ONDERWERPEN MASTERPROEVEN
COMWET 2010-2011
LIJST MASTERPROEVEN COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN 2 0 10 – 2 0 11 D’HAENENS LEEN 2 assessoren i.s.m. Leen d’Haenens: Joyce Koeman en Anna van Cauwenberge KOEMAN, JOYCE
[email protected] 1. Communiceren met een cultureel divers publiek: de overtuigingskracht van directe en indirecte communicatiestijlen in persuasieve communicatie (experimenten). 2. Communiceren met een cultureel divers publiek: de overtuigingskracht van instrumentele en affectieve communicatiestijlen in persuasieve communicatie (experimenten). 3. Communiceren met een cultureel divers publiek: de overtuigingskracht van persoonlijke en contextuele communicatiestijlen in persuasieve communicatie (experimenten). 4. Communiceren met een cultureel divers publiek: de overtuigingskracht van beknopte en bloemrijke communicatiestijlen in persuasieve communicatie (experimenten).
VAN CAUWENBERGE, ANNA
[email protected] 1. Nieuwe media, nieuwe gewoonten? De rol van habit in de nieuwsconsumptie van jongeren (focusgroep + survey) 2. Ontwikkeling van mediagewoonten: de rol van interne en externe stimuli bij nieuwsmediaconsumptie. (focusgroep + survey)
DE COCK, ROZANE
[email protected] 1. I-pad en nieuwsgebruik. Onderzoek bij early adopters in Vlaanderen (versch. benaderingen mogelijk) 2. Slaapwelkus op het scherm: contact tussen ouders op buitenlandse missie en kinderen via nieuwe media (versch. benaderingen mogelijk) 3. Nieuwsverspreiding onder studenten via sociale netwerksites (survey) 1 assessor i.s.m. Rozane De Cock: Maarten Corten CORTEN, MAARTEN
[email protected] 1. Is geloofwaardigheid van een nieuwsmerk mediumspecifiek? (experimenteel design) 2. Twee maten, twee gewichten? Kwaliteitseisen naargelang het nieuwsthema. Kan zowel vanuit productie als receptie begrepen worden. (mogelijk: alles behalve inhoudsanalyse) 3. News values 2.0: het effect van sociale media op nieuwswaarden. Kan zowel vanuit productie als receptie begrepen worden. (mogelijk: alles behalve inhoudsanalyse)
DE GROOFF, DIRK
[email protected] 1. Het internet als politiek/sociaal wapen. 2. De impact van internettelevisie op de klassieke omroep. 3. De impact van e-mail op klassiek postverkeer. 4. Het gebruik van internet door preschoolers. Studenten kunnen zelf een thema aanreiken indien het onderwerp een communicatietechnologie betreft. De thema’s zijn echter niet beperkt tot een technische invalshoek. De onderwerpen kunnen bijvoorbeeld ook vanuit een sociaal perspectief behandeld worden.
