Actuele jurisprudentie bestuursrecht en omgevingsrecht • Fleur Onrust ENVIR Advocaten woensdag 18 februari 2015
• Bestuursrecht Bestuursorgaan (art. 1:1 Awb) 1. Onder bestuursorgaan wordt verstaan: a. Een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of b. Een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed 2. (..)
Bestuursorgaan: • NIET: De Stichting Flora- en faunawetexamens (ABRvS 4 februari 2015, 201403050/1/A2) • NIET: Stichting WEW (ABRvS 17 december 2014 , 201405153/1/A2) • NIET: Stichting Reclassering Nederland (Rb Gelderland 13 januari 2015, AWB 14/5044 WOB)
_
Belanghebbende - Concurrent: ABRvS 28 januari 2015, 201403491/1/A1 Volgens vaste jurisprudentie is degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit belanghebbende. Dat is bij een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het oprichten van een detailhandelsvestiging slechts het geval indien een concurrerende vastgoedeigenaar in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment werkzaam is als waarbinnen de op te richten detailhandelsvestiging is voorzien. De enkele omstandigheid dat het pand i.c. tevens gebruikt kan worden voor andere doeleinden dan detailhandel laat onverlet dat de voorziene detailhandelsvestiging nadelige gevolgen kan hebben voor de verhuurbaarheid van het pand. Verwijzing naar de uitspraken van 29 mei 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA1378, en 12 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2897.
-
Wbb: ABRvS 11 februari 2015, 201404345/1/A4
Op zichzelf heeft het college terecht het standpunt ingenomen dat appellanten, afgezien van [partij A], [partij B] en [partij C], bij hun woningen geen gevolgen kunnen ondervinden van de bodemverontreiniging waarop de sanering betrekking heeft dan wel van de wijze waarop zal worden gesaneerd, zodat in zoverre hun belangen niet rechtstreeks bij het besluit zijn betrokken. De woningen van deze appellanten staan wel in de directe omgeving van de percelen waarop het deelsaneringsplan ziet, en niet kan worden uitgesloten dat zij ter plaatse van hun percelen gevolgen kunnen ondervinden van hetzelfde geval van verontreiniging als het geval waarop het deelsaneringsplan betrekking heeft. In die hoedanigheid is hun belang rechtstreeks betrokken bij het bestreden besluit; in het besluit is immers - naar de mening van appellanten ten onrechte - ingestemd met een gedeeltelijke sanering van het geval.
Belanghebbende bij bestemmingsplan? ABRvS 11 februari 2015, 201401606/1/R6 Bureau voor ruimtelijk ontwerp, onderzoek en advies) In de door [appellante sub 7] en anderen genoemde uitspraak is onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 22 oktober 2008 in zaak nr. 200706377/1 overwogen dat de hoedanigheid van belanghebbende niet is voorbehouden aan natuurlijke personen en rechtspersonen, maar dat ook andere entiteiten als belanghebbende kunnen worden aangemerkt. Gelet op de woorden "degene wiens", opgenomen in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, wordt aan deze andere identiteiten de eis gesteld dat zij herkenbaar zijn in het rechtsverkeer. Volgens de website van [appellante sub 7] is [appellante sub 7] een maatschap van [maat A] en [maat B]. In opdracht van diverse opdrachtgevers maken zij integrale visies, ontwerpen, onderzoeken en producten voor stad en land, woonomgeving, huis en tuin. [appellante sub 7] is derhalve geen rechtspersoon met een ideële doelstelling. Dat [appellante sub 7] en anderen, zoals zij zelf stellen, vanuit een maatschappelijke verantwoordelijkheid en duurzaamheid belangeloos diverse projecten hebben uitgevoerd, maakt deze conclusie niet anders. Voorts kan naar het oordeel van de Afdeling uit hetgeen op de website van [appellante sub 7] staat vermeld en door [appellante sub 7] en anderen naar voren is gebracht over het door hen opgestelde voorstel voor een Arboretum niet gesproken worden van een samenwerkingsverband van personen dat een eenzelfde ideëel doel nastreeft en dat als entiteit in het rechtsverkeer herkenbaar is. Gelet op het voorgaande hebben [appellante sub 7] en anderen niet aannemelijk gemaakt dat zij een rechtstreeks bij de vaststelling van het plan betrokken belang in het bijzonder behartigen.
