‘Aanpak Huiselijk Geweld NWN’, regionale beleidsvisie 2010-2013
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
1
Inhoudsopgave Samenvatting
3
1. Inleiding
6
2. Wettelijke basis en historie
7
3. Doelen 3.1 Algemene doelstellingen bij aanpak huiselijk geweld 3.2 Concrete maatschappelijke doelstellingen voor periode 2010-2013 3.3 Activiteiten en operationele doelstellingen voor periode 2010-2013
4. Aandachtsvelden in het beleid
7 7 8 8
8
4.1 Steunpunt Huiselijk Geweld – coördinatie van de keten 4.1.1 Afspraken ketensamenwerking en overlegstructuur 4.1.2 Veiligheidshuis en relatie met aanpak van huiselijk geweld
8 9 12
4.2 Wet tijdelijk huisverbod
12
4.3 Plegeraanpak en systeemgerichte hulpverlening 13 4.3.1 Plegerhulp binnen strafrechtelijk kader (‘gedwongen plegerhulpverlening’) 14 4.4.2 Vrijwillige plegerhulpverlening 14 4.4.3 Een systeemgerichte aanpak 15 4.4 Kindermishandeling
15
4.5 Oudermishandeling
17
4.6 Eergerelateerd geweld
18
5. Preventie 5.1 Deskundigheidsbevordering 5.2 Communicatie 5.3 Naleving ‘Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’ 5.4 Inzet ‘Aware’
19 20 20 20 22
6. Monitor huiselijk geweld
22
7. Financiering
23
Bijlagen 1. Basismethodieken bij aanpak huiselijk geweld 2. Afspraken, vastgelegd in de nota ‘Regionale aanpak huiselijk geweld en eergerelateerd geweld 2010-2014 3. Convenant 2010-2013, aanpak Huiselijk Geweld Nieuwe Waterweg Noord 4. Pilot Schiedam: ouderenmishandeling
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
25 25 27 30
2
Samenvatting De drie gemeenten binnen de Waterwegregio Schiedam, Maassluis en Vlaardingen werken nauw samen bij de aanpak van huiselijk geweld. Vlaardingen vervult daarbij de rol van centrumgemeente: bij de aanpak van huiselijk geweld en het bieden van opvang aan slachtoffers (meestal vrouwen) is zij één van de 35 door het rijk aangewezen gemeenten die binnen hun regio specifieke middelen voor genoemde taken ontvangen. Deze dienen in afstemming met de andere gemeenten ten behoeve van de gehele regio te worden ingezet. Onze ambities bij de aanpak van huiselijk geweld maken dat we daarnaast ook bereid zijn om vanuit Schiedam, Maassluis en Vlaardingen ‘eigen’ gemeentelijke middelen in te brengen. Voor de periode 2010-2013 streven we het volgende na:
Maatschappelijke doelstelling Uit de meldingen bij het Steunpunt Huiselijk Geweld blijkt dat eind 2013 ten opzichte van 2010 de volgende situatie is bereikt: a. Het aantal gevallen van huiselijk geweld waarbij sprake is van recidive is met 10% afgenomen; b. Het aantal gevallen van huiselijk geweld waarbij het geweld langer dan een half jaar 1 aanhoudt, is met 10% afgenomen.
Activiteiten en operationele doelstellingen 1. Eind 2010 is de situatie bereikt dat alle meldingen bij het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) die vanwege de geschatte ernst van de problematiek niet door het SHG zelf kunnen worden 2 afgehandeld, worden doorgeleid naar en adequaat opgepakt door de hulpverlening. 2. Conform het besluiten in het Regionaal College van de politieregio Rotterdam Rijnmond, sluiten we ons aan bij in de Regieroep Huiselijk geweld te maken afspraken over de volgende zaken: a. de afstemming tussen zorg en strafrecht: politie, Openbaar Ministerie en reclassering werken voor de hele regio; b. de stroomlijning en aanpassing van de bestaande convenanten en protocollen huiselijk en eer gerelateerd geweld gericht op gegevensuitwisseling aan de huidige situatie; c. de verbetering van uitvoeringsafspraken over het zorgaanbod van regionaal werkende organisaties gericht op de bestrijding van huiselijk geweld, zoals Bureau Jeugdzorg en het daarbij aangesloten Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en de GGZ d. de monitoring en desgewenst het aanpassen van die onderdelen van het beleid waarbij centrumgemeenten gezamenlijk optrekken, zoals bij het huisverbod. 3. Centrumgemeente Vlaardingen implementeert, zodra dit gereed is, een door de GGD te ontwikkelen regionaal convenant gegevensuitwisseling 4. Vanaf halverwege 2011of zoveel eerder als mogelijk, vindt het casusoverleg rond gevallen van huiselijk geweld waarbij sprake is van samenloop met het strafrecht, plaats binnen het Veiligheidshuis Nieuwe Waterweg Noord. Daarbij wordt een verbinding gemaakt tussen strafrecht en hulpverlening. 5. We bieden vanaf 2010 de faciliteiten om de uitvoering van 45 hulpverlenings-trajecten rondom de oplegging van huisverboden, gericht op zowel uit huis geplaatsten als achterblijvers mogelijk te maken
1
Uiteraard is daarvoor een nulmeting nodig. Bij a: recidive: gemelde gevallen van huiselijk geweld die, nadat ze zijn doorgezet naar de reguliere hulpverlening, vervolgens opnieuw bij het SHG worden aangemeld; bij b: de periode van een half jaar begint met de aanmelding van een casus bij het SHG. 2 in 2008 was dat vooral bij meldingen die via de politie binnen kwamen (gevallen waarbij geen aangifte werd gedaan) lang niet altijd het geval, zo blijkt uit ‘Monitor huiselijk geweld Nieuwe Waterweg Noord 2008’
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
3
6. Op basis van ervaringen met en evaluatie van het proces rond de oplegging van huisverboden in 2009, worden in 2010 eventueel noodzakelijke verbeteringen doorgevoerd. Eind 2011 hebben we inzicht in de effecten van het opleggen van huisverboden. 7. Vanaf eind 2011 hebben we de volgende situatie bereikt: in 50% van de gevallen waarbij sprake is geweest van oplegging van een huisverbod, is in het half jaar daarna geen herhaling van huiselijk geweld opgetreden. 8. Vanaf 2010 geven organisaties die plegerhulp bieden, aan het SHG door hoeveel plegers met hulpverlening starten en hoeveel het traject afmaken (nulmeting) 9. In 2011 neemt het aantal plegers dat een traject volgt en afmaakt, toe ten opzichte van 2010 10. In 2012 en 2013 ligt het aantal plegers dat een traject volgt op het niveau van 2011; eveneens het aantal dat een traject afmaakt 11. Vanaf 2011 scheppen we mogelijkheden om jaarlijks 15 laagdrempelige plegerhulp-trajecten buiten het strafrechtelijk kader aan te bieden 12. Eind 2011 is een model/protocol gereed waarin de samenwerking van het SHG met de organisaties van plegerhulpverlening wordt vastgelegd 13. Eind 2011 is een protocol gereed waarin Centrum voor Jeugd en Gezin, Advies en Meldpunt voor Kindermishandeling en Bureau Jeugdzorg en SHG nauw samen werken om huiselijk geweld tussen ouders (kinderen getuige) en huiselijk geweld van ouders tegen kinderen (waaronder ook fysieke verwaarlozing) aan te pakken 14. Halverwege 2011 is het regionaal werkplan RAAK gereed. Dit vormt geen dubbeling met en staat niet los van ons regionale beleid rond de aanpak van huiselijk geweld maar sluit daarbij aan en heeft toegevoegde waarde. Dat geldt ook voor de concrete activiteiten en overlegstructuren die uit dit werkplan voortvloeien 15. Halverwege 2011 zijn resultaten beschikbaar van een in Schiedam te houden pilot, waaruit onder meer valt af te leiden of, en zo ja in welke mate, er sprake is van onderrapportage van het probleem van oudermishandeling 16. Het Steunpunt Huiselijk Geweld NWN schakelt vanaf 2010 bij gesignaleerde gevallen van eer gerelateerd geweld zo nodig de expertise van het ‘Kernteam Eergerelateerd Geweld’ (KEG) in Rotterdam in, om te komen tot een juiste aanpak 17. Halverwege 2011 is het communicatieplan huiselijk geweld beschikbaar. In het communicatieplan is verder de voorlichting voor specifieke doelgroepen en beroepsgroepen uitgewerkt. 18. Jaarlijks wordt in de NWN-gemeenten in het najaar een publiekscampagne uitgevoerd die aansluit bij de landelijke campagne. 19. Vanaf 2011 hanteren de NWN-gemeenten de Rotterdamse meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling a. De NWN-gemeenten passen daartoe hun subsidievoorwaarden aan zodat gesubsidieerde organisaties verplicht worden om vanaf 2011 de meldcode in te voeren; b. De NWN-gemeenten gaan als organisaties zelf ook zo snel mogelijk met de meldcode werken 20. De NWN-gemeenten beslissen in voorkomende gevallen afzonderlijk over de inzet van het integraal preventieprogramma ‘Aware’ voor eigen inwoners en dragen dan de daarmee gemoeide kosten
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
4
21. Rekening houdend met mogelijkheden en beperkingen van de gebruikte registratiesystemen, leveren alle convenantpartners relevante gegevens aan ten behoeve van de jaarlijkse monitor huiselijk geweld, te beginnen over het jaar 2010.
Deze notitie is op 10 juni 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van Vlaardingen, centrumgemeente voor aanpak huiselijk geweld en vrouwenopvang. Ook Schiedam en Maassluis hebben bestuurlijk met de notitie hun instemming betuigd.
