01
MEI 2014
Periodieke nieuwsbrief van Boskamp & Willems Advocaten
Wijziging Woningwet: invoering bestuurlijke boete | Boetebeding in huurovereenkomst woonruimte: verhuurders pas op! | Pre-pack: wettelijk geregeld?
p3
Vergoedingsrisico’s Onroerend goedrecht
p4
Ruimtelijk bestuursrecht
p7
Schade en aansprakelijkheid
p8
Opschorting betaling vóór oplevering werk? Op naar een nieuw omgevingsrecht Medische kosten niet altijd gedekt
INHOUD
Wetsvoorstel Wet Werk en Zekerheid |
Ondernemingsrecht
Voorwoord 2014 is zonnig gestart, met aanhoudende berichten over een voorzichtig economisch herstel. Er gaat veel veranderen. Raad - de nieuwsbrief van Boskamp & Willems Advocaten - houdt u op de hoogte van nieuws en wetenswaardigheden vanuit alle secties binnen onze advocatenpraktijk. U ontvangt Raad tweemaal per jaar. De eerstvolgende editie valt naar verwachting in november 2014 op de deurmat. Wij wensen u veel leesplezier en verwachten dat u, in welke branche u ook werkzaam bent, met onze Raad en adviezen uw voordeel kunt doen.
Onverdeeld laten bij echtscheiding? Sinds enkele jaren komt het in toenemende mate voor dat ex-partners hun gezamenlijke woning moeten verkopen als gevolg van hun scheiding en dat de verkoopopbrengst ontoereikend is om de hypothecaire geld lening te kunnen voldoen.
De redactie. De ex-partners worden dan geconfronteerd met een restschuld die zij samen zullen moeten aflossen. Om deze situatie te voorkomen kan bij de scheiding worden afgesproken dat de woning onverdeeld blijft. De wet verbindt daaraan een maximale termijn van vijf jaren, die overigens voor verlenging vatbaar is. De ex-partners zullen goede afspraken moeten maken over het gebruik en het beheer van de
woning en zij zullen rekening moeten houden met de fiscale consequenties van het eigendom van de woning en de mogelijkheden van hypotheekrenteaftrek. Als het niet lukt om in onderling overleg tot afspraken te komen over de verdeling van de woning kan de rechtbank worden verzocht hierover te beslissen.
>>
>> Vervolg van pagina 1
Mocht een onmiddellijke verdeling de belangen van één van de ex-partners aanmerkelijk zwaarder treffen dan de belangen die door verdeling worden gediend, kan op verzoek van die expartner de verdeling van de woning voor maximaal drie jaren worden uitgesloten. Rechtbank Oost-Brabant wees zo’n verzoek bij beschikking van 13 december 2013 toe in een zaak die op ons kantoor in behandeling was. In die zaak wilde de man de woning onverdeeld laten. Op de woning rustte zowel een hypothecaire geldlening in privé als een zakelijke hypothecaire geldlening, waarvoor beide
partijen hoofdelijk aansprakelijk waren. De bank wilde niet meewerken aan wijzigingen van de aansprakelijkheden en/of kredietfaciliteiten, zodat de man niet in staat was om de woning over te nemen. Verkoop van de woning zou echter leiden tot het faillissement van de onderneming. Gelet op de situatie op de woningmarkt en de verbondenheid met de onderneming is de rechtbank van oordeel dat het belang van de man bij het onverdeeld laten van de woning, de hypothecaire geldlening en de daaraan gekoppelde spaarverzekering aanmerkelijk groter is dan de belangen van de vrouw bij onmiddellijke verdeling.
De rechtbank sloot daarom de verdeling van deze vermogensbestanddelen uit voor een periode van drie jaren, waarbij de rechtbank er ook van uitgaat dat de man alle zakelijke en gebruikslasten met betrekking tot de woning voor zijn rekening zal blijven nemen. Een verzoek aan de rechtbank om vermogens bestanddelen onverdeeld te laten ingeval van (echt)scheiding zal goed moeten worden onderbouwd met feiten en (financiële) stukken. Als u meer informatie wilt hebben over dit onderwerp kunt u contact opnemen met onze sectie Familie- en erfrecht.
