VRAGEN EN ANTWOORDEN ZORGINKOOPBELEID 2011 ZORGKANTOOR DWO/NWN
Inhoudsopgave A. B. C. D. E. F. G. H. I.
Algemeen ...........................................................................................................................1 Marktanalyse ......................................................................................................................2 Speerpunten ........................................................................................................................2 Zorgzwaartebekostiging ......................................................................................................4 Bonus/malustabel................................................................................................................4 Kavels ................................................................................................................................6 Voorbehoud voldoende middelen ........................................................................................7 Bevoorschotting versus declareren ......................................................................................7 Procedure en overige voorwaarden......................................................................................8
A. Algemeen ▪ Vraag 1 In het Zorginkoopbeleid 2011 staat vermeld dat de offerte op uw postadres in Schiedam ingediend moet worden. Daarna staat vermeld dat de offerte ook per mail ingediend kan worden (Deel II, paragraaf 2.7). a) Wilt u de offerte zowel per post als per mail ontvangen of kunnen wij volstaan met een indiening per mail (in PDF-format)? b) Indien u de offerte ook op papier wenst te ontvangen, is het ook mogelijk om de offerte bij u aan de receptie af te geven of kan dit uitsluitend via uw postadres geschieden? Antwoord a) Wij ontvangen de offertes die per mail ingediend worden graag tevens per post. In ieder geval één van beide offertes moet uiterlijk 30 juli 2010 vóór 15.00 uur ingediend zijn. b) Het is mogelijk om de offerte aan de receptie van DSW Zorgverzekeraar af te geven. Indien u hiervoor kiest, raden wij u aan om de receptie om een ontvangstbevestiging te vragen. DSW Zorgverzekeraar is gevestigd aan de ’s-Gravelandseweg 555, 3119 XT te Schiedam. ▪ Vraag 2 In de planning die in het Zorginkoopbeleid 2011 is opgenomen staat ‘bekendmaking toekenning van overeenkomst’ met als deadline 15 augustus 2010 (Inleiding, onderdeel Planning). Wat wordt hiermee bedoeld? Antwoord Het zorgkantoor maakt uiterlijk 15 augustus 2010 aan iedere aanbieder afzonderlijk bekend of er al dan niet een overeenkomst met de desbetreffende aanbieder gesloten wordt.
1
B. Marktanalyse ▪ Vraag 1 In de verkorte weergave van de marktanalyse concludeert het zorgkantoor dat er in de intramurale zorg voor vroeggehandicapte mensen vooral sprake is van een afname van het aantal indicaties ZZP 5VG (Zorginkoopbeleid 2011 Deel I, paragraaf 2.2.2). Wij als instelling voor gehandicaptenzorg constateren echter dat de gemiddelde leeftijd van onze cliënten vrij hoog is en dat er door de vergrijzing een trend te zien is in de vorm van een toename van de ZZP 5VG. Wij verzoeken u dan ook voor ons een uitzondering te maken in uw voornemen minder ZZP 5VG in te kopen. Antwoord De marktanalyse beschrijft per sector de algemene trend betreffende de AWBZ-zorg. Voor de zorginkoop 2011 maakt het zorgkantoor echter afspraken met de individuele aanbieders. Hierbij geldt dat per aanbieder bekeken wordt welke ZZP’s de cliënten hebben. De intramurale afspraak 2011 ligt in lijn met de afspraak 2010. ▪ Vraag 2 Waarop baseert het zorgkantoor de conclusie in de Marktanalyse 2011 dat het aantal mensen tot 65 jaar stabiel blijft in de regio’s NWN en DWO (Zorginkoopbeleid 2011 Bijlage 1: Marktanalyse 2011, paragraaf 4.1). Op basis van de tabellen is de groei van het aantal mensen tot 65 jaar toch 6%, waardoor de toekomstige vraag naar chronische GGZ-zorg zal toenemen? Antwoord Voor NWN geldt dat de groei van het aantal mensen tot 65 jaar dermate klein is dat er van een stabiele situatie gesproken kan worden. In DWO groeit het aantal mensen tot 65 jaar inderdaad enigszins. Overall is echter sprake van een stabiele situatie (uitzondering hierop vormt de gemeente Lansingerland, waar de populatie sneller toeneemt). Hieruit concludeert het zorgkantoor dat de toekomstige vraag naar chronische GGZ-zorg nagenoeg gelijk zal blijven.