EGGERMONT, STEVEN
[email protected] 2 assessoren i.s.m. S. Eggermont: Ine Beyens² en Laura Vandenbosch³
[email protected] [email protected] A. Mediagebruik van adolescenten (kwantitatief survey-/dagboekonderzoek, dataverzameling met meerdere studenten) 1. De privatisering en compartimentalisering van het mediagebruik: weet iemand nog waar jongeren naar kijken? 2. Problematisch mediagebruik: een descriptieve aanpak 3. Problematisch mediagebruik: de visie van adolescenten 4. Eigen suggesties B. Strings voor negenjarigen?! Wordt het kind-zijn geseksualiseerd? 5. De seksualisering van het kind-zijn: een exploratieve effectstudie bij pre-adolescenten (kwantitatief survey) C. Seksualiteit, romantiek en media in de adolescentie 6. Het Temptation Island effect: Media-inhouden als aanleiding voor praten over seks1 (Kwantitatief of kwalitatief naar keuze) 7. Mediagebruik en seksueel gedrag in de 'grootstad': tekenen van het Nederlandse fenomeen in Vlaanderen?1 (Kwantitatief survey)
HESLING, WILLEM
[email protected] 1. Analyse van het oeuvre (of een deel daarvan) van een individuele cineast c.q. producent, scenarioschrijver, production designer, director of photography, acteur/actrice, criticus, etc. 2. Analyse van een filmisch genre c.q. filmische stroming. 3. Analyse van de filmische representatie van een maatschappelijke en/of historische problematiek. Bijvoorbeeld: - Representatie van de Middeleeuwen in speelfilms - De representatie van de Israelisch-Libanese oorlog in de historische speelfilms Waltz with Bashir en Lebanon
- Analyse van de historische mini-serie Carlos - Analyse van de historische speelfilm Ché (part 1 + 2) - Rampenfilms voor en na 9/11: een vergelijkende studie van Independence Day (1996) en War of the Worlds (2005) - Rampenfilms voor en na 9/11: een vergelijkende studie van Godzilla (1998) en Cloverfield (2008) 4. De relatie tussen film en andere media (bv. film en schilderkunst, film en literatuur, film en muziek, etc.). 5. Bestudering van een onderdeel/aspect van de filmtheorie (o.m. auteurstheorie, filmsemiotiek, filmtechnologie, filmnarratologie, de rol van de kijker). Assessor i.s.m. Willem Hesling: Yves Van Rompaey VAN ROMPAEY, YVES
[email protected]
LEFÈVRE, PASCAL
[email protected] [email protected] 1. Stand van zaken qua ‘transmedia storytelling’ in Vlaanderen/Nederland. In de VS en Japan is transmedia storytelling ondertussen tot een belangrijke business uitgegroeid (denk maar aan The Matrix of Pokemon), maar wie specialiseert zich in Vlaanderen/Nederland op dit gebied? In welke mate worden fictie-projecten van bij de start al transmediaal geconcipieerd? In welke mate krijgt het publiek (lezer/kijker/surfer/speler…) een actieve rol toegekend? 2. Hoe ervaart het publiek in Vlaanderen/Nederland een transmediaal fictief universum? Bijvoorbeeld hoe ervaren kinderen de crossmediale verwerkingen van Mega Mindy of de adaptatie van een kinderboek naar een digitale omgeving (met bewegend beeld, geluid, interactieve spelletjes…) zoals in het geval van de Fundels of Levende Boeken. 3. Wat zijn de kenmerken van succesvolle transmediale fictie projecten? Waarom flopten andere projecten?
LEO NEELS
[email protected] 1. ‘Uit goede bron’. Juridische en deontologische aspecten van journalistieke bronnen. 2. ‘Kabel en omroep: coalitie of oppositie?’ 3. ‘Borderline-journalistiek’: privacy en de “gespecialiseerde bladen” 4. ‘Auto-verantwoording van journalistieke zeden’: journalisten in de media over media. 5. ‘Mediakritiek’: zeuren of vakgebied? 6. Journalistieke bijdragen en auteursrecht 7. Rechtmatig gebruik van journalistieke undercover-methoden 8. Grove uitingen als beschermde uitingen 9. De deontologische beslissingen van de RVDJ 10. De deontologische aanbevelingen van de RVDJ 11. Rechtzetting in de media
ROE, KEITH
[email protected] Voorstellen van studenten in de domeinen “Mediasociologie” en “Media-effecten” worden met belangstelling tegemoet gezien.