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
5
1. Inleiding Huiselijk geweld is geweld dat wordt gepleegd in de privésfeer, waarbij er sprake is van een relatie tussen slachtoffer en pleger. Bij plegers kan het daarbij gaan om (ex) partners, gezins- en familieleden, mantelzorgers, huisvrienden maar ook vrijwilligers en professionals van verpleeg- en zorginstellingen die toegang hebben tot de privésfeer van de slachtoffers. Huiselijk geweld kan de vorm aannemen van kindermishandeling en seksueel kindermisbruik (incest), partner- en 3 relatiegeweld en mishandeling en verwaarlozing van ouderen. 4
In de afgelopen jaren is het aantal meldingen van geweld in de privésfeer behoorlijk toegenomen. Huiselijk geweld vindt plaats in alle sociaaleconomische klassen en binnen alle culturen in de Nederlandse samenleving. In de meeste gevallen zijn de slachtoffers vrouwen en kinderen maar het treft ook mannen, ouders en ouderen. Sinds het voorjaar van 2004 is door de landelijke programmaleider huiselijk geweld bij de politie een traject in gang gezet om te komen tot een eenduidige registratie van huiselijk geweld binnen het systeem van de 25 politiekorpsen. Uiteindelijk moet dit leiden tot betrouwbare gegevens die kunnen dienen als beleidsmonitor maar ook de basis vormen voor beleidsontwikkeling en gerichte aanpak van huiselijk geweld. In 2007 zijn totaal in alle politieregio’s in Nederland 64.822 incidenten huiselijk 5 geweld geregistreerd, 3% meer dan in 2006 . Het gaat hier om 4 gevallen per 1.000 inwoners. De gemeenten in de regio Nieuwe Waterweg Noord (NWN) steken daar in negatieve zin bij af: in 2007 telde Maassluis 4,5 incidenten huiselijk geweld, Schiedam 7,8 en Vlaardingen 6,3 per 1.000 inwoners. Dit is gemiddeld voor de NWN-gemeenten 6,6 incidenten huiselijk geweld per 1.000 inwoners. In totaal werden in 2007 1.182 incidenten huiselijk geweld in de drie gemeenten geregistreerd. Kanttekening bij al deze cijfers is dat het hier gaat om het aantal registraties en niet de totale omvang van het probleem. Naar schatting wordt slechts 12% van alle voorvallen huiselijk geweld bij de politie 6 gemeld . Angst, schaamte en schuldgevoel verhinderen het melden van huiselijk geweld waardoor slechts het topje van de ijsberg zichtbaar is. Van alle slachtoffers van partnergeweld blijkt 85% vrouw te zijn. 7
Ook voor kinderen heeft huiselijk geweld grote gevolgen. Uit onderzoek komt naar voren dat in 22.9% van de incidenten kinderen getuige zijn van het geweld tussen hun ouders. Bijna alle deskundigen zijn van mening dat dit percentage een onderschatting is van de werkelijkheid. Daarnaast blijkt dat in 19,7% van de gevallen het geweld is gericht tegen kinderen jonger dan 18 jaar. Zij zijn dus ook zelf slachtoffer van het huiselijk geweld. Van de kinderen die getuige en/of slachtoffer zijn van huiselijk geweld is 37,1% tussen de 0 en 6 jaar, 28,7% tussen de 7 en 11 jaar en 34,2% tussen de 12 en 18 jaar. Crimineel en gewelddadig gedrag op latere leeftijd kan mede worden veroorzaakt door ervaringen met huiselijk geweld op jeugdige leeftijd. Dit geldt voor zowel jongens als meisjes. Daarnaast zijn mensen die als kind getuige zijn geweest van huiselijk geweld als volwassenen vaak ook zelf slachtoffer of pleger van huiselijk geweld in hun eigen relatie. Afgezien van de effecten op langere termijn: ook op de korte termijn hebben kinderen die getuige en/of slachtoffer zijn van huiselijk geweld vaak meer problemen dan kinderen uit niet gewelddadige gezinnen. Die problemen kunnen variëren van het vertonen van antisociaal gedrag, kampen met depressie en/of angststoornissen tot het hebben van beperkingen op het gebied van verbale vaardigheden en het verwerken/verwerven van kennis/informatie. Naast vrouwen en kinderen zijn in toenemende mate ouderen het slachtoffer van huiselijk geweld. In 2008 kwamen bij de advies en meldpunten voor huiselijk geweld 662 meldingen binnen van geweld 8 tegen ouderen, een stijging van ruim 80% ten opzichte van de 366 meldingen uit 2007 . 3
Vink, 2006 Of dat betekent dat dergelijk geweld inderdaad steeds vaker voorkomt of dat er sprake is van een groter aantal meldingen ls gevolg van de grotere aandacht voor het onderwerp is niet duidelijk 5 Huiselijk geweld gemeten; Landelijke politiecijfers 2007, Henk Ferwerda, Advies- en onderzoeksgroep Beke, november 2008 6 Plan van aanpak Huiselijk Geweld 2008-2011; De volgende fase, Den Haag augustus 2008 7 Annemiek Nieuwenhuis, juni 2008; Huiselijk geweld op het netvlies gebrand, een onderzoek naar kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld. 8 Bron: Movisie.Vooral de grotere bekendheid met en aandacht voor dit onderwerp ligt aan deze stijging ten grondslag 4
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
6
Ouderenmishandeling is een redelijk onzichtbaar probleem. In de maatschappij is hier weinig over bekend, maar ook bij de professionele hulpverlening is hier nog relatief weinig kennis over. In Schiedam zal daarom in 2009 een pilot ‘aanpak ouderenmishandeling’ plaats vinden. Mochten de resultaten daar aanleiding toe geven, dan zullen we regiobreed bezien of en zo ja, hoe we aan dit thema extra aandacht moeten geven. De aanpak van huiselijk geweld is bij de politie in onze regio een belangrijk aandachtspunt. Dat geldt ook voor onze drie gemeenten. Doel in het algemeen is om huiselijk geweld in een vroeg stadium te ontdekken, te stoppen en de gevolgen ervan te bestrijden. Een belangrijk instrument hierbij is het ‘Steunpunt Huiselijk Geweld’, maar uiteraard is er meer nodig om geweld in huiselijke kring zoveel mogelijk te beperken. Voorliggende beleidsvisie geeft daartoe een aanzet. Beschreven wordt hoe we het beleid ten aanzien van de aanpak van huiselijk geweld in de Waterweg kunnen aanscherpen en actualiseren. Waar nodig worden eventuele financiële consequenties in beeld gebracht.
2. Wettelijke basis en historie Landelijk is het thema huiselijk geweld de afgelopen tijd steeds hoger op de politieke agenda terecht gekomen. Vooral het toenemend aantal meldingen van huiselijk geweld heeft de rijksoverheid ertoe aangezet om de aanpak ervan te intensiveren. In de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) – sinds 2007 van kracht - , heeft ze daarvoor ook een wettelijke basis gelegd. Op grond van de in die wet opgenomen prestatieveld 7, zijn gemeenten verplicht om beleid te ontwikkelen ter bestrijding van huiselijk geweld. Daarvoor zijn ook extra middelen beschikbaar gesteld. Ook het uitvaardigen van de ‘Wet tijdelijk huisverbod’ kan worden beschouwd als een bijdrage aan die meer intensieve aanpak. Deze wet – per 1 januari 2009 van kracht geworden - geeft de burgemeester de bevoegdheid om de pleger van huiselijk geweld voor een periode van 10 dagen uit huis te (laten) plaatsen en de hulpverlening op gang te brengen. Indien nodig kan zo’n huisverbod tot maximaal 28 dagen worden verlengd. In de regio Nieuwe Waterweg Noord (bestaande uit de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam) bestaat sinds september 2005 het ‘Steunpunt Huiselijk Geweld’ (SHG). Dit Steunpunt wordt gefinancierd door de samenwerkende NWN gemeenten en is ondergebracht bij de stichting ‘Maatschappelijke Dienstverlening Nieuwe Waterweg’ (MDNW). Binnen onze regio heeft de intensivering van de aanpak van huiselijk geweld onder meer gestalte gekregen in de aanstelling van een beleidsmedewerker ‘aanpak huiselijk geweld NWN’ bij MDNW (in 2008), zoals gezegd de organisatie waar ook het SHG is onder gebracht. De voorliggende visie op de aanpak van huiselijk geweld voor 2010-2013 is binnen de regio NWN de eerste in zijn soort. Zij is het product van afstemming tussen de regiogemeenten en tot stand gekomen in nauw overleg met medewerkers van het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG). Zoals eerder vermeld is het SHG een belangrijke partner bij de uitvoering van beleid: het casemanagement en de regie op de uitvoering van de aanpak van gevallen van huiselijk geweld berusten vaak daar.
3. Doelen Huiselijk geweld is van alle tijden, maar zoals aangegeven is de gemeentelijke verantwoordelijkheid bij de bestrijding van betrekkelijk recente datum. In deze notitie geven wij aan hoe wij die verantwoordelijkheid willen invullen.
3.1 Algemene doelstellingen bij aanpak van huiselijk geweld Er kan natuurlijk geen enkel misverstand over bestaan dat we bij onze regionale aanpak van huiselijk geweld in ieder geval handelen vanuit de volgende ambities: 1. Voorkomen van huiselijk geweld 2. Gesignaleerd huiselijk geweld zo snel mogelijk beëindigen 3. Gevolgen van huiselijk geweld in een zo vroeg mogelijk stadium bestrijden en herhaling voorkomen.
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
7
3.2 Concrete maatschappelijke doelstelling voor periode 2010-2013 Binnen de looptijd van deze notitie streven we concreet het volgende na: Uit de meldingen bij het Steunpunt Huiselijk Geweld blijkt dat eind 2013 ten opzichte van 2010 de volgende situatie is bereikt: a. Het aantal gevallen van huiselijk geweld waarbij sprake is van recidive is met 10% afgenomen; b. Het aantal gevallen van huiselijk geweld waarbij het geweld langer dan een half jaar 9 aanhoudt, is met 10% afgenomen.
3.3 Activiteiten en operationele doelstellingen voor periode 2010-2013 Om de geformuleerde concrete doelstellingen in de periode tot en met 2013 te helpen verwezenlijken, maken we gebruik van verschillende hulpmiddelen en instrumenten. Zo is de inzet van een passend, laagdrempelig en zo compleet mogelijk hulpaanbod onontbeerlijk; dit dient zich in de eerste plaats te richten op slachtoffers van huiselijk geweld, maar daarnaast ook op de plegers. In het volgend hoofdstuk worden de door ons gebruikte middelen bij de aanpak van huiselijk geweld in dit verband – aangeduid als ‘aandachtsvelden’ - nader beschreven. Binnen deze aandachtsvelden zijn een aantal operationele doelstellingen en activiteiten – verbonden met de uitvoeringspraktijk – geformuleerd. Realisatie hiervan draagt bij aan de hiervoor geformuleerde maatschappelijke doelstellingen.
4. Aandachtsvelden in het beleid Zoals gezegd worden in dit hoofdstuk vooral de middelen beschreven die we bij onze aanpak van huiselijk geweld als regio willen hanteren. De verschillende aandachtsvelden dragen elk bij aan de verwezenlijking van onze ambities en de voor de periode 2010-2013 geformuleerde maatschappelijke doelstellingen. Zo coördineert het ‘Steunpunt Huiselijk Geweld’ de hulpverlening aan het gezin, adviseert professionals en geeft voorlichting aan doelgroepen. Daarmee levert het SHG een belangrijke bijdrage aan het terugdringen van het recidive en komt het geweld eerder aan het licht. Huiselijk geweld kan alleen effectief worden bestreden als ook de pleger ander gedrag aanleert. Het huisverbod en de plegerhulpverlening zijn onontbeerlijk bij het bereiken van het gewenste resultaat en komen dan ook in dit hoofdstuk aan bod. Ouderenmishandeling maar zeker ook kindermishandeling zijn twee vormen van huiselijk geweld die specifiek aandacht behoeven. Een deel van de kinderen die getuige zijn van geweld worden later slachtoffer of pleger van geweld. Preventie gericht op deze groep levert een bijdrage aan het voorkomen van huiselijk geweld en helpt mee om de overdracht van dergelijk geweld van generatie op generatie te doorbreken. Voorlichting aan deze doelgroep kan geweld voorkomen, maar vooral ook geweld eerder zichtbaar maken, zodat sneller geïntervenieerd kan worden.
4.1 Steunpunt Huiselijk Geweld – coördinatie van de keten Een laagdrempelig meldpunt waar mensen (vermoede) gevallen van huiselijk geweld kunnen aanmelden is bij de aanpak van huiselijk geweld een onmisbaar instrument. Zo’n melding is in de meeste gevallen immers het vertrekpunt voor aanpak van het gesignaleerde geweld, de start van de hulpverlening gericht op slachtoffers en plegers. In onze regio vervult het ‘Steunpunt Huiselijk Geweld Nieuwe Waterweg Noord’ (SHG NWN) – in 2005 in gebruik genomen – die functie. Het SHG NWN: • ontvangt meldingen; • motiveert cliënten (zowel daders als slachtoffers) tot het aanvaarden van hulpverleningstrajecten; 9
Uiteraard is daarvoor een nulmeting nodig. Bij a: recidive: gemelde gevallen van huiselijk geweld die, nadat ze zijn doorgezet naar de reguliere hulpverlening, vervolgens opnieuw bij het SHG worden aangemeld; bij b: de periode van een half jaar begint met de aanmelding van een casus bij het SHG.
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
8
• • • • • •
maakt een analyse van de problematiek; stelt een interventieplan op; benoemt een casemanager; betrekt bij geconstateerde gevallen van kindermishandeling het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) bij de ketenaanpak monitort en evalueert de aanpak; 10 heeft voorlichtingstaken in het kader van preventie.
Gebruikte basismethodieken door uitvoeringsorganisaties bij aanpak van huiselijk geweld 11 (1) Systeemgericht werken; (2) Outreachend werken ; (3) Drang en dwang 4.1.1 Afspraken ketensamenwerking en overlegstructuur Hoewel het SHG een spilfunctie heeft bij de aanpak van huiselijk geweld, kan zij dit probleem natuurlijk onmogelijk alleen aanpakken. In 2006 is daarom het ‘Samenwerkingsverband Aanpak Huiselijk Geweld Nieuwe Waterweg Noord’ opgesteld, een convenant waarin het SHG, politie, het openbaar ministerie, de drie NWN-gemeenten en een tiental organisaties samenwerkingsafspraken hebben vastgelegd. Het betreft hier organisaties die zich bezig houden met hulpverlening voor slachtoffers – inclusief kinderen - en plegers. Omdat bij de aanpak van gevallen van huiselijk geweld vaak meerdere zorgaanbieders en hulpverleners een inbreng dienen te leveren, is afstemming en samenwerking noodzakelijk: hulpverleningsinstanties dienen zoveel mogelijk als logisch met elkaar verbonden schakels in een gesloten keten te functioneren. Tot de convenantpartners behoren ook organisaties die zich bezig houden met het verzorgen van cursussen in het kader van preventie of 12 voorkoming van escalatie van huiselijk geweld. Het bestaan van een soepel functionerende hulpverleningsstructuur waarbij de verschillende partijen in de keten de rol spelen die van hen wordt verwacht is een essentiële voorwaarde voor een effectieve aanpak van huiselijk geweld. Anders zou het voor het SHG geen zin hebben om gemelde gevallen van huiselijk geweld door te geleiden naar de hulpverlening. Dit wordt alleen vanzelfsprekend als erop kan worden vertrouwd dat vanuit het SHG doorgeleide gevallen adequaat door de hulpverlening worden opgepakt. Operationele doelstelling 1. Eind 2010 is de situatie bereikt dat alle meldingen bij het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) die vanwege de geschatte ernst van de problematiek niet door het SHG zelf kunnen worden 13 afgehandeld, worden doorgeleid naar en adequaat opgepakt door de hulpverlening.