C. Speerpunten ▪ Vraag 1 In het Zorginkoopbeleid 2011 geeft het zorgkantoor aan welke zaken in ieder geval beschreven moeten zijn in het ketenprotocol (Deel I, paragraaf 3.1.1). Eén van deze punten is ‘registratie en evaluatie van indicatoren’. Het zorgkantoor geeft echter niet aan om welke indicatoren het hierbij gaat. Zijn de ketenpartners volledig vrij om zelf te bepalen welke indicatoren zij kiezen en hoe deze in het ketenprotocol worden opgenomen? Antwoord Ketenpartners zijn in principe vrij om te bepalen welke indicatoren zij kiezen en hoe deze in het ketenprotocol worden opgenomen. De indicatoren moeten echter aansluiten bij de richtlijnen voor de betreffende patiëntengroep of het advies van een kennisnetwerk voor de betreffende patiëntencategorie. Het zorgkantoor kan controleren of dit inderdaad het geval is en hierover met de ketenpartners in discussie gaan.
2
▪ Vraag 2 In het Zorginkoopbeleid 2011 geeft het zorgkantoor aan dat er binnen de keten een ketencoördinator moet zijn in dienst van de keten (Deel I, paragraaf 3.1.1). Het zorgkantoor geeft geen specificaties hoe de rol van ketencoördinator e uit moet zien en wie deze rol moet uitvoeren. a) Mogen wij ervan uitgaan dat de ketenpartners vrij zijn in het maken van afspraken over deze rol en wie deze uitvoert? b) Wij zijn van mening dat de ketencoördinator een medewerker kan zijn van één van de ketenpartners. De omschrijving in het Zorginkoopbeleid 2011 sluit dat ook niet uit. Is dat uitgangspunt juist? Antwoord Ja op beide vragen. ▪ Vraag 3 In het Zorginkoopbeleid 2011 staat vermeld dat de zorgaanbieder met elke cliënt die langer dan drie maanden in zorg is een tweezijdig ondertekend zorgplan dient te hebben (Deel I, paragraaf 3.1.4).Bij extramurale instellingen maakt het zorgplan onderdeel uit van het papieren zorgdossier dat bij de cliënt ligt. Bij intramurale instellingen maakt het zorgplan onderdeel uit van het Elektronisch Zorgdossier en wordt in de getekende zorgovereenkomst verwezen naar de afspraken in het zorg-leefplan dat met de cliënt is opgesteld. Moeten intramurale instellingen het zorg-leefplan uitprinten, zodat dit getekend kan worden door de cliënt, of volstaat een getekende zorgovereenkomst en een periodieke evaluatie van het plan met de cliënt, waarbij deze instemt met de uitkomsten van de evaluatie? Antwoord Het ondertekenen van de zorgverleningsovereenkomst waarin verwezen wordt naar het zorgplan is niet voldoende; deze overeenkomst wordt immers alleen bij het in zorg nemen ondertekend door de cliënt of diens vertegenwoordiger. Ook een vermelding in het digitale zorgplan dat de cliënt hiermee instemt is niet voldoende. Het zorgkantoor verwacht van de aanbieder dat deze het zorgplan met de cliënt bespreekt en dat de cliënt in de gelegenheid wordt gesteld het plan op zich in te laten werken. Het ligt voor de hand dat dit middels een papieren versie gebeurt – welke de cliënt of diens vertegenwoordiger bij instemming ondertekent. In geval de aanbieder het zorgplan per e-mail naar de cliënt of diens vertegenwoordiger verstuurt, accepteert het zorgkantoor een schriftelijke verklaring (per e-mail of per brief) van de cliënt of diens vertegenwoordiger dat deze kennis genomen heeft van het zorgplan en hiermee instemt. Eenmalig volstaat periodieke evaluatie zonder bijstelling van het zorgplan, indien de zorgvraag en de doelen en acties ongewijzigd blijven én er instemming van de cliënt of diens vertegenwoordiger is. Deze instemming wordt verkregen door een handtekening op de geprinte evaluatie of door een schriftelijke bevestiging per e-mail of brief. Het zorgkantoor benadrukt dat het niet wijzigen van het zorgplan na evaluatie uitzonderlijk is en dat dit slechts eenmaal mag voorkomen. ▪ Vraag 4 Zorgaanbieders kunnen in het kader van het Kavel Speerpunten voorstellen indienen voor de uitbreiding van dagverzorging / dagbehandeling voor ouderen (Zorginkoopbeleid 2011 Deel 1, paragraaf 3.2.4). Wij ervaren dat de indicatiestelling via het CIZ voor deze producten onder druk staat. Het zorgkantoor benoemt dit product echter als een van de speerpunten. Kan het zorgkantoor aangeven hoe we dit speerpunt gegeven de ontwikkelingen moeten interpreteren en of deze stimuleringsmaatregel alleen voor 2011 geldt? Om dagverzorging te leveren zijn voorzieningen nodig; dit vraagt om een investering. Hiertoe is enig gevoel voor continuïteit aan de kant van de zorgaanbieder een must.
3
Antwoord De speerpunten in het Zorginkoopbeleid 2011 vloeien in grote mate voort uit de door cliënten geconstateerde lacunes in zorg c.q. terreinen waarop verbetering mogelijk is. Wat betreft dagbehandeling / dagverzorging vragen cliënten niet om meer capaciteit, maar om gedifferentieerde locaties en een gevarieerder aanbod aan activiteiten. Het zorgkantoor kan vanzelfsprekend niet garanderen dat dagbehandeling / dagverzorging na 2011 nog vanuit de AWBZ gefinancierd wordt. Of dit al dan niet zo blijft is afhankelijk van politieke besluitvorming.
D. Zorgzwaartebekostiging ▪ Vraag 1 Voor de zorginkoop 2010 heeft het zorgkantoor besloten om geen ZZP’s inclusief dagbesteding (DB) toe te kennen aan instellingen die niet zijn toegelaten voor de functie Behandeling. Wij hebben hier destijds bezwaar tegen aangetekend. Wat is het beleid van het zorgkantoor voor 2011 ten aanzien van de inkoop van ZZP’s inclusief DB? Antwoord Het zorgkantoor handhaaft voor de zorginkoop 2011 het beleid van 2010 ten aanzien van de inkoop van ZZP’s inclusief dagbesteding. Dit betekent dat intramurale GZ-instellingen ZZP’s inclusief DB kunnen schrijven. Gezinsvervangende tehuizen (GVT’s) daarentegen kunnen DB alleen schrijven indien zij het grootste gedeelte van de dagbesteding ook daadwerkelijk zelf leveren. Voor GVT’s betreft dit altijd een extramurale afspraak DB.
