ONDERWERPEN MASTERPROEVEN
COMWET 2013-2014
LIJST MASTERPROEVEN COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN 2 0 13 – 2 014 ALFABETISCHE LIJST PROMOTOREN Dr. BEULLENS, Kathleen Prof. Dr. CLAEYS, An-Sofie Prof. Dr. D’HAENENS, Leen Assessoren: Anna Van Cauwenberge Anna Berbers Hanne Vandenberghe Sofie Van Doninck Willem Joris Prof. Dr. DE COCK, Rozane Prof. Dr. DE GROOFF, Dirk Prof. Dr. EGGERMONT, Steven Assessoren: Ine Beyens Eline Frison Laura Vandenbosch Sofie Vandyck Dr. ENGELEN, Leen Prof. Dr. HESLING, Willem Assessor: Tom Vercruysse Prof. KOEMAN, Joyce JANSSENS, Kim Dr. OPGENHAFFEN, Michaël RIBBENS, Wannes Assessoren: Julie Diels Prof. Dr. ROE, Keith Assessor: Anne Dickmeis Prof. Dr. SMITS, Tim Assessor: Evy Neyens Prof. Dr. VAN DEN BULCK, Jan Assessoren: Liese Exelmans Prof. Dr. VAN GORP, Baldwin Dr. VANDEWINKEL, ROEL Dr. ZAMAN, Bieke
BEULLENS, KATHLEEN
[email protected]
1 assessor i.s.m. Kathleen Beullens: Jolien Vangeel
[email protected] 1.Het gebruik van tablets door kinderen in de thuiscontext Tablets (bvb. IPad) worden meer en meer gebruikt, ook door zeer jonge kinderen. De doelstelling van dit onderzoek is om na te gaan hoe en hoe vaak kinderen tablets gebruiken in hun thuiscontext, en of dit tabletgebruik gerelateerd is aan het gebruik van andere media, mediatiestijlen van ouders en opvoedingsstijlen/gezinscontext. Rond dit thema kunnen 2 masterproeven geschreven worden: - 1. Het gebruik van tablets door kleuters (2.5-6 jaar) - 2. Het gebruik van tablets bij kinderen van 7-9 jaar (1,2,3de leerjaar) Het is de bedoeling dat voor beide scripties samen 1 kwantitatieve survey wordt afgenomen zodat beide studenten een zo groot mogelijke sample kunnen analyseren. 2.De mediatoren en moderatoren van de relatie tussen mediagebruik en risicogedrag Verschillende studies tonen een verband aan tussen mediagebruik en risicogedrag. De doelstelling van deze studie is om na te gaan welke variabelen dit verband mediëren en modereren. Meer concreet zal de rol van sociale norm, risicopercepties, attitudes en bepaalde persoonlijkheidskenmerken onderzocht worden. Rond dit thema kunnen 2 masterproeven geschreven worden: 1. Het verband tussen mediagebruik, roken en alcoholgebruik bij jongeren 2. Het verband tussen mediagebruik en risicogedrag in het verkeer
Het is de bedoeling dat voor beide scripties samen 1 kwantitatieve survey wordt afgenomen zodat beide studenten een zo groot mogelijke sample kunnen analyseren. 3.REWARD: Assessor: Jolien Vangeel De School for Mass Communication Research is partner in een grootschalig onderzoeksproject “Rewarding fealthy food choices” (REWARD, www.rewardstudy.be) in samenwerking met verschillende vakgroepen van de Universiteit Gent. In het kader van dit project wordt in het najaar een grootschalige cross-sectionele survey uitgevoerd die inzicht moeten geven in het verband tussen het spelen van videogames en eetgedrag (snacking) bij adolescenten. Op basis van de data van deze cross-sectionele survey kunnen 2 masterproeven geschreven worden: - 1. Het verband tussen “health related apps” en voeding bij adolescenten - 2. Het verband tussen gaming en voeding bij adolescenten Studenten die kiezen voor één van deze onderwerpen, krijgen dus de unieke kans om mee te draaien in een echt onderzoeksproject. Zij mogen voor hun thesis de data van de survey gebruiken (waarvan de vragenlijst al is opgesteld), maar er wordt wel een ernstig engagement naar het project toe verwacht. De dataverzameling voor dit project verloopt in de periode oktober, november, december 2013. Van studenten die voor één van deze onderwerpen kiezen, verwachten we dat ze in deze periode (na officiële goedkeuring van hun onderwerp) assisteren bij de dataverzameling in scholen en zich dus houden aan de planning van het project.
CLAEYS, AN-SOFIE
[email protected] 1. Geen titel Interne communicatie is één van de snelst groeiende specialisaties binnen communicatiemanagement (Verčič, Verčič, & Sriramesh, 2012). Belangrijke elementen in onderzoek naar interne communicatie zijn employee engagement, loyaliteit, motivatie en vertrouwen. Daarnaast is interne communicatie van groot belang voor het managen van geruchten (DiFonzo & Bordia, 2000), veranderingsprocessen (Lies, 2012) en in tijden van crisis (Johansen, Aggerholm, & Frandsen, 2012). Op basis van de literatuur rond interne communicatie kan je een onderzoeksvoorstel uitwerken rond één van deze thema’s. Literatuurverwijzing DiFonzo, N., & Bordia, P. (2000). How top PR professionals handle hearsay: Corporate rumors, their effects, and strategies to manage them. Public Relations Review, 26(2), 173-190. Johansen, W., Aggerholm, H.K., & Frandsen, F. (2012). Entering new territory: A study of internal crisis management and crisis communication in organizations. Public Relations Review, 38(2), 270-279. Lies, J. (2012). Internal communication as power management in change processes: Study on the possibilities and the reality of change communications. Public Relations Review, 38(2), 255-261. Verčič, A.T., Verčič, D., & Sriramesh, K. (2012). Internal communication: Definition, parameters, and the future. Public Relations Review, 38(2), 223-230. Methode: Experimenteel onderzoek of surveyonderzoek 2.De impact van zelfspot in crisiscommunicatie Binnen het onderzoek naar crisiscommunicatie wordt steeds nadrukkelijker gekeken naar het belang van emoties. Onderzoek geeft aan dat woordvoerders verdriet om een crisis mogen uiten in hun communicatie en niet altijd rationeel hoeven over te komen (Claeys, Cauberghe, & Leysen, 2013). Het publiek vindt woordvoerders die hun verdriet om dergelijke gebeurtenissen uiten meer oprecht dan diegenen die dat niet doen. Dit is echter vooral het geval wanneer een bedrijf een crisis zelf als eerste naar buiten brengt, hetgeen stealing thunder wordt genoemd (Arpan & Pompper, 2003; Arpan & Roskos-Ewoldsen, 2005; Wigley, 2011; Claeys & Cauberghe, 2012). In dit experimenteel onderzoek wordt de impact van zelfspot onderzocht. Heeft zelfspot een plaats binnen crisiscommunicatie en wat is de impact hierop van de timing (thunder vs. stealing thunder) en de bron van de crisiscommunicatie (bedrijven vs. individuen)? Literatuurverwijzing Arpan, L.M., & Pompper, D. (2003). Stormy weather: testing “stealing thunder” as a crisis communication strategy to improve communication flow between organizations and journalists. Public Relations Review, 29(3), 291-308. Arpan, L.M., & Roskos-Ewoldsen, D.R. (2005). Stealing thunder: Analysis of the effects of proactive disclosure of crisis information. Public Relations Review, 31(3), 425-433. Claeys, A.-S., & Cauberghe, V. (2012). Crisis response and crisis timing strategies, two sides of the same coin. Public Relations Review, 38(1), 83-88.
