
[email protected] Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat seksueel geweld in fictie voornamelijk op een brute wijze wordt voorgesteld. Inhoudsanalyses van Amerikaanse nieuwsberichten tonen dan weer aan dat er sprake is van “victim blaming” wanneer (e.g. “het slachtoffer was schaars gekleed”). In welke mate zijn dergelijke bevindingen van toepassing op de Vlaamse media? Onderstaande masterproeven willen een antwoord bieden op vragen als in welke mate en op welke wijze rapporteren de Vlaamse media over seksueel geweld. Zijn er verschillen merkbaar tussen populaire en kwaliteitsdagbladen? Is er sprake van “victim blaming”? Het staat de student(e) vrij om bijkomende onderzoekvragen op te stellen :
Thema 1. De portrettering van seksueel geweld in de media: Een kwantitatieve inhoudsanalyse van non-fictie (Vlaamse dagbladen en/of televisienieuws) Thema 2. De portrettering van seksueel geweld in de media: Een kwantitatieve inhoudsanalyse van fictie
Uit onderzoek blijkt dat wanneer men alle misdrijven in overweging neemt seksueel geweld het meest gevreesd wordt door vrouwen. Gezien de toenemende aandacht voor seksuele intimidatie op de werkvloer in de media en seksueel geweld in het algemeen is het interessant om na te gaan of er een verband bestaat tussen mediablootstelling enerzijds en de perceptie van jonge vrouwen over seksuele intimidatie (topic 1) en angst voor seksueel geweld (topic 2) anderzijds. De voorkeur gaat uit naar een kwantitatieve survey.
Thema 3. How far is too far? Het verband tussen mediablootstelling en perceptie van seksuele intimidatie bij jonge vrouwen
Thema 4. Het verband tussen mediablootstelling en angst voor seksueel geweld bij jonge vrouwen Î Er is een mogelijkheid tot samenwerking wat de dataverzameling betreft. In welke mate hangt het geloof in verkrachtingsmythen (voorbeeld van een mythe: “dat vrouwen verkracht worden is hun eigen schuld”) samen met bepaalde vormen van mediagebruik? De voorkeur gaat uit naar een kwantitatieve survey.
Thema 5. De mythen over verkrachting: Spelen de media een rol? Î Eventueel is samenwerking wat de dataverzameling betreft mogelijk met andere thesisstudenten.
Thema 6. Het gebruik en de effecten van pro-anorexia websites bij jongeren: Een stand van zaken
DIRIKX, ASTRID
[email protected] Er is een keuze tussen drie algemene thema’s waarrond gewerkt kan worden. Studenten kunnen daarbij steeds kiezen voor een van de voorgestelde onderwerpen, maar mogen binnen het algemene thema ook steeds eigen onderwerpen aanbrengen. Thema 1: Media en moraliteit Binnen verschillende media-inhouden worden ideeën gegeven over wat goed gedrag is, wat normoverschrijdend gedrag is, binnen welke contexten bepaalde normoverschrijdende gedragingen getolereerd worden, enz. Het doel van de meesterproeven binnen dit thema is dan ook om een dieper inzicht te verwerven in de potentiële verbanden tussen mediagebruik en morele opvattingen. Daarbij mag mediagebruik breed opgevat worden (sociale media, televisie, films,..) en kan er ook onderzoek gebeuren naar uiteenlopende morele opvattingen (Wat kan en wat kan niet binnen een liefdesrelatie? Wat kan en wat kan niet wanneer politieagenten geconfronteerd worden met criminelen?). Bovendien kunnen binnen dit thema verschillende onderzoeksmethoden gevolgd worden (experimenteel, surveyonderzoek,…). Er is wel een voorkeur voor kwantitatieve benaderingen. Aanbevolen literatuur: Special Issue van Journal of Media Psychology, 23(1), 2011.
1. Het verband tussen het kijken naar politieseries en de gepercipieerde rechtvaardigheid van normoverschrijdend politioneel gedrag Onderzoek (Dirikx et al., 2012) toont aan dat binnen politieseries bepaalde omstandigheden (bv. persoonlijke betrokkenheid op een zaak, tijdsdruk, confrontatie met zware criminelen zoals pedofielen) vaak aanleiding geven tot politioneel normoverschrijdend gedrag. De meesterproef heeft tot doel te onderzoeken in welke mate politieseries kijkers iets leren over de omstandigheden waaronder normoverschrijdende politionele gedragingen voorkomen, alsook om na te gaan wat het verband is tussen het kijken naar politieseries en de gepercipieerde rechtvaardigheid van bepaalde vormen van normoverschrijdend gedrag.
