FACULTEIT INDUSTRIËLE INGENIEURSWETENSCHAPPEN
Korte inhoud van de masterproeven
Master in de industriële wetenschappen: bouwkunde Afstudeerrichtingen bouwkunde en landmeten
Promotie 2015
Master in de industriële wetenschappen: afstudeerrichting bouwkunde
Voorwoord:
In deze brochure vindt u de beknopte inhoud van de masterproeven van de opleidingen Master in de Industriële Wetenschappen bouwkunde, afstudeerrichtingen bouwkunde en landmeten. De begeleiding van elk eindwerk is toevertrouwd aan personeelsleden van KU Leuven Technologiecampus Gent en aan de co-promotoren uit het bedrijfsleven. We hopen dat deze brochure kan bijdragen tot een ruimere verspreiding van de mogelijkheden die de KU Leuven Technologiecampus Gent biedt op het vlak van dienstverlening en toegepast wetenschappelijk onderzoek. Namens de opleidingscoördinatoren van KU Leuven Technologiecampus Gent Dorine Bruneel: opleidingscoördinator chemie Marc Juwet: opleidingscoördinator elektromechanica Rik Saey: opleidingscoördinator bouwkunde Karel Van den Steen: opleidingscoördinator elektronica-ICT Christine Van Laere: opleidingscoördinator energie
Steffi Asselman en Caroline Van Der Eeken EQUIVALENT T-STUK BELAST OP TREK: VLOEILIJNENTHEORIE VAN JOHANSEN MET EEMSOFTWARE Bij het dimensioneren van de trekzijde van geboute ligger-kolomverbindingen wordt gebruik gemaakt van een equivalent T-stuk belast op trek. Verschillende bezwijkmechanismen zijn mogelijk. De vloeilijnentheorie van Johansen tracht te voorspellen hoe de flenzen van een T-stuk plastisch zullen buigen. Hij maakt een onderscheid tussen circulaire en niet-circulaire patronen. Dit fenomeen wordt bestudeerd met het eindige elementen softwarepakket Autodesk Simulation Mechanical. Het onderzoek begint met elastische berekeningen om vervolgens over te schakelen op plastische berekeningen. De doorgevoerde vereenvoudigingen dienen om de berekeningsmodellen zo goed mogelijk te laten overeenstemmen met de theorie. De procentuele afwijking tussen de manuele berekeningen en de resultaten uit de software wordt berekend, om deze vervolgens te vergelijken met de verkregen resultaten uit NBN EN 1993-1-8: 2005.
Celine Audenaerdt CALCULATIE EN MODELLERING VAN DE VLIEGTUIGLOODSEN IN GRIMBERGEN Deze masterproef bespreekt de bijzondere constructie van de vliegtuigloodsen te Grimbergen, met specifieke aandacht voor de koepel en overkraging die zijn uitgevoerd als een schaalconstructie. Om een duidelijk beeld te krijgen van de krachtwerking in de koepel en overkraging wordt er teruggegrepen naar de membraantheorie, een benaderende theorie die ervan uitgaat dat er in axiaalsymmetrische belaste omwentelingsschalen geen momenten en schuifkrachten optreden. Uit deze theorie volgt voor de koepel en de overkraging een theoretisch verloop van normaalkrachten, namelijk de ring- en radiaalkrachten. Van de originele berekeningen rest er enkel nog een artikel uit 1952 waarin de berekening van fundering, ringbalk, koepel en overkraging uiteengezet worden. De resultaten uit dit artikel worden vergeleken met een 3D model van de constructie dat berekend werd in het eindig elementen programma Diamonds van Buildsoft. Uit het 3D model blijkt dat de normaalkrachten in koepel en overkraging niet lopen zoals bepaald in de membraantheorie. Ook ontstaan er ter hoogte van de oplegging van de schalen momenten. Toch wijken de bekomen resultaten uit het model niet noemenswaardig af van de resultaten uit de originele berekeningen. Hieruit kan besloten worden dat de constructie voldoende massief en solide ontworpen werd. Dit wordt verder bewezen door het feit dat de constructie na meer dan 60 jaar nog in perfecte staat verkeert en er nergens een spoor van verwering of materiaalmoeheid waar te nemen is.
Bram Bonte en Bram Bottecaer DUURZAAM ONTWERPEN VAN BETON: ONDERZOEK NAAR CHLORIDE-INDRINGING Het doel van deze masterproef is het onderzoeken van het initiatieproces van chloride-indringing. Dit is een belangrijk aspect in het kader van het duurzaam ontwerpen van betonstructuren. De chloride-indringing wordt beschreven a.d.h.v. twee proefmethodes: NT Build 443 en NT Build 492. Deze proefmethodes werden gestandaardiseerd in de jaren ’90 en zijn gebaseerd op respectievelijk diffusie en migratie. De proeven worden uitgevoerd op betonsamenstellingen uit de wegenbouw die gereproduceerd worden onder laboratoriumomstandigheden. Deze bevatten de hoogovencementen CEM III/A en CEM III/B die, door hun groot slakgehalte, een goede weerstand tegen chloriden vertonen. Door verschillende parameters van de betonsamenstelling te variëren, wordt er onderzocht welke invloed de ouderdom, de W/C-factor en het cementtype hebben. Uit de resultaten bleek dat de weerstand tegen chloriden van het betonproefstuk groter werd met toenemende ouderdom, kleinere W/C-factor. Verder werd er ook geconcludeerd dat CEM III/B een betere weerstand biedt dan CEM III/A. Het hogere slakgehalte kan hiervoor een verklaring zijn. Tot slot wordt er een vergelijking gemaakt tussen de twee proefmethodes en wordt er ook een eerste indicatie van het chloridegehalte in de tijd gegeven.
Jens Breynaert en Michaël Godaert STUDIE NAAR TOEPASBAARHEID VAN HERSTELMORTELS EN SCHEURINJECTIESYSTEMEN IN DE WEGENBOUW A good choice of material is crucial in order to be able to carry out a durable concrete repair. Repair strategies will only be successful if a thorough analysis of the damage is conducted and if a correct choice of the repair product (adjusted to the actual situation) is made. This master’s thesis elaborates on the applicability of repair mortars and crack injection systems in road construction. Two repair mortars and one crack injection system of BASF, Grouttech, MC-Bauchemie and Sika are tested. The thesis is split up into two main parts. A first part contains an extensive literature study, in which a link is made between the available repair techniques, the available materials and damage cases. A second part gives an overview of the tests that were carried out on different repair mortars and crack injection systems. Finally, possible means of application and limits of the repair products are given. Following tests were carried out on the mortars: consistency, density, test of Vicat, linear shrinkage, air content of fresh mortar, flexural strength, compressive strength, statical module of elasticity with compression, bond strength by pull-off, freeze-thaw resistance and measurement of skid resistance. In addition tests on crack injection systems were carried out. The mortar types were compared and each test was closed with a review. A link has been made between damage cases (which occur on concrete pavements) and repair techniques which can guarantee a sustainable result. Finally, test results were verified to meet the requirements by NBN EN 1504 and SB250 (specifically for road construction in Flanders). The results show that a thorough study on the product properties is necessary before applying a product for repairs of concrete roads. Factors such as shrinkage, statical module of elasticity and adhesion play a crucial role in order to achieve a durable repair. The results between different tested mortar products can differ significantly. This thesis also gives an overview of application domains for the different products (injection systems and repair mortars).
Dorien Callaert en Jolien Desmedt VRAAGGESTUURDE VENTILATIE: ANALYSE VAN DE VENTILATIE-EFFICIËNTIE IN DE RUIMTE In dit eindwerk wordt de focus gelegd op de ventilatie-efficiëntie in de ruimte bij vraaggestuurde ventilatie in een niet-residentieel gebouw. Het doel van deze masterproef bestaat uit het bepalen van het stromingspatroon in een testlokaal. In een eerste fase is het de bedoeling om kennis te vergaren door ons te verdiepen in teksten en een literatuurstudie samen te stellen. Vervolgens worden metingen uitgevoerd in de testlokalen van KU Leuven Technologiecampus Gent. De luchtsnelheden en luchttemperaturen worden op verschillende hoogtes en afstanden van de toevoer gemeten om een beter beeld te krijgen van de het stromingspatroon in het lokaal. Een eerste iets dat opvalt is dat in de zone in het midden van het lokaal, zowel bij luchttemperatuur als bij luchtsnelheid, geen duidelijke conclusies kunnen worden getrokken. Onderaan het lokaal zijn de koudste luchttemperaturen en de snelste luchtsnelheden te bespeuren. Bovenin het lokaal bevinden zich de warmste luchttemperaturen en kleinere luchtsnelheden. Ook de invloed van de positie ten opzichte van de toevoer heeft een zekere invloed. Dit geldt zowel bij ontwerpdebiet als bij verlaagd debiet.
Thomas Claeren en Simon Vandeputte ANALYSE VAN DE PRESTATIES EN WERKING VAN NATUURLIJKE VENTILATIE IN HET HOOFDKANTOOR VAN RENSON Het doel van deze masterproef is het thermisch comfort in het landschapskantoor van Renson in Waregem te evalueren. Hierbij worden volgende parameters geanalyseerd: temperatuur, relatieve vochtigheid en CO2. Daarnaast wordt een inschatting gemaakt van het natuurlijke ventilatie- en nachtventilatiedebiet. Om dit te bereiken werden door het gebouwbeheersysteem bovenstaande parameters opgemeten. Een tracergastechniek zorgde voor de bepaling van zowel het natuurlijk ventilatiedebiet als het nachtventilatiedebiet. Het lokaal thermisch discomfort werd bepaald aan de hand van tochtmetingen. Er kan besloten worden dat het thermisch en hygrisch comfort samen met de binnenluchtkwaliteit voldoen aan de vooropgestelde normen. Het hygiënisch ventilatiedebiet blijkt dan weer ondermaats te zijn gezien de stijgende bezettingsgraad. De resultaten voor het debiet van de nachtventilatie blijken niet overeen te komen met het ontworpen debiet.