Vanuit de sectie Familie- en erfrecht is gebleken dat er een groeiende vraag is naar de mogelijkheid om afspraken te maken in de avonduren. Voor particulieren omdat zij liever geen vrije uren opnemen overdag of hiertoe eigenlijk geen mogelijkheid hebben, voor ondernemers om hun feitelijke werkzaamheden zoveel als mogelijk overdag te kunnen laten plaatshebben. Wij willen hierin graag meedenken en bieden in 2014 daarom bij wijze van pilot de mogelijkheid om enkele avonden per maand afspraken te plannen in zaken die betrekking hebben op familie- en erfrecht.
Wetsvoorstel Wet Werk en Zekerheid Het Wetsvoorstel Wet Werk en Zekerheid (WWZ) beoogt kort gezegd het ontslagrecht te hervormen, de rechtspositie van flexwerkers te verbeteren en de Werkloosheidswet aan te passen. Het Wetsvoorstel ligt thans bij de Eerste Kamer en gestreefd wordt om de wetgeving ten aanzien van flexwerkers per 1 juli 2014 in te voeren, dit met uitzondering van de nieuwe ketenregeling die naar verwachting per 1 juli 2015 zal worden ingevoerd. Graag informeren wij jullie over de belangrijkste wijzigingen, waarmee de WWZ langdurige inschakeling van flexwerkers wil voorkomen. Ketenregeling De huidige ketenregeling bepaalt dat opeenvolgende tijdelijke arbeidsovereenkomsten die elkaar met een tussenpoos van maximaal drie maanden opvolgen en afgesloten met eenzelfde werknemer, van rechtswege overgaan in een vast dienstverband vanaf het moment dat deze samen de duur van drie jaren overschrijden of indien er meer dan drie tijdelijke arbeidsovereenkomsten zijn gesloten. Op al deze punten kan bij cao ten nadele van de werknemer worden afgeweken. De WWZ reduceert de maximumtermijn van drie tot twee jaren en verlengt de tussenpoos waar binnen arbeidsovereenkomsten als opeenvolgend worden gezien, van drie naar zes maanden. Afwijking bij cao is alleen nog mogelijk ten aanzien van uitzendovereenkomsten of vanwege de intrinsieke aard van de bedrijfsvoering, waarbij
2
het maximale aantal contracten zes en de maximale duur vier jaren mag bedragen. Proeftijd Onder de WWZ blijft de regeling omtrent de duur van de proeftijd ongewijzigd, met de kanttekening dat een proeftijd slechts is toegestaan in arbeidsovereenkomsten van langer dan zes maanden. Verder bepaalt de WWZ, in lijn met geldende rechtspraak, dat een proeftijdbeding nietig is in een opvolgende arbeidsovereenkomst, tenzij het voor een functie is die duidelijk andere vaardigheden vergt of andere verant woordelijkheden met zich meebrengt. Aanzegtermijn De WWZ maakt een einde aan de onzekerheid voor de werknemer over het al dan niet voortzetten van zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, door te bepalen dat de werkgever de werknemer met een
(opvolgende) arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden uiterlijk één maand voor het einde van rechtswege schriftelijk moet informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst én de voorwaarden van deze voortzetting. Deze aanzegging kan eventueel al bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst gebeuren. Komt de werkgever zijn aan zegverplichting niet of niet tijdig na, dan moet hij aan de werknemer een vergoeding voldoen van maximaal een maand salaris. Als de werkgever geen duidelijkheid heeft verschaft over de voorwaarden van voortzetting, wordt de arbeidsovereenkomst geacht te zijn voortgezet voor dezelfde tijd (maar maximaal een jaar) tegen de oorspronkelijke voorwaarden.