2. De impact van de narratieve contextualisering van normoverschrijdend gedrag op percepties van rechtvaardigheid Normoverschrijdende gedragingen zijn binnen media-inhouden ingebed in een bepaalde narratieve context. Deze meesterproef stelt de vraag in welke mate de contextualisering van normoverschrijdende gedragingen een effect heeft op percepties over de gerechtvaardigdheid van het normoverschrijdend gedrag en op evaluaties van de normovertreders. Thema 2: De relatie tussen sociaal mediagebruik en televisiekijken De meesterproeven rond dit thema zijn er op gericht om de relatie tussen televisiekijken en het gebruik van sociale media te verkennen. Het kan daarbij gaan om het onderzoeken van de motivaties van mensen om tijdens het kijken naar televisieprogramma’s over die programma’s te discussiëren op Twitter; om het bestuderen van de impact van het tonen van Facebook- en Twitterberichten tijdens programma’s op de meningen die kijkers vormen over de behandelde thema’s, enzovoort. 1. Sociaal mediagebruik tijdens televisiekijken: een ‘uses and gratifications’-benadering Meer en meer wordt er tijdens televisieprogramma’s op gewezen dat kijkers ideeën over de aangehaalde thema’s kunnen delen via sociale media en er via sociale media over kunnen discussiëren met andere kijkers. In de meesterproef zal vanuit een ‘uses and gratifications’perspectief verkend worden wat mensen aanzet om aan zulk sociaal mediagebruik te doen. 2. Twitter als opinieleider Het doel van deze meesterproef is om te onderzoeken of uitspraken en discussies op Twitter met betrekking tot bepaalde media-inhouden de meningen van kijkers over de behandelde thema’s in de media-inhouden beïnvloeden. Thema 3: Sociale media en politie Binnen dit derde thema werken de studenten rond sociale media en politie. Dat kan gaan van een inhoudsanalyse van sociale mediaberichtgeving over de politie tot een onderzoek naar de impact van blootstelling aan sociale mediaberichten over de politie op percepties over de politie en het gebruik van sociale media door de politie zelf. 1. Sociale mediaberichtgeving over de politie: een inhoudsanalyse Via sociale mediakanalen worden regelmatig berichten over de politie verspreid (bv. pagina Politiecontrole?! op Facebook, YouTube-filmpjes, Twitter). Deze meesterproef zal onderzoeken welke aspecten van de politiewerking in deze berichten aan bod komen, wat de toon van de berichten is, enz. Eventueel kan dit thema opgesplitst worden naargelang sociaal medium. 2. Sociaal mediagebruik door de politie bv. case-study studentenflik Leuven 3. Blootstelling aan berichten over de politie via sociale media: een verkennend onderzoek
EXELMANS, LIESE
[email protected] Thema 1: Maakt Facebook ons (on)gelukkig: het verband tussen internetgebruik en psychologisch welzijn 1. Depressie en problematisch internetgebruik
2. 3. 4.
Eenzaamheid en problematisch internetgebruik Self-esteem & self-confidence: impact van sociale media op het zelfbeeld Life satisfaction: maakt Facebook ons (on)tevreden over ons eigen leven?
Er is mogelijkheid tot samenwerking met andere studenten wat betreft de dataverzameling. Het staat de studenten vrij eigen suggesties te doen binnen deze topics. Thema2: Wie zijn we op het web 1. 2. 3. 4.
Zelfpresentatie online: het gebruik van sociale media en narcisme Het internetgebruik van introverte vs. extraverte mensen Friending and defriending: de waarde van online sociaal kapitaal Need for popularity en social media use: online populariteit en het verband met het gebruik van sociale media
Er is mogelijkheid tot samenwerking met andere studenten wat betreft de dataverzameling. Het staat de studenten vrij eigen suggesties te doen binnen deze topics.