Claeys, A.-S., Cauberghe, V., & Leysen, J., The advantage of stealing thunder: Framing Crises your way, Journal of Applied Communication Research (2013), http://dx.doi.org/10.1080/00909882.2013.806991 Wigley, S. (2011). Telling your own bad news: Eliot Spitzer and a test of the stealing thunder strategy. Public Relations Review, 37(1), 50-56. Methode: Experimenteel onderzoek 3. De impact van non-verbale communicatie van woordvoerders in tijden van crisis. Een groot aandeel van het onderzoek naar crisiscommunicatie gaat na wat de impact is van de inhoud van crisiscommunicatie (bv. excuses aanbieden) (Avery, Lariscy, & Hocke, 2010). Weinig aandacht wordt besteed aan de non-verbale communicatie van woordvoerders (Gorn, Jiang, & Johar, 2008). Nonverbale -communicatie kan betrekking hebben op tal van zaken zoals uiterlijk (Gorn, Jiang, & Johar, 2008), stem (Tigue, Borak, O’Connor, Schandl, & Feinberg, 2012) en non-verbale gedragingen (Aguinis, Simonsen, & Pierce, 1998; Reinhard & Sporer, 2008). Op basis van de literatuur kan je een eigen voorstel uitwerken voor een experimenteel onderzoek. Daarbij ga je na wat de impact is van de non-verbale communicatie van de woordvoerder van een bedrijf in crisis op de perceptie die het publiek heeft van dat bedrijf. Literatuurverwijzing Aguinis, H., Simonsen, M.M., & Pierce, C.A. (1998). Effects of nonverbal behavior on perceptions of power bases. The Journal of Social Psychology, 138(4), 455-469. Avery, E.J., Lariscy, R.W., Kim, S., & Hocke, T. (2010). A quantitative review of crisis communication research in public relations from 1991 to 2009. Public Relations Review, 36(2), 190-192. Gorn, G.J., Jiang, Y., & Johar, G.V. (2008). Babyfaces, trait inferences, and company evaluations in a public relations crisis. Journal of Consumer Research, 35(1), 36-49. Reinhard, M.-A., & Sporer, S.L. (2008). Verbal and nonverbal behavior as a basis for credibility attribution: The impact of taks involvement and cognitive capacity. Journal of Experimental Social Psychology, 44(3), 477-488. Tigue, C.C., Borak, D.J., O’Connor, J.J.M., Schandl, C., & Feinberg, D.R. (2012). Voice pitch influences voting behavior. Evolution and Human Behavior, 33(3), 210-216. Methode: Experimenteel onderzoek 4. Geen titel Corporate social responsibility (CSR) “consists of clearly articulated and communicated policies and practices of corporations that reflect business responsibility for some of the wider societal good” (Matten & Moon, 2008, p. 405). CSR wordt op verschillende manieren geconcretiseerd, onder meer via cause-related marketing, cause promotion en filantropie (Jeong, Paek, & Lee, 2013). Hoewel de consument vaak sceptisch staat tegenover uitingen van CSR (Skarmeas & Leonidou, 2013), trachten bedrijven hier steeds vaker over te communiceren om een positieve attitude teweeg te brengen (Öberseder, Schlegelmilch, & Murphy, 2013). Op basis van de literatuur kan je een eigen voorstel uitwerken voor een experimenteel onderzoek binnen dit onderwerp. Literatuurverwijzing Jeong, H.J., Paek, H.-J., & Lee, M. (2013). Corporate social responsibility effects on social network sites. Journal of Business Research, 66(10), 1889-1895.
Matten, D., & Moon, J. (2008). “Implicit” and “explicit” CSR: A conceptual framework for a comparative understanding of corporate social responsibility. Academy of Management Review, 33(2), 404-424. Öberseder, M., Schlegelmilch, B.B., & Murphy, P.E. (2013). CSR practices and consumer perceptions. Journal of Business Research, 66(10), 1839-1851. Skarmeas, D., & Leonidou, C.N. (2013). When consumers doubt, watch out! The role of CSR skepticism. Journal of Business Research, 66(10), 1831-1838. Methode: Experimenteel onderzoek 5. De impact van corporate social responsibility op de perceptie van werknemers Bedrijven communiceren steeds vaker over inspanningen betreffende corporate social responsibility (CSR) in de hoop een positieve attitude bij de consument te creëren (Murphy & Schlegelmilch, 2013; Öberseder, Schlegelmilch, & Murphy, 2013). Dit onderzoek gaat na wat de impact van CSR is op het engagement van werknemers en hun identificatie met het bedrijf (cf. Ruck & Welch, 2013). Op deze manier kan worden nagaan of CSR niet alleen bijdraagt tot het externe succes van een bedrijf maar of het ook interne percepties positief beïnvloedt. Literatuurverwijzing Murphy, P.E., & Schlegelmilch (2013). Corporate social responsibility and corporate social irresponsibility: Introduction to a special topic section. Journal of Business Research, 66(10), 1807-1813. Öberseder, M., Schlegelmilch, B.B., & Murphy, P.E. (2013). CSR practices and consumer perceptions. Journal of Business Research, 66(10), 1839-1851. Ruck, K., & Welch, M. (2012). Valuing internal communication: Management and employee perspectives. Public Relations Review, 38(2), 294-302. Methode: Surveyonderzoek
D’HAENENS, LEEN
[email protected] 5 assessoren i.s.m. Leen d’Haenens: Anna Van Cauwenberge; Anna Berbers; Hanne Vandenberghe; Sofie Van Doninck en Willem Joris
[email protected] [email protected] [email protected]
[email protected] [email protected] 1.Mediabeleidstudies . Berichtgeving in kranten over de rol van de publieke omroep in het digitale tijdperk (inhoudsanalyse, frame-analyse; codeerinstrument voorhanden, onderzoek i.s.m. universiteit Zurich) 2.Boodschapanalyses . Islam in de pers (met de nadruk op Nederlandse en Franse media) (codeerinstrument is voorhanden, vergelijkbare studies/datasets zijn voorhanden) . De protesten in het Gezi-park in Istanbul: nieuwsanalyse (mainstream media en sociale media). (Bij voorkeur kennis van het Turks) . Wie waakt er in de regio? Studie van offline en online nieuwsmedia op het regionale en lokale niveau in Vlaanderen inzoomend op bestuurlijke informatie en op basis van een
steekproef van gemeenten in Vlaanderen. (deskresearch, beperkte inhoudsanalyse naar types nieuws, codeerinstrument is voorhanden) 3.Framingstudies Onder begeleiding van assessor drs. Anna Berbers . Framing van lokale aspecten van het conflict in Syrië in de Lage Landen. . Framing van globale aspecten van het conflict in Syrië in de Lage landen. Onder begeleiding van assessor drs. Willem Joris . Framing van de eurocrisis . Framing van het pensioendebat Bij beide onderwerpen kan de student zelf aangeven welke richting hij/zij wil uitgaan met de masterproef. Deze framingstudies kunnen ofwel kwantitatief zijn (inhoudsanalyses met kranten) ofwel kwalitatief (effectenstudies, focusgroepen, etc.), of een combinatie. In overleg met de assessor kan de inhoud en de methodiek van de masterproef vastgelegd worden. 4.Hard news, soft news, hybrid news: What’s in a name? Een inhoudsanalyse van politieke nieuwsberichtgeving in Vlaamse en Nederlandse televisienieuwsprogramma’s (max. 4 studenten) Onder begeleiding van assessor drs. Anna Van Cauwenberge In een poging helderheid te scheppen in de verschillende concepten die wetenschappers hanteren voor het definiëren en operationaliseren van journalistieke stijlen in politieke nieuwsberichtgeving, biedt een recent special issue van Journalism (2012, vol 13 n°2) een overzicht van veel gebruikte conceptualiseringen van politieke nieuwsberichtgeving, incluis de operationalisering van concepten in variabelen en codeerinstructies. Het doel, zo verduidelijken de editors van het special issue, is het ontwikkelen van een gestandaardiseerd meetinstrument ten behoeve van, o.a., crossnationaal onderzoek. De masterproeven die op dit thema werken gaan met deze codeerinstrumenten aan de slag, met als doel het doorlichten en classificeren van de politieke berichtgeving in verschillende Vlaamse en Nederlandse televisienieuwsprogramma’s. Methode: kwantitatieve inhoudsanalyse. 5.Invloed van de sociale omgeving op online weerbaarheid en online coping-strategieën van jongeren tussen 10 en 16 jaar (4 studenten) Onder begeleiding van assessor drs. Sofie Vandoninck Context: Jongeren komen haast onvermijdelijk met zogenaamde online risico’s in contact, zoals schokkende beelden, seksueel getinte beelden of boodschappen, contacten met onbekenden, misbruik van persoonlijke gegevens, online pestgedrag etc. Sommige jongeren zijn meer weerbaar en ontwikkelen passende coping-strategieën om hiermee om te gaan, maar anderen ervaren hier meer moeilijkheden mee. Eerder onderzoek wees uit dat zowel sociodemografische variabelen (geslacht, leeftijd, SES) als psychologische kenmerken bepalend zijn voor de online weerbaarheid en de keuze van de coping-strategieën. In dit onderzoek gaan we na in welke mate de sociale omgeving van de jongeren hierop een impact heeft. Met sociale omgeving bedoelen we ouders, andere familieleden, leerkrachten, en leeftijdsgenoten. Methode: - Elke student focust op één aspect van de sociale omgeving. o Ouders (eigen ouders, stiefouders, grootouders) o Familieleden (broers & zussen, neven & nichten, tantes & nonkels)
-
-
o Leerkrachten (titularis, vakleerkrachten, zorgleerkracht, directie) o Leeftijdsgenoten (klasgenoten, vrienden van school, vrienden van hobby’s) Klassikale survey bij Vlaamse jongeren van het vijfde leerjaar tot en met het vierde middelbaar. De vier studenten nemen dezelfde survey af. De survey bevat een aantal gemeenschappelijke vragen die relevant zijn voor alle studenten (bv: algemene vragen over internetgebruik), en vier onderdelen die toegespitst zijn op elk aspect van de sociale omgeving. Ervaring met kwantitatieve data-analyse is aangewezen (bv: in het kader van het kwantitatief of multi-methodisch seminarie).