Conclusie: Geen belanghebbende
Aandeelhouder als belanghebbende (ABRvS 17 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4543) •
De gemeente Amsterdam is namelijk enig aandeelhouder van het Havenbedrijf Amsterdam en aan het Havenbedrijf is een milieuvergunning verleend voor de overslaglocatie / lichterlocatie IJ-palen. Deze overslaginrichting is gelegen in het Noorderbuitenkanaal in de gemeente Velsen. Bij deze overslaglocatie kunnen bulkcarriers afmeren waar een deel van de lading door middel van lichteren wordt overgeslagen naar kleinere schepen en duwbakken. Daardoor vermindert de diepgang van de zeeschepen zodanig dat het Noordzeekanaal kan worden bevaren en de haven van Amsterdam kan worden bereikt. De gemeente Amsterdam stelt dat zij in haar vermogenrechtelijke belangen wordt geraakt door de in het bestemmingsplan voorziene maximering van de lichtercapaciteit. Schepen zullen naar mening van de gemeente naar andere havens gaan als de maximale capaciteit is bereikt hierdoor loopt de gemeente (1) havengelden mis en (2) verslechtert de concurrentiepositie van de Amsterdamse haven, dat kan vervolgens leiden tot (a) nadelige economische en financiële gevolgen en (b) ten kosten gaan van de werkgelegenheid in Amsterdam en (c) leiden tot leegstand in het havengebied en (d) lagere grondprijzen in het havengebied. De Afdeling acht deze gevolgen niet uitgesloten en merkt de gemeente daarom als belanghebbende bij het besluit aan.
•
Belanghebbende en exploitatieplan, ABRvS 4 februari 2015, 201308487/1/R3. – Gelet op het voorgaande heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat de bedoelde intentieovereenkomst geen grondexploitatieovereenkomst is als bedoeld in artikel 8.2, vierde lid, van de Wro. Nu in deze bepaling echter is bepaald dat elk geval degene die een exploitatieovereenkomst heeft gesloten of eigenaar is van gronden in het exploitatieplangebied belanghebbende is staat deze bepaling er niet aan in de weg om Campri Vastgoed als belanghebbende bij het exploitatieplan aan te merken op basis van de intentieovereenkomst waaruit volgt dat onder meer Campri Vastgoed het gebied zal ontwikkelen en met het verhaal van de kosten op grond van het exploitatieplan zal worden geconfronteerd.
• Herzieningsverzoek (ABRvS 28 januari 2015, 201406317/2/A4) • Onredelijk laat-criterium: “De indiening van een verzoek om herziening wordt als onredelijk laat aangemerkt, indien het verzoek is ingediend meer dan een jaar na het bekend worden met de daarin gestelde nova dan wel, indien geen nova zijn gesteld, na de datum van openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht. Een uitzondering op die regel wordt gemaakt voor die uitzonderlijke gevallen waarin het belang van de rechtszekerheid van andere belanghebbenden en bestuursorganen dermate betrokken is, dat het hanteren van een zo lange termijn niet aanvaardbaar zou zijn. In dergelijke uitzonderlijke gevallen waarin de termijn van één jaar niet wordt gehanteerd, zal een termijn gelden van drie maal zes weken. De hiervoor geformuleerde regels gelden niet voor het indienen van een verzoek om herziening van een uitspraak over een punitieve sanctie. Een dergelijk verzoek is niet aan een termijn gebonden.”
• Hoorplicht art. 7:2 Awb (Rechtbank Gelderland, 6 januari 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:176)
– Awb kent geen wettelijk voorschrift dat betrekking heeft op de plaats waar een hoorzitting gehouden moet worden. Bevoegdheid van BO om andere locatie te kiezen bijv woning mits toestemming vd bewoner en minimum vereisten horen Awb.