Gauldier Claerhout en Matthias De Groote BOUWBLOKRENOVATIE VAN DE 19DE EEUWSE GORDEL ROND GENT: ENERGIEPRESTATIE EN MONITORING The aim of this thesis is to examine how to create a clear image in terms of energy efficiency of existing dwellings with as few as possible measurements in a short period. Also the influence of user behaviour is taken into account. Therefore, research of existing literature provides a good background, which can be compared with in-situ measurements. The results tell that the measurements which give the most information to evaluate a dwelling with only few measurements are indoor and outdoor temperature, as well as gas and electricity consumption. The results of these measurements make it possible to quickly evaluate a dwelling and predict future energy consumption.
Justine Cnudde DE STABILITEITSSTUDIE VAN EEN PRODUCTIEHAL EN DE BEREKENING VAN EEN VOORGESPANNEN IV-LIGGER Het eerste deel van dit werk omvat een stabiliteitsstudie van een productiehal. De kolommen, de windverbanden en de wandliggers zullen de stabiliteit van het gebouw verzekeren. Deze worden dan ook berekend. Daarnaast wordt een gevelpaneel en het steeldeck gedimensioneerd. Tenslotte worden de ondersteunende elementen van he tussen verdiep berekend: de balken die de gewelven ondersteunen en de consoles waarop deze balken worden opgelegd. Het tweede deel handelt over het ontwerp van een IV-ligger. De in de praktijk toegepaste IV-ligger voldoet niet. Er wordt daarom een grotere IV-ligger gekozen. Daarvan wordt de langswapening en de dwarskrachtenwapening bepaald.
Lissa Coignau STUDY OF THE ACOUSTIC CONDITIONING OF THE BENIGANIM PACO SALVADOR AUDITORIUM - ANALYSIS OF THE CURRENT SITUATION AND A PROPOSAL FOR IMPROVEMENT Het doel van deze thesis is het analyseren van de akoestische kwalitatieve parameters van het Paco Salvador auditorium in Beniganim. Vervolgens wordt een voorstel tot verbetering gedaan. De analyse van de huidige situatie gebeurt op twee manieren. De eerste methode bestaat uit ter plaatse uitgevoerde metingen. Deze worden verwerkt in de computer om vervolgens omgezet te worden naar grafieken die men kan analyseren. Het maken van een simulatie in ODEON software is de tweede methode. Een 3D model wordt gemaakt in Autocad en vervolgens in ODEON geladen om verscheidene kwalitatieve akoestische parameters te simuleren en berekenen. Na deze analyse van de huidige situatie wordt een voorstel gedaan tot verbetering. Hier worden twee verbeteringen voorgesteld. Het eerste voorstel is het verbeteren van de oppervlakte boven het podium. De tweede aanpassing houdt in dat het auditorium ook voor conferenties kan gebruikt worden.
Dieter Coppens BRANDVEILIGHEID IN GEBOUWEN: TOEPASSING INDUSTRIEBOUW Deze masterproef schetst in eerste instantie een duidelijk beeld van de hedendaagse regels en voorschriften inzake brandveiligheid binnen de industriebouw. Aftoetsend aan de conforme wetgeving (Koninklijk Besluit, 2012, Bijlage 6) wordt in een tweede fase ingegaan op de conceptuele keuzes bij de renovatie van een bestaand industriegebouw dat heden ten dage niet langer hieraan voldoet. Door middel van een volledig uitgewerkt praktijkvoorbeeld worden de mogelijkheden en eventuele combinaties ervan nagegaan voor het betrokken verbouwingsproject. Dit wordt vervolgens samengebundeld in een drieledige casestudie, waarin de bevindingen nauwkeurig worden geëvalueerd na grondig overleg met enerzijds bouwondernemers en projectleiders (als uitvoerende partij), en anderzijds met bevoegde instanties (zoals bijvoorbeeld de brandweer). Hun feedback, gekoppeld aan bouwkundige logica, laat toe deze case te besluiten in een duidelijke voorkeur qua ontwerpvoorstel, zonder daarbij de economische realiteit uit het oog te verliezen.
Olivier De Lange en Frederik Deveugle HET GEBRUIK VAN DE IBB-PROBE VOOR DE CONSISTENTIE BEPALING VAN STORTKLAAR BETON De IBB probe is een meetinstrument dat aan de binnenkant van de mantel van een betonmixer wordt gemonteerd. Tijdens het roteren van de mixer zal de probe een druk ondervinden, ten gevolge van zijn beweging doorheen het betonmengsel dat aanwezig is in de mixer. Deze druk dient als maat voor de bepaling van o.a. de slumpwaarde en de reologische eigenschappen (yield en viscositeit) van het mengsel. Daarnaast worden nog andere parameters bepaald zoals de rotatiesnelheid van de drum, de temperatuur van het beton. In dit eindwerk is onderzoek gedaan naar de probe: de werking ervan, de bepaling van de verschillende parameters (voornamelijk de druk en diens afgeleiden) en de nauwkeurigheid van zijn metingen. De evolutie van de druk in de tijd, gedurende één omwenteling, is ook onderzocht. Drie verschillende drukpatronen zijn gevonden alsook hun afhankelijkheid van de verwerkbaarheid van het mengsel en de rotatiesnelheid van de mixer. Verder is de evolutie van de druk in functie van de rotatiesnelheid onderzocht. Hieruit is gebleken dat de evolutie van de druk afhankelijk is van het drukpatroon waarin het mengsel zich bevindt. Eerste analyses betreffende de verandering van de slump in de tijd, ten gevolge van het ageing-proces, zijn gemaakt.
Bjorn De Lille en Anna-Norah Naessens LIQUEFACTIE VAN ONDERWATER TALUDS ONDER DE INVLOED VAN GOLFWERKING I.S.M. DEME DREDGING INTERNATIONAL Naar aanleiding van een net gerealiseerd project door DEME (Dredging International) waarbij een uitgebaggerde haveningang kans maakt op liquefactie wordt het concept liquefactie en golfgeïnduceerde liquefactie geanalyseerd en uitgediept. De resultaten van de liquefactieanalyse worden daarna gekoppeld met taludstabiliteit. Aansluitend worden twee werkwijzen aangereikt die de kans op liquefactie en liquefactiediepte in de grond berekenen. De eerste methode kent zijn oorsprong in het onderzoek naar liquefactie bij aardbevingen en wordt daarbij met behulp met omzettingsfactoren naar de hand van golfgeïnduceerde liquefactie gezet. Deze analyse gebeurt door het berekenen van de kracht van de cyclische golfbelasting en de weerstand van de grond. Een tweede methode probeert een ander licht op de kans op liquefactie te werpen door te rekenen met de golfgeïnduceerde poriënwaterspanningen. Deze methode houdt rekening met zowel een cyclische en residuele opbouw van poriënwaterspanningen. Uit de na- en hercalculatie wordt geconcludeerd dat een goede liquefactieanalyse pas lukt wanneer alle golf- en grondparameters goed gekend zijn. Daarbij geeft de aardbevingsgerelateerde analyse maar een beperkt zicht over de complexiteit van golfgeïnduceerde liquefactie. De taludstabiliteit kan behouden worden door naar de liquefactiediepte te kijken of de grondparameters artificieel aan te passen door een beschermingslaag te leggen.
Goele De Meyere ANALYSE VAN DE INTEROPERABILITEIT MET IFC BIJ DE OVERSTAP NAAR BIM VOOR CLT PROJECTEN In deze masterproef wordt een verbeterd workflow-proces opgesteld voor de realisatie van een CLT project. De informatie-uitwisseling tussen de BIM programma’s wordt uitgevoerd door de IFC standaard. Om dit workflow-proces op te stellen, wordt er eerst een analyse gemaakt van de huidige situatie van een fictieve samenwerking voor de realisatie van een CLT project. Aan de hand van de ondervonden problemen worden twee onderzoeksvragen opgesteld die de mogelijke oplossingen omvatten. De eerste onderzoeksvraag stelt de vraag of het mogelijk is om in Revit detailleringen uit te voeren voor een CLT project. Ten tweede wordt er onderzocht of de IFC export van dit gedetailleerd model een goed resultaat oplevert. Bij de tweede onderzoeksvraag wordt er nagegaan of er kan gewerkt worden met Tekla voor het modeleren, detailleren, importeren en exporteren van een CLT structuur. Uiteindelijk worden de bevindingen uit deze twee onderzoeksvragen gebundeld voor het opstellen van een verbeterd workflowproces.