Vergoedingsrisico’s bij het beëindigen van een agentuurovereenkomst Het Nederlands recht biedt meerdere mogelijkheden voor een partij om te handelen of te bemiddelen namens een andere partij. Dit artikel gaat over een van die mogelijkheden: de agentuurovereenkomst. Het aangaan van dit type overeenkomst vereist grondige aandacht voor enkele specifieke aspecten. Bij een agentuurovereenkomst bemiddelt een opdrachtnemer om een koopovereenkomst tot stand te doen komen tussen zijn opdrachtgever en potentiële kopers die hij voor die opdrachtgever binnen zijn relatiekring geworven heeft. De opdrachtnemer wordt in een agentuurovereenkomst aangeduid als handelsagent en de opdrachtgever als principaal. De agentuurovereenkomst is een specifieke vorm van de overeenkomst van opdracht. Een handelsagent blijft vrij in zijn handelswijze bij het bemiddelen voor zijn principaal. Hij is niet gebonden aan enige voorgeschreven werkwijze of formule, zoals bijvoorbeeld een franchisenemer dat wel is. Doordat de handelsagent niet (hiërarchisch) ondergeschikt is aan de principaal, wijkt de agentuurovereenkomst ook af van de arbeidsovereenkomst. In de wet is geregeld dat de handels-
agent standaard recht heeft op provisies voor de verkoopovereen komsten die tijdens de duur van de overeenkomst door hem en met afnemers uit zijn relatiekring tot stand zijn gekomen.
ontkomen, of om die vergoeding sterk te verlagen. Zo is van belang hoe de overeenkomst wordt beëindigd, welke partij de overeenkomst opzegt en spelen de specifieke omstandigheden van het geval een belangrijke rol.
Dit recht gaat zover dat de handelsagent ook bij het eindigen van de agentuurovereenkomst standaard recht heeft op een vergoeding voor de klanten die hij heeft aangebracht.
Doordat zoveel verschillende aspecten tot verschillende uitkomsten kunnen leiden bij het beëindigen van een agentuurovereenkomst, is het voor zowel de handelsagent als de principaal aan te bevelen zich daarbij juridisch goed te laten adviseren. Uit het bovenstaande blijkt wel dat zelfs bij het bestaan van specifieke wettelijke kaders, het aangaan en ontbinden van bepaalde overeen komsten uitdagende materie kan zijn.
Hierdoor kan het in de praktijk voor komen dat een handelsagent tijdens de agentuurovereenkomst weinig werkzaamheden verricht, maar de principaal na afloop van die overeenkomst toch een aanzienlijke vergoeding dient te betalen. Hoewel dit bij wet standaard zo geregeld is, zijn er toch enkele mogelijkheden om aan die verplichting te
ONDERNEMINGSRECHT
Raad • nummer 01 • mei 2014
Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met onze sectie Ondernemingsrecht.
Concurrentiebeding De WWZ stelt strengere eisen aan het concurrentiebeding dan de huidige eisen van schriftelijkheid en meerderjarigheid van de werknemer. Een concurrentie beding is namelijk niet langer meer toegestaan bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Uitzondering hierop geldt indien de werkgever in de arbeidsovereenkomst motiveert welke zwaar wegende bedrijfs- of dienstbelangen een concurrentiebeding rechtvaardigen.