6.Diversiteitsstudies Onder begeleiding van assessor drs. Hanne Vandenberghe Open diversiteit in de Vlaamse nieuwsmedia (3 studenten) Vandaag leven we in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluriformiteit. Media krijgen de taak toebedeeld om die verscheidenheid in hun inhouden te weerspiegelen (e.g. McQuail, 1992; Napoli, 1999). Deze meesterproeven kaderen in het onderzoek naar de mate waarin de Vlaamse nieuwsmedia diversiteit brengen. Concreet wordt nagegaan of het Vlaamse nieuws inhoudelijk divers is op vlak van bronnen, gender, leeftijd en etniciteit (gebaseerd op e.g. Napoli, 1999; Orgad, 2012; van Cuilenburg, 2005). Methode: vergelijkende kwantitatieve en kwalitatieve inhoudsanalyse op basis van twee weken steekproef in 2012 en 2013
Hierbij behoren volgende titels: - Open diversiteit in het Vlaamse krantenlandschap: een kwantitatieve en kwalitatieve -
vergelijking tussen De Standaard en Het Laatste Nieuws (1 student) Open diversiteit in het Vlaamse krantenlandschap: een kwantitatieve en kwalitatieve vergelijking tussen De Morgen en Het Nieuwsblad (1 student) Open diversiteit in het Vlaamse televisienieuws: een kwantitatieve en kwalitatieve vergelijking tussen de VRT en VTM (1 student)
Wat is beschikbaar?: geanalyseerde nieuwsitems voor twee weken 2012, codeerinstrument voor kwantitatieve inhoudsanalyse 7.Kiest de Vlaamse journalist bewust zijn/haar experten? (2 studenten) Brondiversiteit wordt gezien als een cruciaal aspect van een democratische samenleving (e.g. Napoli, 1999). De meesterproeven gaan na in welke mate journalisten bewust divers omspringen met hun bronnen. Er wordt via de website expertendatabank.be een websurvey opgezet alsook gelijktijdig worden de nieuwsinhouden van enerzijds De Standaard en Het Laatste Nieuws (1 student) en anderzijds De Morgen en Het Nieuwsblad (1 student) opgevolgd en geanalyseerd aan de hand van een kwantitatieve inhoudsanalyse. Methode: websurvey en kwantitatieve inhoudsanalyse
DE COCK, ROZANE
[email protected]
1. Relatie tussen nieuwsconsumptie en angst voor ongevallen 2. De plaats van nieuws in lessen in het onderwijs (bovenbouw lager onderwijs/middelbaar onderwijs): visie van leerkrachten/leerlingen (keuze) 3.Fouten in het nieuws: wat vinden nieuwsbronnen over de geloofwaardigheid van nieuwsitems (audiovisueel nieuws/printmedia/online) (keuze) 4.Analyse van twitteraccounts nieuwsprogramma’s (Vlaanderen/buitenland) (keuze) 5.Nieuwswaarden en nieuwsranking volgens publieksgroepen: een halve eeuw na Galtung en Ruge 6.Compulsief internet- en gamegebruik in Vlaanderen: prevalentieinschatting volgens huisartsen/leerkrachten/CLB-experts (keuze)
DE GROOFF, DIRK
[email protected] 1.eBook reader versus tablet: de evolutie van het digitale boek Zowel de ebook reader als de tablet worden gebruikt voor het lezen van digitale boeken. Hoe verloopt de evolutie van het gebruik van deze twee dragers? Is de tablet een concurrent voor de ebook reader of zijn beide dragers complementair? Wat zijn de motieven van de gebruikers om te kiezen voor de ebookreader of de tablet? Aanbevolen vak(ken) / Aanbevolen OPO of OPO’s: ICT: technologie en toepassingen Literatuurverwijzing: Tablet and e-book reader ownership nearly double over the holiday giftgiving period L Rainie - Tablet, 2012 - wwww.pewinternet.com
Methode: Kwantitatief onderzoek bij gebruikers van een ebook reader of een tablet. 2.De opkomst van online (streaming) muziekdiensten, de teloorgang van klassieke radio? Een onderzoek bij universiteitsstudenten. Sinds een aantal jaren wordt muziek verzonden via zogenaamde online (streaming) muziekdiensten, zoals bijvoorbeeld Spotify, iTunes radio, Last.fm en dergelijke. Eén en ander zou kunnen leiden tot de daling van luisteraars van klassieke radiokanalen en uiteindelijk tot het verdwijnen ervan. Aanbevolen vak(ken) / Aanbevolen OPO of OPO’s: ICT: technologie en toepassingen
Literatuurverwijzing: Radio content on the World Wide Web: Comparing streaming radio stations in the United States W Ren, SM Chan-Olmsted - Journal of Radio Studies - 2004 - Taylor & Francis
Methode: Kwantitatief onderzoek bij studenten KU Leuven 3.Social media recruiting. Het gebruik van sociale media voor de aanwerving van personeel Werving van nieuw personeel gebeurt meer en meer via sociale media. Welke sociale media worden hiervoor ingeschakeld, wat zijn de resultaten en wat zijn de voor- en nadelen van deze nieuwe HR-kanalen? Aanbevolen vak(ken) / Aanbevolen OPO of OPO’s: ICT: technologie en toepassingen Literatuurverwijzing: Recruiting with Social Media: Social Media's Impact on Recruitment and HR R Anand - 2010 – Rearson Education Recruiting with Social Media: Social Media's Impact on Recruitment and HR R Anand - 2010 – Rearson Education Best practices for using social media as a recruitment strategy SA Madia - Strategic HR Review, 2011 - emeraldinsight.com
Methode: Kwalitatief onderzoek (interviews) met HR-verantwoordelijken van bedrijven en organisaties 4.De opkomst van online televisie en de impact ervan op ‘klassieke’ televisiekanalen Online televisie (televisie via het internet/zonder tussenkomst van kabelbedrijven) – infiltreert steeds meer in het televisielandschap. In deze masterproef zal worden nagegaan welke spelers reeds in de markt zijn en wat de impact kan zijn op de klassieke televisiezenders/kanalen. Aanbevolen vak(ken) / Aanbevolen OPO of OPO’s: ICT: technologie en toepassingen Literatuurverwijzing: Going Over the Top: Online Television Distribution as Sociotechnical System J. Braun - Communication, Culture & Critique - 2013 - Wiley Online Library Methode: Kwalitatief onderzoek via interviews met vertegenwoordigers van Vlaamse televisiezenders.