Thibo De Meyere en Koen De Vogelaere SIMULATIE VAN WANDELENDE PERSONEN OP VOETGANGERSBRUGGEN De beschikbaarheid aan hoogwaardige materialen en vernieuwende constructiemethodes leidt tot het realiseren van steeds slankere en lichter voetgangersbruggen. Onder invloed van een dynamische wandelbelasting kan resonantie met de structuur optreden, wat tot oncomfortabele trillingen kan leiden. Een goede voorspelling van de respons in ontwerpfase is daarom belangrijk. Het doel van deze masterscriptie is de optimalisatie en verdere ontwikkeling van een toolbox, die op een gebruiksvriendelijke manier de respons van een structuur berekent ten gevolge van voetgangersbelasting. Deze toolbox is geprogrammeerd binnen Matlab en draagt de naam ‘PedIVib’. De toolbox bestaat uit drie grote delen. In het eerste deel wordt de structuur gekarakteriseerd. In het tweede deel worden unieke voetgangers (E:‘single pedestrian(s)’) gegenereerd, elk met eigen karakteristieken vastgelegd door de gebruiker. Voor elke afzonderlijk voetganger wordt de door hem opgewekte respons op de structuur berekend. In het derde deel worden de voorgaande gecreëerde unieke voetgangers gecombineerd tot voetgangersstromen. Voor verschillende simulaties wordt de respons bij een specifieke voetgangersdichtheid berekend. De kracht van deze toolbox ligt in de mogelijkheid om op een efficiënte wijze de dynamische respons van een structuur te beoordelen ten gevolge van realistische wandelscenario’s.
Thomas De Neve en Jasmine De Roo INVLOED VAN WONINGTYPE, BEWONERS EN HUN GEDRAG OP HET ENERGIEVERBRUIK NA RENOVATIE In dit eindwerk wordt de invloed van het aantal bewoners, hun gedrag en het type woning onderzocht op de energiebesparing bij geselecteerde renovatiemaatregelen. De invloed wordt onderzocht door de variabelen betreffende de bewoners en hun gebruikersgedrag te herleiden tot drie vooropgestelde verbruikersprofielen. Welke parameters in deze profielen opgenomen worden, wordt onderzocht met een parameteranalyse. Hieruit blijkt dat temperatuurinstellingen, het aantal verwarmde ruimten, de luchtdichtheid en het aantal personen een grote invloed hebben op het energieverbruik. Voor twee representatieve voorbeeldwoningen worden dynamische gebouwsimulaties uitgevoerd met de opgestelde profielen. Uit de resultaten wordt dan de invloed van de profielen op de energiebehoefte na renovatie bepaald. Uit de resultaten blijkt dat een rendementsverhoging van de verwarmingsinstallatie een erg groot besparingspotentieel oplevert in functie van het nieuwe systeemrendement. Bovendien kan besloten worden dat het besparingspotentieel een pak hoger ligt voor een royale verbruiker dan voor de andere verbruikers. De invloed van het aantal bewoners heeft eveneens een grote impact op het energieverbruik voor verwarming. Zowel de grootteorde van de besparing als de invloed van het aantal bewoners zal sterk afhangen van het type woning dat beschouwd wordt.
Thomas De Pauw en Pablo Van Autryve MONITORING VAN MENS-GEÏNDUCEERDE TRILLINGEN Voetgangersbruggen worden uit esthetisch oogpunt steeds slanker en lichter uitgevoerd. Dit heeft tot gevolg dat dergelijke structuren gevoelig zijn voor trillingen. Het hieraan gekoppelde trillingscomfort is van toenemend belang en vaak bepalend voor het ontwerp. Om het trillingsgedrag van de structuur in situ te evalueren kan een voetgangersbrug worden gemonitord. Dit geeft informatie over de gebruikstoestand en de respons van de structuur. Het doel van het eindwerk is de ontwikkeling van een 'smart monitoring system' waarbij de structurele respons en het aantal voetgangers op de structuur simultaan worden geregistreerd. De bedoeling is om de geregistreerde maximale versnellingen te relateren aan het aantal voetgangers op de structuur. De meetopstelling bestaat uit voetgangerstellers, triaxiale accelerometers en beeldmateriaal. De voetgangerstellers registreren de tijdstippen en de richting waarin de voetgangers de tellers voorbij lopen. Deze worden aan beide uiteinden van de voetgangersbrug geplaatst. De triaxiale accelerometers registreren de structurele versnellingen in bepaalde punten op de voetgangersbrug. Het gebruik van het beeldmateriaal biedt de mogelijkheid om op regelmatige tijdstippen de positie van de voetgangers op beeld vast te leggen. In een eerste toepassing wordt een stijgend verband tussen maximale versnelling en bezetting van de structuur opgemerkt. Om een kleine spreiding in versnellingen te verkrijgen is het belangrijk om over voldoende meetdata te beschikken. Ten slotte wordt opgemerkt dat het wandelcomfort daalt met toenemende bezetting en dat de synchronisatie tussen de voetgangerstellers van primordiaal belang is.
Louis Derammelaere en Nicolas Vanwynsberghe ELEKTROFORESE ALS REMEDIËRING VOOR ZOUTBELAST METSELWERK. PARAMETERS TER BEPALING VAN DE EFFICIËNTIE EN DE HAALBAARHEID IN DE PRAKTIJK In oude gebouwen ontstaan vaak problemen door een combinatie van vocht en zout. Deze problemen kunnen zich uiten in zowel visuele schade als mechanische schade aan bouwmaterialen. Een techniek om schade van zouten tegen te gaan was elektroforese, waarbij gedurende een week een homogeen elektrische veld over een steen aangebracht werd, om zo de zoutionen uit de steen te verwijderen. Het doel van deze masterproef is het verder uitwerken van volgende onderwerpen: - Het verschil van invloed door het gebruik van gewassen of ongewassen cellulose als contactmateriaal bij elektroforese. - Invloed van de hoeveelheid contactmateriaal op elektroforese. - Dieptewerking van de elektroforese. - Invloed van de positie van de twee elektroden. - Invloed van kalkmortelvoeg tussen twee bakstenen. Naast het onderzoek in het labo werd er ook elektroforese toegepast in situ. Hierbij werd de invloed van de hoeveelheid voorbevochtiging van de stenen muur en tussenafstand van de elektroden nagegaan. Elektroforese waarbij de elektroden op één zijde van het proefstuk werden aangebracht blijkt een waardig alternatief te zijn voor elektroforese met aan beide zijden elektroden. Ook de aanwezigheid van een mortelvoeg tussen de bakstenen blijkt de elektroforese niet nadelig te beïnvloeden. Hierdoor kunnen we besluiten dat elektroforese ter ontzouting van metselwerk in de praktijk haalbaar is en goede resultaten zou moeten geven. Goede resultaten werden dan ook behaald bij de elektroforese van de schuur te Hoegaarden. Ondanks nog vele onbekende parameters die het moeilijk maakten om conclusies te kunnen trekken mogen we het experiment als positief beschouwen en konden we toch al enkele trends beschrijven.
Brecht De Schamphelaere en Nick Maes ONDERZOEK NAAR DUURZAME INJECTIETECHNIEKEN VOOR RIOOLRENOVATIE EN STABILISATIE VAN GRONDEN Een inventarisatie maken van de bestaande injectieproducten binnen Europa voor het injecteren van dunwandige elementen en het stabiliseren van grond. Door middel van het SB 250 en de norm NBN EN 15045 kunnen de voorwaarden bij het injecteren van dun-wandige elementen waaraan de kunstharsen dienen te voldoen opgesteld worden. Bij grondinjectie is er nog geen norm ontwikkeld, waardoor we op basis van een sonderingsverslag de elasticiteitsmodulus van de verschillende grondlagen bepalen, om op die manier een verband te zoeken met de gewenste verbeteringsfactor die voor de grond noodzakelijk is. Een belangrijke voorwaarde die niet is opgenomen in het SB 250 en de norm NBN EN 1504-5, is de korte en lange termijn elasticiteitsmodulus, wat voor een probleem zorgt. Om dit probleem te kunnen oplossen, dienen er in de toekomst proeven uitgevoerd te worden.
Ward De Smedt STABILITEITSSTUDIE VAN EEN BETONCONSTRUCTIE IN UITVOERING. UITWERKEN VAN SPECIFIEKE CONSTRUCTIEVE PREFABVERBINDINGEN Met deze thesis wil ik aantonen dat ik de kennis die ik opbouwde tijdens mijn opleiding kan toepassen op het werkterrein. De verschillende aspecten die bestudeerd werden in de opeenvolgende stappen van mijn studie worden hier toegepast in één groot bouwproject. In mijn specifiek geval worden alle stabiliteitsberekeningen en controles samengebracht en wordt een appartementsgebouw berekend naar de stabiliteit. Hierbij maakte ik voornamelijk gebruik van eurocodes en naslagwerken met interpretaties en studies van deze codes. Dit is dus een creatieve toepassing van reeds lang bekende theorieën. De bekomen resultaten kunnen dan ook getoetst worden aan vergelijkbare bestaande gebouwen en ook aan de benadering van de stabiliteitsingenieur van dit specifieke gebouw. Deze thesis blijkt de ideale voorbereiding om als stabiliteitsingenieur aan de slag te gaan.
Lore Dever BEPALEN VAN HET TIJDSTIP MONOLIET AFWERKEN VAN CEMENTGEBONDEN BEDRIJFSVLOEREN In dit werk wordt gezocht naar een antwoord op de vraag wanneer gestart kan worden met monoliet afwerken van cementgebonden bedrijfsvloeren. Ook de invloed die bepaalde parameters hebben op dit tijdstip worden onderzocht. Om een antwoord te kunnen bieden op bovenstaande vraag worden er in-situ proeven uitgevoerd op cementgebonden bedrijfsvloeren. In eerste instantie wordt de inwendige temperatuur van het beton en de indringing van de Humm-sonde gemeten in functie van de tijd na betonneren. Daarnaast worden ook omgevingsfactoren gemeten en controleproeven uitgevoerd op het beton. De Humm-sonde blijkt een doeltreffend meetinstrument te zijn om het tijdstip van monoliet afwerken te bepalen. Bij een indringing tussen 35 en 45 mm kan gestart worden met afwerken. De belangrijkste invloedsfactoren zijn de dikte van de vloer, de inwendige temperatuur van het beton, de watercementfactor en de aanwezigheid van isolatie.