E. Bonus/malustabel ▪ Vraag 1 Het zorgkantoor beloont instellingen die werken met de kwaliteitskaders via de bonus/malustabel (onderdeel Kwaliteit van zorg). Aanbieders die systematisch werken aan het verbeteren van de kwaliteit aan de hand van de sectorale kwaliteitskaders (GZ en GGZ) ontvangen een bonus op het tarief (Zorginkoopbeleid 2011 Deel I, paragraaf 3.1.2). a) Op dit moment zijn de sectorale kwaliteitskaders (GZ en GGZ) nog niet vastgesteld; de parameters zijn in oprichting. Wij zijn benieuwd hoe u dit ziet voor 2011? b) Opmerking: wij hebben, als instelling voor gehandicaptenzorg, wel een overeenkomst afgesloten en ons aldus aangesloten bij de organisatie die de sectorale kwaliteitskaders vaststelt. Antwoord a) Het is ons bekend dat de kwaliteitskaders voor de Gehandicaptenzorg en Geestelijke Gezondheidszorg in ontwikkeling zijn. Wij zullen hiermee rekening houden bij de beoordeling van dit kwaliteitscriterium uit de bonus/malustabel. b) Het feit dat u een overeenkomst heeft gesloten en zich aldus heeft aangesloten bij de organisatie die de sectorale kwaliteitskaders vaststelt is voor het zorgkantoor voldoende bewijs dat u aantoonbaar werkt aan verbeteren van de kwaliteit aan de hand van de sectorale kwaliteitskaders. Het zorgkantoor kan u wel verzoeken een kopie van de overeenkomst toe te sturen.
4
▪ Vraag 2 In het Zorginkoopbeleid 2011 is aangegeven dat aanbieders een bonus verdienen als blijkt dat er afstemmingsafspraken zijn gemaakt met mantelzorgers, familie en andere hulpverleners (Deel 1, paragraaf 3.1.4). Hiervan zal echter niet in alle gevallen sprake zijn, bijvoorbeeld als de klant nog in hoge mate in staat is om zelf regie te voeren. Op basis van welke criteria verwacht het zorgkantoor dergelijke afstemmingsafspraken aan te treffen in het zorgdossier? Antwoord Het zorgkantoor toetst dit criterium aan de hand van dossieronderzoek. Daarbij zal ook de mate, waarin de cliënt in staat is zelf regie te voeren, worden betrokken. Voor cliënten die niet goed in staat zijn zelf de regie te voeren verwacht het zorgkantoor dat er afstemmingsafspraken met mantelzorgers, familie en andere hulpverleners gemaakt zijn. Voor cliënten die in hoge mate in staat zijn zelf de regie te voeren zijn dergelijke afstemmingsafspraken minder noodzakelijk. ▪ Vraag 3 In het Zorginkoopbeleid 2011 is aangegeven dat via de bonus/malustabel een opslag op het tarief te verdienen is als er aantoonbaar wordt gewerkt aan de (ontwikkeling van) zorgketens tussen ziekenhuis en AWBZ-zorg (Deel I, paragraaf 3.2.2). In de bonus/malustabel voor de sector V&V is echter geen expliciete opslag gekoppeld aan deze vorm van ketenzorg. Zijn er aparte of extra (financierings)afspraken te maken als een V&V-zorgaanbieder wel aan deze vorm van ketenzorg werkt? Antwoord Nee. De zorgketens tussen ziekenhuis en AWBZ-zorg vallen onder de ketens zoals bedoeld in de bonus/malustabel. ▪ Vraag 4 Zorgaanbieders ontvangen een bonus op het tarief als zij aantoonbaar deelnemen aan zorgketens tussen ziekenhuis en AWBZ-zorg (Zorginkoopbeleid 2011 Deel I, paragraaf 3.2.2). Graag horen wij van het zorgkantoor of participatie in de samenwerking met ziekenhuizen, ondersteund door POINT, volstaat om te voldoen aan dit criterium van de bonus/malus tabel. Antwoord Nee. ▪ Vraag 5 In de bonus/malustabel is een criterium opgenomen over onderaanneming (Zorginkoopbeleid 2011 Bijlage 2: Toelichting Bonus/malustabel 2011, onderdeel Prijs/Doelmatigheid, criterium betreffende onderaanneming). a) Wordt het inhuren van uitzendkrachten via dochtervennootschap binnen het concern gezien als onderaanneming? b) Wordt het inhuren van uitzendkrachten bij een organisatie buiten het concern gezien als onderaanneming? Antwoord a) Nee. b) Indien de aanbieder uitzendkrachten inhuurt om tijdelijk de formatie van een bepaald team aan te vullen, dan hoeft dit niet te worden vermeld. Indien de aanbieder afspraken maakt met een organisatie over de structurele inzet van uitzendkrachten voor de zorg aan een bepaalde cliënt of cliënten, dan moet dit wel worden opgenomen in het Formulier Onderaannemingen.