EGGERMONT, STEVEN
[email protected]
4 assessoren i.s.m. S. Eggermont: Ine Beyens, Eline Frison, Laura Vandenbosch en Sofie Vandyck
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] TOELICHTING: Geïnteresseerden kunnen een masterproef maken in het kader van één van de onderstaande onderzoekslijnen. Een aantal van de thema’s is verkennend; het masterproef-onderzoek is dan niet strikt gebonden aan een bepaald tijdsschema. Andere thema’s kaderen in een lopend studieproject. Wie een thema kiest dat past in een lopend studieproject engageert zich uitdrukkelijk om mee te stappen in de timing van het project. Vaak impliceert dit dat data al in oktober, november, december worden verzameld. Een voordeel daarvan is dat je al snel over je data beschikt, en dat deze dataset vaak grootschaliger is dan wat een student alleen kan verzamelen. Het nadeel is dat je al vroeg in het academiejaar intensief aan je masterproef dient te werken. Onderzoekslijn 1: Media, lichaam en seksualiteit 1. Lopend studieproject Het Jersey Shore Sun Tan Effect : Seksualiserend mediagebruik en het streven naar een geïdealiseerde huidtint door (extreem) zonnekloppen, het gebruik van zonnebank, het gebruik van zelf-bruiner en/of het gebruik van blekende crèmes (Surveyonderzoek bij adolescenten en/of studenten; 2 tot 3 studenten kunnen werken rond dit thema; dataverzameling in oktober) – L. Vandenbosch 2. Lopend studieproject Seksuele media effecten op elk moment van de dag ?: Een Daily Experience studie bij studenten (2 tot 3 studenten kunnen werken rond dit thema; onderzoek in oktober/november) – L. Vandenbosch 3. Verkennend Seksualiserend mediagebruik en persoonlijkheidskenmerken: Het gebruiken de effecten van seksualiserend mediagebruik bij perfectionisten en neuroten. (Surveyonderzoek bij adolescenten en/of studenten) – L. Vandenbosch 4. Verkennend “Nice pic :) would get 8. 10 :) Be happy ♥” : Het effect van ASK FM op het lichaamsbeeld en de seksualiteitsbeleving van jonge adolescenten (Surveyonderzoek of experiment bij adolescenten) – L. Vandenbosch 5. Verkennend Mediagebruik en de initiatie van seksueel gedrag in de adolescentie: een meta-analytische aanpak – S. Eggermont 6. Verkennend Gepercipieerde normen in vriendengroepen interfereren met het effect van media op de seksuele ontwikkeling van adolescenten (Surveyonderzoek; 2 studenten kunnen werken rond dit thema) - S. Eggermont 7. Verkennend Het prototype/willingness model als verklaring voor de initiatie van seksueel gedrag en de rol van media daarin (Surveyonderzoek; dataverzameling i.s.m. thema 6) – S. Eggermont
8. Verkennend Media, schoonheidsidealen, (zelf-)objectivering bij Holebi-jongvolwassenen (Surveyonderzoek) – S. Eggermont 9. Verkennend Zelf-objectivering en attractivenes based friends selection op Facebook Welke jongeren willen knappe vriend(inn)en in hun netwerk? (Een experiment of survey) – S. Eggermont 10. Verkennend Internalisering van schoonheidsidealen uit media leidt tot hogere verwachtingen voor een geschikte partner (een experiment of survey; 2 studenten kunnen werken rond dit thema) – S. Eggermont 11. Verkennend Mediagebruik en seksueel kwetsend gedrag (attitudes: bagatellisering van denigrerend gedrag/sexual harassment/seksueel geweld; vrouw als seksueel ondergeschikt, …; gedrag: scripts van seksuele ontmoetingen, betrokkenheid als dader slachtoffer in seksueel kwetsend gedrag, …) (survey en of experiment; verschillende studenten kunnen rond dit thema werken) – S. Eggermont 12. Verkennend Het verband tussen het lezen van tijdschriften en seksuele en/of relationele verwachtingen bij jonge meisjes (Surveyonderzoek) – S. Van Dyck Onderzoekslijn 2: Mediagebruik van jonge kinderen in de thuisomgeving 13. Verkennend Alles onder controle? De rol van perceived behavioral control in het limiteren van het mediagebruik van jonge kinderen (Surveyonderzoek bij ouders van peuters/kleuters) – I. Beyens 14. Verkennend Elk kind een tablet? Een verklarende studie naar de intentie van ouders om hun jonge kinderen de tablet te laten gebruiken (Surveyonderzoek bij ouders van peuters/kleuters) – I. Beyens 15. Verkennend De rol van cognitieve factoren (bv. attitudes) en structurele omstandigheden (bv. werk, parenting stress) van ouders in het mediagebruik van jonge kinderen (Surveyonderzoek bij ouders van peuters/kleuters) – I. Beyens Onderzoekslijn 3: Sociale media en omgaan met stress in de adolescentie 16. Lopend studieproject Het MASS-project (Media – Adolescenten – Sociale steun – Stress) wil de relaties tussen sociale mediagebruik, in het bijzonder Facebook, stress, sociale steun en welzijn van jongeren in kaart brengen (Surveyonderzoek bij adolescenten – dataverzameling in oktober – 4 studenten kunnen werken rond dit thema, met elk een specifieke onderzoeksvraag) – E. Frison OV1: De relatie tussen verschillende typen Facebookgebruik en (online) stress bij adolescenten OV2: De relatie tussen verschillende typen Facebookgebruik en (online) sociale steun bij adolescenten. OV3: De relatie tussen verschillende typen Facebookgebruik en (online) coping bij adolescenten. OV4: De relatie tussen verschillende typen Facebookgebruik en welzijn bij adolescenten: de rol van onderliggende factoren binnenin deze relatie (e.g., closeness to friends, selfdisclosure). 17. Verkennend Fear of Missing Out : gebruik van sociale media bij adolescenten en de angst om iets te missen (kwalitatief of kwantitatief onderzoek) – S. Van Dyck
Onderzoekslijn 4: twee bijkomende thema’s 18. Lopend studieproject Game Engagement/involvement en reward sensitivity/Sensation Seeking (experiment in februari-maart) – S. Eggermont 19. Verkennend De ontwikkeling van mediavoorkeuren en de rol van leeftijdsgenoten daarin – een sociaal netwerkperspectief (een social network survey; 2 studenten kunnen werken rond dit thema) – S. Eggermont
ENGELEN, LEEN
[email protected]
1.Filmcultuur tijdens de Eerste Wereldoorlog – een casestudie van de bioscoopprogrammering in een Belgische stad naar keuze (1914-1918). De promotor verricht sinds geruime tijd onderzoek naar film en de Eerste Wereldoorlog in al haar facetten: representatie van de oorlog in speelfilm en documentaire; filmproductie, filmcultuur en bioscoopprogrammering tijdens de oorlogsjaren… Voor deze Masterproef ligt de nadruk op bioscoopprogrammering tijdens de oorlogsjaren. De student zal voor een stad of dorp naar keuze (rekening houdend met de beschikbare bronnen) nagegaan welke impact de Duitse filmpolitiek had op de lokale bioscoopprogrammering. Het kan gaan om bioscopen in een stad of dorp aan het front (bijvoorbeeld Poperinge of Zarren), in het bezette land of in krijgsgevangenkampen. Hoeveel bioscopen waren er in een specifieke stad? Werden er cinema’s gesloten of omgevormd tot “Soldatenkinos”, hospitalen of music-halls? Welke films werden vertoond en hoe zagen de globale filmprogramma’s eruit? Hoe evolueerden de fimlprogramma’s doorheen de oorlog? Werden er ook filmvoorstellingen georganiseerd voor en door de bezetter? Werd hiertegen gereageerd door de bevolking? En hoe ging de modale bioscoopbezoeker daar mee om? Werd er in de lokale pers bericht over de films, bioscopen, taxen op bioscoopbezoek, Duitse verordeningen i.v.m. bioscopen… Om dergelijke vragen te beantwoorden, wordt de programmering van een of meerdere bioscopen gereconstrueerd en in een database gegoten. De data worden verzameld door het systematisch doornemen van de lokale pers uit deze periode. Aan de hand van een kwantitatieve en/of kwalitatief analyse van de data worden specifieke onderzoeksvragen beantwoord. 2.De introductie van de geluidsfilm in België Toen Warner Brothers in 1927 The Jazz Singer internationaal uitbracht, was dit voor de Belgische filmindustrie nog maar het begin van een lange en boeiende conversieperiode. Niet alleen filmproducenten moesten de overstap maken, ook filmverdelers en filmvertoners moeten zich aanpassen aan de nieuwe technologie. In deze masterproef onderzoek je een of meerdere facetten van de conversieperiode in België: de publieke opinie en mening de filmpers over de geluidsfilm, het verloop van de technologische aanpassing van de bioscopen, de rol van belangenverenigingen van bioscoopuitbaters in het bepalen van technologische standaarden, productie van geluidsfilms in België… Je onderzoek bestaat hoofdzakelijk uit literatuurstudie en historisch archiefonderzoek. De archieven van Koninklijk Filmarchief en het Algemeen Rijksarchief in Brussel zijn de voornaamste vindplaatsen.
HESLING, WILLEM
[email protected] 1.Analyse van het oeuvre (of een deel daarvan) van een individuele cineast c.q. producent, scenarioschrijver, production designer, director of photography, acteur/actrice, criticus, etc. 2.Analyse van een filmisch genre c.q. filmische stroming. 3.Analyse van de filmische representatie van een maatschappelijke en/of historische problematiek. 4.De relatie tussen film en andere media (bv. film en schilderkunst, film en literatuur, film en muziek, etc.).
5.Bestudering van een onderdeel/aspect van de filmtheorie (o.m. auteurstheorie, filmsemiotiek, filmtechnologie, filmnarratologie, de rol van de kijker).