Onze overlegstructuur rond de aanpak van huiselijk geweld hebben wij als volgt ingericht: 1. Bestuurlijk overleg 2. Ambtelijk Overleg 3. Strategisch Ketenoverleg + eventueel tijdelijk werkgroepen 4. Casusoverleg
10
Deze zullen in de praktijk eventueel samen met relevante ketenpartners worden uitgevoerd Zie bijlage, onderdeel 1 voor korte uitleg over deze methodieken 12 Het oorspronkelijk convenant uit 2006 is met ingang van 2010 vervangen door het ‘Convenant 2010-2013, aanpak Huiselijk Geweld Nieuwe Waterweg Noord’. Zie bijlage onderdeel 3 13 in 2008 was dat bij vooral bij meldingen die via de politie binnen kwamen (gevallen waarbij geen aangifte werd gedaan) lang niet altijd het geval, zo blijkt uit ‘Monitor huiselijk geweld Nieuwe Waterweg Noord 2008’ 11
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
9
Ad 1: Bestuurlijk Overleg De aanpak van huiselijk geweld beweegt zich zowel op het terrein van handhaving en veiligheid – de burgemeesters zijn hier portefeuillehouder - als op het terrein van zorg en hulpverlening, meestal vallend onder portefeuillehouders voor welzijn en zorg. In de eerste plaats wordt het onderwerp ‘aanpak huiselijk geweld’ daarom geagendeerd voor de bijeenkomsten van het Bestuurlijk Juridisch Overleg (BJO). De burgemeesters van de NWNgemeenten nemen hier aan deel. Daarnaast worden de portefeuillehouders die verantwoordelijk zijn voor zorg en hulpverlening minimaal één keer per kwartaal ambtelijk geïnformeerd over de stand van zaken. Zo nodig wordt het onderwerp ‘huiselijk geweld’ door hen aan de orde gesteld tijdens het regionaal overleg over Wmo en Gezondheidszorg waarvoor de verantwoordelijke portefeuillehouders van de NWN-gemeenten gemiddeld één keer per kwartaal bijeen komen. Ad 2: Ambtelijk Overleg Regionale afstemming over de aanpak van huiselijk geweld tussen Schiedam, Maassluis en Vlaardingen vindt plaats binnen het regionaal ambtelijk overleg Huiselijk Geweld. Dit is een gemiddeld eens in de 6-weken georganiseerd overleg tussen de ambtenaren Huiselijk Geweld van de NWN gemeenten. Hierbij zijn ook altijd de coördinator/manager van het SHG en/of de beleidsmedewerker Aanpak Huiselijk Geweld NWN aanwezig, tenzij de geagendeerde onderwerpen dat onnodig maken . Tijdens dit overleg worden de lopende en nieuwe ontwikkelingen besproken, adviezen voor de colleges, het strategisch ketenoverleg en het bestuurlijk overleg voorbereid. Daarnaast neemt de ambtelijk vertegenwoordiger van centrumgemeente Vlaardingen – met mandaat van het regionaal ambtelijk overleg van de NWN-gemeenten en inhoudelijk ondersteund door de e beleidsmedewerker van het SHG - vanaf het 2 kwartaal van 2010 deel aan het overleg van de Regiegroep Huiselijk Geweld. Het gaat hier om een strategisch overleg dat tot 2010 vooral de focus had op Rotterdam-stad met als deelnemers ambtelijk vertegenwoordigers van Rotterdam en vertegenwoordigers op managementniveau van zowel de hulpverlening als de justitiële keten (politie, openbaar ministerie, reclassering). Afspraken die daar worden gemaakt, blijken vaak maatgevend voor de gehele regio, ook al omdat veel betrokken organisaties regionaal werken. Het is daarom zinvol om namens NWN aan dit overleg deel te nemen; niet alleen om tijdig te worden geïnformeerd over nieuwe ontwikkelingen en afspraken die ook voor onze regio gevolgen hebben, maar ook om invloed 14 hierbij te kunnen uitoefenen. De Regiegroep Huiselijk Geweld is ook het geschikte gremium om zich bezig te houden met uitvoering en voortgangscontrôle van besluiten van het Regionaal College van burgemeesters van de 19 gemeenten van de politieregio Rotterdam Rijnmond (de NWN-gemeenten behoren hier ook toe) rond het onderwerp huiselijk geweld. Relevant zijn daarbij in ieder geval de besluiten welke zijn vastgelegd in de ‘Nota regionale aanpak huiselijk geweld en eergerelateerd geweld 2010-2014’ waaraan ook onze gemeenten zich via de burgemeesters hebben verbonden (maart 2010). Op grond daarvan maken alle gemeenten binnen de politieregio Rotterdam Rijnmond afspraken over onder meer de volgende zaken: a. de afstemming tussen zorg en strafrecht: politie, Openbaar Ministerie en reclassering werken voor de hele regio; b. de stroomlijning en aanpassing van de bestaande convenanten en protocollen huiselijk en eer gerelateerd geweld gericht op gegevensuitwisseling aan de huidige situatie; c. de verbetering van uitvoeringsafspraken over het zorgaanbod van regionaal werkende organisaties gericht op de bestrijding van huiselijk geweld, zoals Bureau Jeugdzorg en het daarbij aangesloten Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en de GGZ d. de monitoring en desgewenst het aanpassen van die onderdelen van het beleid waarbij centrumgemeenten gezamenlijk optrekken, zoals bij het huisverbod.
14
Ook een ambtelijk vertegenwoordiger van Spijkenisse, centrumgemeenten voor aanpak huiselijk geweld op de Zuid Hollandse eilanden, neemt om genoemde redenen vanaf april 2010 aan dit overleg deel.
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
10
Daarnaast is afgesproken dat de centrumgemeenten, waaronder Vlaardingen, een door de GGD in 2010 te ontwikkelen regionaal convenant gegevensuitwisseling zullen gaan implementeren. Operationele doelstellingen 2. Conform het besluit van het Regionaal College van de politieregio Rotterdam Rijnmond, sluiten we ons aan bij in de Regieroep Huiselijk geweld te maken afspraken over de volgende zaken: a. de afstemming tussen zorg en strafrecht: politie, Openbaar Ministerie en reclassering werken voor de hele regio; b. de stroomlijning en aanpassing van de bestaande convenanten en protocollen huiselijk en eer gerelateerd geweld gericht op gegevensuitwisseling aan de huidige situatie; c. de verbetering van uitvoeringsafspraken over het zorgaanbod van regionaal werkende organisaties gericht op de bestrijding van huiselijk geweld, zoals Bureau Jeugdzorg en het daarbij aangesloten Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en de GGZ d. de monitoring en desgewenst het aanpassen van die onderdelen van het beleid waarbij centrumgemeenten gezamenlijk optrekken, zoals bij het huisverbod. 3. Centrumgemeente Vlaardingen implementeert, zodra het gereed is, een door de GGD te ontwikkelen regionaal convenant gegevensuitwisseling
Ook over de inschakeling van de expertise van Rotterdam bij geconstateerd eergerelateerd geweld (zie bij 4.6) en de invoering van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (zie bij 5.3), zijn nadere afspraken gemaakt. Sommige van de afspraken die door het Regionaal College zijn gemaakt 15 zijn overigens binnen onze regio reeds onderdeel van de reguliere uitvoeringspraktijk Ad 3: Strategisch Ketenoverleg + eventueel tijdelijke werkgroepen In het Strategisch Ketenoverleg, zijn vertegenwoordigers van alle convenantpartners op management of coördinatieniveau vertegenwoordigd. Het betreft hier dus alle organisaties die binnen NWN een rol spelen bij de aanpak van huiselijk geweld (inclusief de drie NWN-gemeenten) en die, middels e ondertekening van het convenant (zie 1 alinea onder 4.1.1) daartoe afspraken over samenwerking hebben gemaakt. Het overleg vindt 4 maal per jaar plaats onder voorzitterschap van de hoogste verantwoordelijke binnen het SHG (de directeur van MDNW, organisatie waar het SHG is onder gebracht) Het secretariaatschap is in handen van de beleidsmedewerker Aanpak Huiselijk Geweld NWN, verbonden aan het SHG. Doel van het overleg is het bevorderen van de ketensamenwerking en input leveren aan de inhoudelijke ontwikkelingen van het beleid rondom huiselijk geweld. Daarnaast heeft het Strategisch Ketenoverleg een adviserende rol richting de gemeenten. Ook kan het Strategisch ketenoverleg aan partijen opdracht geven om een tijdelijke werkgroep te formeren om een, op dat moment relevant geacht, onderwerp of probleem nader uit te werken of te bestuderen. Zo’n werkgroep brengt dan binnen een afgesproken tijd aan het Strategisch ketenoverleg verslag/advies uit en wordt daarna weer opgeheven. Ad 4: Casusoverleg In het casusoverleg worden gemelde gevallen van huiselijk geweld besproken, worden keuzes gemaakt ten aanzien van de te volgen aanpak en daarbij betrokken ketenpartners en wordt afgesproken welke organisatie bij een bepaald geval het casemanagement op zich neemt. Doorlopend wordt voor wat betreft werkproces en werkwijze de vinger aan de pols gehouden en worden aanpassingen en verbeteringen doorgevoerd, indien praktijkervaringen en/of nieuwe ontwikkelingen daar aanleiding toe geven. Zo heeft het Strategisch Overleg in 2009 ingestemd met een verbeterde werkwijze, doorgevoerd op grond van en evaluatie onder deelnemers.
15
Zo bestaan er in onze regio reeds concrete afspraken tussen gemeenten en maatschappelijk werk over de zorg bij huiselijk geweld en schakelt ons SHG reeds de expertise van Rotterdam in bij geconstateerd eergerelateerd geweld. Zie onderdeel 2 van de bijlage voor een compleet overzicht van de afspraken in het regionaal college over huiselijk en eergerelateerd geweld.
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
11
4.1.2. Veiligheidshuis en relatie met aanpak huiselijk geweld In november 2009 is in Schiedam het ‘Veiligheidshuis Nieuwe Waterweg Noord’ van start gegaan. Met het begrip ‘veiligheidshuis’ wordt een duurzaam samenwerkingsverband aangeduid waarin gemeenten, jeugd- / zorginstellingen, politie en de justitieketen fysiek en integraal met elkaar samenwerken. Preventie, (na)zorg en repressie worden daarin met elkaar verbonden en op elkaar afgestemd. De overkoepelende regievoering binnen het Veiligheidshuis ligt bij de gemeenten; daarbinnen heeft het Openbaar Ministerie (verder OM) de regie over de strafrechtketen en de gemeente over de zorgketen. Het concept heeft zich bewezen en staat landelijk niet meer ter discussie. Veiligheidshuizen in Nederland zijn er in diverse soorten en maten. Het gaat daarbij meestal om een samenwerkingsverband van de gemeente, de politie en het OM. Situatieafhankelijk participeren daarin bijvoorbeeld ook organisaties als de reclassering, Bureau Jeugdzorg, Steunpunt Huiselijk Geweld, Nazorg Veelplegers, Halt, Leger des Heils en Penitentiaire inrichtingen. In de praktijk is een veiligheidshuis vooral een vorm van casusoverleg waarbij ‘gevallen’ worden besproken en daarbij per casus afspraken tussen betrokken instanties worden gemaakt over ieders inzet alsmede over coördinatie en regie; de gevolgde aanpak is daarbij integraal. Tevens wordt het overleg benut om zo nodig van elkaar te leren. Ook fungeert een veiligheidshuis veelal als informatieknooppunt. De thema's kunnen per veiligheidshuis variëren: van aandacht voor meer- en veelplegers, ex-gedetineerden en risicojeugd tot bijvoorbeeld bespreking van de aanpak van huiselijk geweld. In het Veiligheidshuis werken organisaties op één locatie samen aan opsporing, vervolging en hulpverlening. De ketenpartners signaleren problemen, bedenken oplossingen en voeren die samen uit. Werkprocessen worden op elkaar afgestemd, zodat strafrecht en zorg elkaar aanvullen. Ingezet wordt op gedragsverandering, recidivevermindering en verbetering van de kwaliteit van leven. Er wordt vooral persoonsgericht en probleemgericht gewerkt, volgens de systematiek die rekening houdt met de context van een dader en zijn / haar omgeving, zoals de gezinssituatie, culturele factoren, opvoedingsaspecten en de situatie op school. Ook wordt gekeken naar de omgeving, zoals de wijk en de aanwezigheid van groepen die overlast of criminaliteit veroorzaken. Vervolgens wordt voor iedere persoon een op maat gericht traject opgesteld en worden duidelijke afspraken met alle partners gemaakt. Via regelmatig casusoverleg worden de ontwikkelingen continu gevolgd. Het Veiligheidshuis Nieuwe Waterweg Noord is eind 2009 kleinschalig van start gegaan en beperkt haar werkzaamheden voorlopig tot de (na)zorg en aanpak van veelplegers en ex- gedetineerden. Wij willen echter ook bij de aanpak van huiselijk geweld, met name bij de gevallen waarbij sprake is van samenloop met het strafrecht, profiteren van de mogelijkheden die het veiligheidshuisconcept biedt. Daarom streven wij er naar om in 2010 toe te werken naar een situatie dat het casusoverleg rond dergelijk gevallen uiterlijk halverwege 2011 binnen de setting van het Veiligheidshuis Nieuwe Waterweg Noord plaats vindt.