VAN GORP, BALDWIN
[email protected] Instructie voor het ‘solliciteren’: Werk op ca. 1 A4 een onderzoeksvoorstel uit waarin jij jouw ideeën uiteenzet over hoe je het aangeboden onderwerp zou invullen. Zo'n voorstel bestaat bij voorkeur uit: een aanleiding (wat is de relevantie van het onderwerp, maatschappelijk, praktisch en/of wetenschappelijk?), de kritische bespreking van enkele wetenschappelijke bronnen (wat is er al geweten over het onderwerp?), het formuleren van een of meerdere concrete onderzoeksvragen en een voorlopig plan van aanpak (methode, dataverzameling, ...). 1. Oudjes als covergirls en -boys: De representatie van ouderen op de cover van Humo, Knack en Time Dit project omvat een inhoudsanalyse met behulp van het concept ‘framing’ om na te gaan hoe ouderdom in onder meer de context van zorg en arbeid op de covers van een aantal populaire bladen wordt voorgesteld (de covers van de afgelopen 25 jaar worden ter beschikking gesteld). 2. Vijfentwintig jaar geestelijke gezondheid op de cover van Humo, Knack en Time: Hoe gek kan je zijn? In dit project wordt een inhoudsanalyse met behulp van het concept ‘framing’ aangewend om na te gaan hoe thema’s die verband houden met geestelijke gezondheid (o.m. antidepressiva, schizofrenie, fobieën enz.) op de covers van een aantal populaire bladen worden voorgesteld (de covers van de afgelopen 25 jaar worden ter beschikking gesteld). 3. Het beeldgebruik op de sites van online kranten: Plaatjes bij praatjes Doordat krantensites voortdurend geüpdatet worden, hebben zij de mogelijkheid om meermaals de beelden bij artikels te wijzigen. Welke criteria worden daarbij gehanteerd, in de verschillende fasen van de ‘levensloop’ van een nieuwsbericht? Methode: inhoudsanalyse en/of interviews 4. De verslaggeving over WikiLeaks in de Vlaamse en Amerikaanse media In dit project wordt de verslaggeving over WikiLeaks vergeleken in een aantal Vlaamse en Amerikaanse media, met het oog op hun houding ten aanzien van klokkenluiders, nationale veiligheid en andere thema’s. Literatuur: Coddington, M. (2012). Defending a Paradigm by Patrolling a Boundary: Two Global Newspapers’ Approach to WikiLeaks. Journalism & Mass Communication Quarterly, 89: 377396. 5. Het effect van geluidseffecten: Verhinderen zij een goede herinnering (recall) van het radionieuws? Nieuwsberichten op de radio maken wel vaker gebruik van opgenomen achtergrondgeluiden (ambient sound), zoals ontploffingen bij oorlogssituaties, een boze menigte bij een protest of het geluid van spelende kinderen bij de eerste schooldag. Men kan de vraag stellen in hoeverre deze
achtergrondgeluiden te veel de aandacht op zichzelf trekken, of net dat ze helpen om de aandacht van de luisteraar toe te spitsen op de boodschap van het nieuwsbericht. Aan de hand van een experimenteel design gaan we na of deze geluidseffecten een effect hebben op de recall van nieuwsberichten. Bij deze masterproef kan (een deel van) de datacollectie zeer vroeg plaatsvinden, namelijk op de Dag van de Wetenschap in het Radiohuis in Leuven (zondag 25 november). Voor dit onderwerp wordt daarom gezocht naar een student die snel voortgang wil maken met de masterproef. De resultaten van dit onderzoek worden mogelijk opgenomen in een boek over radiostudies. Methode: experimenteel design. 6. ‘Radionieuws op maat van de luisteraar’ getoetst: Waar zit het verschil? Insteek: http://www.vrt.be/nieuws/2012/08/mnm-en-stubru-nieuws-op-maat De VRT biedt vanaf 1 september 2012 verschillende nieuwsbulletins aan op MNM en Radio 1 om zo beter aan te sluiten bij de respectievelijke doelgroepen. De vraagstelling hierbij is hoe fel beide bulletins van elkaar verschillen? Aan de hand van een kwantitatieve inhoudsanalyse gaan we na welke bronnen aan het woord komen, hoe lang welke soort items aan bod komen, of er gebruik wordt gemaakt van geluidseffecten, of er live-verbindingen worden gemaakt, enzovoort. Conclusies geven aan in hoeverre het nieuws verschilt op een aantal modaliteiten. De resultaten van dit onderzoek worden mogelijk opgenomen in een boek over radiostudies. Methode: Kwantitatieve inhoudsanalyse 7. ‘Radionieuws op maat van de luisteraar’ getoetst. Wat vinden de luisteraars? Insteek: http://www.vrt.be/nieuws/2012/08/mnm-en-stubru-nieuws-op-maat De VRT biedt vanaf 1 september 2012 verschillende nieuwsbulletins aan op MNM en Radio 1 om zo beter aan te sluiten bij de respectievelijke doelgroepen. Bij deze studie luidt de vraagstelling wat de demografische doelgroep van MNM precies verwacht van radionieuws. Willen zij nieuws op maat? Of willen ze liever hetzelfde bericht als op Radio 1? De resultaten van dit onderzoek worden mogelijk opgenomen in een boek over radiostudies. Methode: Focusgroepen of diepteinterviews