SMITS, TIM
[email protected] 1. Voedselverpakkingen: aantrekkelijk en arm aan calorieën (nog 1 plaats vrij) ‐ Producenten besteden veel aandacht aan de verpakking van voedsel als een communicatiemiddel om aantrekkelijkheid en herkenbaarheid te verhogen. Eerder onderzoek doet echter vermoeden dat mensen verpakt voedsel ook echt anders (bv. minder calorierijk) percipiëren. Dit roept een aantal fundamentele en toegepaste vragen op. ‐ Verschillende studenten (max. 4) kunnen enkele van deze vragen proberen op te lossen in een kwantitatief en experimenteel onderzoek (gegevens zelf te verzamelen). Daarbij kan de focus liggen op volgende elementen (of een combinatie van die elementen): o Invloed & belang van dieet op het basisfenomeen o Verder onderzoek naar het effect van type verpakking op het basisfenomeen o Psychologisch ontrafelen van het waarom van dit fenomeen o Concrete studie naar de gedragsgevolgen van het fenomeen ‐ Studenten werken in eerste instantie samen aan de literatuurstudie en het totale design van de studies zodat ze daarna individueel een onderdeel van een samenhangend onderzoeksgeheel kunnen uitwerken. 2. Werktitel - Endorsers: een haat-liefde verhouding (2 studenten). ‐ Inhoud: Mensen blijken op een spontane, zelfs onbewuste manier, liefdesrivalen te herkennen. De meesterproeven op dit onderwerp onderzoeken of veel gebruikte endorsers op een soortgelijke manier als liefdesrivaal gezien worden. Dit zou een totnutoe ontbrekend inzicht in de persuasieve werking van endorsers opleveren. Studies voor deze meesterproef kunnen observationeel zijn (bv. archiefanalyse naar gebruik van endorsers, aangevuld met een kwantitatief onderzoek naar de rivaliteitskenmerken van deze endorsers) of ze kunnen empirisch-experimenteel zijn (om het effect aan te tonen).
VAN DEN BULCK, JAN
[email protected] 1.Obesitas-preventie Collectief onderzoek met minimaal 2 studenten. Interventiestudie bij obese kinderen. Controlegroep + een aantal soorten interventie op het gebied van mediagebruik. Bedoeling is na te gaan aan de hand van een aantal paradigma’s over de mogelijke rol van de media of het beïnvloeden van mediagebruik een effect kan hebben op het gewicht van te zware kinderen.
Opgelet: studenten die in een onderzoek stappen dat samen met andere studenten wordt gedaan, dienen zich ertoe te verbinden de dataverzameling en het interventiegedeelte tijdig af te werken zodat de collega-studenten niet afhankelijk zijn van elkaars werkritme. 2. Slaaponderzoek: - Begeleiding van media-gebruik door de ouders: het verband met slaapgedrag van hun kinderen - Gebruik van sociale netwerksites en slaapgedrag van jongeren 3. Mediagebruik en –effectenstudies: - TV en agressie: interne en externe validiteit van experimentele bevindingen (literatuurstudie) - “Orthorexia”: de ziekelijke drang om gezond te leven: de rol van de media - Het effect van de voorstelling van borstvoeding op de bereidheid van jonge vrouwen om borstvoeding te geven. Wordt borstvoeding geseksualiseerd? Experiment - Het CSI-effect in Vlaanderen. - “Reality shift”: als de media-ervaring “echter” wordt dan de realiteit, een onderzoek bij jongeren. Goede voorstellen over effecten van geweld of media-effecten op gezondheid worden ook in overweging genomen. 2 assessoren i.s.m. Jan Van den Bulck: Kathleen Custers, Astrid Dirikx CUSTERS, KATHLEEN
[email protected] 1. In welke mate hangt het geloof in verkrachtingsmythen (voorbeeld van een mythe: “dat vrouwen verkracht worden is hun eigen schuld”) samen met bepaalde vormen van mediagebruik? 2. De voorstelling van de zaak Ronald Janssen in de Vlaamse pers. 3. Het verband tussen mediagebruik en “drive for muscularity” bij jongens: Dit topic kan vrij ingevuld worden. Goede voorstellen met betrekking tot angsteffecten worden ook in overweging genomen.