Operationele doelstelling 4. Vanaf halverwege 2011 of zoveel eerder als mogelijk, vindt het casusoverleg rond gevallen van huiselijk geweld waarbij sprake is van samenloop met het strafrecht, plaats binnen het Veiligheidshuis Nieuwe Waterweg Noord. Daarbij wordt een verbinding gemaakt tussen strafrecht en hulpverlening
4.2 Wet tijdelijk huisverbod Op 1 januari 2009 is de ‘Wet tijdelijk huisverbod’ van kracht geworden. De burgemeester kan bij dreiging van huiselijk geweld in een gezinssituatie in bepaalde gevallen een tijdelijk huisverbod opleggen. Aan de uithuisgeplaatste is het dan verboden om contact op te nemen met de andere gezinsleden. Wanneer een huisverbod wordt opgelegd betekent dit ook een impuls voor de hulpverlening.
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
12
Naast het bieden van veiligheid en het stellen van een norm, heeft de wet tevens als doel het ingang zetten van hulpverlening. Een crisisinterventiedienst (momenteel verzorgd door het Centrum voor Dienstverlening, CvD) is 24 uur per dag beschikbaar om de eerste hulpverlening in gang te zetten en om samen met de politie het zogenaamde risico taxatieformulier (rihg) in te vullen. Deze risicotaxatie vormt de basis voor het eerste advies aan de burgemeester om een huisverbod in te stellen. Na het instellen van een huisverbod moet er snel hulp voor het gezin worden georganiseerd. Het doel hierbij is om het gevaar voor huiselijk geweld in het gezin te doen afnemen en de hulpverlening op te starten. Na 10 dagen kan de burgemeester zo nodig het tijdelijk huisverbod nog eens met 18 dagen verlengen. Nadat de crisisinterventiedienst eerste crisishulp heeft geboden wordt de hulpverlening zo snel mogelijk overgedragen aan het Steunpunt Huiselijk Geweld. Daartoe is bij het Steunpunt een case manager aangesteld. Deze doet nader onderzoek naar de gezinssituatie en coördineert de hulpverlening. Medewerkers van Bureau Jeugdzorg vervullen hierbij overigens een wettelijk vastgelegde adviesrol waar het de veiligheid van aanwezige kinderen betreft. Wat een eventuele verlenging van een huisverbod betreft: genoemde case manager levert informatie ten behoeve van het advies aan de burgemeester om dit wél of niet te doen. Op basis van het aantal incidenten huiselijk geweld in de drie NWN-gemeenten en de ervaringen met de toepassing van Wet tijdelijk huisverbod tot nu toe, schatten wij het aantal huisverboden per jaar op 16 45. Activiteiten en operationele doelstellingen 5. We bieden vanaf 2010 de faciliteiten om de uitvoering van 45 hulpverlenings-trajecten rondom de oplegging van huisverboden, gericht op zowel uit huis geplaatsten als achterblijvers mogelijk te maken 6. Op basis van de ervaringen met en evaluatie van het proces rond de oplegging van huisverboden in 2009, worden in 2010 eventueel noodzakelijke verbeteringen doorgevoerd. Eind 2011 hebben we inzicht in de effecten van het opleggen van een huisverbod. 7. Vanaf eind 2011 hebben we de volgende situatie bereikt: in 50% van de gevallen waarbij sprake is geweest van oplegging van een huisverbod, is in het half jaar daarna geen herhaling van huiselijk geweld opgetreden.
4.3 Plegeraanpak en systeemgerichte hulpverlening Het is bekend dat plegers van huiselijk geweld het geweld vaak ontkennen of bagatelliseren. Ze nemen geen verantwoordelijkheid voor hun gedrag. Veel plegers hebben druk van buitenaf nodig om de stap naar de hulpverlening te zetten. Een strafrechtelijk traject, een huisverbod of stappen door het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling (AMK) vanwege de schadelijk gevolgen voor kinderen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld (omdat hen zelf fysiek geweld wordt aangedaan of omdat ze getuige zijn), zijn voorbeelden van middelen die kunnen worden ingezet om hulpverlening in gang te zetten. Slechts weinig plegers van geweld nemen zelf het initiatief en zoeken geheel vrijwillig de hulpverlening op. Een belangrijk ontwikkelpunt in de aanpak van huiselijk geweld is daarom de hulpverlening aan plegers. Hoewel bij de aanvang in 2005 de plegeraanpak meegenomen zou worden bij de ontwikkeling van het steunpunt, moeten we vaststellen dat dit in de praktijk onvoldoende van de grond is gekomen. Niet altijd wordt hulpverlening vanuit de ambulante forensische psychiatrie geïndiceerd. Toch is het volgens ons wenselijk om ook vormen van plegerhulp te creëren voor mensen voor wie daarvoor geen indicatie is afgegeven. Dergelijke plegerhulp is laagdrempeliger dan de geïndiceerde hulp.
16
Over 2009 zijn er binnen NWN 38 huisverboden opgelegd: 23 in Schiedam, 10 in Vlaardingen en 5 in Maassluis.
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
13
In dat verband willen we waar nodig en mogelijk initiatieven ondersteunen zoals van Reclassering Nederland. Zij start in de eerste helft van 2010 met groepen voor plegers van huiselijk geweld, waarbij geldt dat deelname aan deze groepen uitsluitend mogelijk is als de hulp plaatsvindt binnen een strafrechtelijk kader. Belangrijk aandachtspunt hierbij betreft de afstemming tussen de organisaties die de pleger hulp aanbieden en de organisaties die de slachtoffers (inclusief aanwezige kinderen) begeleiden, zodat daadwerkelijk sprake is van een systeemgerichte aanpak. Het SHG speelt een belangrijke rol bij het initiëren van deze samenwerking middels het casusoverleg. 4.3.1 Plegerhulpverlening binnen strafrechtelijk kader (‘gedwongen’ plegerhulpverlening) In een deel van het arrondissement Rotterdam Rijnmond is een pilot gestart waarbij verdachten van huiselijk geweld – met name de first offenders - zeer snel na hun aanhouding in aanmerking komen voor een zogenaamde TOM zitting (Taakstraf Openbaar Ministerie). Over het algemeen krijgen zij reclasseringstoezicht opgelegd en moeten ze daarnaast ook verplicht deelnemen aan een traject bij Het Dok of De Waag (belangrijkste organisaties voor forensische psychiatrie in de regio); reclassering of maatschappelijk werk volgen. Werken plegers niet mee dan krijgen zij alsnog een straf opgelegd. De reclassering verleent tijdens de pilot na elke aanhouding voor huiselijk geweld vroeghulp: eerste hulp die, voor zover mogelijk, direct na aanhouding op het politiebureau wordt geboden. Deze vroeghulp wordt gebruikt om plegers van huiselijk geweld – voorafgaand aan de TOM-zitting al te verwijzen naar de gewenste vorm van hulpverlening – forensische psychiatrie of maatschappelijk werk. Als plegers na een aanhouding weer vrij komen krijgen zij de datum voor de TOM-zitting of de zitting bij de rechter al mee. De gemeenten binnen NWN willen in 2010 de werkwijze uit de beschreven pilot overnemen. Hiervoor zijn zij wél afhankelijk van het Openbaar Ministerie. Dat beslist namelijk hoe en wanneer deze pilot wordt uitgerold over de regio. Naar verwachting gebeurt dit vanaf halverwege 2010. De Reclassering ondersteunt de NWN-gemeenten bij deze aanpak door plegers die zijn aangehouden, direct op te roepen voor vroeghulp op het politiebureau in Vlaardingen. Daarnaast gaat de Reclassering ook het laagdrempelig aanbod voor plegers van huiselijk geweld verzorgen. Activiteiten en operationele doelstellingen 8. Vanaf 2010 geven organisaties die plegerhulp bieden, aan het SHG door hoeveel plegers met hulpverlening starten en hoeveel van hen het traject volledig afmaken (nulmeting); 9. In 2011 neemt het aantal plegers dat een traject volgt en afmaakt toe ten opzichte van 2010; 10. In 2012 en 2013 stabiliseert het aantal plegers dat een traject volgt zich op het niveau van 2011; eveneens het aantal mensen dat een traject volledig afmaakt
4.3.2 Vrijwillige plegerhulpverlening Op basis van signalen vanuit de betrokken hulpverlening, hebben we geconstateerd dat er van tijd tot tijd ook behoefte is aan vormen van plegerhulp waarbij de stimulans niet van het justitiële circuit uitgaat. Het betreft hier trajecten waaraan plegers/daders op vrijwillige basis deelnemen en die buiten het strafrechtelijk kader vallen. Soms gaat het hierbij om plegers die op advies of aandrang van het Advies en Meldpunt Kindermishandeling of door een huisverbod een traject gaan volgen; soms betreft het een volledig vrijwillige stap. Vanwege de geconstateerde behoefte willen wij daarom voor dergelijke vrijwillige trajecten eveneens een laagdrempelig aanbod scheppen, voorlopig op beperkte schaal. Activiteit 11. Vanaf 2011 scheppen we mogelijkheden om jaarlijks 15 laagdrempelige plegerhulptrajecten buiten het strafrechtelijk kader aan te bieden
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
14
4.3.3 Een systeemgerichte aanpak Het Dok, De Waag en de Reclassering hebben alle drie aangegeven bereid te zijn om binnen de wettelijke grenzen per casus (gezin) informatie uit te wisselen over het verloop van de hulpverlening en de afstemming van de hulpverlening met die aan slachtoffer en kinderen. Soms zal een traject gericht op het stoppen van het geweld worden gecombineerd met een traject bij het (algemeen) maatschappelijk werk, gericht op bijvoorbeeld schuldhulpverlening. Om een goede bereikbaarheid van de instellingen te garanderen, is het werken met vaste contactpersonen noodzakelijk. Vaak zal het casemanagement voor een gezin bij het maatschappelijk werk liggen. Na afloop of aan het eind van de trajecten bij Reclassering, De Waag en Het Dok verleent het maatschappelijk werk eventueel nazorg: slachtoffer en pleger kunnen, als zij bij elkaar blijven of contact houden over de kinderen, ondersteund worden door relatiegesprekken, waarin conflicthantering een belangrijke rol speelt. Als er kinderen in het spel zijn zal ook Bureau Jeugdzorg vaak bij deze trajecten worden betrokken. Het Steunpunt krijgt informatie op hoofdlijnen van alle partijen, zodat zij het verloop van de hulpverlening kan monitoren. Dergelijke informatie wordt tevens gebruikt om het driewekelijkse casusoverleg – gericht op deskundigheidsbevordering en verbetering van de samenwerking tussen de partijen- voor te bereiden.
Activiteit 12. Eind 2011 is een model/protocol gereed waarin de samenwerking van het SHG met de organisaties van plegerhulpverlening, wordt vastgelegd.
4.4 Kindermishandeling Parallel aan de ontwikkelingen op het terrein van huiselijk geweld vanuit het ministerie van Justitie, is het bestrijden van kindermishandeling één van de prioriteiten van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin. Vanuit dit laatste ministerie is dan ook de opdracht gekomen om in 2010 in heel Nederland de zogenaamde ‘Regionale Aanpak Kindermishandeling’ (RAAK) in te voeren, zodat vervolgens elke regio een sluitende aanpak van kindermishandeling heeft. Kindermishandeling speelt zich vaak af in huiselijke kring en is daarmee veelal te beschouwen als een vorm van huiselijk geweld. Geschat wordt dat in 30 tot 70 procent van de gezinnen waarin 17 volwassenen door hun partners worden mishandeld ook de kinderen worden mishandeld. Daarnaast kunnen kinderen die zelf geen direct slachtoffer zijn wel getuige zijn van huiselijk geweld. De aandacht voor kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld is relatief nieuw. In Nederland wordt er pas vanaf eind jaren negentig over gepubliceerd. Hulpverleners in de vrouwenopvang waren de eersten die de problemen van kinderen van mishandelde moeders signaleerden. Zij ontwikkelden methodieken om hen te helpen om te gaan met angst, agressie en depressiviteit. Over die methodieken staat nog weinig op papier. De rijksoverheid heeft de 35 centrumgemeenten voor Vrouwenopvang – Vlaardingen is er daar één van - verzocht het voortouw te nemen om te komen tot de beoogde RAAK. De gemeenten moeten sluitende afspraken maken tussen lokale en regionale partners rondom de aanpak kindermishandeling en een programma training en scholing aan professionals actief aanbieden. Om de regierol op te kunnen pakken, heeft elke centrumgemeente voor de periode 2008-2010 subsidie ontvangen om een regionale coördinator aan te stellen. Verantwoordelijkheden gemeenten De verantwoordelijkheden die bij de regierol van de 35 centrumgemeenten horen, zijn beschreven in de actieverklaring die is opgesteld samen met het programmaministerie voor Jeugd en Gezin en provincies en grootstedelijke regio's.