8. Het effect van de aangenomen houding tijdens een crisis op de reputatie van een organisatie Er zijn vier mogelijke houdingen die een organisatie bij een crisis kan aannemen: een inactieve, een defensieve, een coöperatieve en een anticiperende houding. Het doel van dit afstudeerproject is na te gaan wat het effect is van deze houdingen op, onder meer, de reputatie van de organisatie, en dat naargelang de aard van crisis. Methode: experiment. 9. Crisiscommunicatie: In welke volgorde breng je het slechte nieuws? Volgens de theorie communiceer je bij een crisis over vier zaken en dat in een strikte volgorde: mensen, milieu, materiële schade en geld. Wat gebeurt er met de reputatie als je deze volgorde niet respecteert? Methode: experiment.
VANDE WINKEL, ROEL
[email protected] 1. Belgische film-en televisie. Op het terrein van Belgische/Vlaamse film- en televisiegeschiedenis dient nog zeer veel onderzoek te gebeuren. In overleg met de promotor kan er voor worden gekozen om de carrière van een specifieke regisseur/cameraman/filmproducent te onderzoeken, of de productie/vertoning/distributie van een of meerdere films of televisiereeksen te reconstrueren. Zowel recente als oudere onderwerpen komen in aanmerking. Er kan ook onderzoek worden verricht naar een specifieke filmverdeler, -vertoner of –manifestatie, zoals het ‘Leuven Kort’ festival. De nadruk ligt altijd op origineel onderzoek (archieven, bibliotheken, interviews) gekoppeld aan (inter)nationale literatuur.
2. Filmcultuur inder de Nazi-Duitse bezetting, 1940-1944 Onderzoek naar filmvertoningen en –beleving in een stad naar keuze, van mei 1940 tot september 1944. De promotor verricht sinds geruime tijd onderzoek naar het wedervaren van de Belgische filmwereld tijdens de Duitse bezetting: de invloed van de “Propaganda-Abteilung”, de inbeslagname van joodse bioscopen, het verbod op Britse en Amerikaanse films, de toevloed van Duitse filmproducties, de verrassende populariteit van Duitse filmsterren als Zarah Leander enzovoort. Voor deze Masterproef wordt, aansluitend bij het beschikbarre onderzoek, voor een stad (groot of klein) naar keuze nagegaan welke impact de Duitse filmpolitiek had op de lokale bioscoopprogrammering. Hoeveel bioscopen waren er in stad x of y? Werden er cinema’s gesloten of omgevormd tot “Soldatenkinos”? Welke films werden vertoond, welke films werden verlengd en wat zegt dit over hun populariteit? Werden er ook filmvoorstellingen georganiseerd voor en door collaboratieverenigingen? Werd hiertegen gereageerd door het verzet? En hoe ging de modale bioscoopbezoeker daar mee om? Om dergelijke vragen op te lossen, wordt de programmering van een of meerdere bioscopen deels of volledig gereconstrueerd en – gebruikmakend van een sjabloon dat de promotor ter beschikking stelt – in een database gegoten, die vervolgens geanalyseerd wordt. De belangrijkste achtergrondliteratuur is Nederlands- of Engelstalig, kennis van het Duits is niet vereist. 3. Katholieke cinema: In België heeft de Katholieke kerk zich, net als in andere landen, in de 20e eeuw toegelegd op het “bewaken” van films. Enerzijds werden bepaalde films geweerd of gecensureerd, onder andere door in kranten of tijdschriften aan te geven welke films de kerk aan- of afraadde. Anderzijds werd een eigen ‘katholieke’ filmcultuur gestimuleerd, in België en daarbuiten. Rond dit thema kan gewerkt worden in de archieven van het “KADOC Documentatie- en Onderzoekscentrum voor Religie, Cultuur en Samenleving” (in Leuven). Een mogelijk onderwerp bestaat in de geschiedenis en inhoudelijke analyse van een aantal jaargangen (dus niet alle edities) van het tijdschrift (1956-2006) van de Katholieke Filmliga, het vroegere “Film en Televisie” dat momenteel (2012) als “Filmmagie” door het leven gaat. Dit onderzoek moet o.a. aangeven in welke mate het tijdschrift in het verleden al dan niet diende om de filmkeuze van lezers te begeleiden en een onderscheid te maken tussen ‘goede’ en ‘foute’ films. Een gemotiveerde student kan van de promotor voor de duur van zijn/haar onderzoek jaargangen van het tijdschrift lenen om het onderzoek te vereenvoudigen.