3
O N RO E R E N D G O E D R E C H T
Raad • nummer 01 • mei 2014
Opschorting betaling vóór oplevering werk? Kan de opdrachtgever zijn betalingsverplichting opschorten voordat het werk is opgeleverd, bij geconstateerde gebreken die zich wel lenen voor herstel? In zijn arrest van 17 januari 2014 heeft de Hoge Raad in het voordeel van de opdrachtgever beslist. Casus Opdrachtgever K. eist dat de door hem geconstateerde gebreken nog voor oplevering worden hersteld. Aannemer L. stelt voor dat eerst een groot deel van de aanneemsom wordt betaald en dat hij dan bepaalde maar zeker nog niet alle gebreken zal herstellen en het werk zal afmaken. Partijen bereiken geen overeen stemming. K. ontbindt vervolgens de overeenkomst en vordert in rechte betaling van de kosten van herstel. L. vordert op zijn beurt betaling van de nog openstaande nota’s. De rechtbank
wijst beide vorderingen af. Het Hof bekrachtigt het vonnis voor zover de vordering van K. is afgewezen. Ten aanzien van de vordering van L. wordt het vonnis vernietigd. Het Hof is van mening dat het voorstel om tegen betaling van een bepaald bedrag het werk te hervatten niet onredelijk was, terwijl de ondeugdelijkheid van de al uitgevoerde werkzaamheden niet van belang is omdat het werk nog niet is opgeleverd en de door K. gestelde tekortkomingen zich lenen voor herstel. De Hoge Raad oordeelt evenwel dat het van de gegeven omstandigheden afhangt of het onredelijk was om het voorstel van L. niet te accepteren. Het komt erop neer in hoeverre K. terecht geklaagd heeft over het tot dan toe uitgevoerde werk. Dit heeft Het Hof onvoldoende onderzocht en daarom is het redelijkheidsoordeel van Het Hof onvoldoende gemotiveerd. De strekking van het opschortings-
recht brengt met zich mee, dat een opdrachtgever dit recht moet kunnen inroepen op grond van vóór oplevering aanwezige gebreken en tekortkomingen die zich lenen voor herstel. Toelichting De wet kent aan een contractant het verweermiddel toe bij wederkerige overeenkomsten om zijn betalings verplichting op te schorten wanneer hij meent dat zijn wederpartij tekortschiet. Dit recht strekt er volgens de Hoge Raad in genoemd arrest toe om druk op de aannemer uit te oefenen om de tegenvordering na te komen en heeft, voor het geval de aannemer daarmee in gebreke zou blijven, mede het karakter van zekerheid voor de voldoening (door middel van verrekening) van de uit verzuim voortvloeiende schadevergoeding. De bevoegdheid tot opschorting wordt evenwel begrensd door de redelijkheid en billijkheid. De toe passing hiervan brengt met zich mee dat alle door partijen gestelde feiten en omstandigheden moeten worden meegewogen. Het Hof had dat niet gedaan. Conclusie Als een opdrachtgever met verwijzing naar een deskundigenrapport aan nemelijk kan maken dat het werk veel gebreken vertoont, kan een aannemer niet eenvoudig stellen dat hij het werk pas hervat wanneer de openstaande termijnnota is voldaan dan wel een groot deel daarvan, zulks met de opmerking dat de oplevering nog zal moeten plaatsvinden. Daar staat tegenover dat ook een opdrachtgever niet eenvoudig een beroep op het opschortingsrecht kan doen. Hij zal in voorkomend geval, uiteraard weer afhankelijk van de omstandigheden, de opschorting met een rapport moeten kunnen onderbouwen.