17
Uit resultaten van een landelijk onderzoek naar de omvang van kindermishandeling (Lamers-Winkel e.a., 2007) valt af te leiden dat 69% van de jongeren die ooit zelf mishandeld zijn (fysiek, psychisch, verwaarlozing) ook getuige is geweest van geweld tussen de ouders.
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
15
De 35 centrumgemeenten: 1. zetten de beweging in gang en maken met gemeenten in hun regio, met regionale partners en hun provincie(s) en grootstedelijke regio’s afspraken over een regionale en gezamenlijke sluitende aanpak van kindermishandeling, gebaseerd op de werkwijze RAAK. Deze afspraken worden bekrachtigd in een regionale samenwerkingsovereenkomst, uitmondend in een regioplan ‘sluitende aanpak kindermishandeling’. 2. Stellen, conform de adviezen van de werkwijze RAAK, een regiocoördinator aan. Deze coördinator ondersteunt de regio bij het invoeren van (elementen van) de werkwijze RAAK. De coördinator is de centrale figuur die zorg draagt voor het opstellen (met alle betrokkenen) en de uitvoering bewaakt van een regioplan sluitende aanpak kindermishandeling waarin staat beschreven wat door welke partij wordt gedaan om een sluitende regionale aanpak van kindermishandeling te realiseren. 3. Sluiten bij de aanpak kindermishandeling aan op de (te ontwikkelen) Centra voor Jeugd en Gezin (CJG), de zorgstructuren rond het onderwijs en de veiligheidshuizen. Via de bundeling van taken in het CJG wordt gezorgd voor een betere samenwerking tussen lokale voorzieningen voor jeugdigen en een betere aansluiting op de geïndiceerde jeugdzorg. 4. Verbinden waar mogelijk de aanpak van kindermishandeling met de aanpak van huiselijk geweld en bevorderen een integrale ketenaanpak voor alle betrokkenen (kinderen én volwassenen), daarbij gebruik makend van de structuren die in de centrumgemeenten ontwikkeld zijn voor huiselijk geweld en specifieke vormen van kindermishandeling. 5. Overleggen met de provincies en grootstedelijke regio’s over de inzet van en aansluiting met de geïndiceerde vormen van zorg: de provinciale jeugdzorg en de verzekerde zorg (Jeugd GGZ en Jeugd LVG) bij de aanpak van kindermishandeling.
Regionale samenwerking De Stadsregio Rotterdam, Goeree Overflakkee en de Hoeksche Waard hebben besloten de regionale aanpak kindermishandeling gezamenlijk uit te voeren. In Juni 2009 is het plan van aanpak Raak vastgesteld door de stuurgroep RAAK. Deze bestaat uit de drie wethouders van de centrumgemeenten Rotterdam, Spijkenisse en Vlaardingen. Ten behoeve van de coördinatie en de bovenregionale afstemming is een projectleider RAAK aangetrokken. Ter uitvoering van RAAK in de gehele regio zijn drie regiocoördinatoren aangesteld per centrumgemeenten. Zowel projectleider als de drie regiocoördinatoren zijn werkzaam bij de GGD Rotterdam Rijnmond. De regiocoördinatoren hebben de bestaande situatie rondom de aanpak van kindermishandeling in hun regio in kaart gebracht. Geconcludeerd is dat regiobreed op de volgende thema’s actie zou moeten worden ondernomen ter versterking van de aanpak van kindermishandeling: 1. Signaleren en taxeren 2. Ondersteuning en hulp 3. Meldcode en handelingsprotocol 4. Scholing 5. Coördinatie van zorg 6. Meldingen, maatregelen en strafrecht Na uitvoerig overleg met en consultatie van uitvoeringsorganisaties die in de regio met kindermishandeling te maken (kunnen) krijgen (onder meer ziekenhuizen, kinderdagverblijven, GGD, Centra voor Jeugd en Gezin, Bureau Jeugdzorg, Advies en Meldpunt Kindermishandeling), worden deze thema’s door de regiocoördinatoren uitgewerkt in een regionaal werkplan en ‘vertaald’ tot concrete activiteiten voor verbeteringen in de sluitende aanpak. Het is vanzelfsprekend niet de bedoeling om met RAAK de aanpak van huiselijk geweld te compliceren. Voorkomen moet worden dat extra overleg- en beslismomenten vertragend werken en dat onduidelijkheid ontstaat voor wat betreft verantwoordelijkheden. RAAK en de structuur rond de aanpak van huiselijk geweld vallen namelijk niet helemaal samen: kindermishandeling komt niet alleen voor binnen de huiselijke kring, maar kan zich ook daarbuiten afspelen. Wél is er overlap. Samenwerking en afstemming tussen bestaande organisaties die reeds betrokken zijn bij de aanpak van huiselijk geweld, inclusief de kindermishandeling die daarbij een rol kan spelen is dus absoluut nodig. Bij de operationalisering van de RAAK-aanpak wordt daarmee rekening gehouden.
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
16
Dat dient ook te gebeuren richting de Centra van Jeugd en Gezin: zij krijgen grote verantwoordelijkheden voor het jeugdbeleid in brede zin en zullen derhalve in de praktijk ook vaak betrokken zijn bij de aanpak van huiselijk geweld, zowel voor wat betreft preventie, signalering als hulpverlening. De werkwijze is er bij dit alles op gericht om het ontstaan van bureaucratische barrières die hinderlijk zijn voor een snelle doeltreffende aanpak van huiselijk geweld zoveel mogelijk te vermijden. Bij de planvoering en realisatie van de verbeterpunten sluitende aanpak zullen de regiocoördinatoren zoveel mogelijk aansluiten op bestaande overleggen in de regio’s. Omdat er geen regio overstijgende stuurgroep is waarin organisaties vertegenwoordigd zijn, zal een klankbordgroep ingesteld worden met organisaties die onderdeel uitmaken van de sluitende aanpak met als doel de stuurgroep RAAK advies en consultatie te bieden gedurende het hele traject van planvorming en realisatie. Zoals eerder gemeld heeft RAAK overlap met de lopende ontwikkelingen rond de aanpak van huiselijk geweld binnen de regio, zowel inhoudelijk als procesmatig. In deze fase is nog niet precies aan te geven op welke wijze RAAK kan aansluiten bij de bestaande structuren. Eén van de gezamenlijke actiepunten is onder meer de invoering van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (zie verder bij hoofdstuk 5), het belang van een handelingsprotocol en inzet op het preventieve vlak.
Activiteiten 13. Eind 2011 is een protocol gereed waarin Centrum voor Jeugd en Gezin, Advies en Meldpunt voor Kindermishandeling en Bureau Jeugdzorg en SHG nauw samen werken om huiselijk geweld tussen ouders (kinderen getuige) en huiselijk geweld van ouders tegen kinderen (waaronder ook fysieke verwaarlozing) aan te pakken 14. Halverwege 2011 is het regionaal werkplan RAAK gereed. Dit vormt geen dubbeling met en staat niet los van ons regionale beleid rond de aanpak van huiselijk geweld maar sluit daarbij aan en heeft toegevoegde waarde. Dat geldt ook voor de concrete activiteiten en overlegstructuren die uit dit werkplan voortvloeien
4.5 Oudermishandeling Onder ouderenmishandeling wordt volgens het Landelijk platform Bestrijding Ouderenmishandeling verstaan “Het handelen of het nalaten van handelen van al degenen die in een persoonlijke of professionele relatie met de oudere staan, waardoor de oudere persoon (herhaaldelijk) lichamelijk en/of psychisch en/of materiële schade lijdt, dan wel vermoedelijk lijden zal en waarbij van de kant van de oudere sprake is van een vorm van gedeeltelijke of volledige afhankelijkheid”. Over de omvang van Ouderenmishandeling – voorzover die zich afspeelt in de privésfeer van ouderen - bestaat op dit moment onduidelijkheid. De cijfers van het Steunpunt Huiselijk Geweld wijzen uit dat het bij meldingen van huiselijk geweld slechts in 4% van de gevallen blijkt te gaan om mensen van 60 jaar of ouder. Het is echter denkbaar dat het probleem aanzienlijk groter is. Zo blijkt uit landelijke bronnen dat bij veel mantelzorgers van demente ouderen (circa een derde deel) 18 de zorg zodanig uit de hand loopt dat er sprake is van mishandeling ; men spreekt in dit verband ook wel van ‘ontspoorde zorg’. Het verschijnsel van ‘onderrapportage’ wat huiselijk geweld betreft, doet zich overigens ook bij andere leeftijdscategorieën voor, zo is in de inleiding reeds aangegeven. Verwacht wordt dan ook een toename van ouderenmishandeling. Door dubbele vergrijzing (het aantal mensen dat 65 wordt, neemt toe en ouderen bereiken gemiddeld een hogere leeftijd) zullen er steeds meer mensen zijn die afhankelijk zijn van de zorg van anderen. Problematisch is dat op ouderenmishandeling een taboe rust. Een groot deel van de mishandelinggevallen komt niet in de openbaarheid omdat veel ouderen dit niet durven aangeven. De gemeente Schiedam is in 2009 gestart met een pilot ‘ouderenmishandeling’ die inzicht moet verschaffen in de aard en, zo mogelijk, omvang van de problematiek rondom ouderenmishandeling.
18
Dit landelijk onderzoek stamt uit 1996
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
17
Doelstelling hierbij is bewustwording van het onderwerp ouderenmishandeling waarbij deskundigheidsbevordering, signalering en herkenning de sleutelbegrippen zijn. Mochten de uitkomsten daar aanleiding toe geven, dan zullen we bezien of we in regionaal verband binnen onze aanpak van huiselijk geweld meer aandacht moeten besteden aan de doelgroep ouderen. Een beschrijving van de pilot in Schiedam is in de bijlage opgenomen (zie onderdeel 4 bijlage).