5
▪ Vraag 6 Volgens de bonus/malustabel legt het zorgkantoor een korting op van 1% op het moment dat er meer dan 3% verschil zit tussen de nacalculatie en de laatste productieafspraak (Zorginkoopbeleid 2011 Bijlage 2: Toelichting Bonus/malustabel 2011, onderdeel Prijs/ Doelmatigheid, criterium betreffende onderbesteding in geld). Als deze situatie zich voordoet, heeft het zorgkantoor mogelijk een te hoge afspraak gemaakt met de aanbieder, waarbij de aanbieder gestraft wordt doordat deze onder de productieafspraak blijft. Dit lijkt ons niet logisch. Met welke reden hanteert het zorgkantoor dit criterium, is het zorgkantoor bereid dit te laten vervallen of te vervangen door bijvoorbeeld een verschil van x% tussen de laatste monitoring en de nacalculatie? Antwoord Nee, het zorgkantoor handhaaft dit criterium. Het zorgkantoor verwacht van de aanbieder dat de monitoring, op basis waarvan de laatste productieafspraak gemaakt wordt, van een zodanige kwaliteit is, dat een dusdanig groot verschil van 3% tussen nacalculatie en productieafspraak bijzonder is. Een dergelijk groot verschil duidt op imperfecties in de monitoring of onvolkomenheden in de rechtmatigheid en daarmee op gebrek aan AO/IC-kwaliteit bij de aanbieder.
F. Kavels ▪ Vraag 1 Het zorgkantoor reserveert een deel van het regiobudget ter grootte van de groeiruimte 2011 voor het Kavel Speerpunten (Zorginkoopbeleid 2011 Deel II, paragraaf 1.11). Kan het zorgkantoor aangeven waarop deze groeiruimte in 2011 gaat uitkomen en of het beschikbare budget gelijkmatig over alle speerpunten wordt verdeeld of dat een andere verdeling wordt aangehouden? Antwoord Het zorgkantoor weet nu nog niet wat de omvang van de contracteerruimte is. Er is geen sprake van een rangorde van de speerpunten die vanuit het Kavel Speerpunten bekostigd kunnen worden. Het zorgkantoor beoordeelt elk project afzonderlijk, waarbij gekeken wordt naar de doeltreffendheid (de mate waarin het project bijdraagt aan een speerpunt), doelmatigheid (de mate waarin het project leidt tot een betere kwaliteit/prijsverhouding) en kwaliteit (de mate waarin het project bijdraagt aan kwaliteitsverbetering) van het project. Bij de verdeling van de middelen hanteert het zorgkantoor de methode van de concurrentiegerichte dialoog. ▪ Vraag 2 Een deel van het regiobudget wordt afgezonderd in het Kavel Speerpunten (Zorginkoopbeleid 2011 Deel II, paragraaf 1.11). Deze methodiek veronderstelt dat het zorgkantoor het budget binnen dit kavel vrij kan aanwenden, en het derhalve niet naar een PxQ-budget hoeft om te zetten. Bovendien kan niet alle zorg binnen de speerpunten direct worden omgezet naar een PxQbudget. Gezien bovenstaande is het ons inziens onlogisch om de aanvraag voor budget vanuit het Kavel Speerpunten om te zetten naar PxQ, hetgeen wel van de aanbieder gevraagd wordt in het Sjabloon Kavel Speerpunten (punt 9). a) Waarom heeft u de keuze gemaakt om op deze wijze budget vrij te maken voor het Kavel Speerpunten? b) Kunt u punt 9 van het Sjabloon Kavel Speerpunten dusdanig herformuleren, dat het mogelijk is om (een deel van) de onderbouwing van het budget los te koppelen van PxQ, maar dit bijvoorbeeld te baseren op loonkosten en/of materiële kosten?