Shana De Waele en Daan Maes HET KIPVERSCHIJNSEL MET TWEEDE-ORDE-BEREKENINGEN Het kippen van stalen liggers wordt onderzocht via tweede-orde-berekeningen aan de hand van het softwarepakket Scia Engineer. De berekeningen gebeuren voornamelijk voor liggers op twee steunpunten met constante momentenlijn, deze liggers worden gemodelleerd met 2D-elementen. De norm NBN EN 1993-1-1 (par. 5.3.4) schrijft voor dat hiertoe een boogimperfectie rond de zwakke as van het profiel moet worden ingerekend, een bijkomende torsie-imperfectie wordt niet noodzakelijk geacht. Dit eindwerk onderzoekt de invloed van verschillende vormen en amplitudes van imperfecties op de tweede-orde-berekeningen, waaronder alsnog een torsie-imperfectie. De resultaten worden door middel van eenheidscontroles (Unity Check) vergeleken met eerste-orde-berekeningen, waarbij het kipverschijnsel wordt ingerekend met een kipcoëfficiënt. Over het algemeen blijken de resultaten van een tweede-orde-berekening met bijkomende torsieimperfectie strenger te zijn dan de resultaten van een eerste-orde-berekening. De resultaten van een tweede-orde-berekening met een boogimperfectie rond de zwakke as van het profiel zijn duidelijk minder veilig dan de resultaten van een tweede-orde-berekening met bijkomende torsie-imperfectie.
Liesbet De Winter en Mike Vanhaesebrouck IMPACT VAN ZONWERING OP PRESTATIES DAGLICHTREGELING IN SCHOOLGEBOUWEN Het is van essentieel belang om het beschikbare daglicht in een ruimte zo optimaal mogelijk te gebruiken. Door gebruik te maken van een zonwering wordt het invallend daglicht geregeld en zal deze negatieve effecten zoals verblinding, oververhitting en weerkaatsing tot het minimum trachten te herleiden. Dit in combinatie met een efficiënt daglichtregelsysteem kan leiden tot een optimale beleving van de ruimte. Het gebruik van de zonwering, de irradiantie en het actief vermogen, geleverd door de armatuurgroepen, zullen deze wisselwerking beïnvloeden. Het gebruik werd op basis van foto- en data-analyse geregistreerd, terwijl de invloed van het geleverd vermogen en de irradiantie zuivere data-analyse is. Aan de hand hiervan wordt de invloed van de zonwering op het daglichtregelsysteem onderzocht. Als resultaat werd vastgesteld dat het openen van de zonwering in schoolgebouwen het vaakst gebeurt bij het begin of op het einde van een les. Verder zal het sluiten ervan eerder het gebruik van de beamer of verblinding als hoofdoorzaken hebben. De interactie tussen de zonwering en het daglichtregelsysteem kent twee belangrijke invloeden. In eerste instantie zal de richting waarin de zonwering sluit bepalend zijn. Daarnaast zal het gebruikte type daglichtsensor, eveneens van belang zijn. Bijkomende invloeden zijn de seizoenen en fluctuaties in de irradiantie.
Louis Driegelinck en Willem-Jan Hubau CO2-NULMETING VOOR DOMEIN GOLF PUYENBROECK In het kader van de problematiek rond het broeikaseffect wil ook Golf Puyenbroeck, gesteund vanuit de provincie Oost-Vlaanderen, haar verantwoordelijkheid opnemen via een duurzaam beleid. Dit eindwerk heeft als doel om de emissies veroorzaakt door de golfclub in kaart te brengen via een CO 2-nulmeting en maatregelen te nemen om die emissies in de toekomst te beperken. De structuur van de nulmeting is gebaseerd op het principe beschreven volgens het GHG-protocol. De verschillende directe en indirecte emissiebronnen worden daarbij opgedeeld in 3 scopes. Via een emissiefactor kan de impact van de emissiebron uitgedrukt worden in een CO2-equivalent. Uit de nulmeting blijkt dat vooral het bezoekersverkeer en het aardgasverbruik een groot aandeel hebben in de totale uitstoot van 413 ton CO2 in het basisjaar 2012. In een tweede deel van het eindwerk worden maatregelen geformuleerd die een aanzet kunnen zijn om de emissies in de toekomst te reduceren. Er worden maatregelen geformuleerd rond personeels- en bezoekersverkeer, aardgasverbruik, elektriciteit... Via een opgesteld Excel-rekenblad kunnen de emissies ook in volgende jaren in kaart worden gebracht. De resultaten van het ecologisch beheer kunnen op die manier kwantitatief worden uitgedrukt. Laat dit eindwerk een hulpmiddel zijn om de milieubewustheid op en rond Golf Puyenbroeck hoog te houden en te streven naar een steeds ‘groener’ beleid.
Tim Goemaere PREDICTION OF LOW-CYCLE FATIGUE IN A CANTILEVER BENDING ELEMENT: EXPERIMENTAL TESTS AND MODEL PREDICTION TADAS-devices are used in special moment resisting frames and needs certain relative displacements to start energy dissipating. The TADAS (triangular-plate added damping and stiffness) device is one of the examples of hysteretic dampers with elasto-platic behavior. A new TADAS-device is designed and tested on low-cycle fatigue. A predictable model is obtained, using the Park-Ang damage index.
Pieter-Jan Haghedooren en Niels Rammelaere PASSIEVE KOELING IN TESTLESLOKALEN: ANALYSE VAN DE PRESTATIES EN WERKING MET DYNAMISCHE SIMULATIES Door de steeds strengere energieprestatienormen voor gebouwen is een goede regeling van ventilatie en koeling noodzakelijk om een goed thermisch zomercomfort te creëren in gebouwen. In deze masterproef wordt de prestatie van de passieve koeling onderzocht in de testlokalen op de technologiecampus Gent van KU Leuven. Hierbij wordt met het programma TRNSYS verschillende simulaties gemaakt. De huidige regeling wordt onderzocht alsook de invloed van verschillende aanpassingen. Met allerhande simulaties wordt er gezocht naar een model met een hoog thermisch comfort en een zo laag mogelijk energie verbruik.
Wout Jacobs en Glenn Vanhaeren MENS-GEÏNDUCEERDE TRILLINGEN VAN VLOEREN: CASESTUDIE DANSVLOER Tegenwoordig worden vloeren met steeds grotere overspanningen en lichtere materialen uitgevoerd, dit zowel uit praktische als economische overwegingen. Deze grote overspanningen met een laag eigengewicht zorgen ervoor dat deze vloeren steeds gevoeliger worden voor mens-geïnduceerde belastingen. De trillingen die hierdoor worden opgewekt, kunnen daardoor als hinderlijk ervaren worden. Dit was ook een probleem bij het in gebruik nemen van een specifieke dansvloer. Deze masterproef heeft als doel te onderzoeken hoe de trillingen van deze dansvloer gereduceerd kunnen worden tot een aanvaardbaar niveau. Aan de hand van de modale parameters van de vloer kan de maximale versnellingsrespons berekend worden. Met deze versnellingsrespons wordt bepaald welke demping nodig is om de trillingen te reduceren tot een aanvaardbaar niveau. Deze demping kan worden gerealiseerd met TMD’s, maar deze bleken na berekening te zwaar te zijn om gedragen te worden door de dansvloer. Maar door gebruik te maken van TMD’s met een massa die draagbaar is voor de vloer kan de versnellingsrespons van vloer alsnog met een factor drie verminderd worden.
Orrin Kastelijn RIOOLREHABILITATIE: EVALUATIE VAN BESCHIKBARE PRODUCTEN ALS INJECTIEMEDIUM Een eerste inventarisatie is opgesteld van de injectie- en impregnatiemedia met hun belangrijkste eigenschappen en gedrag op korte en lange termijn. Hiervoor is een marktonderzoek uitgevoerd van zowel de aannemers van injectietechnieken als van de hierbij gebruikte producten en hun fabrikanten. ± 70 producten zijn opgelijst en ingedeeld in drie grote groepen. Een aantal essentiële basisvoorwaarden zijn echter onvoldoende vervuld, zoals het gebrek aan standaardisatie van de relevante kenmerken en de technische fiches van de producten, om een eenduidig advies mogelijk te maken betreffende de specificatie van de te gebruiken van producten in relatie tot de injectietechnieken en de concrete toepassing van de meest geschikte injectie met het meest geschikte product, in het SB250. Hiervoor is er nog een gericht en uitgebreid bijkomend onderzoek noodzakelijk.
Chiara Knockaert en Martijn Vandevondele STUDIE OP DE TOEPASBAARHEID VAN HET WANDMANLIGHT-SYSTEEM IN DE BOUWSECTOR Het bedrijf Wandman bvba heeft een eigen ingenieus, moduleerbaar wandframe ontwikkeld dat in een mum van tijd wordt opgezet. Het doel van dit onderzoek is om na te gaan of deze ingenieuze frames gebruikt kunnen worden als verplaatsbare scheidingswanden in kantoorgebouwen. Momenteel wordt het WM-Light frame met afmetingen 2480x990x70mm enkel gebruikt in de standenbouw. Dit onderzoek is bijgevolg ook om na te gaan of het een strategische stap is voor het bedrijf om hierin in uit te breiden. In eerste instantie werd het gebruik van de frames als verplaatsbare scheidingswanden in kantoorgebouwen onderzocht. Hiervoor werd onderzoek gedaan naar de opbouw en normalisatie van reeds bestaande scheidingswanden. Daarna werden de nodige stabiliteitstesten en akoestische testen uitgevoerd. Dit heeft als resultaat dat het bestaande WM-Light frame behouden blijft mits toevoeging van kokers bovenaan en stelschroeven onderaan. Als plaatmateriaal voor het frame wordt geopteerd voor Dibond met glaswol als isolatie. In tweede instantie kunnen de WM-Light frames ook gebruikt worden als vrijstaande wanden of als rek/pashokje in pop-up stores. Tot slot wordt besloten dat de WM-Light frames kunnen gerealiseerd worden om een ruimte in te delen. De realisatie van de WM-Light frames is echter ook afhankelijk van het financiële aspect, waarbij de levensduur van de wanden en deuren, de termijn van verhuring en het verwachte tijdsverloop om rendabiliteit te realiseren hierop invloed uitoefenen.