Assessor i.s.m. Willem Hesling: Tom Vercruysse
[email protected] Historische films en de middeleeuwen
KOEMAN, JOYCE
[email protected]
Spreekuur: dinsdagnamiddag 13u-15u / op afspraak, Instituut voor Mediastudies (03.156) Motivatiebrieven: kunnen individueel of in duo/trio worden ingediend, maar de persoonlijke motivatie en inbreng van elke student dient steeds geëxpliciteerd te zijn! Gelieve steeds het nummer van het voorgestelde onderwerp uit de lijst te vermelden. Google+ : deze promotor maakt in het kader van een onderwijsproject gebruik van Google+ in de begeleiding van studenten, omdat meerdere studenten rond eenzelfde thema kunnen werken. Studenten die zich aandienen zijn bereid een account aan te maken en het potentieel van Google+ als ondersteunende tool in de masterproefbegeleiding mee te evalueren. A.Een doorlichting van de communicatie door Vlaamse zelfhulporganisaties Zelfhulporganisaties trachten hun bereik en werking voor een zo breed mogelijk publiek toegankelijk te maken, maar slagen hier niet altijd even goed in. Onderstaande masterproeven moeten ingebed zijn in de literatuur en tegelijkertijd via wetenschappelijke methoden leiden tot waardevolle aanbevelingen voor de praktijk. Dit onderzoek wordt daarom gevoerd in samenspraak met het Trefpunt Zelfhulp aan onze faculteit http://zelfhulp.be/index.html en beoogt een inventarisatie van de actoren die betrokken zijn bij de zorg- en hulpverlening ter preventie, behandeling en nazorg van personen die geconfronteerd worden met borstkanker of depressies. De focus ligt op de wijze waarop z.g.n. probleemervaarders, hun familie- en vrienden en hulpverleners zich organiseren en de (traditionele en nieuwe) media die zij gebruiken in hun publieke communicatie. Zowel een analyse van de inhoud die besproken wordt als de ervaringen van de betrokken partijen vormen het onderwerp van studie. Studenten zullen zich in eerste fase gemeenschappelijk vertrouwd maken met de betrokken zelfhulporganisaties en de communicatie die (publiekelijk) gevoerd wordt en vervolgens
individueel werken aan één specifieke betrokken partij in de evaluatie van dergelijke communicatie(stromen). 1) De communicatie en het bereik van zelfhulporganisaties omtrent borstkanker (3 studenten) a. Een inhoudsanalyse (gemeenschappelijk deel) b. Focusgroepen bij probleemervaarders (1 student) c. Focusgroepen bij familie en vrienden (1 student) d. Focusgroepen bij hulpverleners (1 student) 2) De communicatie en het bereik van zelfhulporganisaties omtrent depressies (3 studenten) a. Een inhoudsanalyse (gemeenschappelijk deel) b. Focusgroepen bij probleemervaarders (1 student) c. Focusgroepen bij familie en vrienden (1 student) d. Focusgroepen bij hulpverleners (1 student)
Aansluitend op bovenstaande thematiek kunnen studenten zich ook aanmelden voor: 3) Een analyse van zelfhulpinitiatieven op Facebook (2 studenten): a. Een wildgroei aan zelfhulpgroepen of Facebook buiten de radar van Trefpunt Zelfhulp? Identificatie en netwerkanalyse van nog onbekende initiatieven op Facebook (gemeenschappelijk deel) b. Een inhoudsanalyse van zelfhulpinitiatieven op Facebook (1 student ) c. De motieven voor lidmaatschap aan informele zelfhulpgroepen op Facebook: diepteinterviews (1 student) 4) De bekendheid en attitudes ten aanzien van zelfhulporganisaties bij het Vlaamse publiek: een survey (max. 2 studenten)
B. Reclameonderzoek 5) ‘Umfeld’ en selectiviteit: De impact van identificatie met reclamemodellen op selectieve aandacht voor redactionele content in (online) magazines
In traditioneel reclame-onderzoek wordt meestal onderzocht welke context het meest wenselijk is om zoveel mogelijk aandacht voor geplaatste advertenties te creëren en/of de kans op afleiding of vermijding te verminderen. In onderstaande masterproeven trachten we de relatie om te keren en te onderzoeken welke rol kenmerken van advertenties (in het bijzonder reclamemodellen) spelen in het creëren van aandacht voor redactionele teksten. Aandacht zal gemeten worden aan de hand experimenteel onderzoek dat idealiter gebruik maakt van eye-tracking technologie: a. De impact van genderidentificatie op de selectieve aandacht van mannelijke en vrouwelijke lezers van advertorials b. De impact van religieuze identificatie op de selectieve aandacht van religieuze en nietreligieuze lezers van advertorials c. De impact van etnische identificatie op de selectieve aandacht autochtone en allochtone lezers van advertorials d. De impact van leeftijd op de selectieve aandacht van jongere en oudere lezers van advertorials
In lijn met bovenstaande titels kan men ook de magazines en advertorials vervangen door de manipulatie van foto’s bij online nieuwsberichten. 6) De likeability van specifieke reclamekenmerken in commercials
In samenspraak met de Vlaamse Media Maatschappij (VMMa) is het ook mogelijk om een onderzoeksvoorstel in te dienen dat gebruikt maakt van en een uitbreiding levert op het
panelonderzoek dat reeds binnen de VMMa voor handen is. Hierbij wordt gezocht naar een combinatie tussen enerzijds inhoudsanalyse (ter plaatse door de student te coderen) en likeability scores van recente commercials. Dit geeft inzicht hoe advertenties met specifieke kenmerken geëvalueerd worden door specifieke publieksgroepen. Mogelijke topics zijn: a. b. c. d.
Nostalgische cues Genderstereotypering Humor …
JANSSENS, KIM
[email protected] De impact van reclame op materialisme bij ouderen vs. 25-45 jarigen.
OPGENHAFFEN, MICHAËL
[email protected] [email protected]
Onderwerpen meesterproeven M. Opgenhaffen Algemeen: stuur motivatiebrief (max 2 A4) naar
[email protected]. Beargumenteer waarom jij de geknipte persoon bent om dit onderzoek uit te voeren en beschrijf hoe jij het onderzoek zou aanpakken. 1.Sociale mediarichtlijnen bij bedrijven. Meer en meer bedrijven stellen sociale mediarichtlijnen op. Deze richtlijnen maken aan de werknemers duidelijk wat er kan en niet kan op sociale media als Facebook, Twitter, enz. In dit onderzoek maakt de student een analyse van de richtlijnen die bedrijven/organisaties voor hun werknemers opstellen. We zijn immers benieuwd wat er allemaal instaat. De student verzamelt bij een steekproef van bedrijven de sociale mediarichtlijnen en voert hierop een inhoudsanalyse uit. Deze analyse kan eventueel aangevuld worden met kwalitatieve interviews met de opstellers van deze richtlijnen. 2.Sociale media en kennis: weten we meer door Facebook en Twitter? Verschillende onderzoeken tonen aan dat sociale media een belangrijke nieuwsbron zijn. Vooral voor jongeren lijkt dit het geval. Sociale media concurreren met de meer traditionele nieuwsmedia als kranten, radio en televisie, en zelfs met sociale nieuwssites. Als sociale media voor sommige nieuwsconsumenten een belangrijke nieuwsbron zijn, dan dringt de vraag zich op wat sociale mediagebruikers effectief leren van sociale media. Zijn mensen die vaak op sociale media als Facebook en Twitter actief zijn beter geïnformeerd over het nieuws van de dag dan zij die zich vooral beroepen op traditionele (online) nieuwsmedia, of denken ze dat alleen maar. De student voert in het kader van deze onderzoeksvragen een kwantitatieve survey uit. 3.Online privacy: The Right to be Forgotten. Europa is aan het werken aan een regelgeving om gebruikers van het internet de mogelijkheid te geven online identificatiegegevens te verwijderen, dit ter bescherming van de online privacy. De student kadert deze regel binnen de brede context van online privacy en
onderzoekt via een survey of focusgroepen bij online gebruikers de wenselijkheid en de modaliteiten van deze regel. 4.Sociale media als (non-)nieuwsbron. Je kunt vandaag de krant niet openslaan of je ziet verwijzingen naar Facebook of Twitter. Ook op televisie worden tweets of foto’s vanop Facebook vaak gebruikt als aanleiding van of ter illustratie bij een nieuwsbericht. En wat dan te zeggen van online nieuwssites die gretig gebruik maken van deze sociale media als nieuwsbron? De student maakt in deze meesterproef een analyse van de nieuwswaarde van berichten in kranten, online nieuwsites en/of televisie die over sociale media gaan, of sociale media als bron of illustratie gebruiken. Gaat het om nieuwswaardige feiten, of eerder om non-events? 5.Het gebruik van sociale media door academici De student maakt een analyse van het gebruik van sociale media door proffen en assistenten. Dit kan op basis van een inhoudsanalyse en/of survey of diepte-interviews
RIBBENS, WANNES
[email protected] Assessor i.s.m. Wannes Ribbens: Julie Diels