4
Wijziging Woningwet: invoering bestuurlijke boete Op 11 maart jl. heeft de Tweede Kamer een wetsvoorstel aanvaard, dat beoogt binnen de Woningwet het handhavings instrumentarium te versterken. Het gaat er daarbij om de handhaafbaarheid en de naleving van de regels inzake het bouwen, slopen, gebruiken te verbeteren en zelfs de mogelijkheden om het behoud van bouwwerken zeker te stellen. Betreffend wetsvoorstel is op dit moment in behandeling bij de Eerste Kamer en de inwerkingtreding wordt verwacht in de loop van 2014. Een betere handhaafbaarheid en naleving van regels is ten eerste bedoeld voor het herstellen van gemaakte of ontstane schade aan gebouwen, open erven of terreinen. Een tweede doel betreft het leefbaar houden van buurten en wijken. Er zal voortaan strenger worden opgetreden tegen zogenoemde ‘huisjesmelkerij’. De huidige mogelijkheden op grond van de Woningwet zijn niet altijd toereikend in situaties van herhaaldelijke
en/of ernstige overtredingen op dit vlak. Concrete zaken waarin dit wetsvoorstel voorziet zijn bijvoorbeeld: optreden tegen het afplakken van een brand melder, het niet aanwezig hebben van bepaalde documenten op een bouwplaats en het structureel slecht onderhouden van een gebouw. Het bevoegd gezag heeft straks de volgende instrumenten ter beschikking: het geven van waarschuwingen, het opleggen van een last onder dwangsom of bestuursdwang en – bij herhaalde overtreding – het opleggen van een bestuurlijke boete. Voorts zal worden verduidelijkt in welke gevallen in ieder geval onderzoek zal moeten worden verricht naar de staat van een bouwwerk. Dit naar aanleiding van diverse incidenten, zoals het bezwijken van gevelconstructies en galerijvloeren in oude flatgebouwen, het bezwijken van RVS-ophangconstructies in zwembaden en de branddoorslag
bij woningen door gebrekkige brand scheiding in dakconstructies. Tot slot zal de maatregel tot beheerovername slagkrachtiger worden gemaakt. Beheerovername houdt in een meer gebouw- en eigenaar gerichte aanpak. Het zal bijvoorbeeld niet langer noodzakelijk zijn een gebouw eerst te sluiten alvorens tot herstel- of verbetermaatregelen over te kunnen gaan, hetgeen juist een negatief effect had op de leef baarheid van wijken en buurten. De verwachting is dat onderhavige wijzigingen niet alleen leiden tot het strenger en effectiever optreden tegen gebouweigenaren die herhaaldelijk de Woningwet overtreden, maar dat tevens sprake zal zijn van een afschrikkende werking. De handhaving van het nieuwe instrumentarium komt bij de gemeente te liggen. Op uitdrukkelijk verzoek van gemeenten is sprake van een eenvoudig te handhaven wet.
Boetebeding in huurovereenkomst woonruimte: verhuurders pas op! In veel huurovereenkomsten is een boetebeding opgenomen, dat bepaalt dat de huurder een boete verschuldigd is wanneer hij de huurovereenkomst overtreedt. Dat beding lijkt voor verhuurders een handig pressiemiddel, het voorziet doorgaans ook in een vast boetebedrag. Recente nationale jurisprudentie wijst echter uit dat de huurder onder omstandigheden een beroep kan doen op vernietiging van het boete beding. De basis hiervoor vormt een arrest van het Europese Hof van Justitie d.d. 30 mei 2013. In dat arrest oordeelde Het Hof dat sprake was van een onredelijk bezwarend boetebeding voor de huur overeenkomst woonruimte gesloten tussen een professionele verhuurder en een niet-professionele huurder. Het Hof was van mening dat enerzijds niet over het desbetreffende beding was onderhandeld en anderzijds in het beding geen onderscheid was gemaakt naar aard en ernst van de overtreding die met een boete kon worden gesanctioneerd. Het boetebeding viel volgens Het Hof van Justitie onder de werkingssfeer van de richtlijn 93/13/EEG, die toeziet op oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.
In een arrest van het Gerechtshof ArnhemLeeuwarden d.d. 16 juli 2013 werd in dezelfde lijn geoordeeld. Het betrof daar een huurovereenkomst gesloten tussen een particuliere verhuurster en een particuliere huurder. Volgens Het Hof was het beroep dat de verhuurster deed op het boetebeding uit de huurovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Het Hof paste de consumentenrichtlijn naar analogie toe en wees de vordering tot betaling van de contractuele boete af. In een ander arrest oordeelde het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 24 september 2013 dat sprake was van een onredelijk bezwarend beding in een huurovereenkomst tussen een woningcorporatie en een particuliere huurder. Van belang in dit geval was onder meer dat het boetebeding in de algemene voorwaarden was opgenomen, dat er niet over was onderhandeld, dat er meer voorschriften voor de huurder dan voor de verhuurder waren opgenomen, dat het beding betrekking had op iedere over treding zonder onderscheid naar aard of ernst van de overtreding en ook dat er geen limiet aan de boete was gesteld.