Bram Landuyt UITDIEPEN VAN EEN TECHNOLOGISCH PROBLEEM OP EEN BESTAANDE WERF IN UITVOERING Het doel van deze masterproef is om een stabiliteitsstudie uit te voeren op een betonnen gebouw in uitvoering. Daarbij is het tevens de bedoeling om bepaalde concepten toe te passen, die een uitbreiding vormen op de geziene leerstof in het curriculum, zoals bijvoorbeeld het uitrekenen van een staalbetonligger volgens Eurocode 4 of een dragende wand berekenen met een staafwerkmodel. Bij de studie wordt steeds gebruik gemaakt van de meest recente normen en Eurocodes, meer bepaald Eurocode 0, 1, 2, 4 en 7. Ook worden enkele publicaties van het WTCB toegepast, zoals het rapport met richtlijnen bij het gebruik van Eurocode 7 in België. Er wordt in deze masterproef een wand uitgerekend, alsook een TTligger, een welfsel, een betonbalk, een console, een kolom en een fundering. De berekeningen gebeuren grotendeels manueel aan de hand van cursussen uit de opleiding en normen, maar ook voor een gedeelte met software zoals ConCrete bij de berekening van een balk, Scia Engineer om snedekrachten op de constructie te bepalen en een Excel-rekenblad om de vergelijking van De Beer op te lossen om het draagvermogen van de fundering te bepalen.
Jarmo Lefebvre TRILLINGEN VAN VOETGANGERSBRUGGEN: ONTWERP VAN EEN TMD ALS TRILLINGSREDUCERENDE MAATREGEL ONDER ONZEKERE OMSTANDIGHEDEN Bij het ontwerpen van voetgangersbruggen wordt vaak gekozen voor slanke structuren met lage eigenfrequenties van de structuur als gevolg. Als deze frequenties in het bereik van de voetgangersbelasting vallen, kunnen resonantieproblemen ontstaan die nefast zijn voor het comfort van de gebruikers. In dit eindwerk wordt voor de voetgangersbrug in Avelgem het trillingsgedrag van de constructie besproken op basis van voorspellingen van het eindige elementenmodel en worden voorstellen van Tuned Mass Dampers uitgewerkt als trillingsreducerende maatregel. Als evaluatiecriterium worden de maxima van de transferfuncties voor de versnellingen van het brugdek gebruikt. Daarnaast wordt ook nagegaan wat de invloed is van onzekerheden op de voorspellingen uit het eindige elementenmodel en wordt een sensitiviteitsstudie voor onzekerheden in de constructie besproken. Uit het onderzoek blijkt dat de TMD’s meerdere modes kunnen dempen. Ten slotte worden ook combinaties van TMD’s met een constante gezamenlijke massaverhouding voorgesteld en geëvalueerd. TMD’s met dezelfde massa maar verschillend getuned, zorgen voor een betere demping en robuustheid van het systeem.
Jan-Willem Libeer BEREKENING VAN SPUD-LEG PENETRATIE BIJ JACK-UP PLATFORMEN Vooraleer een jack-up (hefplatform) gebruikt kan worden om werken uit te voeren (installatiewerken, grondonderzoeken, ... ) dient dit platform gestabiliseerd te worden. Dit proces is beter gekend als het preloaden van een hefplatform: de spudpalen worden de zeebodem ingeduwd tot wanneer voldoende draagkracht gerealiseerd kan worden. Om veilig te kunnen werken is het van groot belang om de penetratie-diepte in te kunnen schatten. In deze masterproef wordt een VBA datasheet ontwikkeld die toelaat om, bij een gegeven grondprofiel, de penetratie te berekenen. Dit gebeurt op basis van de voorgeschreven methodes volgens ISO 19905-1:2012.
Manuel Lippens ONDERZOEK NAAR DE PERMEABILITEIT EN DE WATERRETENTIE CURVE VAN DE GRONDSOORT ZAND Deze paper bevat een bespreking van de doorlatendheid van de grondsoort zand en daarbij de kenmerken die een belangrijke invloed hebben zoals: de granulometrie, de capillaire stijghoogte en de waterstroming binnen dit medium. Andere karakteristieken van zand zoals liquefactie en de transportable moisture limit worden alsook besproken. Hiernaast wordt een dieper inzicht gegeven op de water retention curve, de permeabiliteit en de soil-water characteristic curve met bijhorende proeven. Deze beschrijven de suction bij lagere grondspanningen en de mate waarin water door zand kan vloeien of er door aangetrokken wordt. De meeste van deze inzichten zijn tot doel om het transport van zand economischer en goedkoper te maken in wereld van baggerwerken.
Bieke Meersschaert en Maaike Vanhee ANALYSE DAGLICHTTOETREDING EN ENERGIEBESPARING MET DAGLICHTREGELSYSTEMEN IN KLASLOKALEN Het doel van deze masterproef is om reeds in de ontwerpsituatie te kunnen voorspellen hoeveel energie, door implementatie van een daglichtregelsysteem, bespaard zal worden aan de hand van de daglichtfactoren van een lokaal. In vijf verschillende klaslokalen worden eerst de daglichtfactoren op werkbladhoogte opgemeten. Daarnaast wordt voor twee van deze lokalen de energiebesparing bepaald voor de verscheidene armatuurrijen. Vervolgens wordt de energiebesparing in functie van de diepte van het lokaal vergeleken met het verloop van de daglichtfactor. De beste verdeling van daglicht in een lokaal wordt verkregen bij een vensterzijde die zo min mogelijk onderbroken wordt en zich zo breed mogelijk over de gevel spreidt. Daarnaast is de ‘window to floor’ ratio de meest maatgevende invloedfactor. Bovendien wordt de beste daglichtverdeling bekomen indien voorgaande elementen gepaard gaan met een tweezijdige belichting. Daar waar de daglichtfactor hoger is dan 5%, wordt een maximale dimming verkregen in de maanden mei en op de meest heldere dagen in januari. Waar de daglichtfactor groter is dan 2% wordt een volledige dimming verwacht bij heldere dagen in de zomermaanden. In zones met daglichtfactoren lager dan 2% is steeds kunstverlichting nodig.
Pieterjan Morlion en Marijn Theunynck EXPERIMENTELE EN NUMERIEKE STUDIE VAN RITMISCH MENSELIJKE BELASTINGEN Meer en meer worden bouwkundige constructies uitgevoerd met grotere overspanningen en lichtere materialen. Hierdoor hebben de constructies een lage stijfheid-massaratio wat aanleiding geeft tot lagere eigenfrequenties die in het bereik liggen van mens-geïnduceerde belasting wat kan leiden tot resonantieproblemen. Eindige elementenmodellen proberen dit dynamisch gedrag van de constructie te berekenen. Samen met goede belastingsmodellen kan het trillingsniveau voorspeld worden. Deze masterproef focust op die belastingenmodellen, in het bijzonder de mens-geïnduceerde belastingen springen en bobben. Aan de hand van metingen op een krachtenplatform worden deze twee belastingsgevallen geanalyseerd en gekarakteriseerd. Voor verschillende belastingsfrequenties wordt de variabiliteit van zowel intra- als inter-subject onderzocht. Zowel voor het bobben als springen worden relevante parameters bepaald en vergeleken in functie van de belastingsfrequentie. Bij deze analyse is duidelijk dat de amplitude bij springen groter is dan deze bij bobben. In het aantal harmonische componenten is er echt weinig verschil tussen beiden. Bij de analyse van de vorm is duidelijk de afwezigheid van de dubbele pieken op te merken bij het bobben.
Bruno Mottrie en Tobie Plancke ANALYSIS AND EXPERIMENTAL MEASUREMENT OF LOSSES IN PRESTRESSED CONCRETE: DEFINITION OF A PROCEDURE The measurement of prestressing losses in concrete beams and plates in on-site conditions usually is performed in a very elementary way. The most common method consists of a manual measuring of the induced elongation in the prestressed cable. In this Master Thesis a procedure is defined aimed at improving such measurements, including those cases where long-term data is required. The way to do it is introducing strain gauges attached to the cables and putting into operation an autonomous, automatic and remote data acquisition system. The Thesis is developed as follows: - basics: losses in prestressed concrete. Measuring techniques. - Pre-design of the test. Design of supplementary material: interruption of the sheath and intermediate supports for load transfer. - Numerical modelling of the test. Definition of the threshold control values. - Setup definition (including acquisition system). - Realization of tests in laboratory conditions.