6
Antwoord De veronderstelling dat het Kavel Speerpunten een ‘vrij budget’ is, is niet correct. Uit de NZabeleidsregels volgt, dat de zorgkantoorcontracteerruimte vanuit PxQ-productie verantwoord moet worden. a) Zoals gezegd, moet de zorgkantoorcontracteerruimte vanuit PxQ-productie verantwoord worden. b) Nee, het zorgkantoor pas het Sjabloon Kavel Speerpunten op dit punt niet aan.
G. Voorbehoud voldoende middelen ▪ Vraag 1 In de Overeenkomst 2011 is aangegeven dat de zorgaanbieder zich verbindt zorg te verlenen aan de verzekerde die hierop aanspraak maakt (artikel 3a, sub 1). In het Zorginkoopbeleid 2011 is aangegeven dat het zorgkantoor een voorbehoud maakt bij de financiering van aanbieders voor het geval het beschikbare regiobudget uitgeput raakt (Deel II, paragraaf 2.2). Deze twee zaken kunnen met elkaar botsen, waardoor de zorgaanbieder de geleverde zorg uit eigen budget moet financieren. Dit is ongewenst voor de aanbieder. Hoe ziet het zorgkantoor deze tegenstelling, en wat wordt daarin van de zorgaanbieder verwacht? Antwoord Zorgkantoor en zorgaanbieder zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de tijdige signalering dat het regiobudget uitgeput dreigt te raken. Indien deze situatie zich onverhoopt voordoet, gaan de partijen hierover met elkaar in gesprek.
H. Bevoorschotting versus declareren ▪ Vraag 1 Wat is de verwachting van het zorgkantoor ten aanzien van het individueel declareren voor 2011 (Zorginkoopbeleid 2011 Deel II, paragraaf 2.3)? Antwoord Het zorgkantoor verwacht dat aanbieders per 1 januari 2011 beginnen met het individueel declareren van AWBZ-zorg via EI-berichten. De verwachting is verder dat de bevoorschottingssystematiek voor 2011 gehandhaafd zal blijven. Indien aanbieders zich onvoldoende inspannen om de declaratieberichten in te sturen, kan dit gevolgen hebben voor de hoogte van het voorschot. ▪ Vraag 2 Het zorgkantoor verwacht de bevoorschotting op basis van afspraken op den duur om te zetten naar een bevoorschotting op basis van feitelijke declaraties (Zorginkoopbeleid 2011 Deel II, paragraaf 2.3). Door seizoensinvloeden kan deze omzetting een behoorlijk effect hebben op de liquiditeitspositie van zorgaanbieders. Op dit moment is de wijziging van de systematiek nog niet aan de orde. Indien deze omzetting wel plaatsvindt, worden zorgaanbieders hier tijdig bij betrokken om voor eventuele ongewenste effecten gezamenlijk een oplossing te vinden? Antwoord Het zorgkantoor is er niet op uit om liquiditeitsproblemen bij de aanbieders te veroorzaken door een te plotselinge overgang van een bevoorschottings- naar een declaratiesystematiek.
7
Zorgaanbieders kunnen ervan op aan dat het zorgkantoor over dit soort transities tijdig met hen in gesprek zal gaan. Het is denkbaar dat er een systeem van rentevergoedingen wordt opgezet om de liquiditeitsgevolgen van de declaratiesystematiek op te vangen. Hierover moet nog landelijke besluitvorming plaatsvinden.