Operationele doelstelling 15. Halverwege 2011 zijn resultaten beschikbaar van een in Schiedam te houden pilot, waaruit onder meer valt af te leiden of, en zo ja, in welke mate er sprake is van onderrapportage van het probleem van ouderenmishandeling
4.6 Eergerelateerd Geweld Eer gerelateerd geweld is een specifieke vorm van huiselijk geweld, waarbij hele families of gemeenschappen betrokken zijn, terwijl het bij andere vormen huiselijk geweld gaat om geweld binnen het gezin. Bij eer gerelateerd geweld staat centraal dat de familie ingrijpt om een (dreigend) verlies aan eer te voorkomen. Het gaat om een complex probleem dat onder bepaalde omstandigheden een hoog escalatiegevaar heeft. Wat de juiste manier van handelen is, hangt sterk af van de precieze omstandigheden en de aard van de eerschending. Als de risico’s niet goed worden ingeschat kunnen interventies juist tot escalatie van het geweld leiden. Specifieke expertise is nodig om casussen waarbij eer een rol speelt goed af te handelen. In verschillende gemeenten in Nederland is middels pilots gewerkt aan een aanpak voor eergerelateerd geweld. Rotterdam is een van deze gemeenten geweest. Uitgangspunt bij de aanpak in Rotterdam is dat eer gerelateerd geweld specifieke kennis vereist die niet overal aanwezig hoeft te zijn. Professionals vallen bij een vermoeden van eer gerelateerd geweld terug op het steunpunt. In eerste instantie ter consultatie en als de situatie dreigend is, wordt de casus tijdelijk overgedragen aan het steunpunt. Vervolgens doet het steunpunt nader onderzoek. Duidelijk is in ieder geval dat de aanpak van eer gerelateerd geweld (eg) in veel gevallen anders dient te zijn dan die van ‘gewoon’ huiselijk geweld. Wél zullen daarbij in de praktijk veelal dezelfde maatschappelijke organisaties zijn betrokken. Getalsmatig lijkt het probleem van eer gerelateerd geweld, afgaande op de cijfers, vooralsnog binnen NWN relatief beperkt van omvang: van de 86 meldingen van eer gerelateerd geweld in de politieregio Rotterdam Rijnmond in 2008, bleken er 10 van buiten Rotterdam-stad afkomstig. Dat neemt niet weg dat ook bij ons in voorkomende gevallen rekening moet worden gehouden met het feit dat vaak een andere aanpak is vereist. Daarbij maken we gebruik van de expertise die Rotterdam hierbij reeds heeft opgebouwd. In een apart ‘Kernteam Eergerelateerd Geweld’ (KEG) wordt daar, naar het model van de werkwijze van het SHG, de coördinatie van de hulpverlening bij gesignaleerde gevallen ter hand genomen. Op basis van een vergoeding voor de personele inzet wordt kan in voorkomende gevallen ook vanuit ons SHG een beroep worden gedaan op het KEG Rotterdam om te komen tot een juiste aanpak van gesignaleerd eer gerelateerd geweld; dit is overigens op dit moment reeds de praktijk. Vooralsnog lijkt er dan ook geen reden tot het creëren van nieuwe structuren of aparte formatie op dit gebied binnen onze regio. Activiteit 16. Het Steunpunt Huiselijk Geweld NWN schakelt vanaf 2010 bij gesignaleerde gevallen van eer gerelateerd geweld zo nodig de expertise van het ‘Kernteam Eergerelateerd Geweld’ (KEG) in Rotterdam in, om te komen tot een juiste aanpak
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
18
5. Preventie De aanpak van huiselijk geweld kent impliciet al preventieve elementen. Zo leveren het Steunpunt Huiselijk Geweld en de Wet tijdelijk huisverbod een bijdrage aan het helpen voorkomen van huiselijk geweld, dan wel het escaleren ervan. Daarnaast is de hulpverlening die aan leden van een gezinssysteem wordt geboden, zo ingericht dat de kans op herhaling zowel op korte als op langere termijn wordt beperkt; dat geldt ook voor psychische problemen die eventueel aanwezig kinderen zouden kunnen ondervinden. In deze paragraaf komen daarnaast een aantal andere vormen van preventie aan de orde.
5.1 Deskundigheidsbevordering Het is duidelijk dat hulpverleners van tijd tot tijd bijgeschoold of nader toegerust dienen te worden om gebruik te kunnen maken van nieuwe instrumenten en inzichten of om in te kunnen spelen op nieuwe vormen van problematiek waarmee zij worden geconfronteerd (bv. eer gerelateerd geweld; relatie dierenmishandeling en huiselijk geweld). Hoe professioneler en deskundiger de hulpverlening is opgezet, des te groter de kans dat (escalatie van) huiselijk geweld kan worden voorkomen. Wij gaan ervan uit dat zorg- en hulpverleningsinstellingen die bij de aanpak van huiselijk geweld een rol spelen, in principe zelf het beste in staat zijn om te beoordelen aan welke vormen van deskundigheidsbevordering hun medewerkers behoefte hebben.
5.2 Communicatie Van aansprekende en duidelijke communicatie richting de burgers, kan ook een flinke preventieve werking uitgaan. Wij vinden het daarom belangrijk om doelgericht communicatiemiddelen in te zetten om huiselijk geweld te helpen voorkomen of in een zo vroeg mogelijk stadium aan te pakken. De kans op succes is bij een vroegtijdige interventie het grootst. Van belang daarbij is dat burgers weten wat huiselijk geweld is en wanneer situaties dreigen te escaleren. Duidelijk moet zijn waar mensen terecht kunnen met meldingen of het bespreken van een problematische situatie, en welk proces in gang wordt gezet met een melding. Bij veel groepen in de samenleving is huiselijk geweld bovendien nog een taboe. Problemen worden vaak niet erkend of er wordt niet over gesproken. Culturele achtergrond kan daarbij een rol spelen. Ook bestaat er bij veel beroepsgroepen die vaak als eerste buitenstaander constateren dat er sprake zou kunnen zijn van huiselijk geweld, nog te weinig kennis over het onderwerp en huiver om de situatie te bespreken dan wel te melden. Heldere, soms op specifieke doelgroepen gerichte communicatie kan hierbij een nuttige rol vervullen. Bij het Steunpunt Huiselijk Geweld is om die reden een beleidsmedewerker huiselijk geweld aangesteld die o.a. de opdracht heeft een communicatieplan te maken. Prioriteit wordt gegeven aan een jaarlijkse publiekscampagne, gerichte voorlichting aan allochtone groepen en voorlichting aan beroepsgroepen die een belangrijke functie hebben als het om (vroeg)signalering gaat. Voor de publiekscampagne wordt aangesloten bij de landelijke campagne die jaarlijks door de rijksoverheid wordt uitgevoerd. Daarbij zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van de regionale media.
5.3 Naleving ‘Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’ Inzet van een meldcode Voorlichting aan het publiek en het signaleren van huiselijk geweld in een vroegtijdig stadium (vroegsignalering) zijn twee vormen van preventie die relevant zijn voor de aanpak van huiselijk geweld. Daarbij kan de preventie gericht zijn op het algemeen publiek of een specifieke doelgroep met een verhoogd risico. In de algemene voorlichting over huiselijk geweld wordt de boodschap uitgedragen dat huiselijk geweld niet wordt getolereerd en wat iemand kan doen als deze ermee geconfronteerd wordt. De vroegsignalering richt zich meer op professionals die bij hun beroepsuitoefening met huiselijk geweld en de signalen ervan geconfronteerd worden. Een meldcode is een instrument dat bijdraagt aan een verbetering van de signalering en daarmee de ketenaanpak versterkt. Door dezelfde meldcode te gaan hanteren wordt een eenduidige en werkbare signaleringsstructuur ingericht.
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
19
Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Momenteel wordt door de ministeries van Justitie, VWS en Jeugd en Gezin gewerkt aan een wet die een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling verplicht gaat stellen (brief aan de Tweede Kamer, november 2008). Een meldcode draagt bij aan de preventie van huiselijk geweld. De meldcode is feitelijk een stappenplan waarin wordt aangegeven hoe de professional hoort om te gaan met het signaleren van huiselijk geweld. Het doel van de verplichting is dat sneller wordt ingegrepen bij vermoedens van huiselijk geweld, zodat het geweld stopt. De in te voeren verplichting sluit zoveel mogelijk aan bij het handelen van de professional zelf. Veel professionals hebben te maken met een beroepsgeheim dat in bijzondere situaties doorbroken mag worden. De meldcode helpt hen om op een zorgvuldige wijze te handelen en desgewenst de beslissing te nemen om dat beroepsgeheim te doorbreken. Professionals wordt een handvat geboden om zelf stappen te ondernemen om de gewenste interventies op gang te brengen. De organisatie waarbij de professional werkt, is verantwoordelijk voor een veilige omgeving voor de professional en het bieden van de benodigde ondersteuning en training om te kunnen omgaan met huiselijk geweld. In de wet zullen minimumeisen ten aanzien van de meldcode worden geformuleerd. De wet vormt als het ware een sluitstuk voor goede vroegsignalering. De meldcode geldt voor alle beroepsgroepen die in hun werk te maken hebben met mogelijke slachtoffers en plegers en voor degenen die signalen van mishandeling kunnen tegenkomen. De Rotterdamse meldcode heeft bij deze landelijke ontwikkeling als voorbeeld gediend. In deze stad hebben Inmiddels 97 organisaties de code ondertekend. Vanaf 1 januari 2010 geldt vanuit de Gemeente Rotterdam het werken met de meldcode als subsidievoorwaarde. Organisaties in Rotterdam die de meldcode ondertekenen, verbinden zich om de meldcode actief te implementeren. Dit behelst: • het toerusten van personeel met benodigde competenties • het inbedden van de code in de interne signalerings- en zorgstructuren • het (juridisch) ondersteunen van personeel • het intern registreren van huiselijk geweld en kindermishandeling • het integreren in algemeen instellingsbeleid Omdat nog onduidelijk is wanneer de nieuwe wet die verplicht tot het hanteren van de meldcode van kracht zal worden, heeft het regionaal college, daarop vooruit lopend, in maart 2010 afgesproken dat, naast Rotterdam, ook de andere gemeenten in de veiligheidsregio RR de meldcode reeds met ingang van 2011 gaan invoeren. Enkele gemeenten hebben al stappen in deze richting ondernomen. Instellingen die voor de hele regio werken, zoals de GGZ, Bureau Jeugdzorg of de politie zullen op regionaal niveau worden aangespoord om met een meldcode te gaan werken. Als er op het niveau van de stadsregio een subsidierelatie is, wordt de meldcode daartoe opgenomen onder de subsidievoorwaarden. Ook de afzonderlijke gemeenten spreken gemeentelijk werkende organisaties aan op hun verantwoordelijkheid. Afgesproken is dat ook zij de toepassing van de meldcode, naar het voorbeeld van Rotterdam, in hun subsidievoorwaarden opnemen. Bij voorkeur passen alle gemeenten in de regio de meldcode ook in de eigen organisatie toe. De partijen die binnen NWN eind 2009 het vernieuwde samenwerkingsconvenant voor de aanpak van huiselijk geweld hebben ondertekend, hebben zich overigens daarmee reeds verplicht tot het handelen ‘in de geest van de Rotterdamse meldcode of toekomstige wetgeving op dit gebied’. Conform de beschreven afspraak die in maart 2010 is gemaakt binnen het Regionaal College, gaan wij nu nog een stap verder: 1. Wij passen als NWN-gemeenten onze subsidievoorwaarden aan zodat door ons gesubsidieerde organisaties verplicht worden om vanaf 2011 de meldcode in te voeren; 2. Wij gaan als gemeentelijke organisaties zelf ook zo snel mogelijk met de meldcode werken.
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
20
Activiteit en operationele doelstelling 18. Halverwege 2011 is het communicatieplan huiselijk geweld beschikbaar. In het communicatieplan is verder de voorlichting voor specifieke doelgroepen en beroepsgroepen uitgewerkt. 19. Jaarlijks wordt in de NWN-gemeenten een publiekscampagne uitgevoerd die aansluit bij de landelijke campagne. 20. Vanaf 2011 hanteren de NWN-gemeenten de Rotterdamse meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling a. De NWN-gemeenten passen daartoe hun subsidievoorwaarden aan zodat organisaties verplicht worden om vanaf 2011 de meldcode in te voeren; b. de NWN-gemeenten gaan als organisatie zelf ook zo snel mogelijk met de meldcode werken
5.4 inzet ‘Aware’ Belaging of stalking is bij het publiek vooral bekend geworden doordat dit beroemdheden overkomt. Het overgrote deel van de slachtoffers zijn echter vrouwen die na een scheiding ernstig worden bedreigd door hun ex-partner. Belaging kent vele uitingsvormen: achtervolgen op straat, verbale of schriftelijke bedreigingen, tientallen sms-berichten per dag versturen, ongewenst bestellen van goederen op naam en rekening van het slachtoffer, plaatsen van overlijdensadvertenties etc., etc.. Kenmerkend voor belaging is dat het slachtoffer herhaaldelijk wordt geconfronteerd met gedrag dat inbreuk doet op de persoonlijke levenssfeer Sinds 1997 wordt in Rotterdam gewerkt met AWARE. AWARE is een integraal preventieprogramma dat bestaat uit een combinatie van een alarmeringssysteem en een hulpverleningstraject gericht op het vergroten van de weerbaarheid van de slachtoffers. Het GPS-gestuurde alarmeringssysteem verzekert het slachtoffer dat de politie hoogste prioriteit geeft aan de melding. De politie ziet zonder nadere uitleg om wie het gaat en weet dat er sprake is van ernstige levensbedreigende belaging. De stichting Arosa verzorgt de intake en begeleiding van de slachtoffers. Na de intake besluit een commissie waarin de politie en medewerkers van Arosa deelnemen of een slachtoffer in aanmerking komt voor een AWARE-aansluiting. Uit onderzoek naar de effectiviteit van het systeem blijkt dat de politie snel ter plaatse is en dat aansluiting op AWARE tot een afname van de belaging leidt. Het merendeel van de vrouwen met een aansluiting op AWARE voelt zich veiliger en beter ondersteund 19 dan zonder aansluiting . AWARE wordt alleen ingezet bij zeer ernstige belagingszaken. Minder ernstige zaken kunnen door de hulpverlening in de regio van de centrumgemeente worden opgepakt. De totale capaciteit van AWARE ligt op 82 aansluitingen. Gemeenten in de regio kunnen er voor kiezen om AWARE in te zetten. In overleg met het steunpunt kan voor een bewoner in een specifieke gemeente Arosa worden benaderd om tot de inzet van AWARE te komen. De gemeenten die gebruik willen maken van deze dienst zullen hiervoor per jaar per aansluiting op AWARE gaan betalen. Operationele doelstelling 21. De NWN-gemeenten beslissen in voorkomende gevallen afzonderlijk over de inzet van het integraal preventieprogramma ‘Aware’ voor eigen inwoners en nemen ook afzonderlijk de kosten hiervan voor hun rekening
6. Monitor Huiselijk Geweld Een monitor huiselijk geweld helpt ons inzicht te krijgen in de cijfers van huiselijk geweld in de regio Nieuwe Waterweg Noord. Daarnaast geeft het inzicht in de prestaties die er zijn verricht om huiselijk geweld terug te dringen. Een eerste monitor is in 2007 opgesteld door de afdeling onderzoek en statistiek van de gemeente Schiedam, in samenwerking met de politie en het Steunpunt Huiselijk Geweld. In 2008 is de tweede monitor opgesteld.