Op 12 december 2013 oordeelde de kantonrechter te Amsterdam in kort geding dat een rentebeding (1,5% rente over een eventueel ontstane huurschuld) een oneerlijk beding in de zin van de consumentenrichtlijn was. Dit rentebeding was opgenomen in een huurovereenkomst tussen een professionele verhuurder en een particuliere huurder. Op grond van deze jurisprudentie kunnen huurders steeds vaker met succes een beroep doen op vernietiging van een in hun huurovereenkomst opgenomen boetebeding. De verhuurder kan hieraan ontkomen door de boeteclausule zorg vuldig te formuleren. Zo kan onderscheid worden gemaakt naar aard en ernst van de overtreding (neem bijvoorbeeld verschillende boetebedragen op bij verschillende soorten tekortkomingen) en kan een boete worden gematigd en gemaximeerd. Voorkomen is beter dan genezen, laat u dus over een op te stellen boetebeding goed voorlichten. Onze sectie Onroerend goed is u hierbij graag van dienst.
5
Pre-pack: wettelijk geregeld? In de praktijk passen inmiddels de meeste rechtbanken de pre-pack toe, inbegrepen de rechtbank Oost-Brabant. Zo komen we de pre-pack tegen voorafgaand aan de faillissementen van Schoenenreus, Harense Smid, Prime Champ en het Ruwaard van Putten ziekenhuis. en het beheer over het vermogen van de onderneming. De stille bewindvoerder laat zich leiden door de belangen van de gezamenlijke schuldeisers.
De pre-pack houdt kort gezegd in dat voor het uitspreken van een faillissement of voor de verlening van een surseance van betaling een ‘stille bewindvoerder’ wordt benoemd. De stille bewindvoerder kan zich in de situatie van de onder neming verdiepen en heeft mede tot taak om de mogelijkheden voor een doorstart te onderzoeken en een activatransactie voor te bereiden. Minister Opstelten heeft inmiddels een wetsvoorstel gelanceerd om de pre-pack wettelijk te regelen. Het doel van dit wetsvoorstel is twee ledig. Enerzijds wordt beoogd de gestructureerde en doelmatige afwikkeling van faillissementen te faciliteren. Anderzijds is het voorstel erop gericht om de doorstart van levensvatbare gedeelten van de onderneming na faillissement te bespoedigen door de onderneming in staat te stellen daartoe al voorafgaand aan het moment van faillietverklaring de benodigde voor bereidingen te treffen en deze af te stemmen met de beoogd curator/ bewindvoerder. De daadwerkelijke verkoop middels een activatransactie zal in de meeste gevallen pas na het uitspreken van het faillissement plaatsvinden. Het wetsvoorstel bepaalt dat de pre-pack geldt voor alle ondernemingen,
6
ongeacht welke activiteiten zij ont plooien of de rechtsvorm waarin zij worden gedreven. Iedere onderneming kan bij de rechtbank bij verzoekschrift om een pre-pack vragen. De rechtbank zal dit verzoek achter gesloten deuren behandelen. De rechtbank zal haar uitspraak opnemen in een beschikking waartegen geen hoger beroep mogelijk is. De beschikking zal niet openbaar gemaakt worden. Het verzoek zal worden toegewezen indien summierlijk blijkt dat feiten of omstandigheden aantonen dat aan wijzing van de pre-pack het belang van de gezamenlijke schuldeisers dient of belangen van maatschappelijke aard, zoals de openbare orde en veiligheid, de continuïteit van de door de onderneming gedreven activiteiten en het behoud van werkgelegenheid. De stille bewindvoerder heeft een onafhankelijke positie ten opzichte van de onderneming, maar zal nimmer zonder toestemming van de onder neming naar buiten treden of hande lingen verrichten die de onderneming betreffen. De stille bewindvoerder is derhalve geen adviseur van de onder neming en heeft geen enkele verplichting jegens de onderneming, behoudens geheimhouding. De bestuurders behouden derhalve zelf de beschikking