Pieter Ott en Klaas Van Wolvelaer BACK-CALCULATIE VAN DE HEIBAARHEID VAN OFFSHORE STALEN BUISPALEN Deze masterproef heeft als doel de heibaarheid van offshore stalen buispalen zo nauwkeurig mogelijk te kunnen voorspellen. Met behulp van data verkregen uit reeds uitgevoerde projecten wordt getracht een algemeen model op te stellen dat kan toegepast worden op meerdere grondsoorten. Hiervoor zijn verschillende parameters en hun invloeden onderzocht. Na het opstellen van een algemeen model werden er telkens 25 monopiles van twee verschillende projecten nagerekend. Via CPT-data, paaleigenschappen en hammer logs werden deze back-calculaties uitgevoerd. Als basis voor ons rekenmodel werden de formules uit de rekenmethode van Alm en Hamre gebruikt. Door het stap voor stap aanpassen van de parameters per grondsoort werd ons model steeds verder geoptimaliseerd. We zijn er uiteindelijk in geslaagd om het verloop van de grafieken van het aantal slagen per 25 cm in functie van de diepte van het eerste (referentie)project vrij nauwkeurig te benaderen. Het gemiddelde procentuele verschil van het aantal slagen werd berekend op ±9,44%. Ook bij het narekenen van een tweede project bleek ons model een vergelijkbare nauwkeurigheid te hebben. Voorspellingen van de heibaarheid zijn mogelijk. Er zijn echter tal van variabelen en onvoorspelbare factoren die de nauwkeurigheid van deze voorspellingen sterk beïnvloeden. Wees dus altijd kritisch met deze berekeningen. Dit model kan nog nauwkeuriger en algemener worden opgesteld, maar het is onmogelijk om binnen deze masterproef alle variabelen en parameters te onderzoeken.
Jeroen Peleman en Gilles Van Staen STUDY OF AN ALTERNATIVE SOLUTION FOR PEDESTRIAN CROSSING ON PONTE LUIZ I This study deals with the design of a pedestrian bridge on the existing bridge, Ponte Luiz I. The mean objective was to create an alternative solution for pedestrians to cross the Douro River between Porto and Villa Nova de Gaia. Therefore, information from previous studies, on the Ponte Luiz I, will be used to design the connections with the new bridge. The design of the pedestrian bridge will be done by using the software package SCIA Engineer. Based on the results of the resistance from the designed connections, a possible solution will be controlled and adapted until acceptable one. After an iterative proces of new models, a acceptable solution will be found. Finally, a small study about the final solution will handle about dangerous actions as the effect of dynamics on this new structure.
Bram Plancke IMPLEMENTATION OF FRACTURE TEST OF CONCRETE TO DETERMINE FRACTURE PROPERTIES Fracture process is a fundamental phenomenon in concrete materials.
Different methods are found in the literature to determine some fracture parameters such as the fracture energy (GF) of concrete by means of three-point bending tests on notched beams. The fracture energy is defined as the amount of energy necessary to create one unit area of a crack. This master thesis aims at implementing a three-point-bending test for concrete where the fracture energy can be deduced. The test will also try to record the softening curve of concrete after cracking. Moreover, the influence of different parameters of concrete mixes will be assessed. The Digital Image Correrelation (DIC) technique will also be applied, for the most interesting case, in order to determine the strain field along the test. For this purpose, test procedures have to be studied along with acquiring detailed knowledge on GF. Multiple tests will be performed to assess data and to interpret results, so conclusions can be formed.
Lorenzo Popelier en Wouter Van Overwalle STUDIE OP DE TOEPASBAARHEID VAN PU-SCHUIM ALS RABONBARRIÈRE IN KRUIPRUIMTES In dit onderzoek wordt de toepasbaarheid van polyurethaanschuim als radonbarrière in kruipruimtes en kelders getest. Het wordt gezien als een voorstudie naar de geschiktheid van een specifiek polyurethaanschuim, namelijk FROTH-PAKTM in radonsaneringstoepassingen. Voor het onderzoek naar de toepasbaarheid werd een testmethodiek doorlopen. Deze bestond uit drie onafhankelijke testen. Vooreerst werd de radondiffusiecoëfficiënt bepaald, waarmee radonbarrières kunnen ontworpen worden. Eveneens volgden luchtdichtheidstesten op het polyurethaanschuim en een casestudie. Uit de resultaten blijkt een duidelijke toepasbaarheid van het FROTH-PAKTM-polyurethaanschuim als radonbarrière. Dit wordt gestaafd door de evolutie in luchtdichtheid alsook in gemeten radonconcentraties. Afhankelijk van de specifieke omstandigheden kan het materiaal bijkomend isolatievoorzieningen bieden. Het materiaal bezit bijgevolg het grootste potentieel in combinatie met zijn isolerende eigenschappen.
Philip Renaer INNOVERENDE HOUTBOUW: CROSS LAMINATED TIMBER BINNEN DE VLAAMSE HOUTBOUWSECTOR Cross laminated timber maakt deel uit van een relatief nieuwe categorie bouwmaterialen, de zogenaamde engineered wood products. Deze materialen worden ontwikkeld met als doel de positieve bouwkundige eigenschappen van hout ten volle te benutten en de negatieve eigenschappen van dit organisch materiaal zo veel mogelijk te elimineren. CLT is aan een indrukwekkende opmars bezig, de productievolumes stijgen aan een snel tempo en wereldwijd is er interesse om CLT productiefaciliteiten op te richten. Dit maakt het nu net zo boeiend om de mogelijkheid van CLT productie in België te onderzoeken. Dit onderzoek zal in eerste instantie gebeuren aan de hand van een klassieke literatuurstudie. In het eerste deel van die literatuurstudie wordt de huidige status van de houtbouwsector onderzocht. In het tweede deel worden enkele operationele processen van een CLT-bedrijf onderzocht. Alle informatie die verkregen werd uit de literatuurstudie zal uiteindelijk samenkomen in een kostprijsmodel. Dit parametrisch rekenmodel moet toelaten om de impact van de verschillende kostenposten op de totale kostprijs van CLT te achterhalen. Aan de hand van een fictief CLT-bedrijf wordt een inschatting gemaakt van de totale kostprijs van CLT productie en plaatsing in België.
Ofelia Roels en Sander Vanderbeken EVALUATIE THERMISCH ZOMERCOMFORT IN PASSIEFSCHOLEN Het doel van deze masterproef is het thermisch zomercomfort in twee passiefscholen te simuleren, evalueren en te optimaliseren. Over een periode van twee maand worden sensoren geplaatst die de binnentemperatuur opmeten. Deze gegevens worden via de ATG-methode geanalyseerd. Met behulp van een dynamische simulatie in TRNSYS wordt één passiefschool van naderbij bekeken. Indien er oververhitting wordt vastgesteld, worden verschillende maatregelen via de simulatie uitgetest. Uit de ATG-grafieken blijkt dat beide scholen goed scoren op vlak van thermisch zomercomfort. In de simulatie worden de bestaande constructie en technieken zo goed mogelijk nagebootst. Uit deze gegevens blijkt dat er mogelijkheid is tot verdere optimalisatie. Eerst wordt de efficiëntie van de bestaande keuzes nagegaan. Vervolgens worden verbeteringen gesimuleerd. Hieruit wordt een optimale combinatie samengesteld.
Laurens Simoens en Marie Van Der Meeren ANALYSE VAN DE PRESTATIES VAN VRAAGGESTUURDE VENTILATIE IN DE TESTLOKALEN In 2013 werd de afdeling bouwkunde van KU Leuven technologiecampus Gent uitgebreid volgens de passiefbouwstandaard met twee nieuwe leslokalen. De lokalen worden van ventilatie en verwarming voorzien door een luchtgroep met een warmterecuperator en adiabatische koeling. Er werd gekozen voor vraaggestuurde ventilatie waarbij VAV-boxen het ventilatiedebiet kunnen regelen. Het doel van deze masterproef is de werking en prestaties van vraaggestuurde ventilatie te analyseren. De werking wordt gecontroleerd aan de hand van resultaten afkomstig van sensoren die verschillende parameters opmeten. Vervolgens worden de prestaties van het ventilatiesysteem onder de loep genomen. Het elektriciteitsverbruik van de ventilatoren en het energieverbruik voor verwarming worden onderzocht en vergeleken met een constant ventilatiesysteem en met de resultaten uit de EPB-software. Uit deze analyses kan besloten worden dat met vraaggestuurde ventilatie een aanzienlijke energiebesparing kan gerealiseerd worden. Uit de kosten-batenanalyse blijkt dat deze energiebesparingen groot genoeg zijn om de initiële meerkost op termijn te compenseren.
Floris Syryn STABILITEITSSTUDIE VAN EEN GEBOUW Doorheen de opleiding industriële wetenschappen in de bouwkunde werd er vaak stil gestaan bij de algemene stabiliteit van constructies. Verschillende onderwerpen zoals balken, kolommen, vloerplaten et cetera , kwamen voldoende aan bod. Deze berekeningen boeien mij het meest en dit gevoel werd sterker naar het eind toe. Daarom koos ik een masterproefonderwerp waarbij een algemene stabiliteitsstudie werd gemaakt voor een gebouw. De algemene stabiliteit voor dit gebouw werd niet volledig uitgerekend. De belangrijkste aspecten werden aangetoond als voorbeeld. Hierbij werd een vloerplaat, balk, kolom, wand en een funderingspaal berekend. In samenwerking met de masterproefbegeleider (L. Vanhooymissen) werden constructieve zaken afgesproken. Het gebouw is een onderdeel van de ‘Waalse Krook’ in Gent. De constructie bevat vijf verdiepingen. Het doel van deze thesis is om de verworven theoretische achtergrond over betonnen structuren toe te passen in de praktijk. De dag van vandaag wordt dit allemaal gedaan met computerprogramma’s berekend en wordt er niet meer vaak stilgestaan bij de theorie die achter de berekeningen zit. De berekeningen werden uitgevoerd aan de hand van normen en cursussen. Als resultaat kan besloten worden dat alle voornaamste zaken werden berekend. Hierbij werden zaken aangepast als de funderingspalen in samenspraak met de begeleider. Dit alles leidde tot een goed resultaat.