[email protected] Meer informatie (korte beschrijving, mogelijke referentie) over deze onderwerpen kan teruggevonden worden via volgende link: https://perswww.kuleuven.be/~u0056196/Lijst%20masterproeven.pdf 1.Representatie van volkeren/rassen in video games (of televisieserie) 2.Representatie van de ‘gemiddelde Vlaming’ in series zoals ‘Van vlees en bloed’, Quiz me Quick, en ‘Met man en macht’ 3.Representatie van gender/seksualiteit/klasse in televisieseries/muziek/video games 4.Populaire muziek en identiteit 5.Muziek – politiek activisme (bv. Occupy beweging) 6.Concentratie en convergentie in het Vlaamse medialandschap 7.Het effect van shooting games op politieke kennis en attitudes 8.Videogames en kritisch-ethische reflectie 9.De effecten van videogames: de rol van geobserveerd realisme 10.Online virtuele werelden, participatie en activisme
11.Online communities als subcultuur/tribe 12.Videogames en het concept hegemonie 13.Gebruik van video games door jongeren in instellingen 14.Video games als laboratoria (ev. The Sims) Verder worden goede voorstellen rond volgende thema’s in overweging genomen: a) De maatschappelijke rol van de culturele industrieën (media) (zie bv. Hesmondhalgh (2013). The cultural industries. London: Sage Publications. b) Subculturen/tegenculturen/tribes/neo-tribes/scenes in Vlaanderen (zie bv. Muggleton & Weinzierl (2003). The post-subcultures reader. London: Oxford International publishers) c) Muziek –fancultuur d) Receptieprocessen in video games (zie bv. Poels & Malliet (2011). Vice city virtue. Leuven: Acco) e) Circuit of culture (zie bv. Du Gay, Hall, Janes, Mackay, & Negus (1997). Doing cultural studies. The story of the Walkman)
ROE, KEITH
[email protected] 1.The Last Name Effect Volgens Carlson (zie: “The Last Name Effect: How last names influences acquisition timing”) kopen personen met een familienaam die begint met een X, Y of Z sneller, meer en duurder omdat ze het (onbewust) beu zijn om te wachten op hun beurt: “we propose that it stems from childhood ordering structures that put children with different names in different positions in lines. For example, since those late in the alphabet are typically at the end of lines, they compensate by responding quickly to acquisition opportunities.” Iemand wordt gezocht die een survey kan opstellen of een experiment kan opzetten met dit effect indachtig, maar hier een inventieve draai aan kan geven voor origineel onderzoek. 2.De invloed van media op de naamgeving van nieuwgeborenen. Welke invloed hebben media (tv-programma’s, films, boeken, …) op naamgeving van nieuwgeborenen? Voorstellen in kader van dit thema zijn welkom (bijvoorbeeld: een vergelijkende studie tussen de populariteit van voornamen versus populaire tv-series of boeken in eenzelfde tijdsperiode, … ). 3.Andere voorstellen van studenten in de domeinen mediasociologie en media-effecten worden met belangstelling tegemoet gezien. Assessor i.s.m. Keith Roe: Anne Dickmeis
[email protected] 1.Muziek en seksuele selectie (2 personen)
Het project bestaat uit twee deelprojecten (één persoon per project), die ook geheel onafhankelijk van elkaar kunnen plaatsvinden. De mogelijkheid bestaat echter ook om voor het hele project samen te werken om data te verzamelen indien gewenst door beide partijen. Voorstellen met suggesties om het opzet te veranderen, of geheel andere voorstellen in kader van het thema zijn uiteraard ook welkom. Deelproject A: Vrouwen en aantrekking tot de mannelijke zangstem Voorbeeld van onderzoeksopzet:
Prepuberale meisjes en vrouwen van ongeveer 18 jaar worden gevraagd om zangfragmenten te beoordelen op aantrekkelijkheid. Daarnaast worden eveneens andere factoren (inclusief controlefactoren) die de student belangrijk vindt, bevraagd. Experimentele opzet ook mogelijk. Deelproject B: Vrouwen en aantrekking tot een man, gemodereerd door de zangstem Voorbeeld van onderzoeksopzet:
Prepuberale meisjes en vrouwen van ongeveer 18 jaar worden gevraagd om zangfragmenten met foto’s te beoordelen in een simpele experimentele setting. De gebruikte foto’s worden in een pre-test beoordeeld door een andere groep. De student zorgt uiteraard voor operationalisering en andere factoren (inclusief controlefactoren). 2. Subculturenstudie: Straight Edge Hardcore Kwalitatieve studie omtrent de subcultuur Straight Edge Hardcore scene. Eventueel kan ook geopteerd worden voor de hardcore scene zonder Straight Edge component. Vereisten: - Zelf beschikken over toegang tot de subcultuur (eventueel via derden) -
Thema’s passend in dit onderwerp kunnen afbakenen
-
Sterke affiniteit hebben met kwalitatieve studies
-
Voorafgaandelijke (positieve of negatieve) vooroordelen erkennen en kritisch omgaan met de zelf-verzamelde gegevens
SMITS, TIM
[email protected]
Assessor i.s.m. Tim Smits: Evy Neyens (onderwerpen worden op een later tijdstip verdeeld) e-mail adres: nog niet beschikbaar Communicatiewetenschappen – Strategische Algemene opmerkingen - Mondelinge toelichting bij deze onderwerpen is enkel mogelijk op woensdagnamiddag (14u30-17u30). Dit moment geldt tevens als spreekuur doorheen het academiejaar. - De voorgestelde onderwerpen passen binnen een redelijk strikt kader van onderzoekslijnen. Binnen die lijnen is er nog ruimte voor creativiteit, maar de concreetheid van de voorstellen moet de studenten in staat stellen de draad snel op te pikken
-
De begeleiding voor de voorgestelde onderwerpen gebeurt door Tim Smits of door een assessor.
Deze promotor maakt in het kader van een onderwijsproject gebruik van Google+ in de begeleiding van studenten. Studenten zijn bereid een account aan te maken en het potentieel van Google+ in masterproefbegeleiding mee te evalueren. 1.Vrij onderwerp – Replicatieonderzoek Aan de lopende band worden interessante artikels gepubliceerd maar je kan je afvragen wat de reële waarde is van de gegevens in die artikels. Hoe robuust zijn die bevindingen? Om daar een antwoord op te geven worden studenten uitgenodigd om een interessant en relevant artikel in het domein van de persuasieve en/of marketingcommunicatie voor te dragen voor een replicatieonderzoek. De bedoeling is dan om zo exact mogelijk het bestaande onderzoek te repliceren. Van deze scripties wordt verwacht dat studenten er ook een Engelstalige white paper over schrijven. Indien je zulk een onderwerp wil uitwerken, moet je in je motivatiebrief duidelijk aanhalen waarom je voor dat artikel koos, wat je zelf verwacht in verband met de resultaten en ook hoe jij de uitvoering van die replicatie mogelijk acht. 2.De kracht van resultaten – power van een effect Beslissingen over hoe een onderzoek gevoerd zal worden, zijn vaak ook deels op praktische haalbaarheid gebaseerd, maar ze hebben wel een effect op de resultaten. Denk daarbij aan de beslissing hoeveel deelnemers je probeert te bereiken, of dat een homogene groep mensen is (allemaal studenten bv. of niet), welke antwoordschaal je gebruikt etc… Bedoeling van dit onderwerp is om een gekend en vaak gerepliceerd fenomeen uit de literatuur van persuasieve communicatie opnieuw te onderzoeken, maar op zo’n manier dat je het effect van die beslissingen kan aantonen. De theoretische achtergrond van dit onderwerp is wellicht complex, maar de bedoeling is het onderzoek zelf heel intuïtief te voeren. 3.Koken en smeren voor TV. Onbewuste effecten op consumptie Over de relatie tussen TV-kijken enerzijds en eetpatronen en hoeveelheid voedselinname anderzijds zijn al heel wat artikels geschreven en die wijzen vaak in de richting van een relatie tussen de twee. Niet alleen is die relatie correlationeel bevestigd; ook causaal interpreteerbaar experimenteel onderzoek toont aan dat het kijken van televisie en/of de voedselreclames op televisie effecten heeft op onmiddellijke en latere voedselinname. Zowel bij kinderen als bij volwassenen gaat het daarbij vaak om sterke effecten. Waar echter veel minder aandacht aan besteed werd, is hoe we met aparte ingrediënten omgaan in die omstandigheden. Smeren we ook meer boter als tegelijk de televisie opstaat? Gebruiken we meer vetstof of meer vice ingrediënten (relatief t.o.v. virtue producten) wanneer we koken terwijl die televisie opstaat? En maakt het iets uit wat we zien (kookprogramma’s, entertainment, reclame, voedselreclame)? - 1 à 2 studenten kunnen deelnemen en elk een apart stuk van de vraagstelling uitwerken. Methode: Experimenteel kwantitatief onderzoek 4.Kindervoedselmarketing