• Wraking en 7:13 Awb • De leden van een 7:13 hoor en adviescommissie kunnen niet gewraakt worden. (ABRvS 21 januari 2015, 201310065/1/A1)
Bestemmingsplan en geluid ABRvS 4 februari 2015, 201308203/1/R3 • Vaststelling bestemmingsplan. Door de zogenoemde statische verwijzing in artikel 4, lid 4.3.1, aanhef en onder a, van de planregels naar het geluidverdeelplan dat onderdeel is van het zonebeheerplan zoals opgenomen in bijlage 3 van het bestemmingsplan, maakt de inhoud van dit geluidverdeelplan deel uit van het bestemmingsplan. De Afdeling is van oordeel dat de bestreden planregeling, gelet op het doel hiervan, een ruimtelijk relevant karakter heeft. Artikel 3.1, eerste lid, van de Wro, noch de milieuwet- en regelgeving, staat er aan in de weg dat het geluidverdeelplan in het bestemmingsplan wordt opgenomen. De wijze waarop in het plan de geluidruimte is verdeeld is evenwel onvoldoende controleerbaar. Voorts is onduidelijk waaraan bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid wordt getoetst. Het besluit is in zoverre in strijd met de rechtszekerheid vastgesteld.
ABRvS 4 februari 2015, 201306630/5/R3 (Luchtkwaliteit) •
Dat een bedrijfswoning op grond van het bestemmingsplan door een derde bewoond mag worden en daarom voor de toepassing van de Wabo en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van die inrichting, staat los van de vraag of ingevolge artikel 5.19, tweede lid, van de Wm de luchtkwaliteit ter plaatse van het perceel waarop die woning staat al dan niet moet worden beoordeeld. Het perceel waarop een voormalige agrarische bedrijfswoning staat die door een derde mag worden bewoond, kan niet worden aangemerkt als een terrein waarop een of meer inrichtingen zijn gelegen, waar bepalingen betreffende gezondheid en veiligheid op arbeidsplaatsen als bedoeld in artikel 5.6, tweede lid, van toepassing zijn. Een dergelijk perceel kan immers niet worden aangemerkt als een arbeidsplaats als bedoeld in artikel 5.6, tweede lid, van de Wm.
Tegelen jurisprudentie – aanvullingen ABRvS 21 januari 2015, 201311011/1/A4 en ABRvS 4 februari 2015, 201405317/1/A4 • De Tegelen-jurisprudentie ziet op het geval dat het nieuwe, na het besluit op bezwaar vernietigde, bestemmingsplan de desbetreffende activiteit toestond, zodat het bevoegd gezag deze activiteit op grond van dat bestemmingsplan niet kon tegengaan. Indien het vernietigde bestemmingsplan de desbetreffende activiteit echter niet toestond, maar daarvoor - zoals hier – een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan nodig was, strekt de rechtszekerheid van de aanvrager niet zover dat ook in dat geval een uitzondering gemaakt moet worden op die hoofdregel. De rechtbank heeft dit dan ook terecht niet gedaan. Zij is echter ten onrechte overgegaan tot het zelf voorziend herroepen van het primaire besluit.
• Handhaving – ABRvS 28 januari 2015, 201402513/1/A1
Artikel 7:11 Awb staat niet in de weg aan handhaving van een besluit op grond van een andere wettelijke bepaling dan die waarop het in het bezwaar bestreden primaire besluit berust. Ditzelfde geldt voor een uitbreiding van de grondslag van het handhavend optreden. Spoedeisende bestuursdwang. Hennepkwekerij. Binnentreden woning zonder toestemming bewoner. Geen strijd met artikel 8 EVRM. Kosten bestuursdwang.
– ABRvS 21 januari 2015, 201405430/1/A3 – Beleid sluiten woning. Burgemeester kon i.c. in redelijkheid het nader weergegeven handhavingsbeleid voeren nu beleid voldoende ruimte biedt om te volstaan met een minder vergaande maatregel dan sluiting, zodat aan het uitgangspunt van de wetgever dat bij een overtreding zorgvuldig dient te worden bezien of in plaats van sluiting van een woning kan worden volstaan met een waarschuwing of een daaraan soortgelijke maatregel, voldoende inhoud kan worden gegeven.
• Waterwet •
ABRvS 4 februari 2015, 201405864/1/A4
•
Watervergunning geweigerd op grond van de Keur die geldig was ten tijde van de aanvraag, niet tijde van het primaire besluit.
• Flora en faunawet – actualiteiten ABRvS 21 januari 2015, 201400832/1/R3 EHS: grenswijziging te laat Onderzoeksrapporten: Zorg dat de aanwijzingen uit een onderzoeksrapport (Ffw) dat aan een bestemmingsplan ten grondslag wordt gelegd daadwerkelijk opgevolgd worden. In dit geval: Voer vervolgonderzoek uit.