DIRIKX, ASTRID
[email protected] 1. Het verband tussen mediagebruik en percepties van de politie. Mogelijke concrete invullingen: verband tussen mediagebruik en percepties politieverhoren, verband tussen kennis van politieschandalen en percepties van (rechtvaardigheid) politie, verband tussen muziekvoorkeuren en percepties politie, vergelijking percepties jongeren uit gebieden met veel en weinig criminaliteit, tussen jongeren met veel (bv. jongeren in correctionele instellingen) en weinig contacten met de politie, tussen allochtone en autochtone jongeren, … Eigen voorstellen binnen dit algemene thema zijn ook mogelijk 2. Receptiestudie van politie-afbeeldingen op televisie. Mogelijk bij politierealityshows, politiefictie, nieuwsberichtgeving,…
BEULLENS, KATHLEEN
[email protected] 1. verband tussen mediagebruik en risicogedrag in het verkeer (analyse van bestaande longitudinale data, verschillende mogelijkheden voor specifieke thema's, maar een doorgedreven statistische analyse is vereist aangezien geen data meer verzameld moeten worden)
VAN GORP, BALDWIN
[email protected] 1 assessoren i.s.m.Van Gorp Baldwin: Maarten Corten CORTEN, MAARTEN
[email protected] 1. Bedrijfsjournalistiek: Hoe gaan zij om met externe berichtgeving over de eigen organisatie? (interviews, casestudy) 2. De deadline: Een vergelijking van de werkorganisatie op een krantenredactie en op een tijdschriftenredactie (observatie en interviews) 3. Veranderende rollen op een nieuwsredactie: eindredactie, hoofdredactie, marketing (interviews). 4. Informatievisualisatie door journalisten (versch. benaderingen mogelijk)
VANDE WINKEL, ROEL
[email protected] 1. BELGISCHE FILM- en TELEVISIEPRODUCTIE. Op het terrein van Belgische/Vlaamse film- en televisiegeschiedenis dient nog zeer veel onderzoek te gebeuren. In overleg met de promotor kan er voor worden gekozen om de carrière van een specifieke regisseur/cameraman/filmproducent te onderzoeken, of de productie/vertoning/distributie van een of meerdere films of televisiereeksen te reconstrueren. Zowel recente als oudere onderwerpen komen in aanmerking. Er kan ook onderzoek worden verricht naar een specifieke filmverdeler, -vertoner of –manifestatie, zoals het ‘Leuven Kort’ festival. De nadruk ligt altijd op origineel onderzoek (archieven, bibliotheken, interviews) gekoppeld aan (inter)nationale literatuur. 2. BIOSCOPEN ONDER DE DUITSE BEZETTING, 1940-1944. Onderzoek naar filmvertoningen en –beleving in een stad naar keuze (vb. Leuven), van mei 1940 tot september 1944. Deze casestudy bouwt voort op het artikel: Vande Winkel, R. (2007). De bezette bioscoop. Filmvertoningen tijdens de Tweede Wereldoorlog. In D. Biltereyst & P. Meers (Eds.), De Verlichte Stad. Een geschiedenis van bioscopen, filmvertoningen en filmcultuur in Vlaanderen (pp. 62-79). Leuven: LannooCampus. 3. CHAPLIN IN BELGIE. Een onderzoek naar de manier waarop de Belgische pers schreef over Charlie Chaplin. Hierbij moet niet alleen aandacht worden besteed aan de recensies van zijn langspeelfilms, maar ook naar persberichten over Chaplins privéproblemen (vrouwenkwesties, echtscheidingen), zijn moeilijke relatie met de Amerikaanse overheid (beschuldiging van communisme) en de ‘verbanning’ uit de USA die daaruit voortvloeide.
4. “FILM EN TELEVISIE” ALS INSTRUMENT VAN DE KATHOLIEKE FILMLIGA: geschiedenis en inhoudelijke analyse van het tijdschrift (1956-2006) van de Katholieke Filmliga, dat momenteel (2010) als “Filmmagie” door het leven gaat. Dit onderzoek moet o.a. aangeven in welke mate het tijdschrift in het verleden al dan niet diende om de filmkeuze van lezers te begeleiden en een onderscheid te maken tussen ‘goede’ en ‘foute’ films. Een gemotiveerde student kan van de promotor voor de duur van zijn/haar onderzoek alle jaargangen van het tijdschrift lenen om het onderzoek te vereenvoudigen.