19
Zie noot 4.
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
21
Voor de monitor is het van belang dat ook andere partijen dan alleen politie en SHG gegevens verzamelen en aanleveren ten behoeve van jaarlijkse monitoring. In ieder geval geldt dit voor alle partijen die het convenant inzake huiselijk geweld hebben ondertekend en de intentie hebben uitgesproken mee te werken aan het terug dringen van huiselijk geweld. Verder is het van belang dat partijen bij gaan houden om wat voor soort huiselijk geweld het gaat. Er zijn namelijk verschillende verschijningsvormen van huiselijk geweld. Uiteraard dient bij dit alles rekening te worden gehouden met de mogelijkheden en beperkingen van de door instellingen gebruikte registratiesystemen. Activiteit 22. Rekening houdend met mogelijkheden en beperkingen van de gebruikte registratiesystemen, leveren alle convenantpartners relevante gegevens aan ten behoeve van de jaarlijkse monitor huiselijk geweld, te beginnen over het jaar 2010.
7. Financiering De aanpak van huiselijk geweld wordt bekostigd door de drie NWN-gemeenten. Vlaardingen is in deze regio centrumgemeente voor Vrouwenopvang (capaciteit: 20 plaatsen). De specifieke uitkering die ze in dat verband krijgt, is teven bedoeld als bijdrage in de financiering van de aanpak van huiselijk geweld voor zover die in regionaal verband plaats vindt. De kosten van onze ambities gaan echter deze uitkering te boven, reden waarom ook de inzet van ‘eigen’ middelen van de afzonderlijke NWNgemeenten is vereist. Bij de inzet van die eigen middelen hanteren we een verdeling gebaseerd op het aantal malen dat huiselijk geweld voorkomt in een gemeente: Schiedam 45%, Vlaardingen 40%, Maassluis 15%. De justitiële aanpak van huiselijk geweld, opsporing, maar ook de verplichte dadercursussen worden door de justitie keten bekostigd.
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
22
Uitgaven en ontvangsten in verband met centrumtaken Vrouwenopvang/aanpak huiselijk geweld. Meerjarig financieel overzicht i.v.m. Centrumtaken Vo Uitgaven Opvang slachtoffers/daders huiselijk geweld Vrouwenopvang - St. Elckerlyc Daderopvang - StOED Steunpunt Huiselijk Geweld St. MDNW Centrumtaken i.h.k. van de Wet ‘Tijdelijk huisverbod’
2010
2011
2012
2013
Begroot
Begroot
Begroot
Begroot
415.000 28.000
417.500 28.000
417.500 28.000
417.500 28.000
650.000
650.000
650.000
98.000
98.000
98.000
650.000
98.000
20
21
Crisisinterventie Vaste kosten inschakeling KEG + aansluiting politie op ‘Huisverbod-Online’ 22 Overige uitgaven Uitgaven Totaal
13.308 46.692 1.251.000
13.308 13.308 13.308 46.692 46.692 46.692 1.253.500 1.253.500 1.253.500
Inkomsten Ontvangen rijksuitkering (Su. Vo) Eigen bijdragen daderopvang Ms Eigen bijdrage daderopvang Sd Eigen bijdrage daderopvang Vl 23 Eigen bijdragen van Ms./Sd./Vl. Inkomsten Totaal
813.000 5.600 11.200 11.200 410.000 1.251.000
813.000 813.000 813.000 5.600 5.600 5.600 11.200 11.200 11.200 11.200 11.200 11.200 412.500 412.500 412.500 1.253.500 1.253.500 1.253.500
20
Vanaf 2010 is dit bedrag verhoogd vanwege structureel benodigde extra formatie ten gevolge van toename van het aantal meldingen van huiselijk geweld en vanwege uitvoering casemanagement i.h.k. van toepassing van de wet ‘Tijdelijk Huisverbod’ 21 Bedrag is gebaseerd op een geschat aantal huisverboden binnen NWN van 45 per jaar. 22 Hiertoe behoren ook de variabele kosten van – in voorkomende gevallen - inschakeling van het Kernteam Eergerelateerd Geweld Rotterdam door het SHG Zie bijlage onderdeel 3. Over de inzet van het integraal preventieprogramma ‘Aware’ beslissen gemeenten per keer afzonderlijk. De kosten hiervan - € 2.700,- per geval per jaar -, vallen buiten dit overzicht. Bij opgelegde huisverboden dient ook laagdrempelige, niet op strafrechtelijke uitspraken gebaseerde plegerhulp te kunnen worden geboden. Zo’n voorziening is binnen NWN nog niet beschikbaar, maar dient er wél te komen. Overigens vallen onder dit bedrag ook nog niet benoemde additionele uitgaven ten behoeve van de vrouwenopvang 23 De eigen bijdragen voor bekostiging van aanpak huiselijk geweld (inclusief SHG) worden voor Schiedam, Vlaardingen en Maassluis volgens de verdeelsleutel 45% - 40% - 15% bepaald.
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
23
Bijlagen 1. Basismethodieken bij aanpak van huiselijk geweld 24
a. Systeemgericht werken Er is steeds meer aandacht voor een systeemgerichte aanpak. Deze benadering gaat er van uit dat huiselijk geweld het gevolg is van interactiepatronen in relaties of in gezinnen. De problemen moeten in die context worden bezien en benaderd. Bij huiselijk geweld zijn mensen vanuit 3 posities betrokken: als pleger, als slachtoffer of als omstander. Is die rolverdeling altijd wel zo duidelijk. Is de pleger altijd de pleger? Is er altijd één slachtoffer? Zouden mensen misschien pleger en slachtoffer tegelijkertijd kunnen zijn? Bij systeemgericht werken gaat het om hulpverlening aan alle drie de partijen in het gezin (het systeem) slachtoffer, pleger en eventuele kinderen. Daarmee wordt in de eerste plaats bedoeld dat de interventies en de hulp zich dienen te richten op alle direct betrokkenen en dat zij in onderlinge samenhang en afstemming moeten worden uitgevoerd. (…) Slachtoffers van huiselijk geweld staan immers niet op zichzelf, zij maken deel uit van gezinssystemen en familieverbanden en in veel gevallen zetten zij hun relatie met de pleger voort, ook nadat het geweld naar buiten is gekomen. In de tweede plaats betekent een samenhangende aanpak dat de interventies en hulp onderling op elkaar afgestemd dienen te zijn, zowel inhoudelijk op het niveau van methoden en doelen als voor wat betreft timing en planning. Een samenhangende aanpak stelt hoge eisen, zowel op het niveau van het beleid en management als op het niveau van de uitvoering. Voor beide niveaus geldt dat men de problematiek vanuit een breder perspectief zal moeten bezien dan alleen vanuit de eigen sector of beroepsgroep. Zo vereist het creëren van een volledig en op de problematiek toegesneden aanbod de samenwerking met en afstemming op het aanbod van anderen. En in de uitvoering zullen beroepskrachten zich voortdurend bewust moeten zijn van de mogelijkheden van anderen en van de consequenties van het eigen handelen voor dat van anderen. b. Outreachend werken Het hanteren van een werkmethode waarbij actief ingezet wordt op het leggen van contact met de doelgroep, het onderzoeken van de vragen en het motiveren en verwijzen van de doelgroep naar vormen van hulpverlening en/of Maatschappelijke Opvang of anderszins. Mensen/burgers opzoeken die mogelijk slachtoffer zijn van huiselijk geweld maar die, uit angst of schaamte, niet uit zichzelf hulp zoeken. c. Drang en dwang Drang wordt gebruikt om iemand over te halen een bepaald zorgaanbod te accepteren en hem/haar te motiveren tot blijvende zorgacceptatie. Mensen moeten actief en met een niet aflatende vasthoudendheid bewogen worden hulp te accepteren. Soms kan ook een “beloning” in het vooruitzicht gesteld worden. Dwang wordt gebruikt bij mensen die door (bijvoorbeeld) het strafrechtelijke circuit “gedwongen” worden tot het aanvaarden van hulp. Doen zij dat niet dan volgt een sanctie in de vorm van taak- of gevangenisstraf.
2. Afspraken, vastgelegd in de nota ‘Regionale aanpak huiselijk geweld en eergerelateerd geweld 2010-2014’ 25 1. Op regionaal niveau worden de volgende zaken afgehandeld in de regiegroep voor zover deze van toepassing zijn op de gehele politieregio: a. de afstemming tussen zorg en strafrecht - OM, politie en reclassering werken voor de hele regio; 24
25
Basisboek Huiselijk Geweld, Signaleren – melden - aanpakken, Hans Jansen 2009 Regionaal College van de politieregio Rotterdam Rijnmond heeft hier op 17 maart 2010 mee ingestemd
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
24
b. de stroomlijning en aanpassing van de bestaande convenanten en protocollen huiselijk en eergerelateerd geweld gericht op gegevensuitwisseling aan de huidige situatie; c. de verbetering van uitvoeringsafspraken over het zorgaanbod van regionaal werkende organisaties gericht op de bestrijding van huiselijk geweld, zoals Bureau Jeugdzorg en het daarbij aangesloten Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en de GGZ d. de monitoring en desgewenst het aanpassen van die onderdelen van het beleid waarbij centrumgemeenten gezamenlijk optrekken, zoals bij het huisverbod. 2. In 2010 wordt door de GGD een regionaal convenant gegevensuitwisseling ontwikkeld dat (centrum)gemeenten vervolgens implementeren. 3. Alle 19 gemeenten binnen de politieregio Rotterdam Rijnmond gaan over tot invoering van meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling in hun gemeente per 1 januari 2011: a. Zij passen hun subsidievoorwaarden aan zodat organisaties verplicht worden om de meldcode in te voeren b. De gemeenten gaan als organisatie zelf ook met de meidcode werken. 4. Gemeenten maken in 2010 concrete afspraken met maatschappelijk werk over de zorg bij huiselijk geweld. 5. Alle gemeenten wordt vanaf 2010 de mogelijkheid geboden om gebruik te maken van AWARE. De gemeenten zullen in dienen te stemmen met de kostenverdeling zoals is aangegeven in deze nota bij het gebruik van AWARE. 6. Alle gemeenten gaan, via de steunpunten, in 2010 het Kernteam Eergerelateerd Geweld (KEG) inschakelen in bij eergerelateerd geweld. De gemeenten zullen in dienen te stemmen met de kostenverdeling zoals is aangegeven in deze nota bij het inschakelen van het KEG. 7. Opdracht geven aan de Regionale Stuurgroep Mensenhandel, Eergerelateerd geweld en Huiselijk geweld, onder voorzitterschap van burgemeester J. van Belzen, om eind 2010 het Regionaal College te rapporteren over de voortgang in de uitvoering van deze nota in de gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond.
Ad 6: jaarlijkse vaste kosten van inschakeling van het KEG in combinatie met de kosten van de aansluiting van de politie op het registratiesysteem ‘Huisverbod-Online’ (allemaal vaste kosten) worden voor 2010 en 2011 als volgt verdeeld over de 19 gemeenten van de politieregio:
Albrandswaard Barendrecht Bernisse Brielle Capelle a/den IJssel Dirksland Goedereede Hellevoetsluis Krimpen a/den IJssel Lansingerland Maassluis Middelharnis Oostflakkee Ridderkerk Rotterdam+Rozenburg Schiedam Spijkenisse Vlaardingen Westvoorne TOTAAL
Vaste kosten inschakeling KEG 374 688 161 221 2.229 121 129 1.183 350 443 809 205 185 773 27.151 2.266 2.479 1.678 217 41.663
Vaste kosten aansluiting politie Huisverbod-Online 674 1.239 290 398 4.013 217 232 2.130 630 797 1.456 369 333 1.391 48.877 4.079 4.462 3.021 391 75.000
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
Totale vaste Kosten p. jr. 1.048 1.927 451 620 6.243 338 361 3.313 980 1.240 2.265 575 518 2.164 76.028 6.344 6.941 4.699 608 116.663
25
Daarnaast moeten bij inschakeling van het KEG door het SHG de volgende variabele kosten per geval worden betaald: - € 278 bij inschakeling KEG om te wegen of een melding te maken heeft met eergerelateerd geweld - € 556 als het KEG een zaak waarbij na weging is vastgesteld dat er van eergerelateerd geweld sprake is, verder oppakt en afhandelt Ad 7: De kosten van inzet van integraal preventieprogramma ‘Aware’ bedragen € 2.700 per geval per jaar voor iedere gemeente.