ZAMAN, BIEKE
[email protected] 1. Titel: "Patient Empowerment." Een kwalitatieve studie naar digitale media als communicatie- en informatie-instrument voor adolescente patiënten. Methode: Kwalitatief (bv. Diepte-interviews, focus groepen, dagboeken, participerende observatie) Promotor: Dr. Bieke Zaman Co-Promotor: Prof. Dr. Philip Moons, Centrum voor Ziekenhuis- en Verplegingswetenschap Spreekuur: afspraak via e-mail 2. Titel: "Facebook Privacy Settings: Een usability-studie" Methode: Usability onderzoek, liefst inclusief eyetracking Promotor: Dr. Bieke Zaman Spreekuur: afspraak via e-mail 3. Titel: - "Een blik achter de schermen. Hoe gaan kinderen om met online, commerciële inhouden?"
Methode: eye-tracking, bij voorkeur in een mixed-method onderzoeksdesign bijvoorbeeld in combinatie met observaties, think aloud of interviews Promotor: Dr. Bieke Zaman Spreekuur: afspraak via e-mail 4. Titel: "De e-vaardigheden van jonge internetgebruikers. Is er sprake van kwetsbaarheid of empowerment?" Methode: kwantitatief, bevraging bij jongeren en ouders Promotor: Dr. Bieke Zaman Spreekuur: afspraak via e-mail 5. Titel: "App-generatie? Een kwantitatieve bevraging naar het mediagebruik van kleuters" Methode: kwantitatief, bevraging van ouders Promotor: Dr. Bieke Zaman Spreekuur: afspraak via e-mail 6. Titel:"De nieuwe generatie mediagebruikers, wie zijn ze, wat doen ze, wat willen ze?' Methode: Kwalitatief (bv. Dagboekstudie in combinatie met interviews/observaties) Promotor: Dr. Bieke Zaman Spreekuur: afspraak via e-mail 7. Titel: "Consumentenvoorkeuren voor smartphones: wat zijn de motivaties en ervaringen?" Promotor: Dr. Bieke Zaman Co-promotor: Dr. Vero Vanden Abeele Spreekuur: afspraak via e-mail 8. Titel: "Status en gebruik van location-based gaming en alternate reality gaming in Vlaanderen. Verkennend onderzoek naar gebruikservaringen." Methode: Dit onderzoek kan verschillende luiken bevatten, bv. verkennende survey, gecombineerd met diepte-interviews of observaties in het veld,…) Promotor: Dr. Bieke Zaman Assessor: Yorick Poels Startliteratuur: 1. Carrigy, T., Naliuka, K., Paterson, N., and Haahr, M. Design and evaluation of player experience of a location-based mobile game. Proceedings of the 6th Nordic Conference on Human-Computer Interaction: Extending Boundaries, ACM (2010), 92–101. 2. Lund, K., Coulton, P., and Wilson, A. Free All Monsters!: a context-aware location based game. Proceedings of the 13th International Conference on Human Computer Interaction with Mobile Devices and Services, ACM (2011), 675–678. 3. De Souza E Silva, A. Hybrid Reality and Location-Based Gaming: Redefining Mobility and Game Spaces in Urban Environments. Simul. Gaming 40, 3 (2009), 404–424. Spreekuur: afspraak via e-mail naar Yorick Poels,
[email protected] 9. Titel: Cooperatief gamen en player experience Methode: subjectieve (zelf-rapportering) en objectieve (hartslag en huidgeleiding) metingen van player experience tijdens verschillende situaties waarin twee personen samen een video game spelen Promotor: Dr. Bieke Zaman Assessor: Jan-Henk Annema Spreekuur: afspraak via e-mail naar Jan-Henk Annema,
[email protected]