De kosten van de stille bewindvoerder dienen door de onderneming te worden voldaan. Dat geldt ook voor de kosten van de door de stille bewindvoerder ingeschakelde derden. Voor de betreffende kosten zal, onder omstandigheden, zekerheid verstrekt dienen te worden door de onderneming, bijvoorbeeld door het betalen van een voorschot. De stille bewindvoerder zal aan het einde van zijn taak een eindverslag uitbrengen over zijn bevindingen. Dit rapport zal ter inzage worden gelegd ter griffie van de rechtbank. Dit rapport wordt evenwel pas ter inzage gelegd, zodra het faillissement wordt uitgesproken of de surseance van betaling wordt verleend.
Op naar een nieuw omgevingsrecht Op 31 oktober 2013 zijn een ontwerpbesluit en diverse andere algemene maatregelen van bestuur ter wijziging van het Besluit omgevingsrecht naar de Tweede Kamer gestuurd en tevens in de Staatscourant gepubliceerd. Dit ontwerpbesluit bevat een groot aantal ingrijpende wijzigingen aan gaande het Besluit omgevingsrecht, het Besluit milieueffectrapportage, het Besluit ruimtelijke ordening, het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en het Bouwbesluit 2012. Beoogd wordt onder meer de procedure te vereenvoudigen om tijdelijk een andere maatschappelijk gewenste functie te kunnen geven aan leeg staande kantoorgebouwen.
Maar eveneens om het bouwen van mantelzorgvoorzieningen te vereenvoudigen, het vergunningvrij (aan) bouwen op het achtererf te vergemakkelijken en het afwijken van het in een bestemmingsplan voorgeschreven gebruik gedurende maximaal 10 jaar mogelijk te maken. Niet alleen wordt daarmee de maximale termijn verdubbeld, maar ook wordt het een stuk gemakkelijker om die tijdelijke vrijstelling te krijgen. De zeer beperkende voorwaarde dat de tijdelijkheid van de afwijking moet zijn gewaarborgd, geldt namelijk niet meer. Ten behoeve van de laatstgenoemde toegevoegde mogelijkheid wordt in beginsel de reguliere (lees: korte en eenvoudige) voorbereidingsprocedure van toepassing verklaard, hetgeen moet leiden tot een aanzienlijke lastenreductie.
Het doel van het ontwerpbesluit is om verbeteringen aan te brengen en knelpunten weg te nemen binnen het bestaande stelsel van het omgevingsrecht. Het gaat om zogenoemde ‘quick wins’ die vooruitlopen op de Omgevingswet die in 2018 in werking zou moeten treden.
RUIMTELIJK BESTUURSRECHT
Raad • nummer 01 • mei 2014
Een concreet voorbeeld hiervan betreft de invoering van een nieuwe systematiek om de maximum toelaatbare oppervlakte van omgevingsvergunningvrije bijbe horende bouwwerken (aan-, uit- en bijgebouwen) te begrenzen. Daartoe wordt beoogd bouwwerken die gebruikelijk bij hoofdgebouwen horen en die door gemeenten in het algemeen toelaatbaar geacht worden, onder een uniforme regeling te brengen.