I. Procedure en overige voorwaarden ▪ Vraag 1 Hoe wordt de productieafspraak voor uitleen en AIV vastgesteld, aangezien deze prestaties buiten de fictieve startafspraak vallen (Zorginkoopbeleid 2011 Deel II, paragraaf 2.4)? Welk minimum en maximum geldt er voor deze afspraken? Antwoord Er is geen sprake van een minimum of maximum. De productieafspraak voor uitleen en AIV wordt in principe gesteld op 100% van de productieafspraak 2010. Voor de overige functies wordt het geld-volgt-klant principe toegepast om de uiteindelijke productieafspraak te bepalen. Hierbij volgt het tarief uit de bonus/malustabel. ▪ Vraag 2 Wij hebben een toelating voor de AWBZ-functie uitleen van verpleegartikelen. In het Zorginkoopbeleid 2011 wordt over de uitleen van hulpmiddelen gesproken als één van de uitzonderingen op het geld-volgt-klant principe (Deel II, paragraaf 2.4). Deze prestatie wordt hierdoor uitgezonderd van de methodiek ter bepaling van de fictieve startafspraak. Er wordt in het Zorginkoopbeleid 2011 verder niet over uitleen gesproken. Is het de bedoeling dat wij binnen de zorginkoopprocedure een offerte indienen met een tariefvoorstel, of gaat de contractering van aanbieders die de functie uitleen van verpleegartikelen leveren buiten de reguliere zorginkoopprocedure om (vanwege de in het Zorginkoopbeleid 2011 benoemde uitzonderingspositie)? Antwoord Instellingen die uitsluitend voor de uitleen van verpleegartikelen een contract met het zorgkantoor willen sluiten, hoeven hiervoor geen offerte in te dienen binnen de zorginkoopprocedure. Lopende contracten voor de uitleen van verpleegartikelen worden in principe verlengd; hierover voert het zorgkantoor in de maanden augustus en september gesprekken met de individuele leveranciers. Leveranciers die nog geen contract hebben kunnen hiertoe een schriftelijk verzoek indienen. ▪ Vraag 3 Het zorgkantoor maakt in november een fictieve startafspraak voor de extramurale zorg. Deze afspraak geeft op geen enkele manier een garantie. Aan het eind van het jaar wordt de aanbieder afgerekend op de daadwerkelijk geleverde productie voor zover deze binnen het regiobudget past (Zorginkoopbeleid 2011 Deel II, paragraaf 1.8). Om hierop te kunnen sturen hebben aanbieders inzicht nodig in de uitputting van het regiobudget middels spiegelinformatie. Het zorgkantoor geeft aan dat deze spiegelinformatie in 2011 per kwartaal beschikbaar wordt gesteld (Zorginkoopbeleid 2011 Deel II, paragraaf 2.2). In de praktijk zal dit betekenen dat de spiegelinformatie over het eerste kwartaal waarschijnlijk in de eerste helft van mei beschikbaar zou kunnen zijn. Dan is ruim een derde van het jaar voorbij en kan bijsturen al een behoorlijke opgave worden. Wij willen het zorgkantoor daarom vragen of het mogelijk is om de spiegelinformatie maandelijks beschikbaar te stellen. Dit stelt ons in staat om de trend in de regioproductie ten opzichte van het budget goed te volgen en hierop tijdig bij te sturen.
8
Antwoord Het zorgkantoor vindt dit een goede suggestie en zal de overzichten van de uitputting van het regiobudget voortaan maandelijks publiceren. ▪ Vraag 4 Zowel in het Zorginkoopbeleid 2011 als in de Overeenkomst 2011 wordt geen maximumpercentage aangegeven met betrekking tot de prestatiemixen. Waarschijnlijk zal het zorgkantoor dit – net als in voorgaande jaren – pas aangeven bij de aanvullende afspraken, die opgesteld worden nadat de offerte is ingediend. De prestatiemixen behoren echter tot de extramurale productie, en daarmee tot het offertetraject. Andere zorgkantoren hebben dit dan ook opgenomen in hun inkoopbeleid. Het zou handig zijn als Zorgkantoor DWO dit ook in het Zorginkoopbeleid 2011 zou opnemen. Antwoord Het zorgkantoor hanteert, net als in voorgaande jaren, voor de functies Persoonlijke verzorging (PV) en Verpleging (VP) de extramurale productmix van 86% basis en 14% extra. PV speciaal en VP speciaal mogen niet meer dan 15% van de totale productie PV respectievelijk VP uitmaken.
9