Martijn Vandaele STABILITEITSSTUDIE VAN EEN BETONCONSTRUCTIE IN UITVOERING UITWERKEN VAN SPECIFIEKE CONSTRUCTIEONDERDELEN MET HET STANGENVEELHOEKMODEL In deze masterproef wordt een stabiliteitsstudie uitgevoerd van een loods met een betonnen portiekconstructie volgens de NBN EN 1991 (2005). Met behulp van het softwarepakket Scia wordt een algemen stabiliteit gegarandeerd. Om de horizontale krachten afkomstig van de wind op te vangen worden 2 mechanismen toegepast. Bij een windkracht op de langse richting worden de krachten opgevangen door ingeklemde kolommen. Een dakwindverband zal de krachten afkomstig van de wind op de dwarse richting opvangen en deze via de betonnen wand overbrengen naar de paalfundering. De betonnen wand wordt gedimensioneerd aan de hand van de stangenveelhoekmethode. Via een paaljuk met 2 paalfunderingen zullen alle krachten opgevangen worden. Als laatste wordt er dieper ingegaan op het dimensioneren van betonelementen met betrekking tot de brandweerstand van zowel gewapende als voorgespannen elementen.
Phebe Van de Heyning STUDY OF THE ACOUSTIC CONDITIONING OF THE AULA MAGNA OF THE FACULTY OF LAW OF THE UNIVERSITAT DE VALÈNCIA. ANALYSIS OF THE CURRENT SITUATION AND A PROPOSAL FOR IMPROVEMENT Het doel van deze thesis is een akoestische analyse van de Aula Magna van de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universitat de València en een voorstel tot verbetering. De hal wordt gebruikt voor conferenties en voorstellingen van kamermuziek. Het auditorium wordt opgemeten en de verschillende akoestische parameters worden vergeleken met de aanbevolen waarden. Vervolgens wordt er een 3D-model gemaakt met behulp van AutoCAD. Dit model wordt met Odeon (een zaalakoestiek software) geanalyseerd en aangepast zodat de waarden verkregen via Odeon gelijk zijn aan de gemeten waarden. Het model mag nu gelijkwaardig aan de realiteit worden gesteld. Verbeteringen aan de hal worden onderzocht met behulp van simulaties in Odeon. Het plaatsen van plafondtegels met dubbele zijden en verplaatsbare panelen zorgt voor een verbetering van de akoestische parameters het auditorium.
Kwinten Van De Keere AKOESTISCHE PRESTATIE VAN WAND- EN VLOERSYSTEMEN IN HOUTSKELETBOUW De belangstelling voor houtskeletbouw neemt toe. Het akoestisch comfort van deze lichte bouwmethode wordt echter vaak in vraag gesteld. Houten vloeren worden nog te vaak geassocieerd met oude krakende vloeren waarop elke beweging duidelijk hoorbaar is. Deze vooroordelen kloppen echter niet meer. Moderne vloersystemen in houtskeletbouw lijken te kunnen voldoen aan de prestatie-eisen. Ook houtskeletwanden lijken goed te presteren en kunnen voldoen aan de norm. In dit thesisonderzoek wordt de akoestische prestatie van vloer- en wandsystemen in houtskeletbouw in situ gemeten en beoordeeld aan de hand van de huidige akoestische normen. Door een theoretische benadering van de resultaten wordt duidelijk op welke manier de opbouw van een wand of vloer de akoestische prestatie kan beïnvloeden.
Sarah Van Den Bossche en Marlies Wyffels BEPALEN VAN KOSTENOPTIMALE RENOVATIESTATEGIEËN AAN DE HAND VAN EEN LCCSTUDIE IN HET KADER VAN HET PROJECT RENOSEEC Deze masterproef kadert in de IWT-proeftuin RenoseeC. Het doel van dit eindwerk is het bepalen van kostenoptimale renovatiestrategieën voor rijwoningen aan de hand van een LCC-analyse. Verschillende maatregelenpakketten worden ten opzichte van elkaar in vergelijking gebracht waardoor de optimale pakketten naar voor komen. De gegevensverwerking start met het opmeten van de woningen binnen het project Dampoort knapT OP, uittekenen van de plannen en invoer van de gegevens in de EPB-software. Per woning worden energetische parameters bepaald. Voor de verschillende constructieonderdelen van een gebouw worden renovatiemaatregelen opgesteld. Door deze maatregelen voor iedere woning in te geven in de EPBsoftware worden de verschillende dalingen van de energetische parameters per woning bepaald. In een volgende stap worden van alle maatregelen de financiële parameters berekend en wordt er een sensitiviteitsanalyse uitgevoerd om de invloed van marktfluctuaties te duiden. Per bestudeerde woning worden alle maatregelen gecombineerd tot maatregelenpakketten. Deze pakketten worden ten opzichte van elkaar beoordeeld aan de hand van de energetische parameter jaarlijks karakteristiek primair energieverbruik en de financiële parameter totale actuele kost. Dit wordt visueel per woning voorgesteld in een puntenwolk. Het front van deze puntenwolk toont de kostenoptimale punten. Het punt met de hoogste totale actuele kost en de bijhorende daling in jaarlijks primair energieverbruik is het meest kostenoptimale punt en bevat het meest efficiënte maatregelenpakket.
Joachim Van Israël en Dries Witdouck HYDRATATIEWARMTE VAN CEMENT EN INVLOED OP HET BETON De hydratatiereactie tussen water en cement is een exotherme reactie, er komt dus warmte vrij tijdens de binding. De warmteproductie doorheen de tijd verloopt volgens een algemeen hydratatiemodel waarin duidelijk enkele warmtepieken waar te nemen zijn. Met behulp van een zelfgecreëerde semi-adiabatische opstelling wordt de hydratatiewarmte Q en daaruit volgend de ogenblikkelijke warmteproductie q bepaald. De opstelling bestaat uit twee calorimeters waarin een referentiemonster en een proefmonster geplaatst worden. De temperatuur van deze monsters wordt door middel van twee thermokoppels gemeten en geregistreerd door LabVIEW. Via een Excel-rekenblad wordt uit de geregistreerde temperaturen de hydratatiewarmte en de ogenblikkelijke warmte bepaald. Om de accuraatheid van de opstelling te verzekeren werd een kalibratie uitgevoerd in samenwerking met het betonlabo Mangel van de UGent.
Pieter-Jan Van Steenkiste en Lieselotte Van Vooren TRILLINGEN VAN VOETGANGERSBRUGGEN, INVLOED VAN ONZEKERE VARIABELEN OP DE RESPONS De trillingsgevoeligheid van voetgangersbruggen is een belangrijke parameter om het gebruikerscomfort te evalueren. Een dynamische controle via ontwerpgidsen Sétra en HiVoSS voorspelt de versnellingsniveaus ten gevolge van wandelende personen en evalueert het comfort. Dergelijke controle is echter gebaseerd op een goede kennis van de modale parameters. In dit werk is de invloed van onzekere parameters op die responsvoorspelling onderzocht door gebruik te maken van simulaties. Deze werkwijze worden toegepast op twee verschillende voetgangersbruggen: de Placerelle in Charleroi en de Aalstgoedbrug in Eeklo. Na het beschouwen van onzekerheden worden simulaties uitgevoerd met behulp van de softwareprogramma’s ANSYS en MATLAB. Aan de hand van de ontwerpgidsen worden hierna de bijhorende responscontroles uitgevoerd. Zo kan het effect van onzekere modale of structurele parameters op de responsvoorspelling geëvalueerd worden. Uit de resultaten blijkt dat de responsberekening volgens de gidsen erg gevoelig is voor variaties in eigenfrequenties. In ontwerpfase is de inschatting van de dempingsverhouding eveneens belangrijk. Ook het variëren van constructieparameters, zoals onder andere de hoogte van het brugdek, speelt een belangrijke rol bij het berekenen van de modale parameters en bijgevolg het uitvoeren van de trillingscontrole. Om een betrouwbare trillingsvoorspelling te kunnen doen dient de robuustheid te worden nagegaan. Dergelijk ontwerp wordt gekenmerkt door een verlaagde gevoeligheid voor het effect van onzekerheden. Algemeen kan besloten worden dat zowel de invloed van onzekerheden op de modale parameters als de invloed van het wijzigen van constructieparameters niet te verwaarlozen is bij de trillingsvoorspelling.
Arne Vanneste en Gilles Vercaemst INNOVERENDE HOUTBOUW: ONDERZOEK NAAR DE KOSTENSTRUCTUUR VAN CLT IN DE VLAAMSE HOUTBOUWSECTOR Deze masterscriptie heeft als doel meer inzicht te verwerven in de kostenstructuur van een woning opgetrokken met de houtbouwmethode Cross Laminated Timber. Aan de hand van een literatuurstudie worden enerzijds de algemene eigenschappen en de materiaaleigenschappen van CLT onderzocht, anderzijds de algemene kostprijsberekening van een bouwproject. Interviews met enkele CLT-aannemers geven inzicht over bedrijfsvoering van aannemers en over de manier waarop ze hun kostenplaatje bepalen Aan de hand van een casestudy wordt de verdeling van de kosten bij de bouw van een CLT-woning geanalyseerd en met twee andere bouwwijzen vergeleken. Aan de hand van de kostenberekeningen wordt geconcludeerd dat CLT een aantal voordelen heeft tijdens het bouwproces om onder andere de loonkosten in de uitvoeringsfase te drukken. In vergelijking met andere bouwmethodes is CLT duurder, in eerste instantie door de grote materiaalkost van de CLTpanelen. De voordelen op vlak van gewicht en bouwtempo zullen waarschijnlijk beter voelbaar zijn bij hoogbouw.