Kinderen vormen een belangrijke markt voor heel wat producten, maar voedsel is bij uitstek de sterkst geadverteerde categorie voor de jongste consumenten. Omwille van logische economische principes is het vooral ook ongezond voedsel dat grote marketingbudgetten besteedt. Reeds heel wat onderzoek werd verricht de laatste decennia, maar dit onderwerp zal specifiek onderzoeken wat de gevolgen zijn van ogenschijnlijk subtiele marketingbeslissingen op attitudes en gedrag van kinderen ten aanzien van voedsel zoals ontbijtgranen. Denk bijvoorbeeld aan de aanwezigheid van gezondheidsclaims (vitaminen worden vernoemd, fruit op de afbeelding, …), de hoeveelheid ontbijtgranen die suggestief mee op de verpakking staan, etc. - 3 à 4 studenten kunnen een experimenteel onderzoek opstellen om een deel van de vraagstelling te onderzoeken - 1 à 2 studenten kunnen een veldonderzoek doen naar de aanwezigheid van zulke cues in de retailsector Methode: Experimenteel of observationeel kwantitatief onderzoek
VAN DEN BULCK, JAN
[email protected] Concrete thema’s: 1.Bestaat “Ringxiety” (HypoVibroChondria) – de onterechte indruk dat de gsm afgaat? 2.Wat beschouwen jongeren tegenwoordig als TV-kijken? (invloed van digicorders, digitale platforms, uitgesteld kijken, YouTube enz.) 3.Hoe ouders van hun kinderen gedragingen leren in verband met het gebruik van GSM, smartphone, tablet etc. 4.Er wordt beweerd dat mensen vroeger een vechtkunst (karate, kungfu etc.) begonnen omdat ze beïnvloed waren door bepaalde films. Vandaag de dag zou het effect van computergames groter zijn. Kwantitatieve studie van de vraag of vechtkunstbeoefenaars door de media beïnvloed zijn en zo ja, door welke. 5.(Inhouds)analyse van martial artswebsites gericht op kinderen: hoeveel vermelden bullying en stellen ze het voor alsof geweld het antwoord is? 6.Kwalitatieve cultivatiestudies: bv: wat weten mensen over defibrillatie? Kunnen ze het demonstreren? Waar hebben ze hun kennis vandaan? Andere clichés zijn ook mogelijk. 7.Blootstelling aan muziekvideo’s en opvattingen over stalking 8.Vergelijking van kijkcijfers in landen met en zonder ondertiteling // dubben 9.In samenwerking met www.vad.be (tot 3 studenten voor dit thema): inhoudsanalyse: alcohol en drugs in de media
En verder: thema’s waarover goed uitgewerkte voorstellen ingediend kunnen worden: 1.De effecten van media-gebruik op slaapgedrag 2.Effecten van media-gebruik op gezondheidsaspecten 3.Effecten van media-geweld, geweldvraagstukken 4.Aspecten van cultivatietheorie en toepassingen van cultivatietheorie op concrete thema’s Assessor i.s.m. Jan van den Bulck: Liese Exelmans
[email protected] 1.To sleep or not to sleep: het verband tussen mediagebruik en slaapgedrag Dit project heeft tot doel in kaart te brengen hoe ons mediagebruik (televisie, videogames, social media, …) onze slaapkwaliteit kan beïnvloeden. Welk effect heeft het spelen van games op onze nachtrust? Lokken bepaalde programmagenre’s een verstoorde slaap uit? Wie ligt er ’s nachts wakker van Facebook? Optie 1: kwantitatief surveyonderzoek. De vragenlijst voor dit project is reeds gedeeltelijk samengesteld. Optie 2: kwalitatief onderzoek (diepte-interviews, focusgroepen, …) Verschillende subthema’s binnen beide benaderingen zijn ook mogelijk:
Het gebruik van verschillende mediavormen als sleep aid De impact van mediagebruik op dromen (dream diary) Bedroom media use: de aanwezigheid en het gebruik van verschillende mediavormen in de slaapkamer
Studenten mogen binnen dit thema ook steeds eigen voorstellen aanbrengen. 2.Televisiekijken anno 2013 Dit thema focust zich op in kaart te brengen hoe Vlamingen tegenwoordig de televisie gebruiken. Deze onderwerpen kunnen zowel kwantitatief als kwalitatief benadert worden en er kunnen altijd eigen suggesties gedaan worden. a. Fictie als verslaving: binge viewing in Vlaanderen.
Sommige televisieprogramma’s zijn zo verslavend dat we ze in één ruk willen uitkijken. Populaire series zoals Game of Thrones worden massaal gedownload om dan de ene na de andere aflevering te kunnen bekijken. Dit fenomeen wordt ook wel eens binge viewing genoemd en komt steeds vaker voor. Toch bestaat er maar weinig wetenschappelijk onderzoek hierover. Een exploratieve studie rond dit thema wil dus de “wie-wat-wat-waar-en hoe?” nagaan van binge viewing. Bestaat dit in Vlaanderen? Op welke manier? Wie zijn de binge viewers? b. Wat is televisiekijken?
De televisie is lang niet meer het enige scherm in onze media-omgeving: smartphones, laptops, en iPads kunnen tegenwoordig als waardige vervangers fungeren. Wat beschouwen Vlamingen vandaag als televisiekijken? Welke impact heeft het digitale televisiekijken hierop? En vooral: hoe meten we dit op een accurate manier? Studenten mogen binnen dit thema ook steeds eigen voorstellen aanbrengen.
VAN GORP, BALDWIN
[email protected]
Assessor i.s.m. Baldwin Van Gorp: Maarten Corten Enkele vragen die kunnen helpen bij het schrijven van een motivatiebrief: Wat is de (maatschappelijke) relevantie van het onderwerp? Wat is het doel van het onderzoek? Is er al iets geweten over het onderwerp (= literatuurstudie)? Wat weten we nog niet en wat zijn de beperkingen van bestaand onderzoek (formuleer dit antwoord in de vorm een of meerdere onderzoeksvragen)? Hoe denk je de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden (kies een geschikte methodologie, en verantwoord de keuze)? 1. Fukushima in de nationale en internationale pers In samenwerking met het Studiecentrum voor Kernenergie in Mol (SCK) kan een student werken aan een inhoudelijke analyse van de krantenberichtgeving over de ramp in Fukushima in 2011. Voor 720 berichten uit een heel aantal kranten, onder meer uit België, Italië, Slovenië en Rusland, is reeds een dataset beschikbaar. De bedoeling is de bestaande data te analyseren en te onderliggende patronen te verklaren (bv. link met mediasystemen). (NB: de communicatie met medewerkers van het SCK verloopt in het Engels). 2. De impact van Fukushima op de attitude van Belgen ten aanzien van kernenergie Het Studiecentrum voor Kernenergie in Mol (SCK) stelt een grote dataset beschikbaar van een enquête uit 2009 en een zeer recente waarin een representatief staal van de Belgische bevolking bevraagd is over de ramp in Fukushima (attitude, mediagebruik, …). (NB: de communicatie met medewerkers van het SCK verloopt in het Engels). 3. De beeldvorming over kinderen in Vlaamse media Hoe stereotiep worden kinderen afgebeeld in de Vlaamse media: als onschuldige engeltjes of kille boefjes? Methode: inhoudsanalyse. 4. Kan een nieuwe brochure met tips over hoe journalisten op een ‘betere’ manier over kinderen berichten echt het verschil maken? Het expertisecentrum mensenrechten- & kinderrechteneducatie Vlaanderen “Vormen” geeft binnenkort een nieuwe brochure uit bestemd voor journalisten waarin richtlijnen staan over hoe er op een minder stereotiepe manier over kinderen bericht kan worden. Het doel van dit onderzoek is na te gaan of deze brochure echt het verschil kan maken. 5. De psychologisering van de samenleving: een analyse van de covers van Time, Knack en Humo (m.m.v. em. prof. Franz Baro) Dit onderzoek bouwt verder op onderzoek van vier studenten in het academiejaar 2012-2013 van de covers van alle edities van Knack en Time van de afgelopen veertig jaar. De bedoeling is om de bestaande inhoudsanalyse aan te scherpen en bijkomend een vergelijking te maken met de covers van Humo (NB: de covers van Humo moeten nog verzameld worden). 6. Breaking views? (Toekomst)visie over journalistiek van studiekiezers
Welk idee hebben studiekiezers over het huidige en toekomstige medialandschap, specifiek journalistiek? Wat doet een journalist volgens hen? Welke competenties / kansen heeft hij? Methode: Diepte-interviews, eventueel focusgroepen. Het onderzoek kan zich richten op 17jarigen dan wel studenten die de opleiding aan het volgen zijn of deze reeds hebben afgerond. 7. Journalistiek competent via niet-journalistiek onderwijs: door het werkveld vereiste competenties vergeleken met generische competenties, werkvormen en evaluatievormen in het hoger onderwijs De student gaat op zoek naar congruenties tussen doelstellingen, geformuleerd in (inter)nationale onderwijskaders, en competenties uit werkveldbevragingen. Eveneens inventariseert hij de werkvormen en evaluatievormen die eveneens bijdragen tot die gevraagde competenties in Vlaams-supranationaal perspectief. Methode: Literatuurstudie / Inventarisatie. 8. Gluren bij de buren: Journalistiek onderwijs in Franstalig België en de buurlanden Journalistiek onderwijs probeert in te spelen op een snel veranderend werkveld. Drie variabelen van belang zijn de studenteninstroom, inhoudelijke klemtonen en (multi)medialiteit. Leiden de opleidingen hun studenten op via de nieuwste trends of blijven de competenties van weleer prioriteit? Methode: Inhoudsanalyse / Inventarisatie. 9. Sans-papiers: Startende journalisten zonder journalistieke opleiding: Eerste ervaringen in het werkveld In een verzadigd journalistiek onderwijslandschap met bachelor-, master- en aanvullende opleidingen en cursussen gaan we op zoek naar startende journalisten zonder diploma journalistiek op zak. Methode: Diepte-interviews.