Bij een faillissement wordt de stille bewindvoerder tot curator benoemd, zodat tot verkoop van de activa kan worden overgegaan op de door hem voorbereide wijze. Het grote voordeel hiervan is dat de onderneming blijft draaien, er minder onrust is bij personeel, leveranciers, klanten en dergelijke en de waarde van de onderneming behouden blijft. Indien uw onderneming in financiële moeilijkheden verkeert, kan het raadzaam zijn om een pre-pack te overwegen, teneinde op die wijze een doorstart voor te bereiden. Hoewel de pre-pack thans nog slechts een wetsvoorstel is, wordt deze in de praktijk al toegepast. U kunt voor nadere informatie of advies contact opnemen met mevrouw Dagmar Dielissen – Breukers of de heer Niek Vinke van onze sectie Insolventierecht.
7
Medische kosten niet altijd gedekt door zorgverzekering Sinds de invoering van de Zorgverzekeringswet in 2006 is iedereen in Nederland verplicht om zich te verzekeren tegen kosten van medische zorg. De zorgverzekeraars zijn op hun beurt op grond van deze wet verplicht om iedereen de mogelijkheid te bieden om, zonder medische informatie op te vragen, een basisverzekering af te sluiten. De dekking van de basisverzekering is in de Zorgverzekeringswet vastgelegd. Dat betekent dat de wet aangeeft welke behandelingen er minimaal door de verzekering gedekt moeten zijn. Colofon Raad is een uitgave van Boskamp & Willems Advocaten Boskamp & Willems Advocaten Postbus 8727 5605 LS Eindhoven Tel +31 (0)40 250 14 14 Fax +31 (0)40 250 14 50 www.boskampwillems.nl Ondanks de redelijk ruime en wettelijke voorgeschreven dekking, ontstaan er in de praktijk regelmatig geschillen met zorgverzekeraars over die dekking. Dit kan te maken hebben met de bepaling in het Besluit Zorgverzekering waarin staat dat de aanspraak op vergoeding van zorgkosten naar inhoud en omvang mede bepaald wordt door ‘de stand van de wetenschap en praktijk’, of door dat wat binnen het betrokken vakgebied geldt als verantwoorde en adequate zorg en diensten. Aan dit criterium zal in de regel pas voldaan zijn indien uit ten minste twee klinische onderzoeken (wetenschappelijke onderzoeken waarvan de objectiviteit is gewaarborgd) blijkt dat de behandeling in kwestie (meer) waarde heeft ten opzichte van de klassieke behandeling. De vergoeding van een behandeling waarmee nog onvoldoende ervaring is of waarvan nog geen meetbare resultaten beschikbaar zijn, kan om die reden door de zorgverzekeraar geweigerd worden. Een afwijzing is voor een verzekerde moeilijk te verkroppen als hij de indruk heeft dat hij is aangewezen op een
bepaalde medische behandeling die voor zijn gevoel noodzakelijk is en tevens het enige redmiddel lijkt te zijn. De verzekerde kan zich dan beklagen bij de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (www.skgz.nl) en deze vragen om een bindend advies uit te brengen. Uit de bindende adviezen die de Geschillencommissie uitbrengt blijkt onder meer dat klachten over de vergoeding van kosten van sommige kankerbehandelingen in het buitenland uitgevoerd, vaak worden afgewezen omdat deze niet voldoen aan de stand van wetenschap en praktijk in Nederland. Ook over rugoperaties die volgens de PTED-methode worden uitgevoerd, heeft het College voor Zorgverzekeringen in 2006 geoordeeld dat deze niet voldoen aan de stand van wetenschap en praktijk en dat standpunt is tot op heden niet gewijzigd. Kortom, niet alle medische zorg valt onder de dekking van de zorgverzekering en de verzekeraar is hiertoe ook niet verplicht. Vraag bij uw verzekeraar dus van tevoren goed na of bepaalde behandelingen vergoed worden.
Redactie H.G.M. van der Westen H. Schmidgall Ontwerp en productie Korteweg Communicatie, Eindhoven