3. Convenant 2010 – 2013, aanpak Huiselijk Geweld Nieuwe Waterweg Noord Deelnemende partijen • (Centrum)gemeente Vlaardingen • gemeente Schiedam • gemeente Maassluis Samen met de uitvoerende partijen • Maatschappelijke Dienstverlening Nieuwe Waterweg • Stichting Elckerlyc • Stichting Onder Een Dak • Politie Rotterdam Rijnmond • GGD Rotterdam Rijnmond • Bouman GGZ • GGZ Delfland • RIAGG NW • Forensisch Psychiatrische Polikliniek Het DOK • Reclassering Nederland • Openbaar Ministerie • Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam • Careyn Hierna gezamenlijk aan te duiden als partijen hanteren de navolgende uitgangspunten en afspraken: Uitgangspunten en afspraken • Partijen onderschrijven de werkwijze van de aanpak huiselijk geweld zoals verwoord in bijlage 1, de doelstelling, taken en organisatiestructuur zoals verwoord in bijlage 2 en de gedragscode zoals verwoord in bijlage 3. •
Partijen voeren structureel beleid binnen de doelstelling van de eigen organisatie aangaande huiselijk geweld gericht op: o het stoppen van geweld o het bieden van een hulpverlenings-/veiligheidsaanbod aan slachtoffers en/of plegers van huiselijk geweld en kinderen die getuige zijn (geweest); o signalering en registratie van huiselijk geweld; o deskundigheid van personeel m.b.t. signalering, bespreekbaar maken van hulpverlening en/of verwijzing aangaande huiselijk geweld; o zonodig outreachende hulpverlening; o preventie en zorg.
•
Partijen stemmen het hulpverleningsaanbod en processen zoveel mogelijk op elkaar af, met inachtneming van de bestaande convenanten en verwijsprotocollen, en hierbij rekening te houden met de complexiteit van huiselijk geweldproblematiek en de ambivalentie bij slachtoffers en plegers t.a.v. de hulpverlening. o Indien de cliënt door een instelling wordt verwezen naar een andere instelling is de ontvangende instelling verantwoordelijk voor deze cliënt vanaf het moment dat de hulpverlening is gestart. Zowel verwijzer als ontvanger heeft hierbij een actieve houding.
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
26
Indien de cliënt bij de ontvangende instelling niet op de eerste afspraak verschijnt, neemt deze instelling contact op met de cliënt. •
Partijen stellen dat een efficiënte (= snelle en adequate) verwijzing de gezamenlijke verantwoordelijkheid is. o De participerende instellingen verplichten zich zo snel mogelijk en maximaal binnen één werkweek na verwijzing door de betreffende instelling een eerste cliëntcontact te leggen en binnen 14 dagen na het eerste contact te starten met een adequaat hulpverleningstraject.
•
Partijen dragen zorg voor registratie en aanlevering van relevante gegevens ten behoeve van de monitor Huiselijk Geweld, welke jaarlijks onder regie van de gemeente Schiedam wordt geproduceerd.
•
Partijen wijzen een aandachtsfunctionaris aan, die (op afroep) zal participeren in het casusoverleg, dat 3 wekelijks bijeen komt. Bij de afwezigheid van de aandachtsfunctionaris te zorgen voor vervanging. Het SHG treedt op als voorzitter van het casusoverleg.
•
Partijen ontwikkelen een protocol voor de eigen organisatie met betrekking tot de aanpak van huiselijk geweld.
Algemeen Huiselijk geweld is een van de meest voorkomende vormen van geweld in onze samenleving. Iedereen kan ermee te maken krijgen, welke leeftijd, sekse, culturele achtergrond, seksualiteit, je ook hebt. Maar hoe vaak het ook voorkomt, het is nooit normaal. Bij deze vorm van geweld, maken slachtoffers, plegers en getuigen deel uit van elkaars leefomgeving. Dit maakt de problematiek ingewikkeld en moeilijk te beïnvloeden. Tal van professionele partijen worden geconfronteerd met slachtoffers en plegers, maar het is voor deze partijen vrijwel ondoenlijk om afzonderlijk effectief op te treden tegen huiselijk geweld. De omvang van de problematiek en de schade voor de gezondheid en het welzijn van volwassenen en kinderen vragen om een sluitende en samenhangende aanpak. Onder de regie van Centrumgemeente Vlaardingen, gemeente Schiedam en gemeente Maassluis werken hulpverlenende organisaties, de politie, en het Openbaar Ministerie aan de realisering van deze sluitende en samenhangende aanpak in de regio Nieuwe Waterweg Noord Definitie Huiselijk geweld is geweld dat wordt gepleegd in de privésfeer, waarin de relatie tussen slachtoffer en pleger centraal staat. De huiselijke kring bestaat daarbij uit (ex) partners, gezins- en familieleden, mantelzorgers en huisvrienden. Huiselijk geweld kan de vorm aannemen van kindermishandeling en seksueel kindermisbruik (incest), partner- en relatiegeweld en mishandeling en verwaarlozing van ouderen. Steunpunt Huiselijk Geweld Om huiselijk geweld en de gevolgen ervan tegen te gaan, is het van belang zo vroeg mogelijk in contact te komen met slachtoffers en plegers. Het Steunpunt Huiselijk Geweld in de regio Nieuwe Waterweg Noord is al jarenlang een laagdrempelige voorziening, waar alle betrokkenen bij huiselijk geweld terecht kunnen voor informatie, advies en hulp. Samen met de hulpverlenende organisaties wordt een zo adequaat mogelijk antwoord gegeven op het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld. Samenwerkingsconvenant Om deze samenwerking een stevige basis te geven is in 2005 een samenwerkingsconvenant opgesteld. Dit convenant liep op 31 december 2008 af en is voor één jaar stilzwijgend verlengd. Voorliggend convenant Aanpak Huiselijk Geweld NWN is het vervolg op het aflopende convenant.
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
27
Door middel van de ondertekening van dit convenant maken partijen concrete (nieuwe) afspraken met betrekking tot de gezamenlijke aanpak van huiselijk geweld en de naleving van de samenwerkingsafspraken. Rotterdamse Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Met de ondertekening van onderliggend convenant wordt afgesproken dat partijen handelen in de geest van de Rotterdamse meldcode of toekomstige wetgeving op dit gebied. Doelstelling convenant Het convenant heeft als doel een gemeenschappelijke aanpak van huiselijk geweld te organiseren en te verankeren, waardoor een sluitend en samenhangend vangnet gecreëerd wordt rond plegers, slachtoffers en getuigen van huiselijk geweld. Hierdoor wordt een basis gelegd om huiselijk geweld zo vroeg mogelijk aan te pakken en/of te stoppen en blijven de schadelijke gevolgen tot een minimum beperkt. Een sluitende aanpak omvat in ieder geval de functies preventie, voorlichting, signalering, bescherming, justitiële aanpak, hulpverlening en nazorg. Het hulpaanbod zal specifiek zijn voor de verschillende doelgroepen. Om het doel te realiseren is het Steunpunt ingericht als frontoffice. Tevens vindt vanuit het Steunpunt de coördinatie van de samenhangende hulpverleningsaanpak plaats. Privacy In dit kader wordt verwezen naar de Wegwijzer Huiselijk Geweld en Beroepsgeheim genaamd “Horen, zien en zwijgplicht” van het ministerie van Justitie. Informatie-uitwisseling vindt plaats binnen de voor de sector vigerende wet- en regelgeving. Een protocol gegevensuitwisseling/privacy maakt onderdeel uit van dit convenant. Geschillen Alle geschillen die tussen de ondertekenaars optreden, zullen zoveel mogelijk in onderling overleg worden opgelost, zo nodig adviseert het Strategisch Ketenoverleg. Als dit niet tot een voor alle partijen bevredigende oplossing leidt, zullen de bestuurders van de betrokken gemeenten, als regisseurs van de ketenaanpak, het geschil aankaarten bij de verantwoordelijke bestuurlijke geledingen van de betrokken organisaties. Nieuwe aanbieders Tussentijds kunnen nieuwe partijen toetreden tot dit convenant. Het Strategisch Ketenoverleg adviseert de regiogemeenten over de (schriftelijke) verzoeken tot toetreding. De regiogemeenten besluiten over het verzoek tot toetreding. Evaluatie Jaarlijks wordt door middel van een korte evaluatie stilgestaan bij het nakomen van de afspraken en uitgangspunten van dit convenant. De brede evaluatie voorafgaand aan de verlenging van het convenant wordt gericht op de volgende onderdelen: 1. Het effect van dit convenant (door middel van analyses vanuit cliëntroutes volwassenen en kinderen). 2. Naleven van de uitgangspunten 3. Uitvoeren van de werkwijze (bijlage 1) 4. Naleven van de gedragscode (bijlage 3) 5. Functioneren van het systeem van aandachtsfunctionarissen 6. Deelname vertegenwoordigers in diverse overleggen. 7. Aanlevering gegevens voor de monitor Huiselijk Geweld. Bij deze evaluatie worden de verslagen gebruikt van de overleggen, die gedurende de looptijd van het convenant zijn belegd; er worden interviews gehouden met het management van de uitvoerende medewerkers van de conventpartners. Duur van de overeenkomst en wijze van voortzetting Dit convenant treedt in werking op 1 januari 2010 en loopt tot en met 31 december 2013. Drie maanden voor afloop van dit convenant wordt aan de hand van een brede evaluatie besloten over de voortzetting. Op basis van de evaluatie worden de afspraken aangepast en aangescherpt en wordt een nieuw convenant afgesloten voor de jaren na 2013.
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
28
Bij uitblijven van de evaluatie wordt de looptijd van dit convenant stilzwijgend met één jaar verlengd. Met de ondertekening van dit convenant vervalt het voorgaande.
het4. Pilot Ouderenmishandeling Schiedam De gemeente Schiedam heeft de opdracht gegeven een pilot te starten die inzicht moet verschaffen in de aard en, zo mogelijk, omvang van de problematiek rondom ouderenmishandeling. Op basis van dergelijke informatie wil de gemeente Schiedam ouderenmishandeling aanpakken. Om deze pilot vorm te geven wordt nauw samengewerkt met het SHG en andere partners die een directe relatie hebben met ouderen. Hierbij wordt gedacht aan Senioren Welzijn, Steunpunt Mantelzorg, Careyn, etc. etc. De doelstellingen van de pilot Ouderenmishandeling zijn als volgt geformuleerd: - Signaleren en melden van Ouderenmishandeling in een zo vroeg mogelijk stadium - Hulpverleners (zowel vrijwilligers als professionals) leren de signalen van ouderenmishandeling te herkennen - Hulpverleners leren (vermoedens van) gevallen van ouderenmishandeling adequaat aan te pakken - Bekendheid geven aan de problematiek van ouderenmishandeling en het uit de taboesfeer halen - Drempel verlagen voor ouderen om te komen met hulpvragen. Om de doelstellingen te behalen is een aantal concrete activiteiten en de samenwerking met een aantal partijen nodig. Primair moeten het Steunpunt Huiselijk Geweld, Stichting Welzijn Ouderen, Steunpunt Mantelzorg, Bouman GGZ, GGZ Delfland, GGD (Lokaal Zorgnetwerk) en het Algemeen Maatschappelijk Werk betrokken worden. Andere partijen, zoals ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingsinstellingen, politie, huisartsen, pastoraal werk, woningbouwverenigingen, ouderenbonden en vrijwilligersorganisaties kunnen ook deel uitmaken van het netwerk. De volgende concrete activiteiten zullen worden uitgevoerd tijdens de pilot. 1. Het opzetten en trainen van een Consultatienetwerk met aandachtsfunctionarissen. 2. Het organiseren van een conferentie waarin het Consultatienetwerk zicht presenteert. 3. Voorlichting aan andere signaleerders en de doelgroep. 4. Preventie De uitwerking van de pilot is beschreven in de notitie Pilot Ouderenmishandeling.
regionale aanpak huiselijk geweld NWN 2010-’13, def. 10 juni ‘10
29