Tony Verdoodt en Ruben Verstricht BIM VOOR DE INGENIEUR BOUWKUNDE. TOEGEPAST MET GEPREFABICEERD BETON De doelstelling van deze masterproef is het achterhalen in welke mate het loont BIM te gebruiken in de bouwwereld, meer bepaald vanuit het standpunt van enkele beroepen die aansluiten bij de titel van ingenieur bouwkunde. We bouwen een algemene theoretische basis op van BIM waarna we de praktische uitwerking ervan gaan toetsen. Dit gebeurt aan de hand van het softwarepakket Tekla Structures. We kunnen concluderen dat BIM nog in volle opmars is en zeker een lonend alternatief kan zijn voor het traditionele bouwproces, echter afhankelijk van onder andere de grootte van het bouwproject en de keuze van bouwpartners. Vervolgens concluderen we dat Tekla Structures in dit bouwproces eveneens een volwaardig pakket is zoals Revit Structures. Beide systemen hebben hun voor –en nadelen. Ten slotte is een van de voorwaarden om BIM optimaal te laten lonen dat alle bouwpartijen van meet af aan meestappen in de samenwerking.
Ruben Vermeir SCHADEMECHANISMEN DOOR CHLORIDE-INDRINGING EN CARBONATATIE VAN BETON Deze masterproef is hoofdzakelijk een literatuurstudie die handelt over de schademechanismen bij chloride-indringing en carbonatatie van beton. Het uiteindelijke doel is om een omvattend werk op te stellen waaruit dan eenvoudig een model kan opgesteld worden. Hiervoor werden verschillende relevante en representatieve werken opgezocht en vergeleken. In een eerste deel wordt een state of art rapport opgemaakt. In een tweede deel worden de voornaamste modellen gerelateerd aan chloride-indringing en carbonatatie besproken. De belangrijkste invloedparameters worden hierbij besproken. In een derde deel worden aan de hand van verschillende case-studies de vooropgestelde modellen getoetst. Om dit te verwezenlijken werden excel documenten opgemaakt. Een lezer kan aan de hand van dit eindwerk een proef uitvoeren voor het bepalen van de chloride-indringingsdiepte en de carbonatatiediepte en kan voor elke case een model opstellen.
Master in de industriële wetenschappen: afstudeerrichting landmeten
Sam De Baets VERKENNEND ONDERZOEK VAN HET VERSCHIJNSEL MULTIPATH BIJ GPS-METINGEN Plaatsbepalingen via GNSS metingen kennen nog steeds enkele foutenbronnen. Eén van de voornaamste daarvan is multipath, het ontvangen van directe signalen gecombineerd met gereflecteerde signalen. Multipath is sterk afhankelijk van de geometrie tussen satelliet, reflector en ontvanger. Deze geometrie verandert voortdurend door de circulerende satellieten. Er dient ook rekening te worden gehouden met de omgeving. In steden zal altijd meer multipath ervaren worden dan op het platteland simpelweg omdat er meer objecten aanwezig zijn waarop signalen kunnen reflecteren. Een bespreking van de polarisatie van het multipath signaal is te vinden in het eerste hoofdstuk. Het multipath signaal kan via oneindig veel paden de ontvanger bereiken. Het tweede hoofdstuk beschrijft hoe het wegverschil tussen het directe en het multipath signaal via geometrische oplossingen wordt berekend. In het volgende hoofdstuk wordt het onderscheid gemaakt tussen carrier en code multipath. Om deze foutenbron te minimaliseren en indien mogelijk te elimineren zijn verscheidene technieken beschikbaar. De twee meest voorkomende multipath limiterende technieken worden besproken in het vierde en vijfde hoofdstuk. De eerste soort bestaat uit technieken die de gereflecteerde signalen probeert te elimineren voor het de ontvanger kan bereiken. Bij de zephyr en choke ring antenne wordt deze techniek toegepast. De andere soort technieken zullen de invloed van het multipath signaal in de ontvanger proberen elimineren via inwendige correlatietechnieken. Er werden ook een aantal proeven uitgewerkt om te trachten op een gecontroleerde manier multipath fenomenen uit te lokken. De verwerking en analyse van de resultaten was moeilijk en viel niet samen met de verwachtingen zodat er geen definitieve conclusies konden getrokken worden over een aantal aspecten van het multipath-probleem. De hoofddoelstelling van het eindwerk werd dan het verkennen van het fenomeen multipath bij GPS.
Wilfried De Vriese REGISTRATIE VAN LASERSCANS – AUTOMATISCHE TARGETDETECTIE IN LASERSCANS De laserscanner is een revolutionair toestel dat een steeds grotere opmars kent in de wereld van de landmeters, doordat ze de ruimte heel snel in 3 dimensies kan opmeten. Het is meestal echter niet mogelijk objecten in 1 keer op te meten; er moet meerdere keren worden opgesteld. Daarenboven gebeurt de registratie van de scan data nog omslachtig, omdat het herkennen en benoemen van de targets voor de registratie van de data nog veel werk en tijd vraagt. Op dit moment zijn reeds verschillende soorten targets voorhanden om de automatisering van de laserscanning te kunnen vergemakkelijken. De resolutie van foto’s en laserscans speelt eveneens een belangrijke rol in het snellere verloop van de targetdetectie. Ook zijn reeds verschillende matchingstrategieën ontwikkeld, gebaseerd op afwisselend enkel laserscans, enkel foto’s of een combinatie van beide. Onderzoek op 1 soort target, nl. de target gebaseerd op concentrische cirkels, in Matlab geeft met verschillende soorten verwerkingen wisselende resultaten. Nadelen van 1 methode worden tenietgedaan door de voordelen van een andere methode. Hoewel niet alle fouten kunnen worden opgelost omdat geen enkele verwerkingsmethode waterdicht is, worden alle targets (in een relatief snelle tijd) minstens 1 keer op 1 of meerdere foto’s via 1 of meerdere soorten verwerking gedetecteerd.
Willem Roose HYDRONAUTSTUDIE, OPSTELLEN VAN EEN RIOLERINGSMODEL EN CONTROLEBEREKENING VAN EEN ONTWERP Het doel van deze thesis kan in een tweetal luiken opgesplitst worden. Enerzijds was het de bedoeling om verregaande inzichten te vergaren in zowel de theoretische als praktische kant van rioleringsstudies. Anderzijds was het de bedoeling om via een eigen narekening de belangrijkste stappen die worden gezet tussen een voorontwerp van een stelsel en een nagerekend ontwerp te onderzoeken. Om invulling te geven aan deze doelen, werd aan de hand van de hydronautprocedure van Aquafin in eerste instantie een model opgesteld van het bestaande stelsel van Beervelde. Vervolgens werden controleberekeningen uitgevoerd op het voorontwerp van een uitbreiding aan dit bestaande stelsel. Tijdens het opbouwen van het model is duidelijk geworden dat het opbouwen van een hydronautmodel een procedure is die onderhevig is aan heel veel verschillende parameters. Uit de controleberekening is gebleken dat doorgaands verschillende aanpassingen aan een voorontwerp nodig zijn om tot een robust en functioneel stelsel te komen. Er kan dus besloten worden dat de hydronautprocedure niet enkel een nuttige handleiding is, maar eerder een noodzakelijk document is om tot vergelijkbare modelleringen te komen. Verder is de narekening van een voorontwerp met aangepaste software een niet te vermijden stap gebleken om verschillende invloeden in te rekenen waaraan tijdens een voorontwerp soms genoodzaakt weinig of geen aandacht geschonken wordt.
Van den Broeck Ward AFPALING Hoe moet een afpaling worden uitgevoerd? Welke methode moet worden gevolgd? Welke stappen mogen zeker niet vergeten worden? Welke bronnen en documenten kan ik raadplegen om de grens van een perceel te achterhalen? Bij welke personen, instanties en collega’s kan ik aankloppen voor informatie omtrent een perceel? In het eerste deel van deze thesis wordt de afpaling kort uitgelegd. Er wordt een definitie gegeven van een afpaling en de verschillende soorten afpalingen worden uitgelegd. Vervolgens worden de verschillende fasen van een afpaling besproken. In het tweede deel wordt de werkwijze van afpalingen aan de hand van vijf verschillende cases uitgelegd. Aangezien afpalingen vooral worden geleerd in de praktijk, heb ik vijf praktijkvoorbeelden uitvoerig besproken.
Versyp Joren MOGELIJKHEID TOT INDOOR MAPPING MET BEHULP VAN EEN MICROSOFT KINECT SENSOR In deze thesis wordt de mogelijkheid tot indoor mapping met behulp van een Microsoft Kinect sensor onderzocht. Er wordt onderzocht wat de haalbare nauwkeurigheden zijn in welke omstandigheden. Om dit te onderzoeken worden er tests uitgevoerd met 2 sensors. Dit om de 2 toestellen met elkaar te kunnen vergelijken en om de maximale nauwkeurigheid te kunnen bepalen. De resultaten van beide toestellen verschilden sterk. Doch de maximale nauwkeurigheid die bekomen werd in optimale omstandigheden was een fout van ongeveer 3%. Deze foutenmarge is ondermaats voor landmeetkundige toepassingen. Verdere optimalisatie van de software en kalibratie van de sensor zal de resultaten waarschijnlijk kunnen verbeteren.
FACULTEIT INDUSTRIËLE INGENIEURSWETENSCHAPPEN TECHNOLOGIECAMPUS GENT Gebroeders De Smetstraat 1 9000 GENT, België tel. + 32 9 265 86 12 fax + 32 9 225 62 69
[email protected] www.iiw.kuleuven.be