VANDE WINKEL, ROEL
[email protected]
1.Origineel onderzoek naar filmproductie, -vertoning en -beleving in België. Beschrijving (doelen / methodologie) Diverse onderwerpen (hedendaags of historisch) zijn mogelijk. Bijvoorbeeld: - Een analyse van filmbeleid en –productie in België (Vlaanderen en/of Wallonië) - Een casestudy naar de productie, vertoning en receptie van een of meerdere Belgische films. - Studie van het oeuvre van een Belgische producent, regisseur, cameraman… (in zijn geheel of met focus op een bepaalde periode), zowel wat fictie als non-fictie betreft. - De hedendaagse situatie en/of de historische groei van specifieke filmfestivals - De vereniging(en) van Belgische filmverdelers en – vertoners - ‘La Cinégraphie Belge’, het beroepstijdschrift van de Belgische filmindustrie. - “Made in Vlaanderen”: geschiedenis en productieoutput van de Vlaamse reeks fictiefilms door de openbare omroep (BRT). Het onderzoek is gebaseerd op een literatuurstudie en op origineel onderzoek (vb. interviews met getuigen, studie van beleidsdocumenten, onderzoek in de bibliotheek van de Cinematek etc.) Literatuurverwijzing
THYS, M. (red.), Belgian Cinema - Le Cinéma Belge - De Belgische Film, Brussel - Gent Amsterdam, 1999. ENGELEN, L. & VANDE WINKEL, R., "Made in Flanders (Redux): Film Production, Government Funding and Television Participation in Flanders, Belgium", Film International, 8, 2010, no. 6, pp. 50-59
2.Het bezette scherm: het filmaanbod en de filmbeleving in Belgische bioscopen tijdens de Duitse bezetting – een case-study van de bioscoopprogrammering in een stad naar keuze (1940-1944). Beschrijving (doelen / methodologie) Onderzoek naar filmvertoningen en –beleving in een stad naar keuze, van mei 1940 tot september 1944. De promotor verricht sinds geruime tijd onderzoek naar het wedervaren van de Belgische filmwereld tijdens de Duitse bezetting: de invloed van de “PropagandaAbteilung”, de inbeslagname van joodse bioscopen, het verbod op Britse en Amerikaanse films, de toevloed van Duitse filmproducties, de verrassende populariteit van Duitse filmsterren als Zarah Leander enzovoort. Voor deze Masterproef wordt, aansluitend bij het beschikbarre onderzoek, voor een stad (groot of klein) naar keuze nagegaan welke impact de Duitse filmpolitiek had op de lokale bioscoopprogrammering. Hoeveel bioscopen waren er in stad x of y? Werden er cinema’s gesloten of omgevormd tot “Soldatenkinos”? Welke films werden vertoond, welke films werden verlengd en wat zegt dit over hun populariteit? Werden er ook filmvoorstellingen georganiseerd voor en door collaboratieverenigingen? Werd hiertegen gereageerd door het verzet? En hoe ging de modale bioscoopbezoeker daar mee om? Om dergelijke vragen op te lossen, wordt de programmering van een of meerdere bioscopen deels of volledig gereconstrueerd en – gebruikmakend van een sjabloon dat de promotor ter beschikking stelt – in een database gegoten, die vervolgens geanalyseerd wordt. De belangrijkste achtergrondliteratuur is Nederlands- of Engelstalig, kennis van het Duits is niet vereist. Ook mogelijk: een onderzoek naar de Belgische pers over films uit Nazi-Duitsland vóór de Duitse bezetting (1933-1940). Literatuurverwijzing VANDE WINKEL, R., "De bezette bioscoop. Filmvertoningen tijdens de Tweede Wereldoorlog" in: BILTEREYST, D. & MEERS, P. (red.), De Verlichte Stad. Een geschiedenis van bioscopen, filmvertoningen en filmcultuur in Vlaanderen, Leuven, 2007, pp. 62-79. VANDE WINKEL, R., "German Influence on Belgian Cinema, 1933-45: from Low-Profile Presence to Downright Colonisation" in: VANDE WINKEL, R. & WELCH, D. (red.), Cinema and the Swastika. The International Expansion of Third Reich Cinema, Hampshire New York, 2011, pp. 72-84. 3. Documentaire “auteurs”
Beschrijving (doelen / methodologie) en literatuurstudie over en een persoonlijke analyse van het werk van een documentaire regisseur (voor te stellen door de student) en/of een van een stroming binnen de documentaire cinema. Literatuurverwijzing AITKEN, I. (red.), Encyclopedia of the Documentary Film, New York – London, 2006. FERRARI, p. (reg.), Capturing Reality: the Art of Documentary, Canada, 2008 [DVD]. KILBORN, R., Taking the Long View. A Study of Longitudinal Documentary, Manchester, 2010. 4.Katholieken en film Beschrijving (doelen / methodologie) In België heeft de Katholieke kerk zich, net als in andere landen, in de 20e eeuw toegelegd op het “bewaken” van films. Enerzijds werden bepaalde films geweerd of gecensureerd, onder andere door in kranten of tijdschriften aan te geven welke films de kerk aan- of afraadde. Anderzijds werd een eigen ‘katholieke’ filmcultuur gestimuleerd, in België en daarbuiten. Rond dit thema kan gewerkt worden in de archieven van het “KADOC Documentatie- en Onderzoekscentrum voor Religie, Cultuur en Samenleving” (in Leuven). Een mogelijk onderwerp bestaat in de geschiedenis en inhoudelijke analyse van een aantal jaargangen (dus niet alle edities) van het tijdschrift (1956-2006) van de Katholieke Filmliga, het vroegere “Film en Televisie” dat momenteel (2012) als “Filmmagie” door het leven gaat. Dit onderzoek moet o.a. aangeven in welke mate het tijdschrift in het verleden al dan niet diende om de filmkeuze van lezers te begeleiden en een onderscheid te maken tussen ‘goede’ en ‘foute’ films. Een gemotiveerde student kan van de promotor voor de duur van zijn/haar onderzoek jaargangen van het tijdschrift lenen om het onderzoek te vereenvoudigen. Literatuurverwijzing VINTS, L. (1990-1991). Katholieken en film: het archief van de Katholieke Filmliga. Kadoc Nieuwsbrief(3), 6-7. 5.François Rigot, een leven in dienst van film en literatuur. Beschrijving (doelen / methodologie) Onderzoek naar de activiteiten van filmcriticus François Rigot, op basis van zijn persoonlijk archief, bewaard bij het Rijksarchief in Brussel. (Passieve kennis van het Frans is essentieel). Literatuurverwijzing RIGOT, F., Nomenclature des films réalisés en Belgique ou faits par des belges à l'étranger de 1907 à 1955., Bruxelles, 1958.
ZAMAN, BIEKE
[email protected] 1.Titel: “Facebook mama’s. Een kwalitatief onderzoek naar de attitude en bemiddelingsstrategieën van moeders actief op sociale netwerksites t.a.v. het gamegedrag van hun jong(e)(kind(eren).” Methode: kwalitatief onderzoek (bv. Diepte-interviews bij de moeders van jonge kinderen) 2. Titel: “Facebook mama’s. Een kwalitatief onderzoek naar de attitude en bemiddelingsstrategieën van moeders actief op sociale netwerksites t.a.v. de online privacy van hun jong(e)(kind(eren).” Methode: kwalitatief onderzoek (bv. Diepte-interviews bij de moeders van jonge kinderen) 3.Titel: “Onderwijs voor de app-generatie. Een mixed-method onderzoek naar de attitudes en het gebruik van digitale media in het kleuteronderwijs.” Methode: kwalitatief onderzoek (diepte-interviews kleuterleid(st)ers, directie en ouders), gecombineerd met online survey. 4.Titel: “Privacy op sociale netwerken. Perceptie, strategieën en attitudes van 11- tot 13jarigen in het beheren van hun online privacy.” Methode: kwalitatief onderzoek, bv. Via (combinaties van) focusgroepen, observatie, online (chat) interviews, online content analysis 5.Titel: “Het meten van game-ervaringen bij jonge kinderen: een evaluatie van verschillende meetinstrumenten in een case studie rond het educatieve spel Monkey Tales.” Methode: experiment